Onderzoeken ouderparticipatie kinderopvang
Kinderopvang
Brief regering
Nummer: 2024D47390, datum: 2024-12-03, bijgewerkt: 2024-12-04 16:42, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Samenvatting onderzoek I&O Research
- Beslisnota bij Kamerbrief Onderzoeken ouderparticipatie kinderopvang
Onderdeel van kamerstukdossier 31322 -550 Kinderopvang.
Onderdeel van zaak 2024Z20040:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-12-04 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-17 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
31322 Kinderopvang
Nr. 550 Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2024
Kinderopvang dient niet alleen om de arbeidsparticipatie te verhogen maar ook om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Dit laatste vraagt om kwalitatief hoogstaande kinderopvang. Er zijn sterke indicaties dat betrokkenheid van ouders de kwaliteit van de kinderopvang ten goede kan komen, en daarmee de ontwikkeling van kinderen. Een vertrouwde en betrokken relatie tussen ouders en medewerkers van de kinderopvang maakt dat een kind zich veiliger voelt in zijn omgeving. Ouderparticipatie maakt ook afstemming tussen de thuissituatie en de opvang mogelijk. Verder helpt en stimuleert ouderinspraak houders tot het maken van weloverwogen keuzes over prijs en kwaliteit.
Ouderparticipatie vindt in de kinderopvang op formele en op informele wijze plaats. In het eerste geval gaat het om advisering door ouders in de oudercommissie of op andere gestructureerde wijze (alternatieve ouderraadpleging). Ouders kunnen daarnaast op informele manieren betrokken zijn bij de locaties waar hun kind(eren) worden opgevangen. We spreken dan ook wel van ouderbetrokkenheid of pedagogisch partnerschap. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitwisselen van informatie over de ontwikkeling en opvoedkundige aanpak van een kind tussen medewerkers en ouders. In deze brief ga ik naar aanleiding van recente onderzoeken specifiek in op de formele ouderparticipatie.
De lange wachtlijsten hebben formele ouderparticipatie des te belangrijker gemaakt. Indien ouders ontevreden zijn, is overstappen niet altijd een optie.
Gegeven het belang van ouderparticipatie zijn in de wet Kinderopvang regels opgenomen over het adviesrecht van ouders. De wet schrijft voor dat locaties met meer dan 50 kinderen een oudercommissie moeten hebben. Voor gastouderbureaus geldt deze plicht als ze meer dan 50 aangesloten gastouders hebben. Voor kleinere locaties geldt hiervoor een inspanningsverplichting. Indien deze locaties er niet in slagen een oudercommissie te vormen, dienen zij op alternatieve wijze ouders actief te betrekken en in staat te stellen advies uit te brengen. Oudercommissies hebben het recht om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over het prijs- en kwaliteitsbeleid. De houder moet hen daartoe in staat stellen. Deze mag ook slechts schriftelijk gemotiveerd van adviezen afwijken.
Ondanks het belang van goede ouderbetrokkenheid ontvangt mijn ministerie geregeld signalen dat houders de wettelijke voorschriften soms niet naleven. Of dat het lastig is om ouders te vinden die zitting willen nemen in de oudercommissie. Om een beter beeld te krijgen van het functioneren van ouderparticipatie in de kinderopvang is een onderzoek uitgezet. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ipsos I&O. Met dit onderzoek is ook uitvoering gegeven aan een toezegging van mijn voorganger naar aanleiding van een motie van de voormalige leden Kathmann en Maatough.1
Ook de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) heeft dit jaar onderzoek gedaan naar ouderparticipatie. Dit onderzoek maakt deel uit van het Landelijk rapport toezicht kinderopvang 2023. De Inspectie heeft onderzoek gedaan naar naleving van het ouderrecht in de kinderopvang en hoe gemeenten hierop handhaven. Hieronder ga ik kort in op de belangrijkste bevindingen. Ik besluit met mijn reactie.
Onderzoek ‘Medezeggenschap en adviesrecht in de kinderopvang’
De centrale vraag van dit onderzoek is: in hoeverre komen welke vormen van ouderraadpleging voor en hoe effectief functioneren deze vormen van ouderraadpleging? De onderzoekers hebben vragenlijsten uitgezet onder verschillende doelgroepen: houders van kinderopvangorganisaties (waaronder gastouderbureaus), locatieleiders van opvanglocaties (dagopvang en buitenschoolse opvang (BSO)), oudercommissies en tot slot ouders die gebruik maken van kinderopvang. De steekproef is representatief. Er is op basis van ervaringen gekeken naar de aanwezigheid en het functioneren van formele ouderparticipatie. Ook zijn ouders bevraagd over hoe zij aankijken tegen ouderparticipatie.
Aanwezigheid oudercommissie
De meerderheid van de kinderopvanglocaties (dagopvang en BSO) heeft een oudercommissie (73%). Onder grotere locaties die wettelijk verplicht zijn een oudercommissie te hebben is dit 84 procent. Bij locaties zonder oudercommissie en/of zonder verplichting tot oudercommissies er in 76 procent van de gevallen een alternatieve raadpleging.
Functioneren en samenwerking
Voor het goed functioneren van oudercommissies en andere vormen van ouderraadpleging, is het belangrijk dat houders ouders goed faciliteren. Hiervoor zijn enkele eisen in de wet opgenomen. Zo moeten houders oudercommissies tijdig van alle informatie voorzien die nodig is om hun taak goed uit te voeren. Afwijken van advies kan alleen schriftelijk gemotiveerd. Belangrijke bevindingen over het functioneren van de ouderparticipatie zijn:
Oudercommissies van dagopvang en BSO geven aan dat advies geven (80%) en inhoudelijk meedenken (77%) hun belangrijkste activiteiten zijn.
Knelpunten voor (centrale) oudercommissies zijn een gebrek aan tijd onder leden, beperkte betrokkenheid van ouders en dat hun inzet en advies niet altijd serieus wordt genomen.
Slechts een klein deel van oudercommissies (11%), de oudercommissies van gastouderbureaus (9%) en de centrale oudercommissies (12%) heeft toegang tot de contactgegevens van ouders, terwijl dit met toestemming van ouders wel geboden behoort te worden door de houder.
Ruim 60% van de oudercommissies van dagopvang en BSO en gastouderbureaus zeggen te weten waar ze wettelijk adviesrecht over hebben.
Als een houder een advies niet overneemt, ontvangt slechts (ruim) de helft een schriftelijke motivatie, terwijl dit wel wettelijk verplicht is. Oudercommissies zijn gemiddeld wel tevreden over de informatie die ze krijgen om hun adviestaak uit te voeren.
De samenwerking tussen de oudercommissie en de houder wordt over het algemeen positief beoordeeld. Mogelijk beïnvloedt gebrek aan kennis over wettelijke rechten de redelijk hoge tevredenheid. Lokale oudercommissies voelen zich meestal (80%) serieus genomen door de bijbehorende opvanglocatie, maar minder vaak (57%) door de houder van de opvangorganisatie.
Ouders over ouderparticipatie
Ongeveer vier op de tien ouders geeft aan (misschien) te willen deelnemen aan een oudercommissie. De rest wil dit niet. Ouders geven de oudercommissie gemiddeld een 6,3 als rapportcijfer. 29% vindt dat zij onvoldoende geïnformeerd worden door de oudercommissie en 42% is niet op de hoogte van wat de oudercommissie doet.
Onderzoek toezicht en naleving ouderrecht
De Inspectie heeft ook onderzoek gedaan naar ouderparticipatie, maar dan naar hoe GGD-toezichthouders toezicht houden op de naleving van het ouderrecht in de Wet kinderopvang. Daarnaast is onderzocht hoe gemeenten daarop handhaven. Belangrijke bevindingen uit dit onderzoek zijn:
Bij 31% van de jaarlijkse onderzoeken heeft de toezichthouder gekeken of het ouderrecht in 2023 is nageleefd. Dat is meer dan in eerdere jaren. Dit hangt samen met de invoering van ‘flexibel toezicht’ waardoor de toezichthouder meer ruimte heeft voor eigen keuzes/maatwerk.
Iets minder dan de helft van de toezichthouders neemt contact op met de
oudercommissie, wanneer zij oudercommissie-voorwaarden beoordelen. Een kwart neemt contact op als daar een bijzondere reden toe is, zoals binnengekomen signalen van of over de oudercommissie.
In 2023 is bij 11% van de beoordelingen een tekortkoming geconstateerd op één of meerdere oudercommissie-voorwaarden. Bij BSO zijn er vaker tekortkomingen dan bij kinderdagverblijven.
In 2023 kozen gemeenten in afwijking van het handhavingsadvies van de GGD in 25% van de tekortkomingen op oudercommissie-voorwaarden (beredeneerd) voor niet-handhaven. Dat is relatief veel vergeleken met het gemiddelde voor alle tekortkomingen (17%).
Van alle tekortkomingen op oudercommissie-voorwaarden is 72% binnen een jaar hersteld. Dat is relatief laag vergeleken met andere tekortkomingen.
Beleidsreactie
Uit de onderzoeken blijkt dat veruit de meeste locaties een vorm van formele ouderparticipatie kennen. Los hiervan zijn ouders ook op informele wijze betrokken. Een klein deel van de locaties slaagt echter helaas nog niet in het organiseren van een oudercommissie of – indien toegestaan – een goed alternatief daarvoor. Dat kan te maken hebben met een gebrek aan inspanningen van de houder en een gebrek aan interesse bij ouders. Omdat 40% van de ondervraagde ouders niet afwijzend staat tegenover participatie zie ik nog potentieel om de ouderparticipatie verder te verhogen.
Positief is dat wanneer sprake is van ouderparticipatie de samenwerking op locatieniveau tussen management en ouders/oudercommissies gemiddeld als goed wordt beoordeeld. Er is echter nog ruimte voor verbetering, zo laat het onderzoek van Ipsos I&O zien. De naleving van het ouderrecht moet beter. Zo maken te veel houders onvoldoende duidelijk waarom zij adviezen van ouders niet overnemen. Oudercommissies beschikken vaak niet over contactgegevens van hun achterban, wat hun werking bemoeilijkt. Ook blijken ouders en soms houders onvoldoende op de hoogte te zijn van hun rechten en plichten.
Goede voorlichting is daarom belangrijk. Belangenorganisatie voor ouders in de kinderopvang (BOinK) en Voor Werkende Ouders (VWO) verrichten hier al goed werk. BOinK ontvangt thans subsidie van het Rijk om ouders en pedagogisch professionals te helpen effectief invulling te geven aan ouderparticipatie
Ik ga verkennen wat ik nog meer kan doen aan voorlichting. Opties die ik bekijk zijn een handreiking voor ouderparticipatie voor locaties, gemeenten en toezichthouders, en het uitdragen van goede voorbeelden van alternatieve ouderraadpleging wanneer een oudercommissie niet haalbaar blijkt.
Oudercommissies kunnen een belangrijke bron van informatie zijn voor de toezichthouder. Het contact tussen beide kan echter beter, zo blijkt uit het onderzoek van de Inspectie. Met GGD GHOR Nederland wil ik bespreken hoe dit te bereiken. Ik zal ook de uitkomsten van beide onderzoeken met sectorpartijen bespreken. Ik ga ze vragen hun leden actief te wijzen op het belang van ouderrecht en de naleving daarvan. Met name is het gewenst dat houders en locatiemanagers veel meer dan nu oudercommissies in staat stellen contact te hebben met hun eigen achterban. Dat is belangrijk om ouders meer te betrekken bij oudercommissies.
Tot slot zal ik het functioneren van ouderparticipatie over enkele jaren opnieuw laten peilen, om na te gaan of voldoende verbeteringen hebben plaatsgevonden.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Kamerstuk 31 322, nr. 451.↩︎