Preview document (🔗 origineel)

---

33037 Mestbeleid

Nr. 564 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2024

In het kader van de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma en de aanpak van dit kabinet voor de problematiek op de mestmarkt, ben ik in dialoog met de Europese Commissie (hierna: EC) over het mestbeleid, zowel op ambtelijk als op politiek niveau. In deze brief neem ik uw Kamer mee in de voortgang van deze gesprekken, zoals ook toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling LVVN op 17 oktober jl.

De gesprekken met de EC voer ik langs de lijnen van de inzet van het Nederlandse kabinet, zoals neergelegd in de brief van 13 september jl.,¹ met als doel om uiteindelijk te komen tot een Nitraatrichtlijn die op een toekomstbestendige manier recht doet aan de te bereiken doelen, waaraan ook Nederland gecommitteerd is. Het streven van dit kabinet is te komen tot een Richtlijn die handelingsperspectief voor verantwoordelijke ondernemers biedt. Het kabinet voelt zich daarin gesterkt door de waardevolle inzichten uit de ‘Strategic Dialogue on Agriculture’ en ziet daar de grote uitdaging én kans om voor de langere termijn tot resultaten te komen. Verder is in de gesprekken met de EC, zoals ook aan uw Kamer gemeld, over een aantal concrete maatregelen uit de aanpak mestmarkt met de EC gesproken.

In de gesprekken is gebleken dat de EC de ontwikkelingen in Nederland nauwgezet volgt, veel belang hecht aan tijdige en juiste implementatie van maatregelen uit de derogatiebeschikking 2022-2025 en de maatregelen van de opvolgende Actieprogramma’s Nitraatrichtlijn. Daarbij heeft de EC ook vragen over de onderbouwing en de effecten van een aantal maatregelen die genomen worden in het kader van de problematiek op de Nederlandse mestmarkt. De EC heeft Nederland hierover op 25 november jl. een brief gestuurd, de brief van de EC is bij deze brief gevoegd.

In haar brief geeft de EC aan een nadere verheldering op een aantal concrete maatregelen van Nederland op prijs te stellen. Deze thema’s zijn tijdens eerdere gesprekken reeds aan de orde geweest, maar ik zal uiteraard aan het verzoek van de EC voldoen en een verheldering en onderbouwing van de maatregelen (nogmaals) aan hen verstrekken. Ik zal verder de dialoog met de EC blijven voortzetten, zowel op politiek als op ambtelijk niveau. Daarbij zal ik de EC verzekeren van de inzet van Nederland om tijdig te voldoen aan gemaakte afspraken en de verplichtingen die volgen uit Europese wet- en regelgeving, de derogatiebeschikking en het Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik zal in de gesprekken de grote zorgen die er in Nederland leven over de effecten van het verlies van derogatie op het boerenerf blijven benadrukken, de inzet van het kabinet op het gebied van de herziening van de Nitraatrichtlijn voortzetten, en blijven inzetten op een nieuwe derogatie vanaf 2026.

Daarnaast blijft Nederland zich inzetten voor het zo spoedig mogelijk aannemen van het voorstel van de EC voor de toelating van RENURE. Het voorstel staat geagendeerd voor bespreking in het Nitraatcomité van 12 december aanstaande. De verwachting is dat dan nog niet overgegaan zal worden tot stemming over het voorstel. Uiteraard ga ik daarnaast verder met de overige voorbereidende werkzaamheden die in de brief van 24 april jl.² zijn genoemd, om toepassing van RENURE-producten in de Nederlandse wet- en regelgeving mogelijk te maken zodra het voorstel van de EC in werking treedt.

Ik zal uw Kamer blijven informeren over de voortgang van de gesprekken met de EC en over de voortgang van het voorstel van de EC voor de toelating van RENURE.

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma

---

1. Kamerstuk 33 037, nr. 559↩︎

2. Kamerstuk 33 037, nr. 535↩︎