Antwoord op vragen van het lid Sneller over het artikel 'Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D51124, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-19 16:43, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z20199:
- Gericht aan: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 895
2024Z20199
Antwoord van minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 19 december 2024)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel ‘Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig’?1
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de constatering dat de artikelen 4 en 53 van de Grondwet de ruimte die de wetgever heeft om een (al dan niet gematigd) districtenstelsel in te voeren sterk beperkt?
Antwoord op vraag 2
Het uitgangspunt bij het ontwerpen van het nieuwe kiesstelsel voor de Tweede Kamer is dat dit moet passen binnen de bestaande Grondwettelijke kaders. Er zijn verschillende artikelen in de Grondwet waar rekening mee moet worden gehouden bij de vormgeving van een nieuw kiesstelsel. Naast de in de vraag genoemde artikelen geldt dat in ieder geval voor de artikelen 50, 51, tweede lid, en 56.
Vraag 3
Deelt u de constatering dat de uitgangspunten van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging de belangrijkste constitutionele eisen zijn die aan het kiesstelsel worden gesteld?
Antwoord op vraag 3
Het nieuwe kiesstelsel moet passen binnen de Grondwettelijke kaders. Dat geldt voor alle artikelen die relevant zijn voor het kiesstelsel. Er bestaat tussen die artikelen geen hiërarchie.
Vraag 4
Hoe ziet u de verhouding tussen deze uitgangspunten? Wegen zij beide even sterk of heeft een van beide uitgangspunten de overhand?
Antwoord op vraag 4
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Ziet u overschotzetels, evenals uw ambtsvoorgangers, als onwenselijk?
Antwoord op vraag 5
Het nieuwe kiesstelsel moet passen binnen de bestaande Grondwettelijke kaders en moet dus voldoen aan het vereiste van evenredige vertegenwoordiging. Overschotzetels kunnen effect hebben op de evenredigheid van de uitslag. Als overschotzetels leiden tot een te onevenredige uitslag is dat onwenselijk. Bij de nog te maken keuzes voor het nieuwe kiesstelsel houd ik hier vanzelfsprekend rekening mee.
Vraag 6
Bent u het eens met de auteur van het artikel dat de uitzonderingsclausule van artikel 4 Grondwet geen ruimte biedt beperkingen aan te brengen op de gelijkelijkheid van stemmen (par. 4.2)? Zo ja, geldt dat dan ook voor de conclusie dat een kiesstelsel dat afbreuk doet aan het gelijke kiesrecht ongrondwettig is?
Antwoord op vraag 6
Als aangekondigd in mijn brief van 4 december jl.2 laat ik door de universiteiten van Leiden en Twente onderzoek doen naar drie kiesstelselvarianten. De uitkomsten van dit onderzoek betrek ik bij de verder te maken keuzes voor het kiesstelsel. Hierbij heb ik nadrukkelijk aandacht voor het Grondwettelijk kader en dus ook voor de eis van gelijkelijkheid van stemmen.
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat er grote moeilijkheden kleven aan het verzekeren dat districten zich qua inwonertal evenredig verhouden en blijven verhouden tot het aantal zetels dat aan districten wordt toegewezen?
Antwoord op vraag 7
Om te komen tot een nieuw kiesstelsel moeten vele keuzes worden gemaakt. Er zijn veel knoppen om aan te draaien die een effect hebben op de evenredigheid van het kiesstelsel. Denk bij een districtenstelsel met meervoudige kiesdistricten onder meer aan: het aantal districten, de wijze van verdeling van zetels over en binnen de districten, de methode van restzetelverdeling en het aantal vereffeningszetels. De vraag of er grote moeilijkheden kleven aan het verzekeren dat districten zich qua inwonertal evenredig blijven verhouden tot het aantal zetels dat aan districten wordt toegewezen, kan daarom op dit moment nog niet worden beantwoord. Dit onderwerp betrek ik bij de verdere uitwerking van het kiesstelsel.
Vraag 8
Gegeven dat het bij een districtenstelsel niet mogelijk is elke stem volledig gelijk te laten wegen, welke percentuele marge acht u acceptabel als het gaat om ongelijke weging van stemming? Kunt u de Code of Good Practice in Electoral Matters van de Commissie van Venetië bij uw antwoord betrekken?
Antwoord op vraag 8
Vanzelfsprekend wordt de Code of Good Practice in Electoral Matters van de Venetiëcommissie bij de verdere uitwerking van het stelsel betrokken.
Vraag 9
Hoe kijkt u naar het effect dat een districtenstelsel de
evenredigheid op ongelijke wijze aan kan tasten? Meer precies: het
verschijnsel dat zetels in kleinere districten minder evenredig verdeeld
kunnen worden en zij dus minder lokale vertegenwoordiging zullen krijgen
dan grotere kiesdistricten (zie par. 5.2, laatste alinea)?
Antwoord op vraag 9
Dit is een aspect dat ik ook zal betrekken bij de uitwerking van het kiesstelsel.
Vraag 10
Ziet u de in het regeerakkoord opgenomen ambitie om nog voor de volgende verkiezingen een nieuw kiesstelsel te introduceren nog als haalbaar?
Antwoord op vraag 10
Ja.
Vraag 11
Bent u bereid om, voordat het wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gezonden een empirisch onderbouwde probleemanalyse aan de Kamer te zenden? En kunt u daarbij betrekken of en in hoeverre het probleem voor burgers gelegen is in het gebrek aan lokale vertegenwoordiging of in de relatieve oververtegenwoordiging van de (grote steden in de) Randstad?
Antwoord op vraag 11
Zoals aangekondigd in de brief van 4 december jl. verwacht ik in maart 2025 uw Kamer te informeren over de richting die het kabinet voor ogen heeft voor het Kiesstelsel. Daarbij besteed ik uiteraard aandacht aan de probleemanalyse. Dit zal daarnaast een belangrijk onderdeel zijn van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.
Vraag 12
Welke alternatieve mogelijkheden ziet u om de band tussen kiezer en gekozene te verstevigen?
Antwoord op vraag 12
In het onderzoek van de universiteiten Leiden en Twente worden drie kiesstelselvariant onderzocht: 1) het Scandinavisch/Zweeds model; 2) het kieskringenstelsel; 3) het stelsel ‘Met één stem meer keus’. Ik laat deze stelsels onderzoeken omdat deze varianten de band tussen kiezer en gekozenen kunnen verstevigen.
Vraag 13
Hoe staat u tegenover het voorstel van een kiesstelsel waarbij kiezers zowel op een lijst als een kandidaat kunnen stemmen, en hoe verhoudt dit voorstel zich in uw ogen tot de principes van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging?
Antwoord op vraag 13
Een dergelijk stelsel zoals ook – ‘Met één stem meer keus’ – wordt betrokken bij het onderzoek door de universiteiten van Leiden en Twente en de nog te maken keuzes rond het kiesstelsel.