Amendement van het lid Sneller over een wettelijke verplichting om concreter te motiveren waarom toepassing van voorlopige hechtenis noodzakelijk en proportioneel is
Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Amendement
Nummer: 2024D51249, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-19 15:26, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 36327 -13 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering).
Onderdeel van zaak 2024Z21732:
- Indiener: J.C. Sneller, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2023-2024 | ||
36 327 | Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) | |
Nr. 13 | AMENDEMENT VAN HET LID Sneller | |
Ontvangen 19 december 2024 | ||
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: |
Na artikel 2.5.21, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
3a. Het bevel geeft in het bijzonder aandacht aan de specifieke omstandigheden van de verdachte of beklaagde die de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.
Toelichting
De toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland krijgt zowel nationale als internationale kritiek.1 Het wordt te vaak en te gemakkelijk toegepast, terwijl alternatieven middels de schorsing onder voorwaarden onvoldoende benut worden (gedragsinterventies, huisarrest, contactverbod, borgsom, elektrisch toezicht). Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat een derde van de Nederlandse gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis zit, aanzienlijk meer dan het Europese gemiddelde van 25%.2 Vaak blijkt voorlopige hechtenis achteraf onnodig, te herleiden uit het aantal toegekende schadevergoedingen aan ex-verdachten ter compensatie van de onrechtmatig doorgebrachte tijd in voorarrest.3 Net als voor reguliere korte detenties geldt voor korte detenties in het kader van voorlopige hechtenis dat deze detentieschade veroorzaken en dat recidivecijfers na detentie hoog liggen.4 De indiener onderschrijft derhalve de ambities van de regering om tegemoet te komen aan de kritiek. Net als de Raad van State5 vraagt indiener zich echter af of het nu voorliggende voorstel voldoende effectief is om deze ambities waar te maken en stelt zich daarom het voorliggende amendement voor.
Recente arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), zoals Maassen t. Nederland en Hasselbaink t. Nederland, hebben duidelijk gemaakt dat de Nederlandse praktijk op het gebied van het motiveren van een besluit tot voorlopige hechtenis tekortschiet. Het Hof hecht groot belang aan een zorgvuldige en op de individuele zaak toegesneden onderbouwing van de noodzaak van voorlopige hechtenis. Ook de aanbevelingen van de Europese Commissie (EC) onderstrepen dat rechterlijke beslissingen omtrent voorlopige hechtenis naar behoren gemotiveerd moeten worden, met specifieke verwijzing naar de individuele omstandigheden die vrijheidsbeneming rechtvaardigen.6 De regering acht dat de professionele standaarden van de rechtspraak voldoende waarborgen bieden ten aanzien van het motiveren van een besluit tot voorlopige hechtenis.7 Nu deze standaarden dateren uit 2015, en de arresten van het EHRM dateren uit 2021, is indiener van mening dat die niet tot de gewenste verbetering geleid hebben.8 Dit onderstreept de noodzaak van een wettelijke regeling. Daarnaast is de indiener van mening dat een wettelijke verplichting voor rechters om uitgebreider en concreter te motiveren waarom voorlopige hechtenis noodzakelijk en proportioneel is, kan bijdragen aan een terughoudender toepassing van voorlopige hechtenis, conform het uitgangspunt dat vrijheidsbeneming enkel als uiterste maatregel (ultimum remedium) wordt toegepast.
Sneller
Memorie van toelichting, pagina 416 en 417↩︎
Bijlage bij Groenboek over detentie, Europese Commissie, 2011
https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e110030_groenboek_over_de↩︎Algemene Rekenkamer, Voorarrest: verdachten in de cel; Een kwantitatieve analyse van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, Kamerstukken II 2017/18, 29 279, nr. 397↩︎
WODC onderzoek ‘korte detenties nader bekeken’ https://open.overheid.nl/documenten/ronl-549ce973-4633-4450-8093-ca69771811f7/pdf↩︎
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport, p. 135↩︎
https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/0659fe44-c9e8-11ed-a05c-01aa75ed71a1↩︎
Memorie van Toelichting, pagina 421↩︎
Project bijstand Tweede Kamer modernisering Wetboek van Strafvordering, inhoudelijke rapportage Boek 2: het opsporingsonderzoek, pagina 35.↩︎