[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op moties en vragen uit het wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang van 25 november 2024

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025

Brief regering

Nummer: 2024D46271, datum: 2024-11-26, bijgewerkt: 2024-11-27 10:24, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XV-34 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z19477:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tijdens het Wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang van 25 november 2024 heeft de voorzitter verzocht om schriftelijk te reageren op de ter vergadering ingediende moties en vragen die nog niet waren beantwoord. In deze brief geven wij opvolging aan deze verzoeken.

Openstaande vraag (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

Het lid Boomsma (NSC) heeft gevraagd wat wordt gedaan om meisjesbesnijdenis te voorkomen, hoe vrouwelijke genitale verminking wordt gemonitord en hoe vaak wordt opgetreden tegen ouders. Om schadelijke praktijken zoals meisjesbesnijdenis te voorkomen werk ik samen met VWS, OCW (emancipatie) aan voorlichting en bewustwording en aan normverandering van binnenuit. Mijn voorganger heeft samen met collega-bewindslieden de verklaring tegen meisjesbesnijdenis ondertekend, zodat ouders op reis in het land van herkomst aan familie kunnen aantonen dat VGV in Nederland verboden is. Ouders geven aan dat deze verklaring hen helpt om met de druk van familie en groepsnormen om te gaan. Ook verhoogt mijn collega van J&V samen met luchthaven Schiphol, NIDOS en de Koninklijke Marechaussee (KMar) de alertheid bij vluchten naar het buitenland waarbij meisjes het gevaar lopen slachtoffer te worden van vrouwelijke genitale verminking. Daarnaast zijn door Veilig Thuis indicatoren opgesteld voor het grenspersoneel om mogelijke slachtoffers tijdig te signaleren en (potentieel) slachtofferschap te voorkomen. Na signalering bij Veilig Thuis kunnen op basis van hun risicotaxatie ook de Raad voor de Kinderbescherming of het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de politie worden ingeschakeld.

Wat betreft de monitoring, in opdracht van VWS voert Pharos op dit moment een onderzoek uit naar de omvang en risico’s van huwelijksdwang, huwelijkse gevangenschap, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking in Nederland. De resultaten worden eind 2025 verwacht.

Ik heb tenslotte geen gegevens over hoe vaak wordt opgetreden tegen ouders. Hiervoor verwijs ik u graag naar de verantwoordelijke bewindspersoon bij J&V.

Appreciaties op moties

Motie 36 600 nr. 14 van het lid Tseggai (staatssecretaris van Justitie en Veiligheid)

In deze motie wordt de regering verzocht om in de gesprekken die zij voert met de keten-partners te bespreken of Blik op Werk een rol kan spelen in het toezicht op arbeidsvoorwaarden of dat gemeenten goede arbeidsvoorwaarden van deNT2-docenten meenemen in hun aanbestedingstrajecten bij inburgerings-onderwijs.

Deze motie krijgt oordeel Kamer. NT2-docenten vragen al lang aandacht voor de arbeidsvoorwaarden in het inburgeringsonderwijs. Het is al geruime tijd één van de speerpunten van de Beroepsvereniging van docenten Nederlands als Tweede Taal. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is bereid opnieuw over beide geschetste opties het gesprek aan te gaan met docenten en de ketenpartners (arbeidsvoorwaarden als kwaliteitscriterium van Blik op Werk of als criterium bij gemeentelijke aanbestedingen).

Motie 36 600, nr. 15 van het lid Tseggai (staatssecretaris van Justitie en Veiligheid)

In deze motie wordt de regering verzocht om de geplande bezuinigingen vanaf 2026 niet door te zetten.

Deze motie wordt ontraden. De aangekondigde bezuiniging op de subsidie Vroege Integratie en Participatie (VrIP) is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord. Er zijn geen middelen beschikbaar om de bezuiniging op de VrIP terug te draaien.

Motie 36 600, nr. 16 van het lid Bamenga c.s. (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht uit te werken hoe zij arbeidsmarktdiscriminatie wil bestrijden en hier heldere doelen aan te koppelen en dit uiterlijk in het tweede kwartaal 2025 naar de Kamer te sturen.

Deze motie krijgt oordeel Kamer. U zult geïnformeerd worden over de uitwerking in de voortgangsrapportage arbeidsmarktdiscriminatie en in het vervolg op VIA (Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt) dat een onderdeel wordt van de actieagenda integratie en maatschappelijke samenhang. Het eerstgenoemde ligt op het terrein van de minister van SZW.


Motie 36 600, nr. 17 van het lid Becker (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om een nieuw meerjarenplan zelfbeschikking en een versterkte aanpak schadelijke praktijken voor te bereiden waarin in ieder geval wordt meegenomen:

  • voorkomen wordt dat uitvoerende organisaties onder de noemercultuursensitiviteit alsnog onvrije normen overdragen;

  • meer nadruk wordt gelegd op financiële zelfredzaamheid van vrouwen in gesloten gemeenschappen;

  • verkend wordt of in Nederland kan worden geleerd van lessen uit andere landen om genitale verminking tegen te gaan, zoals de Franse aanpak.

Deze motie krijgt oordeel Kamer. In de recente voortgangsrapportage heb ik al gedeeld dat we vinden dat gesloten gemeenschappen nu onvoldoende bereikt worden. Lopende de evaluatie wil ik het versterken van het recht op zelfbeschikking daarom vast onderdeel laten uitmaken van de uit te werken Actieagenda integratie en Maatschappelijke samenhang. Hierbij wil ik inzetten op bewezen effectieve interventies waarbij onder meer verandering van binnenuit wordt bevorderd, de financiële zelfredzaamheid van vrouwen wordt verbeterd en de integrale ketenaanpak wordt versterkt. Hierbij neem ik de aangedragen opties mee.

Motie 36 600, nr. 18 van het lid Becker (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden, bijvoorbeeld door het SCP te vragen dit (periodiek) te onderzoeken.

Deze motie krijgt Oordeel Kamer. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) voert op verzoek van het ministerie SZW periodiek grootschalig veldwerk uit onder groepen met en zonder migratieachtergrond waarmee de positie en ontwikkeling in de sociaal-culturele oriëntaties van de bevolking in Nederland in kaart worden gebracht.

Dit SIM (het Survey Integratie Migranten / survey Samenleven In Meervoud) vormt het instrument waarmee al sinds 2006 om de vijf jaar de waardeoriëntaties op onder andere cultureel en religieus gebied worden gemonitord en onderzocht. Recentelijk is aan het SCP de opdracht verstrekt om in 2025/’26 een nieuwe editie van het SIM uit te voeren zodat de bestaande tijdreeksen na een actualisatie van de gegevens kunnen worden doorgetrokken tot en met 2025/’26. De wensen van de Kamer zullen daarbij worden meegenomen.

Motie 36 600, nr. 19 van het lid Becker (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om bij het uitwerken van een juridische definitie van problematisch gedrag ook op sectorniveau specifieke definities uit te werken om de handvatten voor handhaving te versterken.

Indien de motie geïnterpreteerd kan worden dat in overleg met de Kamer zal worden verkend welke specifieke gedragingen dienen te worden onderzocht, dan kan ik, de Staatssecretaris van Participatie en Integratie, de motie oordeel Kamer laten. Ik wil u er wel op wijzen dat uitwerking van nieuwe of aangepaste normen mogelijk het aanscherpen of uitbreiden van bestaande wetgeving betreft, die op het terrein van andere bewindspersonen ligt.

Motie 36 600, nr. 20 van het lid Becker (staatssecretaris van Participatie en Integratie en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid)

In deze motie wordt de regering verzocht om de regel dat inburgeraars de eerste zes maandengeen volledige bijstandsuitkering op hun rekening ontvangen in stand te laten en met gemeenten te bespreken hoe deze regel beter uitvoerbaar kan worden gemaakt.

Wij achten de motie ontijdig. Het financieel ontzorgen is in de Participatiewet opgenomen met als doel om financiële problemen en zorgen daarover te voorkomen, zodat zij zich volledig kunnen richten op werk en inburgering. Dit is voor de meeste statushouders erg behulpzaam.

Echter, er zijn ook statushouders die prima in staat zijn om zelf (een deel van) hun rekeningen te betalen vanaf dag 1. Ik vind het onwenselijk dat het volledig ontzorgen ook hen dan wordt opgelegd. Dat is in die situaties onnodig betuttelend. Eigen verantwoordelijkheid en financiële zelfredzaamheid moeten juist gestimuleerd worden. Daarom wordt er binnenkort een wetsvoorstel ingediend waarin voor deze situaties de mogelijkheid geboden wordt om ontzorgen anders in te vullen. Voor alle andere gevallen blijft ontzorgen de standaard. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel zijn gemeenten uitgebreid betrokken. Deze wijziging wordt binnenkort aan uw Kamer voorgelegd. Dat geeft gelegenheid tot debat.

Motie 36 600, nr. 22 van de leden Boomsma en Ceder (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om in overleg met gemeenten te bevorderen dat het behalen van de kiesgerechtigde leeftijd waarmee jongeren volwaardig staatsburger worden, wordt gemarkeerd door ze een brief te sturen over de waarde en betekenis ervan, waarbij ook kan worden gedacht aan het geven van een (klein) boekje over de rechten en plichten, vrijheden en verantwoordelijkheden van het Nederlands staatsburgerschap en de totstandkoming daarvan.

Ik ontraad deze motie.

Het is primair aan gemeenten om stemmers in te lichten over het verkiezingsproces. In aanloop naar de verkiezingen zetten veel gemeenten zich al in om first time voters te informeren over hun stemrecht. Vanuit de Rijksoverheid lopen er landelijke campagnes zoals Elke Stem Telt, die ook specifiek gericht zijn op jongeren. Daarnaast zet het kabinet zich in op burgerschapsvorming onder jongeren met o.a. programma’s van ProDemos en het versterken van het burgerschapsonderwijs.

Motie 36 600 nr. 23 van het lid Boomsma (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om vóór het meireces de mogelijkheden in kaart te brengen om van 5 mei een officiële nationale feestdag te maken om onze vrijheid te vieren.

Deze motie ontraad ik.

Bevrijdingsdag (5 mei) is een officiële feestdag in Nederland. De minister-president gaat over het aanwijzen van een dag als een nationale feestdag. Of op die dagen gewerkt wordt, is aan sociale partners of individuele werkgevers overgelaten. Hoewel ik het van belang acht om aandacht te hebben en te blijven houden voor onze democratische rechtsstaat, past een wettelijke regeling om 5 mei als vrije dag aan te merken niet in deze systematiek.

Motie 26 600, nr. 24 van het lid Flach (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om in 2025 bij de Kamer een wetsvoorstel in te dienen dat de versterkte gebedsoproepen beter reguleert.

Deze motie krijgt Oordeel Kamer. De uitvoering van deze motie is echter wel complex vanwege de verantwoordelijkheden: het opstellen en handhaven van regels voor gebedsoproepen ligt bij gemeenten. Om beter vast te stellen waar bestaande wet- en regelgeving wringt en waar verbeteringen mogelijk zijn, laat ik een traject met BZK starten.

Op basis van de resultaten wordt bepaald welke (beleids)maatregelen of wetgeving nodig zijn om de regels voor (versterkte) gebedsoproepen te verbeteren. Het is streven is om daarna tot een wetsvoorstel te komen in overleg met BZK.

Motie 36 600, nr. 25 van het lid Flach (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om na te gaan of pro-Palestijnse demonstraties en bedreigingen van burgers en instellingen vanuit het buitenland worden aangewakkerd, bijvoorbeeld door middel van financiële en organisato-rische ondersteuning, en hier krachtig tegen op te treden. Ook wordt de regering verzocht om daarbij te bezien of het huidige juridische instrumentarium toereikend is om dergelijke ongewenste beïnvloedingactief tegen te gaan.

Ik acht deze motie overbodig. Het kabinet staat pal voor de fundamentele vrijheden die onze democratische rechtsstaat kenmerkt. Alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging in Nederland zijn volstrekt onacceptabel. Het Kabinet is continue alert op ontwikkelingen rondom buitenlandse beïnvloeding en houdt de dreiging van statelijke inmenging nauwlettend in de gaten.

De Rijksbrede OBI-aanpak wordt onder coördinatie van de NCTV eind 2025 geëvalueerd; het huidige juridische instrumentarium maakt onderdeel uit van deze evaluatie.

Motie 36 600, nr. 26 van de leden Ceder en Boomsma (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om in regulier overleg met gemeenschapsleiders te treden over hoe de sociale cohesie binnen en tussen gemeenschappen bevorderd kan worden.

Gesprekken over sociale cohesie zijn altijd van belang en inzet daarop moet daarom breed plaatsvinden binnen en tussen groepen en individuen. Waar nodig wordt er van de Rijksoverheid reeds opgavegericht in contact getreden met organisaties en/of sleutelfiguren vanuit bepaalde gemeenschappen. Ik, de Staatssecretaris van Particpatie en Integratie, geef deze motie Oordeel Kamer.


Motie 36 600, nr. 27 van het lid Ceder (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht de plannen om de kennis en expertise van de MDT te borgen specifiek in te gaan op de manier waarop vrijwillige maatschappelijke inzet kan worden georganiseerd om integratie en inburgering te bevorderen.

Deze motie krijgt oordeel Kamer.

Vanwege de noodzakelijke bezuinigingen heeft het kabinet scherpe keuzes moeten maken, waaronder het stopzetten van de OCW-subsidie voor MDT. Ik deel de constatering dat MDT de afgelopen jaren van grote waarde is geweest voor jongeren, waaronder ook een grote groep nieuwkomers. MDT-projecten ondersteunen nieuwkomers bij het opbouwen van een sociaal netwerk en het leren van de Nederlandse taal, vaak door hen te koppelen aan jongeren die al langer in Nederland wonen. Dit bevordert niet alleen integratie, maar ook sociale cohesie in de samenleving.

Om deze impact te behouden, zet de staatssecretaris van OCW zich de komende jaren in om de kennis en expertise van MDT te borgen en te verduurzamen, zodat deze verankerd kan worden in de samenleving.

Ik ga graag met haar in gesprek om bij deze borging specifiek te kijken naar de inzet op integratie.

Motie 36 600, nr. 28 van de leden Ceder en Tseggai (staatssecretaris van Participatie en Integratie)

In deze motie wordt de regering verzocht om werkgevers te bespreken hoe arbeidsmigranten die langer dan vier maanden in dienst zijn, een taaleis op niveau A2 op teleggen en indien nodig daarvoor passende taaltraining onder werktijd te bieden als onderdeel van hun integratie.

Deze motie wordt ontraden.

Ik vind het belangrijk dat arbeidsmigranten die langdurig hier willen blijven ook de Nederlandse taal leren. Taalvaardigheid is enorm belangrijk. Het zorgt ervoor dat de veiligheid op de werkplek verbetert, maar zorgt er ook voor dat een goed gesprek bij de huisarts of op de school van de kinderen gevoerd kan worden. Een rol van de werkgever vind ik hierbij essentieel. In het Regeerprogramma is daarom ook opgenomen dat werkgevers meer verantwoordelijkheid moeten nemen in de taalscholing van arbeidsmigranten.

De minister van SZW zal begin volgend jaar een integraal plan presenteren om de taalvaardigheid van arbeidsmigranten te verbeteren. Hierin wordt ook meegenomen hoe werkgevers invulling kunnen geven aan het bieden van taalonderwijs aan alle arbeidsmigranten. Een verplichting voor de werkgever om passende taaltraining aan te bieden aan EU-arbeidsmigranten is echter naar alle waarschijnlijkheid niet haalbaar omdat deze op EU-rechtelijke grenzen (vrij verkeer van werknemers) stuit. Er wordt daarmee immers een drempel opgeworpen om een EU-werknemer in dienst te nemen. Arbeidsmigranten van buiten de EU verblijven vaak voor een tijdelijke periode in Nederland, als dat het geval is zijn zij vrijgesteld van de inburgeringsplicht. In de Wet arbeid vreemdelingen, die onder verantwoordelijkheid valt van de minister van SZW, is reeds de inspanningsverplichting opgenomen dat als een werkvergunning voor langer dan een jaar wordt verleend voor een derdelander, de werkgever de derdelander taalscholing aanbiedt. Daarom wordt deze motie ontraden.

De Staatssecretaris Participatie
en Integratie,

J.N.J. Nobel

De Staatssecretaris Justitie
en Veiligheid,

I. Coenradie