Antwoord op vragen van het lid Ergin over de eerdere vragen 2024Z18293
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D45788, datum: 2024-11-25, bijgewerkt: 2024-11-27 13:17, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-639).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Beslisnota bij Kamerbrief Antwoord op vragen van het lid Ergin over de eerdere vragen
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van zaak 2024Z19014:
- Gericht aan: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
639
Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de eerdere vragen 2024Z18293 (ingezonden 21 november 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 25 november 2024).
Vraag 1
Kunt u een limitatieve lijst verstrekken van de Nederlandse normen en waarden zoals genoemd in uw eerdere antwoorden?1
Antwoord 1
De democratische rechtstaat is de basis van onze samenleving, vastgelegd in de Grondwet. Artikel 1, gelijke behandeling van iedereen en een verbod op discriminatie, artikel 6 waarin is opgenomen dat ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, en artikel 7, vrijheid van meningsuiting, zijn slechts een aantal voorbeelden van vastgelegde grondrechten in de Nederlandse Grondwet. Zaken die door iedereen onderschreven moeten worden.
In het Regeerprogramma heeft het kabinet aangegeven wat de belangrijkste waarden zijn. Het kabinet staat voor een open en vrije samenleving waarin waarden als vrijheid en gelijkheid door iedereen gedeeld worden. Deze waarden vormen de basis voor een tolerante en respectvolle omgang met elkaar, een samenleving waarin iedereen de kans krijgt om zich te ontplooien en waar je kunt zijn wie je bent. Maar ook een samenleving waar mensen opstaan als vrijheden onder druk komen te staan.
Vraag 2
Kunt u een limitatieve lijst verstrekken van de «groepen mensen» én «diverse groepen» die volgens u de Nederlandse normen en waarden niet accepteren en/of respecteren, zoals genoemd in uw eerdere antwoorden?
Antwoord 2
Het is niet mogelijk om hier een limitatieve opsomming van te geven, want de samenleving is continue in beweging en integratie is niet statisch. Zie ook de recente cijfers in de Rapportage Integratie en Samenleving van het CBS, die over de tijd enorme ontwikkelingen laten zien.
De meeste mensen doen mee en zetten zich volop in voor de samenleving. Daarvoor heeft het kabinet veel waardering. Een deel van de mensen houdt zich niet aan de regels van de democratische rechtsstaat, met intolerante of onverdraagzame gedragingen of zet anderen daartoe aan. Dat accepteert dit kabinet niet. Zoals ook in eerdere beantwoording aangegeven komen deze gedragingen, zoals antisemitisme, helaas breed voor in de samenleving.
Vraag 3
Hoe verklaart u de discrepantie tussen uw verwijt dat islamitische jongeren voor een «heel groot deel» de Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven en uw eerdere stelling dat «een groot deel van de Nederlandse moslims» volop meedoet en «goed [is] geïntegreerd»? Bent u het eens dat allebei niet waar kan zijn?
Antwoord 3
Zoals ik eerder ook gesteld heb, doet het overgrote deel van de islamitische jongeren in Nederland gewoon mee. Ze volgen een opleiding of werken en doen mee aan het sociale leven. Het kabinet vindt dat we tegelijkertijd niet moeten wegkijken bij misdragingen en intolerant gedrag, dat net als binnen andere groepen, ook binnen deze groep voorkomt. Dat heb ik benoemd.
Vraag 4
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang op maandag 25 november?
Antwoord 4
Ja.
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 541.↩︎