LVVN-inzet in de EU
Landbouw- en Visserijraad
Brief regering
Nummer: 2024D51302, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-19 20:11, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Mede ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1691 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z21750:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Medeindiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-21 17:00: Landbouw- en Visserijraad (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-22 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Het kabinet zet stevig in op perspectief, eerlijke concurrentie en verdienvermogen voor boeren, tuinders en vissers. Voedselzekerheid en innovatie van de land- en tuinbouw en visserij staan hierbij centraal. Efficiënte en innovatieve voedselproductie draagt bij aan voedselzekerheid en kan bijdragen aan behoud en herstel van biodiversiteit en natuur, zowel nationaal als mondiaal. Hiervoor zijn niet alleen nationale stappen nodig, maar ook inzet in de Europese Unie (EU). Zoals ook naar voren komt in het Regeerprogramma, zijn mest, pulsvisserij en de herijking van de Natura 2000-gebieden de specifieke dossiers waarop wij met voorrang in Europees verband inzetten. In deze brief geven wij, de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur aan hoe wij op hoofdlijnen onze inzet in de EU vormgeven om onze prioriteiten en ambities uit het Regeerprogramma te realiseren. Met deze brief geven wij tevens gevolg aan de motie Van Campen c.s.1 Uiteraard blijven wij hiernaast de Kamer informeren over lopende EU-onderhandelingen volgens de staande EU-informatieafspraken2, zoals door middel van de geannoteerde agenda’s en verslagen van vergaderingen van de Landbouw- en Visserijraad en de Milieuraad, en BNC-fiches.
Algemeen
De EU is een heterogene entiteit, waarin de lidstaten op geografisch, economisch en demografisch gebied van elkaar verschillen. Nederland loopt als klein, dichtbevolkt met grote druk op de schaarse ruimte door de uiteenlopende functies (wonen, landbouw, industrie, recreatie en natuur), dikwijls als eerste tegen grenzen aan waar later ook andere lidstaten tegenaan lopen. Deze heterogeniteit noodzaakt ertoe om Europese regels dusdanig vorm te geven dat alle lidstaten er ook daadwerkelijk mee uit de voeten kunnen. Daarbij is de geopolitieke context de afgelopen jaren sterk veranderd. Een weerbaar Europees voedselsysteem dat bestand is tegen verstoringen, is mede gelet op toegenomen geopolitieke spanningen en veranderde afhankelijkheden, van essentieel belang.
Wij willen in de EU vooroplopen in een systeemwijziging voor de landbouw en de mariene omgeving, opdat er in de EU op een efficiënte manier voldoende betaalbaar gezond voedsel kan (blijven) worden geproduceerd met oog voor klimaat, natuur en leefomgeving. Dit gaat gepaard met een beter verdienmodel voor (jonge) boeren en ruimte om dieren op een dierwaardige wijze te houden. Wij werken daarnaast ook aan het herstel en behoud van de natuur. Op diverse onderwerpen zet Nederland in de EU stappen op LVVN-terreinen in de door ons gewenste richting. Bijvoorbeeld op dierenwelzijn binnen de veehouderij en op vaccinaties ter bescherming tegen besmettelijke dierziekten. Ook plegen we een stevige inzet op antimicrobiële resistentie en zoönosen en hanteren we daarbij een vooruitstrevende ‘One Health approach’, zetten we in op proefdiervrije innovatie, nieuwe genomische technieken (NGTs) en andere biotechnologische innovaties, zijn we actief op de dossiers gewasbescherming, bosmonitoring en werken we aan implementatie van de natuurherstelverordening. Tevens zetten we in op een vorm van plattelandsontwikkeling die aansluit bij de Nederlandse opgave en eigenschappen. Verder hebben wij het voortouw genomen om met andere Noordwest-Europese landen samen te werken richting een gezamenlijke monitoring van de gedeelde wolvenpopulatie en kennis uit te wisselen over het omgaan met wolven. Nu vóór de verlaging van de beschermde status van de wolf is gestemd tijdens de bijeenkomst van het Verdrag van Bern, zetten wij onverminderd in op snelle aanpassing van de beschermde status van de wolf in de Habitatrichtlijn. Ook is het kabinet in dialoog met de Europese Commissie over de wijze waarop de Europese regels ter bescherming van de wolf uitdagend zijn voor een klein en dichtbevolkt land als Nederland en het kabinet vraagt aandacht voor meer mogelijkheden voor maatwerk. Verder voeren we gesprekken met de Commissie over het uitbreiden en verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied van de grutto in Nederland, zowel binnen als buiten natuurgebieden. Tevens zetten we in op een actiever predatiebeheer en zal onderzocht worden of headstarting (uitbroeden en uitzetten) van grutto-jongen kan bijdragen aan het laten toenemen van de landelijke populatie grutto’s.
Ook bereiden we de Nederlandse positie ten aanzien van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor, waarvoor de Europese Commissie (Commissie) in 2025 een voorstel zal publiceren. Dit is bij uitstek een Europees instrument om onze ideeën over de agrarische sector in te laten landen. De Kamer wordt over onze inzet ten aanzien van het nieuwe GLB separaat geïnformeerd.
In de basis beschikken Nederland en de EU over een robuuste voedselvoorziening met een hoge voedselzekerheidsgraad, die bestand is tegen uiteenlopende schokken. Om dit in de toekomst zo te houden, streven wij naar een integrale benadering van het voedselsysteem die rekening houdt met factoren die de voedselvoorziening kunnen beïnvloeden. Dit zijn bijvoorbeeld: afhankelijkheid van derde landen, het veranderende klimaat en extreme weersomstandigheden, de beschikbare ruimte, internationale handel, consumentengedrag, de natuur als onmisbare voorwaarde en de sociale en economische belangen van de hele keten (van boer tot bord). Daarbij hoort een strategische Europese handelspolitiek, die voedselzekerheid in de toekomst en internationale handel op het terrein van de landbouw op de lange termijn borgt, bijdraagt aan een gelijk speelveld en risicovolle strategische afhankelijkheden vermindert.3 Wij zullen daarom in 2025 een nationale voedselstrategie presenteren en kijken uit naar de Visie op Voedsel en Landbouw (Visie) die de nieuwe Commissie voornemens is om in de eerste 100 dagen na haar aantreden te presenteren.
De verwachting is dat de Commissie in deze Visie gebruik gaat maken van de inzichten en aanbevelingen uit de Strategische Dialoog over de Toekomst van de Landbouw. De voorzitter van de Commissie Von der Leyen heeft eerder dit jaar opdracht gegeven tot het voeren van deze dialoog waaraan een brede groep belanghebbenden deelnam. Het eindverslag met de resultaten van de Strategische Dialoog geeft een overzicht van de uitdagingen en kansen voor de landbouwsector en biedt concrete aanbevelingen.4 Wij zijn tevreden dat er in het eindverslag volop aandacht is voor het voedselsysteem en de positie van de boer daarin en zien goede aanknopingspunten voor de Commissie om mee te nemen in de Visie. Wat ons betreft zou het uitgangspunt van de Visie het hiervoor genoemde weerbare en betaalbare voedselsysteem moeten zijn waarin (jonge) agrarische ondernemers en vissers voldoende verdienvermogen hebben, binnen de grenzen van klimaat, natuur en leefomgeving. Onderwerpen die wat ons betreft in elk geval terug moeten komen in de Visie: het sturen op doelen en prioritering van de ontwikkeling van een benchmarkingsysteem binnen de landbouwsector, ketenaanpak, betere toegang tot en gebruik van kennis en innovatie, het beter belonen van de diensten die boeren leveren voor natuur en milieu, de landbouwsector aantrekkelijk houden voor de volgende generatie boeren, en de wens om wet- en regelgeving te vereenvoudigen en bureaucratie en administratieve lasten aan te pakken. Hoewel de Strategische Dialoog specifiek zag op de landbouw, zijn veel van de aanbevelingen ook relevant voor de visserijsector. Aangezien de Visie zal zien op de brede voedselvoorziening, waar visserijproducten deel van uitmaken, dringen wij er bij de Commissie op aan dat zij de visserij en aquacultuursector ook meeneemt in de Visie.
Doelsturing en benchmarking
Zoals wij hebben aangegeven in de brief aan de Kamer van 21 oktober jl. over de toekomstvisie agrarische sector5, is de omslag naar doelsturing een belangrijke prioriteit voor Nederland. Dit vraagt om een systeemwijziging die de hele landbouw- en voedselketen raakt. Op Europees niveau is er – net als in Nederland - bij stakeholders en de Commissie de behoefte gesignaleerd om tot gezamenlijke meetmethoden, indicatoren en criteria te komen. Deze indicatoren maken het mogelijk dat duurzaamheidsprestaties van boeren beter gezien en beloond kunnen worden. Dit gaat bijvoorbeeld om prestaties op het gebied van klimaat, stikstof, water, biodiversiteit of dierenwelzijn. Wij zetten ons ervoor in dat de Nederlandse doelsturingssystematiek en Europese afspraken hieromtrent goed op elkaar aansluiten en dat er zoveel mogelijk een gemeenschappelijke taal ontstaat. De Commissie heeft aangegeven dat ze toe wil werken naar een benchmarkingssysteem. Nederland denkt graag mee over de vormgeving van zo’n systeem, omdat een benchmarkingsysteem boeren en ketenpartijen beter in staat stelt om bij het naleven van wet- en regelgeving de eigen prestaties te vergelijken met best practices op het gebied van efficiëntie, duurzaamheid en winstgevendheid. Ook draag een benchmarkingsysteem bij aan het creëren van een gelijk speelveld doordat producten met een hoge toegevoegde waarde door verantwoorde en kwalitatieve productiewijzen ook buiten de eigen lidstaat beter op waarde kunnen worden geschat. Wij zijn dan ook in gesprek met de Commissie en andere lidstaten om de Nederlandse ideeën ten aanzien van een benchmarkingsysteem naar voren te brengen.
Kennis en innovatie
Voor een toekomstbestendige Nederlandse en Europese landbouw, tuinbouw en visserijsector is innovatie cruciaal. Nederland beschikt over toonaangevende kennis en innovatief vermogen die voortkomen uit onze traditie van open publiek-private, missiegedreven samenwerking met gelijkgestemde partners vanuit overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijk middenveld – de zogenaamde Dutch diamond. Dit heeft onder andere geleid tot meerjarige investeringen, samenwerkingsverbanden en internationale partnerschappen.
Internationale innovatiesamenwerking leidt tot een effectievere en efficiëntere inzet van zowel nationale als Europese kennis- en innovatiemiddelen. Het helpt ons om eigen kennis en ervaring te spiegelen aan die van anderen, en om Nederlandse expertise te koppelen aan aanvullende kennis in het buitenland, en door via gezamenlijke projecten en investeringen tot innovatieve oplossingen te komen. Internationale innovatiesamenwerking blijft daarom een belangrijke prioriteit voor het kabinet, temeer omdat dit van belang is om het hoofd te bieden aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan.
Europese financiering, uit onder andere bestaande programma’s als het GLB (Europees Innovatiepartnerschap) en Horizon Europe, het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie speelt ook binnen het LVVN-domein een belangrijke rol. Het draagt bij aan het versterken van de wetenschappelijke excellentie, het adresseren van maatschappelijke uitdagingen, de EU-concurrentiepositie en open strategische autonomie.
Kennisverspreiding en concrete handelingsperspectieven voor de agrarische ondernemers op het boerenerf zijn voor Nederland eveneens belangrijke uitgangspunten. Nederland zoekt bovendien steeds naar goede koppelingen tussen Europese en nationale stimuleringsmaatregelen. Een voorbeeld van iets waar zowel op Nederlands als op Europees niveau aan wordt gewerkt zijn experimenteerlocaties; locaties waar boeren, wetenschappers, ketenpartijen en overheid samen werken aan innovaties zodat deze beter aansluiten bij de dagelijkse praktijk van het boerenerf.
Tot slot zetten we als Nederland in Europees verband in op het tegengaan van belemmerende regelgeving, het versnellen van de goedkeuring van nieuwe technologieën en technieken (bv. NGT’s, de doorontwikkeling van luchtwassers en innovatieve stalvloeren) en op meer transparante, doelmatige en voorspelbare toelatingsprocedures.
Positie van de boer in de keten
Een beter verdienvermogen voor agrarische ondernemers en vissers, vergt ook dat hun positie in de voedselketen wordt versterkt. Daarvoor is onder meer de Wet Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) die voortkomt uit de Europese Richtlijn Unfair Trading Practices, een belangrijk middel. Beide worden momenteel geëvalueerd. De evaluatie van de Europese Richtlijn is naar verwachting eind 2025 gereed. Op nationaal niveau evalueer ik de Wet Oneerlijke Handelspraktijken, en verwacht ik de resultaten begin volgend jaar. Ik zal de Kamer daar dan over informeren.
Vereenvoudiging wetgeving en vermindering van bureaucratie en administratieve lasten
Om onwerkbare situaties op het boerenerf en het vissersschip te voorkomen, is het belangrijk dat de EU de kwaliteit van regelgeving blijft verbeteren en de regeldruk zoveel mogelijk vermindert. Dit is al heel lang een doorn in het oog van de agrarische en visserijondernemers en wordt ook erkend als een van de belangrijke verbeterpunten in het rapport van de Strategische Dialoog. Onze inzet is dat de Commissie een inventarisatie maakt van conflicterende regelgeving, regeldruk en administratieve lasten en acties formuleert om hier verandering in te brengen. Bij de totstandkoming van nieuwe Europese (beleids)voorstellen en wet- en regelgeving is en blijven regeldruk en de beperking van administratieve en uitvoeringslasten voor ondernemers, mede-overheden en toezicht- en uitvoeringsorganisaties als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een permanent aandachtspunt bij onze inzet.
Prioritaire LVVN-dossiers in de EU
Zoals hiervoor aangegeven, volgt uit het Regeerprogramma dat mest, pulsvisserij en de herijking van de Natura 2000-gebieden de specifieke dossiers zijn waarop wij met voorrang in Europees verband inzetten. In deze paragraaf lichten wij deze dossiers nader toe.
Mest
Zoals in de brief van 13 september jl. over de aanpak van de mestmarkt is aangegeven6, is de huidige EU-inzet van de regering op het mestdossier primair gericht op de toelating van RENURE en op het schrappen van de huidige generieke norm voor dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn, met in plaats daarvan het vaststellen van gewas- en grondsoortgerichte stikstofgebruiksnormen. Wij hebben sinds ons aantreden verschillende van onze EU-collega’s gesproken over de situatie in Nederland, en ook specifiek aandacht gevraagd voor de evaluatie van de Nitraatrichtlijn. Omdat een aanpassing van de Nitraatrichtlijn echter langere tijd in beslag zal nemen, zetten we in de tussentijd ter overbrugging in op een nieuwe derogatie. Wij onderbouwen onze inzet op verlenging van en/of verkrijging van een nieuwe derogatie met meetreeksen en onderzoeken die aantonen dat een derogatie in Nederland mogelijk en noodzakelijk is en verzekeren de Commissie hierbij dat zowel de waterkwaliteit als andere milieudoelen door een derogatie verbeteren. Wij leggen in onze gesprekken met de Commissie uit dat een derogatie onder de juiste voorwaarden geen probleem hoeft te vormen voor de waterkwaliteit, terwijl ze boeren meer mogelijkheden geeft. We zien voor onze argumentatie ook aanknopingspunten in de resultaten van de hiervoor genoemde Strategische Dialoog en de noodzakelijke open strategische autonomie die de EU nastreeft. Zo wordt in het rapport van de Strategische Dialoog gewezen op de noodzaak “dat in gebieden met een hoge concentratie van vee met milieueffecten, lokale lange termijn oplossingen moeten worden ontwikkeld, waarbij serieus rekening wordt gehouden met de mogelijke sociaaleconomische en politieke gevolgen van elk overgangsscenario”7. De uitfasering van de derogatie leidt tot een afname van het aantal kleine tot middelgrote grondgebonden ondernemers en tot een verslechtering van hun sociaaleconomische positie. Bovendien kunnen de huidige bepalingen leiden tot een afname van het graslandareaal en een overgang naar meer bouwland. Ook leidt dit tot toename in het gebruik van kunstmest. Hoewel wij overtuigd zijn van onze argumenten, hebben deze tot nu toe onvoldoende gewicht gehad voor de Commissie om anders te doen besluiten over verlenging of vernieuwing van de derogatie. Wij blijven hierover met de Commissie op diverse niveaus - politiek en ambtelijk – in gesprek. Het is echter niet zeker dat deze gesprekken tot het voor ons gewenste resultaat zullen leiden. Tegelijkertijd wordt door Nederland ook aan andere concrete stappen gewerkt. Bijvoorbeeld door de invoering van de wetswijziging van de mestproductieplafonds en afroming van dierrechten, door het maken van een nieuwe brede beëindigingsregeling en door het maken van beleidskeuzes als invulling van een grondgebonden melkveehouderij via een graslandnorm.
Visserij
Visserij is bij uitstek een Europees onderwerp. Visserijbeleid is namelijk een exclusieve competentie van de Commissie en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) vormt het kader. Zoals wij de Kamer hebben geïnformeerd is de Commissie een evaluatie van het GVB gestart. Namens het kabinet is op 11 september 2024 een reactie op de consultatie van het GVB aan de Europese Commissaris gestuurd.8 In deze reactie is aangegeven dat een evaluatie zeer opportuun is gezien het feit dat het huidige GVB dateert van vóór de Brexit en vóór de Green Deal. Een belangrijk aspect uit deze reactie is daarnaast dat een doelmatig en effectief GVB nodig is voor het voortbestaan van voedselwinning uit zee en grote wateren, om zorg te dragen voor gezonde visbestanden en de visserijsector perspectief te bieden. In de reactie zijn de onderwerpen benoemd die het kabinet belangrijk vindt om in deze evaluatie van het GVB te adresseren. Wij benoemen deze nogmaals kort: Nederland hecht veel waarde aan een balans tussen ecologische en economische doelstellingen bij de vaststellingen van vangstquota inclusief de wetenschappelijk basis onder de besluitvorming. Hierbij verkennen wij of quota meerjarig kunnen worden vastgesteld. We willen maximale inzet voor modernisering van de visserijvloot en de energietransitie ten behoeve van een toekomstperspectief. Ook op dit dossier gaan we voor bevordering van innovatie door versimpeling van regelgeving en reductie van administratieve lasten. We pleiten voor het opheffen van de Noorse boomkorban en het Europese pulsverbod. De aanlandplicht moet werkbaar zijn, voor zowel de sector als de toezichthouder. Ook binnen de visserij zal meer aandacht moeten komen voor het verbeteren van het dierenwelzijn. Ten slotte vragen we aandacht voor het belang van aquacultuur voor de voedselvoorziening.
In het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet alles op alles zal zetten om pulsvisserij weer toe te staan. Wij realiseren ons terdege de lastige positie van waaruit we dit onderwerp weer op de Europese agenda willen plaatsen. Wij blijven de voordelen van de pulstechniek in verschillende Europese gremia onder de aandacht brengen en zoeken daarbij medestanders. Ondertussen werken we een bredere strategie uit voor de innovatie van de boomkorvisserij en de pulsvisserij. We achten het van groot belang goed oog en oor te houden voor de argumenten en mogelijke weerstand van andere lidstaten. De vormgeving en uitvoering van de strategie vergt zorgvuldigheid en een lange adem, zowel op de inhoud als op de relatie, en hierbij willen we niet overhaast te werk gaan.
Natuur
Het kabinet werkt aan het behoud en een blijvend herstel van biodiversiteit en een vitale natuur. Onze natuur is namelijk een randvoorwaarde voor brede welvaart. Het kabinet is zich ervan bewust dat er stappen te zetten zijn om de natuurdoelen te realiseren, waardoor ook dit dossier een strategische inzet vergt. De opgave voor natuur is nauw verbonden met de andere grote maatschappelijke opgaven van dit moment, zoals de energietransitie, het tegengaan van - en het omgaan met - klimaatverandering, het versterken van natuurlijke en weerbare bossen, het vergroenen van de financiële sector, duurzame visserij, stedelijke ontwikkeling en een toekomstgerichte landbouw. Deze verschillende opgaven vergen een integrale benadering.
Het toewerken naar een hoofdstructuur van robuuste natuurgebieden in Nederland is een belangrijk middel waarmee wij inzetten op effectief natuurherstel en natuurbehoud. Daar waar instandhoudingsdoelen elders in Nederland beter, robuuster en efficiënter gerealiseerd kunnen worden, onderzoeken we of verschuiving van doelstellingen past binnen de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). In het Regeerprogramma is de ambitie opgenomen om Natura 2000-gebieden te herijken. De eerste stap die we hierop zetten is om nationale voorbereidingen te treffen om zo waar nodig met goed onderbouwde voorstellen het gesprek met de Commissie en andere lidstaten aan te kunnen gaan. Het kabinet heeft voortouwnemers uitgenodigd om vanuit hun gebiedskennis een inventarisatie te maken, waarvoor wij ter ondersteuning een verduidelijkend beleidskader opstellen. Afhankelijk van de resultaten die uit de uitvraag volgen, gaan wij het gesprek in Brussel aan, om waar nodig constructief op zoek te gaan naar werkbare oplossingen om efficiënter een gunstige staat van instandhouding te bereiken.
Aanpak
Om onze doelen zoveel mogelijk te bereiken is actieve, tactische en strategische agendering nodig. Daarbij is oog voor de belangen van en samenwerking met de Commissie, het Europees Parlement, andere lidstaten en andere stakeholders (brancheorganisaties, non-gouvernementele organisaties, etc.), cruciaal.
Wij zetten hier dan ook ambtelijk en politiek stevig op in. We gaan constructief de dialoog aan in Brussel en brengen het Nederlands perspectief actief onder de aandacht. Daarbij dragen we ook uit welke stappen we nemen om bestaande wet – en regelgeving te implementeren en uit te voeren. Tijdens de maandelijkse Landbouw- en Visserijraad en tijdens de Milieuraad brengen we plenair en in bilaterale gesprekken met andere lidstaten of de Commissie de Nederlandse standpunten naar voren en zoeken we naar punten waarop we kunnen samenwerken. Ook buiten deze maandelijkse contacten om hebben we met diverse EU-collega’s contact. Tot nu toe hebben we in deze gesprekken onze gesprekspartners gevraagd naar welke dossiers voor hen van belang zijn, hebben wij in elk geval onze punten op de mest- en visserijdossiers naar voren gebracht en hebben wij afgetast op welke dossiers we een overeenkomstig belang hebben en gezamenlijk kunnen optrekken. Zowel in Nederland als in Brussel is ons departement bovendien veelvuldig met de agrarische en visserijsector in gesprek. We kijken daarbij ook uit naar het werkprogramma van de Europese Commissie 2024-2029 en zijn benieuwd hoe dat werkprogramma kan bijdragen aan het bereiken van onze doelen.9
Ten slotte ondersteunt het netwerk van LVVN-raden en -attachés in de Europese hoofdsteden en bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (PV EU) bij het verder brengen van de LVVN EU-agenda door onder ander het in kaart brengen en analyseren van posities van andere lidstaten, het onderhouden van een uitstekend netwerk op alle niveaus en het behartigen van de Nederlandse belangen in hun werkgebied.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerstuk 36200 XIV, nr. 27.↩︎
Kamerstuk 22112, nr. 2898.↩︎
Kamerstuk 21501-32, nr. 1632.↩︎
Belangrijkste initiatieven: strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU - Europese Commissie (europa.eu)↩︎
Kamerstuk 30252, nr. 176.↩︎
Kamerstuk 33037, nr. 559.↩︎
Strategic Dialogue on the Future of EU Agriculture: A shared prospect for farming and food in Europe (p. 65).↩︎
Kamerstuk 32201, nr. 117.↩︎
Na publicatie van het werkprogramma van de Commissie, zal het kabinet een appreciatie daarvan aan de Kamer sturen.↩︎