Geannoteerde agenda JBZ-Raad 12-13 december 2024
JBZ-Raad
Brief regering
Nummer: 2024D47588, datum: 2024-12-03, bijgewerkt: 2024-12-09 14:18, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
- Beslisnota bij Geannoteerde Agenda JBZ-Raad 12-13 december 2024
- Geannoteerde Agenda JBZ-Raad 12-13 december 2024
- Kwartaalrapportage Q3 2024
Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -907 JBZ-Raad.
Onderdeel van zaak 2024Z20118:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-05 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-09 10:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-11 10:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (algemeen) (is omgezet in een schriftelijk overleg op 9 december 2024) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-11 12:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (vreemdelingen- en asielbeleid) (Commissiedebat), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2024-12-12 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-19 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
32317 JBZ-Raad
Nr. 907 Brief van de minister en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de minister van Asiel en Migratie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) op 12 en 13 december 2024 in Brussel. De minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Asiel en Migratie en de staatssecretaris Rechtsbescherming zullen hier aan deelnemen.
Ook informeren wij uw Kamer over de migratiesamenwerking met Marokko, minimumduur van het inreisverbod en de herziening van terugkeerwetgeving.
Verder ontvangt uw Kamer hierbij een korte appreciatie van het Niinistö-rapport “Safer Together: Strengthening Europe’s Civilian and Military Preparedness and Readiness” en wordt er vooruitgeblikt op twee bijeenkomsten rondom de JBZ-Raad waaraan de minister van Justitie en Veiligheid deelneemt. Tot slot ontvangt u het derde kwartaaloverzicht van EU-wetgeving op terrein van AenM en JenV.
Voortgang migratiesamenwerking met Marokko
Via deze weg informeert het kabinet uw Kamer, conform de toezegging van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juni 2023, over de stand van zaken in de migratiesamenwerking met Marokko. In juli 2021 ondertekenden Marokko en Nederland een bilateraal actieplan dat de basis heeft gevormd voor de brede en goede relatie die Marokko en Nederland op dit moment hebben, waaronder op het gebied van migratie. In overleggen op hoogambtelijk niveau (Groupe Migratoire Mixte Permanente, “GMMP”) maken beide landen afspraken over uiteenlopende onderwerpen op het gebied van migratie, waaronder de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, grensmanagement, alleenstaande minderjarige vreemdelingen en legale migratie.
Op 7 oktober jl. vond de vijfde editie van het GMMP plaats in Marokko. Dit GMMP verliep in goede onderlinge sfeer en leidde tot concrete resultaten. Er werd, ten eerste, stil gestaan bij de goede terugkeersamenwerking die Marokko en Nederland in de afgelopen jaren met elkaar hebben opgebouwd. De delegaties hebben afgesproken deze samenwerking verder te verdiepen door een gezamenlijk uitvoeringsprotocol op te stellen, waarin de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken uitvoerende partijen verder verduidelijkt wordt. Dit draagt bij aan een soepel, betrouwbaar terugkeerproces. Ten tweede is in aanloop naar dit GMMP een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend over een pilot-project voor kleinschalige, tijdelijke circulaire arbeidsmigratie binnen de reeds bestaande Nederlandse juridische en wettelijke kaders. Beide partijen werken nu verder aan operationalisering van deze pilot. Ten derde spraken Marokko en Nederland over mogelijkheden om intensiever samen te werken in de opvang en terugkeer van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Tot slot spraken Marokko en Nederland over de mogelijkheden tot verdere samenwerking op het gebied van grensmanagement en werd besloten een gezamenlijke roadmap op te stellen, waarin concrete onderwerpen voor verdere samenwerking tussen de betrokken operationele diensten worden opgenomen.
Hieronder deelt het kabinet de meest recente cijfers op het gebied van terugkeer naar Marokko. De samenwerking met Marokko op het gebied van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers verloopt goed. Na de initiële piek van begin 2024 is de uitstroom langzaam gestabiliseerd, hetgeen 2024 naar verwachting resulteert in ongeveer dezelfde uitstroomcijfers als die het kabinet rapporteerde over 2023. Een belangrijke nuance in de vergelijking met 2023 is dat er in 2024 significant minder Marokkanen in vreemdelingenbewaring hebben gezeten, omdat de detentiecapaciteit voor andere doelgroepen werd gebruikt. Toch is het vertrek wél doorgelopen. Het kabinet verwacht dat deze trend over 2025 gelijk blijft, mede doordat de instroom van Marokkanen in het terugkeerproces na de piek in 2023 terug lijkt te lopen. Daarmee wordt eens te meer bevestigd dat de samenwerking op terugkeer naar Marokko goed verloopt en langzaam maar zeker in een structureel proces verandert. Op operationeel niveau zet het kabinet er op in om de werkafspraken in 2025 verder vorm te geven en vast te leggen met Marokko, om het terugkeerproces nog stabieler te maken en de resultaten verder te verbeteren.
Tabel: terugkeersamenwerking met Marokko in cijfers
Terugkeersamenwerking Marokko | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 (t/m 31-10) |
---|---|---|---|---|
Instroom DTenV (excl. Dublin mogelijkheid) | 710 | 810 | 1440 | 600 |
Gedwongen vertrek (excl. Dublin) naar MAR | 10 | 30 | 170 | 150 |
Zelfstandig vertrek naar MAR met IOM/NGO | 10 | 10 | 20 | 30 |
Zelfstandig Vertrek naar MAR met DTenV | 10 | 30 | 90 | 50 |
Totaal Vertrek naar MAR | 30 | 60 | 270 | 230 |
Aantal verzoeken LP | 100 | 240 | 420 | 250 |
Aantal bevestigde nationaliteitsbevestigingen | <5 | 160 | 310 | 180 |
Aantal afgegeven LP’s | 0 | 30 | 270 | 220 |
Geharmoniseerde minimumduur van een inreisverbod
Conform de toezegging van de Minister van Asiel en Migratie tijdens het Commissiedebat JBZ-Raad van 9 oktober jl. (Kamerstuk 32317, nr. 905) komt het kabinet in deze aanbiedingsbrief terug op de vraag van lid Van Santen of het bereid is om bij de herziening van artikel 11, lid 2 van de Terugkeerrichtlijn te pleiten voor een inreisverbod met een minimale duur, wanneer een onderdaan van een derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Het kabinet onderschrijft het belang van het voeren van een effectief terugkeerbeleid, waarbij er speciale aandacht dient te zijn voor de door lid van Santen genoemde groep. Voor deze mensen is geen plaats in onze samenleving. Nederland zet er daarom op in om aan personen een langdurig inreisverbod voor de duur van 10 of 20 jaar op te leggen wanneer er sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging van de openbare orde die een fundamenteel belang van de samenleving raakt. Voor lidstaten is onder de huidige richtlijn ruimte om zelf de duur van een inreisverbod te bepalen dat zij opleggen vanwege openbare orde, openbare veiligheid of nationale veiligheid. Het kabinet onderschrijft dat het meerwaarde kan hebben om dit in de Unie te harmoniseren door in nieuwe regelgeving een minimum op te nemen. De minister van Asiel en Migratie heeft de Commissie dan ook op de JBZ-Raad van 10 oktober jl. opgeroepen dit voorstel te bezien bij het verwachte nieuwe Commissievoorstel over de herziening van de Terugkeerrichtlijn.
Voortgang herziening terugkeerwetgeving
Binnen de EU loopt het kabinet voorop om steun te krijgen voor wijziging van de Terugkeerrichtlijn. Uw Kamer werd eerder geïnformeerd over het non-paper dat Nederland samen met Oostenrijk en gesteund door 14 andere Europese Lidstaten opstelde.1 Ook vroegen de Europese Regeringsleiders tijdens de Europese Raad op 17-18 oktober, mede op voorspraak van Nederland en in lijn met het Oostenrijkse en Nederlandse non-paper, de Commissie versneld met een nieuw voorstel te komen voor wetgeving op het gebied van terugkeer2. De Commissie zegde inmiddels toe het herzieningsvoorstel naar verwachting medio 2025 te publiceren. Het kabinet acht met deze inspanningen de motie van der Staaij/Bisschop3 en de toezegging van de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen uitgevoerd.
Kabinetsappreciatie rapport Safer Together: Strengthening
Europe’s Civilian and Military Preparedness and Readiness
Op 30 oktober jl. is het rapport “Safer Together: Strenghtening
Europe’s Civilian and Military Preparedness and Readiness” van de
voormalig Finse premier Sauli Niinistö gepubliceerd over het versterken
van de weerbaarheid van de EU. Het rapport is geschreven in opdracht van
Commissievoorzitter Von der Leyen en bevat aanbevelingen die deels een
plek zullen krijgen in de Preparedness Union-strategie van de
Europese Commissie. Naar verwachting zal het rapport ook tijdens de
Europese Raad van 19 en 20 december a.s. worden gepresenteerd voor een
eerste (procesmatige) beschouwing.
De focus van het Niinistö-rapport ligt op het versterken van de civiele weerbaarheid, van de krijgsmachten van de lidstaten en de samenwerking daartussen en van de horizontale crisisbeheersing van de EU. Ook benoemt het rapport dat de EU momenteel geen duidelijk plan heeft voor de aanpak van gewapende agressie tegen een lidstaat en dat er geen alomvattende capaciteit bestaat om de benodigde EU-middelen op een gecoördineerde wijze te mobiliseren en voor te bereiden op grote sector-overschrijdende schokken en crises, zoals geopolitiek, cyber, infectieziekten en een pandemie, (bio)chemische dreigingen, klimaat, tekorten. Het rapport stelt dat de EU anders moet opereren om de uitdagingen en dreigingen het hoofd te bieden en doet daartoe binnen negen thema’s aanbevelingen: 1) beter begrip van de hedendaagse crisis en de noodzaak te anticiperen op toekomstige dreiging, 2) de EU moet in staat zijn om onder alle omstandigheden te kunnen functioneren, 3) actiesnelheid is nodig met structuren en procedures die fit-for-purpose zijn, 4) burgers moeten in staat gesteld worden om te fungeren als ruggengraat van maatschappelijke weerbaarheid en civiele paraatheid, 5) het volledige potentieel van publiek-private partnerschappen moet worden benut, 6) de EU moet slimmer zijn dan kwaadwillende actoren om hybride aanvallen te voorkomen, en 7) Europa’s defensie-inspanningen moeten opgeschaald worden en het potentieel van dual use-goederen moet beter benut worden, 8 ) gebruik assertieve EU-diplomatie om wederzijdse weerbaarheid met partnerlanden op te bouwen en te versterken, 9) zet in op de economische kant van weerbaarheid met gezamenlijke consistente langetermijninvesteringen.
Het kabinet verwelkomt het rapport van Niinistö en onderstreept de dreiging en uitdagingen die het rapport schetst, en de urgentie die het uitstraalt. Ze komen overeen met de contextschetsing van andere recente rapporten, zoals de Trendanalyse Nationale Veiligheid 20244, het rapport ‘Nederland in een Fragmenterende Wereldorde’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)5, het advies ‘Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid’ van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en het Draghi-rapport over EU concurrentievermogen. Veiligheid en een weerbare samenleving zijn speerpunten in het kabinetsbeleid, zoals ook verwoord in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden.6 Een wereld met meer onzekerheid, onrust en oorlog vereist een weerbare en slagvaardige EU. Het kabinet zet zich hiervoor in en ziet eensgezindheid als voorwaarde om Nederlandse (veiligheids-)belangen te borgen en effectief te opereren in de wereld.
De strekking van het rapport sluit bovendien goed aan bij de ambities van het kabinet om in te zetten op de continuïteit van de samenleving en economie, versterking van de krijgsmacht en de civiele ondersteuning daarvan en de inzet op versterking van weerbaarheid en crisisbeheersing op EU-niveau. Het kabinet zet hierop reeds stappen die goed aansluiten bij het rapport. Zo spant Nederland zich – zowel in nationaal als internationaal verband- in op het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid van Nederland tegen militaire en hybride dreigingen.
Het kabinet onderstreept de kern van het rapport dat meer inzet nodig is. Het rapport geeft daarvoor een sterk signaal en goede aanknopingspunten die als inspiratie kunnen dienen voor de verdere inzet van het kabinet in Nederland, binnen de EU en met internationale partners. Belangrijke prioriteiten zijn daarin voorstellen voor versterking van EU-NAVO samenwerking, het versterken van de Europese defensie-industrie en stappen die horizontale coördinatie op crisisbeheersing van de EU versterken.7 Ook steunt het kabinet het voorstel dat bij al het EU-beleid integraal wordt gekeken naar de veiligheidsimplicaties hiervan.8 Het kabinet zal er daarbij op toezien dat EU-initiatieven voor weerbaarheid aansluiten op de reeds bestaande NAVO structuren zoals de weerbaarheidsdoelstellingen voor civiele paraatheid en waar mogelijk versterken. Voor wat betreft de opvolging van het rapport hecht het kabinet belang aan een inclusief proces en zal het zich sterk maken voor een aanpak die past bij de taakverdeling tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie zoals neergelegd in de EU-Verdragen.
Het kabinet zal zich de komende periode buigen over de specifieke aanbevelingen op de negen thema’s in het rapport. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat deze zich goed verhouden tot de nationale wetgeving, de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten, de inter-institutionele balans en de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Daarbij is het eveneens belangrijk dat het weerbaarheidsvraagstuk wordt gewogen binnen het kader van de driehoek van veiligheid, duurzaamheid en concurrentievermogen. Ook worden stappen in samenhang bezien met reeds lopende initiatieven, zoals voornoemde aanpak om de weerbaarheid voor militaire en hybride dreigingen te versterken, uitwerking van de aanbevelingen van het Draghi rapport, het nog te verschijnen White Paper on the Future of Defence en de Interne Veiligheidsstrategie van de Commissie. Ten slotte zal het kabinet er voor waken dat er vooruit wordt gelopen op het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) vanaf 2028. Onderhandelingen hiervan beginnen naar verwachting pas volgend jaar. Begin 2025 zal de minister van Justitie en Veiligheid een uitgebreide kabinetsappreciatie mede namens de minister van Defensie en van Buitenlandse Zaken over het Niinistö-rapport aan uw Kamer verzenden.
De Europese Commissie zal naar verwachting in 2025 haar Preparedness Union-strategie publiceren. Het kabinet zal de Kamer middels de gebruikelijke kanalen (het BNC-fiche) informeren over de beoordeling en de kabinetsinzet ten aanzien van deze plannen.
Diner Coalitie Europese landen tegen georganiseerde criminaliteit
Op 11 december organiseert de minister van Justitie en Veiligheid
namens Nederland een ministerieel diner voor de Coalitie van zeven
Europese Landen tegen georganiseerde criminaliteit. De Coalitie -
bestaande uit België, Nederland, Italië, Frankrijk, Spanje, Duitsland en
Zweden - is een groep van like-minded Europese landen die
agenda-zettend werkt binnen de EU om de aanpak van georganiseerde en
ondermijnende (drugs)criminaliteit te versterken. Tijdens het diner zal
naar verwachting worden gesproken over prioriteiten van de gezamenlijke
inzet. Versterking van logistieke knooppunten door samenwerking binnen
de EU havenalliantie, inzetten op de aanpak van criminele geldstromen en
verdere inzet op de bestuurlijke aanpak, behoren wat Nederland betreft
tot die prioriteiten.
Kopgroep contraterrorisme ontbijt
Voorafgaand aan de JBZ-Raad op 12 december zal daarnaast een ontbijtbijeenkomst van de kopgroep terrorisme worden georganiseerd, waaraan de minister van Justitie en Veiligheid zal deelnemen. Tijdens dit ministerieel ontbijt spreken België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Spanje, Zweden en de EU contraterrorisme coördinator over, onder andere, preventie van racisme en antisemitisme. Nederland zal hier een toelichting geven op de gebeurtenissen rondom de wedstrijd Ajax - Maccabi Tel Aviv. Daarnaast zal worden gereflecteerd op het risico van statelijke inmenging bij terroristische activiteiten in de EU. Mogelijke dreigingen voor de nationale veiligheid worden voortdurend en grondig in de gaten gehouden door de Nederlandse rechtshandhaving en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het blijft van belang hierover in Europees verband onderling informatie te delen en samen te werken.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De staatssecretaris Rechtsbescherming,
T.H.D. Struycken
De minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber-Van de Klashorst
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
` 12 en 13 december 2024
Binnenlandse Zaken
Raadsconclusies strategisch visumbeleid
(a-punt)
= aanname zonder discussie
Tijdens de JBZ-Raad worden naar verwachting Raadsconclusies aangenomen over een strategischer visie op het Europese visumbeleid. Een conceptversie van de conclusies zal eerst nog op 4 december in het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper) worden besproken. Op de JBZ-Raad zelf is geen inhoudelijke discussie meer voorzien.
De Raadsconclusies volgen op besprekingen over de toekomst van het EU-visumbeleid die onder Belgische voorzitterschap zijn gestart en door het Hongaarse voorzitterschap verder zijn gebracht en gaan in op de verschillende bestaande visuminstrumenten en de mogelijkheden tot verbeterde strategische inzet ervan. Allereerst wordt benoemd dat het visumbeleid van strategische meerwaarde kan zijn in migratiedialogen met derde landen, waaronder in het bevorderen van hervormingen in herkomstlanden en transitlanden om irreguliere migratie te voorkomen. Daarnaast kan strategische inzet van het visumbeleid een rol spelen in het bevorderen van terugkeersamenwerking, bijvoorbeeld door een visumfacilitatieovereenkomst te koppelen aan een terug- en overnameovereenkomst. De Raad benadrukt verder dat visumfacilitatie en visumliberalisatie geen risico’s op het terrein van migratie en veiligheid met zich mee mogen brengen. Hierbij geldt aansluitend dat derde landen die visumvrij zijn gesteld blijvend moeten voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumvrijstelling. Visumvrijelanden dienen adequaat te worden gemonitord om te voorkomen dat derde landen als herkomstland of doorreisland worden gebruikt voor irreguliere migratie. In lijn met de herziening van het visumopschortingsmechanisme is in de raadsconclusies opgenomen dat het van belang is dat derde landen hun eigen visumbeleid harmoniseren met dat van de EU, in het bijzonder de landen die grenzen aan de EU.
Om het visuminstrument beter te benutten wil de Raad inzetten op versterking van bestaande instrumenten, waaronder het artikel 25bis mechanisme, de optimalisatie en toepassing van het (herziene) Visum Informatiesysteem en de toepassing van nieuwe Europese systemen voor reisinformatie en –autorisatie (zoals EES en ETIAS). Hierbij wordt het belang benadrukt van geharmoniseerde toepassing van de Visumcode en de noodzaak van goede dataverzameling en analyse daarvan. De Raad benadrukt dat de herziening van het opschortingsmechanisme de EU beter in staat zal stellen om effectieve stappen te zetten die misbruik van het visumbeleid moeten tegengaan.
Het kabinet onderschrijft de Raadsconclusies volledig. Ze sluiten goed aan bij de kabinetsinzet om Nederland om irreguliere migratie te verminderen en het Schengengebied veilig te houden. Het kabinet verwelkomt ook het voornemen van de Europese Commissie (hierna: Commissie) om een Europese strategie op het visumbeleid op te stellen om de beschikbare instrumenten effectiever en toekomstbestendiger te maken en de strategische waarde van het visumbeleid beter te benutten, in het bijzonder waar het uitdagingen op het vlak van migratie en veiligheid betreft. De verwachting is dat de raadsconclusies ook door de andere lidstaten zullen worden onderschreven.
Staat van het Schengengebied
Uitvoering van de prioriteiten voor de jaarlijkse Schengenraadscyclus: veiligheidsverhoging door digitalisering
= Gedachtewisseling
Voor de Schengencyclus van 2024-2025 heeft de Commissie drie prioriteiten geïdentificeerd: 1) het vergroten van de weerbaarheid van de buitengrenzen en het tegelijkertijd consolideren van digitalisering; 2) het vergroten van de effectiviteit van het terugkeersysteem; en 3) het vergroten van de interne veiligheid. Waarschijnlijk zal het Voorzitterschap deze bespreking van de Raad willen richten op prioriteit 1. Het Voorzitterschap zal in het bijzonder met lidstaten willen bespreken welke gezamenlijke maatregelen kunnen worden genomen om de oplevering van digitale tools aan autoriteiten (waaronder de politie, douane en grensbewakingsautoriteiten) te verbeteren en de effectieve toepassing hiervan te waarborgen om veiligheidsvraagstukken te adresseren. Ook zal het Voorzitterschap wensen stil te staan bij hoe de allocatie van het EU-budget geoptimaliseerd kan worden voor de ontwikkeling en implementatie van digitale oplossingen die de veiligheid van de EU versterken.
In algemene zin geldt dat voor het kabinet het verder versterken van de buitengrenzen en het verbeteren van terugkeer en de interne veiligheid prioriteiten zijn voor het Schengengebied. Aandacht voor het tegengaan van secundaire migratiebewegingen is daarbij ook van belang. Het kabinet hecht aan een actiegerichte aanpak voor deze drie prioriteiten gedurende deze Schengencyclus en zal de Commissie daartoe oproepen. Daarnaast acht het kabinet digitalisering essentieel voor het versterken van het grensbeheer en de veiligheid binnen Schengen en de EU. Het potentieel van de huidige IT-systemen, zoals SIS en VIS, kan en moet beter worden benut om de datakwaliteit te waarborgen en de efficiëntie van systemen aan de grens te verbeteren. Nederland steunt daarom de inzet van het Voorzitterschap om de manier waarop huidige middelen worden toegewezen te optimaliseren en verbeteren door de inzet te concentreren op digitale initiatieven die de grootste impact hebben op het vergroten van de veiligheid en het verbeteren van het grensbeheer. Wat Nederland betreft valt hieronder het stimuleren van samenwerking tussen de EU, lidstaten en externe partners, zoals bedrijven en onderzoeksinstellingen om innovatieve digitale oplossingen te creëren en te implementeren.
Andere lidstaten zullen naar verwachting de agendering van digitalisering voor bespreking in de Schengenraad verwelkomen, en mogelijk ingaan op de concrete vervolgacties. Naar verwachting zullen ook meerdere lidstaten aandacht vragen voor de aanpak van instrumentalisering van migranten door vijandelijke (statelijke) actoren als prioriteit voor een veilig Schengengebied.
Interoperabiliteit
= Gedachtewisseling
Naar verwachting informeren de Commissie en EU-Lisa de JBZ-Raad bij dit agendapunt over de stand van zaken op de voortgang van de implementatie van het Entry/Exit Systeem (EES) en het Europees Systeem voor Reisinformatie en -autorisatie (ETIAS). Met betrekking tot de implementatie van het EES heeft de Commissie in de JBZ-Raad van oktober jl. medegedeeld af te zien van de inwerkingtreding van het EES door alle lidstaten tegelijkertijd op de aanvankelijk beoogde datum 10 november 2024.9 De Commissie kondigde toen aan in kaart te brengen of een gefaseerde start van het EES mogelijk is. Het is de verwachting dat kort voorafgaand aan de JBZ-Raad een voorstel hiertoe met de lidstaten gedeeld zal worden. De huidige EES-verordening biedt geen juridische basis voor een flexibele start, vanwege de verwerking van persoonsgegevens. De Commissie zal daarom een voorstel voor een nieuwe verordening opstellen die de huidige EES-verordening aanvult. Naar verwachting zal ook dit voorstel nog dit jaar worden gedeeld met de lidstaten.
Het kabinet steunt de door de Commissie voorgestelde gefaseerde aanpak. Het is aan de Commissie om vast te stellen wat deze fasering betekent voor de tijdlijnen voor de geplande inwerkingtredingen van de diverse Europese informatiesystemen. Het kabinet kijkt uit naar de verdere informatie hierover tijdens de JBZ-Raad.
Besluit van de Raad tot vaststelling van de datum voor de afschaffing van de personencontroles aan de landbinnengrenzen met Bulgarije en Roemenië
= Aanname
In december 2023 hebben de EU-lidstaten unaniem besloten tot een gefaseerde toepassing van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië (ook wel: Schengentoetreding). De Raad besloot tot het opheffen van de binnengrenscontroles voor de lucht- en zeegrenzen met Bulgarije en Roemenië, maar nog niet voor de landgrenzen. Dit Raadsbesluit is op 31 maart jl. in werking getreden. Oostenrijk, Roemenië en Bulgarije zijn met de Commissie destijds ook een verklaring overeengekomen waarin zij zich committeren aan het voortzetten van de inzet om irreguliere migratie tegen te gaan, en aanvullende maatregelen overeenkwamen om het buitengrensbeheer verder te versterken. Het Hongaarse EU-voorzitterschap zal tijdens deze JBZ-Raad besluitvorming over het afronden van de gefaseerde toetreding agenderen.
Nederland kwam in december 2023 tot de conclusie dat Bulgarije en Roemenië voldoen aan de gestelde voorwaarden voor Schengentoetreding, en kon om die reden instemmen met de volledige toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. Nederland hechtte voor dit besluit aan recente informatie over de toepassing van het Schengenacquis, evenals significante voortgang op het gebied van de rechtsstaat en corruptiebestrijding. Nederland kon in 2022 reeds instemmen met volledige toetreding van Roemenië.10 Op verzoek van Nederland hebben er in 2022 en 2023 drie aanvullende fact-finding missies naar Bulgarije plaatsgevonden onder leiding van de Commissie. Gezien de herhaaldelijk vastgestelde positieve resultaten, evenals de significante voortgang op het vlak van de rechtsstaat, kwam Nederland in december 2023 tot de conclusie dat er ook ten aanzien van Bulgarije sprake was van een duurzame verankering van de gestelde voorwaarden.11 Wel heeft Nederland voortdurend kenbaar gemaakt dat zowel op het vlak van grensbeheer, fundamentele rechten en de rechtsstaat, monitoring via de bestaande mechanismes na Schengentoetreding wenselijk blijft. Dat is ook voorzien.
Tijdens de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober jl. hebben Roemenië en Bulgarije hun inspanningen naar aanleiding van de in december 2023 aangenomen verklaring toegelicht (zie het verslag dat uw Kamer toekwam12). Zo hebben Roemenië en Bulgarije zich ingezet voor de verdere versterking van het buitengrensbeheer, middels financiële en personele investeringen. Ook is geïnvesteerd in de Dublinsamenwerking met andere lidstaten, en zijn Bulgarije en Roemenië voortvarend van start gegaan met de implementatie van het Pact.
Het kabinet constateert dat Roemenië en Bulgarije aan de gestelde eisen voldoen, en daarnaast aanvullende verbeteringen op het grenstoezicht hebben doorgevoerd. Het kabinet kan daarom tijdens deze JBZ-Raad instemmen met de afronding van de gefaseerde Schengentoetreding van Roemenië en Bulgarije. De verwachting is dat alle overige lidstaten ook kunnen instemmen met dit besluit. Vanzelfsprekend blijft, zoals bij alle Schengenstaten, doorlopende monitoring essentieel.
(Mogelijk) Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen
= Gedeeltelijke algemene oriëntatie
Tijdens de JBZ-Raad zal de Verordening ter voorkoming en bestrijding
van seksueel misbruik van kinderen (CSAM-verordening) mogelijk worden
geagendeerd om een gedeeltelijke algemene oriëntatie aan te nemen.
Op het moment van schrijven is er geen zekerheid over de agendering van
dit onderwerp. Mocht de CSAM-Verordening voor besluitvorming op de
agenda blijven staan, dan zal Nederland tijdens de JBZ-Raad de eerder
ingenomen positie herhalen. Nederland zal dan actief kenbaar maken zich
te onthouden van stemming en daarmee worden gerekend tot de landen die
de algemene oriëntatie niet steunen. Voor een uitgebreide toelichting
over het kabinetsstandpunt bij dit voorstel en in het bijzonder over het
zogeheten detectiebevel verwijst het kabinet naar de Kamerbrieven van 1
oktober en 29 november jl.13
Strategische richtsnoeren voor wetgevende en operationele planning op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie
= Stand van zaken
Het Hongaarse voorzitterschap is voornemens om strategische richtsnoeren vast te stellen voor de meerjarige Justitie- en Binnenlandse Zakensamenwerking in de EU. Tijdens de informele JBZ-Raad van 22-23 juli 2024 vond hierover een eerste bespreking op ministersniveau plaats en de afgelopen periode is in Brussel over de inhoud van deze strategische richtsnoeren verder onderhandeld. Het kabinet heeft uw Kamer hierover eerder geïnformeerd.14
De verwachting is dat het Voorzitterschap tijdens deze JBZ-Raad de stand van zaken van de onderhandelingen over de strategische richtsnoeren zal toelichten. Er vindt naar verwachting geen uitgebreide discussie plaats. De onderhandelingen over deze richtsnoeren lijken zich in een eindfase te bevinden. Tijdens de Coreper bespreking op 27 november jl. bleken de lidstaten de tekst van de richtsnoeren te kunnen steunen. Het Voorzitterschap werkt toe naar de afronding voor het einde van het jaar.
Het kabinet kan de JBZ-strategische richtsnoeren steunen. De Nederlandse prioriteiten en inzet hebben namelijk naar tevredenheid een plek in deze richtsnoeren gekregen. Zo wordt onder andere de noodzaak benadrukt van de aanpak van irreguliere migratie, een sterk en veilig Schengengebied met streng buitengrensbeheer, verkenning van innovatieve vormen van migratiesamenwerking, goede en volledige implementatie van Europese asielwetgeving en herziening van de Europese terugkeerstelsel. Daarnaast wordt in de richtsnoeren ingezet op versterkte Europese samenwerking in de strijd tegen de zware georganiseerde criminaliteit, waarbij aandacht wordt gevraagd voor de bestuurlijke aanpak en het tegengaan van voortgezet crimineel handelen in detentie. Aandacht voor weerbaarheid van de samenleving en een inzet op versterkte EU-crisismanagement, een prioriteit voor dit kabinet, is daarnaast goed terecht gekomen in de richtsnoeren. Tot slot is in de richtsnoeren een sterke passage opgenomen over de rechtsstaat. Voor Nederland was en is dit prioriteit, aangezien de rechtsstaat een essentieel fundament is voor het functioneren van de EU.15
Migratie en asiel
Aanpak van migratie
Implementatie van hervormingen op het gebied van migratie en asiel
= Gedachtewisseling
Tijdens de JBZ-Raad zal een brede discussie over de aanpak van
irreguliere migratie en de voortgang op de implementatie van het Asiel-
en Migratiepact plaatsvinden. De Commissie zal naar verwachting de
voortgang toelichten over de volle breedte van het
migratieterrein.
Het kabinet zet zich er in Europa voor in om de asielinstroom naar
Nederland fors te beperken. Zo heeft Nederland reeds in Brussel kenbaar
gemaakt bij verdragswijziging te zullen pleiten voor een opt-out.
Hiermee is een duidelijk signaal afgegeven. Het kabinet is zich ervan
bewust dat het realiseren van een opt-out een proces van de lange adem
is. Nederland zal bij de bespreking van dit agendapunt dan ook inzetten
op maatregelen die de instroom op kortere termijn kunnen beperken. Een
onderdeel daarvan is strikte implementatie van het Asiel- en
Migratiepact door alle lidstaten. Een robuuste asielgrensprocedure en
screening aan de Europese buitengrenzen kan immers doormigratie naar
Nederland tegengaan. Het kabinet zal kort stilstaan bij de mijlpaal van
indiening van alle nationale implementatieplannen begin december. Uw
Kamer wordt, conform de toezegging van de Minister van Asiel en Migratie
in het JBZ-Commissiedebat van 9 oktober jl., separaat over het nationaal
implementatieplan geïnformeerd per brief. Als bijlage bij de brief zal
ook het nationaal implementatieplan zelf met uw Kamer worden gedeeld.
Het Kabinet zal ook benadrukken dat het belangrijk is om ook op politiek
niveau de voortgang van de implementatie te blijven bespreken. Nederland
zal in het kader daarvan ook het belang van betere handhaving van de
Dublin-verordening benadrukken. Verder zal Nederland zich hardmaken voor
het versnellen van terugkeer in de EU, een spoedige herziening van de
Terugkeerrichtlijn, het aangaan en verstevigen van brede partnerschappen
om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer en opvang in regio te
bevorderen, en innovatieve vormen van migratiesamenwerking. Andere
lidstaten zullen naar verwachting stilstaan bij de voortgang van hun
nationale implementatie en de behoefte aan duidelijkheid over Europese
financieringsmogelijkheden hiervan. Ook zullen naar verwachting veel
lidstaten elkaar en de Commissie oproepen terugkeer te verbeteren, en
het belang van voortgang op de externe dimensie van migratie
benadrukken.
Uitdagingen op het gebied van veiligheid: beoordeling door de Inlichtingen Adviesraad
= Stand van zaken
De veiligheidsdiensten van de Europese lidstaten, Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk werken nauw samen aan de veiligheid van Europa. Zoals gebruikelijk geven de diensten tijdens de JBZ-Raad een periodieke briefing over de huidige veiligheidssituatie. Deze briefing wordt verzorgd door de voorzitter van de Intelligence Advisory Board (IAB), het kanaal van de Europese veiligheidsdiensten voor gezamenlijke communicatie en dialoog met de EU. Op moment van schrijven zijn er nog geen stukken beschikbaar. Het kabinet zal de informatie van de IAB aanhoren.
Innovatieve partnerschappen
= Werklunch
Tijdens de lunch zullen de lidstaten spreken over innovatieve partnerschappen. Het kabinet zet zich in Europa in als aanjager van het verkennen van de mogelijkheden voor innovatieve samenwerkvormen op het gebied van migratie. Zo heeft Nederland de afgelopen maanden langs verschillende sporen verder gewerkt aan het in kaart brengen van de mogelijkheden voor terugkeerhubs. Allereerst heeft Nederland ingezet op het creëren van meer juridische ruimte in EU-regelgeving voor innovatieve vormen van migratiesamenwerking. Zo pleitte Nederland in het eerder genoemde non-paper over de prioriteiten voor de herziening van de terugkeerrichtlijn voor meer juridische ruimte voor innovatieve vormen van terugkeer, en zal het kabinet bij de in 2025 geplande herziening van het veilig derde land-concept inzetten op verruiming van de toepassingsmogelijkheden. Daarnaast heeft Nederland, in co-voorzitterschap met Malta, een ambtelijke kopgroep (17 lidstaten, waaronder Denemarken en Zweden) opgezet die de juridische en operationele kaders van terugkeerhubs nader uitwerkt. Om het onderwerp zo hoog mogelijk op de politieke agenda te houden, besprak Nederland met andere regeringsleiders het belang van innovatieve vormen van migratiesamenwerking rondom de Europese Raad van 17 oktober jl. Afgesproken werd om dit ook tijdens de komende Europese Raden te doen. Het kabinet zal tijdens de lunchbespreking stilstaan bij de Nederlandse prioriteiten en de Commissie oproepen tot het uitwerken van pilots. Het kabinet acht hiermee ook de moties Rajkowski/Boomsma16 en Diederik van Dijk/Eerdmans17 uitgevoerd.
Toegang tot gegevens voor een doeltreffende rechtshandhaving: eindrapport van de ‘High-Level Group’
= Gedachtewisseling
In juni 2023 is onder het Zweedse voorzitterschap de High Level Group on Access to Data (HLG) voor effectieve rechtshandhaving opgericht. Met als doel om met experts vanuit heel Europa problemen in kaart te brengen en tot oplossingsrichtingen te komen voor de uitdagingen die rechtshandhavingspartners ervaren bij het verkrijgen van digitale gegevens voor opsporing.
Eind mei 2024 heeft de HLG mede namens de onderliggende expertgroepen een concept eindrapport gepresenteerd waarin aanbevelingen staan opgenomen met betrekking tot knelpunten en mogelijke oplossingen op drie deelonderwerpen: digitale opsporing, data retentie en toegang tot data. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben het werk en de aanbevelingen van de HLG verwelkomd en gesteund in de JBZ-Raad van juni dit jaar.18 In november is het definitieve rapport gepresenteerd. Dit rapport bouwt voort op de eerder gepresenteerde aanbevelingen en verschilt in de kern weinig van het in mei gepresenteerde concept eindrapport.
Tijdens de JBZ-Raad zal de HLG vermoedelijk een presentatie geven over het eindrapport waarna de lidstaten hierover van gedachten zullen wisselen. Het kabinet zal tijdens de JBZ-Raad dank uitspreken voor het nuttige werk van de HLG en het eindverslag. Het kabinet kijkt uit naar komst van de Roadmap die nieuwe Commissie ter hand zal nemen om met de uitwerking van start te gaan. Gezien het grensoverschrijdende karakter van deze onderwerpen acht Nederland het belangrijk dat oplossingen in gezamenlijkheid op EU-niveau worden gevonden.
De strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit
= Voortgangsverslag
Het Hongaarse Voorzitterschap licht de stand van zaken toe van de prioriteiten op het gebied van georganiseerde criminaliteit aan de hand van het op 18 oktober 2023 gepubliceerde EU-stappenplan voor de bestrijding van drugshandel en georganiseerden criminaliteit. Er is nog geen document beschikbaar.
De aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit is een prioriteit van dit kabinet. In deze kabinetsperiode wordt het internationaal offensief tegen ondermijnende criminaliteit verder verstevigd en de samenwerking binnen de EU is een belangrijke onderdeel hiervan.19 Het kabinet zal de stand van zaken van het Voorzitterschap in de JBZ-Raad aanhoren.
Overige onderwerpen
EU-Westelijke Balkan ministerieel forum voor Justitie en Binnenlandse Zaken (Budva, 28 – 29 oktober 2024)
= Debriefing van het Voorzitterschap
Het Hongaarse voorzitterschap informeert de JBZ-Raad bij dit agendapunt over het EU-Westelijke Balkan ministerieel forum voor Justitie en Binnenlandse Zaken dat op 28 en 29 oktober 2024 heeft plaatsgevonden. Het forum is een jaarlijkse bijeenkomst van het Voorzitterschap, de Europese Commissie en de vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan waarin zij inzicht geven in hervormingen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in het kader van het EU-toetredingsproces. Onderwerpen die tijdens het forum van oktober jl. zijn besproken zijn, onder meer, bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en illegale handel en het EU-actieplan voor de westelijke Balkan voor versterking van migratie-, asiel- en grensbeheer.
7e ministeriele conferentie van het Boedapest-proces (Boedapest, 11-12 november 2024)
= Informatie van het Voorzitterschap
Het Hongaarse voorzitterschap informeert de JBZ-Raad over het verloop van de 7e ministeriele conferentie van het Boedapest-proces. Het Boedapest-proces is een samenwerking waarbij de EU een dialoog over migratiekwesties voert met landen van de zijderoute-regio. De lidstaten zullen de toelichting van het Voorzitterschap over de afgelopen conferentie aanhoren.
Werkprogramma van het aantredende Voorzitterschap
= Presentatie van Polen
Het aankomend Poolse voorzitterschap zal tijdens de JBZ-Raad haar prioriteiten op het terrein van veiligheid en migratie delen. Het kabinet zal de presentatie van het aankomend Voorzitterschap met interesse aanhoren.
Justitie
Richtlijn inzake minimumvoorschriften ter voorkoming van migrantensmokkel
= Algemene oriëntatie
Conform de op 9 april 2024 vastgestelde informatieafspraken met de Eerste Kamer over het voorstel voor de nieuwe mensensmokkelrichtlijn (COM(2023)755) wordt bij deze geannoteerde agenda een update over de voortgang gegeven. Eerdere updates werden gegeven bij verslagen van de JBZ-Raad.20 Sinds de JBZ-Raad van 10-11 oktober jl. is het voorstel diverse malen binnen lagere Raadsgremia besproken. Op 27 november jl. is het bereikte compromisvoorstel in het Coreper besproken met het oog op het bereiken van een Algemene Oriëntatie in deze JBZ-Raad. De richtlijn valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de minister van Justitie en Veiligheid.
Nederland heeft in de onderhandelingen op grote lijnen de inzet zoals geformuleerd in het BNC-fiche behaald.21 Het kabinet acht het bereikte compromisvoorstel een welkome stap voorwaarts ten opzichte van het huidige EU-kader, waarin zaken slechts summier zijn geregeld. De verdere harmonisering van het mensensmokkeldelict kan Europese samenwerking in de aanpak van mensensmokkel verbeteren en komt tegemoet aan een wens van de Nederlandse opsporingsdiensten. Het voorliggend compromisvoorstel is daarnaast goed verenigbaar met de bestaande Nederlandse strafbaarstelling en implementatie van de nieuwe richtlijn zal naar verwachting slechts beperkte wijzigingen in het nationaal stelsel vergen. In algemene zin is de tekst ten opzichte van het Commissievoorstel op een aantal fronten wel wat minder dwingend gemaakt, zoals bij de rechtsmachtbepalingen en de strafverzwarende omstandigheden. Het onderdeel uit het Commissievoorstel over het strafbaar stellen van het publiekelijk aanzetten tot illegale binnenkomst, doortocht of verblijf heeft niet kunnen rekenen op steun bij de lidstaten, en is derhalve geschrapt. Nederland ondersteunde dit omdat niet tot een afdoende duidelijke omschrijving gekomen kon worden. Het kabinet is tevreden dat met het voorliggend voorstel er voor verschillende gekwalificeerde varianten van mensensmokkel nu geharmoniseerde minimumnormen voor strafmaxima worden vastgesteld. De minimumnorm voor het strafmaximum bij de verschillende gekwalificeerde varianten van mensensmokkel is ten opzichte van het Commissievoorstel voor het basisdelict hetzelfde gebleven (3 jaar), maar voor een aantal zwaardere varianten op aandringen van verschillende lidstaten van 10 naar 8 jaar gegaan, en voor de variant met de dood tot gevolg van 15 naar 10 jaar. Nederland zit hier nationaal boven, en had dan ook hogere minimumnormen voor de strafmaxima kunnen accepteren. Een door Nederland ingediend voorstel om mensensmokkel onder mensonterende omstandigheden ook als strafverzwarende omstandigheid op te nemen, is in het voorstel opgenomen. Daarnaast is op aandringen van Nederland de verwijzing naar ‘uitbuiting’ als strafverzwarende omstandigheid verwijderd om vervlechting met het mensenhandeldelict te voorkomen.
Met betrekking tot de kwestie of er sprake moet zijn van ‘financieel of materieel gewin’ in de strafbaarstelling, en de daaraan gerelateerde humanitaire uitzonderingsclausule, is de kabinetslijn - zoals ook uitgedragen naar de Eerste Kamer22 - overeind gebleven. Naar mening van het kabinet is in het compromisvoorstel een goede balans gevonden tussen het enerzijds voorkomen dat zuiver humanitaire hulpverlening gecriminaliseerd wordt, en anderzijds het voorkomen van onnodige belemmeringen voor de rechtshandhavingspraktijk. Het bestanddeel ‘financieel of materieel gewin’ in de strafbaarstelling wordt aangehouden, met daarbij wel in een overweging de toelichting dat lidstaten nationaal verder mogen gaan dan deze minimumnorm, en dus ook gedragingen mogen criminaliseren waarbij geen sprake is van financieel of materieel gewin, of waar dit niet bewezen kan worden. Dit laatste is belangrijk aangezien dit bestanddeel in onze nationale strafbepaling niet is opgenomen, en dit ook niet wenselijk wordt geacht, omdat het Openbaar Ministerie dan een aanvullende bewijslast zou krijgen. In een overweging over humanitaire hulp - en dus niet in de operationele tekst zoals sommige lidstaten wensten - wordt daarnaast benoemd dat de richtlijn niet begrepen moet worden als nopend tot het strafbaar stellen van hulp aan naaste familieleden of het bieden van humanitaire hulp en het voorzien in basisbehoeften van migranten, binnen de op dat vlak toepasbare nationale en internationale regels.
Voor wat de minimumnormen inzake de rechtsmacht is Nederland tevreden dat in een door Nederland bepleite overweging lidstaten worden aangemoedigd om nationaal verder te gaan dan de gestelde minimumnormen inzake rechtsmacht. Nederland had idealiter een meer verplichtende en verdergaande bepaling in het corpus van de richtlijn zelf gezien, maar hiervoor was onvoldoende draagvlak. Dit in verband met het nationale wetsvoorstel dat de eigen extraterritoriale rechtsmacht voor mensensmokkel beoogt te verbreden23, en de motie van het voormalig lid Veldkamp (NSC) c.s. over het benadrukken van het belang van rechtsmacht in het EU-kader.24
Het kabinet is voornemens op de JBZ-Raad met het voorliggend compromisvoorstel in te stemmen. Tijdens het Coreper van 27 november jl. tekende zich reeds een gekwalificeerde meerderheid af. Nederland heeft in het Coreper de intentie uitgesproken het voorstel op de JBZ-Raad te steunen, maar maakte daarbij nog wel een verwijzing naar de met de Eerste Kamer gemaakte bijzondere informatieafspraken over dit wetsvoorstel. Het kabinet acht deze informatieafspraken met verzending van deze geannoteerde agenda afgerond.
Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen
= Algemene oriëntatie
Het Hongaarse voorzitterschap is voornemens tijdens de JBZ-Raad tot een algemene oriëntatie op de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te komen.
Het voorstel is onderdeel van de EU-strategie voor een effectievere aanpak van seksueel kindermisbruik en richt zich op de strafbaarstelling van seksueel misbruik, de opsporing en vervolging daarvan door de rechtshandhavingsautoriteiten en een versterking van preventie en ondersteuning aan slachtoffers. Uw Kamer is middels een BNC-fiche geïnformeerd over het voorstel.25
Het kabinet steunt een gezamenlijke EU-aanpak van (online) seksueel kindermisbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, aangezien dit vanwege het overschrijdende karakter essentieel is voor een effectieve bestrijding. Het kabinet verwelkomt daarom het voorstel tot herziening van de richtlijn. Nieuwe technologische ontwikkelingen volgen elkaar in een rap tempo op en het kabinet acht het aanpassen van de huidige wetgeving van belang in het licht van deze ontwikkelingen.
Op enkele punten bezag het kabinet het voorstel kritisch. Het kabinet heeft zich ingezet voor heldere afbakeningen van de strafbaarstellingen, zodat bepalingen niet verder gaan dan noodzakelijk om het doel van de richtlijn te verwezenlijken en inpasbaar zijn in het Nederlandse stelsel van strafbaarstellingen. Daarnaast had het kabinet – zoals ook in het BNC-fiche aangegeven – aarzelingen bij de bepaling over de voorgestelde verplichting voor werkgevers en vrijwilligersorganisaties om informatie op te vragen over het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen in verhouding tot de Nederlandse VOG-systematiek. Ook was het kabinet kritisch over de voorgestelde aangifteplicht, omdat deze een drempel kan opwerpen voor kinderen om hulp te zoeken en zo een averechts effect kan hebben. Nederland wilde ruimte behouden voor de huidige werkwijze, onder andere op basis van de bestaande meldcode. Verder heeft het kabinet zich positief opgesteld tegenover het meenemen van kindersekspoppen in de richtlijn.26
Een groot deel van de lidstaten is voorstander van de richtlijn in de huidige vorm. Nederland kan zich vinden in de voorliggende tekst voor de algemene oriëntatie (hierna: AO).27 De belangrijkste Nederlandse zorgen zijn daarin geadresseerd. Naar het oordeel van het kabinet zijn de strafbaarstellingen zoals opgenomen in de AO duidelijk afgebakend, goed afgestemd op het internationale kader dat van toepassing is op de strafrechtelijke aanpak van seksueel misbruik gepleegd tegen kinderen en inpasbaar in het Nederlandse stelsel. In verband met het krachtenveld is het onderwerp van de kindersekspoppen geadresseerd in een overweging bij de richtlijn, waarin lidstaten worden aangemoedigd om gedragingen met kindersekspoppen, waaronder de productie daarvan, strafbaar te stellen. Ook laat de AO voldoende ruimte voor toepassing van de Nederlandse VOG-systematiek en de toepassing van de meldcodehuiselijk geweld en kindermishandeling. Het kabinet is daarom voornemens de AO te steunen tijdens de JBZ-Raad.
Richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht
= Gedeeltelijke algemene oriëntatie
Het Hongaarse voorzitterschap is voornemens tijdens de JBZ-Raad tot een gedeeltelijke algemene oriëntatie op de richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht te komen. Er is op moment van schrijven nog geen discussiedocument beschikbaar.
De gedeeltelijke algemene oriëntatie ziet op de titels I (algemene bepalingen), II (vorderingen tot nietigverklaring (faillissementspauliana)), III (opsporing van goederen behorend tot de boedel), V (verplichtingen voor bestuurders in aanloop naar faillissement) en VIII (transparantie van nationale insolventiewetgeving). Naar verwachting zullen aanpassingen zijn gedaan om de (laatste) aandachtspunten van lidstaten nog in een finale compromistekst te verwerken. Onderhandelingen over de overige titels, te weten titel IV (pre-pack procedures), titel VI (vereenvoudigde afwikkeling van micro-ondernemingen), VII (schuldeiserscommissie) en titel IX (slotbepalingen) worden voortgezet onder een volgend Voorzitterschap.
Het richtlijnvoorstel tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht is op 7 december 2022 gepubliceerd door de Commissie als onderdeel van een pakket aan maatregelen om de kapitaalmarktunie te bevorderen. De onderhandelingen hebben vaart gekregen naar aanleiding van de ER-conclusies van april 2024 over de kapitaalmarktunie. Deze voortvarende en zorgvuldige onderhandelingen werden, in lijn met de Nederlandse inzet voor de kapitaalmarktunie, door Nederland gesteund. Het kabinet pleit ter versterking van de kapitaalmarktunie onder andere voor het wegnemen van barrières op de interne markt door standaardisering en waar nodig harmonisering van wet- en regelgeving, met name daar waar er obstakels zijn op het terrein van het ondernemingsrecht, faillissementsrecht of jaarverslaggeving.
Bij de beoordeling van het richtlijnvoorstel28 is aangegeven dat de doelstelling van het richtlijnvoorstel gesteund kon worden, omdat het kabinet groot belang hecht aan verdere verdieping van de Europese kapitaalmarktunie. Daarbij kan een goedwerkend en convergent systeem van het insolventierecht in de EU bijdragen aan het verlagen van barrières voor grensoverschrijdende financiering en investeerders. Dit kan ook bijdragen aan het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor bedrijven. Door het beter faciliteren van marktfinanciering kunnen bedrijven minder afhankelijk worden van bancaire financiering. Bovendien draagt een sterke kapitaalmarktunie bij aan de financiering van de verduurzaming en digitalisering van de reële economie. Bij bepaalde onderdelen van de richtlijn zijn de nodige kritische vragen gesteld en kanttekeningen geplaatst. Daarbij was de mate van detail in het richtlijnvoorstel en hierdoor het gebrek aan ruimte om de regeling goed in het nationale recht in te passen een algemeen aandachtspunt.
Meer specifiek kon de doelstelling achter titel II (faillissementspauliana), titel III (opsporen van goederen) en titel VIII (transparantie insolventiewetgeving) worden gesteund, met de volgende aandachtspunten. Het kabinet achtte verduidelijking over de praktische toepassing van de faillissementspauliana noodzakelijk. Het kabinet zag ook aanleiding om ten aanzien van de vernietigbaarheid van betalingen op opeisbare vorderingen om meer flexibiliteit te vragen om het beter inpasbaar te maken in het nationale rechtssysteem. Bij titel III voorzag het kabinet een aanzienlijke toename van de werklast van de rechtspraak als gevolg van de taken die de rechter zou krijgen bij het opsporen van vermogensbestanddelen. Een ander aandachtspunt betrof de wijze waarop lidstaten bij de verplichtingen uit deze titel invulling moeten geven aan de door de AVG vereiste waarborgen. In titel V werd een verplichting geïntroduceerd voor bestuurders om aangifte te doen van faillissement nadat zij op de hoogte zijn geraakt van het feit dat de onderneming insolvent is. Het kabinet was kritisch over deze verplichting en achtte aanpassing en verduidelijking van deze titel noodzakelijk, nu het gekozen middel niet passend leek om het doel te bereiken. Het kabinet zag risico’s voor bestuurders en zag nog veel onduidelijkheden in deze titel, waaronder vragen over de belangen van andere stakeholders, het moment waarop de bestuurder verplicht is faillissement aan te vragen en de verhouding tot de Richtlijn herstructurering en insolventie.
De tekst die het Voorzitterschap naar verwachting nu zal voorleggen, is op een aantal punten aangepast en biedt in algemene zin meer ruimte en flexibiliteit voor lidstaten om de regeling in het nationale recht in te passen. Zo is verduidelijkt dat sprake is van minimumharmonisatie, waarbij lidstaten ten opzichte van titel II en V meer bescherming mogen bieden aan de gezamenlijke schuldeisers en ten opzichte van titel III verdergaande toegang tot relevante registers en gegevens mogelijk mogen maken. In titel II, over de faillissementspauliana, is de definitie van rechtshandeling verduidelijkt, deze omvat niet langer ook een nalaten. Ook is meer duidelijkheid verkregen over de vraag wanneer de schuldeiser insolvent is in de zin van deze titel en is meer duidelijkheid gecreëerd over de mogelijkheden om betaling van een opeisbare vordering te vernietigen. In titel III, over het opsporen van goederen, zijn bepalingen opgenomen over de verhouding tot de AVG. Bovendien is afgestapt van het uitgangspunt dat altijd alleen de rechter zelf het Verwijzingsportaal Bankgegevens kan doorzoeken. Insolventiefunctionarissen kunnen onder bepaalde voorwaarden zelf directe toegang krijgen tot nationale bankrekeningenregisters. In titel V, over verplichtingen voor bestuurders, is de verplichting voor bestuurders om faillissement aan te vragen behouden. Daarbij mogen lidstaten naar verwachting zelf definiëren wanneer er sprake is van een situatie van ‘insolventie’ die noodzaakt tot het aanvragen van een faillissement door een bestuurder. Aan titel V worden twee alternatieve verplichtingen toegevoegd, waaronder de verplichting voor een bestuurder om andere maatregelen te treffen die een vergelijkbaar niveau van schuldeisersbescherming bieden als de aanvraag van een faillissement.
Zoals blijkt uit het voorgaande, zijn in de voorliggende
gedeeltelijke algemene oriëntatie voor Nederland de belangrijkste punten
veiliggesteld. Het kabinet verwacht dat de gedeeltelijke algemene
oriëntatie zal bijdragen aan een verdere integratie van de Europese
kapitaalmarkten. Er zal op enkele belangrijke aspecten van het
insolventierecht sprake zijn van eenzelfde (minimum)kader in de
verschillende lidstaten, wat leidt tot meer rechtszekerheid onder
schuldeisers en investeerders. Ook wordt verwacht dat het voorliggende
compromisvoorstel bijdraagt aan een efficiënter verloop van
(grensoverschrijdende) faillissementsprocedures, bijvoorbeeld doordat
goederen behorend tot de boedel gemakkelijker kunnen worden
opgespoord.
Het kabinet is daarom voornemens de gedeeltelijke algemene oriëntatie te
steunen tijdens de JBZ-Raad. Een groot deel van de lidstaten lijkt zich
te kunnen vinden in de voorliggende gedeeltelijke algemene
oriëntatie.
Strategische richtsnoeren voor wetgevende en operationele planning op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie
= Stand van zaken
Ook tijdens de Justitie-dag van de JBZ-Raad zal het gaan over de JBZ-strategische richtsnoeren. Het Voorzitterschap zal naar verwachting de justitieonderdelen (onder meer de samenwerking op strafrecht en versterking van de rechtsstaat) van de strategische richtsnoeren toelichten. Zoals hierboven bij de ‘Home-dag’ geschetst, kan het kabinet de tekst van de JBZ-strategische richtsnoeren steunen nu de Nederlandse prioriteiten en inzet naar tevredenheid een plek hierin hebben gekregen.
Conclusies over maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op het gebied van civielrecht
= Aanname
Naar verwachting zal het Hongaarse voorzitterschap de conclusies over maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op het gebied van civiel recht ter aanname voorleggen tijdens de JBZ-Raad.
In de raadsconclusies worden de EU en de lidstaten opgeroepen tot uiteenlopende acties, waaronder het verbeteren van grensoverschrijdende civielrechtelijke procedures, verbeteren van samenwerking met multilaterale organisaties, om bij impact assessment en evaluaties meer aandacht besteden aan mededingingsaspecten en aan regeldruk. Ook wordt er opgeroepen tot versterking van het Europees Justitieel Netwerk (EJN) en het e-Justice portal. Een goed functionerend rechtsbestel, met duidelijke en eerlijke procedures, en toegang tot het recht, draagt volgens het kabinet bij aan de bescherming van burgers en bedrijven en de versterking van het concurrentievermogen. Digitalisering kan hier een positieve bijdrage aan leveren.
Nederland kan deze conclusies steunen, aangezien deze in lijn zijn met de Nederlandse inzet op concurrentievermogen, kapitaalmarktunie en betere wetgeving op JBZ-terrein. Ook de aandacht voor uitvoerbaarheid is in lijn met de Nederlandse inzet. Er wordt geen discussie verwacht.
Het gebruik van kunstmatige intelligentie op het gebied van justitie
= Lunchbespreking en aanname raadsconclusies
Het Hongaarse Voorzitterschap is voornemens om tijdens de JBZ-Raad een werklunch te organiseren over de inzet van kunstmatige intelligentie in het Justitie-domein. Aanvullende informatie over de invulling van de werklunch is op het moment van schrijven nog niet beschikbaar. Naar verwachting zal het Hongaarse voorzitterschap ook de conclusies over het gebruik van kunstmatige intelligentie op het gebied van justitie ter aanname voorleggen tijdens de JBZ-Raad.
De conclusies bouwen onder andere voort op de raadsconclusies ‘Toegang tot het recht – de kansen van digitalisering benutten’ van 13 oktober 202429 en de e-Justice strategie 2024-202830.
Met deze conclusies wil het Voorzitterschap recht doen aan het toegenomen belang van kunstmatige intelligentie voor de rechtssystemen van de lidstaten en het potentieel van AI bij het efficiënter en effectiever maken van juridische procedures maximaal benutten. Dit met inachtneming van belangrijke randvoorwaarden zoals respect voor grondrechten, gegevensbescherming en de blijvende centrale rol van de mens in het nemen van juridische beslissingen. Zo roepen de conclusies op tot onderzoek en samenwerking ten behoeve van de ontwikkeling van AI-tools voor justitie. Ook wordt de Commissie opgeroepen om een ‘Justice AI toolbox’ te ontwikkelen met cases en instrumenten die door de lidstaten kunnen worden benut.
Het kabinet kan deze conclusies steunen, aangezien deze de juiste accenten leggen en aansluiten bij de eerder in EU-verband overeengekomen raadsconclusies en de e-Justice Strategie 2024-2028. Bij de aanname van de conclusies wordt geen discussie verwacht. Bij de lunchbespreking zal het kabinet, al naar gelang de insteek van de discussie, benadrukken dat kunstmatige intelligentie mogelijkheden biedt op het justitie-terrein, zoals op het gebied van rechtsbescherming, rechtspraak en rechtshandhaving, maar dat dit gepaard moet gaan met inachtneming van de voornoemde randvoorwaarden.
Toekomst van het EU-strafrecht
= Gedachtewisseling
Tijdens de JBZ-Raad voorziet het Hongaars voorzitterschap een gedachtewisseling over de toekomst van het EU-strafrecht. Er is op moment van schrijven nog geen discussiedocument beschikbaar.
Onder het Belgische en het Hongaarse voorzitterschap heeft de Raad zich georiënteerd op de toekomst van het EU-strafrecht. Hieruit komt een aantal denkrichtingen naar voren die hieronder uiteen worden gezet met medeneming van de Nederlandse positie. Het kabinet zal zich naar verwachting tijdens de JBZ-Raad langs onderstaande lijnen uitdrukken.
Voorop wordt gesteld dat er binnen de JBZ-Raad weinig animo is voor een algehele herziening van het EU- materiële strafrecht en het strafprocesrecht.
Wat het strafprocesrecht betreft, voelen de meeste lidstaten, waaronder ook Nederland, weinig voor een integrale herziening van het acquis op het gebied van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen. Een “Lissabonisering”31 van de bestaande kaderbesluiten die enkel zou bestaan uit een vervanging van bestaande kaderbesluiten door richtlijnen of verordeningen, zonder enige inhoudelijke herziening, heeft volgens Nederland geen evident toegevoegde waarde. Een herziening van een of meer afzonderlijke instrumenten, mits gebaseerd op de resultaten van de periodieke evaluaties of wetenschappelijk onderzoek is, ook voor Nederland, eerder aanvaardbaar. Nederland denkt daarbij in elk geval aan aanvulling van de richtlijn Europees Onderzoeksbevel (EOB)32, maar ook andere instrumenten kunnen in een herziening worden betrokken. Wat het kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (EAB) betreft, is Nederland van oordeel dat het kaderbesluit in algemene zin goed functioneert. De vele uitspraken van het Hof van Justitie van de EU over het EAB zijn casuïstisch van aard en reflecteren eerder de noodzaak om via de rechterlijke weg uitvoeringsproblemen op te lossen dan voor een algehele herziening. De nieuwe Eurocommissaris van Justitie, Michael McGrath, heeft tijdens zijn hoorzitting in het Europees Parlement op 5 november jl. aangegeven dat hij het functioneren van het EAB wil verbeteren. Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of dit leidt tot een herziening van het kaderbesluit. Nederland wacht eventuele initiatieven af.
Wat het materiële strafrecht betreft, is Nederland, evenals bij het strafprocesrecht het geval is, net als de meeste lidstaten, van oordeel dat er geen reden is voor een algehele herziening van het acquis. Ook ten aanzien van het materiële strafrecht is voor Nederland een herziening van een of meer afzonderlijke instrumenten, mits gebaseerd op de resultaten van de periodieke evaluaties of wetenschappelijk onderzoek, eerder aanvaardbaar.
Een ander onderwerp dat verband houdt met de toekomst van het EU-strafrecht, is de aanpassing van de bestaande modelbepalingen voor materieel strafrecht. De JBZ-Raad heeft in 2002 en in 2009 modelbepalingen vastgesteld die de Raad in het wetgevingsproces gebruikt. De modelbepalingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de strafbaarstelling van deelneming en poging, de aansprakelijkheid van rechtspersonen en de technische formulering van de verplichting tot het vaststellen van strafmaxima. De aanleiding om tot nieuwe modelbepalingen over te gaan is dat de rechtsontwikkeling sinds 2009 niet stilgestaan heeft. Bepaalde standaardbepalingen hebben zich in de loop der jaren ontwikkeld en er zijn nieuwe onderwerpen waarover ook steeds vaker bepalingen worden opgenomen, zoals verzwarende omstandigheden. Dit initiatief van het Belgische voorzitterschap, dat door het Hongaarse Voorzitterschap is voortgezet, kan rekenen op ruime steun van de lidstaten, ook van Nederland. De voordelen zijn evident. Het gebruik van modelbepalingen kan bijdragen aan coherentie en consistentie tussen EU-instrumenten. Ook kan het gebruik van modelbepalingen bijdragen aan een consistentere omzetting in nationale implementatiewetgeving. Nieuw is dat het komende Voorzitterschap naar verwachting het gesprek zal aangaan met de Commissie en het Europees Parlement over de modelbepalingen. De waarde van de bepalingen neemt toe indien ook de andere in het wetgevingsproces betrokken partijen zich achter het voorstel kunnen scharen.
De uitkomsten van de discussie zullen door het Hongaarse voorzitterschap vermoedelijk in een Voorzitterschapsrapport worden gepresenteerd.
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
= Stand van zaken
Naar verwachting zal het Hongaarse voorzitterschap de JBZ-Raad informeren over enkele actualiteiten met betrekking tot het EOM. Zo is het proces voor de opvolging van mw. Kövesi, de huidige Europese Hoofdaanklager, gestart. Alhoewel de opvolging pas over twee jaar gerealiseerd moet zijn, is het de bedoeling de hoorzittingen met de kandidaten komend jaar in het Europees Parlement te laten plaatsvinden. Ook zijn Europese aanklagers uit Polen en Zweden, twee lidstaten die dit jaar zijn gaan deelnemen aan het EOM, geselecteerd. Voorts moeten in 2026 de Europese aanklagers van zeven lidstaten worden vervangen.
Mogelijk zal de nieuwe Eurocommissaris van Justitie, Michael McGrath, de gelegenheid benutten om toelichting te geven op zijn voornemens om de herziening van de EOM-verordening te versnellen, met inbegrip van een evaluatie op de bevoegdheden van het EOM. Nederland blijft van mening dat er geen directe aanleiding is het mandaat van het EOM uit te breiden tot bijvoorbeeld de strafrechtelijke handhaving van EU-sancties. Wel staat Nederland open voor een discussie over een beperkte aanpassing van de EOM-verordening indien een dergelijke aanpassing het EOM in staat zou stellen zijn werkzaamheden binnen het huidige mandaat, dat zich richt op de bestrijding van EU-fraude, effectiever te vervullen. Nederland wacht de uitkomsten van de evaluatie van de EOM-verordening, die is voorzien voor 2026, met belangstelling af om dan nader een positie in te kunnen nemen over de rol en mandaat van het EOM.
Toegang tot gegevens voor een doeltreffende wetshandhaving: eindverslag van de ‘High-Level Group’
= Stand van zaken
De High-Level Group zal vermoedelijk ook op de Justitie dag een presentatie geven over het eindrapport. Zoals hierboven vermeld, zal het kabinet dank uitspreken voor het nuttige werk van de HLG en het eindverslag. Het kabinet kijkt uit naar komst van de Roadmap die nieuwe Commissie ter hand zal nemen om met de uitwerking van start te gaan. Gezien het grensoverschrijdende karakter van deze onderwerpen acht Nederland het belangrijk dat oplossingen in gezamenlijkheid op EU-niveau worden gevonden.
De strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit
= Voortgangsrapportage
Het Hongaarse voorzitterschap zal ook op de Justitie-dag van de
JBZ-Raad de stand van zaken toelichten op de prioriteiten op het gebied
van georganiseerde criminaliteit aan de hand van het op 18 oktober 2023
gepubliceerde EU-stappenplan tegen drugssmokkel. De focus zal liggen op
strafrecht en justitiële samenwerking. Op het moment van schrijven zijn
er nog geen onderliggende documenten beschikbaar.
De aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit is een prioriteit van
dit kabinet. In deze kabinetsperiode wordt het internationaal offensief
tegen ondermijnende criminaliteit verder verstevigd en de samenwerking
binnen de EU is een belangrijke deel hiervan. Het kabinet zal de stand
van zaken van het voorzitterschap in de JBZ-Raad aanhoren.
Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
= Stand van zaken
Het Hongaarse voorzitterschap zal de ontwikkelingen om straffeloosheid voor internationale misdrijven in Oekraïne tegen te gaan, toelichten. Op het moment van schrijven zijn er nog geen onderliggende documenten beschikbaar.
Het kabinet hecht groot belang aan de opsporing, vervolging, uiteindelijk berechting en compensatie van internationale misdrijven begaan in Oekraïne en zet hier in Europees en internationaal verband actief op in. Het kabinet blijft zich inzetten om te komen tot de oprichting van een tribunaal voor de vervolging van het misdrijf van agressie en voor de oprichting van de Claimscommissie, een tweede stap naar een volledig compensatiemechanisme volgend op het recent opgerichte Schaderegister voor Oekraïne.33 Het is belangrijk om hierin als EU gezamenlijk op in te zetten. Er wordt geen discussie in de JBZ-Raad voorzien en het kabinet zal kennis nemen van de stand van zaken.
Het verbeteren van het Europees onderzoeksbevel: resultaten van het eindverslag over wederzijdse evaluaties (10e ronde)
= Stand van zaken
Het Voorzitterschap zal naar verwachting stilstaan bij het eindverslag over de 10e ronde van wederzijdse evaluaties over de implementatie van de Richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel. Dit rapport volgt op de afzonderlijke evaluatierapporten van de lidstaten inzake de implementatie van Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken. Uw Kamer is op 14 juni jl. geïnformeerd over het evaluatierapport van Nederland.34 Het kabinet verwelkomt het rapport.
Overige onderwerpen
EU-Westelijke Balkan ministerieel forum voor Justitie en Binnenlandse Zaken (Budva, 28 – 29 oktober 2024)
= Debriefing van het Voorzitterschap
Het Hongaarse voorzitterschap zal de JBZ-Raad, ook op de Justitie-dag, informeren over de het EU-Westelijke Balkan ministerieel forum voor Justitie en Binnenlandse Zaken dat op 28 en 29 oktober 2024 plaats vond.
EU-VS onderhandelingen inzake e-evidence
= Informatie van de Commissie
De Commissie zal toelichting geven over de onderhandelingen tussen de EU en de VS over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs voor justitiële samenwerking in strafzaken (e-evidence) die op 19 en 20 november te Brussel plaatsvonden. Onderwerp van discussie tijdens deze onderhandelingsronde waren wederom de reikwijdte van de overeenkomst, de waarborgen en rol en verantwoordelijkheden van betrokken autoriteiten. De lidstaten zullen de toelichting van de Commissie aanhoren.
Strijd tegen antisemitisme: ontwikkelingen op het gebied van de bestrijding van antisemitisme
= Informatie van het Voorzitterschap en de Commissie
Naar verwachting zullen het Hongaarse voorzitterschap en de Commissie de JBZ-Raad informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot het bestrijden van antisemitisme. Zo is in 2021 een EU-strategie geïntroduceerd voor de bestrijding van antisemitisme, die nadruk legt op de preventie, bescherming van Joodse gemeenschappen en bevordering van Holocausteducatie. Hierna hebben meerdere lidstaten zelf nationale strategieën geïntroduceerd. Zoals uw Kamer bekend heeft het kabinet op 22 november jl. een nieuwe antisemitisme strategie 2024-2030 gepresenteerd. De lidstaten zullen dit informatiepunt aanhoren.
Werkprogramma van het aantredende Voorzitterschap
= Presentatie van Polen
Het aankomend Poolse voorzitterschap zal tijdens de JBZ-Raad haar prioriteiten op justitieterrein delen. Het kabinet zal de presentatie van het aankomend Voorzitterschap met interesse aanhoren.
Kamerstukken II, 2024-2025, 32 317, nr. 890.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21501-20, nr. 2130↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 32 317, nr. 836.↩︎
Trendanalyse Nationale Veiligheid↩︎
‘Nederland in een Fragmenterende Wereldorde’ van Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)↩︎
Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden↩︎
Non-paper: The future of strategic crisis management in the EU, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 872.↩︎
Non-paper: The EU security check: embedding internal security implications across EU policy, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 872.↩︎
Zie verslag van de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober 2024, Kamerstukken II, 2024-25, 32 317, nr. 903.↩︎
Kamerstukken II 2022-23, 32 317, nr. 800↩︎
Kamerstukken II 2023-24, 32 317, nr. 866↩︎
Kamerstukken II 2024-25, 32 317, nr. 903↩︎
Kamerstukken II, 2024-25, 34843, nr. 113 en Kamerstukken II, 2024-25, 32317, nr. 906↩︎
Zie de geannoteerde agenda bij de JBZ-Raad van 22-23 juli, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 884 en het verslag in Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 888. Zie ook de aanbiedingsbrief in Kamerstukken II, 2024-25, 32 317, nr. 890↩︎
Zie ook het non-paper Rule of Law, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 872.↩︎
Kamerstukken II 2024-25, 32 317, nr. 900↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 32 317, nr. 895↩︎
Zie geannoteerde agenda van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 13 en 14 juni 2024, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 879; Verslag van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 13 en 14 juni 2024, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317 nr. 882; Zie ook: Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 22 en 23 juli 2024 te Boedapest, Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 888.↩︎
Zie ook aanbiedingsbrief bij deze geannoteerde agenda en PM kamerbrief ondermijning, Kamerstukken II 2024-25, 29911, nr. 444↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 32 317, nr. 882; Kamerstukken II 2023-2024, 32 317, nr. 888; Kamerstukken II 2024-2025, 32 317, nr. 903.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, nr. 3873.↩︎
Zie Kamerstukken I, 2023-2024, 36 507, D; Kamerstukken I, 2024-2025, 36 507, M.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 36 414, nr. 1-4.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 36 410 VI, nr. 85.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 22 112, nr. 3918.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 22 112, nr. 3950↩︎
Op het moment van schrijven wordt nog gewacht op de definitieve versie van de tekst voor de algemene oriëntatie.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 22 112, nr. 3598↩︎
Conclusies van de Raad “Toegang tot justitie – de kansen van digitalisering benutten” 2020/C 342 I/01↩︎
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15509-2023-INIT/nl/pdf↩︎
Het aanpassen en herzien van kaderbesluiten naar het Verdrag van Lissabon in 2009↩︎
In dit verband wordt ook verwezen naar het non paper over dit onderwerp, zie ook Kamerstukken II 2023-2024, 32 317 nr. 872 blg-1128835.↩︎
Kamerstukken II, 2024-25, 32 317, nr. 890↩︎
Kamerstukken II, 2023-24, 32 317, nr. 881↩︎