Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) d.d. 17 december 2024 (Kamerstuk 21501-02-2982) en EU-uitbreiding
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D49256, datum: 2024-12-12, bijgewerkt: 2024-12-18 16:31, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (BBB)
- Mede ondertekenaar: A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) d.d. 17 december 2024 (Kamerstuk 21501-02-2982) en EU-uitbreiding
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2986 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2024Z20895:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-12-12 19:30: Tweeminutendebat Raad Algemene Zaken d.d. 17 december 2024 en EU-uitbreiding (21501-02-2982) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2024-12-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-16 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2986 Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld 12 december 2024
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 6 december 2024 over de Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 17 december 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2982), over de brief van 27 november 2024 over het Verslag Raad Algemene Zaken van 19 november 2024 (Kamerstuk 21501-02, nr. 2980), over de brief van 4 december 2024 inzake Kabinetsappreciatie uitbreidingspakket 2024 (Kamerstuk 23 987, nr. 397) en over de brief van 13 november 2024 inzake Kabinetsappreciatie Groeiplan voor Moldavië en een voorstel tot een verordening voor de oprichting van een Hervormings- en Groeifaciliteit (Kamerstuk 22112, nr. 3978)..
De vragen en opmerkingen zijn op 9 december 2024 aan de minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 12 december 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 december 2024 waar de aankomende Europese Raad, het Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2025, de toekomst van Europa, het Europees semester, de conclusies EU-uitbreiding, de achttienmaandenplanning van de Europese Raad, EU-Verenigd Koninkrijk relaties en EU-Zwitserland relaties op de agenda staan. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
In de Raad zal gesproken worden over de relatie met de Verenigde Staten (VS). Deze leden lezen dat het kabinet zich zal inzetten voor een positieve agenda waarbij de trans-Atlantische samenwerking centraal staat. Voornoemde leden zien de noodzaak van goede verhoudingen met de VS maar voorzien, gezien het verleden van de beoogd president, ook een verharding van de zijde van de VS, bijvoorbeeld wat betreft de NAVO, steun aan Oekraïne en handel. Wat betreft deze leden is het van groot belang dat in de Raad ook wordt gesproken over mogelijke reacties wanneer de Europese markt wordt geraakt door hogere invoertarieven. Hoe gaat de minister dit ten gehore brengen tijdens de Raad?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet loopt niet vooruit op mogelijke handelsmaatregelen vanuit de Verenigde Staten (VS). Nederland wil de handelsbetrekkingen tussen de EU en de VS versterken door middel van dialoog. Recent heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp dit onderstreept tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel.1 Nederland steunt het beleid van de EU om de eigen concurrentiepositie te versterken, waaraan het Draghi rapport een belangrijke impuls heeft gegeven.2
Ook zal de EU zich onafhankelijker van de VS op moeten stellen wat betreft de defensie-industrie in de EU. Op welke manier wordt hier verder in de Raad over gesproken?
Antwoord van het kabinet:
Zoals in het schriftelijk overleg over de Raad Algemene Zaken van 19 november jl.3 aan de orde is gekomen, bestaat er, ongeacht het beleid van de nieuwe Amerikaanse regering, een onverminderde noodzaak tot intensievere samenwerking binnen de EU op het gebied van defensie en veiligheid. In dit kader onderhandelt de Raad op dit moment over een wetgevend voorstel voor oprichting van het Europese Defensie-Industrie Programma (EDIP). De Nederlandse inzet ter zake is uw Kamer per BNC-fiche toegekomen op 28 maart 2024.4
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben vernomen dat er veel wordt gesproken over Europese bonds om te investeren in defensie en concurrentievermogen, een bedrag dat rondzingt is 500 miljard. Ook de Denen zijn sinds vorige week voor dit voorstel. Kan de minister duidelijk maken hoe Nederland zich in deze onderhandelingen opstelt en of hij inmiddels positief tegenover het voorstel staat?
Antwoord van het kabinet:
Er is geen sprake van een voorstel van de Europese Commissie of onderhandelingen over Europese bonds om te investeren in defensie en concurrentievermogen. Zoals bekend is het kabinet is geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe Europese instrumenten.
Uitbreiding
Voornoemde leden lezen dat de Europese Commissie vaststelt dat Servië aan de benchmarks voldoet om cluster 3 te openen. Deze leden lezen in de kabinetsreactie dat het kabinet kritisch staat ten opzichte van het openen van dit cluster, omdat het geen recht zou doen aan de zorgen over de rechtsstaat en de voortgang op de dialoog met Kosovo. De aan het woord zijnde leden sluiten zich aan bij deze zorgen en achten het onwenselijk dat er op dit moment een nieuw cluster wordt geopend. Verwacht de minister een meerderheid in de Raad voor het openen van dit cluster? Hoe gaat de minister zijn zorgen delen met de Raad? Gaat Nederland tegen het openen van dit cluster stemmen als het daartoe komt?
Antwoord van het kabinet:
Het openen van Cluster 3 met Servië lijkt op dit moment niet op unanieme steun binnen de Raad te kunnen rekenen. Nederland heeft haar positie de afgelopen periode consistent gedeeld met lidstaten. Hierbij is benadrukt dat het kabinet de herhaalde conclusie van de Commissie deelt dat Servië heeft voldaan aan de technische benchmarks voor het openen van Cluster 3, maar dat het openen van dit cluster op dit moment geen recht zou doen aan de belangrijke zorgen over de rechtsstaat en het gebrek aan voortgang in de dialoog met Kosovo. Nederland verwacht hierop verdere voortgang. Bovendien wordt verwacht dat Servië nadrukkelijker aansluit bij het EU veiligheid- en buitenlandbeleid. Nederland blijft, bilateraal en in EU verband, met Servië in gesprek over alle beleidsterreinen van de toetredingsonderhandelingen, waarbij ook de genoemde zorgen gedeeld worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 17 december 2024. Zij wensen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten te benadrukken en vragen hierop nadere toelichting van de minister.
Deze leden zijn vergenoegd te constateren dat de minister voornemens is tijdens de Raad Algemene Zaken te interveniëren op het voornemen van het Hongaars voorzitterschap om enkel in te gaan op institutionele hervormingen voor de Toekomst van het Europees concurrentievermogen, met de constatering dat ook de gevolgen van uitbreiding voor de EU-lidstaten in kaart dienen te worden gebracht. Zij vragen de minister waarom het Hongaars voorzitterschap dit niet wil. Welke motieven schuilen hierachter?
Antwoord van het kabinet:
Het Hongaars voorzitterschap kiest ervoor om tijdens de aankomende Raad de discussie te richten op institutionele hervormingen voor het Europees concurrentievermogen, zoals voorgesteld in het Draghi rapport.5 De discussie over de Toekomst van Europa is breed, en het vermoeden bestaat dat het Hongaars voorzitterschap een bepaald terrein heeft uitgelicht omdat zij dat thema prioritair achten. Het kabinet hecht eraan om de breedte van de discussie niet uit het oog te verliezen, en zal dit daarom tijdens de Raad opbrengen.
Ook zijn voornoemde leden van mening dat het belang van het rechtsstaatprincipe onderdeel zou moeten zijn van de discussie. Is de minister bereid ook het belang van dit principe te benoemen?
Antwoord van het kabinet:
Ja. Het kabinet ziet de rechtsstaat, democratie en grondrechten als het fundament van de EU. Versterking van het EU-rechtsstaatinstrumentarium is belangrijk om EU-samenwerking op de lange termijn te kunnen borgen, ook bij uitbreiding met nieuwe lidstaten. In de routekaart die in de conclusies van de Europese Raad van juni jl. is vastgesteld, worden ook waarden, met inbegrip van instrumenten en processen ter bescherming van de rechtsstaat, benoemd als onderdeel van de discussie.
Ten aanzien van de kabinetsreactie op het uitbreidingspakket 2024 ondersteunen de leden van de VVD-fractie de kritische opstelling van het kabinet tegenover verdere uitbreiding van de EU. Zij delen de opvatting dat er geen concessies gedaan mogen worden aan de Kopenhagen-criteria, hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat. In het bijzonder dient hier de situatie rondom Servië benoemd te worden. Deze leden rekenen het dit kandidaat-lid van de EU zwaar aan dat het land niet aansluit bij de Europese sancties tegen Rusland. Boven op de stagnatie van voortgang op de dialoog met Kosovo en de zorgen over de rechtsstaat maakt dit dat Servië op dit moment geen stappen tot toetreding verdient met het openen van cluster 3. Kan de regering aangeven hoe dit speelveld Europees ligt en of de minister bereid is tot het uiterste te persisteren in zijn standpunt?
Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 4.
In zijn kabinetsappreciatie slaagt de minister erin de grote zorgen over de situatie in Georgië te benoemen. Deze zorgen worden gedeeld door voornoemde leden. Het is onvoorstelbaar hoe snel het Georgisch leiderschap van constructieve bondgenoot van de Europese gemeenschap is afgegleden naar een marionettenregering van het Kremlin. Daarom zijn deze leden teleurgesteld in de aankondiging van het Nederlandse kabinet de EU op te roepen om afspraken met Georgië over visumvrij reizen op te schorten. Is de minister zich ervan bewust dat hiermee de gehele Georgische bevolking wordt getart in plaats van alleen het leiderschap?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is zich terdege bewust van het feit dat een eventuele opschorting van het visumvrij reizen uiteindelijk de gehele Georgische bevolking raakt en niet enkel het leiderschap. Het besluit om hier met gelijkgezinde lidstaten voor te pleiten is dan ook met grote zorgvuldigheid gewogen. Desalniettemin beschouwt het kabinet deze maatregel als een gedwongen keuze om een krachtig en duidelijk signaal af te geven tegen de toenemende repressie door de Georgische autoriteiten, ook omdat het op 6 december jl. gepubliceerde 7e rapport over het visumopschortingsmechanisme6 van de Europese Commissie aangeeft dat het de vraag is of Georgië nog aan de voorwaarden van visumliberalisatie voldoet. Als het visumopschortingsmechanisme wordt geactiveerd zal de visumplicht in eerste instantie gelden voor negen maanden voor een specifieke groep, bij voorkeur op basis van type reisdocument. Als de situatie niet verbetert in deze negen maanden wordt de visumplicht uitgebreid naar alle burgers, voor de duur van 18 maanden. De zwaarste uitkomst van het opschortingsmechanisme is dat een land verplaatst kan worden naar de lijst van visumplichtige landen. Het kabinet benadrukt dat de te treffen maatregelen tegen de Georgische overheid in samenhang moeten worden beschouwd, zodat ze effectief bijdragen aan het ondersteunen van de pro-Europese bevolking en het waarborgen van de geloofwaardigheid van de EU. Een andere maatregel waartoe besloten kan worden, en waarvoor Nederland pleit, is het instellen van een visumvereiste voor houders van een Georgisch diplomatiek of dienstpaspoort.
Is de minister bereid het voorbeeld van de Baltische staten te volgen en daarmee in plaats van generiek visumvrij reizen op te schorten, individuele reisverboden op te leggen?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft positief kennisgenomen van het Baltische initiatief, maar benadrukt dat Nederland normaliter geen nationale inreisverboden instelt. Inreisverboden en sancties worden uitsluitend uitgevoerd wanneer deze voortvloeien uit verplichtingen die hun oorsprong vinden in de VN of de EU. Ook gezien het feit dat inreisverboden op Europees niveau effectiever zijn. Op nationaal niveau worden inreisverboden doorgaans opgelegd bij specifieke omstandigheden, zoals bedreigingen voor de nationale veiligheid, niet als een instrument voor buitenlandbeleid.
Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie bezorgd over de wijze waarop nationaal het debat wordt gevoerd over het recent door de Europese Commissie gesloten handelsverdrag met Zuid-Amerikaanse landen (hierna: Mercosur). Zij zijn van mening dat dit type akkoorden van groot belang is voor de Nederlandse economie, maar ook voor onze veiligheid en onafhankelijkheid. Deze leden hechten eraan te benoemen dat met het akkoord een markt wordt gecreëerd van 700 miljoen mensen en dat er een streep gaat door meer dan 90% van de handelstarieven. Is de minister het met de aan het woord zijnde leden eens dat dit akkoord van groot belang is voor het bevorderen van onze brede handelspositie en de toegang tot kritieke grondstoffen?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet gaat het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord van 6 december jl. zorgvuldig bestuderen. Uiteraard ontvangt uw Kamer voorafgaand aan besluitvorming in de Raad een integrale appreciatie van het akkoord.
Kan de minister ingaan op de diverse zorgen die er leven bij landbouworganisaties? Wat vindt de minister van de kritiek dat in dit handelsakkoord geen garanties zijn ingebouwd die ervoor zorgen dat er een gelijk speelveld komt ten aanzien van dierenwelzijn, arbeids- of milieucriteria?
Antwoord van het kabinet:
Nederlandse producenten concurreren in sommige gevallen met geïmporteerde producten die niet aan Europese productiestandaarden voldoen. Dit kan het geval zijn met of zonder een handelsakkoord. In ieder land geldt eigen wet- en regelgeving waarbij verschillen in productiestandaarden worden bepaald door landbouwkundige, klimatologische, milieukundige, maatschappelijke en geografische omstandigheden.
Momenteel worden de mogelijke effecten van een EU-Mercosur akkoord op de Nederlandse economie en specifiek de landbouwsector conform motie Kamminga opnieuw in kaart gebracht door Wageningen Economic Research.7 Naar verwachting wordt het geactualiseerde onderzoek binnenkort afgerond.
Kan de minister een beschrijving geven van het proces dat nu gevolgd wordt aangaande de Mercosur-overeenkomst?
Antwoord van het kabinet:
Uw Kamer wordt zeer binnenkort per brief door het kabinet geïnformeerd over het aangekondigde onderhandelaarsakkoord van 6 december jl. en het vervolgproces. Zoals reeds aangegeven in de brief van 5 december jl.8, wordt het akkoord pas na juridische opschoning en vertaling aan de lidstaten voorgelegd. Dit zal meerdere maanden duren. Er is dus op dit moment geen sprake van besluitvorming over een eventueel akkoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 17 december 2024. Deze leden hebben enkele vragen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad Algemene Zaken.
EU-uitbreiding
In de appreciatie van het kabinet op het uitbreidingspakket dat de Europese Commissie op 30 oktober 2024 presenteerde, geeft de minister aan dat Nederland zeer kritisch blijft tegenover verdere uitbreiding van de EU, waarbij er conform het regeerprogramma streng vastgehouden wordt aan de eisen voor lidmaatschap van de EU (Kopenhagen-criteria). Voornoemde leden blijven kritisch op uitbreiding van de EU en verzoeken de minister vast te blijven houden aan de Kopenhagen-criteria.
Hervorming EU-toelatingsbeleid
De leden van de NSC-fractie ondersteunen de houding van het kabinet in de discussie ten aanzien van de vaststelling van de routekaart voor toekomstige werkzaamheden rond uitbreiding en hervormingen, zodat de EU in de toekomst voorbereid is op een verdere uitbreiding. Deze leden maken zich wel zorgen over de volgorde van het doorvoeren van de benodigde hervormingen en de toelating van kandidaat-lidstaten. Kan de minister hierop reflecteren? Moeten de hervormingen niet eerst doorgevoerd worden voordat kandidaat-lidstaten toegelaten worden?
Antwoord van het kabinet:
De komende tijd zullen de Commissie en lidstaten in kaart brengen welke hervormingen op het gebied van waarden, beleid, begroting en bestuur wenselijk of mogelijk nodig zijn om nieuwe lidstaten goed te kunnen absorberen. Op basis daarvan zal het kabinet de inzet verder bepalen. Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU gebeurt op basis van merites. Hervormingen aan de kant van de EU zijn geen voorwaarde voor kandidaat lidstaten in het toetredingstraject. Zoals helder in het regeerprogramma is verwoord, staat Nederland zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU en houdt het streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria.
Georgië
De afgelopen maanden zijn er meerdere wetten aangenomen door de Georgische regering die de vrijheid van meningsuiting schenden, LHBTI-rechten inperken en de media censureren. Daardoor verdwijnt eventueel lidmaatschap van de EU verder uit het zicht. De aan het woord zijnde leden zijn bezorgd over deze ontwikkelingen, en vragen wat er vanuit de EU gedaan kan worden om de bevolking van Georgië te ondersteunen in hun wens lid te worden van de EU. Moeten er geen sancties opgelegd worden tegen politici die de protesten van de bevolking tegenwerken?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft de beoordeling van de Commissie dat sprake is van backsliding op zowel het gebied van de rechtspraak als op grondrechten en vrijheid van meningsuiting, mede door de aanname van de genoemde wetten. Door de negatieve acties van de Georgische autoriteiten is het EU-toetredingsproces reeds in juni jl. de facto tot stilstand gekomen. Het kabinet deelt de ernstige zorgen over de ontwikkelingen in Georgië en benadrukt dat deze escalatie vraagt om een stevig signaal vanuit de EU, zowel om de geloofwaardigheid van de EU te waarborgen als om de pro-EU bevolking te steunen. Nederland pleit in Europees verband dan ook actief voor sancties tegen de individuen die verantwoordelijk zijn voor het geweld tegen demonstranten, journalisten en politici en voor het invoeren van een Schengenvisumplicht voor houders van een Georgisch diplomatiek of dienstpaspoort en voor het tijdelijke opschorten van de vrijstelling van de visumplicht, die op termijn voor alle houders van een Georgisch paspoort geldt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie op het EU-uitbreidingspakket 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Dit kabinet heeft herhaaldelijk aangegeven sceptisch te staan tegenover EU-uitbreiding en benadrukt dat (aspirant) kandidaat-lidstaten aan alle toetredingseisen moeten voldoen. Kan het kabinet toelichten waar het in het geval van Servië lijkt af te wijken van dit standpunt?
Antwoord van het kabinet:
In algemene zin acht het kabinet het van het grootste belang dat alle kandidaat-lidstaten, in lijn met de uitbreidingsmethodologie, aan de eisen voor lidmaatschap van de EU voldoen, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Dit geldt zondermeer ook voor kandidaat-lidstaat Servië. Het acquis en de bijbehorende criteria zijn ten behoeve van het uitbreidingsproces onderverdeeld in 35 hoofdstukken, gebundeld in zes thematische clusters. Gedurende het toetredingsproces dienen kandidaat-lidstaten per hoofdstuk te voldoen aan specifieke, meer technische beleidsinhoudelijke vereisten. Afhankelijk van de mate van voorbereiding dient soms voorafgaand aan het openen van een hoofdstuk of cluster aan bepaalde vereisten te worden voldaan, en in ieder geval voordat onderhandelingen over een bepaald beleidsterrein afgerond worden. In het geval van Servië onderschrijft het kabinet de conclusie van de Commissie dat Servië heeft voldaan aan de specifieke, technische vereisten (opening benchmarks), behorend bij Cluster 3 (Concurrentievermogen en inclusieve groei). Het kabinet is echter van mening dat het openen van dit cluster op dit moment geen recht zou doen aan de belangrijke zorgen over de rechtsstaat en het gebrek aan voortgang in de dialoog met Kosovo. Nederland verwacht hierop verdere voortgang. Bovendien wordt verwacht dat Servië nadrukkelijker aansluit bij het EU veiligheid- en buitenlandbeleid.
Overwegende dat de meerderheid van de Moldaviërs in een referendum heeft aangegeven lid te willen worden van de EU, onderschrijft dit kabinet de ambitie van Moldavië om in 2030 lid te worden van de EU? Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat het juist in het geval van Moldavië, gezien de Russische inmenging in de verkiezingen, van groot belang is om een helder EU-lidmaatschapsperspectief te bieden? Zo ja, hoe is het kabinet voornemens bij te dragen aan deze ontwikkeling?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft het EU-perspectief van Moldavië, neemt kennis van de ambities van Moldavië, en benadrukt dat alle kandidaat-lidstaten hun toetredingsproces in lijn met de methodologie zullen moeten doorlopen en aan alle vereisten zullen moeten voldoen. Het kabinet legt zich niet vast op specifieke tijdslijnen; de hervormingen in de kandidaat-lidstaten zelf blijven leidend voor verdere stappen in het proces. De nadruk op hervormingen is tevens van belang voor het draagvlak voor uitbreiding, zowel binnen de EU als in de kandidaat-lidstaten. Conform de motie van de leden Paternotte/Veldkamp9 ondersteunt het kabinet Moldavië bij het voldoen aan de Kopenhagencriteria. Zo hebben er inmiddels trainingen plaatsgevonden voor Moldavische ambtenaren en wordt Moldavië ondersteund bij de hervorming van de rechtelijke macht.
De aan het woord zijnde leden hebben ook kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 17 december 2024 en hebben hierover enkele vragen. In de voorbereidingen voor de Europese Raad wordt gesproken over 'out-of-the-box'-ideeën voor migratie. Kan de minister toelichten wat hiermee precies wordt bedoeld en welke innovatieve benaderingen er worden overwogen?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich in Europa in als aanjager van het verkennen van de mogelijkheden voor innovatieve samenwerkingsvormen op het gebied van migratie en heeft daar op verschillende momenten over gerapporteerd aan uw Kamer. Nederland werkt met gelijkgezinde EU-lidstaten langs verschillende sporen aan het in kaart brengen van de mogelijkheden hiervoor. Voorbeelden hiervan zijn 1) terugkeerhubs (waarbij personen met een terugkeerbesluit via een hub in een derde land terugkeren naar hun land van herkomst of bestendig verblijf), 2) het breder toepassen van het concept veilig derde land, of 3) afspraken over “places of safety” (vooraf vastgelegde locaties buiten de EU waar personen na een Search and Rescue-ontscheping van open zee naartoe gebracht worden voor opvang). Om dit te realiseren bepleit Nederland onder andere voor meer juridische ruimte voor innovatieve vormen van terugkeer bij de herziening van de terugkeerrichtlijn, en zal het kabinet bij de in 2025 geplande herziening van het veilig derde land-concept inzetten op verruiming van de toepassingsmogelijkheden. Daarnaast heeft Nederland, in co-voorzitterschap met Malta, een ambtelijke kopgroep van 17 lidstaten opgezet die de juridische en operationele kaders van terugkeerhubs nader uitwerkt. Tot slot roept het kabinet de Commissie op tot het uitwerken van pilots.
De voornoemde leden maken zich zorgen over de aanhoudende protesten in Georgië. Hoe is het kabinet van plan bij te dragen aan de verbetering van de situatie in het land? Aangezien de Europese Unie eerder besloot geen contacten meer te onderhouden met de Georgische overheid op het hoogste niveau naar aanleiding van het aannemen van anti-NGO- en anti-LHBTI-wetten, is het kabinet bereid om dit voorbeeld te volgen en vergelijkbare maatregelen te overwegen?
Antwoord van het kabinet:
In Europees verband is in juli een set maatregelen afgekondigd in reactie op de aanname van de ‘Transparency of Foreign Influence’-wet (de zogenoemde Foreign Agents law) en de ‘protection of family values and minors’-wet (de zogenoemde anti-lgbtiq+-propagandawet) die in contrast staan met de waarden waarop de Europese Unie is gegrondvest. Een van deze maatregelen is de opschorting van hoogambtelijke en politieke contacten met de Georgische autoriteiten tot deze wetten zijn ingetrokken. Nederland onderschrijft het belang van deze maatregel en geeft hieraan gehoor.
De leden van de D66-fractie hebben met zorgen kennisgenomen van de verkiezingen in Roemenië en de berichten over Russische inmenging. Hoe kijkt het Kabinet naar de ontstane situatie en de berichten over Russische inmenging in de Roemeense presidentsverkiezingen? Is het kabinet van plan om (mede naar aanleiding hiervan) te pleiten voor meer Europese samenwerking om de integriteit van onze verkiezingen te beschermen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Het vrijgegeven rapport van de Roemeense veiligheidsraad over beïnvloeding van de presidentiële verkiezingen door een statelijke actor is zorgelijk. Dit heeft het Roemeense Constitutioneel Hof doen besluiten om de uitslag van de eerste ronde presidentsverkiezingen nietig te verklaren. Het is belangrijk dat deze beïnvloeding aan het licht is gekomen. Samenwerking is van belang, bijvoorbeeld op het gebied van informatie-uitwisseling en de contacten met zeer grote online platforms ten behoeve van de naleving van de digitaledienstenverordening. Nederland steunt de centrale rol van de Commissie bij het in kaart brengen van buitenlandse inmenging in electorale processen, en zal zich – net als eerder – blijven inzetten voor Europese samenwerking omtrent verkiezingsintegriteit.
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2981↩︎
Kamerstuk 21 501-30, nr. 614; Kamerstuk 21 501-20, nr. 2131.↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2977↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3919↩︎
Kamerstuk 21 501-30, nr. 614; Kamerstuk 21 501-20, nr. 2131.↩︎
https://home-affairs.ec.europa.eu/7th-visa-suspension-mechanism-report_en↩︎
Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 24↩︎
Kamerstuk 31 985, nr. 84↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1983↩︎