Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over de berichten ‘Nederlandse gasvoorraden de laagste van Europa: hebben we nog genoeg voor deze winter?’ en ‘Moet Europa zich zorgen maken over slinkende gasvoorraden met strenge winter op komst?’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D48815, datum: 2024-12-10, bijgewerkt: 2024-12-12 11:02, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-781).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z19818:
- Gericht aan: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Indiener: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
781
Vragen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de berichten «Nederlandse gasvoorraden de laagste van Europa: hebben we nog genoeg voor deze winter?» en «Moet Europa zich zorgen maken over slinkende gasvoorraden met strenge winter op komst?» (ingezonden 29 november 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 10 december 2024).
Vraag 1
Wat is de actuele vulgraad van de Nederlandse gasopslagen?1, 2
Antwoord 1
De actuele vulgraad van de Nederlandse en andere Europese gasopslagen is te allen tijde te raadplegen op de Aggregated Gas Storage Inventory (AGSI) website van Gas Infrastructure Europe.3 Dit is ook de bron voor de antwoorden op de vragen 1 t/m 3.
Op 30 november 2024 waren de Nederlandse opslagen voor 73,1% gevuld. Als alleen wordt gekeken naar de seizoensopslagen, inclusief de piekgasinstallatie Alkmaar, dan is het beeld van de actuele vulgraden op 30 november jl. als volgt:
Norg: 72,3%
Grijpskerk: 75,9%
Bergermeer: 69,3%
Alkmaar: 98,61%
Vraag 2
Is dit meer of minder dan voorgaande jaren? Hoe verklaart u die verschillen?
Antwoord 2
Als wordt gekeken naar het totaal van de Nederlandse opslagen en meer in het bijzonder naar de seizoensopslagen, inclusief de piekgasinstallatie Alkmaar, dan is het beeld voor de jaren 2020 t/m 2024 op peildatum 30 november als volgt:
Totaal NL-opslagen | 73,1% | 94,4% | 88,5% | 55,7% | 83,0% |
Norg | 72,3% | 97,0% | 100,0% | 67,3% | 73,4% |
Grijpskerk | 75,9% | 97,1% | 47,0% | 67,4% | 97,4% |
Bergermeer | 68,3% | 90,7% | 93,7% | 27,9% | 85,8% |
Alkmaar | 98,6% | 98,7% | 98,3% | 84,5% | 94,6% |
Over de verschillen valt het volgende op te merken:
2021 was een uitzonderlijk jaar doordat in de gehele EU alle opslagen minder dan normaal werden gevuld. Dit was onder meer te wijten aan het (niet) handelen van Gazprom, iets dat in Nederland vooral bij Bergermeer werd gemerkt.
Bij Grijpskerk speelt dat deze opslag wordt omgezet van een opslag van hoogcalorisch gas naar een opslag van laagcalorisch gas, dit is indertijd besloten om de versnelde beëindiging van de gaswinning uit Groningenveld mogelijk te maken. Om deze omzetting af te ronden is het noodzakelijk dat Grijpskerk per 1 april 2025 volledig is geleegd, waarna deze voorafgaand aan winter 2025–26 volledig met laagcalorisch gas kan worden gevuld.
November 2024 kende zowel een koude periode, als een periode waarin er sprake was van weinig zon en wind (een zogenaamde «dunkelflaute»). Daardoor was er sprake van een hogere vraag naar gas voor zowel verwarming als voor elektriciteitsproductie. Bij dat laatste speelt mee dat gas in Nederland van oudsher een belangrijke rol speelt bij de productie van elektriciteit.
Door deze hoge vraag lag de gasprijs op de groothandelsmarkt in deze periode boven de gasprijs die geldt voor begin 2025. Daardoor was het voor marktpartijen die gas hebben opgeslagen commercieel interessant om in deze gasvraag te voorzien met opgeslagen gas in plaats van dit gas in de opslagen te laten zitten en pas later op de markt te brengen.
Bij dit laatste geldt eerst en vooral dat gasopslag een commerciële aangelegenheid is. Marktpartijen gebruiken de opslagen om in de zomer, als de gasprijs normaal gesproken laag is, gas in te kopen omdat vervolgens te verkopen in de winter als de prijs normaal gesproken hoog is. Dit verschil tussen zomer- en winterprijs, de zogenaamde spread, is het verdienmodel achter gasopslag. Een aandachtspunt is dat dit verdienmodel verstoord lijkt te worden door de Europese vulverplichtingen en bijbehorende vulmaatregelen van lidstaten. Hierdoor moeten marktpartijen in de zomer meer gas inkopen dan voorheen, hetgeen een prijsopdrijvend effect op de zomerprijs kan hebben en tegelijkertijd een neerwaarts effect kan hebben op de winterprijs, omdat afnemers er vanuit gaan dat er als gevolg van de gevulde gasopslagen (meer dan) voldoende gas beschikbaar zal zijn.
Ten slotte geldt dat marktpartijen genoeg gas moeten opslaan om een betrouwbare levering aan hun klanten te garanderen. Hier houden marktpartijen, bij hun hiervoor omschreven commerciële strategie, uiteraard ook rekening mee.
Vraag 3
Is dit meer of minder dan onze buurlanden? Hoe verklaart u die verschillen?
Antwoord 3
De Nederlandse vulgraad, uitgedrukt als percentage van de totale opslagcapaciteit van de opslagen, ligt lager dan die van onze buurlanden, op die van Denemarken na. Per 30 november 2024 waren de opslagen in de EU als totaal en van de ons omringende landen tot de volgende niveaus gevuld:
EU-totaal: 85,5%
België: 84,4%
Denemarken: 66,7%
Duitsland: 90,9%
Frankrijk: 80,1%
Dit beeld geeft echter niet het gehele plaatje. Als de huidige vulgraad van de opslagen wordt afgezet tegen het jaarverbruik van gas in Nederland dan kon met het gas dat zich op 30 november 2024 nog in de Nederlandse opslagen bevond, worden voorzien in 33,7% van het Nederlandse jaarverbruik. Voor de EU als totaal en voor de ons omringende landen is dit beeld als volgt:
EU-totaal: 26,1%
België: 4,5%
Denemarken: 19,5%
Duitsland: 25,7%
Frankrijk: 24,4%
Hieruit volgt dat het beeld voor Nederland gunstiger is dan wanneer alleen wordt gekeken naar de vulgraad van de opslagen.
Dat er verschillen zijn tussen de vulgraden heeft de volgende redenen:
België vertrouwt voor het voorzien in de gasvraag vooral op de aanvoer van LNG naar de terminal in Zeebrugge. De (kleine) Belgische opslag wordt vooral gebruikt om het gastransportnet in balans te houden en te voorzien in piekvraag. In die zin is de Belgische opslag vergelijkbaar met de opslag Alkmaar waar tot op heden ook niet of nauwelijks uit is geproduceerd.
Denemarken heeft gedurende de zomermaanden te maken gehad met minder aanvoer van gas als gevolg van grootschalig onderhoud aan het Noorse gassysteem. Daarnaast was er minder aanvoer uit Duitsland. Verder rekenen Deense marktpartijen op toenemend aanbod in begin 2025 als het Deens gasveld Tyra weer in productie komt.
In Duitsland gelden zeer strenge vulverplichtingen. Zo moeten de opslagen aldaar per 1 november niet voor 90% maar voor 95% zijn gevuld. Als betrokken partijen daar niet aan voldoen kunnen zij hun opslagcapaciteit verliezen.
Frankrijk laat een met Nederland vergelijkbaar beeld zien. Op 1 november waren de Franse opslagen voor 95% gevuld. Daarvan is nu nog 80% over, een daling met 15%-punt. Dat is vergelijkbaar met Nederland.
Vraag 4
Wat zijn uw verwachtingen ten aanzien van het verdere gasgebruik van Nederland, en het effect daarvan op de vulgraad van Nederlandse gasopslagen, de komende maanden?
Antwoord 4
Het verdere gasverbruik zal vooral afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de temperatuur en het aanbod van energie uit andere bronnen, met name zon en wind. Vooralsnog is het echter de verwachting dat er voldoende gas in de opslagen zit om de winter door te komen, ook als sprake is van een koude winter. Hierbij is het belangrijk niet alleen naar de hoeveelheid opgeslagen gas in gasopslagen te kijken, maar ook naar de totale infrastructuur: LNG-importcapaciteit, interconnectoren met het VK, België en Duitsland en de productie van gas in Nederland. Deze bepalen gezamenlijk hoe robuust het gassysteem is en in hoeverre de gasleveringszekerheid geborgd is, ook bij een koude winter en bij uitval van bepaalde gastoevoer.
Uit het door GTS opgeleverde overzicht gasleveringszekerheid dat op 30 september jl. met de Tweede Kamer is gedeeld4 blijkt dat er komende winter alleen een zeer kleine kans is op een beperkt capaciteitstekort5 (minder dan 1 GW) als er sprake is van een etmaaltemperatuur die statistisch gezien eens in de twintig jaar voorkomt (–14°C of kouder) gecombineerd met uitval van een hoeveelheid capaciteit gelijk aan die van de grootste individuele bron van capaciteit (gasopslag Norg). Het kabinet heeft zich hierop voorbereid.6 Wat betreft het volume constateert GTS dat bij een normaal aanbod van gas, er op jaarbasis geen tekorten ontstaan in de komende gasjaren – ook na koude winters (zoals de winter van 1995/1996, de koudste winter van de afgelopen dertig jaar). Alleen de combinatie van een koud jaar en een verminderd aanbod vergelijkbaar met 30% van het LNG-aanbod in de basisvariant, kan leiden tot een volumetekort op jaarbasis. Dit volumetekort doet zich dan in de zomer voor bij het vullen van de gasopslagen.
Overigens houdt GTS er in haar overzicht rekening mee dat Nederland een spilfunctie vervult op de Noordwest-Europese gasmarkt. Bij het bepalen of er voldoende gas is om aan de behoefte van eindafnemers te voldoen, worden daarom ook (verwachte) gasstromen van en naar het buitenland meegenomen. Het beperken van gasstromen naar het buitenland is op basis van Europese regelgeving niet geoorloofd.
Vraag 5
Van welk weerscenario gaat u uit voor wat betreft het gasgebruik en vullen van gasopslagen voor de komende winter?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 wordt met verschillende scenario’s rekening gehouden. Daarbij wordt uiteraard ook gekeken naar de verwachte ontwikkeling van de gasvraag, niet alleen in Nederland maar ook naar die vanuit de ons omringende landen.
In de hiervoor genoemde brief van 30 september jl.7 is aangegeven dat GTS in het overzicht leveringszekerheid constateert dat er aan het begin van het winterseizoen 2025/2026 minimaal 110 TWh in de seizoensopslagen (Grijpskerk, Norg en Bergermeer) en de PGI Alkmaar moet zijn opgeslagen. Dit komt overeen met 80% van het opslagvolume van deze vier gasopslagen. Deze vulgraad – in combinatie met overige infrastructuur, zoals LNG-importcapaciteit – zou volgens GTS voldoende moeten zijn om een koude winter (de koudste winter van de afgelopen 30 jaar), ook bij een uitval van de grootste bron (import via de GATE-terminal) van 30 dagen zonder tekorten door te komen. Dit is dan ook de vulambitie van dit kabinet. Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat Mijnbouw op 2 oktober jl. ga ik begin volgend jaar in een Kamerbrief nader in op de onderbouwing van de vulambitie van het kabinet in 2025.
Vraag 6
Wat is het effect hiervan op de energieprijzen die Nederlanders moeten betalen?
Antwoord 6
In zijn algemeenheid geldt dat de prijzen op de internationale groothandelsmarkt zullen stijgen bij koud weer en zullen dalen bij warm weer. Dit komt doordat bij koud weer meer gas wordt verbruikt (dit betekent dat de gasvraag stijgt) dan bij warm weer (hetgeen de gasvraag doet dalen). Dat de prijs reageert op de gasvraag is onderdeel van de normale vraag-aanbodverhouding op de groothandelsmarkt van gas. Doordat de prijs stijgt, trekt dit ook meer gas aan en vergroot zodoende weer het aanbod van gas. Wat het effect hiervan is op de energieprijzen die Nederlanders moeten betalen is echter moeilijk aan te geven. Een groot deel van de huishoudens heeft een contract waarin de prijs voor een jaar of langer vastligt, dus voor de meeste huishoudens zal er bij prijsontwikkelingen op de groothandelsmarkt niet direct iets veranderen, uiteraard afhankelijk van het type leveringscontract dat zij hebben (vast, variabel, dynamisch) en de looptijd van dit contract. Bij nieuwe contracten kan dit anders liggen.
Vraag 7
Acht u het noodzakelijk aanvullende maatregelen te treffen om het gasgebruik te matigen of de vulgraden te vullen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het matigen van gasgebruik is blijvend nodig. Met de publiekscampagne «Zet ook de knop om», wordt deze maanden weer een maatschappij brede oproep gedaan om het energieverbruik en meer in het bijzonder het gasverbruik te verminderen.8 De campagne geeft praktische tips, hulp en informatie over wat het oplevert.
Wat betreft (aanvullende) maatregelen om de opslagen te vullen, is het in de eerste plaats aan marktpartijen – zoals GasTerra in Norg en Grijpskerk en verschillende capaciteitshouders in Bergermeer – om voldoende gas op te slaan om een betrouwbare levering aan hun eindafnemers te kunnen garanderen. Aanvullend krijgt EBN – net als in de drie voorgaande jaren – een vultaak om maximaal 20 TWh op te slaan, voor het geval marktpartijen dat onvoldoende doen. Hiermee heeft de overheid wat mij betreft een goed instrument in handen om te kunnen ingrijpen wanneer de vulgraad zorgelijk achterblijft. Ook blijft het kabinet de (prijs)ontwikkelingen op de (groothandels)markt nauwgezet volgen.
Daarnaast werkt het kabinet aan structurele vulmaatregelen via het wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis. Dit wetsvoorstel gaat op korte termijn in internetconsultatie. Hierin staat onder andere dat het kabinet jaarlijks een vuldoelstelling vaststelt mede op basis van het jaarlijkse overzicht gasleveringszekerheid van GTS9 en dat EBN een structurele vultaak krijgt voor het geval marktpartijen gasopslagen onvoldoende vullen.10 In dit wetsvoorstel zullen ook bepalingen worden opgenomen die de Minister in staat zullen stellen om in de komende jaren maatregelen te nemen indien de vulgraad van de opslagen achter blijft bij de vastgestelde vuldoelstelling.
Vraag 8
Welke voorbereidingen treft u voor het geval Nederlandse huishoudens worden geraakt door hoge energieprijzen als gevolg van eventuele schaarste van gas bij een strenge winter?
Antwoord 8
Leveringsprijzen volgen de ontwikkelingen op de internationale groothandelsmarkt voor gas en deze zijn niet direct te sturen. De gasprijzen zijn recent iets gestegen, maar bevinden zich nog steeds ruimschoots onder het niveau van 2022.
Nederlandse huishoudens zijn minder kwetsbaar voor nieuwe stijgingen doordat meer dan de helft van de Nederlandse huishoudens inmiddels weer een contract heeft met een vaste prijs voor een periode van een jaar of langer.
Bovendien is het gasverbruik van de meeste huishoudens flink verlaagd, gemiddeld met 25% tussen 2019 en 2023. Dit is bereikt door meer bewustwording, energiebesparing en verduurzaming.
Het kabinet zet stevig in op structurele maatregelen, door isolatie en verduurzaming van woningen, juist bij groepen huishoudens met een laag inkomen. Ook verlaagt het kabinet de energiebelasting op gas voor alle Nederlanders volgend jaar. Voor mensen met een laag inkomen die deze winter in de knel zouden kunnen komen door een relatief hoge energierekening, heeft het Kabinet aanvullend 60 miljoen euro gereserveerd voor een Energiefonds. Er wordt met externe partijen bezien hoe hier nader invulling aan gegeven kan worden.
Vraag 9
Welke maatregelen treft u om het doel voor verminderd finaal energieverbruik in 2030 te halen, nu uit de Klimaat- en Energieverkenning blijkt dat de kans hierop marginaal is?
Antwoord 9
Het kabinet gaat de effecten op energiegebruik meewegen in de voorjaarsbesluitvorming bij maatregelen ten behoeve van de klimaat- en energietransitie en de besteding van middelen uit het Klimaatfonds. Over de uitkomsten van de besluitvorming over maatregelen en fondsen wordt de Kamer bij de Voorjaarsnota 2025 geïnformeerd.
Vraag 10
Vindt u aanvullend beleid voor energiebesparing noodzakelijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen denkt u aan?
Antwoord 10
Energie die we niet gebruiken, hoeven we niet op te wekken, te transporteren, te betalen of te importeren. Energiebesparing verlaagt dan ook de energierekening, draagt bij aan het verminderen van netcongestie, maakt ons minder afhankelijk van derde landen voor fossiele brandstoffen en spaart het klimaat. Aanvullend beleid voor energiebesparing is van belang en mogelijk gelet op de uitkomsten van het TNO-onderzoek «Een nationaal doel voor energiebesparing en streefwaarden voor sectoren».11 Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 9 worden de maatregelen op dit moment uitgewerkt.
Vraag 11
Wat is de inzet van Nederland voor wat betreft het verlengen van het contract voor de gas transportleiding vanuit Rusland door Oekraïne naar Oost-Europa?
Antwoord 11
Zoals onder meer aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Bontenbal, Boswijk (beiden CDA) Paternotte en Rooderkerk (beiden D66)12 zet Nederland zich actief in voor maatregelen in EU-verband voor de afbouw van Russisch gas naar nul. Hoewel Nederland geen betrokkenheid heeft bij de transit van Russisch gas door Oekraïne en het daarvoor gesloten transportcontract, vindt Nederland dit een goede ontwikkeling in het licht van de gewenste afbouw van Russisch gas. Nederland vindt wel dat goed moet worden bezien wat dit betekent voor de EU-leveringszekerheid. Dit wordt in EU-verband, door de Europese Commissie, nauwlettend in de gaten gehouden.
Vraag 12
Kunt u deze vragen afzonderlijk en vóór het commissiedebat over de Energieraad beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Telegraaf, 28 november 2024, «Nederlandse gasvoorraden de laagste van Europa: hebben we nog genoeg voor deze winter?». (www.telegraaf.nl/financieel/2051373586/nederlandse-gasvoorraden-de-laagste-van-europa-hebben-we-nog-genoeg-voor-deze-winter)↩︎
Het Financieele Dagblad, 27 november 2024, «Moet Europa zich zorgen maken over slinkende gasvoorraden met strenge winter op komst?». (https://fd.nl/samenleving/1538034/moet-europa-zich-zorgen-maken-over-strenge-winter-en-slinkende-gasvoorraden)↩︎
http://agsi.gie.eu.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 29 023, nr. 519.↩︎
Dat wil zeggen een tekort in de snelheid waarmee gas op het net kan worden ingevoed, bijvoorbeeld om aan een tijdelijke hoge vraag van gas te voldoen.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 29 023, nr. 519.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 29 023, nr. 519.↩︎
Zie: https://zetookdeknopom.nl/.↩︎
Conform de motie van het lid Erkens (Kamerstukken II 2023/2024, 29 023, nr. 504).↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 29 023, nr. 494.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 30 196, nr. 829.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, Aanhangsel van de Handelingen, 251.↩︎