Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 9-10 december 2024
Landbouw- en Visserijraad
Brief regering
Nummer: 2024D45986, datum: 2024-11-25, bijgewerkt: 2024-11-26 08:41, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Mede ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1686 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z19334:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Medeindiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-11-26 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-05 09:30: Landbouw- en Visserijraad (december) LET OP: aanvangstijdstip vervroegd (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-12-11 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Op 9 en 10 december a.s. vindt de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in Brussel. Met deze brief informeren wij de Kamer over de agenda en de Nederlandse inbreng.
Verordening vangstmogelijkheden 2025 voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee, en de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.
Het Hongaars voorzitterschap wil tijdens de Raad een politiek akkoord bereiken over de twee verordeningen inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2025 voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee, en de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Voorafgaand aan de Raad zal het voorzitterschap de eerste compromisvoorstellen voorleggen. Op het moment van schrijven zijn deze nog niet bekend.
Het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee zal nader worden vormgegeven op basis van de uitkomsten van de onderhandelingen met derde landen, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en de (overige) kuststaten, en in de Regionale Visserijbeheer Organisaties. De vangstmogelijkheden voor veel van de voor Nederland belangrijke bestanden staan nog op “pro memorie”, omdat deze in de onderhandelingen met derde landen worden vastgesteld. Deze zijn op het moment van schrijven nog niet afgerond.
Zoals eerder met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1661; Kamerstuk 21 501-32, nr. 1673; Kamerstuk 21 501-32 nr. 1679 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1680) is onze inzet in de onderhandelingen gebaseerd op de doelstellingen uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Zo wordt onder meer beoogd dat bestanden op het niveau van maximale duurzame opbrengst (MSY) kunnen worden bevist en dat er aandacht is voor de mogelijke sociaaleconomische gevolgen. De verschillende pijlers van het GVB, te weten de ecologische, sociale en economische duurzaamheid, dienen in evenwicht te zijn. Langs deze lijn zal de staatssecretaris interveniëren tijdens de Raad.
Daar waar de Europese Commissie (hierna: Commissie) zal voorstellen de zogenaamde 5%-regel uit de Meerjarenplannen (Noordzee, Westelijke Wateren en Oostzee) toe te passen, zullen wij interveniëren in lijn met de positie die we eerder hebben ingenomen. Eerder hebben wij onder andere aangegeven dat er juridische onduidelijkheid is over de toepassing van het artikel en dat ook andere maatregelen genomen kunnen worden om herstel van bestanden te ondersteunen (onder andere Kamerstuk 21 501-32, nr. 1679).
Vangstadvies voor de Europese aal
Met betrekking tot aalbeheer is in de jaarvergadering van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee van 4-8 november jl. afgesproken de gesloten periode voor aal in het Middellandse Zeegebied in stand te houden.
Op 1 november jl. heeft de Internationale Raad voor Onderzoek naar de Zee (hierna: ICES) het wetenschappelijk vangstadvies voor de Europese aal gepubliceerd. ICES heeft evenals voorgaande jaren een nul-vangstadvies afgegeven. De Commissie stelt voor vast te houden aan de huidige gesloten perioden van zes maanden voor glasaal en volwassen aal. Mogelijk zullen andere lidstaten meer flexibiliteit in de uitwerking van deze sluiting bepleiten. Deze voorstellen zullen wij beoordelen vanuit de Nederlandse belangen in zowel vangsten als uitzet van (glas)aal.
Verdeling binnen de EU van kabeljauw voor de Canadese kust
In de Raad zal in het kader van de verordening vangstmogelijkheden 2025 ook gesproken worden over de verdeling binnen de EU van een nieuw toegankelijk kabeljauwbestand voor de Canadese kust. De interne verdeling binnen de EU is complex en momenteel nog onderwerp van overleg, voornamelijk omdat op het gebied van de samenstelling van de EU veel is veranderd. Nederland heeft hier geen vangstgeschiedenis. De staatssecretaris zal deze discussie volgen met het oog op een te verantwoorden vast te stellen relatieve stabiliteit (vangstrechten op basis van historische vangsten).
Middellandse Zee en Zwarte Zee
Zoals wij eerder hebben gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1680) heeft de Nederlandse visserijsector geen vangstmogelijkheden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Wij hechten er echter wel aan dat het beheer van visbestanden in alle Europese wateren op uniforme duurzame wijze geschiedt. Dit houdt onder meer in dat het voorstel in lijn is met de wetenschappelijke adviezen en conform de relevante meerjarenplannen. Wij zullen het voorstel dan ook hierop beoordelen.
Toekomstige kansen voor de bio-economie
Het Hongaars voorzitterschap heeft voor de Raad een beleidsdebat geagendeerd over de toekomst van de bio-economie in Europa. Op het moment van schrijven is er nog geen onderliggend document ter beschikking gesteld. Tijdens eerdere discussies over dit onderwerp onderstreepten lidstaten unaniem het potentieel van de bio-economie. Het overgrote deel van de lidstaten benadrukte dat de bio-economie kan bijdragen aan het ontwikkelen van strategische autonomie, en dat de bio-economie een belangrijke rol kan gaan spelen op het gebied van hernieuwbare energie. Bij voedselzekerheid en een klimaatneutrale en circulaire samenleving staat ook de bio-economie centraal. Biogrondstoffen leveren een belangrijke bijdrage aan een toekomstbestendig verdienmodel voor Nederlandse en Europese bedrijven, zoals ook beschreven in het onlangs verschenen Draghi-rapport.1 Nederland zet in op het afbouwen van onze afhankelijkheid van fossiele grondstoffen, bijvoorbeeld in sectoren als de bouw en chemie, door de inzet van recyclaat en biogrondstoffen. Ook betere benutting van biogrondstoffen en het voorkomen van verspilling van nutriënten, eiwitten, koolhydraten en vetten acht Nederland van belang. Momenteel werkt het kabinet aan het ontwikkelen van een strategie rondom biogrondstoffen die zich onder andere richt op het verdienmodel van de boeren van de toekomst (innovatie en extra gewassen), versterking van de Nederlandse en Europese economie en autonomie, een gelijk speelveld in de toepassing van biogrondstoffen en een afwegingskader om in te zetten op gewenst gebruik van biogrondstoffen.
Toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2027
Tijdens de Raad van oktober jl. heeft het Hongaars voorzitterschap voorzitterschapsconclusies vastgesteld over ‘een op landbouwers gericht gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027’. De verwachting is dat het Hongaars voorzitterschap tijdens de aankomende Raad deze voorzitterschapsconclusies zal presenteren aan de nieuwe Eurocommissaris van landbouw en voedsel. De achtergrondstukken voor dit agendapunt zijn nog niet bekend op het moment van schrijven. Wij zullen de Nederlandse prioriteiten, zoals eerder gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1679; Kamerstuk 21 501-32, nr. 1674) opnieuw benadrukken. Op hoofdlijnen zijn onze prioriteiten voor het toekomstige GLB: doelsturing, concurrentievermogen, lange termijn weerbaarheid, kennis en innovatie, agrarisch natuurbeheer en het beter belonen van publieke diensten voor natuur en milieu, uitvoerbaarheid, behoud van het nieuwe prestatiemodel, een vitaal platteland en de mogelijkheden voor jongere boeren om een bedrijf voort te zetten.
Verordening over de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
Het Hongaars voorzitterschap zal een voortgangsrapportage presenteren omtrent de behandeling van het voorstel voor de herziening van de transportverordening. De ronde voor het stellen van verhelderende vragen over het voorstel is inmiddels afgerond en er is in de Raadswerkgroep verder gewerkt aan de inhoudelijke behandeling. Dierenwelzijn tijdens transport is een belangrijk onderwerp en wij kijken uit naar een verdere constructieve behandeling van het voorstel onder het Pools voorzitterschap van de Raad dat op 1 januari a.s. begint. De Nederlandse inzet zal zich voornamelijk richten op het creëren van betere transportomstandigheden voor dieren, waaronder het beëindigen van langeafstandstransporten, zoals vermeld in het Hoofdlijnenakkoord. De uiteindelijke tekst van het transportvoorstel zal een onderhandelingsresultaat zijn, waarin mogelijk niet alle Nederlandse wensen zijn opgenomen.
Verordening over plantaardig uitgangsmateriaal
In juli 2023 presenteerde de Commissie een voorstel voor een verordening over plantaardig uitgangsmateriaal. Dit voorstel bundelt tien bestaande richtlijnen, zoals die voor groentezaden, fruitplanten en landbouwzaaizaden, maar sluit sierteelt en bosbouwuitgangsmateriaal uit.
Het Hongaars voorzitterschap richtte zich vooral op de hoofdstukken over rassenregistratie. Daarnaast heeft het voorzitterschap recent een voorstel gedaan voor herstructurering van de voorgestelde verordening. Tijdens de Raad zal het Hongaars voorzitterschap een voortgangsrapportage presenteren. Tot nu toe liggen de posities van de lidstaten ver uiteen. Wat ons betreft, leidt het voorstel tot extra administratieve druk voor de overheid en het midden- en kleinbedrijf (mkb). Nederland wil deze lasten waar mogelijk beperken. Daarnaast heeft Nederland zorgen over de bredere definitie van marketing in het voorstel. Door productie van plantaardig uitgangsmateriaal onder de definitie van marketing te laten vallen, ziet de verordening nadrukkelijk op het proces voorafgaand aan marketing. Dat is een wijziging ten opzichte van de huidige goedlopende praktijk en zou voor meer controle- en administratieve lasten kunnen zorgen. Tot slot heeft Nederland zorgen over het uitbreiden van het cultuur- en gebruikswaardeonderzoek voor groente en fruit. Het verplichten hiervan zorgt voor een lastenverzwaring en een vertraging van het registreren van nieuwe rassen voor groente en fruit. Deze extra drempel voor de registratie heeft tot gevolg dat nieuwe verbeterde rassen met bijvoorbeeld resistenties pas later kunnen worden vermarkt. Deze vertraging heeft niet alleen voor de veredelingssector negatieve gevolgen, maar ook voor de boeren en tuinders in Europa. Over deze punten vindt nog volop discussie plaats. Wij zullen ons samen met andere lidstaten inzetten om de ongewenste gevolgen van het voorstel waar mogelijk te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken. Deze inzet stoelt op hetgeen gedeeld is met de Kamer in het BNC-fiche Verordening Plantaardig Uitgangsmateriaal (Kamerstuk 22 112, nr. 3771).
Verordening betreffende een monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen
Het Hongaars voorzitterschap heeft voor de Raad het voorstel van de Commissie geagendeerd over bosmonitoring. Het voorstel van de Commissie is een belangrijke stap voorwaarts, omdat het bijdraagt aan betrouwbare, vergelijkbare en kosteneffectieve bosmonitoring. Het bevordert de verzameling van nauwkeurige en tussen lidstaten vergelijkbare bosgegevens. Dit komt de gedegen besluitvorming over het toekomstbestendig maken van de Europese bossen, met al hun maatschappelijke functies, ten goede. Nederland is dan ook positief over het voorstel. Tot op heden is er nog weinig voortgang gemaakt in de onderhandelingen, omdat een grote groep lidstaten zeer kritisch is ten aanzien van het voorstel. Bij de aankomende Raad zal het Hongaars voorzitterschap een voortgangsrapportage delen. Wij tonen tijdens de onderhandelingen begrip voor de kritische positie van andere lidstaten en zetten ons daarom oplossingsgericht en verbindend in bij de onderhandelingen. Tot slot zullen wij het belang benadrukken van het voortzetten van constructieve onderhandelingen.
Lopende wetgevingsvoorstellen: Nieuwe genomische
technieken
Het Hongaars voorzitterschap zal onder dit punt een overzicht geven van
de werkzaamheden in relatie tot het Commissievoorstel over nieuwe
genomische technieken (NGTs) onder het Hongaars voorzitterschap. Onder
het Hongaars voorzitterschap zijn er twee overleggen georganiseerd op
ambtelijk niveau. Helaas hebben deze overleggen geen inhoudelijk
voortgang op het dossier opgeleverd. Wij zullen ons actief blijven
inzetten om voortgang te boeken op het dossier en trekken daarin actief
op met andere lidstaten, zoals Spanje en Denemarken.
Lopende wetgevingsvoorstellen: Verordening over bosbouwkundig
uitgangsmateriaal
Het Hongaars voorzitterschap zal een overzicht geven van de voortgang
die geboekt is met betrekking tot het verordeningsvoorstel over
bosbouwkundig uitgangsmateriaal tijdens het Hongaars voorzitterschap.
Het voorstel voor bosbouwkundig teeltmateriaal actualiseert de bestaande
regels voor het in de handel brengen van dit materiaal. Deze regels
bieden kopers garanties over de kwaliteit van het uitgangsmateriaal.
Hoewel de huidige wetgeving naar behoren functioneert, is een update
wenselijk. Dit is mede ingegeven door vernieuwde wetenschappelijke
technieken en een versterkte focus op actuele thema’s, zoals
klimaatadaptatie en het duurzaam gebruik van genetische bronnen. Onder
het Belgisch en Hongaars voorzitterschap is aanzienlijke voortgang
geboekt. Voor Nederland cruciale punten, zoals werkbaar toezicht en het
behoud van specifieke definities, zijn in de tekst opgenomen. Daarnaast
is overeenstemming bereikt over de soortenlijst die onder de verordening
valt. Deze lijst, die aanvankelijk te omvangrijk leek, is uiteindelijk
teruggebracht tot een hanteerbaar formaat. Een resterend discussiepunt
binnen de Raadswerkgroep is de toepassing van de Europese
Controleverordening (hierna: OCR), die voorschrijft hoe lidstaten
controles moeten uitvoeren en moeten rapporteren aan de Commissie. Voor
Nederland is de huidige tekst van het voorzitterschap met betrekking tot
de OCR acceptabel, omdat de onderdelen die voor onnodige extra
uitvoeringslasten zouden zorgen, buiten toepassing worden gelaten.
Veterinaire werkzaamheden onder het Hongaars voorzitterschap
Het Hongaars voorzitterschap zal onder dit punt een overzicht geven van de veterinaire werkzaamheden onder het Hongaar voorzitterschap. Hier zal naar verwachting gesproken worden over de herziening van transportregelgeving voor dieren (zie eerder) en de gesprekken die met de Chief Veterinary Officers zijn gevoerd, onder andere over de inzet op vaccinatie.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur