Appreciatie van de amendement van de leden Beckerman en Bushoff over budget voor het aanpakken van ongelijkheid tussen gasgedupeerden in Groningen en Drenthe (Kamerstuk 36600-VII-49)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Brief regering
Nummer: 2024D46206, datum: 2024-11-26, bijgewerkt: 2024-11-27 16:28, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 VII-82 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z19450:
- Indiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-28 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Nr. 82 Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2024
Door de leden Beckerman (SP) en Bushoff (Groenlinks-PvdA) is op 11 oktober jl. een amendement1 ingediend om extra geld vrij te maken voor het uitvoeren van de maatregelen zoals beschreven door de Commissie Verschillen onder leiding van Pieter van Geel. Indieners willen extra geld vrijmaken om ontstane onwenselijke verschillen in Groningen en Noord-Drenthe tussen gedupeerden van de gaswinning aan te pakken. Financiële dekking zou gevonden moeten worden in de middelen in het klimaatfonds geoormerkt voor kernenergie. Zoals verzocht tijdens het wetgevingsoverleg Groningen op 18 november jl. ontvangt u hierbij, mede namens de minister voor Klimaat en Groene Groei, mijn schriftelijke reactie op dit amendement.
Ik ontraad dit amendement, en zal hieronder toelichten waarom.
Wat doen we al uit Van Geel?
Het advies van de Commissie van Geel om verschillen weg te nemen omvat meerdere maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van verduurzaming, terugwerkende kracht in de schadeafhandeling en een deur-tot-deur aanpak. Voor de uitvoering van het advies van de Commissie van Geel is en wordt al veel gedaan:
Met de Aanvullende Vaste Vergoeding (AVV) kan op elk adres waar in het verleden een lager schadebedrag dan € 10.000 is uitgekeerd, dit bedrag worden aangevuld tot € 10.000.
Ook krijgen bewoners in het versterkings- en aardbevingsgebied voor het tegengaan van energie-armoede een bijdrage van respectievelijk 100% en 50% voor de kosten voor isolatiemaatregelen. Dit is inclusief een bijdrage vanuit het Klimaatfonds (ISDE).
Voor maatwerk zoals sloop en nieuwbouw in de versterking is € 240 miljoen beschikbaar bij de Nationaal coördinator Groningen (NCG). Daarnaast zetten gemeenten zich ook in om verschillen op te lossen.
Verschillen in de beoordeling voor de regeling voor immateriële schade binnen gezinnen en tussen huurders en woningeigenaren worden weggenomen door het IMG en de regeling is verruimd.
Hiermee heeft het kabinet al grote en betekenisvolle stappen gezet in het tegengaan van onwenselijke verschillen tussen bewoners in de regio, binnen de huidige mogelijkheden. Verdergaan in de opvolging van de adviezen van de commissie Van Geel zou grote consequenties voor de versterkingsoperatie en schadeafhandeling hebben. Hiervoor ontbreekt op dit moment een praktisch uitvoerbaar plan. Ik verken samen met de regio en de uitvoeringsorganisaties de verdere mogelijkheden en alternatieven, rekening houdend met wat haalbaar en uitvoerbaar is. Daarbij blijven de veiligheid van Groningers, een tijdige realisatie van de versterkingsoperatie en een voortvarende schadeafhandeling de prioriteit. Zodra ik de plannen heb uitgewerkt zal ik uw Kamer hierover informeren. Op dat moment valt ook pas een goede inschatting te maken van de financiële gevolgen, en in hoeverre dat budgettair past.
Belang kernenergie
De Rijksbegroting rond krijgen is een complexe puzzel. Het kabinet maakt andere keuzes over deze middelen in het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36471, nr. 37) en houdt daaraan vast. Deze middelen zijn namelijk nodig voor de kabinetsdoelen op het gebied van kernenergie. Kernenergie kan een stabiele, continue en CO2-vrije energievoorziening verzorgen die bijdraagt aan de robuustheid van het elektriciteitssysteem en de behoefte aan flexibiliteitsopties verkleint. Daarnaast biedt kernenergie ook diversificatie in het productieaanbod en kent het een andere toeleveringsketen waardoor Nederland minder afhankelijk wordt van individuele technologieën en individuele landen.
De ontplooiing van kernenergie vraagt hoge investeringen vooraf. In het buitenland ziet het kabinet grote betrokkenheid van overheden, met substantieel geld. De Nederlandse ambitie wordt serieus genomen, mede vanwege het gereserveerde geld. Het kabinet ziet een risico dat de beperkte groep technologieleveranciers elders hun pijlen richten, als dit kabinet het signaal afgeeft dat kernenergie minder belangrijk is.
Financiële haalbaarheid
Ten slotte is het amendement in zijn huidige vorm financieel niet uitvoerbaar voor een verhoging in 2025.
Dit komt met name omdat het amendement in de toelichting dekking vanuit de middelen voor kernenergie voorstelt. Op de begroting van het Klimaatfonds staat echter geen € 1,8 miljard in 2025, en ook niet specifiek voor kernenergie. De middelen voor kernenergie staan op de klimaatfonds-begroting vanaf 2026 (en het grootste deel pas in latere jaren); dus inzet van deze middelen kan niet worden geregeld via dit amendement. Inzet van deze middelen voor extra uitgaven in 2025 zou vragen om het naar voren halen van dit budget. Daarvoor is zeer weinig tot geen ruimte t.a.v. het EMU-saldo in komende jaren, wat de opgave om onder de norm van 3% te blijven verder vergroot. In de toelichting van het amendement wordt ook gesteld dat het ritme van de uitgaven van deze € 1,8 miljard later wordt bepaald; dus daarmee kan ik nu geen uitspraak doen over de haalbaarheid als het niet het jaar 2025 betreft.
Tot slot, het kabinet is juist kritisch op het aantal begrotingsfondsen. Een fonds zoals voorgesteld in het amendement vereist een instellingswet, die eerst parlementaire behandeling vergt. Dit kan wel 1,5 jaar duren.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Kamerstuk 36 600 VII, nr. 49↩︎