Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (36600-VIII) 1e TK (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D46296, datum: 2024-11-26, bijgewerkt: 2024-11-27 09:24, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-26 17:10: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (36600-VIII) 1e TK (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025
Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (36600-VIII).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van de begrotingsstaten van het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2025. Ik heet de
minister en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van
harte welkom. Ik heet ook de leden, de mensen op de publieke tribune en
iedereen die dit debat op afstand volgt welkom.
Ik begin even met een mededeling. Vorige week hebben leerlingen van het
Gymnasium Novum uit Voorburg aan de voorzitter van de commissie voor de
Werkwijze een petitie aangeboden. Dat is op zich al vrij uniek. Die gaat
over het invoeren van een "telefoonkabinet" voor Kamerleden. Zij hebben
ook een telefoonkabinet gemaakt. De Voorzitter van de Kamer, Martin
Bosma, heeft toen toegezegd om vandaag tijdens de begrotingsbehandeling
van OCW dit telefoonkabinet hier op de tafel te plaatsen. Ik nodig de
Kamerleden die deelnemen aan dit debat uit om hier vrijwillig aan mee te
doen. Ik kan dat niet afdwingen, zoals in sommige klassen, maar als u
dat wil doen, nodig ik u uit om uw telefoon hierin te doen en 'm wel
echt uit te zetten of op stil te zetten. Als die namelijk gaat trillen,
dan wordt het allemaal versterkt. Dat willen we niet. De heer Ceder wil
daar graag iets over zeggen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Even een punt van orde. Ik vind het namelijk een prachtig initiatief,
maar de geest hierachter is natuurlijk dat wij offline gaan debatteren
met elkaar. Ik zie hier een aantal valsspelers, die hun laptops en iPads
gewoon bij de hand hebben, waardoor dit eigenlijk gewoon een dode letter
is. Ik wil u als voorzitter toch oproepen om door te pakken, zodat
degenen die hun telefoon inleveren, ook hun laptops, iPads, iWatches,
met alles erop en eraan inleveren. Even ter overweging.
De voorzitter:
Voordat u hier een plenaire discussie met elkaar over gaat voeren, wil
ik zeggen dat ik heb begrepen dat dit in de commissie voor de Werkwijze
is besproken. Ik geloof dat dit ook al is besproken in de commissie van
OCW. Dit is louter vrijwillig. Iedereen die zich aangesproken voelt, kan
eraan meedoen. Maar het is geenszins een verplichting. Maar toch wil de
heer Paternotte hier nog iets over zeggen.
De heer Paternotte (D66):
Ja, voorzitter, het is vrijwillig, maar u heeft 'm daar wel neergezet.
Ik hoop dat u ook waakt over het gelijke speelveld hier in de zaal. Ik
zie namelijk dat er een aantal collega's is dat de telefoon toch gewoon
op tafel houdt. Het zou wel mooi zijn als u met uw autoriteit ook wat
druk kunt uitoefenen om ervoor te zorgen dat we een gelijk speelveld in
de zaal hebben.
De heer Soepboer (NSC):
Ik kan maar een ding zeggen: volgens mij moet je het goede voorbeeld
geven. Ik ga dat doen vandaag, zonder laptop en zonder telefoon. Ik hoop
dat inderdaad vrijwillig, maar toch onder enige druk van mij, mijn
collega's volgen.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik snap waarom we hiertoe komen, maar in alle provincies, gemeentes en
waterschappen zijn we bezig met papierloos vergaderen. Bergen papier
worden verspild. We hebben heel veel op onze devices staan. Ik doe hier
dus niet aan mee. Ik zal 'm wel zo weinig mogelijk gebruiken voor
communicatie, absoluut. Maar ik doe er niet aan mee, omdat mijn stukken
gewoon op die devices staan.
De voorzitter:
De heer Krul wil ook nog iets zeggen? Nee?
Ik herhaal mijn woorden van het begin: dit is geheel vrijwillig. Het is
in een andere zaal besproken. Ook hiervoor geldt dat er verschillen van
inzichten zijn. Iedereen maakt hierin zijn eigen afweging. Maar dank
voor degenen die hieraan hebben meegewerkt, met speciale dank aan de
leerlingen van het Gymnasium Novum.
Verder wilde ik nog meedelen dat ik acht interrupties wil geven aan
iedere fractie. Dat zijn dus acht vragen onderling en overmorgen,
donderdag, ook acht vragen in het vervolg van het debat, als het kabinet
antwoord geeft op alle vragen. Ik geef alvast een tip voor die tweede
debatdag: wacht even tot er antwoord is gegeven op de vragen die u
allemaal in eerste termijn stelt, want er worden heel veel interrupties
verbruikt met vragen naar de bekende weg, namelijk door een vraag die in
eerste termijn al is gesteld, te herhalen. Dat kan de zorg die sommigen
hebben dat ze te weinig interrupties hebben, ondervangen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbend, stel ik voor dat we gewoon gaan beginnen. Dat doen
we zoals gebruikelijk op begrotingsvolgorde: de eerste spreker is van de
grootste oppositiepartij, dus van GroenLinks-PvdA, en dat is de heer
Stultiens. Ik geef hem het woord.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. "Doe het niet! Doe het niet! Bezuinig niet 2 miljard euro
per jaar op het onderwijs." Dat is wat meer dan 20.000 mensen gisteren
zeiden op het Malieveld. Steun de bezuiniging van 2 miljard niet. Stem
de bezuinigingen weg. Bezuinig niet op het wetenschapsfonds van Robbert
Dijkgraaf. Bezuinig niet op studenten met de langstudeerboete. Bezuinig
niet op internationale studenten. Bezuinig niet op brede brugklassen.
Bezuinig niet 200 miljoen euro per jaar op het mbo. Bezuinig niet 300
miljoen euro per jaar op de basisscholen. Bezuinig niet 500 miljoen euro
per jaar op de middelbare scholen. En als kers op de taart: bezuinig
niet 1 miljard euro per jaar op studenten, hogescholen en
universiteiten. Doe het niet!
Voorzitter. De coalitie moet deze week op zoek naar een bondgenoot, een
bondgenoot die bereid is steun te geven aan bezuinigingen op onderwijs.
Ik vind het goed om te zien dat de hele oppositie lijkt te zeggen: wij
gaan niet die bondgenoot zijn; wij gaan geen steun geven aan een
bezuiniging van 2 miljard per jaar op het onderwijs. Als wij met elkaar,
als hele oppositie, onze rug rechthouden, als wij allemaal zeggen "geen
bezuinigingen op onderwijs", dan strandt de begroting in de Eerste
Kamer. Dan moet het kabinet met een betere begroting komen, een
begroting die wel kan rekenen op steun in beide Kamers.
Voorzitter. Laat één ding alvast heel helder zijn. Mijn fractie,
GroenLinks-PvdA, gaat niet die bondgenoot zijn. Wij gaan geen
bezuinigingen op onderwijs steunen. Wij stemmen tegen de
langstudeerboete. Wij stemmen tegen de bezuiniging op het
Wetenschapsfonds. Wij stemmen tegen de bezuiniging op brede brugklassen.
We hebben daarom samen met de SP, met Volt, met DENK en met de Partij
voor de Dieren een amendement ingediend om deze hele bezuiniging van
tafel te krijgen. Dat is netjes gedekt, zoals u van ons bent gewend,
want andere keuzes zijn mogelijk. We hebben de samenleving aan onze
kant: het bedrijfsleven, de burgemeesters, de rechtspraak, de
onderzoekers, de studenten, de docenten, de bestuurders, de hogescholen,
de universiteiten, de planbureaus, de rekenkamers, De Nederlandsche
Bank, de Rabobank, VNO-NCW. Allemaal zeggen ze: doe het niet.
Voorzitter. Deze bezuinigingen kunnen van tafel en deze bezuinigingen
moeten van tafel. Gisteren stonden we met meer dan 20.000 mensen op het
Malieveld tegen de bizarre bezuinigingen van Bruins of, zoals gisteren
werd gezegd, een "Eppocalyps". Er was zo veel solidariteit tussen
studenten en docenten, tussen hogescholen en universiteiten, maar ook
met basisscholen, middelbare scholen en mbo's. Als we elkaar vasthouden,
staan we sterk. Deze mensen voelen zich keihard in de steek gelaten door
dit kabinet en deze coalitie. Er is een totaal gebrek aan waardering
voor al die hardwerkende mensen in het onderwijs, waar de werkdruk al
torenhoog is en alleen maar gaat toenemen met deze bezuinigingen. Er is
ook een totaal gebrek aan erkenning van de zorgen van studenten over de
betaalbaarheid van hun studie. Er is een totaal gebrek aan historisch
besef van de waarde van studies die dreigen te verdwijnen. We zien nu al
dat studies als Chinees, Koreaans en Japans worden samengevoegd tot
Aziëstudies. Frans, Duits en Italiaans worden samengevoegd tot Europese
studies. Hebreeuws, Arabisch en Perzisch dreigen te verdwijnen. Dit is
eeuwig zonde.
Bij bezuinigingen met zulke grote gevolgen zijn het kabinet en de
coalitie verplicht om een heel stevige onderbouwing te hebben, maar daar
is de afgelopen maanden nog niks van gebleken. De minister is het
eigenlijk volkomen met ons eens. Hij vindt de bezuinigingen pijnlijk,
hij vindt onze inbreng goed, maar helaas, het geld is op.
Er gaat iets loeien hiernaast. Dat is de printer, denk ik.
Voorzitter. Inderdaad is er niet oneindig veel geld. Politiek gaat over
keuzes maken, maar waarom kiest het kabinet er dan voor om zo veel geld
weg te halen bij het onderwijs en weg te geven aan belastingkortingen
voor mensen die die totaal niet nodig hebben? Waarom haalt het kabinet
100 miljoen euro per jaar weg bij het onderwijs en geeft het dat weg aan
vastgoedbeleggers? Waarom halen ze 200 miljoen euro weg bij het
onderwijs en geven ze dat weg aan de rijkste 1%? Waarom halen ze 400
miljoen euro weg bij het onderwijs en geven ze het weg aan
multinationals? Waarom halen ze 800 miljoen euro weg bij het onderwijs
en geven ze het weg aan buitenlandse aandeelhouders?
Voorzitter. Het geld is niet op. Deze partijen kiezen ervoor om
miljarden weg te halen bij het onderwijs en miljarden weg te geven aan
belastingkortingen voor de allerrijksten. Ik kijk vandaag vooral naar de
coalitiepartijen. Doe dit het land niet aan. Ik kijk naar NSC. Als
jullie echt geven om onze democratische rechtsstaat, bezuinig dan niet
op de kritische spiegel die onze democratie zo hard nodig heeft.
Verdedig de instituties waar feiten en fictie van elkaar worden
gescheiden en waar jonge mensen worden opgeleid om kritisch na te denken
en de samenleving scherp te houden. NSC, doe dit onze democratie niet
aan. Maar ik kijk ook naar de VVD. VVD, als jullie echt geven om de
banen en de economie van de toekomst, zet dan niet het verdienvermogen
van ons land op het spel. Mensen raken nu al hun banen kwijt. Talent
vertrekt nu al naar het buitenland. En alle experts zeggen het. De
Rabobank zegt: de kosten van deze plannen zijn hoger dan de opbrengst.
De planbureaus zeggen: met deze bezuinigingen schaad je de toekomstige
welvaart. En VNO-NCW zegt: met deze bezuinigingen maakt u het land
kapot. Hele grote woorden. Ze zijn niet van mij, al ben ik het er wel
mee eens. Ze zijn van VNO-NCW: VVD, doe dit het bedrijfsleven niet
aan!
En de BBB. Als jullie echt geven om de regio, luister dan naar al die
mensen uit Zeeland, Limburg, Friesland, Overijssel, die zeggen: doe dit
niet! We hebben allemaal mails gehad, brandbrieven, telefoontjes uit het
hele land. Bestuurders van BBB, VVD, CDA, burgemeesters die allemaal
zeggen: doe dit niet, dit is een drama voor onze regio! Het Zeeuwse
onderwijs dreigt kopje-onder te gaan. Kabinetsbeleid ondermijnt kansen
van Limburg. Honderden banen op het spel in Overijssel. BBB, ik roep u
op: kom uit de Randstadbubbel; Nederland is groter dan alleen Amsterdam
en Den Haag. Ga langs bij die bezorgde mensen in Emmen, in Breda, in
Arnhem, in Maastricht, in Heerlen. Doe dit niet!
En dan de PVV. Als jullie echt geven om gewone mensen, de gewone
Nederlander, maak studeren dan niet onbetaalbaar voor de kinderen van
Henk en Ingrid. Met de plannen van de PVV raak je juist de mensen die
als eerste in de familie gaan studeren, mensen zonder rijke ouders,
mensen die chronisch ziek zijn, jongeren met een beperking: die worden
het allerhardst geraakt door deze plannen en door de
langstudeerboete.
Voorzitter. Deze onderwijsbegroting is ijskoud, maar het is
hartverwarmend om te zien hoe de hele samenleving zich hiertegen
uitspreekt, want het onderwijs kan zo mooi zijn! Het zorgt ervoor dat
mensen zich ontwikkelen, vormen en ontplooien. En we mogen trots zijn op
onze wetenschappers, op onze docenten, op onze onderzoekers. Die van
vroeger, maar zeker ook die van nu. Wij staan op de schouders van reuzen
en wij kunnen er als Kamer aan bijdragen dat toekomstige generaties ook
op onze schouders kunnen staan. En daarom zeg ik het nog één keer, tegen
alle partijen hier in de Kamer: doe het niet!
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan mevrouw Tseggai, en
ook zij voert het woord namens de fractie van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn collega Stultiens zei het al: wat kan
onderwijs ontzettend mooi zijn. Ik wil vandaag in het bijzonder aandacht
vragen voor het mbo. De afgelopen maanden of eigenlijk het afgelopen
jaar, sinds ik Kamerlid ben, heb ik ontzettend veel mbo's bezocht en met
tientallen gemotiveerde studenten en docenten gesproken. Ik vond het
heel leuk om te zien dat premier Schoof vlak na zijn aantreden een mbo
in Vlissingen bezocht. Ik ben daar ook geweest. Na zijn werkbezoek zei
hij: "Alles ademt hier praktijk, hoewel we in het schoolgebouw van
Scalda zijn. Maar het is toch wel ingewikkeld voor een krimpregio als
Zeeland. We moeten dat tij proberen te keren, zodat het mbo-aandeel echt
groot blijft. Want daar zitten de vakmannen en vakvrouwen."
Toen wij in eerste instantie het regeerprogramma bekeken, leken daarin
geen bezuinigingen voor het mbo op de plank te liggen. Mijn schrik was
dan ook groot toen ik op deze begroting zag dat het kabinet toch 200
miljoen gaat bezuinigen op het mbo. Het Stagefonds, het Regionaal
investeringsfonds, praktijkleren en een Leven Lang Ontwikkelen worden
allemaal geraakt door deze bezuinigingen. Het tij dat we moeten keren,
waar premier Schoof aan refereert, keert op deze manier in ieder geval
niet de goede kant op. Hoewel ten aanzien van sommige coalitiepartijen
het idee leeft dat zij het mbo een topprioriteit vinden, blijkt dat
helemaal nergens uit. Lokale projecten tussen het onderwijs en het
bedrijfsleven, projecten om leren in de praktijk te stimuleren en de
aanpak om stagediscriminatie aan te pakken, zullen allemaal geraakt
worden door deze bezuinigingen. Onze mbo-studenten verdienen beter. Dat
is dan ook de reden dat GroenLinks-PvdA absoluut niet akkoord gaat met
deze bezuinigingen.
Voorzitter. Mbo-studenten verdienen beter. Ze verdienen een
studententijd waarin ze zichzelf kunnen ontwikkelen en kunnen leren in
de praktijk, zonder grote financiële zorgen. Onze fractie maakt zich
grote zorgen over het aantal vroegtijdig schoolverlaters in het mbo. In
het afgelopen schooljaar waren er meer dan 30.000 voortijdig
schoolverlaters. Veruit de grootste groep bestaat uit mbo-studenten,
namelijk 24.000. Natuurlijk kunnen er tal van redenen ten grondslag
liggen aan zo'n keuze: verkeerde studiekeuze, mentale gezondheid,
mantelzorg en problemen thuis. Maar uit de analyse vroegtijdig
schoolverlaten 2023 blijkt dat het ontbreken van voldoende inkomsten de
hoofdreden is om voortijdig de studie af te breken.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik waardeer de passie voor het mbo van mijn collega enorm. Ik vind het
wel jammer dat ze stelt dat ze die bij de coalitiepartijen niet ziet. Ik
heb een vraag. Als meer geld een oplossing zou zijn voor het mbo, dan
ben ik eigenlijk heel erg benieuwd hoe GroenLinks-Partij van de Arbeid
kijkt naar het Rekenkamerrapport waarin staat dat de "inzet afgelopen
jaren van 1,6 miljard naast het vaste mbo-budget de achterstanden niet
verkleint." Heeft het Rekenkamerrapport het dan gewoon fout? Ik kan het
me namelijk niet voorstellen dat GroenLinks-Partij van de Arbeid per
definitie vindt dat meer geld alles beter maakt. Toch?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Meer geld maakt inderdaad niet alles beter, maar er zijn een aantal
projecten die zullen sneuvelen door deze bezuinigingen. Daar heb ik net
aan gerefereerd. Neem bijvoorbeeld het aanpakken van stagediscriminatie,
praktijkleren, het Stagepact, het Stagefonds Zorg; nou ja, ik kan zo nog
wel even doorgaan. Neem ook de regionale versterking arbeidsmarkt
onderwijs. Meer geld maakt niet altijd alles beter, maar geld weghalen
maakt ontzettend veel kapot.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Maar dat is geen antwoord op mijn vraag, want de projecten die mevrouw
Tseggai noemt, zijn nou net de projecten waarover de Rekenkamer zegt dat
die daadwerkelijk niet hebben gezorgd voor het beter laten aansluiten
van mbo'ers bij de arbeidsmarkt. Dat zijn precies de projecten waar
mevrouw Tseggai en ik elkaar vinden. Maar als een Rekenkamerrapport, een
instituut dat beide partijen respecteren, zegt dat het geld niet
doelmatig besteed is, hoe kan GroenLinks-Partij van de Arbeid hier dan
zeggen dat het per definitie slecht is als we daarop bezuinigen, wat we
bij lange na niet doen met dit bedrag op het mbo?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ten eerste bezuinigt dit kabinet wel op het mbo; dat heb ik net ook
aangeduid in mijn spreektekst. Het is hartstikke goed om conclusies van
de Rekenkamer serieus te nemen, maar wij luisteren ook graag naar de
samenleving, naar het bedrijfsleven, naar studenten en naar scholen.
Daar hecht ik ook waarde aan.
De voorzitter:
Mevrouw Tseggai vervolgt haar betoog.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Uit de analyse omtrent voortijdig schoolverlaten blijkt dat
het ontbreken van voldoende inkomsten de hoofdreden is voor studenten om
voortijdig de studie af te breken. Daar zouden we als politiek wel echt
wat aan kunnen doen. Het sterkt mijn fractie in ons idee dat de
financiële positie van studenten echt moet worden verbeterd als je
ervoor wilt zorgen dat zij hun studie afmaken en er niet de voorkeur aan
geven om te stoppen en te gaan werken omdat zij niet goed rond kunnen
komen. Natuurlijk moet er ook ingezet worden op andere punten, zoals een
goede loopbaanoriëntatie en studievoorlichting, maar het hebben van
genoeg geld is echt een belangrijke randvoorwaarde om je studietijd goed
te kunnen doorlopen.
Voorzitter. Het zal daarom geen verrassing zijn dat mijn fractie ook bij
deze begroting weer zal vragen om een passende stagevergoeding voor alle
studenten. De cijfers liegen er niet om: 59% van de mbo-studenten, 25%
van de hbo-studenten en 35% van de wo-studenten ontvangt geen
stagevergoeding. In slechts 10% van de cao's is iets afgesproken over
een stagevergoeding. Onze fractie heeft de afgelopen tijd met veel
studenten- en jongerenorganisaties gesproken over dit onderwerp. Veel
verhalen die zij ons vertellen, zijn echt schrijnend en sterken ons in
het idee dat een stagevergoeding voor alle studenten er echt moet komen.
Studenten die vijf dagen in de week stage lopen, daar niets voor krijgen
en in het weekend ook nog aan het werk zijn en dus zeven dagen per week
moeten werken: daar is volgens mij geen enkele partij voor.
We weten dat er volgende maand een onderzoek uit zal komen over een
wettelijk verplichte stagevergoeding. We kijken hiernaar uit, niet in de
laatste plaats omdat het een beetje lang geduurd heeft, maar vooral
omdat we dan eindelijk door kunnen pakken over hoe een verplichte
stagevergoeding geregeld kan worden. Dat het geregeld moet worden, staat
voor mijn fractie als een paal boven water. Daar hoeven we volgens mij
niet langer mee te wachten. Hoe sneller we hier iets aan doen, hoe
sneller we studenten financieel kunnen ontzorgen.
Voorzitter, ik rond af. Het mbo hoort veel woorden van dit kabinet en de
coalitiepartijen, maar aan woorden hebben mbo-scholen en -studenten
helemaal niks als de daden uitblijven. Ik zou dan ook willen afsluiten
met een oproep aan de collega's van de coalitiepartijen: zet uw woorden
voor het mbo om in daden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we nu luisteren naar de derde spreker van de
fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid: mevrouw Pijpelink. Zij
spreekt volgens mij vooral over het primair en secundair onderwijs.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dat klopt.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Onderwijs gaat over mensen, over de dromen van
kinderen en jongeren, over de struggles van opgroeien, over leraren die
met passie voor hun vak en liefde voor de ontwikkeling van kinderen en
jongeren elke dag weer het verschil maken, en over schoolleiders en
bestuurders, die er alles aan doen om de juiste voorwaarden te scheppen
waardoor kinderen op hun school hun dromen kunnen waarmaken en hun
talenten kunnen ontwikkelen. Onderwijs gaat ook over gelijkheid en
gelijke kansen, over de ontwikkeling van talenten en over leren wie je
wilt zijn als mens. Onze fractie maakt zich zorgen — dat doen wij al
langer — over de resultaten op het gebied van lezen, schrijven en
rekenen, over het tekort aan leraren, over het toegenomen aantal
kinderen in Nederland die niet dezelfde kansen hebben om een mooie
opleiding te volgen en niet de kansen krijgen om hun talenten ten volle
te ontwikkelen binnen het onderwijssysteem, en over de almaar groeiende
groep leerlingen die thuiszitten en geen onderwijs volgen omdat niemand
ze onderwijs wil of kan geven.
Deze begrotingsbehandeling van OCW gaat over geld, maar meer dan dat
gaat het erover wat dit geld en het geld dat niet of niet meer
beschikbaar komt, doet met de levens van mensen. Ik heb het over jonge
mensen die in alles afhankelijk zijn van volwassenen, van wat
volwassenen bereid zijn te doen om kinderen en jongeren ten volle te
laten ontwikkelen tot goed opgeleide en positief-kritisch denkende
burgers. Zij zijn afhankelijk van ons, bestuurders en politici.
Dit kabinet bezuinigt in zijn kabinetsperiode op onderwijs, en fors, ook
op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. In tijden waarin
juist geïnvesteerd zou moeten worden, bezuinigt dit kabinet. Het zijn
bezuinigingen die de kansenongelijkheid vergroten. Denk aan het
afschaffen van de subsidie voor de brede brugklassen, het afschaffen van
de functiemix Randstad en het korten op het beleid School en omgeving.
Denk ook aan het flink korten op het geld voor achterstandsontwikkeling
vanuit het Gemeentefonds, en aan het niet meer labelen; ik kom daar
straks op terug.
Niks "onderwijs als de grote gelijkmaker". Niks "onderwijs is het
fundament van alles in onze samenleving en dat laten we blijken door te
investeren in de mensen die het aangaat: de leraren en de leerlingen".
Niks "we gaan de school en de leraren helpen". Niks "we hebben met onze
jeugd goud in handen en we gaan ervoor zorgen dat ieder kind zich ten
volle kan ontwikkelen". Niks "we zijn een beschaafd en solidair land,
waarin iedereen de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen". Niks
daarvan in deze begroting. In plaats daarvan krijgen we de zwaarste
bezuinigingen in het onderwijs sinds kabinet-Lubbers I; dan gaan we
terug naar de eerste helft van de jaren tachtig. Dit terwijl de
uitdagingen en de zorgen groot zijn. Dit terwijl de coalitiepartijen de
mond vol hebben van het belang van het onderwijs: we horen hoe
beschamend het wel niet is dat Nederland zo laag scoort op de PISA, hoe
erg het lerarentekort wel niet is en hoe het allemaal beter zou moeten
worden. Maar met mooie woorden komen we er niet. Doe boter bij de vis:
investeer in het onderwijs.
Voorzitter. Ik denk dat de problematiek van de thuiszitters het
schrijnendste voorbeeld is van het spreken van mooie woorden, maar
ondertussen bezuinigen en niet investeren. Dat is trouwens een vreselijk
woord, "thuiszitters". We hebben het hier over kinderen en over jongeren
die om allerlei verschillende redenen geen onderwijs op een school
volgen, kortweg omdat niemand het aandurft om hen van het onderwijs te
voorzien dat bij hen past en dat zij nodig hebben.
Handelingsverlegenheid en het ontbreken van geld voor de benodigde
begeleiding liggen hieraan vaak ten grondslag. Dit vraagt dus om extra
middelen voor de extra begeleiding en voor de ontwikkeling van de kennis
en kunde bij leraren om leerlingen met extra behoeften of met andere
behoeften te begeleiden.
Ondanks het toegenomen aantal thuiszitters, bezuinigt dit kabinet op de
bekostigingsregeling SHRM/Verzuim, voor strategisch HRM-beleid en
verzuim. Voor scholen is er geen aanvullende bekostiging meer wat
betreft het voorkomen van verzuim. Maar ook na het stoppen van de
regeling hebben zij nog wel de taak om dit te doen. De groep groeit. Het
onderwijs krijgt van dit kabinet te horen hoe belangrijk passend en
inclusief onderwijs wordt gevonden, maar het kabinet lost de problemen
niet op. Sterker nog, de kans is heel groot dat die problemen groter en
omvangrijker worden. Ik vraag de staatssecretaris: "Waarom doet u niet
meer? Waarom stelt u geen extra geld ter beschikking om deze groep
leerlingen echt verder te helpen?"
De heer Soepboer (NSC):
Ik heb een kleine vraag aan mevrouw Pijpelink. Ik weet dat ook zij uit
het onderwijs komt. Misschien heeft zij hier dus een verklaring voor. We
hebben de afgelopen jaren best wel veel geld geïnvesteerd in het
onderwijs, ook in het passend onderwijs; dat moet nu "inclusief
onderwijs" worden. Maar de wachtrijen voor het speciaal onderwijs zijn
nog nooit zo lang geweest. Het aantal leerlingen dat thuis zit is ook
nog nooit zo groot geweest. Heeft mevrouw Pijpelink daar een verklaring
voor?
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Ik noemde al het woord "handelingsverlegenheid". Ik weet dat er enorm
geïnvesteerd is in de zorgstructuur op scholen. Ook zijn er experts
binnengehaald om deze leerlingen te begeleiden. Ik zie, zeker in het
voortgezet onderwijs, dat zo'n leerling uiteindelijk in die specifieke
vaklessen terechtkomt, met misschien wel twaalf tot vijftien docenten:
acht per dag en vijftien per week. Ik zie de worsteling bij docenten. De
wil is er om deze kinderen te helpen, maar — en ik denk dat de heer
Soepboer dit ook vaak hoort — "dan zijn er nog 29 anderen". Ik denk dus
dat de handelingsverlegenheid een enorme blokkade is voor het
daadwerkelijk verzorgen van lessen voor deze kinderen in het reguliere
vo.
De heer Soepboer (NSC):
Ik denk dat daar een kern van waarheid in zit. Bent u het dan ook met de
fractie van Nieuw Sociaal Contract eens dat er, gelet op de
investeringen en op wat die uiteindelijk hebben opgeleverd, niet per
definitie geld nodig is om dit probleem op te lossen?
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat er geïnvesteerd moet worden in de kennis en kunde van
leraren. Daar is tijd voor nodig, maar zoals u ook weet, is tijd geld,
ook in dit geval. Ik zou die vraag dus heel graag met ja beantwoorden,
maar ik ben bang dat het er uiteindelijk toch op neerkomt dat we het
onderwijs de tijd moeten geven, om docenten in staat te kunnen stellen
om handelingsbekwaam te worden, nog meer dan nu het geval is. Heel
eerlijk gezegd hoort daar gewoon boter bij de vis bij. Dat betekent
financieel gezien gewoon iets.
De voorzitter:
Mevrouw Pijpelink vervolgt haar betoog.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik verder met het kopje over omzetbelasting voor bijles. Dat
heeft ook heel erg te maken met het vergroten van kansenongelijkheid.
Helaas voelen steeds meer ouders de druk om bijlessen, examentrainingen
en huiswerkbegeleiding voor hun kind in te kopen. Heel eerlijk gezegd is
dat misschien ook niet zo heel raar, gelet op de groeiende zorgen over
onderwijskwaliteit en op de blijvende reclames op scholen voor
bijlesbureaus. In Nederland zijn de uitgaves van huishoudens aan de
bijlesindustrie gestegen van 26 miljoen in 1995 naar bijna een half
miljard in 2022. Op dit moment vallen bijlessen en tentamen- en
examentraining onder de vrijstelling onderwijs van de omzetbelasting.
Het vrijstellen van deze belasting geeft de markt de ruimte om
ongelijkheid te creëren in het onderwijs. Aan de staatssecretaris de
vraag waarom hij niets doet tegen deze ongelijkmakende situatie. Onze
fractie overweegt in de tweede termijn een motie hierover in te
dienen.
De korting van 155 miljoen uit het regeerakkoord op het programma School
en Omgeving betreft circa 33% van het totale budget, een derde dus. Op
dit moment doen 140.000 leerlingen mee aan het programma. Dat worden er
dus bijna 50.000 minder. U zou kunnen zeggen: een Amsterdam ArenA vol
kinderen kan dan geen gebruik meer maken van de rijke schooldag. Dat
betreft dus bijlessen, sportlessen, muzieklessen. Naar verwachting zal
het aantal scholen in het primair en voortgezet onderwijs dat kan
deelnemen aan het programma, met ongeveer hetzelfde percentage dalen.
Leerlingen op scholen waar dat eerst wel werd gegeven, hebben dan geen
toegang meer tot extra leer- en ontwikkeltijd. Weer zijn zij en hun
ouders afhankelijk van de markt.
Dan de specifieke uitkeringen, SPUK. Die krijgen van dit kabinet een
efficiencykorting, alsof er geld over de balk gesmeten wordt, en worden
overgeheveld naar het Gemeentefonds. Dat betekent veel voor de inzet van
achterstandsgelden. Onze fractie krijgt zorgelijke berichten van
wethouders uit het hele land. Die geven aan deze gelden te gebruiken
voor de vroeg- en voorschoolse educatie in hun gemeente. Deze vve wordt
als belangrijk ervaren bij het vergroten van de kansen van kinderen uit
achterstandssituaties. De vve verdient het in onze optiek niet om gekort
te worden en in een grote algemene pot te verdwijnen. Ook nu weer: het
lijkt er echt op dat dit kabinet het prima vindt dat niet iedereen in
Nederland dezelfde kansen heeft.
Dan het laatste stukje. Jaar na jaar wordt vastgesteld dat er
onvoldoende middelen beschikbaar zijn om de onderwijshuisvesting te
laten voldoen aan de minimale eisen aan kwaliteit, functionaliteit en
klimaatbestendigheid. Waarom legt dit kabinet de noodkreten over de
ontoereikende middelen telkens weer doodleuk naast zich neer?
Dan mijn slotsom bij de onderwijsplannen van dit kabinet en de
bijkomende financiën. Het zijn mooie praatjes, maar er is geen visie en
geen ruggengraat bij deze bewindspersonen om echt te staan voor wat onze
kinderen, jongeren en leraren nodig hebben. En dan ook nog durven zeggen
dat de problemen zonder extra geld, en zelfs met bezuinigingen, kunnen
worden opgelost. Het is echt een gotspe.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Een ogenblik, want u krijgt nog een interruptie
van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Mevrouw Pijpelink van GroenLinks-PvdA heeft echt een heel scherpe
analyse gemaakt van wat de bezuinigingen gaan betekenen voor
bijvoorbeeld het p.o. en vo. Komend jaar, in 2025, hebben we
waarschijnlijk te maken met een nieuwe wet, de Wet toezicht informeel
onderwijs. Ook daar is heel veel reuring over. We weten dat dit
wetsvoorstel uit de koker van VVD, D66 en GroenLinks-PvdA komt en dat
het met name gericht was op Koranscholen, op weekendscholen. Dat was de
aanleiding voor de wet, zo bleek ook uit de eerste onderzoeken. Ik ben
benieuwd of mevrouw Pijpelink kan aangeven met welk doel GroenLinks-PvdA
dit wetsvoorstel gaat steunen komend jaar. Wat is het beoogde effect
volgens mevrouw Pijpelink?
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
U zegt: gaat steunen. Dat moet nog maar blijken. Ik ben het met de heer
Ergin eens dat we dit thema ontzettend spannend vinden met elkaar. Je
ziet dat ook op het moment dat er ook maar iets wordt opgeworpen over
het wijzigen van artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van
onderwijs beschreven staat. Op dit moment vind ik dat dit onderwerp
gekaapt wordt door het integratiedebat. Dat vind ik heel jammer. Wat mij
betreft zouden we het debat met elkaar echt breed moeten aangaan over
die wet, die al heel lang bestaat, namelijk al sinds 1917. Dat gaat dus
om artikel 23. De vrijheid van onderwijs is altijd als heel belangrijk
gezien, maar met de uitdagingen die er vandaag de dag zijn, moeten we
daar misschien wel open met elkaar naar durven kijken. Maar dan zeg ik
wel: breed en niet één specifieke groep. Dan lijkt het me gewoon goed
dat we met elkaar gaan kijken wat vrijheid van onderwijs betekent, en
dat we de voordelen, maar ook de nadelen in onze samenleving durven
aankijken. Dan kom ik terug op die Wet toezicht informeel onderwijs. Ik
denk dat het goed is dat we ook daar breed naar durven kijken, dus dat
we niet één specifieke doelgroep eruit halen en daar een
controlemechanisme op zetten, daar waar er ook in andere hoeken
misschien goed meegekeken mag worden.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb heel nauw geluisterd naar een bijna principiële discussie over
artikel 23. Ik ben in ieder geval tegen een inperking daarvan, tegen het
moderniseren zoals mevrouw Pijpelink dat zou noemen. Maar even terug
naar de Wet toezicht informeel onderwijs. Op basis van alle vragen, op
basis van alle vooronderzoeken, op basis van debatten die we eerder met
toen minister en nu staatssecretaris Paul hebben gevoerd, weten we dat
het wetsvoorstel zich met name richt ... We weten dat ook van het
toeslagenschandaal. In geen enkele wettekst stond dat ze mensen met een
migratieachtergrond moesten pakken, maar het gebeurde wel. We staan nu
aan de vooravond van een wet waarvan we weten dat die gaat dienen als
een bijl die de PVV straks kan gebruiken om in te hakken op de
grondrechten van Koranscholen, van informele islamitische
weekendscholen. Mijn vraag aan mevrouw Pijpelink was en is nog steeds de
volgende. Ik ga straks een motie indienen waarin ik aangeef dat dit
wetsvoorstel op 8 januari van tafel moet — want tot 7 januari zit het
wetsvoorstel in de internetconsultatieronde en op 8 januari houdt die op
— omdat het als een botte bijl in gaat hakken op grondrechten van heel
veel moskeebestuurders en mensen die gebruik willen maken van informeel
onderwijs. De vraag is ...
De voorzitter:
Mevrouw Pijpelink. Uw vraag is helder, meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
De vraag is, voorzitter, of mevrouw Pijpelink dat gaat steunen.
De voorzitter:
Ja. Mevrouw Pijpelink.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij was ik heel duidelijk. Onze fractie is er nooit voorstander
van om één specifieke groep uit te lichten en die zwaarder te bekijken
dan andere groepen. Als het gaat om informeel onderwijs ... Daar zijn
veel meer voorbeelden van, die overigens ook genoemd worden in het
wetsvoorstel. Maar waarbij de aanleiding wordt gezien bij de
islamitische scholen ... Wij zullen dat altijd in den brede wegen als
fractie. Wij zullen nooit specifiek bepaalde normen zwaarder leggen op
een bepaalde bevolkingsgroep in onze samenleving of een bepaalde vorm
van onderwijs, waarbij de andere vormen, die net zo goed onder informeel
onderwijs vallen, wegvallen. U gaat geen "ja" of "nee" of "voor" of
"tegen" van mij horen. Dit is wat u van mij hoort. Wij zullen dat breed
wegen. We leggen nooit zwaardere normen op één bevolkingsgroep dan op de
hele groep.
De heer Ergin (DENK):
Dan ga ik het toch nog een keer proberen, want we weten op basis van de
stukken die zijn vrijgegeven ... Die stukken zijn vandaag nog
vrijgegeven, maar vragen daarover laat ik over aan de heer Ceder, want
het was zijn verzoek. We weten op basis van eerdere publicaties dat hier
de vrijheid van vereniging, vrijheid van godsdienst, vrijheid van
meningsuiting, vrijheid ... Volgens mij telde ik zeven grondrechten,
zeven vrijheden, die op het spel staan. We weten dat we onze vrijheden
niet kunnen toevertrouwen aan dit kabinet. Mijn vraag, nogmaals, aan
GroenLinks-PvdA is: maak hier geen discussie van in de zin van "we gaan
breed kijken naar wat het is". We weten waar de wet op doelt. We weten
wat het kabinet wil. We weten wat het vak daar, het vak waar de PVV in
zit, heel graag met deze wet wil doen. Ik roep GroenLinks-PvdA op: trek
je steun in en blijf met je handen af van al die scholen, al die
informele onderwijsinstellingen, die er het beste van proberen te maken.
Dat zou ik graag aan het kabinet willen meegeven. Mijn vraag is: trekt u
uw handen af van dit wetsvoorstel?
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dat is drie keer een formulering van dezelfde vraag. Ik blijf drie keer
hetzelfde antwoord geven. Maar de heer Ergin mag echt vertrouwen op wat
ik zeg. We zullen nooit één groep met zwaardere normen bekijken dan
andere groepen. Op die manier kijken we ernaar.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik val de heer Ergin bij. Dat doe ik niet bij alle onderwerpen, maar wel
bij dit onderwerp. Toen dit wetsvoorstel een halfjaar geleden
aangekondigd werd en GroenLinks-PvdA er met enthousiasme op reageerde,
voorspelde ik al dat dit een gigantisch gedrocht zou zijn. Ik heb toen
ook gevraagd om daarover een notitie op te stellen voor de inspectie,
die de uitvoering zou moeten doen. Ik heb een motie ingediend om die te
krijgen, maar ik heb die niet gehad van dit kabinet. Ik heb nog een
motie ingediend om het op tijd te krijgen, voor het debat na de rellen,
maar ik heb het niet gekregen, omdat de coalitiepartijen dat geblokkeerd
hebben. Via een Woo-verzoek is het toch hier gekomen. En wat blijkt?
Precies zoals we allemaal — nou ja, niet allemaal, ik in ieder geval en
heel veel anderen met mij — al zagen aankomen, zegt nota bene de
inspectie die dit moet gaan uitvoeren: "Waar gaat dit over? We kunnen
dit niet. Het is rechtsstatelijk kwetsbaar. Het is niet effectief. De
trefkans is gering." Met andere woorden: dit is een gigantisch slecht
voorstel.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn vraag is of u ... Ik snap wat u wil doen. Ik ben het met u eens dat
je moet voorkomen dat er sprake kan zijn van bewegingen waardoor mensen
zich afkeren van de samenleving en dat daar misschien gedachtegoed uit
kan voortvloeien. Dat wil je aanpakken. Daarmee ben ik het eens. Maar
dit wetsvoorstel is natuurlijk ...
De voorzitter:
Maar wat is uw vraag, meneer Ceder?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn vraag is of u nu ook … Als we dit namelijk gaan doorvoeren met
elkaar en u uw steun niet intrekt, denk ik dat u een bijwagen wordt van
de liberale partijen, de VVD en D66, die hier volop voor gaan. Het is
geen toeval dat het voorstel is ingediend vlak na de rellen om te …
De voorzitter:
Nu echt uw vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Trekt u uw handen hier van af en gaat u op zoek naar betere voorstellen
om het probleem dat wij beiden zien aan te pakken?
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel erg voor dat laatste, een beter voorstel. Ik was me er
overigens niet van bewust dat vandaag bij de start van de
OCW-begrotingsbehandeling ook de Wet toezicht informeel onderwijs
voorlag, maar ik snap heel goed waarom die ter sprake komt. Ik ga niet
herhalen wat ik net tegen meneer Ergin zei, want dat is een beetje
flauw. Ik wil ook niet in een cirkelredenering komen. Maar ik wil wel
terug naar hoe belangrijk … Dit gaat namelijk over informeel onderwijs.
Ik gun de scouting, zondagsschool en de islamitische school in het
weekend het samenzijn en het vormen met de normen en waarden van de
betreffende groep. Dat gun ik die. Maar laten we nou eens even teruggaan
naar het onderwijs. Want we hebben het steeds over de bezuinigingen van
dit kabinet op vorming van onze kinderen, onze jeugd en onze jongeren.
Laten we er nou vooral voor zorgen dat die goed in elkaar zit en dat we
geen zorgen meer hebben over de kwaliteit van de basisvaardigheden, het
aantal leraren en over de vraag of elk kind in Nederland wel dezelfde
kansen krijgt, of het nou in een kansrijke omgeving is geboren of niet.
Ik vind dat we daarin heel veel werk te doen hebben. In die zin zie ik
dit inderdaad ook als een afleidingsmanoeuvre. Op dat punt sluit ik me
helemaal bij de heer Ceder aan. Daar moeten we het over hebben. Wat
betreft het toezicht op informeel onderwijs ga ik toch herhalen wat ik
net tegen de heer Ergin zei: onze fractie zal nooit meegaan met een
specifieke groep zwaardere, andere normen en waarden opleggen dan
andere. Dat is niet het land waar wij voor staan.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat we in ieder geval te horen hebben gekregen van
GroenLinks-PvdA dat ze inderdaad het voorstel zoals dat naar buiten is
gegaan, juist in een week met heel veel chaos … Er broeit iets in de
samenleving en dat is ook door partijen opgepakt om te laten zien: zie
je nou wel, we gaan iets doen wat kan. Deze notitie is achtergehouden,
terwijl allang bekend was dat in ieder geval de inspectie zei: dat gaan
we niet doen. Ik ben blij dat u dat ook definieert als een
afleidingsmanoeuvre. Ik hoop dat u daarmee ook uw handen van in ieder
geval de huidige vorm van het voorstel aftrekt. Ik hoop dat D66 dat ook
gaat doen, maar daar zullen we straks vragen over stellen. Als u zegt
dat u wilt samenwerken om ervoor te zorgen dat het in het onderwijs
beter gaat, dan snap ik uw betoog over het moderniseren van artikel 23
niet. Want als je kijkt naar wat de best presterende scholen van het
land zijn, zie je dat dit bijzondere scholen zijn. Dus als u aan de ene
kant zegt "we hebben een taak en we moeten ervoor zorgen dat kinderen
het beste onderwijs krijgen", snap ik niet hoe dat te rijmen valt met
tegelijkertijd ook stellen, zoals u dat net weer deed, dat u ook de
noodzaak voor de hervorming van artikel 23 ziet. U bent het volgende
toch met mij eens? Daar waar pedagogische vrijheid de ruimte krijgt,
zijn de prestaties juist het beste. Dat wilt u ook. En of dat nou joods,
islamitisch, montessori- of daltononderwijs is, maakt niet uit. Ik vraag
me af of …
De voorzitter:
"Wat mevrouw Pijpelink ook wil …" Graag via de voorzitter spreken. U
moet echt uw interrupties iets korter maken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, mijn vraag is …
De voorzitter:
U houdt hele inbrengen en daar is een interruptie echt niet voor
bedoeld.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U heeft gelijk, voorzitter.
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Pijpelink dus nu het woord.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Op basis van de onderbouwing van de heer Ceder denk ik dat het goed zou
zijn dat we nog eens een keer gaan zitten om te bespreken wat wij nu
bedoelen met een herziening van artikel 23. Het gaat mij geenszins om de
kwaliteit van onderwijs bij bepaalde scholen naar beneden halen. Het
gaat mij wel om het volgende. Op dit moment hebben bijzondere scholen de
mogelijkheid om kinderen te weigeren. Laat dat tot u doordringen. Wij
pleiten ervoor dat geen enkele school kinderen mag weigeren, mits ouders
de grondslag van de school respecteren en accepteren. Dat is op dit
moment niet de praktijk. Als je het dan hebt over gelijke kansen, gun ik
het elk kind om op zo'n school terecht te komen waarover de heer Ceder
het heeft, namelijk een bijzondere school die fantastische prestaties
heeft. Maar laten we dan wel zorgen dat elk kind, en zijn of haar
ouders, dat ervoor kiest om zich aan te melden op die school ook op die
school onderwijs krijgt. De macht ligt op dit moment te veel bij de
onderwijsverzorger, de onderwijsgever, en er is te weinig invloed vanuit
de onderwijsvrager: het kind en diens ouders. Dat zouden wij graag
middels een wijziging van artikel 23 willen wijzigen, want dat kan toch
niet het geval zijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. U was klaar, want u had uw termijn afgerond. Dan gaan we
nu luisteren naar twee woordvoerders van de PVV. Als eerste is dat de
heer Van der Hoeff. Gaat uw gang.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het debat over de begroting van het onderwijs.
Dit is een mooie mogelijkheid om te reflecteren op de zaken die er
spelen. Het gaat heel goed in ons onderwijs. Al die geweldige docenten
die dagelijks in de collegezaal staan en alle vooruitstrevendheid die
Nederland al decennialang kenmerkt, zijn zaken die we moeten koesteren.
Neem de medische sector. Zonder de inzet van universiteiten in de
onderlegging van al die doktoren en wetenschappers zouden we niet al die
doorbraken in medicijnen hebben gehad door onderzoek in de laboratoria
en universiteiten. Een ander voorbeeld is de kennis in de techniek.
Waterkeringen, landbouw, voedselproductie, dijkversteviging: daar waar
ons land groot in is, met wereldwijde faam. Is er een ander land in de
geschiedenis dat deze prestaties heeft geleverd? Er zijn zo veel
voorbeelden van te noemen.
Voorzitter. Maar niet alles gaat goed. Inmiddels is bekend dat een derde
van onze 15-jarigen functioneel analfabeet is. Dit betekent dus dat zij
niet zelfstandig een formulier kunnen lezen, begrijpen en invullen. Ook
zijn onze universiteiten enorm gedaald op de internationale ranglijsten
en staan ze niet eens meer in de top 50.
Voorzitter. Laten we ook zeggen dat we vooral kritisch blijven kijken
naar onze universiteiten. Ze zijn immers zo nauw verbonden met de
didactische methodes die worden ontwikkeld, en dus met de toekomst van
de Nederlandse leerlingen.
Voorzitter. Dan nu de werkelijke staat van de universiteiten. Laten we
daar niet te luchtig over doen. Een derde van het OCW-budget van
universiteiten — ik heb hier de Universiteit Leiden als voorbeeld —
wordt aan onderzoek en wetenschap besteed. Dit betekent dat twee derde
naar andere zaken gaat. De nadruk ligt compleet verkeerd. De PVV ziet
liever meer bescheiden universiteiten met een hoog theoretisch gehalte,
met een nadruk op bètavakken. Nu stromen diverse universiteiten over van
geestes- en gedragswetenschappen, met veelal internationale studenten,
die onze eigen studenten verdringen en de studentenkamers bezet houden.
57% van deze studenten vertrekt na hun studie weer terug naar huis,
terwijl ze op kosten van de Nederlandse belastingbetaler hebben
gestudeerd en gewoond en ze geen meerwaarde hebben gehad voor de
Nederlandse economie. De internationalisering en verengelsing van ons
onderwijs zijn ons een doorn in het oog. De Nederlandse universiteiten
zijn niet opgericht om het onderwijs te regelen voor buitenlandse
studenten, tenzij dat nodig is voor onze bedrijven. Ze horen Nederlandse
studenten de nodige opleiding te bieden, met het oog op de toekomst.
Uitzonderingen bestaan natuurlijk, op verzoek van de arbeidsmarkt, maar
de focus moet nog altijd op de Nederlandse studenten liggen. Er moet dus
zo veel mogelijk in het Nederlands worden gedoceerd.
De heer Paternotte (D66):
Een vraag aan de heer Van der Hoeff. Ik las in De Telegraaf dat er
vanochtend koortsachtig coalitieoverleg is geweest over deze begroting.
Dat snap ik wel, want Nederland wil deze begroting niet. Twee derde van
Nederland zegt: wij willen die megabezuiniging op onderwijs niet. Je
hoort bedrijven, docenten en studenten zeggen: doe dit nou niet, want
dit is ontzettend schadelijk voor de ruggengraat van de Nederlandse
economie. En er is een alternatief. Meerdere partijen hebben hier
gezegd: als je het eigen risico nou ietsje minder verlaagt, dan is het
nog steeds meer dan gehalveerd, maar dan kun je ervoor zorgen dat we
blijven investeren in onderwijs. Dan hoeven er geen docenten te
vertrekken en dan kunnen we tegemoetkomen aan die zorg van heel veel
Nederlanders. Mijn vraag aan de heer Van der Hoeff van de PVV is: kiest
hij voor dit alternatief of blijft hij op die blinde muur afrijden?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik ben niet bang voor een blinde muur. Het is goed om te kijken hoeveel
geld er de afgelopen jaren naar het onderwijsveld toe is gegaan. Van
2012 tot 2022 was dat in totaal 58 miljard. Het gaat om 18 miljard vanaf
2014, als ik het goed zeg. Van 2015 tot 2024 is er 3 miljard naar de
universiteiten toe gegaan en nog eens 1 miljard naar onderzoeks- en
wetenschapsbeleid. Ik kan niet in de portefeuille van mijn collega
treden; die zal daar straks ook wat over zeggen. Maar er zijn in
Nederland gewoon 70.000 onderwijsadviseurs actief. Het gaat om 40.000
bedrijfjes. Als wij opeens weer iets verzinnen als de week van het witte
nijlpaard — ik noem maar wat — waar weer een zak subsidie bij zit, zie
je al die bedrijfjes bewegen naar die zak subsidie om daar zo veel
mogelijk geld uit te halen. Zo is het op dit moment in het Nederlands
onderwijs. Als je zegt dat er wordt gekort, praat je dus wel in
verhouding tot die 58 miljard en de miljarden voor het hoger onderwijs
en het wetenschappelijk onderzoek, die ik net genoemd heb.
De heer Paternotte (D66):
"Ik ben niet bang voor een blinde muur". Dat is misschien wel de beste
onderbouwing van waarom je in een land goed onderwijs nodig hebt. Als ik
de PVV was, zou ik daar namelijk wel bang voor zijn. Dit is echt een
flauwekulverhaal. U zegt iets over bedrijfjes, meneer Van der Hoeff,
maar de bezuinigingen raken bijvoorbeeld onderzoekers die geen beurs
meer kunnen krijgen om onderzoek te doen, bijvoorbeeld naar de vraag hoe
we kanker kunnen bestrijden — precies wat u zelf net noemde. Het gaat om
salarissen van leraren in grote steden, waarbij het geld wordt
weggehaald en er tegen de scholen wordt gezegd: kijk zelf maar hoe je
het oplost. Daar gaat het om. Daarom zegt Nederland: doe het niet. Ik
vraag de heer Van der Hoeff dus nogmaals het volgende. Vanochtend was er
koortsachtig overleg in de coalitie. Was zijn bijdrage daaraan "ik ben
niet bang voor een blinde muur; laten we er recht op af blijven rijden"
of staat hij open voor een alternatief?
De heer Van der Hoeff (PVV):
U heeft het over koortsachtig overleg. Ik heb vandaag geen koortsachtig
overleg gehad. Het gaat er voornamelijk om hoe je geld besteedt. Dat is
iets wat wij het land en het onderwijsveld in willen sturen: hoe besteed
je je geld? Meer geld is niet de oplossing. Als meer geld de oplossing
zou zijn, dan hadden vorige kabinetten dit probleem al opgelost. Wij
moeten dit probleem nu gaan oplossen.
De heer Krul (CDA):
Ik vind dit echt wel een beetje minachtend jegens alle bestuurders en
alle mensen die actief zijn in het werkveld die de laatste weken en
maanden zijn opgestaan en heel duidelijk hebben aangegeven waar deze
bezuinigingen pijn gaan doen. Dat proberen te reduceren tot louche
mensen met een bureautje en zeggen "daar gaan we wat aan doen, en voor
de rest willen we beter onderwijs", vind ik echt minachting. Ik kreeg
zelfs de indruk dat de heer Van der Hoeff de begroting gewoon niet
gelezen heeft. Maar goed, ik ga toch een vraag stellen. Neem
bijvoorbeeld de Roosevelt Academy in Zeeland. Zij hebben deze week een
oproep gedaan. Ze zeggen: let op, met deze bezuiniging en zonder
internationale studenten kunnen wij ontzettend belangrijke opleidingen
op het gebied van bijvoorbeeld watermanagement, engineering of chemie
ook niet meer aanbieden aan Nederlandse studenten uit Zeeland; dan is
het einde verhaal voor ons. Dat is toch niet de bedoeling, zeg ik tegen
de heer Van der Hoeff. Dit soort bezuinigingen gaan, zoals Zeeland heel
duidelijk zegt, een onevenredig harde impact hebben op juist deze
regio's — en op onze jongeren daar, zou ik dan ook in PVV-taal willen
zeggen. Dan kan het toch niet zo zijn dat we het reduceren tot: we gaan
enkel wat bedrijfjes aanpakken? Hoe kijkt de heer Van der Hoeff naar
zo'n bezuiniging, die juist in Zeeland zo'n effect gaat hebben?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik ben goed bekend met Zeeland. Ik kom daar later in mijn spreektekst,
als ik het heb over het belang van de regio's, indirect nog op terug.
Ook in het regeerakkoord komt een keer of vijf of zes terug wat het
belang van de regio's kan zijn; zo meteen komt daar dus het antwoord op.
Ik ben ook bij de universiteit in Zeeland en bij de Hogeschool Zeeland
geweest. Maar als ik daar binnenkom en er wordt gevraagd of ik het goed
vind als het gesprek in het Engels gevoerd wordt — dat is de
verengelsing van het Nederlands onderwijsveld — dan vind ik daar wel
iets van. Want we zijn toch in Nederland? Ik ben toch te gast bij
Nederlandse onderwijsinstituten? Daar wil ik gewoon een gesprek in het
Nederlands voeren. Dat zegt toch ook wat? Het regiogebonden onderwijs
... Het geldt niet alleen voor Zeeland, maar ook voor Groningen. Er zijn
net ook wat voorbeelden genoemd uit Limburg. Tuurlijk heb je
regiogebonden afwijkingen of dingen waar je naar moet zoeken. Absoluut.
Zeeland is mij heel goed bekend.
De heer Krul (CDA):
Dan lijkt die muur ineens toch af te brokkelen. Daar moeten we maar blij
mee zijn. Ik hoor namelijk een soort van opening bij het lid van de PVV.
Hij zegt: naar dat regiogebonden onderwijs moeten we in ieder geval nog
eens goed kijken. Ik zou hem echt het volgende willen adviseren. In
Zeeland is hij goed bekend. Maar kijk ook eens naar Leeuwarden,
Friesland, naar Maastricht of naar het oosten van het land. Het gaat
namelijk niet alleen om een presentatie krijgen in het Engels. Het gaat
om het overeind houden van opleidingen die onder druk staan en enkel nog
gegeven kunnen worden door die groep internationale studenten. Zij
zorgen er dus ook voor dat lokale jongeren een opleiding kunnen genieten
waar ze vandaan komen. Ik ga het de heer Van der Hoeff nogmaals vragen:
is hij bereid om juist op het vlak van internationalisering nog eens
goed te kijken naar die bezuiniging en onze alternatieven serieus te
overwegen? Hij heeft namelijk geen flauw idee, zeg ik via de voorzitter,
wat hij anders juist de regio's aandoet.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Nee, de blinde muur waarover gesproken werd, zie ik niet. Als we praten
over mijn kijk op de bezuinigingen, dan kijk ik naar de minister en de
staatssecretaris. Dat gaat namelijk over de portefeuille van de collega,
de staatssecretaris. Waar komen zij mee? Hoe staan zij erin? Op dit
moment is het voor mij niet aan de orde. Wij staan gewoon volledig
achter de bezuinigingen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De PVV ziet de blinde muur niet. Dat suggereert dus dat ze al een plan
heeft om een meerderheid te vinden in de Eerste Kamer. Ik ben benieuwd
wat het plan van de PVV, als grootste coalitiepartij, is. Hoe gaat ze
deze begroting door de Eerste Kamer krijgen?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik ga er niet voor zorgen dat de begroting door de Eerste Kamer komt;
daar hebben we de regering voor. Minister Bruins en de staatssecretaris
gaan daar met antwoorden over komen. Ik ben daar dus ook benieuwd
naar.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit wordt lastig debatteren. De minister zegt namelijk al maandenlang
dat het van de coalitie moet. Als de coalitie, als we vragen wat ze gaat
doen, naar de minister wijst, dan kunnen we nooit meer iemand een vraag
stellen. Is de PVV bereid om de bezuinigingen ongedaan te maken? Zo
niet, hoe gaat ze steun krijgen voor deze begroting in de Eerste
Kamer?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Dat is op dit moment niet aan de orde. Geld is volgens mij niet de
oplossing. Het speelt nu niet. Op dit moment staan we achter de
begroting.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, dan. "Het speelt nu niet"? We behandelen vandaag de begroting
van OCW, dus het speelt nu wel. Als er nog geen plan ligt, dan ben ik
benieuwd naar de antwoorden donderdag. Het kan dan inderdaad een
historische week gaan worden. We hebben in 100 jaar tijd namelijk nog
nooit een begroting zien stranden. Ik zie nog geen begin van een
antwoord van de PVV op de vraag hoe deze begroting het gaat halen.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Dat antwoord gaat u van mij niet krijgen. Dat antwoord krijgt u
misschien van de regering.
De voorzitter:
De heer Van der Hoeff vervolgt zijn betoog.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Voorzitter. Het mooie van ons onderwijssysteem is dat er plek is voor
iedereen. De universiteit is niet voor iedereen voorbestemd, maar
wellicht komt een student compleet tot zijn recht in het mbo. Wellicht
ligt een praktische scholing je wel veel beter dan een theoretische. Als
het aan de PVV ligt, heerst er op dit vlak een disbalans. Er wordt te
vaak een theoretische scholing aangemoedigd boven een praktische. We
hebben geen tekort aan psychologen en bestuurskundigen. Maar we hebben
wel een tekort aan buschauffeurs, treinbestuurders, metselaars en op
plaatsen in de techniek. De Nederlandse economie heeft op dit moment
behoefte aan meer bèta, chemie, watermanagement en aan minder
psychologen. Het is een kwestie van vraag en aanbod.
Vraag en aanbod geldt zeker ook in onze regio's. In het regeerprogramma
komt meerdere malen terug hoe belangrijk de regio's zijn voor Nederland.
Regionaal maatwerk is nodig. Laat de regio niet de dupe worden van
Randstedelijke problematiek. Het terugdringen van de internationale
studenten die Nederland weinig brengen, maar wel veel kosten, is nodig.
Verengelsing van het Nederlandse onderwijs tegengaan, is ook nodig.
Studentenkamers voor Nederlandse studenten beschikbaar houden, is ook
nodig. Echter, lokale bedrijven hebben behoefte aan bepaalde opleidingen
in die regio. Als de regionale economie behoefte heeft aan een bepaald
type student, dienen daar uitzonderingen voor te zijn. Die studenten die
meerwaarde hebben voor onze lokale economie en die na hun studie in
Nederland willen blijven, zijn broodnodig en welkom. Voorzitter, via u
roepen we de minister op om een uitzondering te maken voor de regionale
problematiek.
Voorzitter. Ik hoop dat ook hieraan wordt gedacht bij het bespreken van
deze begroting. Talloze leerstoelen verbonden aan de overvloed van
studies over gedragswetenschappen bestaan bij de gratie van de
universiteitsbesturen. Dat wil ook zeggen dat waardevolle kleinere
studies bij dezelfde wil van de universiteitsbesturen zullen staan of
vallen. Veel kleinere talenstudies zijn zeker van waarde, bijvoorbeeld
Grieks, Latijn, Hebreeuws, Duits, Frans en Nederlands. Maar het is toch
wel evident dat een studie met nul culturele waarde en waarvoor amper
aanmeldingen zijn, niet koste wat kost met belastinggeld in de lucht
moet worden gehouden. Vaak is het een eenvoudige afweging van vraag en
aanbod. Dat is voor de PVV allemaal simpelweg gezond verstand. Maar ook
ons gezonde verstand ziet dat elke bezuiniging hard aankomt, ongeacht
waar er wordt gesneden. Dit kabinet maakt keuzes voor de veiligheid van
Nederland, voor een eerlijk zorgsysteem en een gezondere huizenmarkt.
Deze keuzes betekenen dat het kabinet ergens geeft en dus ook op sommige
plekken zal moeten nemen.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. U krijgt nog een interruptie van mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor de heer Van der Hoeff terecht hartstochtelijk pleiten voor
bètastudies. We horen de PVV ook heel vaak over Henk en Ingrid. Maar een
van de maatregelen die nu genomen wordt en die nu al als een molensteen
om de nek van veel studenten hangt, is de langstudeerboete. Wie gaat
daar nou het hardst door geraakt worden? Dat treft heel veel
bètastudenten, want die doen gemiddeld langer over hun opleiding. Dat
treft juist ook de studenten uit armere gezinnen, misschien wel de zoon
of dochter van Henk en Ingrid, de eerste in een familie die kan gaan
studeren. Zulke studenten worden het hardst geraakt door de
langstudeerboete. Als de heer Van der Hoeff zegt dat hij die bèta's zo
gaaf vindt, waarom hangt hij studenten dan nu al die molensteen om de
nek? We hebben gezien wat er gebeurde onder Rutte I, het kabinet waar de
PVV gedoogsteun aan gaf. We hebben gezien dat mensen stopten met hun
studie, gewoon omdat ze dachten: ik kan dat niet betalen. Mensen gingen
geen bètastudie doen uit angst dat ze die misschien niet binnen de
gezette tijden zouden halen. Als de heer Van der Hoeff zo op wil komen
voor bèta's en voor kansengelijkheid, waarom dan weer komen met zo'n
verschrikkelijke maatregel als die langstudeerboete?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik ken het woordje "langstudeerboete" helemaal niet. Het is een
langstudeermaatregel. En die staat nu helemaal niet in de begroting. Dat
is niet aan u. U heeft gezien dat er enkele weken geleden een brief van
de minister is gekomen waarin staat dat hij het originele tijdpad nodig
heeft om de langstudeermaatregel uit te werken. Daar houd ik me aan vast
en ik wacht met smart op wat daar gaat gebeuren. Maar dat is niet iets
voor deze begroting. Dat is pas voor volgend jaar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Wat de minister heeft gezegd, is dat hij misschien binnen de begroting
gaat bekijken of het bijvoorbeeld ook kan door een hoger collegegeld.
Dat is geen oplossing. Dit is wel het moment waarop we het debat voeren
met het kabinet over deze begroting. De heer Van der Hoeff zegt: ach ja,
ik ben niet bang voor blinde muren, ik rijd gewoon keihard door en we
zien wel waar we komen. Maar de heer Van der Hoeff zegt dat hij hier
staat voor bètastudenten en de zoon of dochter van Henk en Ingrid. Wat
ziet hij dan als hij even in zijn hart kijkt? Beide mogelijkheden zijn
dan toch gewoon geen enkele oplossing? Nu kan het nog. Nu is het nog
niet gestrand. Dan zullen we nu toch moeten kijken naar mogelijkheden
buiten de begroting?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ik wacht op de reactie van het kabinet in dezen. Het is geen vraag voor
mij. Ik heb aangegeven dat het nu niet op de begroting staat. U heeft
een brief gehad over de langstudeermaatregel. Op dit moment zegt de
minister vast te houden aan het originele plan, omdat hij het niet op
tijd naar de Kamer krijgt. Het staat er nu dus niet op en is nu niet
bespreekbaar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, een punt van orde: we debatteren vandaag ook onderling. Dit
zou een extraparlementair kabinet zijn. Als er dus gevraagd wordt wat
een persoon vindt van een bepaalde maatregel of een alternatief, dan
lijkt het me toch dat we diegene moeten aansporen om daarover een mening
te formuleren. Dat is wat we hier doen. We gaan geen verstoppertje
spelen achter blinde muren en achter het kabinet, neem ik aan.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt, maar u weet ook dat iedereen in deze zaal over
zijn eigen antwoord gaat. De vraag is twee keer gesteld. Heeft de heer
Van der Hoeff nog een reactie?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Nee, voorzitter, want dan zou ik hetzelfde antwoord herhalen. Dat is dus
zinloos.
De heer Krul (CDA):
Ik kom toch nog even terug op het stukje over de regio's. Ik heb even
gekauwd op de woorden van de heer Van der Hoeff, die zei: de inbreng van
internationale studenten is nul en ze houden huisvesting bezet die
eigenlijk voor Nederlandse studenten nodig is. Ik zou hem toch nog even
willen meenemen naar Zeeland, want ik kreeg de indruk dat de heer Van
der Hoeff daar niet zo heel vaak komt. Klopt het wel dat internationale
studenten daar huisvesting bezet houden voor de Zeeuwse studenten? Is
dat een probleem bij die Roosevelt Academy? Of moet hij zijn eigen
woorden nuanceren?
De heer Van der Hoeff (PVV):
Nee, dat heeft u mij niet horen zeggen. U heeft mij niet horen zeggen
dat de inbreng van buitenlandse studenten nul is. Ik heb gezegd dat ze
welzeker van waarde kunnen zijn. Het is natuurlijk een portefeuille van
een collega van mij, maar als daar bijvoorbeeld kerncentrales moeten
komen, kunnen zij daar als wetenschappers aan de slag. Maar u stelt mij
een vraag. Als u goed heeft gekeken naar alle brieven en andere stukken
die naar ons toe gekomen zijn in de afgelopen maanden, weet u ook dat
Zeeland een heel eigen voorziening heeft voor de huisvesting van
studenten. Ze bezetten daar niet de huizen van normale mensen,
bijvoorbeeld van starters die uit huis willen gaan. Dat probleem speelt
dus niet in Zeeland.
De heer Krul (CDA):
Dan zijn we al verder dan wat ik net gehoord heb. Ik ga nog één poging
wagen. Laten we er even van uitgaan dat we daar een paar prachtige
kerncentrales bijbouwen. Dat zou me een lief ding waard zijn, zeg ik er
maar even bij. Dan zeggen juist de Zeeuwse bestuurders: let op, de
studies die daarvoor belangrijk zijn, zoals chemie, engineering of
watermanagement, kunnen we alleen in Zeeland aanbieden als er ook een
deel internationale studenten komt, ook als die studenten vervolgens het
land weer uitgaan. Dat stond ook gister weer in de krant. Dat is
simpelweg nodig om de klassen gevuld te krijgen, ook met Zeeuwse
jongeren. Is dat nou zo'n voorbeeld waarvan de heer Van der Hoeff zegt
dat er een uitzondering op moet komen? Ik heb hem een oproep horen doen
voor een uitzondering. Ik weet niet zo goed hoe die uitzondering er dan
uit moet zien, maar is dat dan zo'n voorbeeld waarvan de heer Van der
Hoeff zegt: nee, als dat het effect is van de wet, dan werkt die
niet?
De heer Van der Hoeff (PVV):
We gaan nu wel heel specifiek op Zeeland in, maar dat is prima. Maar 3%
van de buitenlandse studenten zit in Zeeland. Of 1%, zelfs. Ik was aan
het zoeken, want mijn devices heb ik niet bij de hand; die heb ik netjes
bij de voorzitter gelaten. Ik ben het met uw betoog eens, tot het moment
dat u zei ...
De voorzitter:
"Dat de heer Krul zei." U moet ook via de voorzitter spreken.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Ja, via de voorzitter. De heer Krul gaf in zijn betoog aan: ook als die
internationale student daarna weer teruggaat naar het buitenland. Dat is
het enige waarmee ik het niet eens ben. Kom je bij ons studeren, krijg
je geld van ons, van DUO of wie dan ook, om je studietijd hier door te
brengen, ben je van meerwaarde voor de Nederlandse markt, blijf je
gewoon in Nederland werken en sticht je misschien een gezin of wat dan
ook, dan ben je gewoon hartstikke welkom. Het gaat vooral om de 57% die
vervolgens teruggaat naar het buitenland, die met de zak geld van de
studie teruggaat naar huis.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we nu luisteren naar de tweede spreker
van de zijde van de PVV. Dat is de heer Uppelschoten. Dit wordt zijn
maidenspeech. Hij heeft aangegeven dat hij wel geïnterrumpeerd mag
worden tijdens zijn maidenspeech. Dat geef ik even aan de leden mee.
Daarna gaan we schorsen om de heer Uppelschoten te feliciteren. Dat
wordt tevens de dinerpauze. Dan gaan we waarschijnlijk een uur schorsen
en daarna vervolgen we het debat. Dan is nu het woord aan de heer
Uppelschoten.
De heer Uppelschoten (PVV):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik vind het onderwijs zó belangrijk
dat ik vind dat er, ondanks het feit dat het mijn maidenspeech is,
geïnterrumpeerd moet kunnen worden. Het is namelijk een onderwerp dat
mij erg raakt en dat ik heel belangrijk vind. Maar eerst de start van
mijn maidenspeech. Het is voor mij een vreemd maar bijzonder genoegen om
hier in de plenaire zaal het woord te voeren over het onderwijs. Het
lijkt wel of er een cirkel gesloten wordt. Mijn hele leven ben ik
werkzaam geweest in het onderwijs. Ik ben begonnen als assistent-docent
op de universiteit, docent in het voortgezet onderwijs en associate
professor, zoals dat dan heet, bij de UNESCO in het buitenland.
Vervolgens heb ik als onderwijsbegeleider gewerkt in het vo.
Tegenwoordig zeg je dan "onderwijsconsultant". Ten slotte was ik
directeur van een grote scholengemeenschap en directeur van
verschillende mbo-instituten. Ik ben geëindigd als lid van het college
van bestuur van een groot regionaal opleidingscentrum.
Tijdens mijn loopbaan ben ik vooral geïnteresseerd geraakt in de
problemen van uitvallers in het onderwijssysteem en hoogbegaafde
leerlingen die niet voldoende uitdaging kregen. Verder ben ik
geïnteresseerd geraakt in hoe je als docent en leidinggevende de
kansenongelijkheid kan verkleinen en een bijdrage kan leveren om de
onderwijsresultaten van leerlingen te vergroten. Het is namelijk een
illusie, moet ik helaas zeggen, om te denken dat door allerlei
maatregelen de kansen gelijk worden. Het is wel bijzonder waarom de ene
leerling de kans wel kan grijpen en de andere niet. De docent speelt
daar een ontzettend belangrijke rol in. Ik zou willen dat de docent die
rol weer kan oppakken en dat die de professionele vrijheid krijgt om die
rol integer te vervullen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik zelf erg veel
geluk heb gehad dat ik hele inspirerende docenten heb meegemaakt tijdens
mijn hele onderwijsloopbaan en dat zij voor mij dingen mogelijk hebben
gemaakt die er in het begin niet waren.
Verder maak ik me zorgen over het feit dat door de jaren heen de rol van
het primaire proces, de leerinteractie tussen leerlingen en docenten,
naar mijn mening op de achtergrond is geraakt. Er zijn veel
ondersteunings- en begeleidingspersonen in instellingen gekomen die een
belangrijke taak van de docent hebben overgenomen en die afleiden, zou
ik bijna zeggen, van waar het in het onderwijs echt om moet gaan,
namelijk een vertrouwensrelatie opbouwen met de leerlingen. Laat scholen
de prioriteit leggen bij het primaire proces — dat zou ik bijna als
opdracht willen formuleren — en vanuit die expertise weloverwogen keuzes
maken over groepsgrootte en de taakverdeling bij leraren. Ik zou willen
dat er veel meer eigenwijze scholen komen die de ruimte die ze hebben in
de lumpsum maximaal gaan inzetten voor het primaire proces en dat, als
dat goed ingevuld is, de overblijvende ruimte gebruikt wordt voor
aanvullende taken. In die volgorde dus: eerst het primaire proces en dan
pas de aanvullende taken.
De PVV zou willen dat de docent weer het gezag krijgt om te durven en
kunnen optreden in de klas, ook richting veeleisende ouders. Het geven
van onderwijs moet weer leuk worden in plaats van een heel zware baan,
die zelfs in een parttime betrekking moeilijk vol te houden is. Ik heb
het verdrietig gevonden als ik zag dat jonge mensen het onderwijs
verlieten omdat ze na een paar jaar vonden dat het veel te zwaar was.
Laat docenten die het onderwijs noodgedwongen hebben verlaten weer
terugkeren naar het onderwijs, omdat het onderwijs hun de vrijheid geeft
om ook hun eigen talenten te ontwikkelen. Ik heb het over professionele
autonomie, daarbij gesteund door de school, die ervan doordrongen is dat
de kwaliteit van het onderwijs wordt bepaald door de kwaliteit van de
docent. Laat het onderwijs weer het verheffingsinstrument worden dat
voor de emancipatie van veel leerlingen kan zorgen. Laat docenten weer
met enthousiasme vertellen over hun vak of kennis. Laat ze leerlingen
weer enthousiast maken en onbekende werelden voor hen ontsluiten. Leid
docenten op zodat ze weer experts worden in hun vak en de pedagogiek.
Geef hun de ruimte om dat te etaleren. Ik zou bijna zeggen: zoals ik
zelf heb meegemaakt. Laat schoolleidingen deze professionele docenten
steunen in hun streven naar uitstekend onderwijs. Steun deze docenten
ook in discussies met ouders over de leerprestaties en de problemen van
hun kinderen.
Zoals opgemerkt, krijgen veel goede leerlingen niet de intellectuele
uitdaging die ze nodig hebben om zich te ontwikkelen. Ook krijgen
praktisch ingestelde leerlingen niet de waardering voor hun manier van
leren, namelijk leren door te doen en leren van de praktijk. Het is toch
vreemd en maatschappelijk niet te verantwoorden dat veel jongeren
theoretisch opgeleid worden, terwijl er een grote behoefte is aan mensen
die praktische vaardigheden hebben. Ik heb het zelf gemerkt toen ik met
de trein reisde. Op een gegeven moment kon er een trein uit Groningen
niet vertrekken omdat er geen treinbestuurder was. Dan wordt er doodleuk
gezegd: de trein gaat niet. Dan denk ik: in wat voor maatschappij leven
we dat dat kan?
Het is nog gekker dat veel jongeren worden opgeleid tot kunstenaar of
communicatiespecialist, terwijl er een schreeuwend tekort is aan
docenten in het p.o. en het vo. Laat ze alsjeblieft hun tijd en energie
inzetten voor het onderwijs. Laat ze daar al hun kunsten vertonen. Ik
zou willen dat er weer meer leerlingen en docenten komen die net zo'n
positief gevoel hebben over het door hen genoten onderwijs en het door
hen gegeven onderwijs als ik heb gehad.
Maar nu het andere stuk: de begroting. Het staat buiten kijf dat de PVV
het onderwijs als een investering in de toekomst ziet. Dat is helemaal
geen punt van discussie. Het is een instrument voor een betere toekomst
voor iedereen en het is een verheffings- en emancipatiemodel voor
mensen, juist voor de mensen die het niet zo goed en zo breed hebben.
Toch bevat de begroting voor 2025 bezuinigingen, nadat de omvang van de
onderwijsbegroting decennia is gegroeid. Het is niet alleen een verhaal.
Ik heb het idee dat de manier waarop onderwijs gegeven wordt en waarop
je onderwijs organiseert echt het grote probleem is. Dat zou de opening
zijn om veel beter onderwijs in Nederland te krijgen. Het is nodig om
scherpe keuzes te maken. Bewezen effectief onderwijs is eindeloos en
niet per se duur. De grootte van de financiële middelen heeft in ieder
geval in het funderend onderwijs niet geleid tot betere lees-, schrijf-
en rekenprestaties, integendeel.
Ik hoef de bedroevende PISA-scores hier niet meer te herhalen — dat wil
ik zelfs niet — om duidelijk te maken dat we een andere koers moeten
varen. Deze bedroevende scores zijn helaas ook bevestigd door de eerste
nationale peiling van de Inspectie van het Onderwijs van de
leesvaardigheid in het voortgezet onderwijs en natuurlijk het voortgezet
speciaal onderwijs. Leerlingen in het praktijkonderwijs en leerlingen op
vmbo-basis hebben in het tweede jaar het meest fundamentele leesniveau
nog niet bereikt. Wat betekent dat? Dit betekent dat leerlingen nog
steeds bezig zijn met leren lezen en niet lezen om te leren. Dat is
verschrikkelijk. Het onderwijs heeft een terugkeer nodig naar bewezen
effectief onderwijs, namelijk directe instructie door een professionele
docent, een docent die de leerling bij de hand kan nemen. Hij is de weg
om leerlingen een betere toekomst te bieden. Ik hoop dat de
staatssecretaris het met deze mening eens is.
Een ander belangrijk punt is de positie van de bètavakken. Daar hebben
we het net ook over gehad. De directe aanleiding om het nu te vermelden,
is een rondetafelgesprek met de CEO's van grote bedrijven. Zij maakten
zich zorgen over het feit dat ze nu al de helft van het bèta- en
technologiepersoneel uit het buitenland moeten halen, omdat dat in
Nederland niet beschikbaar is. Het gaat echt om het toekomstige
verdienvermogen van Nederland. In dat licht zijn de geuite zorgen van
het veld over de omvang van kernprofielvakken begrijpelijk. Er is nog
ruimte, ontwikkelruimte. Zet die dan in voor deze vakken. Laat de
profielvakken, de profielen in de bovenbouw van havo en vwo, zich
profileren doordat ze iets meer uren krijgen dan de andere vakken.
Over de bètastudies kan ik nog het volgende zeggen. Er werd net
gevraagd: hoe doe je dat? Bètastudies zou je bijvoorbeeld kunnen
stimuleren door ervoor te zorgen dat studenten geen collegegeld voor
bètastudies hoeven te betalen en dat de langstudeerboete, als die er
komt, niet geldt voor mensen in bètastudies. Als wij vinden dat die
studenten nodig zijn, moeten we onconventioneel denken, niet alleen
omdat het leuke studies zijn, maar ook omdat het nodig is voor het
inverdienvermogen van Nederland.
Voorzitter. Het aantal leerlingen dat geen funderend onderwijs meer
volgt, de thuiszitters — dat is net ook al vermeld — vind ik
schrikbarend groot. In het schooljaar 2023 waren er bijna 14.000
thuiszitters. Dat is een toename van een derde ten opzichte van het
eraan voorafgaande jaar. Ouderverenigingen schatten dit aantal zelfs
tussen de 15.000 en 20.000. Ondanks stijgende onderwijsbudgetten blijven
deze aantallen groeien, wat een diepgaand falen in het systeem
blootlegt, namelijk dat er leerlingen zijn die niet in ons
onderwijssysteem terechtkunnen. Ik hoop dat de staatssecretaris ook
vindt dat dat iets verschrikkelijks is. Het aanpakken van deze
problematiek vereist meer dan alleen financiële middelen. Het vraagt om
structurele hervormingen die het hele onderwijs aantrekkelijker maken en
die zorgen voor een veilige omgeving voor leerlingen en docenten. We
begrijpen van LBVSO dat er onder de thuiszitters een enorme
oververtegenwoordiging is van leerlingen met een internaliserende
problematiek, met autisme voorop. Graag vragen wij de staatssecretaris
om een toezegging om met LBVSO te kijken wat er mogelijk is om tot een
andere aanpak te komen. We benadrukken dat voor dit type leerlingen het
terugbrengen van rust, orde en structuur, zaken die ooit vanzelfsprekend
waren in het klaslokaal, aan de basis ligt van zowel goed onderwijs als
het terugdringen van het aantal thuiszitters.
Dan de doorstroomtoets. Daar is ook het een en ander over opgemerkt. De
doorstroomtoets is nu een jaar in gebruik. Het is natuurlijk niet
wenselijk dat één toets een hogere score geeft dan de vijf andere, zoals
het ook niet wenselijk is dat de doorstroomtoets niet meer kan aangeven
of een leerling geschikt is voor praktijkonderwijs. Het dubbeladvies
praktijkonderwijs en vmbo leidt dan bijna automatisch tot een
vmbo-plaatsing, waarna veel leerlingen moeten terugstromen naar het
praktijkonderwijs. Ondanks deze problemen kunnen we niet na een jaar
besluiten om het aantal toetsaanbieders terug te brengen tot één. Voor
de PVV is het essentieel dat prestaties van scholen met elkaar kunnen
worden vergeleken. Als die functie zou verdwijnen omdat er met zes
verschillende doorstroomtoetsen wordt gewerkt en je niet meer iets kunt
zeggen over de kwaliteit van de scholen, is dat voor ons een grens. Maar
we kunnen niet na één jaar de stekker eruit trekken, want we zijn toch
ook een betrouwbare overheid en we hebben toch niet voor niets een wet
gemaakt om dit mogelijk te maken.
Dan het lerarentekort. Het lerarentekort is ondanks goede salarissen
niet afgenomen. Bovendien doet zich de vreemde situatie voor, zoals ik
eigenlijk al heb verteld, dat de ondersteunende schil van het onderwijs,
waarin 60.000 mensen werken, voor het merendeel bestaat uit mensen met
een onderwijsbevoegdheid. Dat zijn personen die het lesgeven hebben
opgegeven maar nog wel als ondersteuner betrokken willen blijven bij het
onderwijs. Dat bestaat ook. Waarom hebben deze personen het onderwijs
verlaten? Waarom verlaten jonge leraren na een periode van drie à vier
jaar het onderwijs? Er zijn vier knelpunten.
Eén. De professionele vrijheid om zelf vorm te geven aan het onderwijs,
aan de "eigen klas", blijkt in de praktijk toch heel gering. Er moet te
veel: een dwingend curriculum, opgelegde vernieuwingen, opdrachten
vanuit de secties en teams en vanuit de schoolleiding. Twee.
Onplezierige contacten met ouders, die allemaal vinden dat hun kind
talent heeft, dat dit door de school niet wordt gezien en dat het niet
van een passend aanbod wordt voorzien. Deze mening wordt vaak op een
assertieve manier geuit. Drie. Een schoolleiding die leraren niet of
onvoldoende steunt in conflicten met leerlingen, die vaak menen dat ze
onterecht zijn behandeld door de leraar en daar luidkeels uiting aan
geven. Vier. De discussie over de integriteit van leraren omdat ze
leerlingen onderadviseren of onderwaarderen. Hun adviezen worden steeds
ter discussie gesteld. Het lijkt net of leraren er belang bij hebben om
onjuist te adviseren. Adviseren is een onderdeel van hun werk en een
belangrijk onderdeel van hun beroepstrots. Pas als we deze knelpunten
hebben opgelost, komen vertrokken leraren weer terug naar het onderwijs
en zullen meer studenten voor een opleiding kiezen die leidt tot het
beroep van leraar. Is de staatssecretaris het met deze analyse
eens?
De PVV complimenteert de staatssecretaris — dit punt is net ook aan de
orde geweest — met een belangrijk initiatief om wettelijk toezicht te
organiseren op informeel onderwijs. Het is een noodzakelijke stap om te
voorkomen dat jongeren worden blootgesteld aan haat, geweld en
discriminatie en aan waarden en normen die volgens ons niet passen bij
een democratische samenleving. We zijn ervan overtuigd dat onderwijs, in
welke vorm dan ook, moet bijdragen aan de participatie van jongeren in
onze samenleving en hen moet voorbereiden op een toekomst in onze
pluriforme democratische staat. Dit wetsvoorstel biedt de kans om
helderheid te scheppen. Informeel onderwijs mag geen vrijplaats zijn
voor ideeën die niet passen bij onze democratische staat. Het moet juist
een aanvulling zijn op ons reguliere onderwijs, waarin respect voor
fundamentele waarden centraal staat. Mijn vraag aan de minister … Dit
valt namelijk niet onder de staatssecretaris, maar onder de minister,
heb ik begrepen. Of … Nou ja. Mijn vraag is om ervoor te zorgen dat het
toezicht daadkrachtig en effectief wordt uitgevoerd. In dat kader vragen
we aan de minister hoe hij aankijkt tegen het feit dat de inspectie
volgens ons een politieke uitspraak deed over deze taak door te zeggen:
het kan praktisch niet. Wij proefden dat ook als: maar we willen het
eigenlijk niet. Dat de inspectie dat doet als de Tweede Kamer of de
regering vraagt om zo'n functie te vervullen: dat mag niet in ons
systeem.
Dank u, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Van harte gefeliciteerd, meneer Uppelschoten.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik ga nog niet schorsen, want er komt toch nog een interruptie. Wij gaan
zo dadelijk even schorsen voor de felicitaties.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De heer Uppelschoten — complimenten met de eerste bijdrage — zei een
aantal zinnige dingen. Hij had het over het belang van goede
lerarensalarissen en het tegengaan van laaggeletterdheid. Dat zijn
inderdaad belangrijke zaken, maar nou wil het geval dat het kabinet daar
juist op bezuinigt. Het bezuinigt 22 miljoen op de aanpak van
laaggeletterdheid. Het bezuinigt op de lerarensalarissen van de helft
van de middelbare scholen en treft daarmee 400.000 kinderen. Mijn vraag
is dan ook de volgende, aangezien uw collega van de PVV er daarnet geen
antwoord op had; hij wist het niet. Hoe gaat het kabinet voorkomen dat
deze begroting strandt in de Eerste Kamer?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik ben het eens met het antwoord dat wij gegeven hebben. Het is in
eerste instantie natuurlijk een verantwoordelijkheid van de regering.
Die moet een koers uitzetten zodat een begroting hier door de Tweede
Kamer komt, en een koers uitzetten zodat die door de Eerste Kamer komt.
Mogelijk is dat hier in de Tweede Kamer geen probleem, omdat we een
coalitie hebben. Dat zal wat ingewikkelder worden in de Eerste Kamer. Ik
wil niet zeggen dat het een blinde muur is, maar blinde muren hebben
vaak gaatjes; daar kun je dan ook doorheen komen. Ik denk dat er
ongetwijfeld zoiets zal gaan gebeuren. Maar zoals die nu ligt, vinden
wij deze begroting goed. Er zit een bezuiniging in, maar voor ons is de
insteek: laten we een andere koers gaan varen, een andere koers in het
onderwijs, een andere koers ten aanzien van de leerlingen en een andere
koers ten aanzien van de docenten; daarmee lossen we problemen in het
onderwijs op. Wat betreft laaggeletterdheid gaat er nu inderdaad meer
geld naar de gemeenten toe, maar wij hebben er vertrouwen in. Ook in de
commissie hebben wij gemerkt hoe er gewerkt wordt om laaggeletterdheid
te bestrijden. "Succes" kun je natuurlijk nooit zeggen, maar wij hebben
er vertrouwen in dat dat tot een goed eindresultaat leidt, in de zin
van: minder laaggeletterden.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dit is in ieder geval de eerste keer dat ik de PVV iets
extraparlementairs zie doen. Hij zegt: hoe het kabinet het moet
oplossen, weten wij ook niet; dat laten we lekker aan de regering. Dan
heb ik toch de volgende vraag aan de heer Uppelschoten. Hij zegt dat er
in die blinde muur ook gaten te vinden moeten zijn. D66 heeft samen met
JA21 en het CDA voorstellen gedaan om die onderwijsbezuiniging terug te
draaien. Er zijn hier meerdere voorstellen gedaan door de oppositie. Ik
zou zeggen: neem deze hand aan. Hoe gaat de PVV ervoor zorgen dat deze
begroting niet strandt in de Eerste Kamer?
De heer Uppelschoten (PVV):
We hebben eerst even de zorg hoe die door de Tweede Kamer komt. Ik heb
net gezegd dat de regering verantwoordelijk is voor haar begroting.
Natuurlijk zijn we niet blind; wij zien ook dat er waarschijnlijk een
probleem zal komen met de Eerste Kamer. Maar ik hoop op de creativiteit
van de regering om daar een oplossing voor te vinden. Ik ga nu niet
zeggen dat wat jullie aangedragen hebben, de oplossingen zijn voor de
problemen van de regering.
De heer Stoffer (SGP):
Ik had zeker niet het voornemen om een interruptie te plegen bij een
maidenspeech, die ik overigens grotendeels best kon waarderen. De
felicitatie volgt zo als u dat gedaan heeft, voorzitter, uiteraard. Toch
schoot de laatste opmerking van de heer Uppelschoten bij mij wat in het
verkeerde keelgat. Ik ben wel benieuwd waarom de heer Uppelschoten, de
PVV, zo'n enorme voorstander is van de Wet toezicht op informeel
onderwijs. Voor welk probleem is dat nu een oplossing, om dat zo
daadkrachtig op te pakken en al onze minderjarige mensen hier in
Nederland onder toezicht te willen zetten van de overheid?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ten eerste. "Ze allemaal onder toezicht te willen zetten van de
overheid." Ik denk dat wij toch ook de partij van de vrijheid zijn en
voorzichtig zijn met de rol van de overheid. Je moet niet alles en
iedereen in Nederland gaan controleren. Maar we hebben natuurlijk wel
zorgen. Laat ik iets heel simpels zeggen. Wij zeggen dat in Nederland
mannen en vrouwen gelijk zijn. Het kan niet zo zijn dat er in
weekendscholen — laat ik het maar zo zeggen — wordt verteld dat dat niet
zo is. Dan moet er iemand ingrijpen om daarover zeggen dat het niet zo
is. Er zijn andere voorbeelden te noemen waarvan je je kan afvragen of
die niet strijdig zijn met wat wij leerlingen in het reguliere onderwijs
bijbrengen qua waarden en normen. Het zou niet mogelijk mogen zijn dat
daar in weekendscholen een andere of een heel andere kijk op komt.
De heer Stoffer (SGP):
Heeft de heer Uppelschoten dan de indruk dat dat op grote schaal gebeurt
in Nederland? Ik noem maar even specifiek, zoals bekend in onze
achterban, bij de ChristenUnie, het CDA en misschien wel breder, de
zondagscholen, de hervormde zondagscholen of de catechisatie bij de
gereformeerde gemeenten. Heeft de heer Uppelschoten de indruk dat daar
problemen zijn op dit gebied?
De heer Uppelschoten (PVV):
"Problemen" is een te groot woord, maar we, de inspectie met name,
hebben geen enkel zicht op wat er gebeurt bij een stuk onderwijs dat
heel belangrijk is voor onze jeugd. Om te voorkomen dat daar
ontsporingen plaatsvinden — ik zeg niet dat er ontsporingen zijn — is
het goed dat de inspectie, die scherp toeziet op het reguliere
onderwijs, ook op deze vorm van onderwijs kan toezien.
De heer Stoffer (SGP):
We zullen de discussie op een later moment wel verder vormgeven. Ik geef
hier wel een winstwaarschuwing af, ook naar de PVV toe: als dit op deze
manier wordt neergezet en doorgezet, gaat de SGP met hele andere ogen
naar dit kabinet kijken. Dan zal onze constructieve houding ook van een
hele andere orde zijn. Ik geef die waarschuwing maar af.
De heer Uppelschoten (PVV):
Het spijt me dat ik de vertegenwoordiger …
De voorzitter:
De heer Stoffer.
De heer Uppelschoten (PVV):
… zo angstig heb gemaakt, want dat is niet de bedoeling. We zijn nu heel
erg bezig met de inspectie. Die richt zich vooral op het reguliere
onderwijs. Het is meer de vraag wat we kunnen doen om ervoor te zorgen
dat we op de een of andere manier een beetje zicht krijgen op andere
vormen van onderwijs. Zwaarder wil ik het niet maken. Ik begin ook niet
over artikel 23; dat is niet aan de orde. Maar ik heb het wel over het
onderwijs dat verzorgd wordt.
De heer Soepboer (NSC):
Als de spreker van een maidenspeech uitnodigt tot interrupties, moeten
we daar natuurlijk gehoor aan geven, want anders zou dat niet netjes
zijn. Ik heb één vraag voor u. Misschien kunt u dan uit eigen ervaring
wat vertellen. U vertelde in uw introductie dat u onder andere
bestuurder bent geweest op een grote scholengemeenschap en op een groot
roc. Kunt u vertellen hoe u aankijkt tegen de schaalvergroting die we
zien in het onderwijs? We zien hier en daar besturen die groter worden.
Heeft u daar een mening over?
De voorzitter:
Heeft de heer Uppelschoten daar een mening over?
De heer Soepboer (NSC):
Via de voorzitter: heeft de heer Uppelschoten daar wellicht een mening
over?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ja, daar heb ik zeker een mening over. Ik heb zelf de fusiegolf
meegemaakt. Ik heb meegemaakt dat de roc's ontstonden. Ik was daar toen
enthousiast over, maar ik ben daar nu niet meer zo enthousiast over. We
hebben het gehad over de bètastudies. Ik heb het idee dat bij bepaalde
richtingen een bepaalde cultuur hoort, zeker in het mbo en het hbo. Die
cultuur is er bepalend voor of studenten in die richting willen
studeren. Die culturen moet je koesteren. Die moeten herkend kunnen
worden door de studenten. Ik heb het idee dat het niet meer zo duidelijk
zichtbaar is in de grote roc's en in grote scholengemeenschappen. Ik
vind ze te groot geworden. Is dat een antwoord?
De voorzitter:
De heer Soepboer gaat zitten, dus ik vermoed van wel.
De heer Ergin (DENK):
Ook ik was niet van plan om te interrumperen, maar als je de heer
Stoffer, uitgerekend de heer Stoffer, zo boos krijgt in dit debat, is er
echt wel wat aan de hand. Ik ben het heel vaak oneens met de heer
Stoffer, op heel veel onderwerpen, maar op dit punt heeft hij gelijk,
denk ik. In Nederland hebben we natuurlijk het strafrecht. Haat, geweld
en aanzetten tot haat, geweld en discriminatie zijn al strafbaar. Het
Openbaar Ministerie kan dus al handelen. Sterker nog, er is wetgeving —
ik weet even niet meer precies welke wet het is — waarbij op basis van
signalen van de inlichtingendiensten bestuurders van verenigingen uit
hun functie kunnen worden gezet als zij in verband kunnen worden
gebracht met aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. De heer
Uppelschoten was heel ambitieus en sprak heel warm over dit wetsvoorstel
in zijn toespraak. Kan hij aangeven welk probleem de PVV hiermee denkt
op te lossen?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik zit niet onmiddellijk te denken aan strafrechtelijke vervolging van
bestuurders; dat is een ander chapiter. Ik zit eerder te denken aan het
onderwijs dat verzorgd wordt op die scholen, of de waarden en normen
daar corresponderen met de waarden en normen die doordeweeks op een
reguliere school verteld worden. Ik heb het idee of het vermoeden dat
het misschien weleens kan botsen. Maar dat moet je eerst vaststellen.
Daar heb je de inspectie voor nodig. Laat de inspectie dat gewoon doen.
Als er niks te verbergen is, waarom zou je er dan niet aan meewerken?
Dan kun je alleen maar laten zien dat je het heel goed doet en dat je
meewerkt aan de waarden en normen die horen bij Nederland.
De heer Ergin (DENK):
Ik vind het argument dat je niks te verbergen hebt wel heel gemakkelijk
als het gaat om het instellen van staatstoezicht. Want dat is wel wat
hier aan de hand is. Als dit wetsvoorstel er doorheen komt, dan hebben
we te maken met staatstoezicht op alle weekendscholen waarop kinderen
van 4 tot 17 jaar les krijgen. Het kan botsen in een democratie, maar
wij hebben duidelijke normen, die zijn vastgesteld in het strafrecht. Er
is dus al een vorm van toezicht. Het Openbaar Ministerie kán hier al op
toezien. Ik ben dus gewoon benieuwd naar het volgende. Ik ga de vraag
maar op een andere manier aan de heer Uppelschoten stellen. Als er een
probleem is, hebben we al wetgeving om dat op te lossen. En als het
Openbaar Ministerie nietsdoet — en dat constateren we keer op keer; dat
heeft de staatssecretaris ook geconstateerd — dan kan dat toch ook
betekenen dat er gewoon niets aan de hand is en dat al die
weekendscholen gewoon prima onderwijs verzorgen? Is de heer Uppelschoten
van de PVV het met mij eens dat het misschien zo zou kunnen zijn dat wij
wat betreft het informeel onderwijs gewoon geen problemen hebben in dit
land?
De heer Uppelschoten (PVV):
Als je iets gaat onderzoeken, betekent dat niet bij voorbaat dat je dan
ook dingen aan gaat treffen waar je strafrechtelijk tegen moet optreden.
Daar denk ik zeker niet aan. Ik heb het ook niet meteen over
staatscontrole. Maar als wij een heel systeem hebben in Nederland met
een inspectie die toeziet op de kwaliteit van het onderwijs, waarom
zouden we dat systeem van toezicht dan niet ook toepassen op de
weekendscholen? Dan zal daar volgens u uit blijken dat dit niet nodig
is. Nou, dat wil ik graag geloven. Laten we het ook niet groter maken
door te suggereren dat dit staatscontrole of weet ik het allemaal is.
Dat is allemaal niet aan de orde wat mij betreft.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het lijkt wel alsof de PVV de Wet toezicht informeel onderwijs
bagatelliseert. Ik vroeg niet voor niets al een half jaar geleden om een
notitie. We gaan hiermee namelijk echt over de schreef in dit land. Dit
is wel degelijk staatstoezicht. De minister van Onderwijs wordt hiermee
nota bene een van de machtigste mensen in dit land. En waar gaat het nou
over? Er is net de vraag gesteld welk probleem dit nou oplost: waarin
wordt nu niet voorzien door middel van het strafrecht of het Burgerlijk
Wetboek? De heer Uppelschoten kan niet één voorbeeld noemen. Hij vraagt
net: wat is er nou erg aan om gecontroleerd te worden als je niets te
verbergen hebt? Maar de inspectie die dit moet gaan uitvoeren, zegt dat
dit hun taak niet is. Zij geven aan ineens in actie te moeten komen op
godsdienstig niveau, op politiek niveau en op cultureel niveau, maar ook
wat betreft sport, hobby's, vrije tijd, de natuurlijke leefomgeving en
allerlei vormen van protest en actie in de samenleving. Het aantal
activiteiten en partijen waar het toezicht zich op richt, is namelijk
groot en in beginsel onbegrensd. Dat zijn de woorden van de
uitvoeringsorganisatie.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is wel degelijk staatstoezicht. En mijn vraag is of de PVV en de
ChristenUnie elkaar wat betreft het volgende kunnen vinden. Net zoals de
heer Stoffer, hebben wij hier ook een heel groot, gigantisch probleem
mee. Niemand kan hier namelijk uitleggen welk probleem dit oplost. Kan
ik de heer Uppelschoten zover krijgen dat hij, op het moment dat blijkt
dat er wat betreft zijn zorgen alternatieven voorhanden zijn binnen het
Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafrecht, snel zijn handen
aftrekt van dit zeer onzalige plan?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik wil weer even een misverstand wegnemen. Ook de gewone inspectie gaat
niet naar scholen toe om vervolgens strafrechtelijke dingen over die
scholen te melden, zodat er tegen die scholen opgetreden kan worden. Dat
is hierbij ook niet de bedoeling. Het pleidooi is als volgt: dit is ook
een vorm van onderwijs die heel belangrijk is; het is dus eigenlijk
zonde en een beetje vreemd dat daar geen enkel toezicht op is van de
inspectie. Daarmee suggereer ik niet dat er daar allerlei vreselijke
dingen gebeuren. Maar dat toezicht zou daar ook mogelijk moeten zijn.
Meer is het niet.
De voorzitter:
Heel goed. Ik wil de heer Uppelschoten nogmaals feliciteren met zijn
maidenspeech. Het is mooi om te horen over zijn levenslange
betrokkenheid bij het onderwijs. Het was ook mooi om zijn eerbetoon aan
docenten te horen. Dat zeg ik ook omdat ik een kind ben van twee
docenten. Dat weet ik dus te waarderen. Als u voor mij gaat staan, kunt
u zo gefeliciteerd worden door uw collega's. We gaan nu schorsen tot
20.00 uur.
De vergadering wordt van 19.02 uur tot 20.02 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de
begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
voor het jaar 2025. We zijn toe aan het vervolg van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. We gaan luisteren naar de heer Paternotte,
die als een van de twee D66-collega's een inbreng gaat leveren. Ik geef
hem het woord.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, u draait al een tijdje mee en ik weet niet of u het weleens
hebt meegemaakt dat er een begroting ligt waar eigenlijk iedereen buiten
de politiek tegen is. Docenten, studenten, vakbonden, ceo's van grote
bedrijven en ondernemers zeggen allemaal: doe het niet. En dat zeggen ze
met heel goede redenen. Ze zien dat het onderwijs in de regio is
verarmd, dat studenten meer onder stress komen te staan en minder
zekerheid hebben. Het betekent ook dat heel veel instellingen niet meer
die vaste banen kunnen bieden. De Rabobank zegt dat er een
welvaartsverlies ontstaat van 27 miljard euro. Investeren in onderwijs
is kiezen voor de toekomst. VVD, PVV, BBB en NSC zeggen eigenlijk: wij
zien die toekomst niet.
Ik moest denken aan het boek A Tale of Two Cities van Charles Dickens.
We hebben hier in Den Haag een beetje een tale of two professors. De
eerste is dan professor Dijkgraaf. Die bracht twee jaar geleden voor het
eerst zijn begroting naar deze Kamer; mevrouw Paul was erbij. D66 was
daar natuurlijk enthousiaster over — dat snapt u — maar wat hij deed was
investeren in lerarensalarissen. Die gingen omhoog. De studiebeurs kwam
terug. Alle studenten, van mbo tot wo, wisten: we zijn allemaal nodig
voor de toekomst van Nederland. Onderzoekers kregen weer ruimte om te
investeren. Het gaat niet zozeer om het feit dat wij daar als partij
enthousiast over waren, maar over het effect in Nederland. Er ontstond
weer lucht. Het Nibud zei dat studenten weer meer bestaanszekerheid
hadden. We konden meer onderzoekers aannemen en waren aan het bouwen aan
de toekomst van Nederland.
Voorzitter. Dan die andere professor, professor Bruins. Die komt hier
met een begroting die de grootste bezuiniging ooit betekent voor het
vervolgonderwijs en onderzoek. Ik wil hem toch een compliment geven.
Heel veel ministers of staatssecretarissen die met slecht beleid komen
proberen dat te verpakken als een mooi cadeau. Die zijn er eigenlijk de
hele dag mee bezig om een zo dik mogelijke laag chroom te leggen over
een pakketje schroot. Maar deze minister doet dat niet. Hij zei: dit is
eigenlijk heel lelijk; dat is precies de reden waarom ik minister wilde
zijn. Hij erkent dat zo'n langstudeerboete heel "hardvochtig" kan
uitpakken. Dat is goed, maar we hebben wel een situatie waarin de
minister eigenlijk niet een begroting verdedigt maar betreurt. Ik vraag
het daarom toch: hoe kan het dan dat je deze begroting neerlegt? We zien
maatregelen tegen internationalisering en een bezuiniging waarvan niet
duidelijk is hoe die met een wet die er ligt gehaald wordt. En van de
langstudeerboete zijn de gedragseffecten niet duidelijk. Er komen
bezuinigingen op onderzoek terwijl we gewoon niet weten wat die
betekenen voor Europese subsidies die we binnenhalen. Er liggen
bezuinigingen waarvan we niet weten wie ze bedacht heeft en wat de
effecten daarvan zijn. Oftewel, het is als een scriptie zonder
voetnoten. Professor Bruins zou die nooit hebben goedgekeurd. Toch
vraagt hij deze Kamer dat wel te doen.
Voorzitter. De minister omschrijft bezuinigingen vaak als een soort
natuurverschijnsel, maar erkent hij dat het gaat om politieke keuzes,
ook van zijn inmiddels eigen partij NSC? Zou hij dat PwC-onderzoek
opnieuw willen laten doen? Het is namelijk wel belangrijk dat we weten
wat het effect gaat zijn op het hoger onderwijs.
Voorzitter. De minister zegt "dit is ons overkomen" en het is duidelijk
dat het een politieke keuze is. Ik kijk daarom naar de coalitiepartijen.
Ik zou in het bijzonder twee partijen willen aanspreken, want ik hoop
dat daar de oplossing vandaan moet komen. Op het Malieveld zag ik
gisteren een bord met daarop de tekst: VVD'ers voor onderwijs en
wetenschap. Ik snap dat er ook VVD'ers staan op het Malieveld, want je
zou maar VVD'er zijn en deze begroting moeten verdedigen. We krijgen
brandbrieven uit het hele land, bijvoorbeeld van VNO-afdelingen in de
regio, die zeggen dat dit "ernstige schade" oplevert. 25 ceo's, van
Adyen tot NXP en Philips, zeggen: doe het niet, want dit breekt de
ruggengraat van onze economie. We zien de studenten die aangeven wat het
met hen doet. Ik hoop dat de VVD bij zinnen komt en ziet dat dit te
beroerd is voor de economie. Ik hoop dat we niet in een situatie komen
waarin we moeten zeggen: de economie kan wel wat minder VVD
gebruiken.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de BBB. Als je in de Kamer komt en zegt
dat je er bent voor de regio, en dan een begroting ziet waartegen juist
uit de regio de zwaarste protesten komen ... Instellingen zeggen: juist
bij ons in de regio gaan opleidingen verdwijnen. Vanochtend kwam er
vanuit Zeeland nog een noodkreet, maar we zien het ook vanuit Friesland,
Limburg of Twente. Ik hoop dat ook de BBB bij zinnen komt en dat ze niet
een begroting doorzet die heel veel instellingen in de regio fors laat
krimpen, die daar heel veel opleidingen sloopt en die het onderwijs laat
verarmen.
Voorzitter. Er is een alternatief. We hebben net al gehoord dat de
linkse partijen met een amendement komen en daarmee duidelijk maken dat
ze deze begrotingen niet gaan steunen als die bezuinigingen niet van
tafel gaan. U weet van D66: wij doen altijd alles om bezuinigingen op
onderwijs te voorkomen. We werken samen met iedereen, met JA21, de
ChristenUnie ... Zelfs met het CDA werken wij samen om een amendement
neer te leggen om dit op te lossen. Dat alternatief is er. Ik zou tegen
de minister willen zeggen: we make you an offer you can't refuse. Als u
dit aanneemt, kunnen we blijven investeren in wat goed is voor Nederland
— goed voor de arbeidsmarkt, goed voor de economie, goed voor studenten
en goed voor het onderwijs. Want wie denkt dat onderwijs geld kost, weet
niet wat de prijs van domheid is.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U krijgt nog een interruptie van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het eigenlijk eens met het hele betoog van de heer Paternotte.
Het zal u niet verbazen. Eigenlijk vinden we allebei dat er meer geld
moet naar onderwijs in plaats van minder. De cruciale vraag is
eigenlijk: hoeveel bezuinigingen is D66 bereid wel te steunen? Waar is
precies de grens? Er zijn meerdere amendementen ingediend door D66.
Moeten ze allemaal worden aangenomen? Is een deel genoeg? Ik ben
benieuwd waar die grens precies ligt.
De heer Paternotte (D66):
Wij hebben amendementen ingediend voor alle bezuinigingen op onderwijs,
want we willen geen bezuinigingen op onderwijs. We denken dat dat
buitengewoon onverstandig is. Ik heb net verteld — ik wil daar graag nog
wel wat meer over vertellen — welke partijen in Nederland dat ook heel
onverstandig vinden, namelijk de ceo's van grote bedrijven, VNO-NCW, de
provincies, de hogescholen, de universiteiten, alle studentenbonden en
twee derde van de Nederlanders, blijkt uit peilingen. Daarom kunnen u en
ik een discussie hebben omdat we verschillende amendementen hebben. Maar
laten we er nou samen voor zorgen dat deze coalitie van koers verandert
en de bezuinigingen niet doorzet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het was echt ontzettend gaaf om gisteren zij aan zij met z'n allen op
het Malieveld te staan en te zien hoe massaal dat protest is. Ik denk
ook dat we dat protest hier, als oppositie en hopelijk ook met een deel
van de coalitie, vast moeten houden. Wat ik de afgelopen weken zo
pijnlijk vind, is de polarisatie. Daar zit wel een stukje van mijn
vraag. Volgens mij moeten we ook de rug recht houden tegen polarisatie.
Wat ik lastig vind aan een stuk van het amendement van D66, is dat we
straks die wetenschappers fantastische nieuwe medicijnen hebben laten
ontwikkelen, maar dat die voor een deel van de mensen dan niet meer te
betalen zijn. Ik vind het lastig dat we dan een boete op studeren
vervangen door een boete op ziek zijn. Zullen we werken aan een voorstel
dat door de hele oppositie gedragen wordt, waar niet het eigen risico in
zit? Want we moeten niet armoede verdelen, maar rijkdom verdelen. We
moeten het geld halen waar het zit.
De heer Paternotte (D66):
We hebben het over €20 eigen risico. Het eigen risico zou nog steeds
halveren. Het is overigens nog steeds een grote zorg rondom het eigen
risico — daar wordt voor gewaarschuwd vanuit de zorg — dat het leidt tot
veel langere wachtlijsten, waar mensen echt niet op zitten te wachten.
Als ik het even eerlijk mag zeggen: de SP komt nu met een frame op €1,67
eigen risico. We zouden hier een debat moeten hebben met een coalitie
die megabezuinigingen op onderwijs voorstelt. Het is prima dat u naar
mij toe komt, maar de heer Stultiens werd net niet eens geïnterrumpeerd
door de coalitiepartijen. Iedereen bleef zitten, terwijl het gaat om een
miljard aan bezuinigingen op het hoger onderwijs. Ik sta hier nu een
pleidooi daartegen te houden, en weer is niet één van de leden bereid om
even bij de microfoon te staan en uit te leggen waarom zij er wel
voorstander van zijn. Op deze manier krijg je niet eens een debat. Ik
ben altijd bereid om de verschillen tussen D66 en de SP in het antwoord
op de vraag hoe we aankijken tegen het voorkomen van wachtlijsten in de
zorg uit te debatteren, maar het zou hier moeten gaan over de grootste
bezuinigingen op onderwijs ooit. Ik zou nogmaals willen zeggen: doe het
niet.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we naar uw fractiegenoot mevrouw
Rooderkerk luisteren. Mevrouw Rooderkerk spreekt dus ook namens de
D66-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Vorige week was ik in Rotterdam-Zuid. U hoort al waar ik
vandaan kom, Amsterdam, want ik moet zeggen: óp Rotterdam-Zuid. Ik was
op bezoek op scholen met een rijke schooldag. Dat is dus een verlengde
schooldag met extra begeleiding bij lezen, schrijven en rekenen, en
aandacht voor talentontwikkeling, zoals met muziekles en sport. Ik
woonde toen een les schermen bij in de gymzaal. Volgens een leraar is
dat een sport waar kinderen, deze kinderen, van huis uit nooit mee te
maken zouden kunnen krijgen. Het blijft vaak bij het schoppen van een
lekke bal tegen een versleten muur. Deze scholen boeken succes. De
twaalf scholen op Rotterdam-Zuid met de grootste kans op achterstanden
behalen de beste resultaten, omdat deze kinderen op school niet alleen
iets, maar ook iemand worden.
Voorzitter. Dit alles staat op de helling door de grootste
onderwijsbezuiniging ooit. Want kennis kost geld, maar onwetendheid nog
veel meer. Samen met leraren, studenten, wetenschappers en ceo's van
bedrijven stonden we daarom gisteren op het Malieveld en riepen we: doe
het niet! Het kabinet dat zegt de onderwijskwaliteit te willen
aanpakken, bezuinigt op de lerarensalarissen van de helft van de
middelbare scholen. Ook wordt er 210 miljoen bezuinigd op de kansen van
kinderen in brede brugklassen en de verlengde schooldagen, en op extra
ondersteuning voor thuiszitters en de gymlessen van kinderen. Dit
kabinet bezuinigt ten tijde van de leescrisis zelfs op lezen en
schrijven. Dit kabinet doet dat, niet alleen PVV en VVD, maar ook NSC.
Ik heb de heer Soepboer vaak horen spreken over het belang van de
basisvaardigheden en het verbeteren daarvan. Het lijkt me dan toch ook
teleurstellend om dan de bezuinigingen van de coalitie te moeten
verdedigen. Eerder al stelde deze staatssecretaris de verbeterde doelen
voor taal en rekenen uit vanwege onderlinge onenigheid. In het groots
aangekondigde herstelplan bleek daarbij niets nieuws te staan. Dit moet
stoppen. Daarom werkt D66 in de oppositie samen aan een alternatief voor
de kortzichtige bezuinigingen.
Maar D66 is niet alleen tegen de onderwijsbezuinigingen. We zijn ook
voor het aanpakken van de leescrisis. Want goed lezen en schrijven opent
de wereld. Het geeft je de kans om je emoties onder woorden te brengen,
je te uiten en je te ontwikkelen in het leven. Samen met Hans Vijlbrief
werk ik daarom aan een voorstel voor jong en oud om van lezen en
schrijven prioriteit nummer één te maken. Hiermee geef ik vast een schot
voor de boeg. Maak kinderen bij geboorte automatisch lid van de
bibliotheek. Daartoe diende ik eerder vandaag met de VVD een voorstel
in. Zorg daarnaast voor een bieb op elke school. Onderzoek toont aan hoe
belangrijk het is om leeskilometers te maken. Daarvoor is een goed
gevulde boekencollectie nodig. Toch halveert het budget voor
schoolbibliotheken en stopt het in 2027. Kan de staatssecretaris
toezeggen dat dit niet gebeurt?
"Begrijpend lezen moet op de schop." Dat zei collega Paternotte vorig
jaar, op hetzelfde moment, hier in de Kamer. Het is dan ook
teleurstellend dat de staatssecretaris hier niet mee aan de slag is
gegaan. Daarom doe ik nog een aantal suggesties. Stel de
curriculumherziening niet uit. Kom met een keurmerk voor lesmethoden.
Stimuleer dat pabostudenten minder reflecties schrijven en meer
jeugdliteratuur lezen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
De heer Soepboer (NSC):
Mevrouw Rooderkerk triggert mij een beetje. Ik heb het in eerste
instantie maar gelaten, want ik dacht: sympathieke motie. Nu begint ze
weer even over hoe belangrijk ze lezen vindt. Deze motie, vandaag
ingediend door D66, gaat dus over iedereen vanaf de geboorte verplicht
inschrijven bij de bibliotheek. Dat terwijl mevrouw Rooderkerk volgens
mij ook weet dat iedereen tot en met 8 jaar nu al gratis lid kan zijn
van de bibliotheek. Volgens mij maakt iets van 70% daar ook al gebruik
van. Ik zou D66 daarom willen vragen hoe deze puur administratieve
oplossing van mevrouw Rooderkerk hierbij het verschil gaat maken. Kan
zij ons daar wat over uitleggen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Jazeker. Dank voor de vraag. We hebben die motie bij een debat hiervoor
ingediend, maar ik ben natuurlijk te allen tijde bereid om hier nog wat
over uit te leggen. Het idee is het volgende. Kinderen kunnen gratis
naar de bibliotheek, maar helaas zien we dat er honderdduizenden
kinderen zijn die dat nog niet doen. Juist diegenen die dat niet van
huis uit meekrijgen en die niet thuis een hele kast met boeken hebben
staan of niet voorgelezen worden, zijn vaak degenen die niet naar de
bibliotheek gaan. Met dit voorstel zorgen we dat je automatisch lid
wordt bij geboorte. We moeten wat ons betreft drempels wegnemen. Maak
het zo simpel mogelijk. Je schrijft je kind in bij de gemeente en je
krijgt meteen een bibliotheekpas terug. Daarmee willen we de kans
vergroten voor kinderen om daadwerkelijk te gaan lezen, om voorgelezen
te worden en om het leesplezier te bevorderen. Dit is een van de
voorstellen die we doen. Ik was nog niet klaar. Maar ik ga er graag mee
door.
Ik ken de heer Soepboer natuurlijk als iemand die ook hart heeft voor
het onderwijs en die lang in het onderwijs heeft gewerkt. Het aanpakken
van de laaggeletterdheid en daarbij ook de bestaanszekerheid: wanneer ik
het heb over kinderen die die kansen niet van huis uit krijgen, zou ik
toch denken dat de heer Soepboer niet anders kan dan die
onderwijsbezuinigingen tegen te willen houden. Dat is eigenlijk ook mijn
vraag aan hem: doch it net! Ik heb het in het Fries opgezocht: doe het
niet!
Voorzitter. Tot slot willen wij meer kansen en betere onderwijskwaliteit
door kleinere klassen. Daar heb ik ook meer partijen hier in de Kamer
over gehoord. Dus wellicht kunnen we elkaar daarin vinden. Willen we
leraren behouden en aantrekken voor het onderwijs, dan moeten we de
werkdruk verlagen. Daarom dien ik hiertoe samen met de SP binnenkort een
initiatiefwet in.
Voorzitter. De leescrisis is ook een kansencrisis, want die treft
vmbo-leerlingen harder. Twee derde kan niet goed genoeg lezen om mee te
komen in de samenleving. Maar het treft vooral kinderen hard die thuis
geen kast met boeken hebben of die niet voorgelezen kunnen worden, zoals
de 8-jarige Isaiah, bij wie ik vorige week op bezoek was in
Amsterdam-Zuidoost. Ik mocht daar mee met Ineke, die als vrijwilliger
van de VoorleesExpress daar elke week voorleest aan hem en zijn moeder
Diane, die Nederlandsetaalonderwijs volgt. Het was prachtig om zijn
plezier te zien en haar trots wanneer hij een nieuw woord had geleerd.
Maar dit kabinet bezuinigt het hardst op kansengelijkheid. De
schoolmaaltijden, waar ik mij namens D66 hard voor heb gemaakt, blijven
gelukkig behouden. Maar veel kinderen wordt een brede brugklas of een
rijke schooldag ontnomen.
Voorzitter. Harder "basisvaardigheden" roeptoeteren gaat dit niet
verhelpen. Onder de streep krijgen scholen gewoon minder geld en
kinderen minder kansen. Dus laten we de bezuinigingen stoppen.
Ik begon mijn bijdrage met de les schermen van de kinderen op
Rotterdam-Zuid. Dat ging niet alleen over sport, maar staat voor mij ook
symbool voor iets anders. Als we doorgaan met de onzalige bezuinigingen
van dit kabinet, zullen de kinderen op Rotterdam-Zuid bij het lezen van
een tekst over schermen alleen denken aan hun mobieltjes in hun
telefoontas of telefoonkabinet en niet aan de sport. Zonder die taal
geen kennis. En zonder die kennis geen kansen.
Voorzitter. Wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat domheid
kost.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar de heer Kisteman. Hij
spreekt namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Het is ruim vier jaar geleden dat ik samen met mijn vrouw
onze oudste dochter voor het eerst naar school bracht. Twee jaar later
mocht ook onze andere dochter haar eerste stappen zetten binnen het
primair onderwijs. Inmiddels zitten ze in groep 5 en groep 3, gaan ze
over het algemeen elke dag vrolijk naar school en worden ze bijna elke
ochtend enthousiast begroet door de directeur, die met zijn kopje koffie
en een brede glimlach bij de ingang van het schoolplein staat te
wachten. De enige ervaring die ik tot dan toe had in het
basisschoolonderwijs, was de acht jaar die ik er zelf ooit heb
doorgebracht. We kozen voor deze school omdat wij ons hier het prettigst
bij voelden. Onze kinderen kunnen lopend naar school. Vriendinnetjes
gaan er ook heen. Maar bovenal vertrouwden wij erop dat onze kinderen
hier in een veilige en goede omgeving les zouden krijgen van
leerkrachten die hier goed voor zijn opgeleid. We hebben nog altijd geen
spijt van de keuze voor deze school.
Voorzitter. Sinds een paar maanden mag ik mij als woordvoerder van de
VVD ook verdiepen in het primair en voortgezet onderwijs. Als je uit het
bedrijfsleven komt, is het onderwijs een totaal andere wereld. De vele
werkbezoeken en gesprekken hier in Den Haag of digitaal met de diverse
raden en met ouders hebben mij een vliegende start gegeven, maar hebben
mij ook laten zien hoe complex het onderwijs soms is ingericht. Het
heeft me ook laten zien dat het niet standaard is dat kinderen het beste
onderwijs krijgen waar ze recht op hebben. Elke school is vrij om te
kiezen hoe ze de kerndoelen omzetten in lessen. Directeuren voelen zich
capabel op dit punt, maar ook leerkrachten vinden dat zij dit zelf heel
goed kunnen bepalen. Ik wil op geen enkele manier aan de autonome
positie van onze leerkrachten of directeuren komen, maar ik heb soms wel
mijn bedenkingen. Of het nu gaat om lesmethodes, leermethodes of het
verbeteren van bepaalde processen binnen scholen, aanbod is er genoeg.
De markt is echter ingewikkeld. Uit alle gesprekken maak ik op dat
scholen onderling niet veel overleggen en dat het aantal aanbieders
beperkt is. Onderwijsadviesbureaus vallen over elkaar heen en voeren het
ene na het andere traject uit zonder dat scholen echt weten of ze er
beter van worden.
De VVD vindt dat onze kinderen recht hebben op het beste onderwijs en
dat ouders erop moeten kunnen vertrouwen dat hun kinderen dit beste
onderwijs ook krijgen. Mijn vraag is dan ook of de staatssecretaris een
onafhankelijk platform of kennispunt kan openen waar scholen met al hun
vragen terecht kunnen. Zo weten scholen dat ze, als ze ergens tegen
aanlopen, bij een partij terechtkunnen die hen goed kan helpen, maar ook
dat alle lesmethodes of open leermethodes die scholen gebruiken en die
op dit platform staan bijvoorbeeld evidence informed zijn. Op deze
manier houden scholen zelf de regie, maar weten ze dat wat zij kiezen
betrouwbaar is. Ik ben op scholen geweest waar ze er pas na jaren achter
kwamen dat hun lesmethode totaal niet geschikt was voor hun leerlingen.
Achteraf bleek dat bij veel meer scholen in Nederland het geval zijn.
Directeuren moeten met regelmaat opnieuw het wiel uitvinden. Kunnen wij
hen niet helpen met zo'n platform of kennispunt? Is de staatssecretaris
bereid om te onderzoeken of een onafhankelijk platform of kennispunt van
toegevoegde waarde is en hoe dit eventueel opgestart kan worden?
Voorzitter. Dan wil ik van het beste onderwijs voor onze kinderen naar
de beste leerkrachten voor onze kinderen. Een goede leraar weet kennis
zo over te brengen dat leerlingen worden geënthousiasmeerd, de lesstof
onthouden en er zelf mee aan de slag gaan. Een mooi voorbeeld is de
gastdocent die uit de praktijk komt en met veel passie en ervaring over
zijn vak kan vertellen. In Nederland mag een gastdocent maximaal zes uur
per week lesgeven onder begeleiding van een docent. Een andere manier
waarop leerlingen les krijgen van praktijkdocenten is in de praktijk
zelf. Tijdens stages onder begeleiding van
beroepspraktijkvormingsbegeleiders, bpv-begeleiders, leren leerlingen in
de praktijk de kneepjes van het vak. Met een korte cursus kunnen
ondernemers hun medewerkers of zichzelf laten bijscholen tot
bpv-begeleider.
Voorzitter. Ik was een tijd geleden op een praktijkonderwijsschool. Daar
hadden ze een prachtige keuken met alles erop en eraan. Leerlingen
konden daar lunches bereiden die werden verkocht in de kantine. Er was
echter een probleem. De leerkracht die hier deels les zou gaan geven,
moest eerst zijn tweejarig zijinstroomtraject afronden. De school had de
leerkracht al aangenomen, maar deze mocht alleen lesgeven onder
begeleiding, en gezien het lerarentekort was deze begeleiding er niet.
Ik kom zelf uit een wereld waar we stagiairs in de praktijk de fijne
kneepjes van het vak mochten leren en waar we gastlessen gaven op
scholen. Leerlingen hingen aan je lippen als ze technieken konden leren
die rechtstreeks uit de praktijk kwamen. Andersom gaf het overdragen van
je kennis een enorm voldaan gevoel, omdat je zo kon bijdragen aan de
toekomst van een nieuwe generatie. Er zijn tal van mensen die nu
werkzaam zijn in de praktijk en die dolgraag hun kennis willen
overbrengen, maar ze willen lang niet altijd volledig hun baan kwijt. Ze
zouden dolgraag een combinatie willen hebben van werken in de praktijk
en lesgeven op school. Zij willen geen tweejarige opleiding volgen om
zich compleet om te scholen. Kunnen wij deze twee werelden van
zijinstromer en bpv-begeleider niet samenbrengen? Wil de
staatssecretaris een nieuw scholingstraject ontwikkelen, zodat
professionals gedeeltelijk in het bedrijfsleven kunnen blijven werken en
daarnaast een of meerdere dagen op school praktijklessen kunnen geven en
die lessen mogen geven zonder begeleiding van een andere docent? Voor
deze nieuwe leerkrachten zou een beoordeling moeten plaatsvinden om te
waarborgen dat zij capabel zijn om lesstof effectief over te brengen en
orde te houden.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Kisteman spreken over gastdocenten en zijinstromers. Zij
zijn wellicht een oplossing voor het lerarentekort, maar lopen vast,
onder andere omdat de school de begeleiding aan deze docenten niet kan
leveren. Hoe kijkt de VVD dan naar het feit dat de subsidieregeling
Vrijroosteren leraren niet zal worden verlengd? Is de VVD bereid om daar
protest tegen aan te tekenen? Juist deze subsidieregeling zorgt ervoor
dat docenten vrijgeroosterd kunnen worden, onder andere van de
begeleiding van nieuwe collega's.
De heer Kisteman (VVD):
Ik ben nog niet helemaal door mijn stuk heen, maar wij willen met dit
voorstel juist dat die begeleiding niet nodig is. Anders hou je dat
dubbele effect. Dan los je het probleem niet op. Met mijn voorstel zeg
ik: zorg dat de zijinstromer, de leerkracht die uit de praktijk komt,
meteen voor de klas kan staan. Het probleem wordt niet opgelost als die
begeleiding moet blijven.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dat is natuurlijk wel heel naïef. Dat veronderstelt namelijk dat je, als
je van de opleiding komt, of dat nou als zijinstromer is, of dat je van
de pabo of van de eerste- of tweedegraads lerarenopleiding komt, gelijk
voor de klas kan staan. Dat terwijl we weten dat startende docenten
begeleiding nodig hebben. Ze moeten meters maken onder collegiale
begeleiding, om niet na twee of drie jaar weer gillend weg te lopen. Dat
zien we veel. Dus ik vind het wat naïef om te veronderstellen dat er
geen begeleiding nodig is.
De heer Kisteman (VVD):
Als ik mijn stuk had mogen afmaken ... Ik wil me specifiek focussen op
de leerkrachten die praktijklessen geven. Daar gaat het me om met dit
idee: niet de theorielessen in de klas, maar de praktijklessen. Dat
gebeurt al veel met die zes uur aan gastlessen die gegeven mogen worden.
Dan moet dit geen probleem zijn. Ik heb het zelf vaak gedaan, die
gastlessen. Praktijkdocenten moeten dat prima kunnen doen zonder
begeleiding.
De voorzitter:
De heer Kisteman vervolgt zijn betoog.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Daarnaast zal de leerkracht een cursus pedagogiek moeten
volgen. Door een kort traject en met de mogelijkheid om in het
bedrijfsleven te blijven werken, moet het veel aantrekkelijker worden om
dit pad te gaan bewandelen. Dat kan bijdragen aan het lerarentekort,
maar nog veel belangrijker is dat leerlingen in hun praktijklessen de
beste leraren krijgen, met ervaring uit de praktijk. Daarnaast komen
toekomstige werknemers al op jonge leeftijd in contact met het
bedrijfsleven.
Voorzitter. Van het beste onderwijs en de beste leerkrachten, wil ik
door naar de beste start. Wie goed kan lezen, maakt meer kans in de
maatschappij, meer kans op een baan en meer kans om sociaal mee te
komen. Deze kans gunnen we al onze kinderen, ongeacht waar je wieg heeft
gestaan en wat je toekomstdroom is. Goed kunnen lezen is de basis van je
toekomst. Leerlingen leren lezen vraagt om een schoolbrede aanpak,
waarin in een doorlopende lijn wordt gewerkt aan de kwaliteit van
leeslessen. Dat klinkt allemaal heel logisch, maar het gebeurt op heel
veel scholen nog niet.
Leesplezier is van ontzettend groot belang voor kinderen die naar school
gaan. Maar hoe trek je op school net dat boek uit de kast waarin jij
interesse hebt? Kies je dan Dolfje Weerwolfje, De Boomhut of Juf
Braaksel? Helaas is de expertise om kinderen te helpen om leesplezier te
krijgen of dat te vergroten, op school niet altijd aanwezig.
Leesbevordering begint wat mijn fractie betreft bij een leerkracht die
bevlogen is over lezen, maar die bovenal weet wat zijn leerlingen lezen.
Ik was daarom ook verbaasd dat niet op alle pabo's verplicht
jeugdliteratuur wordt gelezen. Wat mij betreft moeten pabostudenten dit
verplicht gaan doen. Kan de staatssecretaris daarop reflecteren?
Ook een leescoach binnen een school zou daar een belangrijke rol kunnen
spelen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe zij tegen een
leescoach aankijkt. Ziet zij er een toegevoegde waarde in als dit door
scholen zelf georganiseerd wordt?
Voorzitter. Van de beste start naar het einde van mijn betoog. De VVD
wil het allerbeste onderwijs voor ieder kind. Ik kijk uit naar de
beantwoording van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar uw fractiegenoot, mevrouw
Martens-America. Zij zal dus ook namens de VVD spreken. Gaat uw
gang.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, dank. In navolging van mijn collega zal ik mijn bijdrage
richten op drie onderwerpen: de aansluiting van ons onderwijs op de
arbeidsmarkt, de voorgenomen bezuinigingen en, tot slot,
veiligheid.
Ik begin bij de aansluiting op de arbeidsmarkt. Ons land en onze
economie staan namelijk te popelen om talent. De zorg, de bouw, de
energietransitie, de tech en ook de halfgeleiderindustrie ontvangen met
open armen studenten met gouden handen en knappe koppen. En toch lijkt
ons onderwijs niet voldoende aan te sluiten bij de economie en de
samenleving van de toekomst. Nederlanders kiezen onvoldoende voor de
banen van de toekomst. Ik geloof oprecht dat deze uitdaging niet te
fiksen is met een quick fix. Maar ik hoop dat we vandaag belangrijke
stappen kunnen zetten. Die zijn soms impopulair, vooral bij
instellingen, vrees ik.
Met ruim 550 opleidingen in het mbo en een rapport van het ibo waarin
duidelijk te lezen is dat er opleidingen zijn met een slecht
baanperspectief, lijkt het mij legitiem om hier het debat over te
voeren. Wat bij het mbo ook speelt, is het achterblijvende percentage
bbl-studenten. Heeft de minister plannen om de gestelde ambitie van 35%
toch te kunnen realiseren? Zouden bedrijfsvakscholen misschien een
belangrijke rol kunnen spelen als aanvulling op het reguliere onderwijs?
Heeft de minister hen al gesproken of liggen hier plannen voor? Staat de
minister ervoor open om de samenwerking met deze bedrijfsvakscholen en
het beroepsonderwijs te formaliseren?
Ook op universiteiten lijkt dit te spelen. Het is een feit dat wij
talenten van buiten Nederland nodig hebben om onze samenleving draaiende
te houden, dat Nederlanders onvoldoende voor bètastudies kiezen en dat
de stayrate van internationaal talent te laag is. Ik begrijp heel goed
dat instellingen naast de intrinsieke drive om talenten op te leiden ook
de doelstelling hebben om hun instelling overeind te houden. Maximale
instroom nastreven en dan vrijwillig je aanbod aanpassen is soms gewoon
een brug te ver. Kijk naar het aangenomen amendement-Martens over de
numerus fixus. Die vraag kwam uit het werkveld zelf, maar daarover
ontvangen we inmiddels alweer e-mails dat ze die toch niet willen
inzetten. De VVD denkt dat er een belangrijke rol ligt voor de minister
om regie te pakken op dit dossier, om het onderwijs van de toekomst
veilig te stellen en om deze bezuinigingen te zien als een kans.
Ik maak direct de overstap naar het volgende punt: de voorgenomen
bezuinigingen. Voor de VVD bieden die namelijk een kans om de
aansluiting op de economie en de samenleving van de toekomst te
stimuleren. Ons vervolgonderwijs, het mbo, het hbo en het wo, staat aan
de vooravond van een transitie. De voorgenomen bezuinigingen in het
vervolgonderwijs moeten we aangrijpen om ons onderwijs toekomstbestendig
te maken. De afgelopen jaren is steeds meer geld naar het onderwijs
gegaan. In 2019 ging er 8 miljard naar het hbo en het wo, dit jaar 11,5
miljard. Na de voorgenomen bezuinigingen komen de uitgaven in 2029 op
10,4 miljard. Dat is nog steeds meer dan in 2021. Ook toen was ons
onderwijs ijzersterk. Maar instellingen zijn gegroeid en het aantal
medewerkers en studenten is toegenomen, inclusief het aanbod van
nevenactiviteiten. En ja, als de studentenaantallen of de bijdragen
dalen, betekent dit dat universiteiten keuzes moeten maken. Hoe kijkt de
minister naar deze lastige, soms tegenstrijdige belangen tussen de
begroting die wij hier bespreken, de instellingen die hun instelling
overeind willen houden en het belang van de samenleving?
We zien bijvoorbeeld verschillende berichten van instellingen die
opleidingen sluiten. Denk aan kleine talen of aan cultuurstudies. Over
dat onderwerp wil ik het hier graag met jullie hebben. Wanneer we
concluderen dat er weinig vraag is naar kleine studies, betekent dit
niet dat we ze wat de VVD betreft niet meer moeten faciliteren in ons
land. Ik heb liever kleinere, sterke opleidingen op minder locaties dan
dat opleidingen noodgedwongen moeten sluiten omdat er in bepaalde
regio's onvoldoende vraag naar is. De opleiding Nederlands in Utrecht is
wat de VVD betreft een mooi voorbeeld om te zorgen dat het aanbod in een
klein land aanwezig blijft. De regio's Delft en Maastricht zijn
bijvoorbeeld technisch heel sterk. Wageningen is in de food heel sterk.
Hoe zorgen we ervoor dat instellingen en regio's in hun kracht blijven
wanneer niet elke instelling alles meer hoeft aan te bieden? Hoe gaat de
minister ervoor zorgen dat instellingen elkaar aanvullen in plaats van
beconcurreren?
De coördinatie lijkt mij hierbij te ontbreken vanuit instellingen en
vanuit het ministerie. Daarover maakt de VVD zich zorgen. Hoe gaat de
minister voorkomen dat zelfstandig handelen van instellingen ertoe gaat
leiden dat iedereen dezelfde opleidingen schrapt? Hoe zorgen we ervoor
dat we wel blijven voldoen aan de vraag in ons land? Kan de minister ons
misschien alvast meenemen in de stappen die al zijn gezet om dit
uiteindelijk daadwerkelijk te bereiken?
Voorzitter. Nu ga ik iets zeggen wat een interruptie gaat uitlokken,
maar ik ga het toch doen. In politiek Den Haag lijkt het predicaat
"onderwijspartij" voorbehouden aan de partij die het meeste geld
uitgeeft aan vervolgonderwijs. Opperen dat miljarden die naar het
onderwijs gaan doelmatig moeten worden uitgegeven, levert vaak een
stortvloed aan kritiek op. Maar ik heb een controlerende taak. Als er
uitspraken als die van de Rekenkamer voorliggen, dan vind ik dat we daar
op een serieuze manier naar moeten kijken. Volgens mij kunnen we
concluderen dat iedereen die hier staat het onderwijs een warm hart
toedraagt. Recent is gebleken dat de 1,4 miljard extra voor het mbo niet
aantoonbaar heeft geleid tot beter onderwijs. Geen keuzes maken is wat
de VVD betreft de makkelijkste weg. Er zijn keuzes gemaakt om geld uit
te geven aan veiligheid, defensie en een sterke economie. Daar heeft ons
hele land baat bij, ook de studenten. Er is oorlog aan de grens van ons
eigen continent. Ook binnen het onderwijs moeten we kiezen. Wat de VVD
betreft kiezen we voor modernisering, voor de banen van de toekomst.
Laten we samen zorgen dat we de nieuwe generatie gaan opleiden voor de
banen van deze toekomst.
Dan sluit ik af met een paar vragen over veiligheid, want zowel binnen
als buiten de kennisinstellingen is het onrustig. Steeds vaker
verschijnen er onderzoeken, zoals laatst op verzoek van D66 en de VVD,
naar de inmenging van bijvoorbeeld China in ons onderwijs. Op
verschillende manieren proberen deze mogendheden te infiltreren in onze
kennisinstellingen, maar ook het onder druk zetten of intimideren van
landgenoten, journalisten en wetenschappers neemt toe. Ik wacht even met
mijn laatste vragen.
De heer Eerdmans (JA21):
Mijn vraag gaat over het vorige blokje, over de aansluiting op de
arbeidsmarkt. Wat zegt mevrouw Martens nou tegen de Rabobank als die
becijfert dat een bezuiniging van een miljard op onderwijs en onderzoek
ons als maatschappij op termijn 40 tot 50 miljard kost? Wat is dan het
antwoord van de VVD, als je kijkt naar kosten en baten?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een heel legitieme vraag. Wij hebben een begroting rond te
krijgen. Er zijn moeilijke keuzes gemaakt. Een aantal zaken hebben we
weten terug te draaien, waaronder de extreme lastenverzwaring voor het
bedrijfsleven, dat investeert in innovatie. Daar was de heer Eerdmans
het natuurlijk ook niet mee eens. De keuze is nu geweest om de
lastenverzwaring terug te draaien, omdat wij geloven dat de bedrijven
ons hierbij kunnen helpen. Dat betekent dat de dekking ergens anders
moet worden gezocht. Dat is de dekking waar ik hier vandaag voor
sta.
De heer Eerdmans (JA21):
Dan zou ik toch nog een keer willen vragen om de dekking onder het
amendement van D66, CDA en JA21 te bekijken. Ik denk dat mevrouw Martens
gelijk heeft over een aantal dingen die beter en efficiënter kunnen, en
misschien ook minder pretstudies. Daar hebben wij het in de partij ook
weleens over gehad. Maar in totaal wordt er 1,4 miljard bezuinigd. Ik
zeg niet dat alles zonder bezuinigingen kan; dat is mijn pleidooi niet.
VNO-NCW zegt dat als we nu de boot missen met innovaties, waar ook de
VVD altijd groot voorstander van is, we dat later gaan terugbetalen. Dat
wil je niet. Als je de hbo's nu vergeet aan te sluiten en de stages gaat
wegbezuinigen, dan komen ze dus ook niet aan de bak. Dat gaat het
bedrijfsleven geld kosten. Dan is mijn vraag: is dan de hele economische
wereld gek of is de VVD gek? Het kan niet allebei waar zijn, denk ik. Ik
kijk, net als mevrouw Martens volgens mij, gewoon naar de feiten, naar
deskundigen, naar experts die ons becijferen dat dit heel erg duurkoop
wordt als we op deze manier de basis wegslaan, namelijk het opleiden en
onderwijzen van ons potentieel op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik denk dat de heer Eerdmans een heel legitieme vraag heeft. Het is
altijd lastig dat je in een coalitie moet geven en nemen. Wij hebben
altijd gestreden voor innovatie, mijn voorgangers hebben altijd
gestreden voor innovatie en wij zullen dat ook altijd blijven doen. Maar
als er lastige keuzes voorliggen, moet je kijken waar de dekking vandaan
komt. Wij hebben nu gekozen voor veiligheid. Dat is één.
Een ander punt waar ik de heer Eerdmans toch in wil meenemen, is het
volgende. Tien jaar geleden gaven wij nog steeds minder geld uit aan ons
onderwijs dan we straks na de bezuinigingen doen. Ook toen stonden wij
bovenaan de lijstjes. Daar houd ik aan vast. Ik geloof dat het goed
komt. Als er meevallers zijn, zult u mij als eerste aan uw zijde vinden
om te kijken of dat geld weer naar innovatie en wetenschap kan.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zeg niet dat geld alles oplost. Ik denk dat dat ook geen terecht
verhaal is. Dat zal het kabinet ook antwoorden. Alleen, het gaat om een
massale keuze die gemaakt wordt. Ik ben wel blij met het tweede of derde
antwoord van mevrouw Martens. Het eerste leek te zijn: "Joh, het is
laaghangend fruit. Dat kan allemaal wel weg, want we redden het ook wel
zonder. Meer geld heeft altijd laten zien dat het toch niet helpt." Ik
geloof dat we dan echt de plank misslaan. Ik ben dus blij met die
nuancering. Ik hoop toch dat de VVD wil nadenken. Laten we de politieke
realiteit aan de overkant dan ook maar noemen. Volgens mij gaat het de
minister niet lukken om deze begroting door de Eerste Kamer te krijgen,
want daar is geen meerderheid voor. Ik vraag me af hoe de VVD dat
politiek taxeert.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Via mij naar de heer Eerdmans: ik ben daar ook ontzettend benieuwd naar.
Zoals ik al aangaf in mijn bijdrage, heb ik een controlerende taak. Ik
heb een aantal kritische vragen gesteld, waarop ik hopelijk donderdag
antwoord krijg van de minister. Dit zal een van de vragen zijn die ik
daar absoluut ga stellen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is eigenlijk jammer, want ik wilde naar voren komen om mevrouw
Martens-America een compliment te geven, namelijk dat zij in
tegenstelling tot de eerste coalitiepartij die sprak, de PVV, wel een
beetje ging staan voor die bezuinigingen. De PVV kwam net niet verder
dan: ik zie geen blinde muur, maar ik rijd er wel lekker met 130 op af.
Maar nu hoor ik mevrouw Martens-America zeggen: we kijken donderdag wel
wat er gebeurt. Er is geen meerderheid in de Eerste Kamer als alle
partijen die zich nu hier uitspreken, daartegen stemmen. De coalitie
heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer. Ik vraag aan mevrouw
Martens-America of het dan niet slim is om nu te gaan kijken hoe we wél
tot een begroting kunnen komen die werkt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik snap de vraag honderd procent, maar volgens mij verwarren we hier wel
meerdere rollen. Ik ben een Tweede Kamerlid met een controlerende taak.
Dus de vragen die ik hier vandaag stel aan de minister, gaan over de
begroting. Ik hoop dat de minister al bezig is om te kijken hoe deze
door de Eerste Kamer komt. We gaan het donderdag horen. Ik snap dus niet
zo goed, zeg ik via de voorzitter, welke vraag dan aan mij wordt
gesteld.
Mevrouw Beckerman (SP):
We hebben inderdaad heel veel rollen. Eén daarvan is het budgetrecht.
Dat is een heel belangrijk recht. Dat betekent dat wij keuzes kunnen
maken over welk geld in welke begroting valt. Dan kunnen we stommetje
spelen en zeggen "dat zoekt de minister maar uit" en "als de begroting
faalt in de Eerste Kamer, dan zien we het wel", maar we kunnen hier ook
als Kamer zeggen: dit is verschrikkelijk. Dit is dan een mooie vraag aan
mevrouw Martens-America. We leren van onze eerdere fouten. We hebben al
een keer die langstudeerboete ingevoerd. We hebben al gezien wat voor
impact die had op studenten, studenten die we misschien ook wel nodig
hebben voor dat mooie werkende Nederland, studenten die zeiden "ik stop
met die studie" of "ik doe het niet; ik ga er niet eens aan beginnen".
Waarom maken we geen gebruik van het budgetrecht en doen we geen
alternatieve voorstellen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Volgens mij moeten we twee dingen scheiden. We hebben het hier vandaag
over de begroting voor 2025. Ook noem ik het de langstudeerbijdrage,
omdat ik als liberaal niet op de tafel sta te dansen bij deze maatregel.
Dat kan ik ook heel eerlijk zeggen. Maar ik kan het wel uitleggen als er
moeilijke keuzes worden gemaakt. Daar sta ik achter. Dat doe ik ook. Ik
zou geen knip voor de neus waard zijn als ik hier nu al de begroting,
waar ik een handtekening voor heb gezet, naar buiten gooi. Ik stel dus
vragen vanuit mijn taak. Ik heb een hele waslijst aan vragen over de
begroting, de uitvoering en hoe we de bezuinigingen laten landen. Als de
antwoorden niet zijn wat de VVD-fractie wil, dan gaan wij kijken wat we
daarvan vinden. Maar op dit moment houd ik mijn eerste termijn, mijn
eerste bijdrage, met vragen aan de minister. Daar blijf ik bij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar dan kom ik toch weer een beetje terug op die rollen. Het is
namelijk heel merkwaardig wat hier gebeurt. Mevrouw Martens-America
zegt: een begroting waar ik mijn handtekening voor heb gezet. Maar als
er kritische vragen komen over die begroting, dan zegt ze: ja, maar dit
is niet mijn begroting. Dat klopt niet. Het klopt niet wat hier gebeurt.
Of mevrouw Martens-America vindt het prima en wil gewoon
medeverantwoordelijk zijn, ook als ze niet op tafel staat te dansen, of
ze heeft haar handtekening niet gezet.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik denk dat mevrouw Beckerman mij dan verkeerd begrijpt. Ik sta
hierachter.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik hoorde mevrouw Martens in haar inbreng eraan refereren dat er
moeilijke keuze moeten worden gemaakt, ook omdat er een oorlog op het
continent woedt en er eigenlijk ook extra middelen naar veiligheid
moeten. Zo interpreteer ik het dan. Ik wil daar de volgende vraag over
stellen. We zien dat deze begroting — dat geven het bedrijfsleven en de
wetenschap terug — heel erg teert op onze veiligheid in de toekomst, op
onze kenniseconomie, op ons concurrentievermogen dat ook in het hier en
nu een component is van onze veiligheid. De eerste vraag die ik wil
stellen, omdat ik de VVD normaal gesproken zo ken, is of mevrouw Martens
de kennispositie die we als Europa hebben, ook ziet als een essentieel
onderdeel van veiligheid.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, absoluut. Ik heb de cijfers netjes uitgezocht, waarschijnlijk net
als mevrouw Koekkoek, over wat er straks nog naar onderzoek gaat. Dan
zie je dat we ook heel veel wel doen. Ik denk dat we onze ogen daar niet
voor moeten sluiten. Heel recent nog heeft Defensie bekendgemaakt te
gaan investeren in ondernemers die onderzoek doen naar de
defensie-economie. Dat zijn nou de voorbeelden waarvan ik hoop dat we er
de komende jaren nog veel meer van zien. Helemaal eens dus. Volgens mij
vinden we elkaar daar helemaal.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het probleem dat ik een beetje proef, is het volgende. Mevrouw Martens
zegt: we bezuinigen niet alles. Daarmee ben ik het eens. Maar experts
zeggen — ook Mario Draghi zegt dat in zijn rapport — dat Europa, in het
hier en nu maar zeker ook over tien jaar, het risico loopt te gaan
achterlopen op de rest van de wereld en dat dit een serieuze bedreiging
is voor onze veiligheid. Ik zie nu gebeuren dat er niet alleen op
universiteiten, maar zeker ook in bedrijven een grote terughoudendheid
is om te gaan innoveren, terwijl we juist dat nodig hebben om nu, maar
ook in de toekomst, veiligheid te hebben in Europa. Voor mij en vele
anderen met mij zit daar wel de hamvraag: waarom steunt de VVD deze
begroting? Ik zie dit echt als een bedreiging voor onze veiligheid in de
toekomst, omdat we met zo veel stoppen, ook voor bedrijven.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een heel legitieme vraag, maar ik denk dat je dat dossier kunt
aanvliegen vanuit meerdere invalshoeken dan alleen die van OCW. We
hebben vorig jaar vanuit het bedrijfsleven, van dezelfde bedrijven die
we nu spreken, brandbrieven gekregen over de extreme lastenverzwaringen
die werden doorgevoerd, met het risico dat grote bedrijven uit de nieuwe
economie ons land zouden verlaten en elders zouden verdergaan, wellicht
zelfs in gebieden van de wereld waartegen wij ons moeten wapenen als het
gaat over strategische autonomie. Daar hebben we naar geluisterd. Daar
hebben we nu een enorme lastenverlichting voor weten te regelen, dus een
lastenverzwaring weten terug te draaien. Ik hoop — dat punt heb ik ook
bij Economische Zaken gemaakt, net als meerdere partijen hier — dat wij
binnenkort het gesprek gaan voeren met datzelfde bedrijfsleven over hun
rol in de investeringen in R&D. Volgens mij zijn dat de gesprekken
die we hier met z'n allen moeten blijven voeren. Mevrouw Koekkoek en ik
delen dus de zorgen, alleen denk ik dat we het vanuit meerdere
portefeuilles moeten aanvliegen dan alleen vanuit OCW.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik ben het daar niet per se mee oneens. Ik denk dat ook zeker het
bedrijfsleven een grote rol kan pakken in hoe we verder innoveren in de
toekomst. Maar ik denk wel dat bij de wijze waarop mevrouw Martens het
nu aanvliegt, er een paar signalen minder meewegen of over het hoofd
worden gezien. Het bedrijfsleven heeft nu namelijk al gezegd: wij
aarzelen om te innoveren. Ze weten dat de publieke middelen via
subsidies en andere ondersteuning die we normaal gesproken zien,
waardoor je privaat en publiek goed kunt combineren, nu wegvallen. Het
bedrijfsleven zegt ook: als we kijken naar wat er als het ware wordt
klaargestoomd vanuit het voortgezet en universitair onderwijs, dan zien
we een gat in de toekomst, dus wij gaan ook hier niet meer voorsorteren
op de toekomst. Die signalen zijn er nu al. Dan vraag ik me wel af
waarom we nu keuzes zouden maken, terwijl we die signalen nu al zo
duidelijk krijgen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Twee zaken. Over het voorsorteren van het onderwijs op de economie van
de toekomst heb ik volgens mij vrijwel mijn hele bijdrage gehouden. Ik
hoop dat wij, als wij talenten van buiten halen, ervoor zorgen dat niet
slechts 17% kiest voor bètatechnieken, maar de om en nabij 67% die voor
alfastudies gaat. Volgens mij hebben wij heel veel stappen te zetten om
ervoor te zorgen dat niet alleen Nederlanders en masse gaan kiezen voor
de economie van de toekomst, maar ook de talenten die hierheen komen en
die we hier houden. Volgens mij is dat een van de grote oplossingen. We
zullen moeten gaan kiezen wat we aanbieden. We zijn een klein land. Ook
daar kunnen we voorsorteren op de economie van de toekomst. Volgens mij
willen we er ook met z'n allen over van gedachten wisselen dat we dat
doen in het p.o., het vo, het mbo et cetera, et cetera. Dat is een grote
uitdaging. Ik ben het ermee eens dat er voor een gedeelte wordt
bezuinigd op wetenschap of innovatie. Dat is zo en daar kan ik nu niets
anders van maken. Laat ik het beter stellen: daar ga ik nu niets anders
van maken. We zijn het grotendeels eens, maar we zijn het wellicht niet
eens over de dekking.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, precies. Tot slot. Je kunt als partij andere politieke keuzes
maken. Dat wil ik respecteren en ik snap ook wel dat we daar nu
misschien niet uit gaan komen. Maar ik wil mevrouw Martens nog wel iets
meegeven. Ik waardeer haar inzet en de vraag hoe we dit zo efficiënt
mogelijk kunnen inzetten, maar waar we nu volgens mij nog niet over
gesproken hebben en waar ik mevrouw Martens via deze interruptie wel toe
wil uitdagen, is dat juist bedrijven zeggen: we kunnen niet alleen zelf
niet meer innoveren, maar we kunnen ook niet meedoen met bijvoorbeeld
grote Europese projecten. Mijn zorg zit 'm erin dat we onszelf als
Nederland zowel via het spoor van de wetenschap als via het spoor van
het bedrijfsleven op achterstand zetten en onszelf minder belangrijk
maken in Europa voor het toekomstbestendig maken van Europa. Normaal
vinden de VVD en Volt elkaar daar heel erg in, dus ik hoop dat dat nu
ook lukt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Volgens mij vinden we elkaar daar helemaal in. De realisatie … Het lijkt
nu bijna alsof ik een Economische Zakendebat doe, wat ik met heel veel
liefde doe, maar het gaat nu over vraagstukken als strategische
veiligheid en autonomie en daar vallen innovatie, wetenschap et cetera,
et cetera onder. Wij kunnen niet alles alleen doen. Mevrouw Koekkoek en
ik vinden allebei dat wij daarvoor meer in Europees verband moeten
optrekken; dat delen wij. We gaan nog een heel debat over het rapport
van Draghi voeren. Volgens mij staan de eerste rondetafels al op de
planning, dus volgens mij gaan we het hier nog maanden over hebben met
z'n allen. Dat is ook ontzettend belangrijk. U vindt mij daarin absoluut
aan uw zijde.
De voorzitter:
U had nog een paar vragen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, ik ga afronden met de twee laatste vragen.
Voorzitter. Ik maak mij zorgen over de inmenging vanuit het buitenland
in ons onderwijs. Voor de zomer heb ik met onder andere D66 een voorstel
ingediend over de CSC-beursstudenten. Op verzoek van D66 en de VVD is er
een nieuw rapport uitgekomen namens OCW, waaruit is gebleken dat de
motie die wij hebben ingediend, nu wellicht onvoldoende is, omdat
alfastudies zoals letterenstudies worden gebruikt om binnen te komen in
ons onderwijs en om daadwerkelijk misbruik te maken van ons
onderwijssysteem. Ik heb een simpele vraag aan de minister: is hij van
mening dat de aangenomen motie nog voldoende is op dit moment of moeten
we het breder gaan trekken, naar alle opleidingsniveaus?
Dan heb ik tot slot een laatste vraag. Ik heb heel veel gesprekken
gevoerd, ook over veiligheid op universiteiten. Wij screenen ontzettend
goed en sterk. Maar ik heb ook heel veel mensen op de universiteit
gesproken die zeggen dat veel wetenschapper daardoor kiezen voor andere
landen, omdat de screening daar minder lang duurt. Wat de VVD betreft
gaan we die screening niet loslaten, maar zorgen we dat we in heel
Europa op hetzelfde niveau komen. Ik ben heel benieuwd hoe de minister
hiernaar kijkt, welke stappen we daar kunnen zetten en of hij in Europa
daarin een rol zou willen spelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Krul, die
namens het CDA gaat spreken. Gaat uw gang.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de heer Uppelschoten voor zijn
prachtige maidenspeech, zou ik willen zeggen.
Voorzitter. Investeren in de samenleving is een van de ambities van dit
kabinet. Met zo'n ambitie snap ik heel goed dat de post minister van
Onderwijs aantrekkelijk is. Er is namelijk geen enkele plek waar
investeren in de maatschappij zich zo uitbetaalt als in het onderwijs.
Het is de voedingsgrond van ons maatschappelijk weefsel, waar iedereen
ongeacht afkomst leert, ontwikkelt en samenleeft. Daar zit voor het CDA
de kern, want goed onderwijs is randvoorwaardelijk voor een
verantwoordelijke samenleving. Goed onderwijs gaat over meer dan goede
cijfers voor rekenen en taal. Het is de kiem van onze maatschappij.
Juist daarom is deze onderwijsbegroting voor ons zo moeilijk te slikken.
De botte bijl gaat namelijk in die kiem.
Voorzitter. Ik begin in 2025. De bezuinigingen daar worden voor een
kwart opgehaald door hét succesverhaal van het ministerie van OCW en
maatschappelijk betrokken organisaties de nek om te draaien. Het gaat om
een succesverhaal waarin de terugkoppeling van jongeren uit alle
windhoeken van Nederland en met allerlei achtergronden eigenlijk
consequent dezelfde is: door dit traject lukt het mij beter de ander te
begrijpen. Ik heb het natuurlijk over de maatschappelijke
diensttijd.
Ik sprak een man op leeftijd die zelf geen mdt-traject gedaan heeft. Hij
vertelde mij hoe hij in de Tweede Wereldoorlog vluchtelingen had
geholpen. Hij was toen nog maar 13 jaar. Hij vertelde hoe dat hem voor
de rest van zijn leven gevormd had. Die verantwoordelijkheid dragen voor
een ander was voor hem namelijk een ongelofelijke ervaring. Hij vertelde
mij hoe hij dat ook herkent in de mdt. Hij bespeurde bij die jongeren
dat gevoel van zingeving, van verantwoordelijkheid nemen. Hij vertelde
me ook dat hij er bezorgd over is dat de kansen voor jongeren afnemen,
hoe belangrijk het is dat jongeren leren dat verantwoordelijkheid kunnen
dragen een voorrecht is en dat vrijheid meer is dan dikke ikke en doen
wat je wil, maar dat je ook de verantwoordelijkheid hebt iets te doen
voor een ander. Deze man was Jan Terlouw. Als zelfs een D66'er ervan te
overtuigen is dat de mdt belangrijk is — nee, dat is gekkigheid — dan
moet ook dit kabinet, waar onder andere NSC in zit, die het in zijn
eigen verkiezingsprogramma heeft staan, hier natuurlijk op ageren.
De heer Soepboer (NSC):
De heer Krul heeft het over bezuinigingen en over de mdt. Ik zou de heer
Krul willen vragen waarop hij wel bereid zou zijn te bezuinigen en
hoeveel.
De heer Krul (CDA):
Wij hebben met D66, JA21 en de ChristenUnie een amendement ingediend
waarin we een fors aantal bezuinigingen terugdraaien. Dat is een
weloverwogen keuze, juist omdat wij het belangrijk vinden — dan spreek
ik voor het CDA — dat zo'n voorstel realistisch en haalbaar is. Wij
hebben heel bewust gekozen voor een lijst ombuigingen die wat ons
betreft gewoon cruciaal zijn. Dat zijn niet alle bezuinigingen, zeg ik
er maar meteen eerlijk bij, want we erkennen de situatie waar het
kabinet in zit. We denken daar ook in mee. Het CDA heeft in het verleden
ook weleens voorstellen gedaan. Maar dat zijn de bezuinigingen waarvan
wij zeggen dat daar echt iets moet gebeuren, omdat er anders gewoon een
botte bijl gaat in een kiem van de maatschappij, waarvan we de kosten
uiteindelijk niet kunnen overzien.
De heer Soepboer (NSC):
Ik vind het toch een beetje een merkwaardig verhaal. Staat u het mij toe
om even voor te dragen uit de verzamelde werken van het Christen
Democratisch Appèl.
De heer Krul (CDA):
Dat is altijd een goed idee.
De heer Soepboer (NSC):
In de doorwerking van het eigen verkiezingsprogramma staat toch echt dat
het CDA bereid is om minimaal een miljard te bezuinigen op onderwijs.
Volgens mij ligt dat niet zo heel ver af van wat er voorligt. Ik vind
het dus een merkwaardig verhaal van de heer Krul. Het Fonds voor
Onderzoek en Wetenschap wordt zelfs genoemd. Volgens mij — het staat op
het andere blaadje — wordt de lumpsum voor het funderend onderwijs
genoemd. Graag een bespiegeling van de heer Krul daarop.
De heer Krul (CDA):
De heer Soepboer heeft voor een deel gelijk. Hij had bijvoorbeeld ook de
Wet internationalisering in balans kunnen noemen. Het CDA was in het
verleden behoorlijk uitgesproken over dat we daar iets aan moeten doen.
Maar ik vind wel — dat laat zich ook wel vangen in de interruptie van de
heer Eerdmans op de VVD net — dat je zaken integraal moet benaderen. Als
je in de volledige breedte bezuinigt op bijvoorbeeld het
verdienvermogen, waardoor je daar ongelofelijk veel klappen ziet, dan
kan je zo'n onderwijsbezuiniging niet meer sec, op zichzelf, beschouwen.
Ik loop helemaal niet weg voor wat er uit zo'n doorrekening komt. Dat
klopt ook. Maar wij kijken hier naar het volledige plaatje dat door dit
kabinet neergelegd is. Al het andere dat er gebeurt in ogenschouw nemend
— ja, er ligt een financiële opgave, maar er wordt heel veel bezuinigd —
vinden wij deze bezuiniging op onderwijs uiterst onverstandig. Daarom
hebben wij voorstellen gedaan, maar niet alle voorstellen. Ik nodig de
heer Soepboer uit om mij uit te nodigen bij zo'n koortsachtig
coalitieoverleg, want dan kunnen we daar natuurlijk over doorpraten.
De voorzitter:
De heer Krul vervolgt zijn betoog.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik was gebleven bij de maatschappelijke diensttijd. Hoe is
het mogelijk dat we, met alle maatschappelijke problemen die we hebben,
nou juist datgene kapotmaken waarvan we weten dat het de samenleving een
klein beetje sterker maakt? "Alles van waarde is weerloos." Dit citaat
van Lucebert is inmiddels vaste prik bij debatten met minister Bruins.
Het gaat om 120.000 deelnemers. Het gaat om duizenden nieuwe
vrijwilligers voor de samenleving. Bijna 70% denkt inderdaad na over
vrijwilligerswerk. Zet dat eens af tegen het aantal vrijwilligers dat
jonger is dan 28 jaar. Het zijn cijfers waarachter verhalen als die van
Vasco, die vandaag nog in de Volkskrant stond, schuilgaan. Vasco zat
jarenlang klem en ging van psycholoog naar psycholoog, maar via de mdt
herwon hij zijn zelfvertrouwen. Hij is nu zelf jongerenwerker. Hoe mooi
is dat? Er zijn duizenden van dit soort verhalen. Deze bezuiniging is
voor ons echt onbestaanbaar.
Voorzitter. Ten tweede kom ik op de boete op studeren of de bijdrage aan
langstuderen — hoe je het ook wil framen. Die treft studenten die
mantelzorg verlenen aan een zieke ouder, broer of zus, studenten die
moeten werken, omdat ze nou eenmaal niet kunnen lenen, of misschien
studenten met een beperking, die nou eenmaal niet nominaal kunnen
afstuderen. Dat is de groep die hier gepakt wordt. We lezen dat de
gedragseffecten eigenlijk nog helemaal niet bekend zijn. Hoe is het dan
mogelijk dat we deze bezuiniging wel al inboeken? Waarom zijn de eerdere
negatieve ervaringen, waar het CDA deelgenoot van was, zeg ik er maar
meteen bij, voordat de heer Soepboer overeind springt, niet meegenomen?
We weten toch dat dit niet werkt? De uitstelbrief van het kabinet is wat
ons betreft de eerste aanzet tot een afstelbrief.
Voorzitter. Mijn derde punt gaat over de internationalisering. Ja, de
verengelsing is op plekken doorgeschoten, maar we zien positieve
bewegingen. Er wordt verwacht dat een daling van rond de 96% al het
aankomende collegejaar organisch, zou ik bijna zeggen, wordt ingezet.
Misschien komt het door de wet die op komst is, maar het is een goede
ontwikkeling dat instellingen zelf ook iets willen doen. De bezuiniging
die wordt ingeboekt, lijkt gekunsteld. Daar kom ik zo nog op
terug.
We hebben de arbeidskrapte gezien, en alle problemen die daarbij horen.
Buitenlandse studenten zijn nou eenmaal hard nodig, bijvoorbeeld voor de
technische sector in Zeeland, waar de opleiding Watermanagement gegeven
wordt. Wij zijn benieuwd naar de gevolgen van dit wetsvoorstel voor
grensregio's als Zeeland en Limburg. En wat te denken van wat er in
Groningen allemaal mogelijk is? Wij maken ons zorgen dat de uitvoering
van dit wetsvoorstel onevenredig hard zal uitpakken voor deze regio's,
want juist daar vervullen de onderwijsinstellingen een cruciale functie
voor de leefbaarheid. De match tussen opleiding en arbeidsmarkt is juist
in dit soort gebieden nog veel belangrijker, of het nou via
doorstroomroutes of praktijkleren is. De Friese pabostudent die graag in
Leeuwarden en omstreken had willen blijven, wordt hier straks de dupe
van, omdat er nou eenmaal op de lumpsum voor zijn instelling gekort
wordt. Natuurlijk kijken de instellingen dan naar minder rendabele
opleidingen. Dat is logisch.
Voorzitter. Ik heb een hele korte positieve zijstap, want er zijn ook
Nederlandse en buitenlandse studenten die Nederlands in het buitenland
volgen. Dat is een mooie ontwikkeling. Het gaat om 14.000 studenten. We
hebben een miljoen beschikbaar gesteld hiervoor. Hoe gaat het
daarmee?
Voorzitter, ik rond af. In een verantwoordelijke samenleving maken we
van het onderwijs geen graaipot, maar de plek waarin we juist investeren
in jongere generaties.
Tot zover.
De voorzitter:
U krijgt nog een interruptie van de heer Uppelschoten.
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik wil graag een vraag stellen. Er wordt te makkelijk gezegd, niet
alleen door u maar ook door ander oppositiepartijen, dat Nederland
afglijdt en dat we naar de knoppen gaan als we geen onderzoek doen en
niet innoveren. Als ik uw verhaal serieus neem, zou dan niet een
criterium moeten zijn: als je onderzoek doet, moet het een relatie
hebben met het verdienvermogen? Als die relatie niet gemaakt kan worden
— we moeten namelijk scherpe keuzes gaan maken — zou dit dan een
criterium kunnen zijn voor die scherpe keuze?
De heer Krul (CDA):
"Als een onderzoeker onderzoek wil doen, moet dat bijdragen aan het
verdienvermogen." Nee, dat vind ik geen goed criterium. Ik denk gelijk
aan al die prachtige wetenschappers die bijvoorbeeld actief zijn op een
ander terrein waarop ik woordvoerder ben, namelijk in de zorg, en daar
geweldige dingen neerzetten op het gebied van onderzoek. Het lijkt mij
niet dat we dit soort voorbeelden buitenspel moeten zetten en dat men
een soort crypto-onderzoek gaat doen, of wat het ook moet zijn.
De heer Uppelschoten (PVV):
Maar als steeds het argument wordt gebruikt dat het verdienvermogen van
Nederland verdwijnt als wij niet innoveren en geen onderzoek doen, denk
ik: als je dat zo'n belangrijk criterium vindt, zou je dat misschien ook
moeten gebruiken bij het selecteren van onderzoeken die daar wel of niet
aan bijdragen. Er wordt nu zo algemeen gezegd: als we geen onderzoek
doen en niet innoveren, gaat Nederland naar de knoppen. Maar is dat zo?
Of moeten wij veel gerichter kiezen waar we wel onderzoek naar doen en
wat wij voor de toekomst willen creëren of behouden?
De heer Krul (CDA):
Laat ik de heer Uppelschoten een beetje tegemoetkomen. Natuurlijk is het
zo dat je, zoals NSC dat vaak noemt, kroonjuwelen hebt waarvan je weet
dat we daarin vooroplopen en dat we daar als Nederland echt een leading
rol in kunnen spelen. Als je ervoor kiest om zo'n economie te zijn, is
het logisch dat je zegt: op die aspecten willen we meer inzet,
bijvoorbeeld als het gaat om innovatie en onderzoek. Dat vind ik
helemaal niet onlogisch. Maar door aan de voorkant te zeggen "we gaan
enkel nog onderzoekers toestaan of toekennen die direct onderzoek doen
dat bijdraagt aan het verdienvermogen", denk ik dat er heel veel
waardevolle stromingen of onderzoeksrichtingen buitenspel komen te
staan. Maar natuurlijk ben ik het ermee eens dat we … Op bepaalde zaken
lopen we al voorop. Kijk bijvoorbeeld naar wat er in Eindhoven gebeurt.
Dat draagt bij aan het verdienvermogen van Nederland.
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik wil hier niet suggereren dat het enkel dat criterium moet zijn.
De heer Krul (CDA):
Een criterium.
De heer Uppelschoten (PVV):
Maar als we het verdienvermogen van Nederland zo makkelijk hanteren als
criterium, zou je dat op de een of andere manier ook als een criterium
moeten zien te vertalen naar onderzoek en innovatie. Dat wordt nu niet
gedaan. Er wordt gezegd: geen onderzoek; we gaan het …
De voorzitter:
U moet wel met de voet op het pedaaltje blijven staan, meneer
Uppelschoten. Anders valt het geluid weg. Meneer Krul? Geen toevoeging?
Helder.
Dan gaan we nu luisteren naar de heer Soepboer. Hij voert het woord
namens de fractie Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
De heer Soepboer (NSC):
Voorzitter. Het onderwijs staat voor een serieuze bezuinigingsopgave.
Tientallen petities, honderden mails, duizenden betogers en alle andere
mensen die ik sprak, hebben mij dat meer dan duidelijk gemaakt. Tegen
hen wil ik zeggen: ik hoor u luid en duidelijk; ik begrijp u. In het
licht van de financiële opgave die ons is nagelaten, heb ik echter
andere keuzes te verdedigen. Dat zijn keuzes die niet alleen
bezuinigingen betekenen, maar ook stijgende koopkracht elders en een
ruimere portemonnee voor iedereen, over de volle breedte.
Voorzitter. Nog nooit ging er zo veel geld naar het onderwijs als dit
jaar: 50 miljard euro. Betekent dit ook dat het onderwijs er goed
voorstaat? Geenszins. We kampen met een groot lerarentekort. We scoren
laag wat betreft lees- en rekenvaardigheid. We worstelen met passend
onderwijs. Ik kan nog wel meer voorbeelden geven. Laat dit even goed op
u inwerken: de vele extra financiële injecties van de afgelopen jaren
lijken het onderwijs niet veel vooruit te hebben geholpen. Daarmee wil
ik trouwens absoluut niet de suggestie wekken dat er niet ook dingen
goedgaan, integendeel. Laten we vooral niet vergeten dat er ook scholen
zijn, genoeg zelfs, waar de dingen juist heel goed gaan, waar de
resultaten goed zijn, waar voldoende leraren en docenten met plezier
werken en waar de kwaliteit van onderwijs gewaarborgd is. Dat zijn
scholen waar inspirerende schoolleiders het verschil maken in de
dagelijkse praktijk. Het zijn scholen met goede bestuurders met visie en
lef, die hun personeel beschermen tegen overladenheid, waar ruimte is
voor ondersteuning en professionalisering, en waar leraren de vrijheid
krijgen om hun vak echt uit te kunnen oefenen. Op openbare scholen, maar
zeker ook op bijzondere scholen heb ik geweldige voorbeelden
gezien.
Voorzitter. Het kan dus wel. Waarom lukt het ons nou niet om dat overal
te doen? Goed onderwijs is immers een grondrecht en per definitie de
basis voor gelijke kansen. Het antwoord op die vraag is een complexe,
die met veel factoren te maken heeft. Ik wil er vandaag twee voor u
uithalen. Het eerste is de financiering en het tweede is het
lerarentekort.
Voorzitter. De financiering. Niet alleen is er nog nooit zo veel geld
naar het onderwijs gegaan als dit jaar. Nog nooit bestond zo'n groot
deel van het geld dat scholen krijgen uit subsidiepotjes. Het is
natuurlijk fijn om ergens geld voor te krijgen, maar aan die
subsidiepotjes kleven ook nadelen. Ze zijn vaak tijdelijk en niet
iedereen krijgt ze. Daarmee zorgen ze ook voor verschillen. De afgelopen
jaren is de reflex vaak geweest: we constateren een probleem, bedenken
een pot geld voor dat specifieke probleem, geven die vervolgens aan de
besturen en gaan er dan vanuit dat het op wordt gelost. Maar dat laatste
is dus niet gebeurd. We hebben steeds meer zakken geld her en der naar
het onderwijs gesmeten, zonder dat dit concrete en meetbare resultaten
heeft opgeleverd. Soms is er niet eens van tevoren bedacht wat überhaupt
de gewenste verandering had moeten zijn.
Voorzitter. Waar scholen echt naar smachten, wat ze echt willen, is
adequate, structurele financiering. Ze willen financiële duidelijkheid
en voorspelbaarheid, maar ook helderheid over wat ze met de aangereikte
middelen kunnen, en wat ze daarmee geacht worden te doen. Dat biedt
rust, zowel op de korte als op de lange termijn. Zo kan je op basis van
structurele financiering bijvoorbeeld veel makkelijker vast personeel
aannemen. Mijn eerste vragen aan de minister en de staatssecretaris zien
dan ook op dit punt. We hadden in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat
subsidies zouden worden omgezet naar structurele financiering. Ik zie
echter dat heel veel potjes weg zijn, maar de omslag naar structurele
financiering niet heeft plaatsgevonden. Ik zou de staatssecretaris en de
minister willen vragen waarom er is afgeweken van het hoofdlijnenakkoord
en wat we nog van ze mogen verwachten de komende tijd, zodat dit
wellicht recht kan worden gezet.
Dan nog een specifieke vraag. De structurele bekostiging voor de
basisvaardigheden is uitgesteld tot 2027. Zou ik van u mogen horen
waarom het zolang moet duren en wat we zouden kunnen doen om die naar
voren te halen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik hoor de heer Soepboer hier zeggen: we hadden toch afgesproken dat we
die incidentele gelden structureel zouden maken; wat is daar gebeurd?
Die zijn wegbezuinigd. Dat is nou juist wat hier gebeurt. Ik hoorde de
heer Soepboer daarvoor zeggen: we investeren zo enorm veel in het
onderwijs. Ik hoorde dat ook bij de VVD. Maar kijk naar de economische
ontwikkelingen en naar het bbp: het aandeel investeringen in het
onderwijs is gewoon stabiel 5%, behalve twee jaar geleden, toen we daar
— dat was ook met D66 — extra in hebben geïnvesteerd. Maar dat wordt nu
dus weggehaald. Dat is een beetje alsof je tegen een leerling in groep 3
zegt: "Je krijgt twee jaar lang een leraar voor de klas. Daar hebben we
geld voor gevonden. Maar daarna moet je afgestudeerd zijn". Dat kan
natuurlijk niet. Mijn vraag aan de heer Soepboer is als volgt. We hebben
net de PVV en de VVD gehoord. Die zeggen: "Wij zien ook dat de begroting
in de Eerste Kamer weggestemd gaat worden; dat gaat zo niet lukken. Maar
ja, de regering moet het zelf maar oplossen." Is de heer Soepboer ook
van plan om dit zo te doen en daarmee zijn eigen minister voor de bus te
gooien?
De heer Soepboer (NSC):
Mevrouw Rooderkerk noemt een groot aantal dingen. Ze begint erover dat
alles is wegbezuinigd en dat D66 zo ongelofelijk zijn best heeft gedaan
om het onderwijs te redden. Het enige wat D66 heeft gedaan, is al die
zakken waar ik het net over had naar het onderwijs smijten. Bij mijn oma
op het toilet hangt een tegeltje en daarop staat "denk niet bij het
laatste vel: wie na mij komt, die redt het wel". D66 heeft precies dat
laatste velletje van de wc-rol getrokken, waardoor wij nu vieze vingers
krijgen. Daar beticht mevrouw Rooderkerk mij nu van en dat vind ik
eigenlijk onterecht. Ik zou zeggen, mevrouw Rooderkerk: kijk dan in de
spiegel. Het wordt zelfs nog erger als we naar de plannen van D66
kijken, want er kwam nog eens 3 miljard bij. Dat vind ik onverantwoord
met geld omgaan, mevrouw Rooderkerk. Waar wij voor staan, is een goede,
solide basis voor het onderwijs, wellicht iets soberder, maar wel goed
en solide. Dat is waar wij voor staan en dat is wat ik hier ook vandaag
verdedig. Daarbij smijt ik niemand voor de bus en al helemaal niet onze
eigen minister en staatssecretaris.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat was iets te veel informatie voor mijn gevoel. Ook was er iets in het
Fries, wat ik niet helemaal kon volgen. Maar misschien …
De heer Soepboer (NSC):
Het was Nederlands.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
… konden anderen in de zaal dat wel.
Mijn vraag was heel simpel, dus ik stel die nog maar een keer. We zien
dat het kabinet met deze begroting op die blinde muur, zoals eerder is
gezegd door de PVV, af rijdt. Is NSC van plan om daar iets aan te doen?
Wordt er nu koortsachtig overleg gevoerd? Denken zij na over een van de
vele voorstellen die wij als oppositie hebben gedaan om dat te verhelpen
en om kinderen in het onderwijs verder te helpen? Of is hij van plan om
gewoon te wachten totdat deze minister op een muur af rijdt?
De heer Soepboer (NSC):
Ik kijk overal naar. Ik ben niet van plan om op een muur af te rijden.
Soms zijn dingen die een muur lijken geen muur. We hebben geen
koortsachtig overleg gehad. Ja, ik probeer maar gewoon antwoord te geven
op een aantal vragen die mevrouw Rooderkerk de arena in gooide. Dus ja,
dat ongeveer. Van een koortsachtig overleg weet ik niks, maar natuurlijk
hebben we voortdurend constructieve overleggen, mevrouw Rooderkerk.
De heer Stoffer (SGP):
In het verlengde van wat mevrouw Rooderkerk zei: ik heb de indruk dat
het helemaal geen betonnen muur is, maar een kartonnen wand. Stel nou
eens dat daar doorheen gereden wordt door deze mensen in het kabinet.
Dan hebben we geen begroting en vallen we terug op de begroting van
vorig jaar, met al dat geld dat daar nog in zit. Dat weet de heer
Soepboer denk ik ook. En ja, dan heeft de coalitie denk ik echt een
probleem. Mijn vraag is: heeft de coalitie dat wel voor de bril?
De heer Soepboer (NSC):
We kijken overal naar, zoals ik net ook tegen mevrouw Rooderkerk zei. Ik
wil niet graag op een muur af rijden. Dit is mijn eerste termijn. We
hebben een debat. Dit debat gaat ook voortdurend over geld. Ik vind dat
eigenlijk … Ja, het is natuurlijk een begroting; ik snap dat u dat denkt
en daarom moet lachen. Het grappige is dat we het eigenlijk niet zouden
moeten hebben over het geld dat wordt uitgegeven, maar over hóé het geld
wordt uitgegeven, hoe we dat met elkaar kunnen doen en hoe we er met de
middelen die we hebben voor kunnen zorgen dat we het onderwijs de goede
kant op krijgen. Daarom hoop ik ook op een constructieve bijdrage van u,
maar u heeft het allen steeds over een muur waar wij op af zouden
rijden. Maar ik heb bijvoorbeeld de heer Stultiens net horen zeggen: wij
zijn niemands compagnon; wij gaan met niemand meedoen. Ja, dan wordt er
misschien op voorhand al een muur opgetrokken door de oppositie, waarvan
ze misschien hartelijk hopen dat wij daarop af rijden. Nou, dat is het
spel dat we vandaag hier in de arena spelen. Ik ben bereid om dat met u
te doen en ben altijd bereid om met u te spreken en naar u te luisteren,
maar in principe ligt de begrotingsverdediging bij de minister. Ik heb
mijn eigen verhaal daarbij, maar ik sta voor die begroting.
De voorzitter:
De heer Soepboer is altijd bereid om naar de heer Stoffer te luisteren.
De heer Stoffer gaat nu een vraag stellen.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, het is goed dat u ons corrigeert. De heer Soepboer luistert
graag naar mij en ik luister ook vaak graag naar hem, moet ik zeggen. Ik
begrijp dat er vanuit NSC wordt gesproken over een uitgestoken hand. Het
perspectief dat ik hier neerzet, gaat over wat er misgaat op het moment
dat we straks een begroting hebben die hier wel door de Kamer komt maar
niet door de Eerste Kamer. Dan is er in de coalitie een probleem, want
dan ligt de begroting van afgelopen jaar er nog. Dat is die begroting
van D66 met dat laatste velletje. Ja, dan is er, denk ik, nog een
financieel ding op te lossen, tenzij de minister weer voldoende geld
heeft om uit te geven. Maar dit moeten we met elkaar wel constateren.
Het is maar een constatering; daar zijn we het denk ik wel over eens. Ik
begrijp dat het een uitgestoken hand is vanuit NSC om in de breedte van
de Kamer te bekijken hoe we eruit kunnen komen, precies binnen de
financiële kaders die er grofweg staan, en hoe we dus het allerbeste
kunnen doen voor de mensen die dat onderwijs verdienen en die onderwijs
geven.
De heer Soepboer (NSC):
Drie dingen. Een uitgestoken hand is er altijd. Dat is een. Twee. Ik sta
voor wat hier voorligt. Dat is twee. Drie. Meneer Stoffer, we hebben
veel met elkaar gedaan. Ik noemde net een van de scholen, een bijzondere
school waar u en ik samen naartoe zijn geweest. Ik denk dat u en ik het
erover eens kunnen zijn, nogmaals, dat het niet altijd hoeft te draaien
om geld, maar dat het ook draait om hoe je het onderwijs insteekt en
welke keuzes je maakt. Ik doe een beroep op u allen om ook op die manier
te blijven redeneren.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik merk — en misschien gaat mevrouw Van Zanten van BBB daar verandering
in brengen — dat geen enkele coalitiepartij zich verantwoordelijk voelt
voor deze begroting. Dat vind ik lastig. Dat is ingewikkeld. De heer
Stoffer heeft namelijk gewoon een punt. Als deze begroting weggestemd
wordt, heeft u een probleem in de Eerste Kamer. Het gevolg is het
volgende. U houdt een heel betoog over dat goede dingen met minder geld
zouden kunnen. Maar het gevolg is dat onder uw verantwoordelijkheid de
oude begroting in stand blijft. U vindt dat veel te veel geld. U hoort
belang te hebben bij het redden van deze begroting. Anders komen de
plannen waarover u net heeft verteld, niet uit. Ik merk dat u, maar ook
de voorloper in de coalitie ...
De voorzitter:
De heer Soepboer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik merk dat de heer Soepboer daar geen verantwoordelijkheid voor neemt.
Ik wil u dus toch uitdagen. Ik wijs naar het kabinet. U zegt: de heer
Stultiens zegt dat hij sowieso tegen is. Volgens mij hebben wij een
constructief bod neergelegd met JA21, CDA en D66, waarin we een aantal
voorstellen gedaan hebben, onder andere over de maatschappelijke
diensttijd — dat is voor ons natuurlijk belangrijk, maar dat staat nota
bene ook in het verkiezingsprogramma van de heer Soepboer — en over
artikel 23, godsdienstvrijheid in onderwijs. Mijn vraag is: wat kunnen
wij de komende dagen van Nieuw Sociaal Contract verwachten om deze
begroting te redden?
De heer Soepboer (NSC):
U zegt: verantwoordelijkheid nemen. Ik wil graag tegen de heer Ceder
zeggen: ik doe niks anders dan verantwoordelijkheid nemen. Ik sta hier
om verantwoordelijkheid te nemen. Dan zegt u over de begroting heel
gemakkelijk: dan vallen we terug op de vorige begroting. Het is nog maar
te bezien wat er precies met een begroting gebeurt als die er niet
doorheen komt, want er zijn niet zo heel veel voorbeelden van zo'n
situatie. Het valt dus nog maar te bezien wat er dan wel of niet
overeind blijft. En dan: een constructief bod. U doet met een hele groep
partijen een bod over allerlei begrotingen heen. Ik vind dat best
ingewikkeld, moet ik u zeggen. Nogmaals, ik sta hier om deze begroting
te verdedigen en ik wil te allen tijde met u spreken, niet alleen met
deze begroting maar altijd. U heeft het nu namelijk over artikel 23. Het
lijkt me heel goed dat we met elkaar nog eens een fundamentele discussie
gaan voeren over de vraag wat artikel 23 nou precies inhoudt. Daar wil
ik dus ook graag nog eens een bakje koffie met u over drinken. U mag van
mij te allen tijde een constructieve houding verwachten. Dat mag u te
allen tijde van mij verwachten.
De voorzitter:
"Dat mag de heer Ceder verwachten van de heer Soepboer."
De heer Soepboer (NSC):
Dat mag de heer Ceder, via u voorzitter, van mij verwachten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan komt toch de heer Krul nog even. Het is inderdaad de heer Krul. Gaat
uw gang.
De heer Krul (CDA):
Laten we dat dan gewoon een keer hier doen en niet ergens in een zaaltje
achteraf. Wat zijn dan punten waarvan de constructieve heer Soepboer
zegt "nou, weet je, als ik het wel gewoon voor het zeggen had met een
blanco cheque, dan zijn dit bezuinigingen waarover ik wel wil praten"?
In het debat over cultuur was NSC daar vrij uitgesproken over. Het zei:
nou, die btw doet ons echt wel heel veel zeer. Kan de heer Soepboer hier
een paar bezuinigingen opnoemen waarvan hij zegt dat hij daar eigenlijk
wel over wil praten?
De heer Soepboer (NSC):
Nee, dat ga ik hier natuurlijk niet doen. Ik heb een aantal vragen. Dit
is mijn eerste inbreng. Ik heb ook een aantal vragen waarop ik echt een
antwoord van de minister wil hebben voordat ik hier überhaupt over na
kan denken. Ik heb namelijk net gezegd: u ziet een constructief mens
voor u. Dat zeg ik de heer Krul toe. Daar mag u van uitgaan. U kunt
altijd met mij spreken over van alles. Ik ben de redelijkheid zelve,
maar op dit moment ga ik u niet vertellen welke wel en welke niet. Ik
sta voor de bezuinigingen die hier voorliggen. Ik zal er zo meteen ook
nog een aantal noemen, een aantal die ik zeer verdedigbaar vind. Het
heeft namelijk niet alleen maar te maken met bezuinigingen; het heeft
ook te maken met keuzes maken. De keuzes die ik wil maken, zullen zorgen
voor een sterkere onderwijssector. We willen het Herstelplan kwaliteit
onderwijs op de goede manier laden. Daar moeten we de goede keuzes voor
maken. Het debat gaat nu alsmaar over het geld. Eigenlijk moeten we
debat voeren over hoe we ons geld uitgeven en waar het geld naartoe
gaat. Net hoorde ik ook — volgens mij zei mevrouw Martens-America dat —
dat er meerdere Rekenkamerrapporten liggen die spreken over de
ondoelmatigheid van het geld dat is uitgegeven en dat dit niet leidt tot
goede resultaten. Dat is dus ook waar ik naar wil kijken. Dan komen we
wellicht tot de conclusie dat er een aantal zaken anders zouden moeten
de komende tijd.
De heer Krul (CDA):
Dat klinkt toch een beetje alsof de heer Soepboer het compromis gaat
verdedigen. Hij kondigt namelijk aan dat hij een paar bezuinigingen gaat
noemen die hij verdedigbaar vindt, maar hij geeft ook aan dat hij niet
van plan is om aan te geven welke bezuinigingen nou pijn doen. We hoeven
hier niet overdreven politiek correct te gaan zijn. Ik begrijp heel goed
dat de heer Soepboer voor deze begroting staat. Ik begrijp ook heel goed
dat hij niet alles voor elkaar kan boksen. De simpele vraag is welke
bezuinigingen NSC zeer doen. Desnoods hoeft dat niet aan bedragen
gekoppeld te zijn, maar aan initiatieven of aan wat dan ook. Ik denk dat
het gewoon een hele reële vraag is, die ook prima in zo'n politiek debat
beantwoord kan worden, ook als je voor die bezuinigingen gaat staan. Wat
van deze begroting doet NSC nou zeer?
De heer Soepboer (NSC):
Een aantal dingen doet ons zeer, want het gaat over onderwijs. Nogmaals,
ik heb gezegd dat als we de investeringslogica, de
investeringssystematiek, zo kunnen omdraaien dat we er wat voor
terugkrijgen, we dat misschien op een andere manier kunnen oplossen. We
gaan het hoger onderwijs zo meteen nog bespreken, maar ik heb een aantal
voorbeelden waarvan zelfs hoogleraren zeggen dat er nu geïnvesteerd
wordt op een manier die misschien helemaal niet goed is. We investeren
misschien juist in de verkeerde dingen. Nogmaals, stel dat we daarover
met elkaar zouden kunnen praten, dat we het daarover met elkaar zouden
kunnen hebben. Kijk, meneer Krul, ik ga voor u opzoeken wie het was,
want dan kan ik u een heel mooi citaat geven. Mevrouw Louise Fresco
zegt: roepen dat er geld bij moet, is even naïef als roepen dat er geld
af moet. Dat realiseer ik mij. We voeren hier dus een discussie over
geld. Ik heb een aantal bezuinigingsopgaven te verdedigen, ook omdat er
bezuinigd moet worden. Ik heb net gezegd waarom dat moet. Dat gaat over
dat geld, omdat we moeten bezuinigen om een gesloten begroting te
presenteren, ook om elders koopkracht te kunnen realiseren en elders
mensen een ruimere beurs te kunnen geven. Dat gaat bijvoorbeeld ook om
voor een deel het eigen risico afschaffen, waardoor mensen eerder naar
de dokter kunnen gaan. Dat zijn de principiële keuzes die wij maken.
Daarom moeten we bezuinigen op geld. Dat zit daar achter. Maar alleen
maar roepen "er moet geld bij; er moet geld bij" is net zo naïef. Dus we
moeten het met elkaar hebben over de investeringslogica achter het
geld.
De heer Krul (CDA):
Ik heb helemaal niet geroepen dat er alleen maar geld bij moet. De
krampachtige reactie om maar niet gewoon aan te geven welke
bezuinigingen zeer doen, vind ik echt opvallend. Ik begrijp dat de heer
Soepboer gaat staan voor die begroting; dat begrijp ik ook echt wel. Dat
hij heel gauw weer wil gaan naar waarom het verdedigbaar is, begrijp ik
ook. Maar de simpele vraag waar het voor NSC pijn doet in deze begroting
kan de heer Soepboer in twee interrupties niet aan mij beantwoorden. Of
hij wil die niet beantwoorden; dat kan ook. Dat vind ik onnodig, want we
zijn hier om ideeën uit te wisselen. Ik begrijp de situatie waar de heer
Soepboer zich in bevindt. Ik zoek naar wat gemeenschappelijke grond; dat
zal de heer Soepboer begrijpen. Dan vind ik het best wel verdedigbaar om
gewoon aan te geven: we vinden best veel verdedigbaar in de begroting,
maar deze projecten doen zeer. Ik ga het nog één keer proberen richting
het onderwijshart van de heer Soepboer, los van de investeringslogica,
waar we een prima gesprek over hebben: waar in deze begroting zitten nou
punten waar het voor NSC zeer doet?
De heer Soepboer (NSC):
Ik ga er niet voor de heer Krul één specifiek punt uit pakken. Nee, ook
niet één. Nogmaals, u ziet een constructief mens voor u. Ik wil er met
alle liefde met u over verder spreken. Ik wacht eerst de antwoorden van
de minister en de staatssecretaris af. Daarna kunnen we het gesprek wat
mij betreft voortzetten, met of zonder koffie of wat anders mag ook.
Daar ben ik altijd toe bereid. Dat weet u, meneer Krul. Maar ik ga er
niet voor u nu, uit een begroting die al vrij toegespitst is op één
zaak, nog één ding uit pakken en dat aan u geven. Daar gaan we het later
nog met elkaar over hebben, hoop ik.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Soepboer maakt de klassieke fout van een coalitie-Kamerlid,
namelijk dat hij zich vereenzelvigt met de begroting, terwijl het
natuurlijk een keuze is waar u iets heeft gekregen, maar ook heeft
moeten leveren. Met het feit dat u niet wil reageren op de interruptie
van de heer Krul, vereenzelvigt u zich met die begroting. Op termijn kan
dat alleen maar schadelijk zijn voor waar NSC voor staat. Een voorbeeld.
U bent toch voor de samenleving? De maatschappelijke diensttijd laat
toch zien dat die werkt? Juist in een tijd waarin polarisatie de kop op
dreigt te steken, blijkt uit onderzoek dat die gewoon werkt. Maar de
maatschappelijke diensttijd wordt gewoon wegbezuinigd. NSC kan eigenlijk
niet zeggen: wij vinden dat een moeilijke beslissing.
Maar ook als het gaat om artikel 23 — dat is mijn punt — is er het
voornemen om godsdienstonderwijs te schrappen op openbare scholen. Ik
heb de heer Soepboer in reactie op mijn eerdere interruptie toch echt
horen zeggen dat hij staat voor artikel 23, de vrijheid van onderwijs.
Maar waar kan iemand die zijn kind op een openbare school wil zetten,
waarbij het dan wel een bepaald vormingsonderwijs meekrijgt, dan terecht
volgens de heer Soepboer?
De heer Soepboer (NSC):
Meneer Ceder komt met hele concrete vragen. Daar kan hij ook een
concreet antwoord op krijgen. Dat is wat anders dan "noem er eens een of
twee". U komt met de maatschappelijke diensttijd. Daar ga ik u antwoord
op geven. De maatschappelijke diensttijd vind ik oprecht iets, ook juist
in de gedachte van een nieuw sociaal contract, wat je op een andere
manier zou kunnen organiseren, van onderaf, met de gemeenschap, met
scholen, met de instellingen en de bedrijven. Dus dat zou ook op een
andere manier kunnen, in de gedachte van een sociaal contract van
onderaf. We bezuinigen dus niet de hele maatschappelijke diensttijd weg,
maar wel de subsidie daarop. Wat mij betreft zou dat op een andere
manier kunnen. Dat is mijn eerlijke antwoord daarop.
Nou gooit u …
De voorzitter:
"De heer Ceder".
De heer Soepboer (NSC):
Nou gooit de heer Ceder, voorzitter, een aantal dingen op een bult en
zegt hij: godsdienstonderwijs, artikel 23 en vormingsonderwijs. Daar wil
ik ook graag antwoord op geven. Ik heb zelf altijd op een christelijke
school gezeten. Dat heb ik met heel veel plezier gedaan. Artikel 23 gaat
over onderwijsvrijheid, maar niet alleen over onderwijsvrijheid. Het
wordt ook nog weleens op meerdere manieren geïnterpreteerd. Daarom zei
ik net dat artikel 23 wellicht alleen al goed is om een heel debat over
te voeren in plaats van om het nu in het begrotingsdebat te behandelen,
omdat dit echt dieper moet worden besproken dan hier. Daar zit namelijk
ook de verplichting achter van de regering, van het bestuur zeg maar, om
goed onderwijs te bieden. Gaat artikel 23 alleen over richting of mag
het ook gaan over hoe men zijn lessen inricht? Al die dingen zou ik
graag een keer met u willen bespreken.
Dan het vormingsonderwijs. U zegt: hoe moeten leerlingen dan christelijk
onderwijs krijgen op bijvoorbeeld een openbare school? Dat is waar het
vormingsonderwijs voor is. Daar zijn meerdere manieren voor. Het zou in
theorie ook kunnen zonder de manier waarop het op dit moment geregeld
is, zeg ik er maar even bij tegen de heer Ceder, via de voorzitter.
Vormingsonderwijs mag al zodra een school een bevoegd docent in huis kan
halen om daar iets mee te doen. Het zou dus ook op een andere manier
georganiseerd kunnen worden — als er een groep ouders is die daarom
vraagt, zeg ik ook tegen de heer Ceder, via de voorzitter. Daar zit op
dit moment nog wel wat ruimte. Niet op alle scholen vragen de ouders
daarom. Soms is er ooit om gevraagd en wordt het doorgezet. Dat is dus
een ding. Het wordt ook nog weleens verward met burgerschap. Over
vormingsonderwijs kunnen we dus ook nog weleens een keer een discussie
voeren. Maar de manier waarop het nu op veel scholen wordt aangeboden,
is niet hoe het ooit is bedoeld.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Soepboer beschouwt. Hij doet alsof hij van een afstand kijkt
naar een aantal onderdelen. Hij laat daar een beschouwing op los en
zegt: daar moeten we in de toekomst goed over praten met elkaar. Maar zo
werkt het hier in ieder geval niet. U bent volksvertegenwoordiger. We
hebben een begroting te bespreken. Er wordt heel veel bezuinigd, waarvan
het bedrijfsleven, het maatschappelijk leven en studenten zeggen: doe
dit alsjeblieft niet; u werpt ons decennia terug in de tijd, want wat u
afbreekt, kost heel veel tijd om opnieuw op te bouwen. Dat doet u ook
met de mdt. U zegt: vanuit een sociaal contract kan dat ook zonder
subsidie. Theoretisch zou dat kunnen, maar alle mdt-organisaties zeggen:
"Dat kunnen we niet vanaf 2025. Doe dit nou niet. We gaan kapot." De
heer Soepboer lijkt daar geen gehoor aan te geven.
Wat betreft het vormingsonderwijs: artikel 23 heeft ook een
garantiefunctie. U zegt: theoretisch zou een school iemand in dienst
kunnen nemen. Maar daar moet wel geld bij. Er is ook sprake van een
wettelijke verankering. Nota bene PvdA en de ChristenUnie hebben dat een
aantal jaar geleden wettelijk verankerd. Het lijkt alsof de PvdA op dit
punt steviger staat voor die garantiefunctie en daarmee voor artikel 23
dan NSC. Mijn vraag aan de heer Soepboer is dus: bent u bereid om
opnieuw te kijken naar deze twee punten, die voor de ChristenUnie vooral
zwaar wegen, en niet alleen te beschouwen hoe het zou kunnen zijn, maar
ook uw visie te geven? Wat vindt u van het schrappen van de mdt-gelden,
wetend dat alle maatschappelijke organisaties zeggen: we kunnen dit niet
aan; doe het nou niet? Zegt u ...
De voorzitter:
"Zegt de heer Soepboer ..."
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zegt de heer Soepboer ... Nou, ik wil graag uw visie op beide
punten.
De voorzitter:
Ja, dat heeft u nu al drie keer gevraagd, meneer Ceder. Uw interrupties
zijn erg lang. Ik denk dat u degene bent die het vaakst het woord "u"
gebruikt. Daarom corrigeer ik u vaker.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben beleefd opgevoed, voorzitter, dus het zit erin.
De voorzitter:
Ja, dat is heel goed, maar weet dat u mij dan aanspreekt en niet degene
die u probeert aan te spreken. Dat zijn de afspraken in dit huis. Ik
geef het woord aan de heer Soepboer.
De heer Soepboer (NSC):
Ik vind oprecht dat meneer Ceder mij tekortdoet. Hij zegt dat ik geen
visie toon op dit punt en dat soort dingen. Ik zeg juist tegen meneer
Ceder dat het heel goed is dat we hier uitgebreid over gaan spreken in
plaats van nu snel bij een begrotingsbehandeling. Dat doet artikel 23 en
alles wat daaromheen zit namelijk geen recht, zeg ik u. Ik heb net
volgens mij heel duidelijk gezegd hoe ik over de maatschappelijke
diensttijd denk. Tegelijkertijd moeten we gewoon keuzes maken, want we
zijn met een bepaald financieel plaatje achtergelaten. Ik heb net al de
vergelijking met het velletje gemaakt. Zo is het nou eenmaal. Mijn visie
op de maatschappelijke diensttijd heb ik u gegeven. Het is een
belangrijk iets, maar volgens mij zouden we het ook van onderop kunnen
organiseren.
De voorzitter:
De heer Soepboer vervolgt zijn betoog.
De heer Soepboer (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga dan maar even snel door dit blokje heen
over ... Ah!
De voorzitter:
De heer Ergin wil ook nog interrumperen. Gaat uw gang.
De heer Ergin (DENK):
Ik zie hier een woordvoerder van NSC die echt een heel vurig betoog
houdt. Ik weet dat de heer Soepboer vorig jaar in een gemeente ergens in
Friesland nog wethouder was die ook over onderwijs ging,
onderwijshuisvesting om precies te zijn. We hebben vandaag al de hele
avond een discussie over een amendement dat over 1,3 miljard structureel
gaat en een ander amendement dat over 2 miljard gaat. Maar we weten al
jaren dat we 1,2 miljard euro per jaar extra nodig hebben om onze
schoolgebouwen, met name in het p.o. en vo, op te krikken. Ik ben
benieuwd of de heer Soepboer in deze begroting de oplossingen ziet voor
het immense probleem wat betreft onderwijshuisvesting.
De heer Soepboer (NSC):
Nee, die zie ik niet. Het is namelijk inderdaad een groot en immens
probleem. Dat is het eerlijke antwoord. Maar ik wil er natuurlijk wel
even kort op ingaan, want anders zou ik de heer Ergin tekortdoen door
dat zo af te doen. Er zijn twee dingen. Eén. De problemen in het
onderwijs, waaronder de bestedingssystematiek, waar ik het net over had,
zijn dusdanig dat we echt prioriteiten moeten stellen. Dat is het
eerlijke verhaal. Dan het tweede deel van dit probleem voor mij. Ik ben
inderdaad wethouder geweest in een gemeente. Ik had onderwijshuisvesting
niet in mijn portefeuille, maar ik zat er vrij dicht bij. Wat ik heb
gezien, meneer Ergin, in de tijd dat ik wethouder was, maar ook in
andere gemeenten, is dat er een groot verschil zit tussen hoe gemeenten
de afgelopen jaren zijn omgegaan met het geld dat ze voor
onderwijshuisvesting hebben gekregen. De ene gemeente heeft dat heel
zorgvuldig gedaan. Daar is het geld op een goeie plaats terechtgekomen.
Er zijn ook gemeenten waar het minder goed is besteed. Dat aspect van
dit probleem zou ik ook graag in het achterhoofd willen meenemen. Dat we
nu even met handjeklap het probleem oplossen, kan ik u niet toezeggen.
Ik vind het heel belangrijk; toch moeten we prioriteren. Ook dit speelt
mee in het probleem, zou ik via de voorzitter tegen de heer Ergin willen
zeggen.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb het helemaal niet over handjeklap gehad. Kennelijk is de heer
Soepboer achter de schermen bezig geweest met heel veel handjeklappen,
maar ik niet. Ik ben gewoon bezig met het adresseren van een probleem,
want precies dat heb ik bij de begroting voor 2024 ook gedaan. Toen kwam
ik namelijk met het voorstel om, in de middelen die naar de gemeente
gingen, de bedragen die over onderwijshuisvesting gingen duidelijk te
oormerken. Als we zo'n oormerking doen, is de gemeente namelijk
verplicht om die middelen te gebruiken voor onderwijshuisvesting in
plaats van voor lantaarnpalen, stoeptegels, speeltuinen en weet ik veel.
Dat voorstel kon niet op de steun rekenen van de heer Soepboer en,
overigens, ook niet van de staatssecretaris. Het antwoord was: "We
moeten even kijken hoe het allemaal gaat. We moeten nadenken over de
oplossingen." Eigenlijk kreeg ik hetzelfde antwoord. "We moeten weer
kijken naar de systematiek." Eigenlijk is de vraag aan de heer Soepboer:
is hij eruit hoe we dit probleem kunnen oplossen?
De heer Soepboer (NSC):
Ik ben er niet uit hoe we dit probleem kunnen oplossen. Dat het een
groot probleem is, ben ik met u eens. Er zijn veel scholen waar de
kwaliteit van lesgeven slecht is. Daar moeten we wat aan doen met
elkaar, zou ik willen zeggen tegen de heer Ergin. We moeten ernaar
kijken. Ik ben helaas niet de minister of de staatssecretaris. Nou ja,
ik weet niet of dat helaas is, maar ik ben het niet. Ik ben nu een
Kamerlid hier in de Tweede Kamer. Ik zeg u één ding, meneer Ergin: ik
erken het probleem. Ik zie dat het hier en daar echt de spuigaten
uitloopt. Maar ik heb zelf ook meerdere jaren in een bouwunit moeten
lesgeven en dat wel goed kunnen doen. Ja, er is een groot probleem. We
moeten dat aanpakken. Maar we zijn ook genoodzaakt te prioriteren, zou
ik zeggen. Maar nogmaals, ik ben altijd bereid om er met u naar te
kijken en over van gedachten te wisselen. Het is hartstikke belangrijk
dat je een nieuw gebouw neerzet, maar het moet wel goed gebeuren.
Nogmaals, we hebben gezien dat bepaalde gemeenten er goed, en bepaalde
gemeenten er slecht mee zijn omgegaan. Als je een nieuwe school neerzet,
betekent dat ook iets voor de andere scholen in de buurt, die misschien
geen mooi nieuw schoolgebouw hebben. Dit probleem moet je dus echt
zorgvuldig aanpakken.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Het was een lang antwoord, maar geen antwoord op de vraag. Dan ga ik
mijn laatste interruptie ook maar verbrassen. Is de heer Soepboer er
inmiddels, na het afgelopen jaar, na al die maanden waarin hij heeft
kunnen broeden op het voorstel om de gemeentelijke middelen voor
onderwijshuisvesting te oormerken, over uit dat we dat gewoon moeten
regelen? Dat kan nu bij de begroting. Daardoor hoeven we niet ieder jaar
ergens 1,2 miljard, die er niet is, te zoeken. We kunnen dit probleem
dan gewoon met de bestaande middelen oplossen, op basis van sleutelen
aan de begrotingssystematiek. Is de heer Soepboer dit jaar bereid om dat
samen met mij te regelen?
De heer Soepboer (NSC):
De aanvankelijke vraag was of ik dat nu weet. Dat weet ik nu niet. Ik
wil ernaar kijken; dat kan ik u toezeggen. Maar daar laat ik het wel
bij.
De voorzitter:
De heer Soepboer vervolgt zijn betoog.
De heer Soepboer (NSC):
Goed. Het blokje financiering ga ik afsluiten. Sturing en financiering
komt uitgebreid terug in de eerste helft van volgend jaar. Dan moeten we
daar echt maar eens even de diepte in. Ik wil hier wel zeggen dat ik
niet per definitie ga kiezen voor een scenario B. Ik vind echt dat we
het in bredere zin met elkaar moeten gaan hebben over waar we naartoe
willen.
Dan het tweede punt: het lerarentekort. Veel scholen in Nederland hebben
niet genoeg leraren om hun leerlingen goed onderwijs te bieden. Soms
worden klassen zelfs naar huis gestuurd. Het is verschrikkelijk als dat
gebeurt, want — ik zei het eerder — onderwijs is een grondrecht. Voor
het lerarentekort zijn een aantal redenen aan te wijzen. De
belangrijkste: mensen trekken weg uit het onderwijs. De meest genoemde
redenen daarvoor zijn werkdruk, een gebrek aan uitdaging, de relatie met
de schoolleiding, soms een gebrek aan begeleiding, onvrede over de
onderwijskundige visie van het bestuur, gebrek aan autonomie enzovoort.
Twee: mensen kiezen niet voor het vak. Dat zegt iets over de
aantrekkelijkheid. Drie: intern en extern gecreëerde taken en banen
zorgen ervoor dat mensen met een bevoegdheid niet meer lesgeven. Zowel
binnen de school als in de schil rondom het onderwijs zijn duizenden
mensen met een lesbevoegdheid actief zonder dat ze lesgeven. Het gekke
is dat dit vaak juist heel goeie docenten zijn. Zij worden beloond met
taken waardoor het lerarentekort niet alleen kwantitatief, maar soms ook
kwalitatief kan zijn. Vier: mensen werken minder fulltime. Dat heeft te
maken met heel veel dingen, soms met persoonlijke keuzes, maar soms ook
simpelweg met de marginale druk en het feit dat meer werken niet altijd
meer loont.
Voorzitter. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft hebben we het volgende
nodig om deze problemen het hoofd te bieden. Er moet een
kwaliteitsimpuls komen voor het leraarsvak en de lerarenopleidingen.
Daarnaast moet worden gewerkt aan de factoren die ervoor zorgen dat
docenten wegtrekken uit het onderwijs of worden weggepromoveerd naar
taken. Het bestuur moet betrokken zijn, dichtbij staan, met de
schoolleiding en het personeel bewust werken aan een duidelijke en
gedragen visie en de uitvoering ervan, dus geen megalomane besturen op
afstand die louter managen. Minder schaalvergroting, zou ik willen
zeggen.
Ik heb aan de staatssecretaris een aantal vragen over de
onderwijsregio's. Het lijkt daar toch echt een andere kant op te gaan
dan ik net heb bepleit. Het gaat hier om aanzienlijke bedragen. De
beschikkingen van de minister per onderwijsregio zijn niet openbaar,
noch bij het subsidieloket, noch bij DUO. Waarom niet? De plannen van
aanpak van de regio's zijn wel openbaar, maar in slechts één geval
kunnen we een daaraan gekoppelde begroting zien. Waarom?
Er is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid van het bevoegd
gezag, doordat de verantwoordelijkheid voor strategisch personeelsbeleid
bovenbestuurlijk wordt belegd en schoolbesturen niet zelf gericht beleid
hoeven te ontwikkelen. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Hoe gaat
de staatssecretaris dit aanpakken? En hoe gaat de staatssecretaris de
effectiviteit en concrete opbrengst van de onderwijsregio's monitoren en
bijsturen? Welke criteria worden daarbij gebruikt? Hoe voorkomt de
staatssecretaris verder dat de onderwijsregio's zich ontwikkelen tot een
systeem zonder duidelijke impactmetingen en kwaliteitscontroles? Welke
concrete prestatieafspraken zijn er tot op heden gemaakt?
Tot zover. In tweede termijn kom ik er graag op terug.
Omwille van de tijd wil ik kort ingaan op het afschaffen van de
functiemix Randstad. Dit is een impopulaire maatregel in het veld. Ik
zou bijna willen zeggen dat die ergens wel verdedigbaar is als je
bedenkt dat het directe concurrentie betekent met de regio's, die ook
elk hun eigen problemen hebben. Toch zien we ook hier weer het nadeel
van een subsidieregeling, omdat heel veel scholen zich erop hebben
ingesteld en er al een bepaald promotiebeleid op hebben nagehouden. Hoe
kijkt de staatssecretaris daarnaar? Hoe kunnen we daarmee omgaan? Zien
we daarbij een zachte landing voor ons?
Tot slot in dit blokje, voorzitter. We zien dat het aantal brede scholen
op het platteland groter is dan in het stedelijk gebied, waar slechts
10% van de scholen een brede school is. Dat betekent dat rond de 90%
daar één richting heeft of één niveau heeft en daar dus heel veel
verschillende scholen zijn. Welke effecten heeft dat op het
lerarentekort, volgens de staatssecretaris dan wel de minister? Ziet u
daar een correlatie dan wel causaliteit tussen? Hoe weegt de
staatssecretaris het belangrijke recht om een nieuwe school te beginnen
af tegen het heersende lerarentekort daar? Dat is nog een belangrijke
vraag van mijn kant.
Voorzitter. We moeten het natuurlijk ook hebben over de mbo's. Ik wil
hier kort over zijn. Voor Nieuw Sociaal Contract is het mbo ongelofelijk
belangrijk. Het is een zeer belangrijke onderwijssector, gekenmerkt door
positiviteit en oplossingsgerichtheid. Ik vraag de minister het
volgende, omdat het van groot belang is voor de toekomst van Nederland.
De RIF-subsidie wordt afgeschaft, terwijl de samenwerking met de regio,
het mkb en met specifieke sectoren juist voor het mbo van groot belang
is. Daarbij moeten publiek-private projecten mogelijk zijn. Ziet de
minister mogelijkheden om regionale investeringen en projecten te kunnen
blijven doen, bijvoorbeeld uit Defensiegelden of andere gelden? Welke
rol zouden practoraten daarin volgens de minister kunnen spelen?
Voorzitter. Dan over het hbo en wo. Dit is het laatste blokje voordat ik
tot een afronding kom. Dat ik wat korter over het hbo en wo zal spreken,
betekent niet dat het minder belangrijk is. Echter, tot voor kort had
mijn waarde collega mevrouw Hertzberger deze portefeuille. Het is mij
een groot genoegen om hier vandaag iets over te mogen zeggen. In deze
sector vallen een aantal aanzienlijke bezuinigingen neer. Dat valt niet
te ontkennen. Maar tegelijkertijd zouden we, net als in het funderend
onderwijs, de discussie moeten voeren over de inrichting van ons
onderwijs, want ook hier is de doeltreffendheid van de vele extra
investeringen van de afgelopen jaren allesbehalve evident. Ook hier is
het dus goed om je af te vragen: "Waarom doen we de dingen die we doen?
Zou dat ook anders kunnen?"
Voorzitter. We zien grote maatschappelijke behoeften waar niet altijd
een evenredig antwoord op komt vanuit het hoger onderwijs.
Tegelijkertijd zien wij in bepaalde sectoren juist een groot aantal
studenten, terwijl de maatschappelijke vraag daar minder is. Nieuw
Sociaal Contract is er zeker geen voorstander van om zomaar opleidingen
af te schaffen die minder beantwoorden aan de maatschappelijke
behoeften. Tegelijkertijd vinden wij dat er best rekening gehouden mag
worden met die maatschappelijke behoeften. Daarom vraag ik namens mijn
fractie het volgende. Wat is de visie van de minister op het gerichter
inzetten op wetenschappelijk onderzoek dat van waarde is voor de
maatschappij? Hoe zouden wij volgens de minister maatschappelijke
relevantie moeten wegen ten opzichte van wetenschap omwille van de
wetenschap? Hoe zouden andere ministeries hier een rol in kunnen spelen?
Wat zijn de plannen van de minister op het gebied van
capaciteitsbekostiging, zeker ook in het licht van de afnemende
leerlingenaantallen? Wat zijn de plannen en de tijdlijn op het gebied
van de vaste voet? Zou het ook wenselijk zijn om die op het mbo deels in
te voeren?
Voorzitter. Wij weten dat de minister werkt aan de Wib. Ik wil hier
nogmaals het belang onderstrepen van Nederlands in het hoger en
wetenschappelijk onderwijs. Ik wil ook een lans breken voor het gebruik
van regionale talen, talen van minderheden, streektalen en dialecten in
het onderwijs. Ik kom daar in mijn tweede termijn wellicht op
terug.
Voorzitter, tot slot. Nieuw Sociaal Contract beschouwt goed onderwijs
als een fundamentele voorwaarde voor bestaanszekerheid van burgers. Het
is een basisrecht. Op dit moment is goed onderwijs helaas geen gegeven,
ondanks het feit dat er de afgelopen jaren extra in het onderwijs is
geïnvesteerd. Sterker nog, het is volledig onduidelijk of deze
investeringen het onderwijs überhaupt vooruit hebben geholpen. Het grote
probleem ligt dan ook niet in de hoeveelheid geld, maar in de juiste
besteding van dat geld. Daar willen wij de komende tijd aan werken: met
het herstelplan kwaliteit onderwijs, door bewezen effectief te
onderwijzen, door focus aan te brengen en nog veel meer. Daar hebben wij
iedereen bij nodig. Dat vraagt om keuzes, om sturing en om samenwerking.
Want laten we niet vergeten: één boek, één pen, één kind en één leraar
kunnen de wereld veranderen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. U krijgt nog een interruptie van de heer
Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een mooie laatste quote. Ik wil het eigenlijk hebben over alle kinderen
van 4 tot 17 jaar die onder staatstoezicht geplaatst worden middels de
Wet toezicht informeel onderwijs, waar NSC nog geen duidelijkheid over
heeft gegeven. Ik ga het er niet over hebben dat deze wet staatstoezicht
zou zijn, zoals ik net heb gedaan. Ik ga het er ook niet over hebben dat
deze notitie geblokkeerd is, ook nadat ik een verzoek deed en NSC geen
steun gaf voor het vrijgeven daarvan. Waar ik wel op ga interrumperen,
is dat een uitvoeringsorganisatie een taak krijgt waarvan zij zelf zegt:
hier zijn wij niet toe geëquipeerd, dit willen wij niet, dit kunnen wij
niet, dit is niet effectief. NSC is juist opgericht in nasleep van de
toeslagenaffaire, waarbij we zien wat er kan gebeuren als een
uitvoeringsorganisatie een taak krijgt die eigenlijk niet zorgvuldig is
belegd. Ik wil de heer Soepboer vragen of NSC op dit punt, als een
uitvoeringsorganisatie zegt "doe ons dit niet aan", niet allemaal rode
vlaggen ziet. Met andere woorden: mevrouw Pijpelink gaf aan dat ze het
flauwekul vindt … Tenminste, die woorden gebruikte zij ten aanzien van
het feit dat hier de nadruk op zou moeten worden gelegd. Ik hoop toch
ook dat ik NSC aan de zijde ga vinden van de ChristenUnie, de SGP, het
CDA en andere partijen die zeggen dat dit wetsvoorstel geen oplossing is
voor een probleem, maar wel een probleem op zichzelf kan worden. Mijn
vraag is of dat een terechte constatering van mijn kant is.
De heer Soepboer (NSC):
Ook hier geldt, net als bij artikel 23, dat het volgens mij op een
andere plaats beter op zijn plek is dan hier. Maar ik ga er wel een
aantal dingen over zeggen voor de heer Ceder. Eén. Informeel onderwijs
vind ik belangrijk. Sterker nog, ik heb er zelf altijd van mogen
genieten in de vorm van een zondagsschool. Ik heb daar mooie tekeningen
gemaakt en mooie liedjes gezongen. Daar is volgens mij nooit iets
gebeurd waarvan de onderwijsinspectie zou moeten zeggen: dat kan niet
door de beugel. Laat me dus gezegd hebben dat ik dat een warm hart
toedraag.
Ook het voortbestaan van onderwijs van richting vind ik een belangrijk
punt. Ik hoor stemmen opgaan in de Kamer die zeggen: we moeten iedereen
naar een openbare school sturen. Ik vind dat veel te ver gaan. Dus ook
daar vindt de heer Ceder, denk ik, mij aan zijn zijde. Ik heb ook laatst
iemand gesproken van de Islamitische Stichting Nederland over informeel
onderwijs. Ik heb daar goede gesprekken mee gehad. Hij heeft me
uitgenodigd om daar eens te komen kijken. Ook heeft hij verteld hoe het
daar gaat. Daar was ik best van onder de indruk.
Ik ga dus een aantal dingen zeggen. Informeel onderwijs vind ik
belangrijk. Als er al toezicht op zou moeten komen, dan zou het zich op
excessen moeten richten en nooit op één richting in het bijzonder. Wat
mij betreft komt dat toezicht er ook niet op zomaar een scoutingclub of
wat dan ook. Dat moet dus met een hele goede aanwijsbare reden zijn.
Tegelijkertijd zijn er nu natuurlijk ook al gronden om bij zulke zware
dingen in te grijpen. Dus ik wil daar oprecht met een heel open vizier
samen met u naar kijken.
De voorzitter:
Meneer Ceder, uw laatste interruptie.
De heer Soepboer (NSC):
Vanuit deze achtergrond.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben in ieder geval blij om dit te horen. Ik ben ook benieuwd welke
liedjes u heeft geleerd.
De heer Soepboer (NSC):
We kunnen er wel een paar zingen naderhand.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Misschien. Dat zou wel leuk zijn, denk ik.
De heer Soepboer (NSC):
"Zit je deur nog op slot? Zit je ..."
De heer Ceder (ChristenUnie):
"Is je deur nog op slot. Krr, krr, krr." Prachtig. Geweldig. Dat dit ook
in de Handelingen komt, te mooi!
Ik ben in ieder geval blij dat de heer Soepboer een aantal voorwaarden
aangeeft. Tegelijkertijd constateer ik dat aan een aantal voorwaarden
die hij aangeeft, al niet wordt voldaan in het wetsvoorstel. De heer
Soepboer geeft aan dat het volgens hem gericht moet worden gedaan. De
inspectie geeft juist aan dat dit juist een van de fundamentele
problemen van dit voorstel is, omdat dat voorstel in beginsel onbegrensd
is. Ik noem niet alleen het godsdienstige domein, maar ook cultuur,
sport, politiek, acties in de samenleving, vrije tijd en hobby's. Die
vallen er allemaal onder. Dus ik snap uw punt, maar dan zou u moeten
concluderen dat dit voorstel daar niet aan voldoet.
U heeft ook gelijk dat het Wetboek van Strafrecht en Burgerlijk Wetboek
voldoende handvatten bieden om in te grijpen waar dat moet. Daar vindt u
mij aan uw zijde. Ik concludeer in ieder geval dat er met NSC te praten
valt over dit voorstel. Maar ik wil u toch op het hart drukken om niet
te lang te wachten. Er zijn heel veel organisaties — dat heeft u ook
gehoord — die zich ernstig zorgen maken, niet alleen over dit voorstel,
maar ook over het feit dat partijen zich er niet onomwonden over
uitspreken dat dit een onzalig plan is, dat dit in strijd is met de
vrijheid van vereniging en dat er daarom ook per direct afstand van zou
moeten worden genomen. Daar komen we elkaar tegen.
De heer Soepboer (NSC):
Uw conclusie is juist en ik begrijp uw zorgen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wilde een vraag stellen over een van de laatste opmerkingen van de
heer Soepboer, over een vraag die werd gesteld: hoe kunnen deze minister
en andere departementen beter bekijken hoe we wetenschappelijk onderzoek
kunnen laten aansluiten op de maatschappelijke behoefte? Daar wil ik een
vraag over stellen, want er wordt fors bezuinigd op het Fonds voor
Onderzoek en Wetenschap, namelijk 215 miljoen. De zorg die bij
bezuinigingen altijd bij mij opkomt, is …
De voorzitter:
Collega's, u praat inmiddels zo hard, dat het voor degene die
interrumpeert bijna niet mogelijk is om een interruptie te plegen.
Praten kan in de wandelgangen, maar niet in de zaal.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik was er inderdaad bezorgd over dat wij elkaar niet kunnen verstaan. Er
wordt fors bezuinigd op dat fonds. Als ik dan de vraag hoor of we de
wetenschap beter of efficiënter kunnen inrichten, dan komt bij mij de
zorg op: is het voorstel, het handelingsperspectief, dat de heer
Soepboer voor zich ziet dat er vanuit het ministerie richtlijnen komen
voor hoe wetenschappers onderzoek moeten doen? Begrijp ik dat zo goed of
niet?
De heer Soepboer (NSC):
Nee, dat begrijpt u niet goed. Het is mij te doen om het volgende. We
hebben nu een financieringssystematiek op basis van studentenaantallen.
We zouden ook kunnen denken over een financieringssystematiek op basis
van waar behoefte aan is. Dan zou je dus tegen bepaalde studies moeten
zeggen: dit is de max; dit is maximaal wat jullie mogen doen; dit is wat
we financieren. Daartegenover zou dan staan dat je andere studies juist
overeind kunt houden. Maar je gaat daar dan dus een soort normering in
aanbrengen. Op die manier financier je het onderwijs anders, maar geef
je ook een stukje zekerheid aan bepaalde studies, zeker met het oog op
de teruglopende aantallen leerlingen. Daar komt de vraag vandaan.
Tegelijkertijd hebben we als land best een grote opgave. We zien ook
tekortsectoren. Zie het juist als een stimulans daarin.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank voor die verheldering. Ik moet het dus los zien van het geld dat we
juist beschikbaar hebben om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te
doen. Daar ging de vraag dus niet over. De vraag was heel gericht: ik
zie nu een arbeidsmarkt; daar zie ik tekorten in; daar moeten mensen
voor komen; hoe kunnen we dat aansturen vanuit de overheid richting de
universiteiten? Als ik dat dan goed begrijp, heb ik daarop een
vervolgvraag. Er is een arbeidsmarkt van nu met een tekort, en er zijn
uitdagingen in de toekomst waarvan je nu nog niet altijd zeker weet
welke dat zullen zijn. Ik vraag me daarin wel af wat het
handelingsperspectief is van die vragen. Op het moment dat wij
universiteiten bij wijze van spreken opleggen — ik zeg niet dat de heer
Soepboer dat zegt — dat er nog 100 studenten psychologie mogen gaan
studeren, creëren we wellicht onze eigen problemen voor de toekomst.
Waarin zit bijvoorbeeld de wisselwerking, die ik dan aanneem, tussen wat
de maatschappij nu nodig heeft en wat de maatschappij, vooruitdenkend,
in de toekomst nodig heeft? Hoe ondervangen we dat dan?
De heer Soepboer (NSC):
Ik heb dus ook juist deze kanttekening meegegeven. Ik heb ook gevraagd
hoe de minister weegt tussen aan de ene kant bijvoorbeeld
maatschappelijke relevantie en aan de andere kant wetenschap voor de
wetenschap. Dat is ook mijn vraag aan de minister: is daar een weging in
aan te brengen? Daar wil ik de minister graag over horen, maar ik denk
dat we dat best zouden mogen meewegen. Dat betekent dus niet, zoals ik
ook duidelijk heb gezegd, dat we dan maar lukraak van alles moeten
afschaffen. Maar we zouden wel beter kunnen kijken hoe we het geld dan
kunnen investeren in bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek, maar ook
in bijvoorbeeld hoe je met studentenaantallen, numeri fixi en
capaciteitsbekostiging je financiële huis opbouwt. Een voorbeeld is dat
het aantal internationale studenten tussen 2012 en nu met een factor 2,4
is vermenigvuldigd. Die hebben we wel allemaal betaald. Op een gegeven
moment zijn die studenten ook weer weggegaan. Ze hebben allemaal
collegegeld gehad. We zien dus ook dat de investering in de
universiteiten is toegenomen, maar dat ook het studentenaantal is
toegenomen. Daarbij zou een vraag aan de minister kunnen zijn — die
vraag wil ik hier dan ook graag stellen, dus dank voor de gelegenheid —
hoeveel buitenlandse studenten, bijvoorbeeld uit de EU, die hier kwamen
studeren, ook weer naar het buitenland zijn vertrokken. Hoeveel daarvan
zijn gebleven en hoeveel daarvan zijn vertrokken? Ook dat zou wat mij
betreft onderdeel van de discussie kunnen zijn.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil wel even voorkomen dat dingen door elkaar gaan lopen, ook voor
degenen die meeluisteren. Er is het onderwijsaanbod op de universiteit.
Los daarvan zijn er de middelen voor het wetenschappelijk onderwijs.
Daar weer los van zijn er de internationale studenten. Een
internationale student van buiten de EU betaalt drie tot vier keer het
collegegeld dat een Nederlandse student betaalt. Dat zijn dus separate
dingen. Ik bevroeg de heer Soepboer in eerste instantie op het volgende.
Is de vraag van de heer Soepboer aan het kabinet hoe wij datgene
waarnaar wij onderzoek doen, beter kunnen laten aansluiten? Dat lijkt
mij namelijk een heel slecht idee. Dat lijkt mij niet alleen de
academische vrijheid te ondermijnen, maar vooral ook geen oplossingen te
bieden voor de uitdagingen in de toekomst die we al zien en die we nu
nog niet zien. Ik hoop dat ik dat verkeerd begrijp. Ik stel de vraag nog
een keer, omdat er in het antwoord van de heer Soepboer nu een aantal
dingen door elkaar gaan lopen.
De heer Soepboer (NSC):
Ja. In eerste instantie ging het mij om de bekostiging en de
bekostigingssystematiek, maar wat mij betreft zouden we er ook best over
kunnen nadenken hoe we onderzoek in een bepaalde richting, waarvan we
met elkaar zeggen dat het juist heel erg nodig is, extra kunnen
stimuleren. Daarmee zeg ik dus niet dat je ander onderzoek niet meer mag
doen. Ik vraag dus letterlijk hoe we maatschappelijke relevantie wegen
ten opzichte van wetenschap voor de wetenschap, dus ook in de
wetenschap.
De voorzitter:
De heer Soepboer vervolgt zijn betoog.
De heer Soepboer (NSC):
Dat is niet nodig, voorzitter, want ik was aan het einde gekomen.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. O, er is toch nog een interruptie van meneer
Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, we zijn nu weer bijna twee uur aan het debatteren. Het is
niet ongebruikelijk dat er na een blokuur iets van pauze is. Zou ik dus
even op mijn telefoon mogen kijken? Kunnen we daar misschien even drie
minuten voor schorsen?
De voorzitter:
Dit treft, want misschien zijn er ook nog wel mensen die een sanitaire
stop kunnen gebruiken. Ik wou inderdaad voorstellen om vijf minuten te
schorsen. Daarna gaat mevrouw Beckerman haar termijn houden. U kunt dan
ook even op uw telefoon kijken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de
begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman, die het woord voert
namens de Socialistische Partij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedenavond. Vorig jaar sprak ik bij de begroting OCW over een meisje
dat opgroeide in een armer gezin en tegenslagen kende. Dat meisje wilde
op een dag haar bibliotheekpas uit haar zak halen. Terwijl ze dat deed,
vielen er schelpjes uit haar zak. De bibliothecaresse die dat zag, liet
het meisje toen boeken over natuurwetenschappen zien. Een fascinatie
werd geboren. Melanie werd de eerste in haar familie die de middelbare
school afmaakte. Zij kreeg te horen dat ze het niet zou kunnen, maar
zette door. Dat meisje is nu een fantastische vrouw die vorige maand
haar proefschrift verdedigde. Melanie During, gefeliciteerd.
Rocksterpaleontoloog, schrijver van De laatste lente van de dinosauriërs
en nu doctor. Of er nou schelpjes of boutjes en moertjes uit haar zak
waren gevallen, of ze nou paleontoloog of timmervrouw was geworden, het
is zo cruciaal dat we kinderen zien, aandacht voor hen hebben en zorgen
dat ze de sterkste basis krijgen voor het leven. Daar schiet Nederland
nu te vaak in tekort.
Eén op de drie 15-jarigen is onvoldoende in staat goed te lezen en te
rekenen. Dat is het gevolg van jarenlang te weinig doen aan goed
onderwijs en van verspilling van onderwijsgeld. Deze begroting gaat dat
niet beter maken, maar slechter. Een fundamentele verandering blijft
uit. Terwijl er geen geld is voor een herstelplan voor de kwaliteit van
het onderwijs, wordt er wel draconisch bezuinigd. Het werd al
"eppocaliptisch" genoemd. Het is cynisch en dom. Wel geld voor bommen,
minder voor boeken. Wel geld om de rijken rijker te maken, minder voor
onderwijs en wetenschap. Maar het hoopvolle is dat er nu massaal verzet
op gang komt, en terecht. De vraag is wanneer deze coalitie gaat
luisteren. Ze heeft straks in de Eerste Kamer geen meerderheid en hier
in de Tweede Kamer stuit ze ook op steeds meer weerstand.
Al deze bezuinigingen zullen vooral leerlingen en studenten uit gezinnen
met een laag of gemiddeld inkomen hard raken. Ze zullen juist de
leerlingen en studenten die doorzetten ondanks dat ze in moeilijkere
omstandigheden zitten, hard raken. Ik noem een paar voorbeelden. De
spreektijd is te kort voor allemaal. Bezuinigingen op brede brugklassen,
bezuinigingen op de regeling die zorgt voor doorstroom van vmbo naar
havo of mbo, bezuinigingen op ondersteuning bij en preventie van
thuiszitten, bijvoorbeeld voor kinderen met autisme, bezuinigen op
cultuureducatie in het primair onderwijs, bezuinigen op de
Subsidieregeling School en omgeving, die extra activiteiten biedt voor
leerlingen met achterstanden, bezuinigen op het gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid, bezuinigen op de middelen die er waren
voor laaggeletterden, bezuinigen op het Regionaal investeringsfonds mbo
en bezuinigen op stages voor mbo'ers. U vergroot hiermee de ongelijkheid
in Nederland.
Als het kabinet het niet doet, doen we het zelf wel. Samen met D66
kondigen we aan dat we de wens voor kleine klassen opnieuw gaan
indienen. We starten een kleineklassenstrijd voor een wettelijk maximum
op de groepsgrootte op basisscholen en middelbare scholen, namelijk van
21 leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat dit beter is voor leerlingen. Ze
kunnen dan beter lezen en rekenen, maar ook op latere leeftijd hebben ze
er nog veel profijt van. Het is ook beter voor leraren. Elke leerling
extra zorgt voor een hogere werkdruk en meer uitval. Heel vaak als we
dit voorstel deden, werd er gezegd: dat kan niet vanwege het
lerarentekort. Het is echt tijd dat we dat debat omdraaien. De
onderhandelingen voor een nieuwe cao in het voortgezet onderwijs zijn
geklapt vanwege werkdruk. Nederland heeft 200.000 bevoegde leraren. Er
zijn 2 miljoen leerplichtige leerlingen. We zouden klassen kunnen hebben
van tien leerlingen. Met kleine klassen maken we het onderwijs beter. Nu
is het moment om te zorgen dat dat gaat gebeuren. Graag een
reactie.
Het mbo heeft de afgelopen jaren echt een inhaalslag gemaakt. Nu krijgt
het opnieuw een klap, met de bezuinigingen op stages en op het Regionaal
investeringsfonds. We krijgen daar uit heel veel regio's in het land
heel veel bezorgde mails over.
Speciale aandacht wil ik in dit debat vragen voor de ambachten. De
ambachtseconomie omvat traditionele beroepen zoals timmerman, bakker,
molenmaker en kleermaker, maar ook moderne ambachten zoals duurzaam
bouwen. Opleidingen daarvoor staan onder druk en kennis verdwijnt als
huidige ambachtslieden stoppen. In een tijd waarin universitaire
diploma's vaak als enige maatstaf voor succes worden gezien, raken deze
ambachten steeds meer op de achtergrond. Wat wil de minister doen om
ambachten en opleidingen te behouden? De SP pleit ook voor een Week van
het Ambacht, om de trots en waardering te delen.
Voorzitter. Waarom heb ik het bij deze begroting opnieuw over dezelfde
persoon als vorig jaar, Melanie During? Dat doe ik omdat ik haar
gisteren voor het eerst heb ontmoet, onder treurige omstandigheden. Ik
had niet gewild dat we elkaar moesten treffen op zo'n massaal protest,
maar wat was dat protest tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs
en de wetenschap hoopvol en indrukwekkend. Zo veel mensen zeggen: doe
het niet. Maar waarom ontmoette ik Melanie daar? Ik ontmoette haar omdat
het hele mooie succesverhaal dat ik in het begin vertelde, door deze
bezuinigingen nu misschien wel heel erg bemoeilijkt wordt, want de
studie Aardwetenschappen van de VU gaat de helft wegbezuinigen. Dit is
maar één voorbeeld, maar dit geldt voor zo veel studenten en zo veel
opleidingen, nu al. Nu al schrappen heel veel universiteiten studies.
Frans, Duits en Italiaans worden zomaar opgeheven. Hetzelfde geldt voor
specialisaties van Midden-Oostenstudies, Latin American Studies en
African Studies. Dat gebeurt nog voordat deze draconische bezuinigingen
erbij komen. In totaal wordt het equivalent van één middelgrote
universiteit wegbezuinigd. Dat is slecht voor de samenleving. Dat is
slecht voor de economie. Dat is slecht voor de kansengelijkheid.
PVV, VVD en BBB doen misschien alsof het allemaal wel wat minder kan met
die elitaire universiteiten, maar het enige wat ze hiermee bereiken, is
dat ze het hoger onderwijs elitairder maken. Toch vragen we het aan NSC:
hoe kun je dit nou over je hart verkrijgen? Studenten worden nu al hard
geraakt door een beurs die €164 lager is. Ze hebben 6,6% koopkracht
ingeleverd. De langstudeerboete komt mogelijk nog. Die cynische boete op
studeren hangt veel studenten nu al als een molensteen om de nek. De
impact zal groot zijn: studenten die niet gaan studeren, studenten die
stoppen met studeren en studenten die een andere studie kiezen. Juist
studenten van wie de ouders een lager inkomen hebben, doen vaak langer
over hun studie. Juist studenten met een beperking of tegenslag doen
vaak langer over hun studie. Laten we dit mislukte experiment van Rutte
I niet herhalen. Doe het niet.
Laat één ding duidelijk zijn: het verzet dat nu op gang komt, is zó
hoopvol. Er is verzet op het Malieveld en in de Tweede Kamer, van links
tot rechts in de oppositie. Als we onze rug rechthouden, haalt deze
begroting geen meerderheid in de Eerste Kamer. Laten we dat vasthouden
en de hele bezuiniging van 2 miljard schrappen. Laten we het geld halen
waar het zit. Ik zeg het nog één laatste keer voor de coalitiepartijen:
doe het niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. We gaan nu luisteren naar mevrouw Van
Zanten namens BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. In januari hield ik mijn maidenspeech tijdens de
begroting van OCW voor 2024. Nu is het alweer tijd voor de behandeling
van de begroting voor 2025. Het was een veelbewogen en zeg maar gerust
bizar jaar. Wat er in het onderwijs, de culturele sector en de media
gebeurde, was om je kapot voor te schamen. Dan heb ik het uiteraard over
de Jodenhaat die op onze instellingen en in onze sectoren oplaaide, zich
rap verspreidde als een zeer besmettelijk virus en steeds heviger werd.
We hebben met zo veel walgelijke voorbeelden te maken gehad dat ik hier
morgen nog zou staan als ik ze allemaal zou benoemen, dus dat doe ik
niet.
Vorige week werd onze motie aangenomen waarin we de regering vragen om
gesprekken en overleggen met groepen, organisaties, bedrijven en
instellingen die antisemitische en pro-Hamas uitingen doen dan wel ertoe
oproepen om producten, universiteiten en andere zaken met een Joods
karakter te boycotten, tot een absoluut minimum te beperken. Is naar
aanleiding hiervan al beleid uitgewerkt? Hoe gaat de minister ervoor
zorgen dat de motie wordt uitgevoerd als het gaat om
onderwijsinstellingen, culturele instellingen en mediabedrijven? Graag
een reactie van de minister.
Voorzitter. Ik ga over tot het onderwerp curriculumherziening en
basisvaardigheden. BBB maakt zich grote zorgen om de herziening van het
leerprogramma voor scholen en vooral om de overladenheid. Dit kabinet
wil dat aanpakken door het aantal kerndoelen fors te verlagen en focus
terug te brengen op de basisvaardigheden. Er zijn twee scenario's
gepresenteerd om tot een lager aantal kerndoelen te komen, maar daar is
de BBB-fractie nog niet tevreden over. De voorgestelde aanpassingen
waren wat ons betreft namelijk te administratief van aard. Vandaar dat
we eerder vandaag een motie hebben ingediend met NSC en VVD bij het
tweeminutendebat hierover, die vraagt om het geven van een spoedopdracht
aan Stichting Leerplanontwikkeling om binnen vier maanden te komen tot
een aangescherpt curriculum. Fijn dat de staatssecretaris hier ook
achter staat.
Dat de focus weer moet komen te liggen op de basisvaardigheden, staat
buiten kijf. Hoe kan het dat een derde van onze 15-jarigen functioneel
analfabeet is, terwijl de afgelopen decennia miljarden extra zijn
geïnvesteerd in het onderwijs? Dat was voor de kinderen zelf en voor de
onderwijssector, maar als het tij niet heel snel wordt gekeerd, is dat
ook voor de economie en de hele maatschappij. De onderwijsuitgaven
stegen naar ruim 51 miljard euro, terwijl het aan het begin van de eeuw
ging om minder dan de helft, om zo'n 20 miljard. Geld is dus niet het
probleem en ook niet de oplossing.
Voorzitter. De vraag naar gespecialiseerd onderwijs stijgt nog steeds,
ondanks de invoering van de Wet passend onderwijs, in 2023. De ambitie
om in 2035 inclusief onderwijs aan te bieden op alle regulieren scholen,
vindt BBB niet realistisch, hoewel het een heel mooi ideaal is. Eerder
dit jaar werd mijn motie aangenomen om gespecialiseerd onderwijs te
laten voortbestaan op hun eigen locaties. Hoe staat het met de
uitvoering daarvan? We zien en horen namelijk dat er steeds meer kleine
scholen door het hele land worden gesloten, ook in het gespecialiseerd
onderwijs. Dat vinden we heel zorgwekkend.
Voor één specifieke groep wil ik extra aandacht vragen, namelijk de
leerlingen met autisme. Uit onderzoek van het Nederlands Autisme
Register en de cijfers van het CBS blijkt dat leerlingen met autisme
sterk zijn oververtegenwoordigd onder thuiszitters en schoolverlaters.
Dit vraagt om een gedegen aanpak, zoals prikkelarme ruimtes en het
aanstellen van autismespecialisten. Welke mogelijkheden zien de
bewindspersonen hiervoor? Als het om budget gaat, wil ik een suggestie
meegeven die onlangs door LBVSO is aangedragen: gebruik een deel van de
onbenutte reserves van de samenwerkingsverbanden die bedoeld zijn voor
passend onderwijs, voor de autismeaanpak. Zou dat een optie zijn? Graag
een reactie.
Voorzitter. Dan de doorstroomtoets, het kansrijk adviseren en de
gevolgen hiervan. De Sectorraad Praktijkonderwijs stelt vast dat het
aantal aanmeldingen in het eerste leerjaar is afgenomen, terwijl het
aantal instromers in de hogere leerjaren juist toeneemt. We zien
teleurgestelde leerlingen die het toch net niet hebben gered op een
hoger leerniveau. Ook heeft de latere instroom veel gevolgen voor de
werkdruk. De Sectorraad baseert zich hierbij op een onderzoek waaraan
meer de helft van alle 177 scholen voor praktijkonderwijs meededen. Ook
de Stichting Platforms vmbo luidt de noodklok en spreekt van een
negatieve invloed op de dynamiek in de klassen en over demotivatie van
leerlingen. Hoe kansrijk is dit kansrijk adviseren dan eigenlijk? Ik ben
geschrokken van de uitkomsten en wil graag een reactie van de
staatssecretaris.
Voorzitter. Om de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten tot het
onderwijs te verzekeren, moet de toestroom van studenten uit het
buitenland worden beperkt. Het is goed dat hier via de toets anderstalig
onderwijs in de Wet internationalisering in balans werk van wordt
gemaakt. Tegelijkertijd willen we onnodige sociale en economische schade
in grens- en krimpregio's voorkomen. Hoewel de regio wordt benoemd in de
toets en in de wet, is het geen doorslaggevende factor om anderstalig
onderwijs toe te staan. Heeft de minister goed voor ogen welke mogelijke
negatieve gevolgen de toets en de wet kunnen hebben voor de krimp- en
grensgebieden? Graag een reactie.
Tot zover, dank.
De voorzitter:
Een ogenblik. U krijgt interrupties, allereerst van de heer
Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Aan het eind van het betoog viel toch nog heel even het woord "regio".
Dat had ik iets eerder verwacht. Vorig jaar zei Caroline van der Plas
bij de HJ Schoo-lezing: meer macht voor de regio. Dat was de inzet van
BBB. Er was een probleem van "institutioneel urbanisme": te veel geld
naar de Randstad en te weinig naar de regio. We zien inmiddels de
noodoproepen van Friesland, Twente, Limburg en Zeeland allemaal op ons
afkomen. Ik heb mevrouw Van Zanten daar niet over gehoord, maar ik snap
ze wel. Ik kijk even naar de begroting. Kijk naar de regiofondsen voor
het mbo: die gaan eruit. Kijk naar het geld dat Robbert Dijkgraaf heeft
vrijgemaakt om de krimp in het hbo op te vangen: dat gaat eruit. Kijk
ook naar de bezuiniging van 300 miljoen euro via de internationale
studenten. Daarover zei de BBB-bestuurder uit Limburg, mevrouw Demollin
— die is dus van de partij van mevrouw Van Zanten — "dat is dramatisch
voor onze regio." Dan zijn er volgens mij twee mogelijkheden. De eerste
mogelijkheid is dat de BBB waardeloos heeft onderhandeld. Dan
mogelijkheid twee. Misschien kan mevrouw Van Zanten drie, of twee,
voorbeelden noemen van dingen uit deze begroting die wél goed zijn voor
de regio.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Allereerst iets over de opmerking van de heer Paternotte over hoe
belangrijk de BBB de regio vindt: die vinden wij zeker nog heel erg
belangrijk. Daarom noemde ik die ook in mijn bijdrage. Daarom heb ik ook
een motie voorbereid. Die zal ik eventueel indienen, afhankelijk van de
antwoorden van de bewindspersonen. Want wij zien wel degelijk dat de
krimpregio's en de grensregio's om ander beleid vragen dan de
universiteiten en de hogescholen die we in andere delen van het land
hebben. De toestroom van internationale studenten is in Amsterdam en in
Leiden wel echt een probleem. Maar in de krimpgebieden en in de
grensregio's, zoals in Zeeland en — die noemde de heer Paternotte — in
Limburg, speelt er wel degelijk een ander probleem. Dat zien wij en daar
hebben wij zeker oog voor.
Wat betreft voorbeelden neem ik aan dat de heer Paternotte het heeft
over het onderwijs. Ja? Oké.
De heer Paternotte (D66):
Waar we het vandaag over hebben, ja.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Nee, prima. Ik dacht dat de heer Paternotte het misschien over de
begroting in haar geheel had. Wij vinden het wel heel belangrijk dat we
oog blijven houden voor de ontwikkeling van kinderen. Want net zoals
voor D66, is onderwijs voor BBB gewoon heel erg belangrijk. Alleen maken
wij daar gewoon andere keuzes in. Ik heb nog een heel mooi lijstje
gemaakt van dingen die voor ons, of voor mijzelf … Die schoolmaaltijden,
die voor D66 en voor andere partijen heel belangrijk zijn, hadden
bijvoorbeeld voor mij niet per se gehoeven. Al zie ik ook wel dat het
iets goeds is. Wat ik hier verder over kan zeggen, is dat ik wel achter
de begroting sta. Ik zie dat we gewoon geld blijven investeren. Voor mij
is het allerbelangrijkste dat we, ondanks dat er bezuinigingen zijn,
heel erg goed gaan bekijken waar het geld wel naartoe gaat en hoe we
ervoor zorgen dat dat geld efficiënt wordt uitgegeven, en dat we niet,
zoals mijn collega Soepboer ook al zei, zakken geld naar het onderwijs
gaan smijten zonder dat we weten of dit resultaat heeft.
De heer Paternotte (D66):
Kan mevrouw Van Zanten dan misschien één voorbeeld noemen van iets in de
begroting wat ze wél een hele goede keuze vindt voor de regio?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik denk dat het heel goed is dat we oog hebben voor de mbo's. Want die
zijn er ook nog steeds.
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Mevrouw Van Zanten heeft het woord. De heer Paternotte
heeft zijn laatste interruptie gebruikt.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik zie op zich echt wel goede dingen in de begroting. Dit is natuurlijk
nooit leuk. Als je geld ergens niet meer mag uitgeven, is dat gewoon
heel erg vervelend. Dat vind ik ook zeker. Maar als we dat geld beter en
effectiever gaan uitgeven aan de dingen waar het om draait, denk ik echt
dat dit helemaal niet ten koste hoeft te gaan van onderwijs in de regio
of ergens anders. Het gaat dus gewoon om de vraag of we het geld op de
juiste manier uitgeven: bekijk waar het echt terecht moet komen. Ik denk
dat we dat met deze begroting wel doen.
De heer Krul (CDA):
De heer Paternotte vraagt: wat vindt mevrouw Van Zanten in deze
begroting nou eigenlijk goed voor de regio? En dan is het antwoord van
mevrouw Van Zanten: ik vind het eigenlijk jammer dat de schoolmaaltijden
toch doorgaan. Dat vind ik toch een beetje jammer, zeg ik er maar gelijk
bij. Ik ben hier namelijk wel oprecht benieuwd naar. Mevrouw Van Zanten
had op zich best een goede bijdrage, met heel veel punten waar het CDA
zich in kan vinden, maar ze heeft het woord "bezuiniging" niet één keer
in de mond genomen. Dat is toch wel een beetje het zwaard van Damocles
dat boven dit debat hangt. Als we dan even inzoomen op die regio, ben ik
wel benieuwd waar voor BBB de grens ligt. Want de noodoproepen, vanuit
Zeeland, Limburg, Overijssel, hebben u toch ook bereikt? Wat is voor BBB
dan echt onbespreekbaar? Want het is daar echt vijf voor twaalf. En dat
de schoolmaaltijden doorgaan, vind ik eigenlijk niet zo relevant. In
deze discussie, zeg ik er maar meteen bij. Maar het is wel mooi.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Zeker hebben al deze berichten ons bereikt. Die nemen we ook zeer
serieus. Zoals ik net al tegen de heer Paternotte zei, ben ik benieuwd
hoe de bewindspersonen — dat vroeg ik net ook — dit voor ogen zien en
welk negatieve effect zij denken dat dit zou kunnen hebben op de grens-
en krimpregio's. We hebben dat het afgelopen jaar ook besproken; ik heb
dit ook eerder aangegeven in debatten. Dit is voor ons zeker een
belangrijk punt, vandaar dat ik overweeg een motie in te dienen die
vraagt om expliciet rekening te houden met de zorgen en de belangen van
de grens- en krimpregio's.
Mevrouw Beckerman (SP):
Er werd een beetje om gelachen, maar ik vind het eigenlijk wel pijnlijk.
Dit is de vierde coalitiepartij. Er wordt een hele simpele vraag
gesteld, namelijk wat er voor positiefs in zit voor de regio. Er zijn
drie hele negatieve dingen genoemd voor de regio en een eigen
gedeputeerde noemt het "dramatisch". De BBB zegt dan: het gaat erom dat
we geld anders gaan uitgeven. Er zit toch helemaal geen plan in deze
begroting om het geld anders of beter uit te geven? Wat eist BBB dan om
ervoor te zorgen dat de regio's nu wél hun rechtvaardige deel
krijgen?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Nogmaals, wij hebben keuzes moeten maken — ik voel me nu ook een beetje
een soort haperende grammofoonplaat, want mijn collega's van de PVV, VVD
en NSC hebben dit ook al gezegd. Dat is natuurlijk nooit leuk, maar we
hebben met vier partijen keuzes moeten maken. We hebben er ook voor
gekozen om dat geld op een andere manier terug te laten komen bij
mensen. Daarnaast hebben we ervoor gekozen om de koopkracht te
verbeteren en vooral in te zetten op veiligheid, defensie en het over
twee jaar halveren van het eigen risico ten aanzien van de
zorgverzekering. Die keuzes zijn gemaakt. Er is gewoon veel minder geld
over. Wij willen verantwoordelijk omgaan met het geld dat er nog is, met
het belastinggeld dat mensen betalen. Je moet daarin gewoon scherpe
keuzes maken. Graag had ik ook meer geld in de schatkist gehad. Dan
hadden we meer geld gehad om uit te geven, maar dat is er nou eenmaal
niet. Dan moet je scherpe keuzes maken. Ik denk dat de keuzes die wij
hierin hebben gemaakt prima te verdedigen zijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar de BBB verdedigt die keuzes helemaal niet. Die noemt alles wat erin
zit slecht. En hoezo is het geld op? Dit kabinet geeft cadeautjes aan de
rijkste 1% en geeft cadeautjes aan buitenlandse aandeelhouders. Als die
grammofoonplaat zo hapert, is het misschien tijd om die om te draaien.
Misschien is het tijd om die om te draaien, hier rond te kijken en te
zien dat er bij de Kamer en de oppositie heel veel bereidheid is om te
praten over hoe we wel tot een onderwijsbegroting kunnen komen die werkt
voor heel Nederland en de regio. Waarom vereenzelvigen alle Kamerleden
uit de coalitie zich met een begroting terwijl ze zelf die begroting
kunnen veranderen? Waarom zegt u niet: "Wacht eens even, ik ga geen
dramatische bezuinigingen voor regio's doorvoeren in het onderwijs. Ik
ga niet de kansengelijkheid nog verder aantasten"? Waar is de
ruggengraat van de BBB om nu op te komen voor juist ook het goede
onderwijs, mbo, hbo, universiteit, in de regio's?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Zoals ik al een paar keer heb aangegeven en ik ook in mijn bijdrage heb
gezegd, hebben wij die zorgen ook. Daarom vraag ik de minister en de
staatssecretaris of zij deze zorgen ook zien, hoe zij dit meenemen in
hun begroting, waar ze aankomende donderdag over gaan spreken, en of er
mogelijkheden zijn om daar met maatwerk naar te kijken.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Toen de heer Paternotte net aan mevrouw Van Zanten vroeg om een mooi
voorbeeld te noemen, noemde zij de mbo's in de regio. Ik zou denken dat
het Regionaal investeringsfonds mbo met BBB als coalitiepartij in deze
begroting heel erg overeind zou blijven. Anders zou ik verwachten dat
mevrouw Van Zanten met ons ten strijde zou trekken tegen een bezuiniging
van 140 miljoen op het Regionaal investeringsfonds voor die mbo's. Is
die bezuiniging van 140 op het Regionaal investeringsfonds dan waar
mevrouw Van Zanten zo blij mee is?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Nogmaals, natuurlijk zijn wij niet blij met de bezuinigingen. Het is
nooit leuk om te moeten bezuinigen. Wat dat betreft snap ik goed waar
mevrouw Tseggai vandaan komt. Nogmaals, er zijn keuzes gemaakt. Daar
staan we achter. Daarmee gaan we het gewoon doen. Ik weet niet zo goed
wat ik daar meer van kan maken. We hadden het geld ook ergens anders
vandaan kunnen halen. Zeker. Dat is absoluut waar. Ik zou daar eventueel
best nog weleens naar willen kijken, maar ik wacht eerst af wat de
minister zegt.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Nu zegt mevrouw Van Zanten: het is een scherpe keuze die we hebben
gemaakt. Maar net zegt ze nog tegen de heer Paternotte: ik ben in ieder
geval blij met wat we voor de mbo's in de regio hebben kunnen doen. Wat
heeft mevrouw Van Zanten dan in deze begroting gedaan waar ze zo
ontzettend blij mee is voor dat mbo?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
"Ontzettend blij" waren niet mijn woorden, maar die van de heer
Paternotte. Natuurlijk moet je dan een antwoord geven. De heer
Paternotte vroeg aan mij waar ik dan ontzettend blij mee was. Dat is
best lastig. Bezuinigingen zijn natuurlijk nooit leuk. Je kunt nooit
heel blij worden van bezuinigingen, zeker niet als het gaat om het
onderwijs. Zoals ik al zei, ging het van 20 miljard naar 57 miljard in
22 jaar, terwijl je ziet dat de kwaliteit van het onderwijs gewoon heel
erg achteruit is gegaan. Dan denk ik dat het niet per se alleen aan het
geld ligt, maar ook aan hoe je het uitgeeft. Het is gewoon lastig. Als
we al het geld van de wereld hadden gehad en het vrijelijk konden laten
vloeien, hadden wij natuurlijk ook veel meer geld in het onderwijs
gestoken. Maar ja, er moeten gewoon keuzes worden gemaakt. Ik denk dat
we met dit voorstel oog hebben voor de verschillende facetten en de
andere dingen die heel erg belangrijk zijn voor dit land, zoals
veiligheid.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, een punt van orde. Mag dat even?
De voorzitter:
Neeneeneeneenee.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ja, sorry, maar dit ...
De voorzitter:
Dan moet het een punt van orde zijn. Als het een nieuwe interruptie is
...
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ja, dit is een punt van orde. Het was geen antwoord op mijn vraag. Ik
heb gewoon een vraag gesteld. Wat is het ene voorbeeld waar mevrouw Van
Zanten trots op is voor het mbo?
De voorzitter:
Nee. Sorry. Er zijn vier mensen geweest die vergelijkbare vragen
stelden.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dit was geen antwoord.
De voorzitter:
Dat is uw conclusie, maar dat is geen punt van orde. Meneer Paternotte,
u bent ook door uw interrupties heen.
De heer Paternotte (D66):
Dat weet ik, voorzitter, maar er werd net gezegd dat ik had gezegd dat
mevrouw Van Zanten ergens blij van werd. Dat is niet zo. Ik vroeg alleen
maar naar een voorbeeld over wat dan goed is voor de regio. Het antwoord
was dus: de bezuinigingen op het mbo. Dank.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dat is de conclusie van de heer Paternotte. Natuurlijk zijn
bezuinigingen niet leuk. Dat is denk ik wat ik heb geprobeerd te zeggen.
Het is heel lastig. Dat vind ik ook. Maar als je je geld uitgeeft aan
efficiënte dingen waarmee je het onderwijs beter kan maken en de focus
legt op de basisvaardigheden in het primair en voortgezet onderwijs,
denk ik dat dat doorwerkt in de keten. Je ziet nu ook dat bijvoorbeeld
de basisvaardigheden in het mbo heel erg slecht zijn en dat ze vaak het
eerste jaar nodig hebben om aan die basisvaardigheden te werken. Als dat
weer op orde komt, komt dat hopelijk goed in de hele keten.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. We gaan luisteren naar de heer Ergin. Hij spreekt
namens de fractie van DENK. Gaat uw gang.
De heer Ergin (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil via deze weg de heer Uppelschoten
feliciteren met zijn maidenspeech.
Voorzitter. Na de installatie van de Tweede Kamer in de nieuwe
samenstelling, dus ongeveer een jaar geleden, was de begroting van OCW
nog niet behandeld. Dat debat was dus een van mijn eerste debatten als
woordvoerder Onderwijs. Dat debat was echt een van de meest inhoudelijke
debatten die ik in het afgelopen jaar heb gevoerd. Het ging om
kansengelijkheid in het onderwijs, het opkrikken van leerprestaties, het
verbeteren van schoolgebouwen waardoor kinderen gewoon goed onderwijs
krijgen, de doorstroomtoetsen, meer regie voor ouders bij een second
opinion en onderadvisering. Het ging om onze toekomst. Er waren
meningsverschillen in dit huis, maar die draaiden met name om de vraag
hoe en niet om de vraag wat.
Voorzitter. Het kan verkeren in Den Haag. Maar zo'n omslag in het
onderwijs als waar het vandaag over gaat, overkomt je niet vaak. Van
grote investeringen in het onderwijs gaan we ineens naar een debat over
de grootste kaalslag van de eeuw. Deze begroting is gewoon een ramp.
Deze begroting sloopt alles wat er in de afgelopen jaren is opgebouwd.
Met deze begroting in handen kan je bijna geen redelijk debat meer
voeren over waar het naartoe gaat met het onderwijs in Nederland. Het
lijkt alsof er een bijl is gepakt en er keihard wordt ingehakt op het
onderwijsveld. Van de basisscholen tot aan de universiteiten: alles en
iedereen wordt hard getroffen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb twee vragen aan mijn collega van DENK. Eén. Is de heer Ergin het
met de VVD eens dat wij in 2021 nog 9,1 miljard euro uitgaven aan hbo en
wo?
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij zitten we niet in een quiz. Dus als dat klopt, als dat er
staat, dan is dat zo.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik wil daar graag aan toevoegen dat er in 2029 10,4 miljard over blijft.
Dat is een plus. Dus ik ben een beetje op zoek naar de kaalslag.
De heer Ergin (DENK):
De kaalslag hebben we ontvangen, onder andere met de nota van wijziging,
waarin een hele waslijst aan bezuinigingen is opgenomen. Daar hebben we
het de hele avond al over. Als het gaat om kaalslag, maak ik me enorme
zorgen om de 10% korting die nu op de onderwijsachterstandsmiddelen
worden ingeboekt als deze begroting doorgaat, wat overigens natuurlijk
nog maar de vraag is. Ik kan zo de hele tijd voorbeelden noemen,
bijvoorbeeld over de brede schoolklassen en de schoolomgeving, maar
volgens mij kan ik samen met mevrouw Martens-America vaststellen dat er
echt wel sprake is van een kaalslag. Ik vind het prima als mevrouw
Martens-America aangeeft: wij van de VVD juichen daarvoor.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik juich helemaal niet. Dat heeft de heer Ergin mij ook niet één keer
zien doen vanavond, want volgens mij behandelen wij hier een hele
belangrijke begroting. Maar ik vind het wel belangrijk om het hier te
blijven hebben over de cijfers. Het is namelijk zo dat we straks nog
steeds meer geld uitgeven aan onderwijs, bijna een miljard meer, dan in
2021. De heer Ergin is van mening dat we het geld niet aan de juiste
zaken uitgeven; dat is volgens mij een heel legitiem onderwerp om hier
met z'n allen over van mening te verschillen. Maar het is een miljard
meer, dus laten we het niet hebben over een kaalslag.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb gisteren ook nog een debat gevoerd met een andere woordvoerder
van de VVD. Ik weet dat je kunt spelen met statistieken. Je kunt naar
2021 kijken. Je kunt zeggen: ja, vandaag ligt er een amendement voor
waardoor de kaalslag wordt teruggedraaid. Maar waar het hier om gaat, is
dat er in deze begroting besluiten, beslissingen, worden voorgesteld aan
de Kamer die de samenleving echt diep raken. Dat is niet alleen iets van
huisvesting. Het is veel breder dan dat. Ik constateer dat dat een
kaalslag is. Samen met mij trekken heel veel andere instellingen,
scholen, besturen en banken die conclusie ook. Daarom kom ik tot de
conclusie dat er sprake is van de grootste kaalslag van de eeuw.
Voorzitter. Deze ordinaire bezuinigingen moeten linea recta van tafel.
Daar was ik gebleven. Deze plannen horen namelijk niet thuis in een
ijskast van de regering, maar in de shredder, en niet in de vorm van
pijnverlichting zoals in het amendement van D66, CDA en JA21 staat, maar
volledig. Daarom is DENK vandaag ook mede-indiener van het amendement om
dit te regelen. Vandaag kunnen we voorkomen dat we met een sloopkogel
door het onderwijs gaan, dat de regering met een sloopkogel door het
onderwijs kan razen. Als we dat vandaag niet kunnen regelen, ben ik
genoodzaakt om mijn fractie te adviseren tegen deze begroting te
stemmen.
Voorzitter. Dan wil ik het heel snel hebben over de langstudeerboete.
Studenten die vertraging oplopen door economische of persoonlijke
omstandigheden worden zwaar gestraft met een extra financiële last.
Vooral studenten uit kwetsbare groepen worden hierdoor enorm geraakt.
Volgens een onderzoek van EenVandaag overweegt 25% van de studenten
zonder financiële ondersteuning om hun studie te beëindigen vanwege de
mogelijke herinvoering van de langstudeerboete. Wij van DENK vinden dat
het kabinet moet stoppen met het afstraffen van studenten. Investeer in
het onderwijs en niet in boetes.
Voorzitter. We moeten het helaas ook blijven hebben over
stageproblematiek. Voor heel veel studenten is het moeilijk om überhaupt
aan een stageplek te komen. Maar dan hebben we ook nog eens te maken met
een grote groep die er geen cent voor terugkrijgt. Het creëert
ongelijkheid, het dwingt studenten uit mindervermogende gezinnen om
onredelijke financiële offers te brengen. We hebben het in dit huis in
verschillende debatten, in verschillende commissiedebatten en zelfs bij
de begrotingsbehandeling van vorig jaar hier heel vaak over gehad.
Kunnen we dit nu eindelijk een keertje regelen, zou ik aan de minister
willen vragen.
Voorzitter. Dan nog een aantal punten over het funderend onderwijs. We
hebben te maken met een onderbelicht probleem. Dat zagen we in een
onderzoek van SCALIQ, als ik het goed citeer, over hoogbegaafdheid.
Daaruit blijkt dat er nog groepen kinderen zijn die in onvoldoende mate
in aanmerking komen voor de programma's die over hoogbegaafdheid gaan,
met name meisjes, maar ook kinderen met een migratieachtergrond. Dat is
een gemiste kans. Dat is een gemiste kans voor de kinderen, dat is een
gemiste kans voor de samenleving en dat is een gemiste kans om zo veel
mogelijk talenten in dit land te benutten. Eigenlijk ben ik benieuwd wat
de staatssecretaris daarmee van plan is. Ik heb volgens mij nog geen
reactie gezien, maar dat kan aan mij liggen. Ik ben enorm benieuwd of de
staatssecretaris ook aan de slag wil gaan met het beter benaderen en
bereiken van groepen die op dit moment geen onderdeel uitmaken van de
aanpak van hoogbegaafdheid.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Weer horen we grote woorden over mbo-stagediscriminatie, toegang tot
werk et cetera. Ik pak opnieuw even het Rekenkamerrapport erbij, want
volgens mij is het belangrijk dat we in dit huis blijven praten over
feiten en cijfers en betrouwbare instituten. Als ik dat onderzoek lees,
staat er: "De besturen van mbo-instellingen die wij in ons onderzoek
hebben betrokken, hebben tegenover ons aangegeven dat zij niet weten wat
de ontwikkelingen zijn in de kansengelijkheid van de studenten. Evenmin
weten zij of de maatregelen en de inzet van geld daar een positieve
invloed op hebben gehad. Zij hebben daar geen gegevens over. Zowel de
minister als OCW als de mbo-besturen kunnen ons op dit moment niet
aangeven of dit wel of niet heeft gewerkt." Betekent dit dat de heer
Ergin gewoon vindt dat we die 1,4 miljard extra moeten blijven uitgeven,
zonder dat we weten waar we het aan uitgeven?
De heer Ergin (DENK):
Mevrouw Martens-America heeft het specifiek over stageproblematiek.
Volgens mij staat er ergens verder in het rapport waar zij uit citeert
dat als het gaat om de aanpak van stageproblematiek en
stagediscriminatie, er onder de schoolbesturen een discussie was over
wat er nou wel onder discriminatie valt en wat niet. Als de vraag is of
ik dat de juiste discussie vind, ben ik het er zeker mee eens dat dit
niet de juiste discussie is. Zeg ik dat alle onderwijsmiddelen effectief
worden ingezet? Volgens mij heb ik vandaag nog een debat gehad met een
andere zeer waardevolle collega over dat dit niet het geval is en dat we
moeten kijken naar de hoe-vroeg, naar hoe we dat kunnen verbeteren.
Daarbij vindt mevrouw Martens-America mij aan haar zijde, maar niet als
het gaat om de conclusie dat we — als ik het goed heb gehoord — geld
moeten weghalen omdat dit niet goed besteed zou worden. Als ik het goed
heb begrepen. Maar dat kan aan mij liggen, hè.
De voorzitter:
Geen interruptie? Jawel? Oké.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Je ziet het vandaag weer gebeuren. Ik ben tégen stagediscriminatie; dat
is een feit. Maar als uit onderzoeken blijkt dat de middelen die we
daarvoor inzetten niet toereikend of niet efficiënt zijn, moeten we het
misschien over hele andere zaken in het onderwijs hebben als we
stagediscriminatie willen aanpakken. De automatische reflex in dit huis
dat we minder geld aan iets uitgeven omdat er ook onderzoeken onder
liggen waaruit blijkt dat het niet werkt of niet effectief is, betekent
natuurlijk niet, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Ergin, dat de
VVD het niet erg vindt dat er stagediscriminatie is. De heer Ergin zegt
ook: ik ben het niet eens met het antwoord dat we dan dus minder geld
nodig hebben. Maar dat staat letterlijk in het rapport. Laten we dus
zuiver het debat voeren over de inhoud: wat is het probleem en wat zijn
de oplossingen? Als blijkt dat geld niet per definitie de oplossing is,
moet de conclusie hier niet zijn dat je het dan prima vindt dat er
stagediscriminatie plaatsvindt. We moeten het geld zuiver aangeven en
rapporten blijven volgen.
De heer Ergin (DENK):
De beschuldiging dat de VVD stagemarktdiscriminatie niet belangrijk zou
vinden, zou ik nooit uiten in dit huis. Ik ken mevrouw Martens-America
en ik ken het verkiezingsprogramma van de VVD. We zijn het op heel veel
punten oneens met elkaar, maar op dit punt niet, denk ik. Wat ik in mijn
bijdrage probeerde aan te geven, is dat er twee dingen spelen als we het
hebben over stageproblematiek. Aan de ene kant is er sprake van
stagemarktdiscriminatie. In heel veel andere onderzoeken is vastgesteld
dat dat een reëel probleem is. Aan de andere kant wilde ik het vandaag
juist hebben over de stagevergoeding. Ik wil dus best wel een discussie
voeren over de vraag of de middelen effectief worden ingezet. Ik wil er
ook best wel in meegaan dat dat op sommige fronten niet het geval is.
Sterker nog, ik heb dat in het onderwijs zelf gezien. Ik kom zelf niet
uit het onderwijs, maar ik heb heel lang aanverwant aan het onderwijs
gewerkt. Die discussie wil ik dus zeker voeren. Maar eigenlijk zou ik
tijdens dit begrotingsdebat vandaag ook wel een stap willen zetten
richting het wettelijk regelen van een stagevergoeding. Misschien moeten
we daar samen nog het debat over voeren.
Voorzitter. Ik kwam volgens mij aan bij het punt over hoogbegaafdheid.
Mijn vraag aan de staatssecretaris is: kunnen we hier vandaag ook
stappen in zetten? Kunnen we ervoor zorgen dat we talenten niet mislopen
omdat er onvoldoende aandacht voor hen is?
Voorzitter. Dan mijn volgende punt, over het vormingsonderwijs. We
hebben in dit land heel vaak discussie over segregatie. Ik ben heel lang
wethouder geweest in een van de meest gesegregeerde gemeenten in
Nederland als het gaat om onderwijs, Schiedam. Dat was ik twee jaar — ik
zeg "heel lang", maar het was twee jaar. Juist zaken als
vormingsonderwijs waren enorm belangrijk om de verschillende
denominaties aan elkaar te verbinden. Ik lees in deze begroting dat ook
daarop wordt bezuinigd. Volgens mij is dat niet goed voor de segregatie
in dit land, waar we juist werk van willen maken. We willen juist
groepen bij elkaar brengen. De staatssecretaris kwam in de nota van
wijziging tot de conclusie dat het weinig effectief was. Ik zou daar
graag wat nadere toelichting op willen, want ik heb dat eigenlijk niet
vast kunnen stellen en ik heb het dienstencentrum dat ook niet horen
bevestigen. Ik ben dus enorm benieuwd naar een toelichting daarop.
Voorzitter. Dan mijn een-na-laatste punt, over het wetsvoorstel Toezicht
informeel onderwijs. Daar hebben we het vandaag al heel vaak over gehad.
We weten dat het wetsvoorstel op dit moment in consultatie is. We weten
waar de wet vandaan komt en op welke groep dit wetsvoorstel is gericht.
We weten inmiddels ook dat het wetsvoorstel enorm wringt met een groot
aantal grondrechten, zoals de vrijheid van vereniging, de vrijheid van
godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Met dit wetsvoorstel zijn
zeven à acht grondrechten in het geding. In het wetsvoorstel zien we
zelfs een artikel waarin wordt geregeld dat de onderwijsinspectie mag
registreren wat de politieke opvattingen van de persoon in kwestie
zouden zijn. Dat moeten we niet willen in dit land. Dat moeten we niet
willen. Daarom vraag ik het volgende aan de staatssecretaris. We hebben
inmiddels te maken met een internetconsultatie waar meer dan 1.500
mensen op hebben gereageerd. We hebben te maken met een wet waarover de
hele samenleving in rep en roer is. We hebben te maken met een
wetsvoorstel waarvan de onderwijsinspectie in een vandaag geopenbaard
rapport gehakt heeft gemaakt. Ik ga de woorden die vandaag zijn gevallen
niet herhalen, maar eigenlijk wil ik aan de staatssecretaris vragen
waarom ze nog in volle vaart op een muur af rijdt. We weten namelijk dat
dit wetsvoorstel niet goed is voor het land en niet goed is voor al die
vrijwilligers die zich dagdagelijks inzetten voor de kinderen.
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over de imamopleiding. In de nota van
wijziging zien we een besparing van naar ik dacht €400.000. Ik dacht
altijd dat dit een SZW-onderwerp was, dus ik had het voorbereid voor
morgen, maar aangezien het in de begroting van OCW staat, wil ik het
daar nu over hebben. We hebben hier in dit huis heel vaak de discussie
over buitenlandse inmenging. Iedereen heeft daar zijn eigen definitie
voor. Iedereen is op zijn eigen manier gevoelig, of juist niet, voor
bepaalde landen. Laten we die discussie even laten voor wat het
is.
Laten we wel vooropstellen dat het heel belangrijk is dat we in
Nederland te maken hebben met een grote, dynamische islamitische
gemeenschap. Als het aan DENK ligt, leidt die gemeenschap in de toekomst
ook de imams in Nederland op. Volgens mij zijn we allemaal voorstander
van imams van Nederlandse bodem. Op dat punt, zeg ik voordat u weer naar
de interruptiemicrofoon loopt, mevrouw Martens-America: er staat echt
een bezuiniging op het gebied van imamopleidingen in de begroting. Ik
maak me daar zorgen om, omdat ik gewoon wil dat er een Nederlandstalige,
vanuit Nederland ingerichte imamopleiding komt. Ik ben benieuwd waarom
het kabinet daarvoor heeft gekozen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. We gaan nu luisteren naar de heer Dekker. Hij spreekt
namens de fractie van Forum voor Democratie. Gaat uw gang.
De heer Dekker (FVD):
Voorzitter. Het ministerie van OCW beslaat een enorm aandachtsgebied en
omvat voor 2025 een totaalbedrag van bijna 58 miljard euro. Het
overgrote deel daarvan wordt besteed aan onderwijs en dan vooral aan
basisonderwijs. Op zichzelf lijkt dat een goeie zaak. Het opleiden van
onze kinderen, en dan vooral het bijbrengen van noodzakelijke
basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen, is van het grootste
belang. De problemen die in het veld spelen, zoals de gestage afnemende
geletterdheid van schoolverlatende kinderen en het nijpende tekort aan
leraren, krijgen in de begrotingsstukken terecht veel aandacht.
Ik wil hierbij opmerken dat de basisschoolleerlingenpopulatie qua
achtergrond de laatste jaren, en zeker de laatste decennia, belangrijk
gewijzigd is. Dit feit wordt vaak onbenoemd gelaten wanneer we het over
groeiende ongeletterdheid of functioneel analfabetisme van
schoolverlaters hebben. Op basis van de CBS-cijfers uit 2023 constateer
ik dat landelijk circa 30% van de basisschoolleerlingen een
immigratieachtergrond heeft. Wanneer we ook de derde en vierde generatie
meerekenen, komen we schattenderwijs landelijk in totaal in de
ordegrootte van 50% van de basisschoolleerlingen met een
migratieachtergrond uit. Dat is circa vier keer zoveel als 30 jaar
geleden.
In deze groep is de taal die thuis gesproken wordt, vaak niet
Nederlands. Daardoor komt een belangrijk deel van deze kinderen met een
Nederlandse taalachterstand op school. Op een basisschool bestaat de
logische neiging om leerlingen met een achterstand meer aandacht te
geven, maar dat gaat al gauw ten koste van de aandacht voor de vlottere
leerlingen. Wij pleiten ervoor om deze problematiek nadrukkelijk te
onderkennen. Weliswaar lezen we in de begroting voor 2025 over allerlei
verbeteringsinitiatieven, zoals investeringen in voorschoolse educatie,
maar ook hier is de aandacht in de eerste plaats gericht op leerlingen
met een achterstand. Hoe draagt de staatssecretaris er zorg voor dat de
vlottere leerlingen de aandacht krijgen die ze verdienen en niet onder
de taalachterstand van hun klasgenoten te lijden hebben? Graag een
reflectie hierop van de staatssecretaris.
Voorzitter. Maar ik wil me in dit debat concentreren op een ander
onderwerp, op een in financiële termen relatief klein onderdeel van deze
begroting, maar wel een onderdeel dat snel aan maatschappelijk belang
wint. Dat is de wetenschap, de "W" uit de OCW-afkorting. Aan
wetenschappelijk onderwijs op de universiteiten geven we op jaarbasis
7,1 miljard euro uit. Voor onderzoeks- en wetenschapsbeleid is dat nog
eens ongeveer 1,7 miljard. Dat is natuurlijk veel geld, maar in de
context van de bedragen die hier aan de orde zijn, komt het op mij soms
bescheiden over.
Voorzitter. Er wordt deze dagen namelijk meer dan ooit een beroep gedaan
op de wetenschap. Dat is als bron van onbetwistbare, objectieve
waarheid. We zien bijvoorbeeld factchecking van allerlei beweringen op
social media, of de desinformatie- en misinformatiebestrijdingscampagnes
van overheden. Wat geen des- of misinformatie is, moet vaak de
wetenschap uitmaken. Het is ook als rechtvaardiging van overheidsbeleid.
Dat is soms ingrijpend beleid. De wetenschap wordt opgevoerd als bron
van vaststaande en bewezen feiten. Het publiekelijk in twijfel trekken
daarvan is eigenlijk not done. Dat maakt je een wetenschapsontkenner,
een complotdenker, een vreemde snuiter.
Tegenwoordig is zo'n 15% van de volwassenen wetenschappelijk opgeleid,
met een afgeronde masteropleiding of zelfs een wetenschappelijke
promotie. Wanneer we de definitie van "wetenschappelijk" iets oprekken
met hbo en bachelor, komen we zelfs op 20%, 25% of 30% uit. De magie van
de wetenschap als domein van bollebozen uit de betere kringen is met
deze geslaagde volksverheffing geheel verdwenen, zou je zeggen. Aan de
ene kant wordt aan de wetenschap een steeds belangrijkere rol toegedicht
en worden wetenschappers in toenemende mate opgevoerd als bepalende
deskundigen, soms zelfs als beslissende arbiters, bij maatschappelijk
gewichtige kwesties. Aan de andere kant is een wetenschappelijke
opleiding of titel niets bijzonders meer en boezemt deze veel minder
ontzag in dan in vroeger tijden gebruikelijk was. Misschien is de
verhoogde verwijzing naar de wetenschap als beslissende bron van
waarheid in combinatie met het afgenomen gezag ervoor wel een reden voor
de toegenomen argwaan en polarisatie in ons land.
De wetenschappelijke methode is er in de praktijk op gericht om de
dominante theorie, het heersende paradigma met hand en tand te
verdedigen. De peerreview, het aan een vakgenoot voorleggen van een
concept-wetenschappelijk artikel alvorens tot publicatie over te gaan,
wordt gezien als de ultieme kwaliteitsgarantie, maar versterkt in zekere
zin juist dat verdedigingsproces. Geen van de wetenschappelijke
doorbraken uit het verleden zou succesvol door een peerreviewproces
gekomen zijn. Denk aan Galileo Galilei, Charles Darwin, Albert Einstein
enzovoorts. Deze behoudende neigingen in de wetenschappelijke praktijk
zijn al jaren bekend. Mijn indruk is dat ze sterker worden en dat de
ideologische druk verder toeneemt.
Er zijn nog steeds wetenschappers die een eigen geluid durven te laten
horen op bijvoorbeeld de terreinen COVID-19 en vaccinaties,
klimaatverandering en energietransitie of stikstof en natuur, maar zij
worden in hun voortbestaan bedreigd. Het volharden in een eigen mening
die niet meeloopt met het geaccepteerde verhaal is mijns inziens een
kracht die in de wetenschap moet worden beloond, maar hij wordt juist
zwaar ontmoedigd. Cancelling en deplatforming liggen voor deze mensen op
de loer. Dan worden hun toekomstmogelijkheden afgesneden. Dat moeten we
niet laten gebeuren.
Forum voor Democratie stelt voor om juist ruimte te maken voor contraire
geluiden, voor fundamenteel andere inzichten, voor de luis in de pels,
voor de advocaat van de duivel, en om een plaats in te richten die
langdurig een academische vrijplaats is, een broedplaats waar de
ideeënstrijd volop wordt aangegaan, waar academische tegendraadsheid
wordt gewaardeerd en die niet leidt tot cancelpraktijken, waar alles
gezegd mag worden en geen verstikkende politieke correctheid heerst. Een
plaats uniek in de wereld, waar nieuwe ideeën vandaan komen, voor een
echt onafhankelijke visie, waardoor eigenzinnige talenten worden
aangetrokken. Een waarlijk alternatief. Daarom stelt Forum voor
Democratie voor een tegenspraakfonds op te richten, een nieuw fonds voor
vrijdenkers, voor wetenschappers die een ander geluid laten horen dan de
gevestigde, geaccepteerde richting. Daartoe zullen wij een amendement
indienen, voor een verheffing van Nederland in de vaart der volkeren. Ik
hoor graag de reflectie van de minister hierover.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Stoffer. Hij
voert het woord namens de SGP. Gaat uw gang.
De heer Stoffer (SGP):
Bevrijd de onderwijsdieren! Deze oproep was de titel van een rapport uit
2011 over artikel 23 van onze Grondwet. Op de voorkant van dit rapport
ziet u een striptekening van een onderwijsfiguur in een getraliede kooi.
Buiten staat een bewaker gewapend met sleutel en zweep. Het onderwijs
zit op allerlei manieren in de knel. Dat merken we dit jaar ook op
allerlei manieren.
Voorzitter. Als we spreken over de begroting, kunnen we in de eerste
plaats niet om de vrees voor het dreigende bezuinigingsjuk heen. Je
raakt er weer van onder de indruk op hoeveel manieren het onderwijs van
belang is voor de samenleving. De bezuinigingen raken op allerlei
manieren het onderwijs zelf, de samenleving en ook onze economie. De SGP
is daarom erg benieuwd welke mogelijkheden er zijn om de problemen te
beperken. Laat ik gelijk aangeven dat wij de begroting niet zonder meer
zullen steunen. Wij voelen sympathie voor onderdelen van amendementen
die zijn ingediend door collega-partijen. Daarbij moet ik zeggen dat we
ook enige zorgen hebben over de gevolgen van de dekkingen die we daarbij
zien. Maar we zullen zien waar we uiteindelijk uitkomen.
Voorzitter. Het begint ook ernstig te knellen bij artikel 23 van de
Grondwet. De SGP constateert helaas dat dit kabinet het bont maakt, niet
alleen in het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs, maar
inmiddels zelfs ver buiten het onderwijs zelf. Volgend jaar is het 160
jaar geleden dat de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging werd
opgericht. De boodschap die sindsdien op al die zondagsscholen aan
kinderen is meegegeven, is eenvoudig en heilzaam voor iedereen: God
liefhebben boven alles en je naasten als jezelf. Er is daarom ook nog
nooit een klacht geweest over haat, geweld of discriminatie. De behoefte
om toezicht te houden is dan toch ook volstrekt uit de lucht gegrepen?
Toch heeft het kabinet die merkwaardige behoefte. En die stopt niet bij
zondagsscholen. De inspectie beschrijft helder hoever de overheid zich
met het wetsvoorstel mengt in de vrije samenleving: activiteiten van de
scouting, trainingen van milieuorganisaties, bijeenkomsten van
sportclubs, politieke jongerenbijeenkomsten en ga zo maar door. Dit
wetsvoorstel is eigenlijk een ondertoezichtstelling van al onze
minderjarigen. Een regeling voor toezicht op de vrije samenleving roept
niet alleen veel juridische bezwaren op, maar ook veel verontwaardiging
bij gewone burgers. Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat burgers
zich onheus in de verdachtenbank gedrukt voelen? Waarom koos zij in de
consultatie nog steeds niet voor een specifieke aanpak van problemen op
basis van signalen van veiligheidsdiensten? De inspectie noemt het
voorstel onuitvoerbaar en voor haar positie rechtsstatelijk kwetsbaar.
Moet dat voor de staatssecretaris niet al voldoende zijn om meteen van
deze rechtsstatelijke dwaalweg terug te keren?
Voorzitter. Ook als het gaat om het godsdienstonderwijs op openbare
scholen rammelt de onderbouwing. Het gaat hier om een grondwettelijk
recht van ouders, naast de eigen verantwoordelijkheid van de openbare
school. Beseft het kabinet dat hier meer aan de orde is dan alleen een
subsidie?
Voorzitter. Als het gaat om bevrijding van onderwijsmensen, wil ik hier
ook een warm pleidooi houden voor vakmanschap. De SGP vindt het
zorgelijk dat leraren steeds meer gekooid worden door meningen van
mensen buiten het onderwijs, waaronder de politiek. Laat de volgende
vreemde ontwikkelingen eens op u inwerken. In de afgelopen vijftien jaar
werkten steeds meer mensen in het onderwijs, maar steeg het
lerarentekort, groeide het geld, daalde het aantal leerlingen en
behaalden zij slechtere resultaten. De schil van mensen die werken in
het onderwijs maar geen lesgeven, groeit. Ze weten precies te vertellen
hoe onderwijs moet werken, zelfs bewezen effectief, maar geven nooit
les. We zouden een hoogleraar chirurgie toch niet serieus nemen als hij
zelf niet weet wat snijden is? In het onderwijs vinden we dit soort
situaties heel normaal. Het is geen uitzondering dat mensen
leidinggeven, inspecteur zijn of zelfs leraren opleiden zonder zelf voor
de klas te staan. Als we vakmanschap echt terug willen, kunnen we hier
niet in berusten. Mijn concrete vraag is dan ook of de minister met de
sector wil verkennen of er als richtlijn een minimumlesnorm kan komen,
te beginnen voor leidinggevenden, inspecteurs en lerarenopleiders.
Voorzitter. Scholen raakten door de jaren heen steeds meer verstrikt in
een web aan regelgeving. De SGP vindt dat de Kamer daar de komende tijd
veel kritischer naar moet kijken, bijvoorbeeld bij wetsvoorstellen. We
blijven regels stapelen, maar schrappen bijna nooit. Ik noem in het
kader van de begroting ook de subsidieregels. Denk bijvoorbeeld aan de
subsidies van de Gezonde School voor lesmethoden over seksualiteit en
relaties. Daarbij geldt niet alleen de verplichting om een erkende
lesmethode te kiezen, maar moet er ook een coördinator worden aangesteld
en verplicht scholing worden gevolgd via de GGD. Waarom geven we niet de
vrijheid aan scholen om in directe afstemming met aanbieders van erkende
methoden hun onderwijs uit te werken? Dit kan veel eenvoudiger. De SGP
legt ook alvast de vinger bij de plannen voor de kleinescholentoeslag.
Gaat het kabinet eerst uitvoerig onderzoeken en beschrijven wat de
gevolgen voor alle regio's en richtingen zijn, voordat er wijzigingen
komen?
Voorzitter, tot slot. De SGP wil twee specifieke punten maken over het
hoger onderwijs. Allereerst spreek ik mijn zorgen uit over de
talenstudies Duits en Frans. Verschillende opleidingen gaan omvallen,
zonder dat we zicht hebben op wat we minimaal in Nederland willen
behouden. Daarom heb ik een amendement ingediend om vanuit de sector een
actieplan op te stellen voor het behoud en de versterking van deze
studies. Wat betreft de pabo zullen we nog een inhoudelijk debat gaan
voeren over de splitsing in het jonge en oude kind. De SGP hoort graag
nu al van de minister of een experiment een nuttig middel kan zijn bij
dit onderwerp. Dan kunnen we de praktijkervaring opdoen, zonder meteen
een kwellend systeem op te tuigen.
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Ceder. Hij voert
het woord namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit regeerakkoord bevat — hoe zal ik het zeggen? — een
aantal bijzondere plannen. Een daarvan is dat leraren aan de slag moeten
met methodes die politiek neutraal zijn, met neutrale doelen. Neutraal
onderwijs, alsof dat bestaat. Alsof we niet allemaal vanuit
verschillende wereldbeelden — vanuit het liberalisme, het christelijk
denken, het islamitisch denken, de socialistische blik — ons leven zin
proberen te geven en onze kinderen daarbinnen waarden proberen mee te
geven als het om pedagogische vorming gaat. Neutraal, alsof een mens
zijn of haar wereldbeeld even kan uittrekken zodra hij of zij een
klaslokaal binnenstapt, terwijl een op dat moment door een meerderheid
gedomineerd politiek wereldbeeld wel vrij spel krijgt in het onderwijs,
onder het mom van neutraliteit.
Neutraal? Niemand is neutraal. Daarom is het onderwijs bij uitstek het
domein waar er met open vizier pedagogische vrijheid moet zijn om
kinderen te onderwijzen en te vormen tot volwaardige, vrije burgers. Het
is dan ook geen toeval, denk ik, dat de scholen waarop dat gebeurt, de
scholen die de pedagogische vrijheid nemen om zich op
levensbeschouwelijke wijze te organiseren, in Nederland de best
presterende scholen zijn. De vrijheid van onderwijs is een fundamenteel
grondrecht, met vrijheid voor ouders om een school te kiezen of zelfs op
te richten die bij hun wereldbeeld past en met leraren die vanuit hun
eigen professionaliteit en perspectief vormgeven aan goed onderwijs en
vakmanschap.
Mijn oproep aan het kabinet is daarom ook: hou artikel 23 van de
Grondwet hoog. Hoewel de borging van dit artikel in het regeerakkoord
staat, maak ik mij wel grote zorgen, want wat zijn "neutrale doelen"
dan? Dat is mijn specifieke vraag aan de minister. Is artikel 23 wel
veilig bij dit kabinet? Want als ik de plannen voor toezicht op
onderwijs en de forse kritiek daarop vanuit zowel de samenleving als de
onderwijsinspectie zie, ben ik daar niet gerust op. Het optuigen van een
onbegrensd staatstoezicht, van de zondagsschool tot de Talmoedlessen tot
de scouting- en voetbalclubs: voor welk probleem is dit een oplossing?
Het is inmiddels duidelijk dat de inspectie de uitvoeringsrol die haar
is toebedeeld, niet ziet zitten en dat die de taak van de inspectie in
het reguliere onderwijs zelfs onder druk zet. Wat is de reactie van de
staatssecretaris hierop?
Voorzitter. Tevens wordt er bezuinigd op godsdienstonderwijs en
levensbeschouwelijk onderwijs, terwijl in de wet is verankerd dat
leerlingen in het openbaar onderwijs in de gelegenheid moeten worden
gesteld om vormingsonderwijs, humanistisch, protestants, joods of wat
dan ook, te ontvangen. Op welke manier kunnen openbare scholen volgens
de staatssecretaris nog aan hun wettelijke plicht voldoen als deze
bekostiging wordt geschrapt? Komt hiermee bovendien niet de
garantiefunctie van het openbaar onderwijs in het geding?
Levensbeschouwelijk en godsdienstig onderwijs wordt al meer dan een eeuw
op openbare scholen gegeven. Gaat dat sneuvelen onder het
kabinet-Schoof? Is dat de nalatenschap van deze minister en
staatssecretaris?
Voorzitter. Er is in het debat al veel langsgekomen en het is duidelijk:
de ChristenUnie wil een aantal wijzigingen. Samen met D66, CDA en JA21
hebben wij een amendement ingediend met voorstellen over de
langstudeerboete, het tegengaan van bezuinigingen op hoger onderwijs en
juist de godsdienstvrijheid. Mijn vraag aan de minister is: wanneer gaan
we zaken doen? Zo is het schrappen van subsidies voor de
maatschappelijke diensttijd bijzonder jammer, omdat we juist in deze
tijd zien dat de samenleving snakt naar maatschappelijke samenhang en
initiatieven die die samenhang bevorderen. Het is dan ook een
wereldvreemde keuze om die af te schaffen zonder alternatief. Hoe denkt
de minister de continuïteit te borgen?
Voorzitter. Tot slot een paar vragen. Ook het Regionaal
investeringsfonds wordt wegbezuinigd. Zijn er alternatieve oplossingen
te overwegen om dit mooie fonds voort te zetten?
Ik dank de minister voor de opmerkingen over de praktijkgerichte havo.
Ik zie wel een aantal scholen, zoals in Gorinchem, die echt een unieke
vorm van techniek-havo hebben, min of meer techniekonderwijs. Neemt de
staatssecretaris ook deze scholen expliciet mee in de doorontwikkeling,
zodat straks wellicht in elke provincie zulke scholen bestaan?
Kan de minister actuele cijfers delen over de instroom en het behoud van
mannen op de pabo? Dit is ook een belangrijk punt voor de ChristenUnie.
Ziet hij ruimte voor verbetering en zo ja, op welke manier?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw Koekkoek, die
spreekt namens de fractie van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met een compliment, namelijk dat het
kabinet veel geld en energie steekt in het funderend onderwijs. Dat is
een goed voornemen. Maar het is voor ons dan totaal onbegrijpelijk dat
dit herstelplan gepaard gaat met bezuinigingen op het vervolgonderwijs
van wel 1 miljard euro: wegvallende startersbeurzen, het niet inzetten
van valorisatie en minder geld naar innovatieve projecten. Kinderen
worden met dit herstelplan klaargestoomd voor een onderwijsstelsel dat
geen plek meer voor ze zal hebben. De logica ontbreekt. Waarom kiest de
minister, wil ik aan hem vragen, voor bezuinigingen die niet alleen
grote gevolgen zullen hebben voor het vestigingsklimaat en de
kansengelijkheid in het land, maar ook voor ons verdienvermogen. Hoe
draagt deze begroting bij aan economie van de toekomst? Hoe reageert de
minister op geluiden uit het bedrijfsleven en uit de techsector dat deze
plannen Nederland niet concurrerend houden maar dat onze innovatie juist
wordt gehinderd door deze plannen?
Voorzitter. Een concreet voorbeeld van deze bezuinigingen is de 215
miljoen uit het Fonds Onderzoek en Wetenschap. De kortingen op de
sectorplannen zijn namelijk teruggedraaid ten koste van de startersbeurs
voor studenten en jonge onderzoekers. Het zijn nu juist deze beurzen die
uniek onderzoek stimuleren en kansen bieden aan iedereen om een
wetenschappelijke bijdrage te leveren. Waarom wordt beleid van vorige
kabinetten op het gebied van het bevorderen van innovatie via de
onderwijssector teruggedraaid? Ziet de minister dat deze maatregel
denivellerend kan werken?
Voorzitter. Om verder afbreuk te doen aan het vertrouwen van studenten
in de overheid besloten de coalitiepartijen afgelopen zomer om plannen
voor een langstudeerboete aan te kondigen. Die boetes zijn al een keer
onsuccesvol geïmplementeerd in ons land en zouden studenten moeten
stimuleren om tijdig hun studie af te maken. Maar hierbij is geen
rekening gehouden met de vele uitzonderlijke gevallen in het
studentenleven. Er komt nu een brief met de precieze invulling van de
maatregelen, maar ik zou de minister toch op een tweetal zaken willen
wijzen. Ten eerste willen jongeren door de langstudeerboete nu al niet
meer studeren. Ze zijn te bang voor de financiële gevolgen van uitloop,
iets wat overigens ook minder internationale studenten aantrekt. Deelt
de minister het beeld dat een opgeleide bevolking positief bijdraagt aan
het bedrijfsleven en aan innovatie in Nederland? Hoe kijkt de minister
naar het feit dat deze afname in menselijk kapitaal negatief zal
uitpakken voor ons vestigingsklimaat?
Daarnaast raakt het kabinet ook een zeer kwetsbare groep met deze
maatregel, namelijk studenten met een vluchtachtergrond. Zij hebben
geldige redenen om vaak wat meer tijd nodig te hebben voor het doorlopen
van hun studie. Ze volgens immers een opleiding in een volledig nieuwe
taal en een ander onderwijssysteem en hebben daarnaast vaker te maken
met een gebrek aan financiële middelen. Het gaat hier dus om het bewust
ontmoedigen van ruim 4.100 statushouders, dus mensen die hier al mogen
verblijven, die door middel van een studie willen bijdragen aan onze
maatschappij. Hoe plaatst de minister deze maatregelen in het kader van
kansengelijkheid, wil ik hem vragen. En is de minister het ermee eens
dat het effect van deze maatregel ook is dat mensen die juist willen
meedoen, minder makkelijk kunnen meedoen in de samenleving?
Voorzitter. Het faciliteren van opleidingen voor mensen met een
vluchtachtergrond is tevens opgenomen in het Tirana Communiqué. Dat is
het resultaat van de meest recente evaluatie van de Bolognaverklaring.
Andere initiatieven zoals het stimuleren van uitwisselingsprogramma's en
het garanderen van academische autonomie zijn er ook in opgenomen. Er
wordt specifiek op gedoeld om in 2030 een inclusief, innovatief en
onderling verbonden hoger onderwijs tot stand te brengen in Europa. Hoe
kijkt de minister naar het feit dat deze begroting haaks staat op de
afspraken uit de Bolognaverklaring?
Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over digitale geletterdheid. Dat
is in deze tijden een belangrijke vaardigheid en een essentiële sleutel
tot kansengelijkheid. Maar nog niet ieder kind heeft nu toegang tot de
middelen om de digitale geletterdheid te ontwikkelen. Wij zien dat
organisaties meer aanvragen binnenkrijgen voor de schoolspullenpas dan
zij kunnen betalen van subsidies. Het gaat dan om de meest basale
voorzieningen voor kinderen, zoals rekenmachines, zodat zij volop kunnen
meedraaien met de vakken op hun scholen. Ik vraag de staatssecretaris of
zij het ermee eens is dat dit gat zo snel mogelijk gedicht moet worden
om de kansenongelijkheid in het land tegen te gaan.
Daarnaast is digitale geletterdheid momenteel niet wettelijk als
kerndoel opgenomen in het curriculum. Met de publicatie van de
conceptkerndoelen voor digitale geletterdheid zijn scholen aangespoord
om dit onderwerp op te nemen in hun curriculum, maar zij ontvangen
nauwelijks sturing bij het implementeren van deze materie en schakelen
daarom vaak hulp in van geprivatiseerde onderwijsadviesbureaus. Deze
bedrijven bieden ondersteuning aan scholen die nieuwe vakken zoals
digitale geletterdheid of andere kerndoelen willen implementeren, maar
die worden door het ministerie niet inhoudelijk getoetst aan de hand van
een kwaliteitskader. We zien daarom dat er een ondersteuningssector is
gegroeid waarin je een wildgroei aan eenmanszaken ziet sinds de
privatisering in 2006. Van de ruim 3.400 geregistreerde bedrijven zijn
er inmiddels ongeveer 3.115 zzp'ers. Deze bedrijven leveren dus
ongetoetst en ongecoördineerd advies aan scholen. Dat levert weer een
versnipperd onderwijsstelsel op. Dit heeft als gevolg dat de
onderwijsinspectie en daarmee ook de politiek geen sturing kunnen geven
en geen controle kunnen uitvoeren op onder andere de behaalde kennis en
vaardigheden van kinderen en op de kosten. Ziet de minister ook een
conflict in de wildgroei aan eenmanszaken in de
onderwijsondersteuningssector en kan de minister uitleggen welke stappen
hij neemt om de ongereguleerde groei in te perken?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer is
het woord aan de heer Eerdmans. Hij voert het woord namens de fractie
van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Jazeker. Voorzitter, dank u wel. Goedenavond. Mijn felicitaties aan de
heer Uppelschoten voor zijn mooie maidenspeech.
Meestal lees je dat het moederdepartement Binnenlandse Zaken is, het
departement der departementen, maar goedbeschouwd is dat eigenlijk het
onderwijsdepartement. Zo is het. De minister is het ermee eens. Goed
onderwijs en goed onderzoek zijn namelijk eigenlijk het begin van alles.
School vormt je als individu. Je schooltijd is ook zoveel meer dan
alleen het volgen van lessen. Het bepaalt hoe je de rest van je leven je
rol in de maatschappij gaat vervullen. Daarom is JA21 — ik zeg het maar
meteen — tegen de miljardenbezuiniging op deze begroting.
Voorzitter. Wij kunnen met heel veel aangekondigd beleid van het kabinet
leven, maar niet hiermee. De helft van onze leerlingen haalt op rekenen
en taal niet het niveau. Er is een lerarentekort. De aansluiting van mbo
en hbo op de arbeidsmarkt verloopt uiterst stroef. Op kennis en
innovatie, ons verdienmodel voor de toekomst, wordt gekort. Het is dus
dom en funest. Daarom heb ik graag samen met D66, het CDA en de
ChristenUnie het amendement-Jetten c.s. mede ingediend. Een miljard
bezuinigen op onderwijs is kortzichtig, dom en slecht voor ons land, en
moet van tafel. Wie dat allemaal van mij niet wil aannemen, lees dan
maar de Staat van het Onderwijs 2024.
De heer Soepboer (NSC):
Ik heb een interview met de heer Eerdmans gelezen, waarin hij zegt — ik
citeer de heer Eerdmans even; ik hoop dat ik dat goed doe — "ik wil best
op linkse hobby's bezuinigen, maar ik wil niet op onderwijs bezuinigen."
Nu heb ik hier een ingestuurd stuk van een Leidse hoogleraar, die zegt:
het geld dat bij ons op school komt, gaat naar communication en
marketing, corporate communication. Er zit dan een "Directie
strategische communicatie en marketing" van 88 man. Het "Leiden Teaching
and Innovation Centre" telt 44 medewerkers, onder wie velen die niet
eens zelf docenten lijken te zijn. Hun functiebenamingen lezen als:
policy coordinator, senior policy advisor, education policy advisor,
innovation manager, programme manager, community and event manager,
project lead — daar zijn er vier van ...
De voorzitter:
Het is duidelijk, hoor.
De heer Soepboer (NSC):
Team lead, daar zijn er drie van.
De heer Eerdmans (JA21):
Het is duidelijk.
De heer Soepboer (NSC):
Nou ja, de procenten bespaar ik u.
De voorzitter:
Graag.
De heer Soepboer (NSC):
De korte vraag aan de heer Eerdmans is als volgt, want ik moet ophouden
met voorlezen; dat begrijp ik. Als wat voor soort hobby kwalificeert u
dit? Nee, daar bedoel ik dus niet links of zo mee; dat bedoel ik
absoluut niet. Als wat voor soort hobby zou meneer Eerdmans dit
kwalificeren? En is de heer Eerdmans het met de fractie van Nieuw
Sociaal Contract eens dat de discussie eigenlijk zou moeten gaan over
hóé we het geld besteden in plaats van hoeveel geld?
De heer Eerdmans (JA21):
Daar kun je best een discussie over voeren. Ik denk dat NSC terecht zegt
dat niet alle opleidingen evenveel resultaat opleveren op de
arbeidsmarkt. Daar heb ik mijzelf ook weleens druk over gemaakt; dat heb
ik trouwens in een interruptie bij mevrouw Martens al aangegeven. Wat er
nu wordt wegbezuinigd, zijn huiswerkbegeleiding, lerarensalarissen in de
Randstad, praktijkleren, doorstromen vanuit mbo en havo naar de
arbeidsmarkt. Het gaat om de beroepskolom, drempels weghalen bij
tekortsectoren en zo verder. Dat zijn geen bezuinigingen waar ik vrolijk
van word. Dus ja, er kan misschien best wel wat af als je kijkt naar
pretopleidingen of ineffectieve opleidingen. Daar heb ik zelf ook wel
wat voorbeelden van in mijn achterzak. Je moet daar het geld weghalen en
niet feitelijk structureel 1,3 miljard bezuinigen op het
vormingsonderwijs en alles wat ons gaat helpen op de arbeidsmarkt. Ik
blijf het daar dus van harte mee oneens, denk ik.
De heer Soepboer (NSC):
Er liggen nu een aantal concrete bezuinigingen voor, maar is de heer
Eerdmans het met ons eens dat hoe en waar je je geld inzet, uiteindelijk
toch een puzzel blijft? Wat zijn voor de heer Eerdmans de dingen waarvan
hij echt keihard zegt: daar blijven we vanaf?
De heer Eerdmans (JA21):
De dingen die ik net noemde. Kijk, het lerarentekort los je ook niet op
zonder geld. Ik heb het over startersbeurzen, stimuleringsfondsen en
wetenschappers die bezig zijn met experimenteren en innovaties. Dat is
allemaal academisch werk dat zo meteen niet meer gedaan wordt. Dat gaat
ons meer geld kosten. Daar sta ik niet alleen in, want dat wordt ook
beweerd door VNO-NCW en de Rabobank, om eens wat te noemen. Ik geef daar
wel om. Ik denk ook dat dat de investering waard is.
De voorzitter:
De heer Eerdmans vervolgt zijn betoog.
De heer Eerdmans (JA21):
Er komt overigens nog een amendement van PvdA-GroenLinks. Dat gaat nog
meer terugdraaien. Dan wordt de prijs te hoog; laat ik het zo zeggen. Ik
denk dat wij elkaar op dat punt wel weer de hand kunnen schudden.
Voorzitter. De staat van ons onderwijs. Begin deze maand sprak de MBO
Raad de vrees uit dat personeelstekorten in de zorg en techniek blijven
bestaan, want ons onderwijssysteem sluit nog steeds onvoldoende aan op
de maatschappelijke behoefte aan professionals en vakmensen. JA21 heeft
meermaals haar zorgen hierover uitgesproken.
Gelukkig zijn er ook voorbeelden van hoe het wel kan. In Zwolle werkt
het Deltion College samen met bedrijven om ervoor te zorgen dat de
opleiding van vakmensen wel naadloos aansluit op de arbeidsmarkt. Onder
andere studenten hout- en metaalbewerking kunnen hierdoor werken met
hightech machines die zijn aangeschaft door bedrijven. Dankzij dit soort
samenwerkingen kunnen studenten in hun studietijd met de nieuwste
machines overweg. Ze blijken dan ook een vliegwiel om samen met
bedrijven aan innovaties te werken. Maar nou lijkt de minister
voornemens om ook deze subsidie weg te bezuinigen. Vanaf 2028 wordt het
RIF, het Regionaal investeringsfonds mbo, op nul gezet. Mijn vraag aan
de minister is: wat zijn volgens hem de gevolgen van de afbouw van het
RIF naar nul?
Voorzitter. Onze Nederlandse 15-jarigen behoren tot de slechtste lezers
in de Europese Unie. Dat blijkt uit het grote PISA-trendonderzoek. 35%
haalt het gewenste basisniveau niet. Alleen Griekenland doet het
slechter. Een op de drie jongeren begrijpt niet meer wat er in een tekst
staat. Op rekenen en wiskunde zakken vrijwel alle Nederlandse kinderen
naar een niveau lager dan vier jaar geleden. Het verschil tussen de
toppers en de zwakke leerlingen groeit.
Dat betekent volgens mij twee dingen. Eén: we moeten een weg vinden om
van kinds af aan meer aandacht te richten op lezen. Ik vond het idee van
de VVD over de bibliotheken verstandig. Twee: we moeten tegelijkertijd
onze eigen communicatie dramatisch gaan vereenvoudigen. Willen we de
driekwart van Nederland die is afgehaakt weer aan laten haken, dan moet
de overheidscommunicatie simpeler en duidelijker. Mensen horen niet meer
wat we zeggen. Ze lezen niet meer wat we schrijven of wat we vragen.
Steeds meer enveloppen gaan niet eens meer open. Hoe kan je nou als
zelfstandig burger functioneren als je simpelweg de basale vaardigheid
niet hebt om een brief van de overheid te lezen? Zoals Kitty Herweijer
het mooi opschreef: "Wie kan er straks nog een bijsluiter snappen, een
klachtenbrief schrijven of een bezwaar aantekenen?"
Voorzitter. Dan ga ik naar veiligheid in de klas. De inspectie heeft de
eerste vier maanden van dit jaar het hoogste aantal meldingen van
heftige incidenten op middelbare scholen ooit binnengekregen. Het gaat
dan om drugsverkoop, vechtpartijen en wapens en drugs in kluisjes. Het
aantal signalen van fysieke en sociale onveiligheid is in twee jaar tijd
verdrievoudigd. Onderwijsexperts, schooldirecteuren en leraren zeggen
dat de straatcultuur de schoolmuren is binnengeslopen. Sommige scholen
sluiten overdag de deuren, omdat er anders dealers binnenlopen. Ik wil
de minister graag op het hart drukken dat we de veiligheid binnen de
schoolmuren de hoogste prioriteit moeten geven, zeker gelet op het
nieuws van vanavond bij de NOS over dreigingen via Snapchat. In
Lelystad, Almere en Den Bosch zijn meerdere scholen gesloten vanwege
grote dreiging. Het was gelukkig vaak loos alarm, maar ik denk dat we
dit hoog op moeten nemen. Dat zeg ik ook tegen de
staatssecretaris.
Op onze universiteiten begint ook steeds meer geweld en intimidatie voor
te komen. Universiteiten zijn de vrijhavens voor kritisch denken en
platformen die ruimte bieden voor prikkelende gesprekken over ethische,
politieke of wetenschappelijke kwesties. Hoe heeft het zo ver kunnen
komen dat dit is ingeruild voor tentenkampen, graffiti, megafoons en
grootschalige vernielingen? Alleen al de pro-Palestinademonstraties bij
de UvA hebben geresulteerd in een schadebedrag van ruim 4 miljoen euro.
JA21 vindt dat de bestuurders van de universiteit veel en veel
daadkrachtiger hadden moeten optreden. De veiligheid van Joodse en
Israëlische studenten en medewerkers mag nooit gezien worden als een
onderhandelbaar punt, zoals wel gebeurde na de UvA-rellen. Juist nu
verwacht ik van onze regering en universiteiten een krachtig en breed
gedragen statement tegen antisemitisme op en rondom onze
universiteiten.
Voorzitter. Weinig zaken hebben zo het nieuws gedomineerd als de
Jodenjacht na afloop van de voetbalwedstrijd tussen Ajax en Maccabi, op
7 november. Dat zeg ik met een sterk gevoel van understatement. We
hebben allemaal het crisisoverleg op het Catshuis gevolgd. Gelukkig zit
het kabinet er nog. Als ik één conclusie mag trekken, is het wel dat
aandacht voor antisemitisme belangrijker is dan ooit.
Tot slot, voorzitter. Ik vind het onbegrijpelijk dat de stichting Na de
Oorlog — dat is een toonaangevende organisatie op het gebied van
Holocausteducatie en antisemitismebestrijding — per 1 januari 2025 haar
subsidie dreigt te verliezen. Het is een stichting die per jaar maar
liefst 1.500 aanvragen van scholen uit het hele land krijgt, wat de
enorme behoefte aan hun werk onderstreept. Dat is de stichting Na de
Oorlog. Mag ik van de minister de toezegging krijgen dat deze subsidie
voor de komende jaren wel gewaarborgd zal blijven?
Voorzitter. Ik had nog één punt, maar ik denk dat ik 'm moet inslikken,
want ik heb geen tijd meer. Ik dank u dus zeer voor de aandacht.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dank aan alle collega's. We zijn aan het einde van de
eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Donderdagochtend beginnen we met het vervolg. Dan gaan we luisteren naar
de bewindslieden. Dank aan hen, aan hun staf, aan de staf van de leden
en aan de bodes. Ik sluit de vergadering. Vergeet uw telefoon niet!
Sluiting
Sluiting 23.26 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|