[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over unieke talenopleidingen en vereiste procedure, positie van schoolvak Frans in middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, bedreigde schooltalen Duits en Frans en buurtalen Frans en Duits

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025

Brief regering

Nummer: 2024D45939, datum: 2024-11-25, bijgewerkt: 2024-11-26 08:03, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 VIII-61 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z19316:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 25 november 2024
Betreft Uw verzoek om reactie op een viertal brieven omtrent de kleine talenopleidingen

Hoger Onderwijs en Studiefinanciering

Rijnstraat 50

Den Haag

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Contactpersoon

Onze referentie

49305924

Uw brief

15 november 2024

Uw referentie

2024D43617

2024D43619

2024D43621

2024D43590

Uw vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij gevraagd om voor de begrotingsbehandeling OCW te reageren op vier brieven. Het gaat om de brieven van het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen, de Vereniging voor Leraren in Levende Talen Frans, de Vereniging van Germanisten aan Nederlandse Universiteiten en de Visiegroep Buurtalen. Met deze brief geef ik uitvoering aan de vier verzoeken (met de kenmerken 2024D43617, 2024D43619, 2024D43621, 2024D43590). Hieronder zal ik eerst kort ingaan op de inhoud van iedere brief, waarna ik een reactie hierop geef.

Inhoud van de brieven

Het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen (hierna: Programmabureau) wijst in zijn brief op de eerder afgesproken te volgen procedure met betrekking tot het stopzetten van unieke opleidingen of unieke specialisaties binnen een bredere opleiding. Dit naar aanleiding van de berichten over het voornemen van de Universiteit Leiden tot wijzigingen in het opleidingsaanbod binnen het taal- en cultuurdomein. Het Programmabureau vraagt het ministerie van OCW om toe te zien op de procesafspraken. Ook vraagt het Programmabureau om zijn mandaat op dit punt tot in 2025 te verlengen.

De Vereniging voor Leraren in Levende Talen Frans (hierna: VLLT) uit haar zorgen over de vraag of de ontwerpruimte voldoende is om de vernieuwde set eindtermen en vernieuwde set kerndoelen voor de moderne vreemde talen in het voortgezet onderwijs te realiseren. De VLLT geeft aan dat de ontwerpruimte is afgenomen ten gunste van digitale geletterdheid en burgerschap. De beoogde vernieuwingen kunnen volgens de VLLT hierdoor niet of slechts ten dele gerealiseerd worden, wat gaat leiden tot een verdere verschraling van het onderwijs Frans. Dit zal volgens de VLLT, in samenhang met de aangekondigde bezuinigingen op het vervolgonderwijs, ertoe leiden dat het aantal nieuwe en gekwalificeerde docenten Frans nog verder gaat afnemen.

De Vereniging van Germanisten aan Nederlandse Universiteiten (hierna: VGNU) schrijft dat wetenschappers in eigen land en in andere landen en het bedrijfsleven zich zorgen maken over de dalende kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs als opleidingen verdwijnen of verdund opgaan in andere studierichtingen. Volgens de VGNU leveren brede studies te weinig specifieke kennis van talen en culturen op voor de lerarenopleidingen en het bedrijfsleven. Het voortgezet onderwijs en studiekeuzeprocessen worden hiermee volgens de VGNU aan het wankelen gebracht.

De Visiegroep Buurtalen uit in de brief hun zorgen over de ontwerpruimte voor de vakken Frans en Duits, evenals de VLLT. Daarbij hebben zij zorgen over het lerarentekort voor de vakken Frans en Duits naar aanleiding van de bezuinigingen.

Reactie

De positie van kleine opleidingen in het opleidingsaanbod

Ik onderschrijf het belang dat in heel Nederland een kwalitatief sterk, toegankelijk, toekomstbestendig en doelmatig1 aanbod van opleidingen in het hbo en wo in stand blijft. Onderwijsinstellingen dragen hiervoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Reguliere reflectie en afstemming tussen de onderwijsinstellingen, in dialoog met maatschappelijke partners, is daarvoor belangrijk. Van landelijk niveau tot aan opleidingsniveau. De wo sectorplannen zijn een goed instrument om de landelijke samenwerking op opleidingsaanbod binnen sectoren te faciliteren en heb ik mede daarom in stand gehouden.

Kleine (en unieke) opleidingen kunnen om verschillende redenen grote waarde hebben voor de samenleving en economie. Het is belangrijk dat dergelijke studies met grote maatschappelijke waarde zoveel mogelijk behouden blijven. Dat betekent niet dat kleine studies niet aan verandering onderhevig kunnen zijn. De wereld is immers in verandering, evenals de vakgebieden en de voorkeuren van studenten. Het is belangrijk dat het onderwijs daarop responsief inspeelt. Het behouden van onderwijs in een bepaald vakgebied kent vele vormen, bijvoorbeeld door middel van het samenvoegen van kleine opleidingen, verbreding van opleidingen, interdisciplinair onderwijs of het gezamenlijk verzorgen van onderwijs. In uiterste gevallen verdwijnt de expertise in Nederland.

Door de stijgende loonkosten en aangekondigde bezuinigingen in het hbo en wo dalen de middelen van onderwijsinstellingen. Het is begrijpelijk dat dit om keuzes vraagt. Daarnaast daalt het budget door de autonome daling van studentenaantallen door demografische ontwikkelingen, met name in het hbo. Dit alles heeft zijn weerslag op opleidingen en instellingen, waarbij iedere instelling eigen uitdagingen en keuzes te maken heeft. Bij deze keuzes dient het landelijk en maatschappelijk belang van het totale opleidingsaanbod in acht te worden genomen.

Kleine talenopleidingen in het wo

Recent hebben Universiteit Leiden (UL) en Universiteit Utrecht (UU) hun voornemens bekendgemaakt tot wijzigingen in het opleidingsaanbod binnen het talen- en cultuurdomein. Ik begrijp de zorgen die de opstellers van de brieven hebben naar aanleiding van deze berichten. De zorgen betreffen onder andere dat niet de juiste adviesprocedure wordt gevolgd omtrent het opheffen van unica-opleidingen, het mogelijk verdwijnen van specifieke expertises en een verminderde toestroom naar de lerarenopleidingen. De zorgen zijn het grootst voor het onderwijs in Frans en Duits in verband met de schoolvakken Frans en Duits op het voortgezet onderwijs.

De taal- en cultuuropleidingen kennen reeds decennialang een daling van de instroom. Ondanks de vele inspanningen van de sector en de overheid is het tot op heden niet gelukt het tij te keren. Mede gezien het lerarentekort zou ik, net als vele anderen, wensen dat studenten in groten getale zouden kiezen voor een klassieke bachelor in het talen- en cultuurdomein. Het blijkt echter uit de instroomcijfers dat jongeren steeds vaker kiezen voor brede opleidingen, eventueel met een taalcomponent. Met de investering in en het behoud van de sectorplannen in het wo is dan ook specifieke aandacht gevraagd voor de kleine studies in de geesteswetenschappen en in het bijzonder voor de moderne vreemde talen, het Nederlands en het Fries. Het belang van samenwerking voor een landelijke dekkend aanbod is groot gezien de maatschappelijke relevantie. De universiteiten zijn met het sectorplan Talen & Culturen hiermee voortvarend en vernieuwend aan de slag gegaan, zoals de Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) heeft geconcludeerd.2 Met de plannen is ingezet op vernieuwing van het onderwijs, de borging van de expertise en het aantrekken van meer studenten. Het is een bewuste keuze geweest van mij om de sectorplannen te continueren en ik steun dan ook de aanpak van de universiteiten om gezamenlijk te komen tot keuzes, waaronder ook het sectorplan Talen & Culturen.

Het sectorplan Talen & Culturen zet in op drie actielijnen om het talenonderwijs duurzaam te versterken:

  1. Bereik van kennis en expertise van talen en culturen vergroten door middel van versterking van brede, interdisciplinaire opleidingen met een component taal en/of cultuur;

  2. Doelmatigheid van talen- en culturenopleidingen vergroten, door te komen tot verregaande samenwerking;

  3. Toegang tot de lerarenopleidingen verbreden.

De voornemens van de wijzigingen in het opleidingsaanbod van de UU en de UL zijn in lijn met de sectorplannen. Voor de toelichting daarop verwijs ik de leden naar de bijgevoegde brief van het DLG, de SSH-Raad en UNL.

Het talenonderwijs heeft in het bijzonder de aandacht van de staatssecretaris en mij, gezien de relatie tot de lerarenopleidingen en het lerarentekort. Het tekort aan goed onderwijspersoneel vraagt een bredere aanpak. Om de tekorten in het onderwijs tegen te gaan is het belangrijk dat het beroep van docent aantrekkelijk is en blijft. Er worden diverse acties ingezet om de toestroom naar lerarenopleidingen te bevorderen, waaronder inzetten op zijinstroom en het vergroten van de aantrekkelijkheid van het beroep. Voor het einde van het jaar informeren de staatssecretaris en ik uw Kamer over de voortgang van de lerarenstrategie en de aanpak van het lerarentekort.

Procedure unica-opleidingen

Voor unica-opleidingen gelden sinds 2016 afspraken over welke route een instelling volgt indien zij het voornemen heeft een unica-opleiding of -specialisatie in de Geesteswetenschappen op te heffen. Deze procedure behelst een advies van de zusterfaculteiten binnen het Decanenoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG). Dit advies wordt vervolgens voorgelegd aan het Programmabureau en het rectorencollege van UNL. Vervolgens verstrekken het Programmabureau en het rectorencollege van UNL op basis hiervan elk vanuit een eigen verantwoordelijkheid een zwaarwegend advies aan het College van Bestuur (CvB) van de desbetreffende instelling. Uiteindelijk ligt het besluit bij het CvB van de desbetreffende instelling. Alle betrokken partijen en ikzelf hechten waarde aan de opvolging van deze procedure zodat besluiten zorgvuldig worden genomen. De door de UL en UU aangekondigde wijzigingen in het opleidingsaanbod volgen de bovenstaande procedure. De stand van de procedure kan worden teruggevonden in bijgevoegde brief van het DLG, de SSH-Raad en UNL.

Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen

Het Programmabureau (voorheen het Regieorgaan Geesteswetenschappen) heeft zich jarenlang ingezet voor de versterking van en de landelijke samenwerking binnen de Geesteswetenschappen. Toen het Regieorgaan Geesteswetenschappen in 2011 werd opgezet waren er nog grote stappen te zetten in de Geesteswetenschappen wat betreft landelijke samenwerking en afstemming. Met de landelijke programma’s heeft het Programmabureau in samenwerking met de faculteiten hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. In de afgelopen jaren is het organisatievermogen van de sector, mede dankzij de sectorplannen, enorm versterkt. Zo constateerde ook de NCSP.3 Er is een structuur opgezet van landelijke decanenoverleggen per sector met een overkoepelende SSH-raad. De SSH-Raad maakt landelijke afstemming en samenwerking binnen en tussen de sectoren mogelijk. Volgens de NCSP is hiermee sprake van een krachtige landelijke samenwerking binnen dit domein. Ook wordt regelmatig overleg gevoerd tussen de vier domeinen en UNL met als doel de afstemming tussen de sectoren en de instellingen te versterken.

Nu dat de landelijke organisatiegraad van de SSH dermate is versterkt, heb ik er vertrouwen in dat keuzes in het opleidingsaanbod in afstemming met elkaar vanuit een gezamenlijke visie worden genomen. Ik zie dat het DLG, de SSH-Raad en UNL hiervoor gezamenlijk verantwoordelijkheid voelen. Dit wordt ook ondersteund door hun gezamenlijke verklaring. De SSH-Raad kan vanaf 2025 erop toezien dat de juiste afstemming plaatsvindt over het mogelijk opheffen van unica opleidingen en specialisaties. Daarom heb ik in overleg met alle betrokken partijen besloten om het mandaat van het Programmabureau, inclusief de adviesrol bij unica-opleidingen en – specialisaties, na 31 december 2024 niet te verlengen. Ik waardeer de inzet van het Programmabureau in de afgelopen jaren zeer en wil het Programmabureau bedanken voor de belangrijke rol die het heeft gespeeld in de versterking van de Geesteswetenschappen.

Ontwerpruimte primair en voortgezet onderwijs

In de brieven worden zorgen geuit over de ontwerpruimte in het vo. Zoals de staatssecretaris uw Kamer op 30 mei 2024 heeft laten weten met de brief over de vierde voortgangsrapportage masterplan Basisvaardigheden4 moeten we scherp blijven om overladenheid te voorkomen. De curriculumherziening vraagt onherroepelijk om het maken van keuzes. We willen immers de overladenheid terugdringen en alle leerlingen een solide basis geven met de focus op de basisvaardigheden. Tegelijkertijd zien we dat deze keuzes ook weer reacties oproepen in het onderwijsveld. In de brief wordt het begrip ontwerpruimte uitgebreid toegelicht en uitgelegd waarom dit zorgt voor afbakening, want er moet voldoende tijd zijn om basisvaardigheden te leren. Daarom heeft SLO in opdracht van OCW twee kaders ontwerpruimte opgesteld: één voor de kerndoelen (po en onderbouw vo)5 en één voor de examenprogramma’s (bovenbouw vo)6. Daarvoor zijn verschillende curriculumexperts en vakverenigingen geraadpleegd. Nadat de kaders met uw Kamer zijn gedeeld, zijn deze door OCW in de werkopdracht aan SLO vastgesteld om als uitgangspunt te dienen voor de curriculumherziening.7

Deze kaders – met name die voor de bovenbouw havo/vwo – hebben geleid tot bezorgde reacties bij sommige vakverenigingen en vervolgopleidingen van vakken die minder ruimte krijgen. Hiervoor heb ik uiteraard begrip: iedere leraar wil dat diens vak voldoende tijd krijgt. Maar om echt een impuls te geven aan de basisvaardigheden moet er op sommige terreinen ook focus worden aangebracht.

En nogmaals: het kader ontwerpruimte geeft een beschrijving van ontwerpruimte – dus niet van onderwijstijd. Het is een begrenzing voor curriculummakers, en dus niet een-op-een door te vertalen naar het aantal lesuren dat daadwerkelijk op school gegeven wordt. Scholen kiezen vanuit hun visie, regio of leerlingenpopulatie voor verschillende lesroosters.

Vervolg

Ik wil gezamenlijk met de sector bekijken hoe we invulling kunnen blijven geven aan een landelijke dekkend opleidingsaanbod in het licht van een dalend aantal studenten en schaarse middelen. Hierbij heb ik ook oog voor de unica-opleidingen. Daarbij wil ik ook kijken naar het brengen van meer stabiliteit in de bekostiging. De verwachting is dat meer kleine opleidingen voor dezelfde keuzes komen te staan. Demografische ontwikkelingen en een dalende instroom maken dat voor alle sectoren de keuzes in het opleidingsaanbod in landelijke afstemming en met een duidelijke visie dienen te worden genomen.

Het maken van scherpe keuzes, het eventueel stoppen van zelfstandige opleidingen en wat we gezamenlijk verstaan onder een minimaal landelijk dekkend aanbod zijn zeer relevante vragen voor de nabije toekomst om samen te blijven verkennen.

Waarbij de drie stelseldoelen (toegankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid) vanzelfsprekend onderdeel zijn van het afwegingskader. Ik kom in mijn beleidsbrief hierop terug.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Eppo Bruins


  1. Een macrodoelmatig opleidingsaanbod houdt in dat met een efficiënte inzet van publieke middelen het opleidingsaanbod in het hbo en wo landelijk zo dekkend mogelijk aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap.↩︎

  2. Advies Nationale Commissie Sectorplannen 13 juli 2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.↩︎

  3. Advies Nationale Commissie Sectorplannen 13 juli 2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.↩︎

  4. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2024D22213&did=2024D22213↩︎

  5. https://www.slo.nl/publish/pages/19662/502k_kader_ontwerpruimte.pdf↩︎

  6. https://www.slo.nl/publish/pages/19448/kader_ontwerpruimte.pdf↩︎

  7. Kamerstukken II 2020-2021, 31293, nr. 597.↩︎