Najaarsbrief Sport en Bewegen 2024
Toekomstig sportbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D46669, datum: 2024-11-28, bijgewerkt: 2024-12-02 15:56, versie: 3
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Fundament versterkt
- Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2023
- Buitenspelen uitdagende speelplekken voor kinderen
- De Clubontwikkelaar
- De Buurtsportcoach
- Vakleerkrachten bewegingsonderwijs
- Eigendom en exploitatie van zwembaden
- Analyse sportverenigingen in Nederland
- Sport en zwemlesregelingen voor mensen met een laag inkomen
- Amateursport fit voor de toekomst
- Plan van aanpak revolverend fonds voor sportclubs
- TeamNL begroting 2025
- Topsportpodium Nederland 2021 tot en met 2030
- Monitor Sporten voor mensen met een handicap vanzelfsprekend in 2030
- Strategie Sportverenigingen
- Moties en toezeggingen
- Ontsluiting van private financiering t.b.v. verduurzaming amateursportlocaties
- Beleidsreactie NKP rapport Amateursport fit voor de toekomst
- Beslisnota bij Kamerbrief over Najaarsbrief Sport en Bewegen 2024
Onderdeel van kamerstukdossier 30234 -396 Toekomstig sportbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z19692:
- Indiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-12-03 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-04 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
30234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 396 Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2024
Dit afgelopen jaar was een bijzonder sportjaar. Eerst de mannen van het Nederlands elftal die voor het eerst sinds 2004 weer eens de halve finale van het EK voetbal haalden en daarna de recordprestaties van TeamNL tijdens de Olympische en Paralympische Spelen in Parijs. Een bomvolle sportzomer waar heel veel Nederlanders, inclusief ikzelf, van hebben genoten. Het zorgde voor onvergetelijke momenten waarbij sport op een unieke manier zorgt voor een gevoel van verbondenheid en inspiratie.
Die prestaties komen echter niet uit de lucht vallen. Allereerst gaat er ontzettend veel (vaak eenzame) training en toewijding aan vooraf van onze sporters en hun coaches. Maar we hebben de afgelopen decennia ook samen met sportbonden, NOC*NSF, tal van professionals en organisaties hard gewerkt aan en geïnvesteerd in een brede en solide sport- en beweegbasis in Nederland. Deze basis ligt (mede) ten grondslag aan het succes van onze Paralympiërs en Olympiërs.
De brede en solide basis wordt voor een groot deel gevormd door de diverse Nederlandse sportinfrastructuur, met haar verenigingen en vrijwilligers. Die is uniek in de wereld. En hoe meer Nederlanders opgroeien met sporten en bewegen, hoe meer talent uiteindelijk de weg naar Olympisch en Paralympisch succes weet te vinden. Daarmee is de mate van het Nederlandse Olympische en Paralympische succes dus ook ergens een graadmeter van hoe het gaat met de sport in Nederland.
Gezien de afgelopen Olympische en Paralympische Spelen, zou je kunnen zeggen: het gaat zeer goed dus. Maar de medaillespiegel van 2024 is voor een groot deel een reflectie van het sportklimaat van vijftien tot vijfentwintig jaar geleden, toen de gouden, zilveren en bronzen atleten van nu begonnen met sporten en zich ontwikkelden van pupil tot topsporter.
De meeste pupillen worden overigens geen topsporter en zullen nooit een Olympische of Paralympische medaille halen. Maar toch winnen ze. Want hoe ik naar sport kijk is niet als enkel een fysieke activiteit met een resultaat als gevolg.
Sport maakt het leven niet alleen leuker, door te sporten zit je lekkerder in je vel en in je hoofd, je maakt vrienden, je leert winnen en verliezen, je leert omgaan met prestatiedruk en je werkt aan je zelfvertrouwen. Deze lessen maken je weerbaar en veerkrachtig en leren je omgaan met uitdagingen in het leven. Door van jongs af aan al te sporten is de kans groot dat je dit op latere leeftijd ook nog doet. Daarmee verbeteren we de kwaliteit van leven van jong tot oud. Zoals ik aangaf: onze brede solide sportbasis is uniek in de wereld, maar tegelijkertijd niet vanzelfsprekend. Zo zien we dat een groot deel van de jeugd niet voldoet aan de beweegrichtlijnen en de motorische vaardigheden van jongeren gaan al een hele tijd achteruit. Én lang nog niet iedereen kan profiteren van de kracht van sport. Bijvoorbeeld omdat je niet bent opgegroeid met sport, je een handicap hebt of omdat sport voor jou moeilijk betaalbaar is.
Maar niet alleen door te sporten word je fitter, met bewegen ben je ook al goed bezig. Het helpt dan als de omgeving je uitnodigt om in beweging te komen. Bovendien zien we ook dat de vraag naar sport verandert: we sporten bijvoorbeeld niet altijd meer bij een traditionele sportvereniging.
Binnen het sport en beweegbeleid wat ik als staatssecretaris zal voeren, heb ik daarom drie prioriteiten:
jeugd meer laten sporten en bewegen;
mensen met een handicap meer laten sporten en bewegen, en
mensen in armoede meer laten sporten en bewegen.
Om het concreet te maken: over vier jaar, in 2028, is het precies 100 jaar geleden dat Nederland in Amsterdam de Olympische Spelen organiseerde. Ik wil dat we binnen die vier jaar samen met alle partners die hieraan bijdragen, of kunnen bijdragen, de volgende voortgang hebben geboekt:
Het aandeel kinderen (4 t/m 11 jaar) dat voldoet aan de beweegrichtlijn is in 2028 toegenomen van de huidige 60 procent naar 65 procent. Voor jongeren (12 t/m 17 jaar) geldt dat dit aandeel van 40 naar 50 procent is toegenomen.
Sportdeelname (wekelijks) van mensen met een handicap is toegenomen van de huidige 38 procent naar 50 procent in 2028.
Sportdeelname (wekelijks) van kinderen en volwassenen in armoede is toegenomen van 44 procent nu naar 52 procent in 2028.
In deze brief zet ik uiteen hoe ik dat wil bereiken, welke accenten ik wil aanbrengen en welke stappen ik daarvoor wil nemen.
Daarbij maak ik op voorhand drie opmerkingen:
Aangezien het kabinet in juli van dit jaar is aangetreden, zullen veel plannen hiervoor nog moeten worden uitgewerkt. Ik heb daarbij wel zoveel mogelijk prioriteiten en accenten aangegeven, hierbij wil ik nadrukkelijk ook de ideeën en plannen die leven in de Tweede Kamer meenemen. Een aantal van die ideeën heb ik al meegenomen in deze brief.
Met mijn inzet bouw ik voort op de gezamenlijk afspraken en activiteiten die lopen vanuit Sportakkoord II en het actieplan Nederland beweegt. Sportakkoord II loopt tot en met 2026, dit is inclusief de bestuurlijke afspraken van de Brede Regeling Combinatiefuncties. Het actieplan Nederland Beweegt loopt tot en met 2025. In 2025 en 2026 wil ik samen met de partners de gemaakte afspraken prioriteren en meer richten op ondersteuning op de plekken en situaties waar het écht nodig is. Hiermee beoog ik meer mensen in aanraking te laten komen met sport en bewegen, in lijn met de drie prioriteiten die ik eerder heb genoemd. Zowel de voortgangsmonitor Sportakkoord II1 (bijlage 2) als de Voortgangsmonitor Brede Regeling Combinatiefuncties2 (bijlage 3a,b,c,d) en de evaluatie van het actieplan Nederland beweegt bieden hiervoor input.
In 2025 vinden er geen bezuinigingen plaats, maar in de jaren vanaf 2026 zullen we het met minder geld moeten doen. Dit vraagt om keuzes, keuzes die ook noodzakelijk zijn om andere subsidies zoals de ondersteuning aan het Jeugdfonds Sport en Cultuur, Fonds Gehandicaptensport en de instellingssubsidie topsport aan NOC*NSF in stand te houden.
Los van de geformuleerde prioriteiten vind ik het van belang dat sport en bewegen een onlosmakelijk onderdeel wordt van het dagelijks ritme van mensen. Van de bank af, achter het bureau vandaan, uit de stoel; dat moet het devies zijn. Dat vergt niet alleen inzet vanuit VWS, maar ook vanuit de brede omgeving waar mensen zich in bevinden, zoals werkgevers en de openbare ruimte. Er zijn goede voorbeelden van werkgevers die beweeg mogelijkheden bieden aan hun medewerkers. Maar dit kan en moeten er meer worden, en daar zie ik ook een rol voor mijzelf om dat te stimuleren.
In deze brief ga ik ook in op een belangrijk overkoepelend thema: een sociaal veilige en eerlijke sport. Want iedereen moet met plezier kunnen sporten in een veilige en verantwoorde omgeving. Een belangrijk onderdeel van de inzet die ik pleeg om dat te bevorderen, is de oprichting van een onafhankelijk integriteitscentrum in de sport waar ik later deze brief op in ga.
In 2025 start ik een beleidsevaluatie die input gaat opleveren voor nieuw beleid na 2026. Hierbij zou ik ook verkennen of wetgeving tot de mogelijkheden behoort. Conform de motie van de Kamerleden Van den Brink en Rudmer Heerema zou deze verkenning na afronding van Sportakkoord II plaatsvinden.3 In het Hoofdlijnenakkoord is echter het voornemen opgenomen dat Specifieke Uitkeringen vanuit het Rijk aan gemeenten worden overgeheveld naar het gemeentefonds om zo een flinke daling in de administratieve lastendruk te bewerkstelligen en gemeenten meer autonomie geven over de besteding van de middelen. De integrale besluitvorming over welke Specifieke Uitkeringen (SPUK’s) wel en niet worden omgezet naar een fondsuitkering in 2026 vindt plaats in het eerste kwartaal van 2025. Parallel aan deze besluitvorming zal ik alternatieve mogelijkheden voorbereiden om vanuit het Rijk beleidsdoelen op het terrein van sport en bewegen te kunnen realiseren en verantwoordelijkheden vast te leggen, waarbij ik onder andere het proces tot het komen van een sport- en beweegwet herneem.
In de volgende paragrafen licht ik mijn inzet op de door mij geformuleerde prioriteiten toe en ga ik in op moties en toezeggingen die hieraan gerelateerd zijn. De moties en toezeggingen die gerelateerd zijn aan andere onderwerpen dan de hierboven genoemde thema’s licht ik toe in bijlage 1.
Bij deze brief vindt u de volgende bijlagen:
Bijlage 1: Moties en toezeggingen
Bijlage 2: Voortgangsrapportage Sportakkoord II ‘Fundament versterkt’
Bijlage 3a: Voortgangsmonitor Brede Regeling Combinatiefuncties
Bijlage 3b: Verdieping vakleerkrachten bewegingsonderwijs
Bijlage 3c: Verdieping de buurtsportcoach
Bijlage 3d: Verdieping de clubontwikkelaar
Bijlage 4: Tussenrapportage Buitenspelen
Bijlage 5: Rapport ‘Financiële regelingen voor sport en zwemles’
Bijlage 6: Rapport ‘Eigendom en exploitatie van zwembaden’
Bijlage 7: One pager analyse sportverenigingen
Bijlage 8: Strategie sportverenigingen
Bijlage 9: Rapport ‘Amateursport fit voor de Toekomst’
Bijlage 10: Plan van aanpak ‘Revolverend fonds’ sportclubs
Bijlage 11: Monitor ‘Sporten voor mensen met een handicap vanzelfsprekend’
Bijlage 12: Topsportbegroting 2025 NOC*NSF
Bijlage 13: Rapport ‘Topsportpodium Nederland’
Bijlage 14: Brief NKP: ‘Ontsluiting van private financiering tbv verduurzaming amateursportlocaties
Bijlage 15: Beleidsreactie NKP-rapport ‘Amateursport fit voor de toekomst’
Jeugd meer laten sporten en bewegen
Om een leven lang te sporten en bewegen, is het ontwikkelen van beweegwijsheid cruciaal. Beweegwijsheid gaat niet alleen over het aanleren van motorische vaardigheden, maar ook over aspecten zoals motivatie, kennis en vertrouwen. De bouwstenen hiervoor zijn de gymles, buitenspelen en sport.
Sportverenigingen spelen een belangrijke rol in het ontwikkelen van beweegwijsheid onder kinderen en zijn van grote maatschappelijke waarde. Niet alleen om Nederlanders fit en in beweging te houden, want sportverenigingen zijn veel meer dan dat. Het zijn de plekken waar we dagelijks nieuwe mensen ontmoeten, waar we vrienden maken en waar we sámen sporten. Kinderen leren daar winnen en verliezen, vergroten hun zelfvertrouwen en ontdekken waar hun talenten liggen. Deze historisch gegroeide infrastructuur van verenigd sporten is voor ons allemaal van grote waarde en is iets om zuinig op te zijn.
Vitale verenigingen leunen vaak op een goede accommodatie en jeugd heeft baat bij een fysieke leefomgeving die uitnodigt tot sporten en bewegen. Of het nu gaat om een sportveld, een speeltuin of een fietspad, zonder de juiste voorzieningen is sporten en bewegen niet mogelijk. De fysieke leefomgeving is daarmee bepalend voor het sport- en beweeggedrag van Nederlanders en ruimtelijke ordening is hierin essentieel.
In deze paragraaf ga ik in op de wijze waarop ik jeugd in beweging wil brengen en houden. Hierbij heb ik ook nadrukkelijk aandacht voor twee belangrijke voorwaarden om dit voor elkaar te krijgen, te weten: behoud van de unieke verenigingsstructuur en een sociale en fysieke omgeving die uitnodigt tot sporten en bewegen.
Wat is het probleem?
In 2023 voldeed 60 procent van de kinderen (4 t/m 11 jaar) en 40 procent van de jongeren (12 t/m 17 jaar) aan de beweegrichtlijn. Voor kinderen 4-18 jaar houdt deze richtlijn in dat zij zich minstens één uur per dag matig of zwaar intensief moeten inspannen (o.a. fietsen of buitenspelen), minstens drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten (o.a. rennen, springen of dansen) moeten doen en veel stilzitten moeten voorkomen.
Deze percentages kinderen die voldoen aan de richtlijn zijn relatief stabiel tot licht stijgend over tijd.4 De motorische vaardigheden van jongeren, zoals balanceren en koprollen, gaan al decennia achteruit5 en de afgelopen jaren verdubbelde ook het aandeel kinderen zonder een zwemdiploma van 6 naar 13 procent.6 Experts zijn het erover eens dat in het geval van sport en bewegen sprake is van jong geleerd is oud gedaan7. Een inactieve en motorisch achterblijvende jeugd heeft dus gevolgen voor de rest van het sportieve leven.
Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen (onder andere demografische veranderingen, commercialisering en individualisering) is het sportlandschap de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de rol en positie van sportverenigingen is veranderd. Bovendien stellen zowel politiek als maatschappij hogere eisen aan diezelfde sportvereniging vergeleken met veertig jaar geleden. Naast de zorg voor nieuwe leden, voldoende vrijwilligers en accommodaties moeten verenigingen onder meer voldoen aan de basiseisen sociale veiligheid en toegankelijkheid en wordt meer regeldruk ervaren als gevolg van overige wetgeving. De traditionele sportvereniging komt hiermee onder druk te staan en leden en vrijwilligers dreigen af te haken. Op de lange termijn lijkt het percentage leden van sportclubs bovendien licht onder druk te staan.8 De gevolgen van roerige tijden, zoals de coronacrisis en de energiecrisis, zijn ook zichtbaar in de vitaliteit van sportverenigingen. Verenigingen moeten zich aanpassen en voor een deel van de verenigingen is dit moeilijk. Hiermee neemt ook de ongelijkheid tussen sportverenigingen toe.
Daarnaast is onderhoud en verduurzaming van sportaccommodaties een belangrijke opgave voor verenigingen. Een groot deel van de sportaccommodaties in Nederland (60%) is gebouwd tussen 1970 en 1990 en is bovendien aan vervanging toe. Aangezien veel verenigingen nog de nasleep van een hoge energierekening van vorig jaar aan het verwerken zijn, ontbreekt de financiële buffer om in de toekomst te investeren. Alles bij elkaar staat een deel van de sportverenigingen voor een financiële uitdaging om de nodige investeringen te doen voor zowel onderhoud als verduurzaming.
Maar ook het sporten op andere plekken dan de traditionele sportaccommodatie staat onder druk. Om sport, bewegen en buitenspelen te bevorderen, moet de openbare ruimte uitnodigend, inspirerend en beweegvriendelijk zijn ingericht. Al met al heerst er een grote druk op de beschikbare ruimte voor trapveldjes, veilige fietspaden en aantrekkelijke speeltuinen en die zal in de toekomst alleen maar groter worden.
Wat is mijn doel?
De genoemde ontwikkelingen vragen inzet op samenwerking en het verkennen van nieuwe wegen. Want de invloed van beleid is slechts een beperkte verklaring van het sport- en beweeggedrag van de jeugd, zo stelde het Sociaal Cultureel Planbureau al in 20199.
Van alle kanten wordt de jeugd namelijk verleid om stil te zitten. Denk aan de tijd die wordt besteed aan social media en excessief gamen, deze tijd kan ten koste gaan van sporten en bewegen. Desondanks wil ik alle jeugd meer in beweging krijgen. Dit is in lijn met de al eerder gestelde ambitie10 dat 75 procent van de Nederlanders voldoende beweegt in 2040. Daarom streef ik ernaar dat in 2028 – wanneer we op een kwart van die periode zitten - ook een kwart van de beoogde toename hebben gerealiseerd. Dit wil concreet zeggen: 65 procent van de kinderen (4 t/m 11 jaar) en 50 procent van de jongeren (12 t/m 17 jaar) voldoet in dat jaar aan de beweegrichtlijnen.
Wat is het huidige beleid?
In Sportakkoord II werk ik samen met partners VSG, NOC*NSF en Platform Ondernemende Sport (POS) aan deelakkoord Vaardig in bewegen. In dit deelakkoord staan vier opgaven centraal, te weten:
Inzet op motorische ontwikkeling en veelzijdig bewegen
Meer aandacht voor bewegen bij de jongste jeugd (0-4 jaar)
Betere kansen om sporten en bewegen te ontdekken (4-12 jaar)
Verhogen sportdeelname en voorkomen van uitval (12 jaar en ouder)
Omdat zwemmen een belangrijke vaardigheid is om al op jonge leeftijd aan te leren, zet ik ook in op zwemvaardigheid. Later in deze brief ga ik in op diverse lopende onderzoeken op dit thema en de ondersteuning van zwemles via onder andere het Jeugdfonds Sport en Cultuur.
Nederland heeft een rijke watercultuur en vrijwel iedereen haalt vanzelfsprekend een zwemdiploma. Niet alle kinderen kunnen direct starten met zwemles omdat er wachtlijsten zijn. De indruk bij de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) en een enkele grote exploitant is dat deze eerder toenemen dan teruglopen. Zoals toegezegd11 delen we enkele resultaten van pilots om wachtlijsten terug te dringen. Uit de pilot komen diverse mooie voorbeelden naar voren zoals de groei van het aantal deelnemende scholen in Tilburg van vijf naar meer dan twintig. Maar ook de vangnetmethode in Amsterdam waar meer dan driehonderd kinderen “via de gekste wegen bij ons aangemeld worden” werpt haar vruchten af. De belangrijkste les is dat zwemles kort na schooltijd valt of staat bij een goede samenwerking tussen verschillende domeinen. Met andere woorden, als het op lokaal niveau lukt om partijen als maatschappelijk vastgoed, welzijn, sport, onderwijs, zwemlesaanbieders, buurtsportcoaches en diverse andere partijen met elkaar te verbinden dan kan badwater efficiënter benut worden voor zwemles. Die samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend, maar de zeven deelnemende gemeenten leren van elkaar op welke manieren dit kansrijk is. De pilot wordt dan ook voortgezet, waarbij ik samen met VSG zal inzetten op het breder delen van de geleerde lessen en goede voorbeelden.
Via het programma MOOI in Beweging12 zetten we in op onderzoek en innovatie om het complexe probleem van achteruitgang in motorische vaardigheden onder de jeugd tegen te gaan. De projecten leveren concrete acties, interventies en beleidsmaatregelen op voor thuis, kinderopvang, onderwijs en buitenruimte.
In Sportakkoord II werken we samen met partners VSG, NOC*NSF en POS aan deelakkoord Ruimte voor sport en bewegen. De publieke verantwoordelijkheid en de budgetten voor het accommodatiebeleid liggen primair bij de gemeenten. De rijksoverheid ondersteunt gemeenten waar mogelijk en roept hen op om lokale en regionale afstemming te zoeken over de spreiding van sportvoorzieningen, de publieke ruimte voor sport en bewegen open en toegankelijk te houden, sportparken meer open te stellen voor het bredere publiek en voor nieuwe exploitatiemodellen. Via deze weg kunnen we nieuwe mogelijkheden testen door meer samenwerking te zoeken tussen bijvoorbeeld sport, ondernemers en onderwijs, om sportvoorzieningen zo veel mogelijk van waarde te laten zijn voor de omgeving en de samenleving. Vanuit het actieplan Nederland beweegt zet ik in op een gezonde, beweegvriendelijke leefomgeving. Hiervoor werk ik onder meer samen met de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening (VRO) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) als het gaat om verbeteringen in de leefomgeving en actieve mobiliteit (bevorderen van lopen en fietsen).
Wat kunt u van mij verwachten?
Mijn inzet is gericht op het normaliseren van sport en bewegen in het leven van de jeugd. Op korte termijn ga ik met partners in Sportakkoord II een gezamenlijke plan rondom jeugdsport en talentonwikkeling opstellen, gericht op het stimuleren van ‘beweegwijsheid’. Zoals hiervoor als is opgemerkt, gaat dat verder dan een koprol leren of een fitheidstest halen. Om een leven lang sporten en bewegen aan te leren, is het ontwikkelen van beweegwijsheid (motorische vaardigheden, motivatie om te sporten, kennis en vertrouwen in eigen kunnen) cruciaal. De bouwstenen hiervoor zijn de gymles, buitenspelen en sport. Ook ouders hebben hier in een belangrijke rol. Samen vullen die elkaar aan tot een ‘sportopvoeding’ die leidt tot duurzaam sport- en beweeggedrag in latere levensfasen. Met dit gezamenlijke plan wil ik aansturen op het slimmer bundelen van ieders inzet om zo de basisvaardigheden van de jeugd te verbeteren. Betere basisvaardigheden komen ook ten goede aan sporters die meer in zich hebben en potentie hebben om zich te ontwikkelen richting een talentvolle sporter. Maar ook buiten de sport kan dit direct effect hebben. Zo hoor ik zowel van Defensie als van de politie geluiden dat de basisvaardigheden van huidige instromers minder goed zijn dan twintig jaar geleden. Ik ga met hen in overleg om te kijken hoe we deze ontwikkeling samen kunnen omkeren.
Sporthelden op School is een landelijk platform dat topsporters inzet om clinics te geven op scholen, met als uiteindelijk doel kinderen en jongeren te inspireren en meer te laten bewegen. Ik verleng de ondersteuning aan deze organisatie tot en met ten minste 2025 zodat zij met de inspirerende waarde van topsport kunnen werken aan een aanpak waarmee het platform in de toekomst zelfstandig in staat is om lokale sportaanbieders te verbinden met scholen. Op die manier krijgen kinderen en jongeren de kans om na de clinic structureel te blijven sporten bij een lokale sportclub. Met deze informatie en voorgenomen vervolgstappen op dit onderwerp doe ik een motie van de leden Heerema en Van der Laan13 en hieraan gerelateerde toezegging14 af om de Kamer te informeren over de pilot sport en onderwijs.
De verantwoordelijkheid voor de gymles ligt primair bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), maar ik blijf mij onverminderd inzetten op bewegen in en rondom de school. Dat gaat om zaken als een dynamische schooldag, bewegen gedurende de lessen, gezonde schoolpleinen voor actief pauzegedrag en ook om het stimuleren van gymlessen. Op school liggen kansen om het beweeggedrag nu en in de toekomst te vergroten. Bovendien blijkt dat meer bewegen op school ook kan helpen bij het verbeteren van concentratie, rekenvaardigheid en het gedrag van kinderen in de klas15. Daarnaast ga ik kijken hoe ik beweeggedrag van kinderen kan stimuleren met doelstellingen op andere beleidsterreinen, denk aan het realiseren van meer groenblauwe schoolpleinen. Hiermee stimuleren we niet alleen het beweeggedrag van kinderen, maar lever je ook een grote bijdrage aan de hittestress en daarmee klimaatadaptatie in een wijk.
Buitenspelen is voor kinderen de meest voorkomende vorm van bewegen in de leefomgeving. Zoals uw Kamer van mij gevraagd heeft, heb ik een onderzoek uitgezet naar welke elementen speeltuinen moeten bevatten om kinderen uit te dagen om te gaan buitenspelen. De tussenrapportage is toegevoegd in bijlage 4. Begin 2025 levert het Mulier Instituut de eindrapportage van dit onderzoek op.16 Daarnaast blijf ik gemeenten stimuleren om (inclusief) buitenspeelbeleid te formuleren en te implementeren.
Ik ga met gemeenten, provincies en de sportsector in overleg om te komen tot een plan van aanpak gericht op het creëren van een toekomstbestendige sport- en beweeginfrastructuur. Ik verken met deze partijen de mogelijkheden voor een gerichte aanpak van de bouw en renovatie van sportaccommodaties. Ook werk ik aan een plan voor voldoende ruimte voor sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden en buitenspeelruimte. Naar verwachting informeer ik medio 2025 uw Kamer hierover.
Ik neem de motie van de leden Leijten en Van Nispen17, die oproept om te onderzoeken hoe een sportnorm kan worden vastgesteld, ter hand. Ik laat daarom momenteel een verkennend onderzoek uitvoeren om vast te stellen wat de rol van sport, bewegen en buitenspelen is in ruimtelijke ordening, en in hoeverre dit onder druk staat. Ik streef ernaar dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2025 aan uw Kamer te sturen. Tevens laat ik in kaart brengen wat het ‘geheim’ is van 28 hotspots, waar de benutting van de openbare ruimte of sportaccommodaties positief afsteekt ten opzichte van vergelijkbare locaties.18 Dat wil zeggen dat de principes worden beschreven van een succesvolle benutting en exploitatie van sportaccommodaties en de openbare ruimte die zowel kosteneffectief is als maatschappelijke waarde oplevert. Ik betrek de opbrengsten van dit project bij de uitvoering van de motie van de leden Van Dijk en Van Nispen19 over het uitwerken van voorstellen over het aankomende tekort aan sportaccommodaties, waarbij ik ook wettelijke verankering in een sport- en beweegwet verken.
Uw Kamer heeft via diverse moties20 verzocht om verschillende onderzoeken op het gebied van zwemmen. Het onderzoek naar het aanbod en gebruik van financiële ondersteuningsregelingen voor sportdeelname (jeugd en volwassenen) en zwemles (jeugd) vindt u terug in bijlage 5 van deze brief. Daarnaast is ook het onderzoek naar het eigendom en exploitatie van zwembaden in bijlage 6 te vinden. De onderzoeken naar het zwembadfonds en de scenario’s van de herinvoering van schoolzwemmen volgen later dit jaar. In het voorjaar van 2025 kunt u van mij zoals toegezegd21 een aparte brief verwachten met een aanpak voor het stimuleren van zwemdiplomabezit in Nederland. Hierin bundel ik de resultaten van alle genoemde onderzoeken en de wijze waarop ik daar opvolging aan zal geven.
Met het Sportakkoord is een meerjarige samenhangende strategie gestart samen met betrokken partijen uit de sector, om sportverenigingen te ondersteunen zodat zij in kunnen spelen op de genoemde maatschappelijke trends. Met de partners zijn afspraken gemaakt tot en met 2026. In de monitor Sportbeleid van het Mulier Instituut22 wordt bovendien geconcludeerd dat juist het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. Om die reden vind ik het van belang dat de meerjarige strategie van het Sportakkoord wordt voortgezet. Zoals aangegeven ga ik in 2025 en 2026 samen met de partners de gemaakte afspraken prioriteren en richten op ondersteuning van sportverenigingen op de plekken en situaties waar het écht nodig is. Omdat ik zie dat sportverenigingen het op dit moment lastig hebben.
Het lid Mohandis c.s. heeft een motie23 ingediend om in samenspraak met vertegenwoordigers van sportverenigingen te komen tot een meerjarige strategie voor sportverenigingen. Dit is een thema waar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) al langere tijd aan werkt, en waar ik ook vol mee aan de slag wil gaan. In de brief van 2 april24 jongstleden heeft de toenmalig Minister van VWS aangegeven eerst inzicht te willen krijgen in knelpunten waar sportverenigingen mee te maken hebben. Met deze brief wordt invulling gegeven aan de toezegging om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de analyse. Een samenvatting van de analyse is als bijlage 7 toegevoegd.
Op basis van de uitgevoerde analyse sportverenigingen onderschrijf ik de uitdagingen waar sportverenigingen voor staan volledig en zet ik mij nu al volop in om ze hierbij te helpen. Aanvullend wil ik op de volgende punten sportverenigingen nog gerichter ondersteunen:
Clubondersteuning
Regeldruk
Verduurzaming en onderhoud sportaccommodaties
Voor de volledige analyse sportverenigingen en de uitgewerkte hoofdlijnen van de strategie sportverenigingen verwijs ik naar bijlage 8. Hiermee voldoe ik aan de toezegging25 om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de analyse sportverenigingen. Deze aanzet om te komen tot een gedegen strategie zie ik als een eerste invulling van wat de motie van het lid Mohandis c.s.26 van mij vraagt. Op de middellange termijn breid ik deze strategie verder uit.
Verduurzaming van de sportsector is belangrijk voor de continuïteit, weerbaarheid en de betaalbaarheid van sport. Op 14 juni 2024 is het optiedocument Amateursport fit voor de toekomst (bijlage 9) van het Nationaal Klimaat Platform (NKP) aangeboden aan de toenmalige Ministers van VWS, Klimaat en Energie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In bijlage 15 ga ik, in nauwe samenwerking met de Ministers van KGG en VRO, nader in op de aanbevelingen uit het optiedocument. Ook reageer ik op een motie van het lid Olger van Dijk27 over de opzet van een revolverend fonds.
In het kader van de toekomst en verduurzaming van zwembaden verken ik op dit moment de mogelijkheden van een zwembadfonds en het in publieke handen houden van zwembaden, in lijn met de moties van de leden Mohandis en Van Nispen.28 Hierover informeer ik uw Kamer in het voorjaar van 2025.
Mensen met een handicap meer laten sporten
Sommige mensen ervaren meer belemmeringen dan anderen om te kunnen sporten en bewegen. Omdat sport en bewegen voor iedereen toegankelijk moet zijn, zet ik specifiek in op het wegnemen van belemmeringen voor mensen met een handicap. Ik sprak tijdens de Paralympische Spelen in Parijs een groepje jongeren die zichzelf de ‘Paris Potentials’ noemen: jongeren met een handicap die ervan dromen later zelf Paralympisch sporter te worden en waarvan er een aantal al goed op weg waren. Zij waren op uitnodiging van NOC*NSF in Parijs. Een flink aantal jongens en meiden zei tegen mij: “Echt al mijn vrienden ken ik van mijn sport.” Dit is een treffende illustratie en één van de vele positieve aspecten van sport voor mensen met een handicap.
Wat is het probleem?
Er zijn verschillende groepen mensen in Nederland die achterblijven in sport en bewegen. Een daarvan is de groep mensen met een handicap. De wekelijkse sportdeelname voor mensen met een handicap is gemiddeld 38 procent en voor mensen met een motorische handicap 21 procent. Het sportdeelnamecijfer voor iedereen van 12 jaar en ouder zonder handicap is 62 procent.29
Wat is mijn doel?
De enorme verschillen in de samenleving in sportdeelname tussen groepen vind ik niet acceptabel. De ambitie voor Nederland moet zijn dat we er gezamenlijk de schouders onder zetten om de verschillen in sport- en beweegdeelname tussen mensen met en zonder handicap in de toekomst te verkleinen. En het liefst streef ik naar gelijke deelname percentages.
En omdat ik vind dat deze kloof in acht jaar gedicht moet zijn, zullen we halverwege die periode, in het jaar 2028, een deelnamecijfer van 42 procent van wekelijkse sporters onder mensen met een handicap moeten realiseren. Als dit slaagt, zie ik dit ook als een indicatie dat sport en bewegen in 2030 vanzelfsprekend is voor mensen met een handicap. 30
Wat is het huidige beleid?
In Sportakkoord II is nadrukkelijk aandacht voor het toegankelijk maken van de sport. Hiervoor wordt ingezet op vier soorten van toegankelijkheid, namelijk 1) de financiële toegankelijkheid, 2) de sociale toegankelijkheid, 3) de praktische toegankelijkheid en 4) de toeleiding en begeleiding van mensen.
Wat kunt u van mij verwachten?
Ik wil me specifiek richten op het verder verbeteren van de praktische en financiële toegankelijkheid van sport, voor mensen met een handicap. Hiermee streef ik ernaar om concreet belemmeringen weg te nemen voor mensen die wel willen sporten en bewegen maar dat niet kunnen.
In 2025 wordt het plan ‘Strategie sporten voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030’ uitgevoerd. Dit borduurt voort op de brief die mijn ambtsvoorganger aan u heeft gestuurd als reactie op de notitie Sporten en bewegen voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030 (SP, Groen Links, D66 en PvdA).31 Met de uitvoering van deze strategie wordt met ruim 55 partijen samengewerkt om daadwerkelijk het verschil te maken voor mensen met een handicap. Het Mulier Instituut monitort jaarlijks de voortgang op het gebied van sporten met een handicap, dit is conform een motie van het lid Van Nispen c.s.32 en de toezegging aan uw Kamer. De monitor gaat zoals eerder toegezegd ook in op het aantal gerealiseerde inclusieve speelplekken in Nederland. De monitor is als bijlage 11 toegevoegd en hiermee beschouw ik de toezeggingen over het informeren van de Kamer over de voortgang van de inzet op mensen met een handicap en het aantal gerealiseerde inclusieve speelplekken33 als afgedaan. Ik verwijs uw Kamer vanaf nu jaarlijks naar deze monitor voor de meest recente cijfers. De strategie is ook onderdeel van de werkagenda van de Nationale strategie rond het VN-verdrag Handicap. Met deze integratie leg ik de verbinding met de doorontwikkeling van de paralympische topsport door in te zetten op de beginnende jeugd, zij-instromer en paralympisch topsporter. Een concreet voorbeeld hiervan is de jaarlijkse Paralympische Talentdag. Een succesvol concept: van de 84 Nederlandse sporters die afgelopen zomer in Parijs in actie kwamen, zijn er 31 ooit gescout op een Talentdag.
Samen met Fonds Gehandicaptensport en de Esther Vergeer Foundation werk ik aan de mogelijkheden om tot één landelijk loket voor sporthulpmiddelen te komen. Dit moet een einde maken aan de verschillen in voorwaarden om in aanmerking te komen voor een sporthulpmiddel zoals een rolstoel, brace of prothese. In samenwerking met gemeenten is gewerkt aan een modelbeleid WMO specifiek voor sporthulpmiddelen. In 2025 span ik mij in om de eerste honderd gemeenten volgens dit modelbeleid de verstrekking van sporthulpmiddelen te gaan regelen. Op dit moment lopen gesprekken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over samenwerking hierin. Op deze manier wordt de werkwijze rond de verstrekking van sporthulpmiddelen meer eenduidig.
Eenzelfde werkwijze wil ik hanteren voor de Zorgverzekeringswet. Hiervoor is een specificatie van de regelgeving in de maak. Hierdoor wordt het voor mensen met een handicap duidelijk waarom een aanvraag wordt toe- of afgewezen. De specificatie voor zorgverzekeraars met betrekking tot sporthulpmiddelen wordt opgenomen in een kwaliteitsregister. Op basis hiervan kunt u van mij een communicatieplan verwachten om zorgverzekeraars te informeren over de werkwijze rondom sporthulpmiddelen.
De komende tijd zal ik onderzoeken hoe het proces rondom het verstrekken van topsporthulpmiddelen verbeterd kan worden en breng ik mogelijke oplossingsrichtingen in kaart. Zo weten mensen met een handicap precies bij wie zij aan moeten kloppen voor een sporthulpmiddel. Conform de toezegging aan de Kamer34 informeer ik uw Kamer hierbij jaarlijks over de ontwikkelingen rondom sporthulpmiddelen.
De huidige sportvervoersvoorziening wordt opgenomen in de landelijke Valys-regeling. Zo moet er één integrale vervoersvoorziening komen voor sporters met een handicap waarbinnen specifiek het sportvervoer wordt afgestemd op de behoeften van de sporter. Hierdoor hoeft een sporter niet meer bij verschillende loketten een aanvraag in te dienen om vervoer te regelen. Sporters met een handicap maken namelijk nu ook al vaak gebruik van het WMO-vervoer. Op deze manier wordt aangesloten bij onder andere het VN-verdrag Handicap, dat voorschrijft om verschillende vormen van vervoer gezamenlijk aan te besteden en het vervoer voor diverse doelgroepen zo veel mogelijk te combineren.
Mensen in armoede meer laten sporten
Zoals in de vorige paragraaf beschreven zijn verschillende groepen mensen in Nederland die achterblijven in sport en bewegen.
Wat is het probleem?
Van de mensen met de laagste inkomens sport 44 procent wekelijks. Onder mensen met de hoogste inkomens is dat 69 procent35. Ook de hogere inkomens en hoger opgeleiden voldoen vaker aan de beweegrichtlijnen dan de rest van de bevolking. De kloof in sport- en beweeggedrag is hardnekkig, en vooral ook te groot.
Wat is mijn doel?
Het komt nog te vaak voor dat de inhoud van je portemonnee bepaalt of je aan sport kunt doen. Ook hier vind ik dat we een kloof moeten dichten. Het streven zou moeten zijn dat er geen verschil is in sport deelname percentages tussen inkomensgroepen. En mensen met een kleine beurs net zo vaak wekelijks sporten. In samenwerking met alle huidige en potentiële partners wil ik ook deze kloof dichten.
Ook bij deze kloof tussen rijk en arm ben ik van mening dat deze in acht jaar gedicht moet zijn. En dat betekent dat we in 2028, vier jaar van nu, een deelnamecijfer van 52 procent onder de groep met de laagste inkomens moeten nastreven.
Wat is het huidige beleid?
Het beleid uit Sportakkoord II waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het toegankelijk maken van de sport heeft ook betrekking op de groep mensen met een lager inkomen.
Met een jaarlijks bedrag aan het Jeugdfonds Sport en Cultuur en Volwassenenfonds Sport en Cultuur draagt VWS bij aan het wegnemen van financiële drempels voor kinderen en volwassenen uit gezinnen die minder te besteden hebben. Deze subsidie zet ik voort en ik ben voornemens om deze ondersteuning uit te breiden met middelen die specifiek gericht zijn op het ondersteunen van zwemles. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie van het lid Mohandis36 die ook vraagt om een verruiming van de sport- en cultuurfondsen naast het komen tot een verenigingsstrategie.
Naast de ondersteuning van het jeugd- en volwassenenfonds zoek ik ook naar oplossingen om sport betaalbaar te houden voor iedereen. Dat is niet eenvoudig en vraagt een lange adem. Via het programma MOOI in Beweging wordt onderzocht hoe sport voor iedereen betaalbaar kan blijven. Met het onderzoeksproject ‘Wijk in beweging’ worden samen met betrokkenen innovatieve oplossingen geïdentificeerd, geïmplementeerd en geëvalueerd. De uitvoering vindt plaats in verschillende wijken (Slotermeer, Amsterdam; De Pierik, Zwolle; Didam, Montferland).
Wat kunt u van mij verwachten?
Ik wil me specifiek richten op het verder verbeteren financiële toegankelijkheid van sport. Hiermee streef ik ernaar om concreet belemmeringen weg te nemen voor mensen die wel willen sporten en bewegen maar dat niet kunnen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de financiële toegankelijkheid door directe ondersteuning aan mensen of de betaalbaarheid van sport en bewegen te vergroten, maar ook de leefomgeving wordt hierin meegenomen.
Op basis van het toegezegde onderzoek37 naar financiële regelingen ter ondersteuning van sporten voor mensen die minder te besteden hebben, maak ik in samenwerking met de gemeenten en fondsen in 2025 een plan om bestaande financiële regelingen te verduidelijken, waar mogelijk te bundelen en beter vindbaar te maken. De onderzoekers concluderen namelijk dat weliswaar veel regelingen beschikbaar zijn maar dat deze vaak lastig te vinden en moeilijk te begrijpen zijn. Bovendien zijn er grote verschillen – bijvoorbeeld in de voorwaarden of maximaal aan te vragen bedrag – tussen gemeenten. Voor mensen met lage inkomens moet het duidelijk zijn waar zij beschikbare ondersteuning kunnen vinden.
Ook verleng ik de projectfinanciering van de talentvoorziening zodat talentvolle sporters die het financieel lastig hebben, een steuntje in de rug krijgen.
Tot slot heb ik een adviesaanvraag ‘Kansengelijkheid in sport en bewegen’ aan NLsportraad gestuurd. De Raad start hier in 2025 mee.
Sociaal veilige en eerlijke sport
Om sport en bewegen vanzelfsprekend te laten zijn in Nederland is een stevig fundament nodig: een veilige en integere sportsector. Een sportsector waarin iedereen veilig en met plezier kan sporten zonder angst voor intimidatie, discriminatie, misbruik of andere vormen van grensoverschrijdend gedrag.
Wat is het probleem?
In 2022 maakte ruim een kwart (28%) van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers van 12 jaar en ouder wangedrag mee in de sport of is hier getuige van geweest. Daarbij gaat het vooral om verbaal geweld, zoals schelden, pesten of treiteren (18%), gevolgd door vernieling of vandalisme (10%).38
Helaas komt discriminatie, net als in de samenleving, ook voor in het betaald voetbal en het amateurvoetbal. Het overgrote deel van de strafbare discriminatiefeiten met antisemitisme vindt plaats in het voetbal.39 Er is in het voetbal meer bewustwording nodig voor antisemitisme, want antisemitische spreekkoren blijken een hardnekkig probleem. Vorig seizoen zijn twaalf antisemitische incidenten geregistreerd op een bezoekersaantal van meer dan 200.000 per week.40 De impact op de samenleving is daarmee groot.
Ook zijn er te veel meldingen van grensoverschrijdend gedrag zoals seksuele intimidatie in de sport.41 De uitkomsten van het prevalentieonderzoek ‘Grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse sport’ door I&O Research dateren van 2020. Er is uw Kamer toegezegd dit onderzoek om de vier jaar te herhalen. NOC*NSF zet momenteel een herhaalonderzoek uit en de uitkomsten worden in 2025 verwacht.
Wat is het huidige beleid?
Samen met de strategische partners vanuit het Sportakkoord werk ik aan een sociaal veilige sport voor zowel topsport als breedtesport, inclusief de ondernemende sport. Zo zetten we in op een verenigingsbrede gedragscode, de aanstelling van een vertrouwenscontactpersoon bij de vereniging, meer aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en de ontwikkeling van vakkundig geschoolde trainers-coaches. Dat vormt met elkaar de basiseisen voor een veilige sportomgeving. Sportbonden worden door onder andere integriteitsmanagers ondersteund om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan.
Racisme en discriminatie pakken we aan via de programma’s Ons Voetbal Is Van Iedereen 2 (OVIVI 2) en Onze Club Is Van Iedereen (OCIVI). Beide programma’s blijf ik ondersteunen. De campagne Discriminatie = kansloos is daar onderdeel van en is op 25 september 2024 van start gegaan. De campagne richt zich op de vraag hoe te handelen als normen worden overschreden. Met de onlangs verstuurde strategie aanpak bestrijding antisemitisme42 zetten we als kabinet extra maatregelen in op uitingen van antisemitisme. Twee specifieke maatregelen zijn opgesteld voor de sport, amateurvoetbal in het bijzonder. Dit kabinet stelt vanaf 2026 jaarlijks extra middelen beschikbaar voor amateurvoetbalclubs in het herkennen en tegengaan van antisemitisme. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor een terugkerende bewustwordings- campagne over de Holocaust en hedendaags antisemitisme in de gehele amateursport.
Samen met het Ministerie van OCW en de Alliantie Dans Veilig blijf ik met overtuiging werken aan een veilige(re) en integere danssector. Naar aanleiding van aanbevelingen uit het onderzoek Schaduwdansen over misstanden in de danssector zijn onlangs een ethische commissie en een opvolgingscommissie ingesteld. Voor de ethische commissie zijn de leden volgens het instellingsbesluit benoemd. Het streven is om de benoeming voor de Opvolgingscommissie eind dit jaar af te ronden. Zodra de Opvolgingscommissie is aangesteld en beide commissies zijn gestart, wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele tussentijdse bevindingen, conform de toezegging43 aan de Kamer.
Wat kunt u van mij verwachten?
De sport speelt voor miljoenen Nederlanders een vormende rol. Met sport leer je niet alleen winnen en verliezen, doelen stellen en volgens de regels spelen, maar sport kan ook verrijken door meer (sociale) verbinding en plezier met elkaar. Zeker voor jongeren kan de sport een belangrijk opvoedingsmilieu zijn. En in die omgeving is geen ruimte voor grensoverschrijdend gedrag, sociale onveiligheid en uitsluiting. Door in te zetten op een sociaal veilige en integere sport bewaak en versterk ik het vormende en verrijkende karakter van de sector.
Volgend op de inspanningen van mijn voorganger en verzoeken vanuit uw Kamer44 werk ik onverminderd aan ondersteuning van de sportsector met een onafhankelijk integriteitscentrum sport op het gebied van grensoverschrijdend gedrag, doping en wedstrijdmanipulatie. Het huidig Centrum Veilige Sport NL (CVSN) wordt in dit centrum opgenomen en wordt daarmee dus onafhankelijk. Dit centrum krijgt wettelijke grondslagen en bevoegdheden om meldingen te verwerken en opvolgingsadviezen te geven aan de sport. Ook krijgt het centrum een preventietaak. In de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel zal ik ook ingaan op de motie van het lid Westerveld c.s.45 die verzoekt het takenpakket van het nieuwe Centrum Veilige Sport Nederland uit te breiden, zodat slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag in de sport- en danssector direct ondersteuning krijgen bij psychische problematiek of door het CVSN ondersteund worden bij het vinden van een passende plek. In deze memorie van toelichting ga ik ook in op de motie van het Lid Heerema (VVD)46 die oproept tot een inzet die mogelijk maakt dat met de oprichting van het integriteitscentrum voor veilige sport de plegers van grensoverschrijdend gedrag niet meer in de sportsector kunnen werken.
De voorbereiding van het wetsvoorstel voor de oprichting, grondslagen en bevoegdheden van het integriteitscentrum, zal in verband met de beoogde zorgvuldigheid en afstemming meer tijd vergen dan verwacht. Waar ik uw kamer had toegezegd ernaar te zullen streven de consultatie van het wetsvoorstel nog dit jaar te hebben afgerond, verwacht ik nu het wetsvoorstel in het eerste kwartaal 2025 in consultatie te kunnen brengen. Na consultatie zal het wetsvoorstel het parlementaire proces doorlopen. Parallel aan dit wetgevingsproces heb ik het voornemen een kwartiermaker aan te stellen die de praktische kant van de oprichting van het centrum zal voorbereiden.
Sport en bewegen in beeld
Sinds 2014 geven de kernindicatoren Sport & Bewegen inzicht in de meest relevante cijfers over het sport- en beweeggedrag in Nederland. De destijds vastgestelde twintig kernindicatoren zijn geëvalueerd. Vanuit het Netwerk Kernindicatoren Sport en Bewegen adviseert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) om 25 kernindicatoren te gaan gebruiken.47 Een aantal indicatoren wordt aangepast zodat deze de stand van sport en bewegen beter weergeven. Ik neem dit advies over en heb het RIVM gevraagd om de dataverzameling rond de kernindicatoren namens het Ministerie van VWS te coördineren. RIVM publiceert de kernindicatoren op sportenbewegenincijfers.nl.
Naast de kernindicatoren voor sport en bewegen, wordt via diverse monitors jaarlijks de ontwikkeling op de volgende beleidsterreinen in kaart gebracht:
Monitor Sportakkoord
Monitor Topsport in Nederland (TiN)
Voortgangsrapportage Actieplan Nederland Beweegt
Monitor strategie Mensen met een handicap
Tot slot
Aan het begin van deze brief schreef ik dat nog niet iedereen kan profiteren van de kracht van sport en bewegen. Vervolgens is per thema uitgewerkt en toegelicht hoe mijn inzet waarde kan hebben voor iedere individuele (potentiële) sporter. Ter afsluiting van deze brief zet ik ook nogmaals graag het licht op het feit dat we als maatschappij kunnen profiteren van de kracht van sport.
De sport is geen wondermiddel tegen alle ellende in de maatschappij, maar kan wel bijdragen aan oplossingen. Of het nu gaat om het prijswinnende initiatief48 van statushouders die tot arbiter worden opgeleid om het scheidsrechterstekort op te lossen voor AVV Zeeburgia of dat het nieuwe sportveld op Sportpark Strijp in Eindhoven nu energie lévert aan de wijk in plaats van verbruikt. U kunt van mij verwachten dat ik werk aan een sterke sport- en beweegwereld. Daar heeft iedereen baat bij. Of je nu sport, beweegt of daar nog aan moet beginnen.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
V.P.G. Karremans
Kamerstukken II 2018/19, 30 234, nr. 201. Dit betreft de toezegging dat de TK jaarlijks wordt geïnformeerd over de gemonitorde doelen, voortgang en resultaten van het Sportakkoord. U ontvangt nu een tussenrapportage die inzoomt op de thema’s vitaal, sociaal veilig en ruimte voor sport en bewegen. Eind januari stuur ik de gehele rapportage naar de Kamer die zich richt op het lokale beleid bij twintig gemeenten.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 329.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 373.↩︎
RIVM (2024). www.sportenbewegencijfers.nl↩︎
Mulier Instituut (2023). Kinderen en jongeren bewegen minder en hun motoriek gaat achteruit. Kennis- en innovatiescan WP2.↩︎
Mulier Instituut (2023). Zwemvaardigheid 2022. Inzicht in het zwemdiplomabezit van kinderen, factsheet 2023/27.↩︎
O.a. Dohle, S. en Wansink, B. (2013). Fit in 50 Years: Participation in High School Sports Best Predicts One's Physical Activity after Age 70.↩︎
RIVM (2024). www.sportenbewegencijfers.nl↩︎
SCP (2019). Kansen op sportieve groei? Een verklarend model van sportdeelname.↩︎
Kamerstukken II 2018/19, 32 793, nr. 339.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 376.↩︎
https://www.zonmw.nl/nl/nieuws/start-nieuwe-consortia-mooi-beweging.↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 32 793, nr. 662.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 30 234, nr. 386.↩︎
Onderwijskennis (2022). https://www.onderwijskennis.nl/kennisbank/het-belang-van-meer-bewegen-op-school↩︎
Uit een tussenrapportage blijkt dat het wel of niet buitenspelen van kinderen afhangt van verschillende factoren. De inrichting van een speelplek lijkt een beperkte rol te spelen. De voorlopige conclusies worden in verdiepende gesprekken getoetst onder onderzoekers, praktijkprofessionals en kinderen.↩︎
Kamerstukken II 2022/2023, 30 234, nr. 352.↩︎
https://www.zonmw.nl/nl/nieuws/start-nieuwe-consortia-mooi-beweging.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 410 XVI, nr. 123.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr. 117; Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr. 116; Kamerstukken II, 2023/24 36 410 XVI, nr. 135; Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr.118↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 XVI, nr. 139.↩︎
Poel, H. van der, & Pulles, I. (2024). Monitor sportbeleid 2023. Mulier Instituut.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nr. 115.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 234 nr. 389.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nr. 115.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nr. 121.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nrs. 116 en 117.↩︎
RIVM (2024). www.sportenbewegenincijfers.nl.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 30 234 nr. 296.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 30 234 nr. 296.↩︎
Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 270.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 394.↩︎
TZ202306-290 (Kamerstuk 30 234, nr. 376).↩︎
Mulier Instituut (2024). Sport en zwemlesregelingen voor mensen met een laag inkomen.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nr. 115.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 324, inbreng verslag van schriftelijk overleg.↩︎
RIVM (2024). www.sportenbewegenincijfers.nl.↩︎
Openbaar Ministerie (2023). Strafbare Discriminatie in Beeld 2023.↩︎
Ketenvoorziening Voetbal, 2023.↩︎
In 2019 beschikten het Centrum Veilige Sport Nederland en de sportbonden totaal over 712 dossiers, dit was in 2022 gestegen naar 1.383.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 950, nr. 429↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 394.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 30 234, nr. 281 en Kamerstukken II 2021/22, 30 234, nr. 319.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 34 843 nr. 91.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 34 843 nr. 93.↩︎
RIVM (2024). Adviesrapport: vernieuwde set Kernindicatoren Sport en Bewegen↩︎
https://www.knvb.nl/nieuws/organisatie/maatschappelijke-projecten/69873/refugee-referees-wint-mvp-award-voor-diversiteit.↩︎