Evaluatie tarieven Skal Biocontrole
Zelfstandige bestuursorganen
Brief regering
Nummer: 2024D50862, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-19 12:46, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Beslisnota bij Kamerbrief Evaluatie tarieven Skal Biocontrole
- Mogelijke alternatieven voor een Skal-tariefsysteem voor kleine biologische bedrijven en importcontroles
Onderdeel van kamerstukdossier 25268 -232 Zelfstandige bestuursorganen.
Onderdeel van zaak 2024Z21537:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-22 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
25268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 232 Brief van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2024
In 2023 heeft Wageningen Economic Research (WEcR) de tarievenstructuur van Skal geëvalueerd en gekeken naar mogelijke alternatieven voor kleine bedrijven en import.1 Dit evaluatieonderzoek komt voort uit het actieplan ‘Groei van biologische productie en consumptie’ (Kamerstuk 30 252, nr. 78) en treft u bijgaand aan.
Het WEcR rapport heeft een aantal waardevolle inzichten opgeleverd. Skal heeft in opvolging van dit rapport in 2024 de uitvoerbaarheid van een aantal voorstellen van WEcR getoetst en nader uitgewerkt. Ik zal hieronder op hoofdlijnen de uitkomsten van het WEcR-onderzoek uiteenzetten en daarin de bevindingen van Skal meenemen.
Ik zal u over de bestaande tariefsystematiek en de tarieven voor kleine biologische bedrijven informeren. U wordt over de import tarieven nog apart en op een later moment geïnformeerd. Ik eindig met een reflectie op het genoemde benadelen van de biologische sierteeltsector, zoals toegezegd in het commissiedebat Tuinbouw, Visserij en Biotechnologie van 3 oktober 2024.
Hoe verhouden de tarieven van Skal zich tot die van certificerende organisaties (biologische controleorganen) in omringende landen en hoe tot andere zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en private certificerende instellingen in Nederland?
WEcR merkt ten algemene op dat de achtergronden, onderbouwing en wijze van berekenen binnen de Skal-tariefsystematiek transparant zijn. Ook is er een duidelijke en rechtstreekse relatie tussen kostenmaker en kostendrager. WEcR constateert dat de huidige tariefstructuur van Skal vergelijkbaar is met certificerende organisaties (controleorganen) in andere landen evenals met andere toezichthouders (bijvoorbeeld Kwaliteits Controle Bureau, Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst, Controle Orgaan Kwaliteits Zaken, Bloembollenkeuringsdienst, NVWA) en private certificerende instellingen in Nederland (bijvoorbeeld Ecocert). Ook de hoogte van de tarieven is vergelijkbaar.
Ik concludeer hieruit dat de hoogte van de tarieven van Skal niet onredelijk is en verder in lijn met het kabinetsbeleid dat is opgenomen in het rapport ‘Maat houden’ uit 20142. Dat neemt natuurlijk niet weg dat sommige sectoren de hoogte van de kostendekkende tarieven wel als aanzienlijk kunnen ervaren.
Hoe zou een staffel van de tarieven er (hypothetisch) uit kunnen zien?
De huidige tariefstructuur is in de loop van de jaren tot stand gekomen en houdt rekening met de aard van de bedrijven, de grootte en het risico. Hoe dit precies is opgebouwd is te vinden op het tarievenblad van Skal.3 Ik heb Skal gevraagd ook te onderzoeken hoe een stelsel met een op omzet gebaseerde staffel er uit zou kunnen zien en welke consequenties dit heeft. Een stelsel met een ‘heffing’ op basis van de omzet past binnen de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 (artikel 26b). Er zijn 6 alternatieve invullingen voor de heffingsmaatstaf “omzet” onderzocht, te weten 1) aantal hectares; 2) aantal verkochte planten; 3) aantal dieren; 4) aantal medewerkers/FTE; 5) aantal geïmporteerde producten en 6) aantal inspectie-uren.
De conclusie is dat geen van de genoemde alternatieven een goede maat is voor de omzet, of praktisch toepasbaar. Wél is het mogelijk om de omzetgegevens zelf op te vragen. Dit vraagt echter wel om extra capaciteit van Skal en aanpassingen in de ICT. Ook dient Skal in het kader van betrouwbaarheid en rechtmatigheid een accountantsverklaring (met bijbehorende kosten) van de ondernemer te krijgen bij een heffing op basis van omzet. Dit staat niet in verhouding tot de hoogte van de tarieven.
Mijn conclusie is dat het (momenteel) niet opportuun is om het stelsel radicaal anders in te laten richten, vanwege de disproportionele uitvoeringslasten en administratieve lasten voor de (met name kleine) ondernemer.
Welke mogelijkheden zijn er om de kosten voor kleine biologische bedrijven te beperken?
Voor kleine bedrijven met een geringe omzet kunnen de kosten van de certificering aanzienlijk zijn, zowel in absolute als in relatieve zin. WEcR heeft een aantal varianten om de lasten te verlichten verkend, maar deze leiden óf tot hogere administratieve lasten en regeldruk (zie 2) óf tot het verplaatsen van de lasten naar andere ondernemers en de overheid. Ik vind het niet redelijk om een deel van de sector te laten bijdragen voor een ander deel. Dat zou ook niet in lijn zijn met het eerder genoemde rapport ‘Maat houden’ en de Landbouwkwaliteitswet, die stellen dat de kosten die niet geretribueerd worden voor één groep niet kunnen worden betaald door een andere groep, waaraan de kosten wel geretribueerd worden. Er bestaat in dit geval geen wettelijke bepaling die verplicht tot doorberekening van de kosten van toezicht op naleving van de biologische wet- en regelgeving. Als de afweging wordt gemaakt om goed gemotiveerd en in afwijking van de hoofdregel kosten niet te retribueren, dan kan dit ook gedekt worden uit de algemene middelen.
Aandachtspunt hierbij is ook dat op grond van de Landbouwkwaliteitswet het tarief niet hoger kan zijn dan de gemaakte kosten voor het toezicht. De verlaging van de tarieven voor kleine ondernemers kan er dus niet toe leiden dat grotere ondernemers meer betalen dan de kosten van het toezicht.
Eind 2023 heeft mijn ambtsvoorganger besloten om, vooruitlopend op de publicatie van het WEcR rapport, vanaf 2024 landbouwbedrijven en bereidingsbedrijven met een jaarlijkse omzet kleiner dan € 50.000 in het voorgaande jaar te vrijwaren van de jaarbijdragen (zowel de algemene, als die voor certificatie en toezicht).4 Dit is alleen van toepassing op bedrijven die volledig biologisch zijn. Deze maatregel geldt niet voor de overige tarieven met betrekking tot bijvoorbeeld de aanmelding, perceelregistratie of ontheffing. Daarmee wordt voor kleine bedrijven een drempel weggehaald om om te schakelen. Voor kleine verkooppunten zijn reeds uitzonderingsmogelijkheden van kracht, waardoor zij zich niet hoeven laten certificeren voor het kunnen verkopen van losse producten (Kamerstuk 30252-148, d.d. 24 januari 2024). In 2024 vielen 257 exploitanten in de categorie klein bio-bedrijf. De kosten hiervan zijn voor rekening van LVVN.
Om zonder de tariefsystematiek aan te passen, toch de kleine ondernemers verder te ontlasten, is het mogelijk om te kijken naar de criteria. De categorie klein bio-bedrijf (omzet in voorgaande jaar kleiner dan € 50.000) werd in 2015 ingevoerd. Rekening houdend met inflatie van de afgelopen jaren en vooruitlopend op de verwachte inflatie de komende jaren, zou een indexering tot
€ 80.000 redelijk zijn. Bedrijven die tot dit bedrag aan omzet hebben, hebben nog steeds een lage omzet gelet op de inflatie. Door deze indexering zouden op basis van 2024 gegevens nog eens 54 bedrijven worden ontzien.
Het is ook mogelijk de volledig biologisch eis te schrappen, maar dan worden er op basis van de 2024 gegevens 1.100 bedrijven met een omzet kleiner dan €50.0000 en minder dan 100% biologisch vrijgesteld, wat een aanzienlijke verhoging van de LVVN-bijdrage aan Skal betekent. Dat is niet reëel in een periode met meer druk op de overheidsfinanciën en de extra controle-lasten.
In samenspraak met Skal is daarom besloten om met ingang van januari 2025, de definitie van de categorie “klein bio-bedrijf” aan te passen naar een jaarlijkse omzet van € 80.000. De overige criteria blijven ongewijzigd. Deze aanpassing is verenigbaar met het kabinetsstandpunt ‘Maat houden’ (2014). De financiële draagkracht van kleinere ondernemers is vaak beperkter. Hierdoor is onbeperkte doorberekening van de kosten voor toezicht niet gerechtvaardigd.
Biologische sierteelt
n het commissiedebat tuinbouw, visserij en biotechnologie van 3 oktober 2024 heb ik uw Kamer toegezegd te reflecteren op de uitspraak van het lid Kostić (PvdD) over het benadelen van de biologische sierteelt (TZ202410-075). Volgens het lid draaien de biologische telers op voor de schade door het gebruik van chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen van de buurman, krijgen de telers geen steun en worden ze juist ontmoedigd.
Ik vind dat met deze kenschets geen recht gedaan wordt aan de krachtige en innovatieve biologische sierteeltsector, die langzaam maar zeker groeit. Voor de biologische sector staan diverse steunmogelijkheden tot beschikking. Als voorbeeld noem ik de ecoregeling in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, waar biologische en in omschakeling zijnde boeren en tuinders automatisch in categorie goud vallen. Daarnaast heeft de sector ook voordeel van de acties die het ministerie uitvoert in het kader van het actieplan ‘Groei van biologische productie en consumptie’. Ik noem hier als voorbeeld het marktprogramma en de consumenten publiekscampagne. Ook hebben de kleine telers baat bij de maatregel om kleine bio-bedrijven te ontzien in de Skal tarieven (zie hierboven). Tot slot noem ik hier de toegezegde verkenning naar de mogelijkheden om meer biologische sierteelt door de overheid te laten inkopen. Vóór het zomerreces 2025 wordt de Kamer hierover geïnformeerd. Ik zie hier daarom geen ontmoediging, maar eerder een steunbetuiging.
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
J.F. Rummenie
Bergevoet, R., Ruiten, C. van, 2023. Mogelijke alternatieven voor een Skal-tariefsysteem voor kleine biologische bedrijven en importcontroles; Een eerste inventarisatie. Wageningen, Wageningen Economic Research, Rapport 2023-156. 62 blz.↩︎
https://www.skal.nl/assets/publicaties/R16-Skal-Tarievenblad-2024-def.pdf↩︎
https://www.skal.nl/nieuws/tarieven-2024-gepubliceerd-klein-100-bio-vrijgesteld-van-bijdrage↩︎