Het artikel ‘Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig’
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D47816, datum: 2024-12-04, bijgewerkt: 2024-12-19 15:02, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z20199).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid (D66)
Onderdeel van zaak 2024Z20199:
- Gericht aan: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z20199
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig» (ingezonden 4 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig»?1
Vraag 2
Deelt u de constatering dat de artikelen 4 en 53 van de Grondwet de ruimte die de wetgever heeft om een (al dan niet gematigd) districtenstelsel in te voeren sterk beperkt?
Vraag 3
Deelt u de constatering dat de uitgangspunten van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging de belangrijkste constitutionele eisen zijn die aan het kiesstelsel worden gesteld?
Vraag 4
Hoe ziet u de verhouding tussen deze uitgangspunten? Wegen zij beide even sterk of heeft een van beide uitgangspunten de overhand?
Vraag 5
Ziet u overschotzetels, evenals uw ambtsvoorgangers, als onwenselijk?
Vraag 6
Bent u het eens met de auteur van het artikel dat de uitzonderingsclausule van artikel 4 Grondwet geen ruimte biedt beperkingen aan te brengen op de gelijkelijkheid van stemmen (par. 4.2)? Zo ja, geldt dat dan ook voor de conclusie dat een kiesstelsel dat afbreuk doet aan het gelijke kiesrecht ongrondwettig is?
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat er grote moeilijkheden kleven aan het verzekeren dat districten zich qua inwonertal evenredig verhouden en blijven verhouden tot het aantal zetels dat aan districten wordt toegewezen?
Vraag 8
Gegeven dat het bij een districtenstelsel niet mogelijk is elke stem volledig gelijk te laten wegen, welke percentuele marge acht u acceptabel als het gaat om ongelijke weging van stemming? Kunt u de Code of Good Practice in Electoral Matters van de Commissie van Venetië bij uw antwoord betrekken?
Vraag 9
Hoe kijkt u naar het effect dat een districtenstelsel de evenredigheid op ongelijke wijze aan kan tasten? Meer precies: het verschijnsel dat zetels in kleinere districten minder evenredig verdeeld kunnen worden en zij dus minder lokale vertegenwoordiging zullen krijgen dan grotere kiesdistricten (zie par. 5.2, laatste alinea)?
Vraag 10
Ziet u de in het regeerakkoord opgenomen ambitie om nog voor de volgende verkiezingen een nieuw kiesstelsel te introduceren nog als haalbaar?
Vraag 11
Bent u bereid om, voordat het wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gezonden een empirisch onderbouwde probleemanalyse aan de Kamer te zenden? En kunt u daarbij betrekken of en in hoeverre het probleem voor burgers gelegen is in het gebrek aan lokale vertegenwoordiging of in de relatieve oververtegenwoordiging van de (grote steden in de) Randstad?
Vraag 12
Welke alternatieve mogelijkheden ziet u om de band tussen kiezer en gekozene te verstevigen?
Vraag 13
Hoe staat u tegenover het voorstel van een kiesstelsel waarbij kiezers zowel op een lijst als een kandidaat kunnen stemmen, en hoe verhoudt dit voorstel zich in uw ogen tot de principes van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging?
Nederlands Juristenblad, 27 november 2024 (njb.nl/magazines/njb-37–2024/).↩︎