Memorie van toelichting
Wijziging van de Warenwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/988 inzake algemene productveiligheid
Memorie van toelichting
Nummer: 2024D47459, datum: 2024-12-02, bijgewerkt: 2024-12-04 16:45, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 36665 -3 Wijziging van de Warenwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/988 inzake algemene productveiligheid.
Onderdeel van zaak 2024Z20062:
- Indiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-12-04 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-18 14:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-01-15 14:00: Wijziging van de Warenwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/988 inzake algemene productveiligheid2023/988 inzake algemene productveiligheid (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
36 665 Wijziging van de Warenwet in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/988 inzake algemene productveiligheid
Nr. 3 Memorie van toelichting
Algemeen deel
Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2023/9881 (hierna: verordening algemene productveiligheid). De verordening algemene productveiligheid is op 23 mei 2023 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en is met ingang van 13 december 2024 van toepassing. De verordening algemene productveiligheid vervangt Richtlijn 2001/95/EG2 inzake algemene productveiligheid en Richtlijn 87/357/EG3 inzake imitatieproducten. Deze richtlijnen worden met ingang van 13 december 2024 ingetrokken.
De verordening algemene productveiligheid regelt de veiligheid van consumentenproducten die in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden. De verordening actualiseert de huidige regels inzake productveiligheid. Daarnaast voorziet de verordening in regels voor de veiligheid van producten die online worden aangeboden. De verordening algemene productveiligheid heeft tot doel de werking van de interne markt te verbeteren en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming te bieden.
De verordening algemene productveiligheid is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten van de Europese Unie. Het is daarom niet noodzakelijk en zelfs niet toegestaan om bepalingen uit deze verordening over te nemen in nationale wetgeving (het zogenaamde overschrijfverbod).
Wel is het voor de uitvoering van een verordening nodig om bepalingen met betrekking tot handhaving, rechtsbescherming en aanwijzing van uitvoeringsorganen op te nemen in nationale regelgeving. Deze bepalingen zijn opgenomen in het Warenwetbesluit uitvoering verordening algemene productveiligheid en verordening inzake accreditatie.
In de Warenwet zijn bepalingen ter implementatie van Richtlijn 2001/95/EG opgenomen. Enkele van deze bepalingen zijn vanwege het overschrijfverbod niet van toepassing op producten die onder de reikwijdte van de verordening algemene productveiligheid vallen. Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen.
Daarnaast regelt de verordening algemene productveiligheid dat voor het markttoezicht de artikelen 10, 11, eerste tot en met zevende lid, 12 tot en met 15, 16, eerste tot en met vijfde lid, 18, 19 en 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/10204 (hierna: markttoezichtverordening) van toepassing zijn op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen. Dit betekent onder meer dat markttoezichtautoriteiten de op grond van artikel 14, vierde lid, onder k, van Verordening (EU) 2019/1020 aan hen verleende bevoegdheid ook kunnen inzetten in het kader van gevaarlijke producten. Het wetsvoorstel voorziet hierin.
Verder wordt met dit wetsvoorstel de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) aangewezen als toezichthouder op artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid. In verband hiermee wordt aan de ACM om ter handhaving van de bepalingen waar zij toezicht op houden, de bevoegdheid toegekend om een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen. Tot slot wordt mogelijk gemaakt dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) gegevens en inlichtingen mag verstrekken aan de ACM voor zover dat noodzakelijk is in het kader van het gezamenlijk toezicht op het bepaalde in artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid.
De latere inwerkingtreding van het wetsvoorstel brengt naar verwachting geen gevolgen met zich aangezien ook de huidige regelgeving een adequate bescherming kent van de veiligheid en gezondheid van de consument.
Het wetsvoorstel bevat verder geen aanvullende nationale maatregelen. Notificatie van het wetsvoorstel op grond van Richtlijn 2015/1535/EU5 is daarom niet vereist.
2. Gevolgen voor regeldruk en financiële gevolgen
Dit wetsvoorstel leidt niet tot wijzigingen in de regeldruk voor de burger of het bedrijfsleven, en heeft ook verder geen bedrijfseffecten. Ook zijn er geen financiële gevolgen te verwachten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
3. Consultatie
Het wetsvoorstel is niet voorgelegd ter Internetconsultatie, omdat het implementatie van EU-regelgeving betreft.6
Het wetsvoorstel is ter consultatie voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW).7 De consultatie heeft niet tot reacties geleid.
4. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid
Het wetsvoorstel is door de NVWA en de ACM beoordeeld op de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid.
De NVWA heeft enkele algemene opmerkingen ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de verordening algemene productveiligheid. De NVWA acht voorlichting en ondersteuning aan marktdeelnemers van belang voor de naleving van de verordening algemene productveiligheid. Daarnaast heeft de NVWA aangegeven dat de verordening algemene productveiligheid op een aantal punten vraagt om kennisopbouw binnen de organisatie. Hiervoor zal de Europese Commissie in 2025 workshops organiseren. De NVWA heeft enkele opmerkingen over het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Naar aanleiding van deze opmerkingen zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op een aantal punten gewijzigd of verduidelijkt. Het wetsvoorstel geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen over de fraudebestendigheid.
De ACM heeft het wetsvoorstel als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld met inachtneming van enkele opmerkingen. De ACM heeft aangegeven dat voor het toezicht op de naleving van artikel 22, vierde en zevende lid, van de verordening algemene productveiligheid toegang tot de Safety Gate portal nodig is. Daarnaast is afstemming met de NVWA nodig wat betreft de samenwerking en het toezicht op Verordening (EU) 2022/20658 (hierna: de digitaledienstenverordening). De NVWA en de ACM zullen afspraken vastleggen in een samenwerkingsprotocol. Tot slot is in de toelichting de samenloop tussen onderhavig wetsvoorstel en de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening verduidelijkt.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Aan artikel 1 van de Warenwet is – omwille van de leesbaarheid van de wet – een definitie toegevoegd.
Artikel I, onderdelen B tot en met E
In de Warenwet zijn bepalingen ter implementatie van Richtlijn 2001/95/EG opgenomen. Deze richtlijn wordt vervangen door de verordening algemene productveiligheid. Deze verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten van de Europese Unie. Het is daarom niet noodzakelijk en zelfs niet toegestaan om bepalingen uit deze verordening over te nemen in nationale wetgeving (het zogenaamde overschrijfverbod). Vanwege het zogenaamde overschrijfverbod is het nodig dat enkele bepalingen van de Warenwet niet van toepassing zijn op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen. Met dit artikel wordt geregeld dat het bepaalde in de artikelen 18, 21, 21a en 21b van de Warenwet niet van toepassing is op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen. Deze artikelen blijven wel van toepassing op producten met een beroepsmatige toepassing.
Artikel I, onderdeel F
De productwetgeving, zoals vervat in de Warenwet, valt in beginsel onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om die reden worden ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de Warenwet in beginsel aangewezen door één van deze ministers. Er zijn echter bepaalde categorieën van waren die op grond van bijzondere regelgeving onder de verantwoordelijkheid van een andere minister vallen. Te denken valt aan de Minister van Economische Zaken voor wat betreft bepaalde categorieën apparaten. In die gevallen kan het nodig zijn om onder die minister ressorterende ambtenaren als toezichthouder aan te wijzen. Met dit artikel wordt geregeld dat een dergelijk aanwijzingsbesluit altijd wordt genomen in overeenstemming met de desbetreffende minister.
Artikel I, onderdelen G en H
Voor het markttoezicht op producten die vallen onder de verordening algemene productveiligheid wordt verwezen naar bepalingen van de markttoezichtverordening. Dit houdt onder meer in dat de bevoegdheden die in artikel 14, vierde lid, van de markttoezichtverordening aan markttoezichtautoriteiten zijn toebedeeld, ook van toepassing moeten zijn voor het toezicht op de naleving van de verordening algemene productveiligheid. In de artikelen 32d tot en met 32g van de Warenwet is een aantal bevoegdheden opgenomen ter uitvoering van de markttoezichtverordening.
De artikelen 32d en 32f van de Warenwet zien specifiek op de uitoefening van bevoegdheden op grond van de markttoezichtverordening die ook van toepassing zijn op de verordening algemene productveiligheid. In artikel 32e van de Warenwet is een bevoegdheid opgenomen ter uitvoering van de markttoezichtverordening. Omwille van de duidelijkheid wordt aan artikel 32e, eerste lid, van de Warenwet de verordening algemene productveiligheid toegevoegd.
Artikel 32g van de Warenwet geeft uitvoering aan artikel 14, vierde lid, onder k, van de markttoezichtverordening. Dit artikel geeft markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om, wanneer er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico weg te nemen, de verwijdering van inhoud in verband met de betrokken producten van een online-interface te gelasten of de expliciete vermelding te vereisen van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online-interface. Op grond van artikel 22, vierde lid, van de verordening algemene productveiligheid dienen lidstaten hun markttoezichtautoriteiten de bevoegdheden van artikel 14, vierde lid, onder k, van de markttoezichtverordening te verlenen met betrekking tot specifieke inhoud die verwijst naar een aanbod van een gevaarlijk product op een online marktplaats. Voor doeltreffend markttoezicht in het kader van deze verordening en om te voorkomen dat er gevaarlijke producten aanwezig zijn op de markt van de Unie, moeten die bevoegdheden in alle noodzakelijke en evenredige gevallen gelden, en ook voor alle producten die een minder dan ernstig risico inhouden.9
Artikel I, onderdeel I
Artikel 32h
Vanwege het niet van toepassing zijn van artikel 21 van de Warenwet op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen, wordt een nieuw artikel (32h) ingevoegd. Op grond van artikel 16, vijfde lid, van de markttoezichtverordening kunnen markttoezichtautoriteiten marktdeelnemers gelasten gevaarlijke producten uit de handel te nemen of terug te roepen, indien een marktdeelnemer verzuimt passende maatregelen te nemen. Deze bepaling is van toepassing op producten die onder de verordening algemene productveiligheid vallen. Met dit artikel wordt het mogelijk om het niet uitvoeren van een zelfstandige last, bedoeld in artikel 32h van de Warenwet, aan te merken als misdrijf en is een economisch delict als bedoeld in artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 32i
Voor het toezicht op de naleving van artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid worden zowel de NVWA als de ACM aangewezen als toezichthouder. De ACM houdt toezicht op artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid. Deze bepalingen bevatten voorschriften die gelden “met het oog op de naleving van” de artikelen 16, 23 en 31 van de digitaledienstenverordening. De ACM is aangewezen als digitaledienstencoördinator en als bevoegde autoriteit voor het toezicht op het grootste deel van de digitaledienstenverordening, waaronder de voornoemde artikelen van die verordening. De NVWA houdt toezicht op de overige leden van artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid, namelijk artikel 22, eerste tot en met zesde, tiende en twaalfde lid. In het belang van een nauwe en doeltreffende samenwerking bij de uitvoering van hun eigen taken op grond van artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid, kan gegevensuitwisseling tussen de beide toezichthouders noodzakelijk zijn. De ACM is bevoegd om op grond van artikel 7, derde lid, van de Instellingswet ACM in combinatie met artikel 1, eerste lid, onder u, van de Regeling gegevensverstrekking ACM 2019 gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de NVWA voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van haar taak. In artikel 32i van de Warenwet wordt bepaald dat de NVWA gegevens en inlichtingen aan de ACM kan verstrekken voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van haar taak, te weten het toezicht op de naleving van artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid.
Bij de gegevens die de NVWA aan de ACM verstrekt in het kader van het toezicht op het bepaalde in artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid, kan het ook gaan om persoonsgegevens. Voor zover er sprake is van de verwerking van persoonsgegevens is die verwerking gerechtvaardigd in verband met de uitvoering van een wettelijke taak die aan de ACM is opgedragen. De gegevens die door de NVWA aan de ACM verstrekt worden, zijn gewone persoonsgegevens (naam, adres). De NVWA deelt geen bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens met de ACM. Voor alle persoonsgegevens geldt dat de verwerking geschiedt binnen de kaders van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG).
Artikel II
De strafrechtelijke handhaving die met dit onderdeel wordt geregeld voor de Warenwet ziet uitsluitend op de naleving van de zelfstandige last die kan worden opgelegd ter uitvoering van de verordening algemene productveiligheid. Daarmee wordt aangesloten bij de strafrechtelijke handhaving in geval van het niet uitvoeren van de vergelijkbare last, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Warenwet. Strafrechtelijke vervolging is het sluitstuk van de handhaving wanneer alle bestuursrechtelijke middelen zonder positief resultaat zijn benut en wordt wenselijk geacht voor de goede uitvoering van de verordening algemene productveiligheid op het terrein van de Warenwet. Het niet uitvoeren van een zelfstandige last als bedoeld in artikel 32h, tweede lid, van de Warenwet wordt gekenmerkt als misdrijf (artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten).
Artikel III
Voor het toezicht op de naleving van artikel 22 van de verordening algemene productveiligheid worden zowel de NVWA als de ACM aangewezen als toezichthouder.
Op grond van artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwet zijn de ambtenaren van de NVWA belast met het toezicht op de naleving van de Warenwet en de daarop berustende regels. Het toezicht van de NVWA omvat ook het bepaalde bij of krachtens bindende EU-rechtshandelingen die bij of krachtens de Warenwet zijn geïmplementeerd. Daarmee worden deze ambtenaren ook belast met het toezicht op de naleving van de verordening algemene productveiligheid voor wat betreft waren die onder de Warenwet vallen, met uitzondering van artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid.
Artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid geeft een nadere invulling aan de artikelen 16, 23 en 31 van Verordening (EU) 2022/2065 van de digitaledienstenverordening wat betreft aanbieders van onlinemarktplaatsen waarop producten worden aangeboden waar de verordening algemene productveiligheid op van toepassing is. De ACM is aangewezen als digitaledienstencoördinator en als bevoegde autoriteit voor het toezicht op het grootste deel van de digitaledienstenverordening.10 De digitaledienstencoördinator is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de digitaledienstenverordening in Nederland.11 De digitaledienstencoördinator is bovendien verantwoordelijk voor de coördinatie van het toezicht en handhaving op nationaal niveau en draagt bij aan samenwerking op dit terrein op EU-niveau.
Artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid bevat voorschriften die gelden “met het oog op de naleving van” de artikelen 16, 23 en 31 van de digitaledienstenverordening. Dit betekent dat bij het toezicht op de naleving van de artikelen 16, 23 en 31 van de digitaledienstenverordening de vereisten van artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid betrokken moeten worden. De vereisten die de verordening algemene productveiligheid stelt en waaraan aanbieders van onlinemarktplaatsen moeten voldoen om de naleving van sommige bepalingen van de digitaledienstenverordening te waarborgen, mogen voorts geen afbreuk doen aan de toepassing van de digitaledienstenverordening, die van toepassing blijft op die aanbieders van onlinemarktplaatsen.12
Voorgesteld wordt om de ACM aan te wijzen als toezichthouder op artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid. Hiermee wordt geborgd dat de ACM de naleving van deze bepalingen van de verordening algemene productveiligheid volledig kan betrekken bij haar toezicht op de naleving van de artikelen 16, 23 en 31 van de digitaledienstenverordening. Dit draagt bij aan de effectiviteit van het toezicht en de handhaving van deze bepalingen van beide verordeningen. Gezien de samenhang van het toezicht en de handhaving van deze bepalingen van beide verordeningen wordt voorgesteld om de aanwijzing van de ACM als toezichthouder in de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening te regelen. Het voorstel voor de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening is op dit moment aanhangig bij de Tweede Kamer.13 In artikel III van dit voorstel wordt daarom geregeld dat de ACM in de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening wordt aangewezen als toezichthouder op artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid als dat voorstel tot wet is of wordt verheven.
Op deze wijze worden de bepalingen van de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening inzake de bevoegdheden en instrumenten voor het toezicht, de handhaving en de sanctionering ook van toepassing op het toezicht en de handhaving door de ACM ten aanzien van de verordening algemene productveiligheid. Dit betekent ook dat voor de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom wordt aangesloten bij de regels die de digitaledienstenverordening daarvoor bevat. Hiermee wordt ten aanzien van artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid, van de verordening algemene productveiligheid invulling gegeven aan de verplichting in artikel 44 van die verordening om voorschriften vast te stellen over de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en de eis dat deze sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Artikel IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze memorie van toelichting wordt in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken uitgebracht.
Transponeringstabel Verordening (EU) 2023/988
Bepaling Verordening (EU) 2023/988 | Bepaling in wetsvoorstel, besluit (Warenwetbesluit uitvoering verordening algemene productveiligheid en verordening inzake accreditatie) of bestaande regeling | Omschrijving beleidsruimte | Toelichting op keuze bij invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk (doelstelling en onderwerp) | ||
Artikel 2 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk (toepassingsgebied) | ||
Artikel 3 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk (definities) | ||
Artikel 4 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 5 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 6 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 7 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 8 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 9, eerste tot en met achtste lid en tiende tot en met dertiende lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 9, zevende lid | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 9, negende lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 10, eerste lid | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 10, tweede lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 11 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 11, vierde lid | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 12 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 13, eerste en tweede lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 13, derde lid | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 14 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling | ||
Artikel 15 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit Zie ook artikel 5:20 van de Awb |
||
Artikel 16 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit Zie ook artikel 1 van het Warenwetbesluit uitvoering markttoezichtverordening |
||
Artikel 17, eerste lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 17, tweede lid, eerste alinea | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 17, tweede lid, tweede alinea | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 18, eerste, tweede, vierde en vijfde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 18, derde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit Op grond van het derde lid kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen waarin eisen worden gesteld aan marktdeelnemers. |
||
Artikel 19 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 19, onder d | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 20 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 21 | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 22, eerste tot en met derde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 22, vierde lid, eerste alinea | Artikel I, onderdeel H | ||
Artikel 22, vierde lid, tweede alinea | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 22, vijfde lid | Zie artikel I, onderdeel H | ||
Artikel 22, zesde, tiende en twaalfde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 22, negende lid, onder d | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 22, zevende tot en met negende en elfde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel III | ||
Artikel 23, eerste en tweede lid | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 23, derde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 24, eerste lid, eerste alinea | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 24, eerste lid, tweede alinea en tweede lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 25 | Behoeft geen implementatie; betreft enerzijds feitelijk handelen van de lidstaat en anderzijds richt de bepaling zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 26, eerste tot en met vierde lid en zesde en zevende lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 26, vijfde lid en achtste tot en met tiende lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 27 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 28, eerste lid, eerste, tweede, vierde en zesde alinea en tweede en derde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 28, eerste lid, derde alinea | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat Zie voor handhavingsbevoegdheden artikel I, onderdeel I (artikel 32h) en de artikelen 32 en 32a tot en met 32m van de Warenwet |
||
Artikel 28, eerste lid, vijfde alinea | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 28, vierde lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 28, vijfde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 29, eerste lid | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 29, tweede lid | Behoeft geen implementatie; betreft enerzijds feitelijk handelen van de lidstaat (lidstaat kan zaak doorverwijzen naar Commissie voor advies) en anderzijds richt de bepaling zich tot de Europese Commissie (advies opstellen) | ||
Artikel 29, derde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat. | ||
Artikel 29, vierde en vijfde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 30 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk; tweede lid richt zich tot de Europese Commissie. | ||
Artikel 31, eerste, tweede, vierde en vijfde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat. | ||
Artikel 31, derde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie. | ||
Artikel 32, eerste en vierde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat. | ||
Artikel 32, tweede en derde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie. | ||
Artikel 33 | Behoeft geen implementatie; artikel richt zich enerzijds tot de Europese Commissie en anderzijds betreft het feitelijk handelen van de lidstaat. Zie ook artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht |
||
Artikel 34 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 35 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit Op grond van het derde lid kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin eisen worden gesteld aan marktdeelnemers. |
||
Artikel 36, eerste en tweede lid | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 36, tweede lid, aanhef | Behoeft implementatie; zie artikel 3 van het besluit (vaststellen taal) |
||
Artikel 36, derde lid | Behoeft geen implementatie; op grond van het derde lid stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen het model voor terugroepberichten vast. Dit model is niet verplicht. | ||
Artikel 37 | Behoeft implementatie; opnemen strafbaarstelling, zie artikel 2 van het besluit | ||
Artikel 38 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich enerzijds tot de Europese Commissie en anderzijds betreft het feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 39 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 40 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 41 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot (instellingen van) de Europese Unie | ||
Artikel 42 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie en OLAF | ||
Artikel 43 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 44, eerste en tweede lid | Bijlage bij Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en artikel 1 jo. artikel 6 van de Wet op de economische delicten. | ||
Artikel 44, derde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat. | ||
Artikel 45 | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot instellingen van de Europese Unie | ||
Artikel 46 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 47, eerste tot en met vijfde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 47, zesde lid | Behoeft geen implementatie; betreft feitelijk handelen van de lidstaat | ||
Artikel 48, eerste lid | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 48, tweede en derde lid | Behoeft geen implementatie; bepaling richt zich tot de Europese Commissie | ||
Artikel 49 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 50 | Behoeft implementatie; zie artikel 7 van het besluit (intrekken Warenwetbesluit algemene productveiligheid en het Warenwetbesluit Imitatieproducten) | ||
Artikel 51 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk | ||
Artikel 52 | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk (inwerkingtreding en toepassing) | ||
Bijlage | Behoeft geen implementatie; rechtstreeks toepasselijk (concordantietabel) |
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Verordening (EU) 2023/988 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 87/357/EEG van de Raad (PbEU 2023, L 135).↩︎
Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PbEG 2001, L 11).↩︎
Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument (PbEG 1987, L 192).↩︎
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169).↩︎
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).↩︎
Kamerstukken II 2016/17, 29515, nr. 397.↩︎
Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.↩︎
Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022, L 277).↩︎
Zie overweging 53 van Verordening (EU) 2023/988.↩︎
Stcrt. 2024, 3993.↩︎
Artikel 49 van de digitaledienstenverordening bepaalt dat dit geldt tenzij bepaalde specifieke taken of sectoren aan één of meer andere bevoegde autoriteiten worden toegewezen. In het wetsvoorstel voor de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening wordt de Autoriteit persoonsgegevens aangewezen als bevoegde autoriteit voor het toezicht op twee verboden in de digitaledienstenverordening op het gebruik van profilering bij het tonen van reclames op online-interfaces van online platforms.↩︎
Zie overweging 47 van de verordening algemene productveiligheid.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 36531, nr. 2.↩︎