Reactie op het rapport van Panteia over het beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland
Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Brief regering
Nummer: 2024D48569, datum: 2024-12-09, bijgewerkt: 2025-01-03 11:44, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-20454-209).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Beleid Collectieve erkenning Indische gemeenschap
- Beslisnota bij Kamerbrief Reactie op het rapport van Panteia over het beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland
- Rapportage Diversion; Dialoog over de geschiedenis van de Indonesische archipel
Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -209 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.
Onderdeel van zaak 2024Z20582:
- Indiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Oorlogsgetroffenen (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-12-10 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-18 14:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 209 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2024
Hierbij stuur ik u mijn reactie op het onderzoeksrapport dat Panteia heeft opgesteld naar aanleiding van de reflectie die zij hebben uitgevoerd naar het beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland1 (hierna: de collectieve erkenning).
Allereerst zal ik in deze brief terugblikken op de oorsprong en het doel van het beleid van de collectieve erkenning en benoem ik kort enkele van de behaalde resultaten in de periode 2018 tot en met 2024. Vervolgens schets ik de belangrijkste bevindingen die uit het onderzoeksrapport naar voren komen, waarna ik mijn inzet voor de komende jaren op dit terrein toelicht.
1. Terugblik op het beleid van de collectieve erkenning
Het ontstaan van het beleid van de collectieve erkenning gaat terug tot 2015 en is het resultaat van een langer proces in het kader van het zogenoemde Indische rechtsherstel. Het Indische rechtsherstel bestond onder andere uit verschillende vooral individuele regelingen die ten doel hadden het leed en de schade die het gevolg waren van de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarna te compenseren, voor zover dat überhaupt mogelijk was. Het doel van het beleid van de collectieve erkenning was om een nieuwe fase in te gaan in de relatie tussen de gemeenschappen, de bredere samenleving en de overheid door middel van een brede collectieve erkenning van de gebeurtenissen en het leed dat mensen in Nederlands-Indië/Indonesië hebben doorstaan gedurende de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië en datgene dat zij na aankomst in Nederland hebben meegemaakt.2
Vervolgens is vanaf 2018 aan de hand van een aantal programmalijnen het beleid nader ingevuld. Over de voortgang is uw Kamer de afgelopen jaren herhaaldelijk geïnformeerd. In 2020 besloot het Kabinet-Rutte III een eenmalige extra financiële impuls aan dit beleid te geven.3 Ook werd structureel meer geld voor de collectieve erkenning beschikbaar gesteld. Het toenmalig Kabinet wilde dit extra gebaar maken, omdat het in 2020 75 jaar geleden was dat de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië ten einde kwam.
Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van de verschillende gemeenschappen zijn zij nauw betrokken geweest bij de opzet van het beleid en de uitvoering daarvan. Zo is voorafgaand aan de impuls aan de collectieve erkenning een brede raadpleging uitgevoerd.4
Dankzij de inzet van velen is er de afgelopen jaren veel tot stand is gebracht. Ik noem enkele voorbeelden: de pleisterplaats Sophiahof; via de subsidieregeling collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland (CEWIN) zijn 146 initiatieven die vanuit de gemeenschappen zelf kwamen gehonoreerd; een virtueel Indisch monument; deskundigheidsbevordering van de reguliere zorg via bijvoorbeeld de videoleerlijn «begripvol zorgen» en het Programma Indisch Erfgoed Digitaal waarbij archieven zijn gedigitaliseerd en toegankelijk zijn gemaakt via het digitale platform «Ons Land». Een andere belangrijke mijlpaal was het rapport «Deel en Verbind» van de Commissie Versterking Kennis Geschiedenis Voormalig Nederlands-Indië waarin onder andere adviezen zijn opgenomen over de wijze waarop de educatie over Nederlands-Indië/Indonesië versterkt kan worden.5
2. Collectieve Erkenning 2025–2030: bestendigen en verbinden
Om de balans op te maken over wat de afgelopen jaren is bereikt en te bepalen hoe het beleid kan worden voortgezet, heeft het onderzoeksbureau Panteia de opdracht gekregen een reflectie uit te voeren over het beleid van de collectieve erkenning vanaf 2018. De uitkomsten hiervan zijn samengevat in het hoofdlijnenrapport dat als bijlage bij deze brief is gevoegd. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek van Panteia worden hieronder weergegeven.
Aangetoond wordt dat veel van de doelen van de programmalijnen van de collectieve erkenning zijn gerealiseerd. De projecten waren zonder het beleid niet tot stand gekomen. De gekozen programmalijnen blijken bij de gemeenschappen bovendien nog in de juiste behoefte te voorzien. Als grootste opgave voor de aankomende periode wordt het borgen van de behaalde resultaten benoemd.
Verder constateert Panteia dat, ondanks het doel was aan te sluiten bij alle verschillende gemeenschappen, respondenten uit de Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen zich onvoldoende verbonden voelen met het beleid van de collectieve erkenning. Op verschillende onderdelen van de collectieve erkenning blijkt daarnaast dat vooral veel binnen of tussen de betrokken gemeenschappen tot stand wordt gebracht. De verbinding met de bredere Nederlandse samenleving blijft een opgave.
Tot slot wijst Panteia erop dat de organisaties die uitvoering geven aan het beleid van collectieve erkenning, in veel gevallen drijven op de inzet van vrijwilligers. Mede met het oog op de toekomstbestendigheid is het zaak vrijwilligers te (blijven) betrekken, te informeren en daardoor te binden.
Algemeen
Op basis van de uitkomsten van de reflectie zie ik geen aanleiding het doel van het beleid van de collectieve erkenning bij te stellen. Het doel is en blijft erkenning geven aan datgene dat de gemeenschappen hebben meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië en na hun overkomst naar Nederland, door het verankeren van het historische en culturele erfgoed van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in de Nederlandse samenleving en het vergroten van de kennis hierover.
Wel signaleer ik dat, nu de generatie die de oorlog(en) heeft meegemaakt langzaam wegvalt, het steeds meer gaat over het belang van het hebben van kennis over het verleden en de betekenis daarvan voor het heden en de toekomst. Ofwel de gedachte achter de collectieve erkenning verschuift geleidelijk van erkennen naar kennen. Dit sluit aan bij de overkoepelende ambitie van het beleid van Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog die luidt dat alle inwoners van Nederland in iedere levensfase op een kwalitatief goede manier in aanraking (kunnen) komen met het verhaal van de Tweede Wereldoorlog in al haar facetten, verbonden met hedendaagse maatschappelijke vraagstukken zoals democratie, rechtsstaat en vrijheid. Het verhaal van Nederlands-Indië/Indonesië maakt hier integraal onderdeel van uit.
Daarnaast is er de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekomen voor het bredere koloniale verleden, terwijl het beleid van de collectieve erkenning is ontstaan vanwege en primair gericht is op de gebeurtenissen rondom de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan. Het doel van collectieve erkenning is echter breder dan de Tweede Wereldoorlog, namelijk verankering van het erfgoed en het vergroten van de kennis van de geschiedenis van gemeenschappen met wortels in Nederlands-Indië/Indonesië. Om dit goed te doen moet ook het bredere koloniale perspectief worden meegenomen, want alleen zo kunnen gebeurtenissen in de juiste context worden geplaatst.
Om aan de vraag van de Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen tegemoet te komen is, mede op advies van de Commissie Versterking Kennis Geschiedenis Voormalig Nederlands-Indië, explicieter gemaakt dat het beleid van de collectieve erkenning zich richt op alle gemeenschappen, namelijk de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland.
De organisaties die onderdeel uitmaken van de Ronde Tafel6 herkennen zich in de conclusie van Panteia dat de verbinding met de bredere Nederlandse samenleving een opgave blijft, maar stellen dat tegelijkertijd ook sprake is van een groeiende belangstelling vanuit de bredere Nederlandse samenleving. De in de Sophiahof georganiseerde activiteiten trekken bijvoorbeeld een groter en breder publiek. De leden van de Ronde Tafel onderschrijven de noodzaak om zich blijvend in te spannen om een breder publiek te bereiken met hun activiteiten.
Het rapport van Panteia en onderhavige beleidsreactie zijn besproken met de Ronde Tafel. Zij kunnen zich vinden in de voorgestelde koers voor de aankomende periode. Het beleid van de collectieve erkenning komt nu in een nieuwe fase terecht. Dit vraagt wellicht ook een andere rol en samenstelling van de Ronde Tafel. Hierover ga ik met de Ronde Tafel en andere vertegenwoordigers van de betrokken gemeenschappen verder in gesprek.
Prioriteiten
Op basis van het rapport van Panteia en de bespreking met de Ronde Tafel kom ik tot twee prioriteiten voor de periode 2025–2030:
1. Bestendigen van de belangrijkste resultaten van het beleid van de collectieve verkenning.
2. Duurzame verbinding door middel van projecten vanuit de gemeenschappen.
2.1 Bestendigen
Bij het bestendigen van de belangrijkste resultaten staan twee prioriteiten centraal:
• Het voortzetten en verder ontwikkelen van het verspreiden van de kennis over de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië.
• Het incorporeren van de resultaten van de onderdelen herdenken en contextgebonden zorg in het reguliere beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog.
Voor het voortzetten en verder ontwikkelen van de kennis over de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië richt ik mij op het versterken van zowel een fysieke als een digitale nationale plek, te weten de Sophiahof en het digitale platform «Ons Land.nl».
• Samen met de betrokken partijen uit de Sophiahof ga ik werken aan het toekomstbestendig maken van de functies die de Sophiahof vervult, te weten een ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen, stimulering en verspreiding van cultuur, scholing en educatie, vergroten en toegankelijk maken van kennis over de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië en het museale aanbod.
• Om toegang en ontsluiting van de kennis over Nederlands-Indië/Indonesië digitaal structureel te borgen voor de gemeenschappen, docenten, leerlingen, onderzoekers en de bredere Nederlandse samenleving, wordt het Programma Indisch Erfgoed Digitaal voortgezet. Dit programma heeft het platform «Ons land.nl» opgeleverd dat sinds 4 oktober jl. «live» is. Op deze website zijn informatie en archieven te vinden over het gedeelde Nederlands-Indonesisch verleden. De educatieve component van de website wordt eerst versterkt. De ontwikkeling van het Programma Indisch Erfgoed Digitaal loopt door tot eind 2026. Op basis hiervan wordt bekeken hoe het platform na 2026 geborgd moet worden.
Voorts worden de onderwerpen herdenken en context gebonden zorg vanaf 2025 voortgezet in het kader van het reguliere beleid:
• Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 is verantwoordelijk voor het organiseren van de Nationale herdenking en ontvangt hiervoor een subsidie. Via de collectieve erkenning werd extra aandacht besteed aan het ondersteunen van lokale herdenkingen en betrekken van jongeren. Dit vormt nu een regulier onderdeel van hun kerntaken. Daarvoor ontvangen zij vanaf 2025 structureel extra budget.
• De context gebonden zorg projecten in het kader van de collectieve erkenning zijn afgerond. Er is in dit kader veel gerealiseerd. Zo zijn met het project «Liefdevolle plicht» lokale (zorg)netwerken opgezet en zijn opleidingsmodules voor de reguliere zorg ontwikkeld. Tegelijkertijd komt uit het onderzoek van Panteia naar voren dat de borging van deze resultaten aandacht behoeft. Dit komt mede doordat het bereiken van de reguliere zorg lastig is. De uitkomsten van deze projecten worden betrokken binnen het reguliere beleid van zorg en ondersteuning aan oorlogsgetroffenen.
2.2 Verbinden
Verbinding is belangrijk voor het bevorderen van wederzijds begrip, het leren van elkaars geschiedenis en voor her- en erkenning. Verbinding komt van onderop. Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat het stimuleren van projecten voor en door de gemeenschappen van belang blijft. Dergelijke projecten kunnen zorgen voor verbinding tussen en binnen de gemeenschappen en met de bredere samenleving. Een subsidieregeling is hier een geschikt instrument voor en sluit goed aan bij het gedachtegoed dat bij collectieve erkenning de gemeenschappen zelf het voortouw nemen.
Daarom ben ik voornemens een nieuwe subsidieregeling op te stellen die voortbouwt op de bereikte resultaten en ervaringen van CEWIN en «Houd je erfgoed levend». Die regeling kent twee onderdelen:
• Het bevorderen van de dialoog. Een van de adviezen van de Commissie Versterking Kennis Geschiedenis Voormalig Nederlands-Indië zag op het stimuleren van dialoog tussen gemeenschappen en de bredere Nederlandse samenleving. Om meer inzicht te krijgen in bestaande dialoogvormen en behoeften vanuit de gemeenschappen heeft Diversion7 een onderzoek uitgevoerd, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd. Hieruit komt naar voren dat er al vele waardevolle initiatieven bestaan, maar dat er behoefte is aan het ontwikkelen van nieuwe dialoogvormen/methodieken en het opschalen van bestaande initiatieven.
• Cultureel erfgoed. De ervaring met de voorgaande subsidieregelingen leert dat er veel behoefte is aan projecten gericht op culturele uitingen of het versterken van het culturele erfgoed van de gemeenschappen. Cultuur heeft daarnaast de kracht mensen samen te brengen en is daarmee een goede manier om verbinding te creëren.
De hierboven genoemde prioriteiten vormen de hoofdlijn van mijn beleid van de collectieve erkenning voor de aankomende jaren. Over de stand van zaken van de uitvoering zal ik uw Kamer in de voortgangsrapportages Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog nader informeren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Panteia 2024, Beleid Collectieve Erkenning Indische gemeenschap, Hoofdlijnenrapport↩︎
Kamerstukken II 2016/2017, 20 454, nr. 126↩︎
Kamerstukken II 2021/2022, 20 454, nr. 163↩︎
Panteia 2020, Raadpleging voor de inzet van extra middelen voor de Indisch-Molukse gemeenschap↩︎
Kamerstukken II 2022–2023, 26 049, nr. 99↩︎
De Ronde Tafel is een bestuurlijk overlegorgaan dat VWS adviseert over de voortgang van het beleid en uitvoering van de collectieve erkenning. Ook informeert ze VWS over wat leeft en speelt binnen de gemeenschappen. Aan deze tafel nemen organisaties deel die verantwoordelijk zijn voor de programmalijnen van de collectieve erkenning, namelijk: Indisch Herinneringscentrum, Museum Maluku, Stichting Beheer Sophiahof, Nationale Herdenking 15 augustus 1945, Pelita. Daarnaast neemt het Indisch Platform deel als belangenbehartiger van de doelgroep.↩︎
Diversion 2024, Dialoog over de geschiedenis van de Indonesische archipel: een inventarisatie naar (behoefte aan) dialoogvormen binnen ervarings- en herinneringsgemeenschappen in Nederland, verbonden aan de geschiedenis van de Indonesische Archipel↩︎