[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Derdelanders Oekraïne

Brief regering

Nummer: 2024D51824, datum: 2024-12-20, bijgewerkt: 2024-12-20 16:19, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z21981:

Preview document (🔗 origineel)


Op 29 november jl.1 is uw Kamer geïnformeerd over het verwachte arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) inzake prejudiciële vragen ten aanzien van derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne. Op 19 december 2024 heeft het HvJEU haar arrest gewezen. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de strekking van het arrest en de vervolgstappen.

Arrest HvJEU

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en de rechtbank Amsterdam hebben prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU.2 De gestelde prejudiciële vragen gaan over het moment van het eindigen van de tijdelijke bescherming van derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en over het moment van het versturen van de terugkeerbesluiten en of dit in overeenstemming is met de Terugkeerrichtlijn.

Het HvJEU heeft in het arrest van 19 december 2024 als volgt geoordeeld. De tijdelijke bescherming van derdelanders mocht worden beëindigd. Ten aanzien van de terugkeerbesluiten die zijn genomen voorafgaand aan het eindigen van de tijdelijke bescherming oordeelt het HvJEU dat dit niet mocht, omdat de bescherming op dat moment nog niet was geëindigd.

Vervolg

Het HvJEU heeft de rechtsvragen met betrekking tot het moment van beëindigen van de tijdelijke bescherming en het vroegtijdig uitvaardigen van de terugkeerbesluiten beantwoord, maar hoe de beantwoording hiervan doorwerkt in de door de IND genomen besluiten, zal door de nationale rechters moeten worden beantwoord. De uitspraken van de Afdeling en rechtbank Amsterdam (als verwijzende rechters) zijn dan ook bepalend voor hoe het arrest van het HvJEU in het Nederlandse recht doorwerkt. De Afdeling en rechtbank Amsterdam moeten nog uitspraak doen in de vier zaken waarin zij prejudiciële vragen hebben gesteld en daarbij zullen ze moeten ingaan op wat het arrest van het HvJEU betekent voor die (hoger) beroepszaken. Alvorens uitvoering kan worden gegeven aan het arrest van de HvJEU dienen deze uitspraken van de Afdeling en de rechtbank Amsterdam in de (hoger) beroepsprocedures te worden afgewacht en bestudeerd. Gelet op het oordeel van het HvJEU over beëindiging van de bescherming van derdelanders onder de RTB en de genomen terugkeerbesluiten zullen de inspanningen gericht zijn op de vormgeving van het proces om te komen tot beëindiging van de opvang en verblijf in Nederland op basis van de einduitspraken van de nationale rechter.

Na de uitspraken van de Afdeling en de rechtbank Amsterdam kan worden bepaald wat de precieze vervolgstappen zijn. In afwachting van deze uitspraken en de afronding van een voorbereidingstijd zal de bevriezing van de beëindiging van de tijdelijke bescherming blijven gelden voor de gehele groep derdelanders die nu ook onder de bevriezing valt. Dit betekent dat derdelanders voorlopig recht houden op opvang en voorzieningen vanuit de RooO en dat zij mogen werken volgens de regels die gelden voor ontheemden die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna: RTB) vallen. Indien de tijdelijke bescherming beëindigd mocht worden en de bevriezing is beëindigd, kan het zijn dat derdelanders met een toegewezen voorlopige voorziening nog langer gebruik kunnen maken van de rechten onder de RTB, namelijk tot uitspraak is gedaan in hun beroepszaak.

Vóór het arrest op 19 december zijn de derdelanders per brief op de hoogte gesteld van deze procedure en het voortduren van de bevriezing tot nader bericht. Ook gemeenten en werkgevers zijn geïnformeerd. Ik zal uw Kamer nadat de Afdeling en de rechtbank Amsterdam uitspraak hebben gedaan nader informeren over de exacte vervolgstappen en tot wanneer de bevriezing van de gevolgen van de beëindiging zal gelden.

De Minister van Asiel en Migratie,

M.H.M. Faber- van de Klashorst


  1. Kamerstuk 19 637, nr. 3319.↩︎

  2. Kamerstuk 36 394, nr. 24.↩︎