[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35646, bijgewerkt t/m nr. 48 (Derde NvW d.d. 20 maart 2025)

Regels voor het inzichtelijk maken van donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot het tegengaan van ondermijning door maatschappelijke organisaties, alsmede tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2024D46754, datum: 2025-03-20, bijgewerkt: 2025-03-20 15:38, versie: 5 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z22508:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 48 (Derde NvW d.d. 20 maart 2025)



	35 646	Regels voor het inzichtelijk maken van donaties ontvangen door
maatschappelijke organisaties en tot het tegengaan van ondermijning door
maatschappelijke organisaties, alsmede tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten
in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en
lasten door stichtingen (Wet transparantie en tegengaan ondermijning
door maatschappelijke organisaties)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat
maatschappelijke organisaties donaties die zij hebben ontvangen,
desgevraagd inzichtelijk maken om ongewenste beïnvloeding tegen te
gaan, waar noodzakelijk in te grijpen als de maatschappelijke
organisatie activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de Nederlandse
democratische rechtsstaat of het openbaar gezag te ondermijnen of zulks
klaarblijkelijk dreigen te ondermijnen en voorts dat stichtingen een
balans en staat van baten en lasten deponeren om de kans op misbruik van
financieel-economische aard te verkleinen; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

Artikel 1 

1. In deze wet wordt verstaan onder: 

a. maatschappelijke organisatie: 

i. stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek; 

ii. vereniging als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek; 

iii. organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken,
als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007; 

iv. naar een ander dan Nederlands recht opgerichte rechtspersoon of
andere juridische entiteit die vergelijkbaar is met een stichting,
vereniging of organisatie als bedoeld onder i, ii, en iii, en duurzaam
in Nederland activiteiten uitoefent. 

b. donatie: geldelijke bijdrage, anders dan subsidie, alsmede een
bijdrage in natura; 

c. bijdrage in natura: zaak of op geld waardeerbare dienst, op verzoek
van een maatschappelijke organisatie aan haar geleverd dan wel door deze
aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat,
anders dan persoonlijke arbeid of activiteiten van leden van de
betreffende maatschappelijke organisatie.

2. Met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld een juridische entiteit,
een trust in de zin van het Verdrag inzage het recht dat toepasselijk is
op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141) of een
andere juridische constructie.

Artikel 2

	1. Maatschappelijke organisaties zijn, op de voorwaarden bij of
krachtens deze wet, gehouden inzicht te verschaffen in herkomst, doel en
omvang van een of meer donaties. Als waarde van een bijdrage in natura
geldt het verschil tussen de gebruikelijke waarde van het geleverde in
het economisch verkeer en de waarde van de tegenprestatie. 

	2. Het bestuur van een maatschappelijke organisatie geeft inzicht in
donatiegegevens die worden bijgehouden in het kader van reeds geldende
verplichtingen voor de maatschappelijke organisatie, waaronder artikel
10 en titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in donaties
die giraal zijn binnengekomen of anderszins op basis van de wet moeten
worden bijgehouden. 

	3. Deze wet legt geen aanvullende verplichtingen op om donatiegegevens
bij te houden. 

	4. Het bestuur bewaart de donatiegegevens gedurende zeven boekjaren.

Artikel 3

1. De burgemeester van de gemeente waar de maatschappelijke organisatie
is gevestigd dan wel activiteiten uitoefent, is bevoegd om in het kader
van de handhaving van de openbare orde, bedoeld in artikel 172 van de
Gemeentewet, informatie te verzoeken bij de maatschappelijke organisatie
over geografische herkomst, doel en omvang van een of meer donaties. Als
hem blijkt van substantiële donaties, kan de burgemeester tevens
persoonsgegevens opvragen, indien de verwerking daarvan noodzakelijk is
voor de handhaving van de openbare orde. 

2. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene
verordening gegevensbescherming, is de burgemeester, voor zover
noodzakelijk voor diens taakuitoefening bedoeld in het eerste lid,
tevens bevoegd persoonsgegevens te verwerken waaruit religieuze of
levensbeschouwelijke overtuigingen kunnen blijken.

3. Het bestuur van een maatschappelijke organisatie is verplicht aan het
verzoek, bedoeld in het eerste lid, mee te werken en verstrekt
schriftelijk onverwijld, maar uiterlijk binnen tien werkdagen, de
verzochte informatie. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een
last onder dwangsom ter handhaving van deze verplichting.

4. De burgemeester zorgt ervoor dat de van een maatschappelijke
organisatie verkregen persoonsgegevens niet verder worden verstrekt dan
aan:

a. leden van het overleg, bedoeld in artikel 13 van de Politiewet 2012,
voor zover dat noodzakelijk is voor het ondersteunen van burgemeester
bij diens taakuitoefening genoemd in het eerste lid;

b. de burgemeester van een andere gemeente, voor zover dat noodzakelijk
is voor de uitoefening van diens taakuitoefening;

c. de in artikel 28a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, g, h, i, j,
k en l, van de Handelsregisterwet 2007 genoemde personen en instanties
ten behoeve van de waardering en validatie van de gegevens;

	d. het openbaar ministerie met het oog op een verzoek als bedoeld in
artikel 4a. 

5. De aan de burgemeester verstrekte gegevens worden bewaard zolang dat
voor de taakuitoefening, bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk is,
doch niet langer dan zeven jaar. 

6. Op verzoek van de burgemeester kan de rechtbank een bestuursverbod
opleggen aan de bestuurder van een maatschappelijke organisatie, als de
bestuurder, ondanks een verzoek van de burgemeester, in ernstige mate is
tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie- of
medewerkingsverplichtingen, bedoeld in het derde lid, jegens de
burgemeester. De artikelen 106b, 106c en 106d van de Faillissementswet
zijn van overeenkomstige toepassing.

7. De in artikel 28a, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, g, h, i, j, k
en l, van de Handelsregisterwet 2007 genoemde personen en instanties
zijn op grond van hun daarin genoemde wettelijke taken bevoegd om bij de
maatschappelijke organisatie een verzoek als bedoeld in het eerste lid
te doen. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

1. Het openbaar ministerie kan, bij ernstige twijfel of de wet of de
statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel het bestuur naar
behoren wordt gevoerd, een maatschappelijke organisatie om informatie
verzoeken over geografische herkomst, doel en omvang van een of meer
donaties. Als daaruit blijkt van substantiële donaties, kan het
openbaar ministerie tevens persoonsgegevens opvragen, indien de
verwerking daarvan noodzakelijk is voor de goede uitoefening van deze
bevoegdheid. 

2. Artikel 3, tweede tot en met zesde lid, alsmede artikel 297, tweede
lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijn van overeenkomstige
toepassing. 

Artikel 4a

1. Op verzoek van het openbaar ministerie kan de rechtbank een
maatschappelijke organisatie die activiteiten ontplooit die er op
gericht zijn de Nederlandse democratische rechtsstaat of het openbaar
gezag te ondermijnen of klaarblijkelijk dreigen te ondermijnen een bevel
voor de duur van maximaal twee jaar opleggen tot het onthouden, staken
en gestaakt houden van bepaalde activiteiten, indien dit bevel
noodzakelijk is om deze ondermijning of de gevolgen ervan af te wenden.
Ter naleving van dit bevel kan de rechtbank, op verzoek van het openbaar
ministerie, ten aanzien van de maatschappelijke organisatie:

a. een dwangsom opleggen die verbeurt bij het niet naleven van het
bevel;

b. opschortingen bevelen van de bevoegdheid van de maatschappelijke
organisatie om over door de rechter aan te wijzen gelden of tegoeden op
door haar aangehouden rekeningen te beschikken behalve ten aanzien van
betaling van een op grond van onderdeel a verbeurde dwangsom, ten
uitvoer te leggen overeenkomstig de regels van beslag onder derden op
grond van artikel 718 en verder van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering;

c. een verbod instellen tot het ontvangen van bepaalde donaties of
bepaalde nader gespecifieerde categorieën van donaties; 

d. een plicht opleggen om periodiek alle of nader gespecificeerde
categorieën van ontvangen gelden aan het openbaar ministerie te melden;
of

e. een plicht opleggen tot het aan het openbaar ministerie periodiek
inzicht geven in de volledige administratie en bijbehorende bescheiden. 

2. Op verzoek van het openbaar ministerie kan de voorzieningenrechter
van de rechtbank waar het in het eerste lid bedoelde verzoek is of zal
worden ingediend wanneer dit noodzakelijk is voor het voorbereiden van
dat verzoek, ten aanzien van de betreffende maatschappelijke
organisatie:

a. bevelen om periodiek alle of nader gespecificeerde categorieën van
gelden aan het openbaar ministerie te melden; 

b. bevelen om inzicht te geven in de volledige administratie en
bijbehorende bescheiden; of

c. het bestuur bevelen om inlichtingen te verstrekken over bepaalde
activiteiten van de maatschappelijke organisatie.

3. Op verzoek van het openbaar ministerie kan de voorzieningenrechter
van de rechtbank waar het in het eerste lid bedoelde verzoek is of zal
worden ingediend verlof tot conservatoir beslag verlenen of goederen in
gerechtelijke bewaring stellen overeenkomstig titel vier van het derde
Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering indien gegronde
vrees voor verduistering bestaat, met dien verstande dat artikel 705 van
dit Wetboek niet van toepassing is en voor de toepassing van artikel 700
van dit Wetboek als eis in de hoofdzaak wordt aangemerkt: een verzoek
als bedoeld in het eerste lid. Deze maatregel duurt ten hoogste zes
maanden. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de maatregel op
verzoek van het openbaar ministerie telkens met ten hoogste 6 maanden
verlengen. Bestaat er geen gegronde vrees voor verduistering meer, dan
vordert het openbaar ministerie opheffing van het beslag of de bewaring.


4. Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter tot het treffen van
een in het tweede of derde lid bedoelde maatregel staat geen voorziening
open. De voorzieningenrechter kan op verzoek van het openbaar ministerie
of de maatschappelijke organisatie een op grond van het tweede of derde
lid getroffen maatregel opheffen indien de grond voor verlening niet
langer aanwezig is. De hiervoor bedoelde maatregelen eindigen bij
beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek.

5. Bij niet-nakoming van de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en
met vierde lid, is artikel 3, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

6. Bij een donatie ontvangen in strijd met het op grond van het eerste
lid, onderdeel c, opgelegde verbod, is de maatschappelijke organisatie
gehouden de donatie op een door het openbaar ministerie aangewezen
derdenrekening te storten en daar tot het verstrijken van het verbod te
behouden.

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld voor de goede uitvoering en effectuering van de in leden
1 tot en met 3, alsmede het zesde lid, opgenomen maatregelen. 

Artikel 5

Het is een in Nederland woonachtige of gevestigde tussenpersoon verboden
aan een maatschappelijke organisatie een donatie te geven in opdracht
van een persoon zonder daarbij de naam, woonplaats of zetel en land van
zijn opdrachtgever aan de maatschappelijke organisatie te verstrekken.
Is de opdrachtgever een rechtspersoon, dan verstrekt de tussenpersoon
aan de maatschappelijke organisatie tevens de naam, woonplaats en het
land van de natuurlijke persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt om
de maatschappelijke organisatie in staat te stellen te voldoen aan een
verzoek als bedoeld in de artikelen 3 en 4.

Artikel 6

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over:

a. de aard en wijze van de te verstrekken informatie; en

b. anonieme donaties.

Artikel 7

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 20a, derde lid, komt te luiden:

	3. Artikel 106b, derde lid, van de Faillissementswet is van
overeenkomstige toepassing.

B

	Na artikel 299a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 299b 

1. Een stichting die niet bij of krachtens de wet verplicht is een
financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is
aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9 en die openbaar wordt
gemaakt, deponeert een balans en een staat van baten en lasten als
bedoeld in artikel 10, tweede lid, in de Nederlandse taal of, als die
niet zijn vervaardigd, in het Frans, Duits of Engels, bij het
handelsregister binnen tien maanden na afloop van het boekjaar op de
wijze als voorgeschreven bij of krachtens artikel 19a van de
Handelsregisterwet 2007. 

2. De balans en de staat van baten en lasten worden ondertekend door de
bestuurders en door hen die deel uitmaken van het toezichthoudend
orgaan. Ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt
daarvan onder opgave van reden melding gemaakt. De datum van
ondertekening wordt op de balans en de staat van baten en lasten
vermeld.

Artikel 8 

In de Handelsregisterwet 2007 wordt na artikel 28 een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 28a

1. In afwijking van artikel 21, eerste lid, kunnen de balans en staat
van baten en lasten als bedoeld in artikel 299b van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek worden ingezien door: 

a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak,
bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen;

b. het openbaar ministerie ten behoeve van de uitvoering van zijn taken,
bedoeld in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en d,
van de Politiewet 2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak;

d. het Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel
9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur en een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid,
onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht of rechtspersoon met een
overheidstaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de eerstgenoemde
wet, in het geval waarin zij bevoegd zijn tot toepassing van de Wet
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

e. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn taken;

f. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op
de bijzondere opsporingsdiensten, ten behoeve van de opsporing of
vervolging van strafbare feiten;

g. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ten behoeve van de uitvoering
van zijn taken, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

h. de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het ministerie
van Defensie, ten behoeve van de uitvoering van zijn taken, bedoeld in
artikel 10, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2017;

i. de Nederlandsche Bank N.V., ten behoeve van zijn taken bij de
uitoefening van het toezicht op financiële instellingen, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Bankwet 1998;

j. de Stichting Autoriteit Financiële Markten, ten behoeve van haar
taak, bedoeld in artikel 1:25 van de Wet op het financieel toezicht;

k. het Bureau Financieel Toezicht, ten behoeve van zijn taken bij de
uitoefening van het toezicht, bedoeld in artikel 1d, eerste lid,
onderdeel c, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van
terrorisme;

l. de Financiële inlichtingen eenheid, ten behoeve van de uitvoering
van de taken, bedoeld in artikel 13 van de Wet ter voorkoming van
witwassen en financiering van terrorisme;

m. de kansspelautoriteit, ten behoeve van haar taken bij de uitoefening
van het verlenen van en het houden van toezicht op vergunningen voor
kansspelen en de handhaving daarvan, bedoeld in artikel 33b van de Wet
op de kansspelen.

2. Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing op verstrekking van
gegevens als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8a

In artikel 995 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt na
“Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek” ingevoegd “of de Wet
transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke
organisaties”.

Artikel 9

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onder 4º, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:


de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke
organisaties, de artikelen 3, derde en zevende lid, 4, tweede lid, voor
zover dat verwijst naar artikel 3, derde lid, artikel 4a, eerste lid,
onderdelen d en e, alsmede het tweede lid, onderdelen a en b, en 5;. 

2. In artikel 1, onder 4º, wordt in de zinsnede met betrekking tot
“het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen),” na “264, derde
lid,” ingevoegd “299b, eerste lid,”.

Artikel 10 

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 juni 2016 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de
uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het
bestuur en de raad van commissarissen (Wet bestuur en toezicht
rechtspersonen) (Kamerstukken 34 491) tot wet is of wordt verheven,
wordt in artikel 5, artikel 299b lid 2 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, de zinsnede “hen die deel uitmaken van het toezichthoudend
orgaan” telkens vervangen door: “de commissarissen”.

Artikel 11

1. Deze wet is niet van toepassing op een maatschappelijke organisatie
waarop de Wet financiering politieke partijen van toepassing is.

2. De artikelen 2 tot en met 5 zijn van toepassing op donaties die zijn
ontvangen op of na de datum van inwerkingtreding van deze artikelen.

3. Artikel 7 is van toepassing op de balansen en de staten van baten en
lasten die betrekking hebben op boekjaren die zijn aangevangen op of na
de datum van inwerkingtreding van dat artikel.

Artikel 12

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. 

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet transparantie en tegengaan
ondermijning door maatschappelijke organisaties. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   7