[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Voorstel Commissie E-declaration Detacheringen

Bijlage

Nummer: 2024D51702, datum: 2024-12-20, bijgewerkt: 2024-12-20 15:46, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Fiche: Voorstel Commissie E-declaration Detacheringen (2024D51701)

Preview document (🔗 origineel)


Fiche 1: Verordening vrijwillig gezamenlijk elektronisch meldformulier grensoverschrijdende detacheringen

  1. Algemene gegevens

  1. Voorstel

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een met het Informatiesysteem interne markt verbonden openbare interface voor de verklaring van de detachering van werknemers en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

  1. Datum ontvangst Commissiedocument

13 november 2024

  1. Nr. Commissiedocument

COM(2024) 531 final

  1. Eur-lex

EUR-Lex - 52024PC0531 - EN - EUR-Lex (europa.eu)

  1. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

Niet opgesteld

  1. Behandelingstraject Raad

Raad Concurrentievermogen en Raad Sociaal Beleid en Werkgelegenheid

  1. Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken

  1. Rechtsbasis

Artikel 114, Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)

  1. Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

  1. Rol Europees Parlement

Medebeslissing

  1. Essentie voorstel

  1. Inhoud voorstel

    In haar mededeling over de Actualisering van de industriestrategie van mei 2021 kondigde de Europese Commissie (hierna: Commissie) haar voornemen aan voor een voorstel voor het ontwikkelen van een gezamenlijk elektronisch formulier voor het melden van grensoverschrijdende detacheringen.1 Nu heeft zij een concreet voorstel gepresenteerd voor een gezamenlijk formulier dat is gekoppeld aan het Interne Markt Informatiesysteem (IMI). Op basis van dit voorstel kunnen lidstaten op vrijwillige basis deelnemen aan dit gezamenlijke formulier. De Commissie beoogt de administratieve lasten voor bedrijven, die hun werknemers tijdelijk tewerkstellen in een andere lidstaat, te verminderen. Ook draagt dit voorstel volgens de Commissie bij aan de bescherming van gedetacheerde werkenden, omdat lidstaten hierdoor beter in staat worden gesteld om gerichte inspecties uit te voeren. Daarnaast leidt het volgens de Commissie tot de vermindering van administratieve lasten voor nationale autoriteiten, omdat dit voorstel administratieve samenwerking tussen nationale autoriteiten over de grens faciliteert.

    Bedrijven die hun werknemers naar een andere lidstaat detacheren, moeten voldoen aan de harde kern van arbeidsvoorwaarden, waaronder de beloning en voorwaarden m.b.t. gezond en veilig werken, die gelden in de lidstaat waarin de werknemer tewerk wordt gesteld zoals vastgelegd in de Detacheringsrichtlijn.2 Lidstaten dienen met elkaar samen te werken om het toezicht op de naleving van de toepasselijke arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden te vergemakkelijken. Daarnaast biedt de Handhavingsrichtlijn3 lidstaten de mogelijkheid om ondernemingen te verplichten de detachering voor aanvang van de detachering te melden. Elke EU-lidstaat kan, binnen de kaders van de Handhavingsrichtlijn, een eigen meldsysteem voor grensoverschrijdende detacheringen inrichten. Lidstaten kunnen op die manier informatie opvragen die nodig is voor bevoegde nationale instanties om effectieve controles uit te voeren op de werkplek.

    Door het ontwikkelen van een gezamenlijk elektronisch formulier kunnen bedrijven via één publieke interface detacheringen melden bij die lidstaten die besluiten om gebruik te maken van dit instrument. Deze publieke interface zal een standaardformulier met informatievelden bevatten. Via dit formulier dienen bedrijven informatie te verschaffen over de dienstverlener, de gedetacheerde werknemer, de detacheringsopdracht, de contactpersoon voor de bevoegde nationale autoriteiten en de dienstontvanger. Bedrijven kunnen via deze meertalige publieke interface meldingen doen in alle talen van de EU. De informatievelden die worden opgenomen in het standaardformulier worden per uitvoeringshandeling vastgelegd. Deelnemende lidstaten mogen geen aanvullende nationale informatie-eisen stellen. Zij kunnen ervoor kiezen bepaalde informatievelden uit het standaardformulier niet uit te vragen aan dienstverleners conform nationale wetgeving.

    Het standaardformulier wordt gekoppeld aan IMI. Momenteel wordt IMI al gebruikt om informatie uit te wisselen tussen nationale autoriteiten over detacheringen die aanleiding geven tot een verzoek tot wederzijdse bijstand, bijvoorbeeld ingeval van vermoedelijke misstanden. Nationale autoriteiten moeten deze informatie handmatig invoeren in IMI aangezien de nationale meldsystemen niet gekoppeld zijn aan IMI. Met het voorstel van de Commissie wordt de melding van de detachering direct zichtbaar in IMI, waardoor nationale autoriteiten volgens de Commissie minder administratieve handelingen hoeven te verrichten in de samenwerking met andere lidstaten. Deze werkwijze wordt momenteel al toegepast in de wegtransportsector op basis van de Mobilititeitsrichtlijn.4

  2. Impact assessment Commissie

    De Commissie heeft geen effectbeoordeling uitgevoerd. De Commissie heeft wel een analyse uitgevoerd om het bestaande niveau van administratieve lasten voor het melden van gedetacheerde werknemers in de 27 EU-lidstaten te meten. Uit deze analyse blijkt dat de gemiddelde tijd voor het doen van een melding varieert per lidstaat. Zo bedraagt de gemiddelde tijd voor het verzamelen van de benodigde informatie en het doen van de melding op basis van de analyse van de Commissie in Griekenland 1 uur en 14 min, in Nederland 23 min en in Hongarije 14 min. Deze verschillen zijn te verklaren door verschillende factoren zoals het aantal informatiepunten dat wordt opgevraagd, de mate waarin gegevens uit eerdere meldingen kunnen worden hergebruikt, het ontwerp van het meldloket en eventuele taalvereisten waardoor vertaling noodzakelijk is. Op basis van stakeholderconsultaties en besprekingen in een expertgroep (deelname op niveau van de lidstaten) is de Commissie gekomen tot het huidige voorstel.

    De Commissie concludeert in haar analyse dat administratieve lasten voor bedrijven aanzienlijk afnemen wanneer lidstaten deelnemen aan het voorstel van de Commissie. Dit komt door (a) vermindering van de gemiddelde tijd die nodig is om het portaal te identificeren, registreren en de richtsnoeren te lezen, (b) toename van het hergebruik van data tussen lidstaten die deelnemen aan het voorstel en (c) verlaging van het aantal informatievelden dat moet worden ingevuld door de dienstverlener. Uit de analyse van de Commissie komt naar voren dat administratieve lasten voor dienstverleners met 81% afnemen wanneer alle lidstaten deelnemen aan het voorstel. Hoe meer lidstaten deelnemen aan het voorstel hoe lager de administratieve lasten voor bedrijven. Voor Nederland komt de Commissie uit op een tijdsbesparing van 75,1% per melding wanneer Nederland en alle andere lidstaten deelnemen aan het initiatief.

    Daarnaast stelt de Commissie dat het voor bedrijven eenvoudiger wordt om een melding van een detachering te doen, waardoor ondermelding (niet-naleving van de meldplicht) wordt teruggedrongen en de lidstaten beter in staat worden gesteld gerichte inspecties uit te voeren. Deze stelling wordt niet nader onderbouwd door de Commissie.

  1. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  1. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

In Nederland is nog steeds veel sprake van misstanden met (gedetacheerde) arbeidsmigranten. De Adviesraad Migratie bracht hier recent een adviesrapport5 over uit. Het aanpakken van misstanden en verbeteren van omstandigheden voor arbeidsmigranten is opgenomen in het regeerprogramma en daarmee een speerpunt voor dit kabinet. Daarnaast is het voor dit kabinet belangrijk om zicht te hebben op de arbeidsmigranten die in Nederland komen werken om grip te krijgen op arbeidsmigratie.

Het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen voor bedrijven is eveneens een prioriteit voor dit kabinet. Dit is belangrijk voor het goed functioneren van de interne markt en daarmee essentieel voor een aantrekkelijk ondernemersklimaat, economische groei en brede welvaart in Nederland en de Europese Unie (EU). Het kabinet werkt hier onder andere aan via uitvoering van de interne markt-actieagenda.6 Daarnaast is het wegnemen van regeldruk ten algemene een prioriteit van het kabinet dat integraal naar voren komt in het regeerprogramma. Het kabinet dringt regeldruk voor bedrijven terug en maakt het eenvoudiger om aan regels te kunnen voldoen. De doelstelling is dat de regeldruk voor ondernemers merkbaar daalt gedurende deze kabinetsperiode zodat ze zich beter kunnen richten op hun primaire processen. Het kabinet werkt daaraan via het actieprogramma Minder Druk Met Regels7.

Nederland heeft sinds 2020 een meldplicht voor buitenlandse werkgevers en uitzendbureaus die werknemers tijdelijk detacheren om in Nederland aan de slag te gaan. Deze meldplicht geldt ook voor bepaalde categorieën zelfstandigen uit een andere lidstaat. Deze meldplicht is vastgelegd in de Wet arbeidsomstandigheden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (hierna: WagwEU) conform de Handhavingsrichtlijn. Uit de gegevens van het meldloket blijkt dat er in 2023 in ieder geval 96.230 buitenlandse gedetacheerde werknemers minstens één dag in Nederland aan het werk waren. De meldplicht is ingesteld om meer zicht te krijgen op welke bedrijven met welke werknemers actief zijn in ons land. Dit geeft inspectiediensten de handvatten om effectiever toe te zien op de naleving van arbeidswetten en het opsporen van misstanden ten aanzien van deze groep arbeidsmigranten. Ook sociale partners kunnen gegevens uit het meldloket opvragen voor de controle op naleving van cao-bepalingen. Het meldloket dient dus ter bescherming van gedetacheerde werknemers uit andere EU-lidstaten. Daarmee draagt het meldloket ook bij aan het bevorderen van eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld tussen bedrijven die al dan niet gedetacheerde buitenlandse werknemers in dienst hebben.

Uit de evaluatie van het Nederlandse meldloket8 is gebleken dat het meldloket door werkgevers positief wordt beoordeeld op dienstverlening en gebruiksvriendelijkheid. Er wordt continu gewerkt aan de doorontwikkeling van het meldloket met als doel de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren en de kwaliteit van de data zo hoog mogelijk te laten zijn voor de afnemers van het meldloket, zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Belastingdienst. Uit de evaluatie is gebleken dat er sprake is van vervuiling van de gegevens uit het meldloket doordat meldingen bijvoorbeeld onjuiste informatie bevatten of helemaal niet zijn ingevoerd. Door het inbouwen van (technische) waarborgen wordt gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de data. Daarnaast heeft de dienstontvanger, het in Nederland gevestigde bedrijf waar de werknemer tijdelijk tewerk wordt gesteld, de plicht om de melding te controleren. Dit betekent dat de dienstontvanger dient te controleren of de melding is gedaan en de juiste informatie is ingevuld. Dienstontvangers hebben daarom een belangrijke rol in het signaleren van en melden van fouten en niet-gemelde detacheringen. Deze stappen zijn essentieel om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de data te waarborgen en om risico-gericht en effectief toezicht te faciliteren. Het kabinet zet daarnaast in op het verbeteren van de bekendheid van het meldloket. Op dit gebied valt nog winst te behalen aangezien het sterke vermoeden bestaat dat er momenteel sprake is van ondermelding. Voor de sociale bescherming van werknemers is het noodzakelijk dat ondermelding wordt tegengegaan en dat detacheringen daadwerkelijk worden gemeld.

De administratieve lasten met betrekking tot de meldplicht voor detacheringen die EU-lidstaten hebben opgetuigd en de verschillen tussen de nationale meldlokketen worden door bedrijven uit de EU als één van dé grotere belemmeringen op de interne markt gezien. Opdrachtnemers buiten het wegtransport zijn in meerderheid (52%) (zeer) positief over de Nederlandse meldingsplicht. In gesprekken met stakeholders in het buitenland komt Nederland niet naar voren als land met een problematische meldingsplicht. Uit de evaluatie van de meldplicht in 2022 komt desondanks wel naar voren dat circa 48% van alle opdrachtnemers, inclusief de opdrachtnemers uit het wegtransport, veel of zeer veel administratieve lasten ervaart als gevolg van de meldingsplicht in Nederland. Het kabinet zet zich in om de administratieve lasten m.b.t. de meldplicht waar mogelijk te verminderen met het oog op het bevorderen van het vrije verkeer van diensten. Mede naar aanleiding van de evaluatie heeft het kabinet stappen gezet om het meldloket gebruiksvriendelijker te maken. De interne markt actieagenda bevat ook acties op het terrein van detachering. Het kabinet onderzoekt twee maatregelen die al in Duitsland en Spanje worden toegepast. Deze maatregelen zien op de risico-gerichte benadering waarbij ondernemingen uit bepaalde sectoren geen melding hoeven te doen en de uitzondering voor kortdurende detacheringen. Ook heeft het kabinet naar aanleiding van de actualisering van de Europese industriestrategie uit 2021 aangegeven positief te staan tegenover het doel van een gezamenlijk vrijwillig formulier voor het melden van grensoverschrijdende detacheringen.9

  1. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt de doelstelling van dit vrijwillige initiatief om te komen tot administratieve lastenverlichting voor bedrijven die hun werknemers detacheren naar een andere EU-lidstaat. Het kabinet onderschrijft het belang om ongerechtvaardigde administratieve lasten terug te dringen om het vrije verkeer van diensten in de EU te bevorderen. Het kabinet ziet dat een gecentraliseerd systeem kan bijdragen aan het vergroten van de eenduidigheid voor bedrijven en het verminderen van administratieve lasten. Het voordeel is ook groot bij detacheringen naar lidstaten die momenteel nog geen elektronisch meldloket hebben, maar waarbij de melding geschiedt via e-mail. Hier tegenover staat het belang dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de bescherming van gedetacheerde werknemers. Helaas ziet het kabinet nog te vaak dat (gedetacheerde) arbeidsmigranten niet de arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden ontvangen waar zij recht op hebben waardoor oneerlijke concurrentie plaatsvindt. Het is daarom belangrijk dat inspectiediensten de juiste instrumenten en informatie tot hun beschikking hebben om effectief toezicht te houden op de naleving hiervan. De bestaande meldplicht is hier een onderdeel van. Het huidige voorstel van de Commissie biedt in de ogen van het kabinet op dit moment nog onvoldoende waarborgen voor de bescherming van gedetacheerde werknemers. Het kabinet streeft ernaar het voorstel op dit punt te versterken.

Om de bescherming van gedetacheerde werknemers te waarborgen is het belangrijk dat inspectiediensten de data uit de meldingen kunnen gebruiken om effectief toezicht te houden, waaronder het uitvoeren van risicoanalyses en het opleggen van boetes. Op basis van het voorstel heeft de Commissie de bevoegdheid om het standaardformulier bij uitvoeringshandeling vast te stellen en aan te passen conform artikel 4 van de Comitologieverordening10. Lidstaten kunnen de Commissie adviseren over de vormgeving van het standaardformulier, maar dit advies is niet bindend. Wanneer lidstaten besluiten om deel te nemen aan het voorstel is voor deze lidstaten daarom onvoldoende gewaarborgd dat zij de informatie kunnen opvragen die noodzakelijk is voor de nationale toezichtspraktijk. Het kabinet zet erop in dat lidstaten in het standaardformulier eenduidig de informatie kunnen opvragen die noodzakelijk is om effectieve controles op de werkvloer te waarborgen, conform de Handhavingsrichtlijn. Het kabinet zal het standaardformulier na publicatie analyseren en bezien welke informatie ontbreekt die echt nodig is voor effectief toezicht. Het kabinet zal de Commissie te zijner tijd oproepen de echt ontbrekende informatievelden op te nemen in het formulier.

Daarnaast zet het kabinet erop in dat Nederland de controleplicht voor de dienstontvanger in stand kan houden. De controleplicht is namelijk onmisbaar om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de meldingen te waarborgen en om ondermelding door dienstverleners tegen te gaan. Het is belangrijk om vervuiling van de data tegen te gaan aangezien dit toezichthouders belemmert om deze gegevens effectief in te zetten voor handhaving op de WagwEU. Het huidige voorstel van de Commissie lijkt geen ruimte te laten voor een controleplicht. Verder is het kabinet van mening dat ook bepaalde categorieën zelfstandigen zich zouden moeten kunnen melden via het standaardformulier als lidstaten deze verplichting hebben opgenomen in nationale wetgeving. Anders zou dit betekenen dat lidstaten bij deelname aan het initiatief van de Commissie ook een eigen meldsysteem in stand moeten houden voor deze groep.

Het kabinet ziet in beginsel voordelen om IMI te gebruiken om detacheringen te melden via een standaardformulier. IMI is een bestaand IT-systeem en wordt al gebruikt voor het melden van detacheringen in het wegtransport. Via IMI kan informatie worden uitgewisseld tussen nationale autoriteiten uit een andere EU-lidstaat. Met het voorstel van de Commissie wordt de melding van de detachering direct zichtbaar in IMI waardoor samenwerking tussen nationale autoriteiten kan worden vergemakkelijkt. Uit ervaring van het ministerie van SZW en de NLA met de IMI-module voor het wegvervoer blijkt echter dat IMI op dit moment technische uitdagingen kent, waardoor de kwaliteit van de data ondermaats is en effectief toezicht wordt belemmerd. Op basis van de gegevens uit IMI blijkt dat er in 2023 ongeveer 6,5 miljoen meldingen zijn gedaan van gedetacheerde bestuurders in de wegtransportsector die mogelijk in Nederland waren. De verwachting is dat dit aantal niet plausibel is en dat de data vervuild is (onder meer vanwege dubbele meldingen). Voor het kabinet is het cruciaal dat de gegevens uit IMI betrouwbaar en juist zijn om effectief gebruik te kunnen maken van de gegevens uit IMI. Ook moet IMI responsief zijn zodat (technische) knelpunten die door de nationale autoriteiten worden ervaren tijdig worden opgelost. Het kabinet zet erop in dat de Commissie IMI op deze punten verbetert voordat het IMI-systeem breder wordt ingezet. Het kabinet deelt doorlopend zijn ervaringen met de IMI-module voor het wegvervoer met de Commissie om bij te dragen aan de verbetering van IMI. De Mobiliteitsrichtlijn, waar de verplichting tot het melden van detacheren in het wegtransport op berust, wordt uiterlijk eind 2025 voor het eerst geëvalueerd.

  1. Eerste inschatting van krachtenveld

Negen lidstaten hebben al aangegeven gebruik te willen gaan maken van dit voorstel. Deze lidstaten, hoofdzakelijk zendende lidstaten, hebben daarnaast nu al laten weten de informatievelden uit hun eigen nationale meldloket af te stemmen op de gezamenlijke lijst aan informatievelden zoals besproken in de expertgroep.11 Een deel van de lidstaten hecht aan het vrijwillige karakter van het voorstel. Ook plaatst een deel van de lidstaten, voornamelijk ontvangende lidstaten, vraagtekens bij de mate waarin dit voorstel de bescherming van gedetacheerde werkenden waarborgt. Zij vragen aandacht voor het belang om ruimte te laten aan lidstaten om informatievelden op te vragen die belangrijk zijn om effectief toezicht op nationaal niveau te waarborgen. Het Europees Parlement heeft zich eerder positief uitgelaten over het voorstel voor een gezamenlijk standaardformulier voor detachering. In februari 2022 heeft het een resolutie aangenomen waarin het de Commissie oproept om – zoals gepland – een digitaal formulier te ontwikkelen voor de melding van detacheringen.12

  1. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  1. Bevoegdheid

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.

  2. Subsidiariteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De verordening heeft tot doel om administratieve lasten te verlagen voor bedrijven die werknemers tijdelijk tewerkstellen in een andere lidstaat, om samenwerking tussen nationale autoriteiten te faciliteren en om de bescherming van gedetacheerde werknemers te bevorderen. Lidstaten kunnen op basis van de Handhavingsrichtlijn een eigen meldloket inrichten. De meldloketten van de lidstaten verschillen hierdoor onderling. Met de toepassing van een gezamenlijk standaardformulier via één publieke interface op EU-niveau kunnen administratieve lasten en belemmeringen voor bedrijven worden weggenomen. Dit draagt bij aan de eenduidigheid voor bedrijven, doordat zij hierdoor niet of in mindere mate te maken hebben met verschillende nationale meldsystemen. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

  1. Proportionaliteit

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken

    Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief met kanttekening. Het voorstel van de Commissie heeft tot doel om administratieve lasten te verlagen voor bedrijven die werknemers tijdelijk tewerkstellen in een andere lidstaat, om samenwerking tussen nationale autoriteiten te faciliteren en om het toezicht en de naleving van de toepasselijke arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden voor gedetacheerde arbeidsmigranten te bevorderen ten behoeve van de bescherming van deze groep. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelen te bereiken, omdat met deze Verordening meer harmonisatie kan worden bereikt middels het optuigen van éen gecentraliseerd meldsysteem voor meldingen van detacheringen. De mate van harmonisatie is afhankelijk van het aantal lidstaten dat zal besluiten om deel te nemen aan het initiatief. Het kabinet plaatst een kanttekening, omdat het voorstel verder gaat dan noodzakelijk. Het voorstel gaat verder dan noodzakelijk omdat bij deelname aan het vrijwillige initiatief op basis van het huidige voorstel onvoldoende is gewaarborgd dat lidstaten via het gecentraliseerde meldloket de informatie kunnen krijgen en gebruiken die noodzakelijk is voor toezicht en effectieve controles op de werkvloer. Het kabinet zal, in lijn met de punten zoals verwoord in dit fiche, voorstellen doen om het voorliggende voorstel op dit punt aan te passen. Voor het kabinet is het een harde randvoorwaarde dat het uiteindelijke voorstel voldoende waarborgen bevat voor de bescherming van gedetacheerde werknemers.

  1. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

  1. Consequenties EU-begroting

De Commissie stelt dat de kosten van het initiatief in de eerste 5 jaar van implementatie 3 miljoen euro zullen bedragen. Tot deze kosten behoren onder andere kosten voor het ontwikkelen en onderhouden van de IT-infrastructuur en training. Na volledige implementatie zullen de lopende jaarlijkse kosten voor de publieke interface uitkomen op circa 0,5 miljoen euro. De Commissie stelt voor om de kosten te financieren uit de EU-begroting. De kosten voor 2024 en 2025 kunnen worden gedekt in het huidige Meerjarig Financieel Kader onder het Interne Markt Programma. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021-2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Doordat de kosten op basis van het voorstel van de Commissie worden gefinancierd vanuit de EU-begroting zullen ook niet-deelnemende lidstaten (indirect) bijdragen aan de financiering van het voorstel.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden

Het voorstel van de Commissie heeft in beginsel geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wanneer het kabinet besluit om niet deel te nemen aan het voorstel van de Commissie blijft het eigen meldloket in stand. Dit leidt niet tot extra kosten voor de Rijksbegroting. Wanneer het kabinet wel besluit om deel te nemen zal de Commissie het gezamenlijke meldsysteem beheren en zullen de kosten van het huidige Nederlandse meldloket (€712.000 per jaar) deels afnemen. Deelname betekent niet dat het kabinet het eigen meldloket niet in stand moet houden. Het kabinet zal het meldloket in stand moeten houden voor bepaalde categorieën zelfstandigen uit een andere lidstaat die een melding moeten indienen volgens de WagwEU. Deze groep valt namelijk vooralsnog niet onder de reikwijdte van het voorstel. Ook zal het kabinet een back-end systeem in stand moeten houden om de gegevens uit het gezamenlijke standaardformulier te kunnen ontvangen, o.a. ten behoeve van de uitvoering van risicoanalyses. De kosten hiervan zijn nog niet geraamd. In hoeverre deelname aan het standaardformulier leidt tot een eventuele kostenbesparing op de Rijksbegroting is afhankelijk van de mate waarin deze factoren tegen elkaar afwegen. Als het kabinet besluit tot deelname zullen eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, volgens de regels van de budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

De Commissie concludeert in haar analyse dat administratieve lasten voor bedrijven aanzienlijk afnemen wanneer lidstaten deelnemen aan het voorstel van de Commissie. Dit leidt er volgens de Commissie toe dat bedrijven minder tijd nodig hebben om gegevens in te voeren ten behoeve van de melding van een detachering. Ook het verzamelen van data en het opstellen en vertalen van documenten voor bedrijven kost hierdoor minder tijd. Doordat bedrijven hier minder tijd aan hoeven te spenderen levert dit een kostenvoordeel op. Dit kostenvoordeel komt volgens de Commissie uit op een bedrag tussen de 257 miljoen euro en 342 miljoen euro wanneer alle lidstaten deelnemen aan het initiatief. Hoe meer lidstaten deelnemen hoe groter het kostenvoordeel.

  1. Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het voorstel van de Commissie heeft tot doel om administratieve lasten te verminderen voor bedrijven die hun werknemers tijdelijk tewerkstellen in een andere lidstaat. Hiermee beoogt de Commissie om het goed functioneren van de interne markt en specifiek het vrije verkeer van diensten te bevorderen. Een goed functionerende interne markt is het fundament voor een sterk concurrerende EU. Het kabinet is daarom van mening dat het voorstel een bijdrage kan leveren aan het bevorderen van de concurrentiekracht van de EU. Tegelijkertijd is het belangrijk dat het voorstel van de Commissie geen afbreuk doet aan de bescherming van gedetacheerde werkenden en een gelijk speelveld waarborgt. Concurrentie moet plaatsvinden op basis van kwaliteit en innovatie in plaats van op arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden. Iedereen moet de vruchten kunnen plukken van het vrije verkeer om draagvlak voor de EU te behouden. Een sterke en eerlijke interne markt gaan immers hand in hand.

  1. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel van de Commissie heeft in beginsel geen juridische consequenties voor nationale en decentrale regelgeving. Wanneer het kabinet zou besluiten om deel te nemen aan het voorstel van de Commissie vergt dit een aanpassing van de WagwEU.

  1. Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen op basis van artikel 4 lid 2 van de Comitologieverordening. Dit betreft de bevoegdheden om het standaardformulier vast te stellen en daarna eventueel te wijzigen, die aan de Commissie worden toegekend. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft.

De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat het gaat om de uitvoering van de Verordening volgens eenvormige voorwaarden. Het doel is immers de totstandkoming van een standaardformulier op EU-niveau. Bij uitvoering wordt de Commissie bevoegd om maatregelen vast te stellen die consistent en uniform voor alle lidstaten moeten gelden, wat essentieel is voor het waarborgen van de gelijke toepassing van de regels binnen de EU. Delegatie zou in dit geval niet passend zijn, omdat het de Commissie te veel vrijheid zou geven om af te wijken van de vastgestelde regels, terwijl een uniforme uitvoering noodzakelijk is om de doelstellingen van de Verordening effectief te bereiken.

In het voorstel staat dat de uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure, zoals bedoeld in artikel 4 van de Comitologieverordening. Het kabinet is van mening dat de toepassing van deze procedure in dit geval niet op zijn plaats is. Volgens het huidige voorstel kunnen lidstaten, indien zij van mening zijn dat relevante informatie moet worden toegevoegd, voorstellen indienen bij de Commissie om het formulier te wijzigen en om zodoende informatievereisten op te laten nemen die noodzakelijk zijn voor effectieve controles op de werkplek. Het kabinet acht de toepassing van de adviesprocedure onwenselijk en is van mening dat, op basis van artikel 2, lid 2 van de Comitologieverordening, in dit geval de onderzoeksprocedure van toepassing moet zijn. Deze procedure biedt lidstaten de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de uiteindelijke uitvoering van de maatregelen. De onderzoeksprocedure zorgt voor een sterkere betrokkenheid van de lidstaten, aangezien zij via de Raad voorstellen kunnen doen waarover met gekwalificeerde meerderheid moet worden gestemd. Dit geldt eveneens voor voorstellen vanuit de Commissie. Dit biedt meer waarborgen voor de bescherming van werkenden, doordat lidstaten bij het vaststellen van de informatievereisten een grotere rol krijgen. Het kabinet zet daarom in op de toepassing van de onderzoeksprocedure, zoals bedoeld in artikel 5 van de Comitologieverordening.

  1. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De Verordening treedt in werking drie maanden na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie beoogt om het standaardformulier eind 2025 vast te stellen en beschikbaar te maken via IMI. Het kabinet acht dit haalbaar.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding dient de Commissie een rapport in over de toepassing van dit voorstel. Specifiek zal de Commissie in dit rapport verslag doen van de mate waarin dit voorstel bijdraagt aan het verlagen van administratieve lasten in het kader van het vrije verkeer van diensten, het faciliteren van lidstaten om de naleving van de toepasselijke wetgeving bedoeld om gedetacheerde werknemers te beschermen te bevorderen en het ondersteunen van samenwerking tussen nationale autoriteiten. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde bepalingen. Het kabinet merkt daarbij op dat het hierbij belangrijk is dat de Commissie alle betrokken stakeholders consulteert, waaronder het bedrijfsleven, vakbonden en nationale autoriteiten die gebruik maken van het standaardformulier.

  1. Constitutionele toets

Het kabinet stelt dat het voorstel in overeenstemming is met Europese Verdragen en het Grondrechtenhandvest, alsook de Nederlandse grondwet.

  1. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De NLA controleert of werkgevers, zelfstandigen en opdrachtgevers zich houden aan de meldplicht en de andere verplichtingen die voortvloeien uit de WagwEU. De SVB beheert het bestaande meldloket. Wanneer Nederland besluit om deel te nemen aan het voorstel van de Commissie, dan zal de Commissie de publieke interface met het standaardformulier beheren. De SVB zal dan het meldloket voor zelfstandigen in stand moeten houden. Ook zal de NLA een bestaand back-end systeem in stand moeten houden om de gegevens uit IMI te kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van risicoanalyses. Wanneer het kabinet besluit om deel te nemen, dan is bij de nadere uitwerking een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets (U&H) nodig. De NLA moet de gegevens uit het standaardformulier kunnen gebruiken om controles uit te voeren op de werkplek en de naleving van de toepasselijke arbeidswetgeving te controleren. De effectiviteit van het toezicht en de handhaving op de naleving van de WagwEU is afhankelijk van de gegevens die via het standaardformulier worden opgevraagd, de kwaliteit en betrouwbaarheid van de data en de mate waarin de NLA de gegevens uit het systeem kan halen en gebruiken voor risico-gestuurd toezicht. Wanneer inspectiediensten via het standaardformulier niet de gegevens kunnen gebruiken die zij nodig hebben voor de nationale toezichtspraktijk dan zal dit het toezicht en de handhaving op de naleving van de WagwEU negatief beïnvloeden.

  1. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen implicaties voor ontwikkelingslanden anders dan de genoemde consequenties voor derde landen in het algemeen zoals aangegeven onder onderdeel 5d.


  1. De Commissie heeft het initiatief voor een gezamenlijk elektronisch formulier voor het melden van detacheringen eerder onder andere aangekondigd in de Commissie Mededeling over de update van de industrie strategie 2021 (9ab0244c-6ca3-4b11-bef9-422c7eb34f39_en (europa.eu)). De Kamer is hierover geïnformeerd via het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2865).↩︎

  2. Richtlijn (EU) 2018/957 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten.↩︎

  3. Richtlijn 2014/67/EU) inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ( „de IMI-verordening”)↩︎

  4. Richtlijn 2020/1057/EU↩︎

  5. Adviesrapport: 'Geen derderangsburgers. De risico’s voor gedetacheerde arbeidsmigranten en de Nederlandse samenleving' | Publicatie | Adviesraad Migratie↩︎

  6. Kamerstuk 22112, nr. 3437.↩︎

  7. Kamerstuk 32637, nr. 660↩︎

  8. Kamerstuk 29861, nr.100.↩︎

  9. Kamerstuk 22112. nr. 3134↩︎

  10. Verordening 182/2011↩︎

  11. De verklaring is gepresenteerd tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 24 mei 2024

    (declaration-implementation-of-the-common-electronic-form-for-dec-larations-of-postings-of-workers.pdf (bmwk.de)↩︎

  12. Texts adopted - Tackling non-tariff and non-tax barriers in the single market - Thursday, 17 February 2022 (europa.eu)↩︎