Reactie op de motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over verkennen hoe andere lidstaten invulling geven aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming voor vreemdelingen (Kamerstuk 35749-11)
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken)
Brief regering
Nummer: 2024D50982, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-19 14:14, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35749 -16 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken).
Onderdeel van zaak 2024Z21598:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-01-22 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
In deze brief ga ik in op de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Diederik van Dijk c.s. De motie verzoekt de regering te verkennen hoe – kortweg- andere lidstaten invulling geven aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming voor vreemdelingen met oog op mogelijke afschaffing dan wel beperking van de rechterlijke dwangsom in asielzaken en de Kamer over de uitkomsten van deze verkenning te informeren voor de begrotingsbehandeling.
In mijn antwoord van 24 oktober 2024 op een schriftelijke vraag in het kader van de begroting heb ik aangegeven dat de Tweede Kamer z.s.m. en uiterlijk vóór het kerstreces een schriftelijke reactie op de motie ontvangt.
In reactie op de motie kan ik u het volgende mededelen.
De motie refereert aan een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Hierna: de Afdeling). De Afdeling heeft op 30 november 2022 bepaald dat uitsluiting van de rechterlijke dwangsom in de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zonder alternatief dwangmiddel, in strijd is met het artikel 47 van het EU-Handvest van de grondrechten – het beginsel van effectieve rechtsbescherming.
Naar aanleiding van deze uitspraak is het concept voorstel van de Wijziging van de Vreemdelingenwet 20001 aangepast met de strekking dat de bestuurlijke dwangsom wordt afgeschaft en de rechtelijke dwangsom intact blijft.
In de brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2024 ‘Planning wetgeving hoofdstuk 2 Regeerprogramma’ is aangegeven dat op dit moment wordt onderzocht of het juridisch toch mogelijk is om de rechterlijke dwangsom af te schaffen.
De resultaten van de hier bedoelde inventarisatie zullen worden betrokken bij dit onderzoek. Conform mijn toezegging doe ik uw Kamer de reactie op de motie alvast toekomen, voorafgaande aan de uitkomst van het juridisch onderzoek.
Via het Europese migratie netwerk GDISC2 heeft de IND navraag gedaan naar de wijze waarop asielzoekers in de bij GDISC aangesloten landen kunnen opkomen tegen termijnoverschrijdingen bij de beslissing op hun aanvraag en welke middelen de rechtspraak ter beschikking staan.
In deze brief worden de belangrijkste bevindingen benoemd. Uit de inventarisatie is niet gebleken dat andere Europese landen een (ander) effectief rechtsmiddel hebben in de zin als bedoeld in vorengenoemde uitspraak van de Afdeling. Evenmin is gebleken dat effectieve rechtsbescherming in andere Europese landen wordt geborgd door het opleggen van dwangsommen of is geoordeeld dat dit enkel kan middels het opleggen van dwangsommen.
Gelet op de vertrouwelijkheid van de verstrekte informatie worden de relevante uitkomsten van de uitvraag hoog-over en zonder verwijzing naar het betreffende land met u gedeeld.
Vijftien Europese landen (waarvan drie geen lidstaat van de EU) hebben gereageerd op het verzoek. In elf van de bevraagde landen kan een asielzoeker zich wenden tot de rechter bij overschrijding van de beslistermijn. Deze kan in het merendeel van deze landen zijn uitspraak niet met een financiële prikkel kracht bij zetten. Een drietal landen vormt hierop een uitzondering, maar met een beperkte financiële impact en niet in verhouding tot de omvang van de dwangsommen in de Nederlandse praktijk. In een aantal landen is de Ombudsman de aangewezen instantie om te klagen over een termijnoverschrijding.
In één van de hier bedoelde landen kan de rechter bij een beroep tegen een termijnoverschrijding zelf in de besluitvorming van de zaak voorzien. Een ander land geeft aan dat een uitspraak van de rechter waarin een beslistermijn wordt opgelegd wordt gerespecteerd en nageleefd.
Ten slotte is het goed te noemen dat enkele landen niet gebonden zijn aan het asiel acquis, en geen maximum beslistermijn voor asielaanvragen hanteren.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber - Van de Klashorst
voorstel van de Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken)↩︎
General Directors' Immigration Services Conference - GDISC↩︎