Beantwoording van vragen, gesteld tijdens de eerste termijn op 4 december 2024, over het advies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Brief regering
Nummer: 2025D00100, datum: 2025-01-06, bijgewerkt: 2025-01-16 12:43, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-44).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 -44 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.
Onderdeel van zaak 2025Z00041:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-01-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-16 19:15: Debat over het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (2e termijn) (Plenair debat (debat)), TK
- 2025-01-21 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-01-23 00:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 600 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2024
Hierbij zend ik u mede namens de Minister van Asiel en Migratie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de antwoorden op nog onbeantwoorde vragen, welke zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de zijde van de Kamer bij het plenair debat over het advies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 op 4 december jl.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Schriftelijke beantwoording vragen eerste termijn plenair debat Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050
A. Vragen op het terrein van de Minister van SZW
Monitoring demografische ontwikkelingen
Lid-Omtzigt (NSC) – Waarom denken onze voorspellers dat het geboortecijfer gaat stijgen, hoger dan elk ander Westers land? En wat gaat er gebeuren als het niet gebeurt? Gaat de regering het scenario laag geboortecijfer uitwerken?
Het CBS maakt jaarlijks een bevolkingsprognose waarbij de bevolkingsontwikkeling aan het eind van het jaar wordt bepaald door geboorte, sterfte, migratie en veroudering te verrekenen met de bevolking aan het begin van het jaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van veronderstellingen over het toekomstige kindertal, de levensduur en de omvang en richting van de internationale migratiestromen. Deze veronderstellingen worden gemaakt op basis van ontwikkelingen die in het (recente) verleden in Nederland hebben plaatsgevonden. Dit levert de meest waarschijnlijke toekomst voor Nederland op.
Tegelijkertijd biedt een prognose nooit zekerheid. Zo kan bijvoorbeeld het geboortecijfer (de Total Fertility Rate, TFT) ten opzichte van de voorafgaande periode veranderen. Om hier zicht op te krijgen heeft het CBS op verzoek van SZW ook zeven «varianten van de toekomst» doorgerekend. Daarin is doorgerekend wat de bandbreedtes zijn rond de meest waarschijnlijke situatie;
Deze varianten zijn op 28 juni 2024 door CBS gepubliceerd.
Hierbij is bijvoorbeeld bij de varianten «krimp» en de variant «grijs» doorgerekend wat het effect is wanneer de TFT respectievelijk 1.41 en 1.32 bedraagt (wat – fors – lager is dan de meest waarschijnlijke (midden)prognose, waar de TFT 1.56 bedraagt).
Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording zoals gegeven in het debat omtrent sturen op gematigde groei van de bevolking en gezinsbeleid.
Lid-Becker (VVD) – Is de Minister bereid bij de Europese Commissie voor te stellen een Europese Staat van de demografie op te stellen met scenario’s en beleidsopties voor de EU als geheel om met dit vraagstuk om te gaan?
Demografische uitdagingen vergen samenwerking met andere lidstaten in de Europese Unie. Immers, demografische ontwikkelingen zijn een gedeelde uitdaging voor alle lidstaten. De Commissie heeft vorig jaar november een Toolbox Demografie gepubliceerd1. Deze toolbox geeft een overzicht van beleidsopties om demografische uitdagingen op allerlei beleidsterreinen naar eigen inzicht het hoofd te bieden.
Het is goed dat de Europese Commissie hier met haar instrumentarium aandacht voor vraagt. Aanvullend publiceert de Commissie driejaarlijks een Verslag over Vergrijzing (Ageing Report) met bijbehorende landenfiches voor alle EU-lidstaten2. Dit rapport en de fiches bieden inzichten in prognoses die de economische en budgettaire gevolgen van de vergrijzing op de lange termijn in kaart brengen. Ik vind dit nuttige instrumenten en zie geen directe noodzaak voor aanvullende rapportages. Ik steun van harte dat demografie onderdeel uitmaakt van de discussie en beleidsontwikkeling in de EU. Nederland zal hier conform de aanbevelingen van de Staatscommissie een proactieve rol in (blijven) nemen.
Arbeidsmarkt en arbeidsmigratie
Lid-Koekoek (VOLT) – Is de Minister van plan om ontvangstvoorzieningen voor arbeidsmigranten te faciliteren, en zo ja, in welke voorzieningen wordt dan voorzien?
In 2024 is het project «Work in NL» gestart, dat tot doel heeft om de ondersteuning aan arbeidsmigranten beter vorm te geven via het verbeteren van de informatievoorziening, hulp en dienstverlening. Op 1 november 2024 zijn in 9 informatiepunten actief en zijn in 21 regio’s voorbereidingen daartoe gestart. Ik streef ernaar dat in 2025 in alle 35 arbeidsmarktregio’s betere ondersteuning voor arbeidsmigranten te realiseren.
De regio zal zorgen voor een basis aan hulp- en dienstverlening, zoveel mogelijk in eigen taal. Deze hulp- en dienstverlening wordt in overleg met verschillende partijen en sociale partners in de desbetreffende regio naar wens aangevuld. Daarbij is ook aandacht voor publiek-private samenwerking en informatievoorziening in landen van herkomst. Ook zal goede samenwerking gezocht worden tussen dienstverlening aan verschillende doelgroepen (bijv. Oekraïense ontheemden). Want goede hulp is voor meer doelgroepen nodig.
Lid-Koekoek (VOLT) – Kan de Minister reflecteren op totstandkoming EU brede standaarden voor arbeidsomstandigheden en het EU minimumloon om uitbuiting te voorkomen. Hoe gaat het kabinet hier werk van maken?
Ik vind het belangrijk om in de EU stappen te ondernemen om op arbeidsomstandigheden- en voorwaarden te convergeren en om ondermijning van de standaarden in Nederland actief tegen te gaan. Deze convergentie helpt de sociaaleconomische verschillen tussen de lidstaten te verkleinen. Dit draagt bij aan het tegengaan van uitbuiting en neemt tevens een belangrijke drijfveer voor arbeidsmobiliteit weg. Europese initiatieven zoals de overeengekomen Richtlijn Raamwerk Europese Minimumlonen en diverse EU-Richtlijnen op het gebied van gezond en veilig werken reiken lidstaten handvatten aan om voor wat betreft de welvaartsniveaus naar elkaar toe te groeien. In het tegengaan van uitbuiting zet het kabinet in Europees verband aanvullend in op het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit, bijvoorbeeld door het tegengaan van oneigenlijke detachering van derdelanders en een versterking van het mandaat van de Europese Arbeidsautoriteit. Daarnaast zijn we, en blijven we, met andere lidstaten in gesprek om gezamenlijk de schaduwkanten van het vrij verkeer te adresseren. Bijvoorbeeld door informatievoorziening in landen van herkomst zoals Polen.
Lid-Podt (D66) – Is de Minister van SZW bereid om te bezien welke onderdelen van het Canadese model ook een uitkomst voor Nederland zouden kunnen bieden?
Natuurlijk ben ik graag bereid van andere landen te leren. In gesprekken met mijn collega-Ministers informeer ik regelmatig naar goede praktijken om te horen over beleid dat werkt. Dit blijf ik ook doen. In het geval van Canada geldt dit bijvoorbeeld voor de integratie van arbeidsmigranten en hun gezinsleden, die kan bijdragen aan het goed benutten van het potentieel van deze mensen.
Wel merk ik op dat Canada recent de koers van haar beleid heeft gewijzigd en een meer stringent migratiebeleid volgt3. Canada ziet dat haar systeem zorgen oplevert over ontoegankelijke sociale voorzieningen, hoge kosten voor levensonderhoud en onbetaalbare huisvesting. Ook zorgt de werving van tijdelijke werknemers middels dit systeem ervoor dat deze werknemers kwetsbaar zijn voor misbruik, onder meer omdat de vergunningen hen afhankelijk maken van werkgevers. Dit zijn ook de redenen waarom dit kabinet kiest voor stevig migratiebeleid.
Lid-Becker (VVD) – Hoe kijkt de Minister van SZW aan tegen de houdbaarheid van de AOW en de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit op middellange termijn? Hoe kijkt hij bovendien aan tegen de mate waarin andere Europese lidstaten met hun houdbaarheid en arbeidsproductiviteit in relatie tot demografische ontwikkeling en migratie bezig zijn?
De AOW is de basis van ons pensioenstelsel en de vergrijzing legt druk op de AOW. De belangrijkste maatregel om deze houdbaar te houden is de geleidelijke stijging van de AOW-leeftijd sinds 2013. In het Pensioenakkoord (2019) is afgesproken om de AOW-leeftijd vanaf 2026 voor 2/3e te koppelen aan de ontwikkeling van de lange termijn levensverwachting. Hieruit volgt een stapsgewijze stijging van de AOW-leeftijd van 3 maanden per keer. Als de levensverwachting met 4,5 maand stijgt, stijgt de AOW-leeftijd dus met 3 maanden. Het rapport van de staatscommissie laat zien dat de koppeling van de AOW-leeftijd succesvol is om de grijze druk te dempen. De koppeling van de AOW-leeftijd aan de lange termijn levensverwachting dempt niet alleen de uitgaven door latere instroom, maar resulteert ook in meer premie- en belastinginkomsten doordat mensen langer doorwerken. De AOW-uitgaven bedragen in 2025 5% van het BBP en in 2050 naar verwachting 6%.
Als we kijken naar de Nederlandse arbeidsproductiviteit kunnen we stellen dat Nederland momenteel nog altijd een productief land is. Tegelijkertijd groeit de arbeidsproductiviteit minder snel dan in het verleden. Voor de komende jaren raamt het CPB een productiviteitsgroei van ongeveer 1,2 procent per jaar. Het CPB raamt niet hoe de productiviteit op de middellange termijn – dus na 2028 – gaat groeien. Het kabinet wil zich wel hardmaken voor het verhogen van de productiviteitsgroei. Zo gaat het Ministerie van Economische Zaken samen met sectoren aan de slag met het opstellen van een productiviteitsagenda. Daarnaast is er uiteraard het beleid voor onderwijs en innovatie.
Ook het stimuleren van een leven lang ontwikkelen (LLO) is relevant voor bevordering van de arbeidsproductiviteit.
Niet alleen Nederland heeft te maken met uitdagingen rond houdbaarheid, productiviteit, demografie en migratie. Ook andere EU-lidstaten lopen tegen deze uitdagingen aan. De WRR stelde in haar rapport «Europese vergrijzing in het vizier, omgaan met pensioen- en begrotingsrisico’s» onlangs nog dat Nederland een relatief goede uitgangspositie heeft. De bestaande uitdagingen betreffen gedeeltelijk gezamenlijke uitdagingen. Dat sluit aan bij de bevindingen uit het rapport van Draghi om in de gehele EU de productiviteitsgroei te verhogen en gezamenlijk in te zetten op het versterken van het concurrentievermogen van de EU. Het kabinet gaat op hoofdlijnen mee in die analyse4 en vindt het van belang om hier komende periode ook in Europees verband stappen op te zetten. Het kabinet wil met urgentie opvolging geven aan de positieve elementen en oplossingsrichtingen in dit rapport, om zo onze concurrentiepositie te versterken.
Gezinnen
Lid-Flach (SGP) – Wil het kabinet met Duitsland in gesprek om van elkaar te leren over het concept van familiezorg?
Het kabinet is daartoe bereid. Het is altijd nuttig om te leren van goede voorbeelden die elders worden toegepast. Lessen zullen we daar waar relevant delen in de brief over arbeid en zorg die in het eerste kwartaal van 2025 naar de Kamer wordt verzonden, waarin ook de reactie op het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland wordt meegenomen.
Lid-Koekoek (VOLT) – Reflectie op: leren van het Zweeds model waar sociale voorzieningen en kinderopvang goed toegankelijk worden gemaakt voor arbeidsmigranten en waar ook partners van arbeidsmigranten makkelijker toe kunnen treden tot de arbeidsmarkt.
Als arbeidsmigranten rechtmatig in Nederland verblijven en voldoen aan de overige voorwaarden kunnen zij aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Voor de gemeentelijke regelingen die zien op toegang tot kinderopvang geldt voor arbeidsmigranten hetzelfde als voor andere ouders.
In het Regeerprogramma is afgesproken om onbenut arbeidspotentieel te stimuleren om (meer) te werken. Daaronder vallen ook gezinsmigranten. Gezinsleden van kennismigranten hebben reeds vrije toegang tot de arbeidsmarkt.
Lid-Podt – Ziet de Minister ruimte om de arbeidseis van de kinderopvang in het kader van sociale uitsluiting op termijn los te laten?
Dit kabinet wil werken stimuleren, want werken helpt om sociale uitsluiting te voorkomen. En kinderopvang maakt (meer) werken voor veel ouders van jonge kinderen mogelijk. Daarom hebben werkende ouders recht op kinderopvangtoeslag. Er zijn op dit moment wachtlijsten in de kinderopvang, dus moeten we keuzes maken in wie toegang krijgt tot de kinderopvangtoeslag. Werkende ouders krijgen daarbij prioriteit.
Bovendien leidt het loslaten van de arbeidseis tot veel hogere overheidsuitgaven. Die middelen hebben we niet. Om deze redenen houdt dit kabinet vast aan de arbeidseis. Wel zijn er voor specifieke en vaak kwetsbare doelgroepen gemeentelijke regelingen voor toegang tot de kinderopvang, ook als zij (nog) niet werken.
Integratie, participatie en sociale cohesie
Lid-Bikker (CU) – Daarom zou ik het kabinet willen vragen: ga aan de slag met die sociale cohesie, vergeet de samenleving niet, denk aan die maatschappelijke diensttijd om maar een voorbeeld te noemen, en zie het verschil tussen regio’s.
Vanuit SZW wordt er ingezet op het versterken van sociale cohesie en het samenleven in diversiteit. Dit moeten wij vooral breed benaderen door naar verschillende scheidslijnen en de onderlinge samenhang daartussen te kijken, zoals ook aanbevolen door de Staatscommissie.
Deze onderwerpen zitten in de portefeuille van de Staatssecretaris Participatie en Integratie. In het wetgevingsoverleg wat hij in dit kader op 25 november 2024 heeft gevoerd met uw Kamer, is ook de maatschappelijke diensttijd aan de orde gekomen. Hieromtrent is er een motie aangenomen die ziet op het borgen van kennis op integratie en inburgering.
Met betrekking tot de regio’s wordt u verwezen naar de kabinetsreactie op het adviesrapport «Elke regio telt!».
Lid-Becker (VVD) – Wanneer krijgen we duidelijkheid over het behoud van de taaleis in de bijstaand waar onlangs een motie over aangenomen is?
Uw Kamer is recent geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie Yesilgöz-Bontenbal5 waarin wordt verzocht om het schrappen van de taaleis uit de Participatiewet te heroverwegen en het systeem van taalonderwijs onder de loep te nemen6. Als eerste stap is het wetsvoorstel Participatiewet in balans aangepast, zodat de huidige taaleis in de Participatiewet behouden blijft. In het kader van de actieagenda integratie beziet het Kabinet verdere verbeteringen in de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de taaleis en een hierbij aansluitend systeem van taalonderwijs.
Lid-Becker (VVD) – Kunnen we de aangekondigde integratie agenda ontvangen voor de kerst?
Lid-Becker (VVD) – Wanneer krijgen we de actieagenda zelfbeschikking en schadelijke praktijken?
De Staatssecretaris van Participatie en Integratie heeft in het wetgevingsoverleg van 25 november jl. toegezegd om voor de zomer 2025 te komen met een actieagenda Integratie. Versterking van het recht op zelfbeschikking zal onderdeel zijn van deze actieagenda.
Overig
Lid-Boon (PVV) – Volgens Jan van de Beek zijn de totale kosten van migratie twee zo hoog als de kosten van vergrijzing. Deelt het kabinet de mening van de PVV dat het tijd is dit taboe te doorbreken?
Lid-Boon (PVV) – Is het kabinet bereid om onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de kosten van migratie en deze gegevens expliciet mee te nemen in de vormgeving van beleid?
Verschillende onderzoeken tonen verschillende en soms tegengestelde uitkomsten waar het gaat om de kosten en opbrengsten van migratie, waardoor we op dit moment geen getal hierop kunnen plakken. Onderzoek op dit onderwerp, alsook de bijbehorende discussie, zal nog voortduren. De directe kosten van migratie betreffen de kosten die uitvoeringsinstanties maken bij de uitvoering van de verschillende migratieregelingen. Deze zijn terug te vinden in de begrotingen van de verschillende departementen die zijn betrokken bij de uitvoering van het migratie-, inburgerings- en integratiebeleid.
Als het gaat om de indirecte kosten, zoals de netto druk op voorzieningen door migratie, dan is het lastig daar een eenduidig beeld te krijgen omdat we al veel jaren constateren dat daarover veel discussie mogelijk is; ook in het wetenschappelijk debat. Een door het kabinet geleid onderzoek is daarom niet opportuun, naast het feit dat dit zeer ingewikkeld te realiseren is. Los van deze discussie heeft het kabinet van grip op migratie een van de speerpunten van het Regeerprogramma gemaakt, en het kabinet zal alle daarvoor nodige en mogelijke maatregelen inzetten.
B. Vragen op het terrein van de Minister van A&M
Lid-Bontenbal (CDA) – Het hoofdlijnenakkoord is scheef in de aandacht voor migratie: alles richt zich op asielmigratie. Tegelijkertijd neemt niemand in het kabinet de regie op het bredere vraagstuk. Hoe gaat het kabinet de aansturing van dit onderwerp inrichten? Een begin zou zijn dat alle ministeries hun beleid gaan baseren op de onderliggende cijfers uit het rapport. Wordt dit momenteel al gedaan en wat is er voor nodig om dit te gaan doen?
Het Regeerprogramma bevat juist een heel pakket aan maatregelen op alle vormen van migratie, waar de Minister van Asiel en Migratie als coördinerend bewindspersoon verantwoordelijk voor is. Vanwege de wisselwerking tussen de verschillende vormen van migratie kan het bredere migratie vraagstuk alleen in gezamenlijkheid verder worden gebracht. Daarom is er een structuur ingericht, waar de Raad Asiel en Migratie het sluitstuk van is, en waarbinnen de verantwoordelijke Ministers in samenhang kijken naar het bredere vraagstuk van migratie.
C. Vragen op het terrein van de Minister van VRO
Lid-Van der Plas (BBB) – Is het kabinet het met BBB eens dat een sterke stad altijd een sterke regio nodig heeft? En welke visie heeft het kabinet op agglomeratievoordelen?
Lid-Van der Plas (BBB) – En erkent het kabinet dat een bloeiende stad altijd hand in hand moet gaan met een blik op een bloeiende regio? (BBB)
In antwoord op vragen van lid-Van Der Plas (BBB) over de kabinetsvisie op agglomeratievoordelen en het belang van een bloeiende regio verwijst de Minister van VRO naar de ontwikkeling van de nieuwe Nota Ruimte. Een ontwerp hiervoor zullen wij in de loop van 2025 met uw Kamer delen.
In de Nota ruimte geven regiospecifieke ruimtelijke opgaven en kansen samen met een economische strategie richting geven aan regionale ontwikkeling. Met een visie op de ruimtelijke en economische structuur worden inzichten ontwikkeld voor de Nota Ruimte.
Alle regio’s kunnen op basis van hun onderscheidende kracht bijdragen aan de grote ruimtelijke en economische opgaven waarvoor Nederland staat. Daarmee bieden we ook aan alle regio’s perspectief.
Agglomeratiekracht ontstaat door concentratie en hoge dichtheid. Inzet op spreiding is daarmee in tegenspraak. Dit kabinet wil de kracht van de grote steden niet beperken, maar er meer netwerkkracht naast zetten door ook andere regio’s economisch te versterken. En daarbij bestaande beleidstrajecten als NOVEX en Elke Regio Telt benutten. Dat betekent dat we zowel de grootstedelijke economie blijven accommoderen, als dat we elders meer economische dynamiek willen stimuleren en initiëren. Bijvoorbeeld in regio’s Groningen-Assen, Twente en Zuid-Limburg, waar met de aanpak «Elke Regio Telt» wordt geïnvesteerd in het verkleinen van de structurele achterstand op regionale en lokale brede welvaart.
Voor een aanzienlijk grotere bijdrage in de groeiopgaven. Daar wil het Rijk samen met regio’s langjarig aan werken.
Ook in andere regio’s wil het Rijk bijdragen aan het vitaliseren van de economie en aan woningbouw passend bij de lokale vraag. 80% van toekomstig Nederland is er nu al. ook hierbij is inzet om zoveel mogelijk bestaande beleidstrajecten te benutten.
In al die regio’s waar we kansen zien voor meer groei, of juist versterken wat er is, zal ook de kwaliteit van het netwerk van steden en dorpen en landelijk gebied meegroeien. Dat leidt tot het ontstaan van meer agglomeratiekracht in grotere delen van ons land.
Lid-Omtzigt (NSC) – Geen directe vraag. Betrof een debat tussen mVRO en lid-Omtzigt. Daarin ging het om het aandeel sociale huur als onderdeel van de woningbouwopgave. De Minister noemde toen de aantallen bij benadering. Ten bate van het informeren van de Tweede Kamer onderstaand de exacte gegevens.
Er zijn 2,8 miljoen sociale huurwoningen in Nederland, waarvan 2,3 miljoen in eigendom van de woningcorporaties. Het aantal sociale huurwoningen van woningcorporaties in de totale woningvoorraad bedraagt 27% in 2023.
In de Nationale Prestatieafspraken heeft het Rijk samen met woningcorporaties, gemeenten en huurders bindende afspraken gemaakt over de bouw van 250 duizend sociale huurwoningen en 50 middenhuurwoningen. Het Kabinet werkt hard aan het realiseren van 100 duizend woningen per jaar waarvan 2/3 deel in het betaalbare segment en het streven naar 30% sociaal per gemeente.
Voor de aankomende jaren wordt een aandeel in de totale woningbouwproductie verwacht van 30% sociaal in zowel 2025 als 2026.
Per saldo neemt het aantal sociale huurwoningen minder hard toe dan het aantal toevoegingen in het segment. Dit komt door het aantal te slopen woningen. De te slopen woningen betreffen voor het merendeel sociale huurwoningen (circa 80%). Deze woningen worden veelal vervangen in het kader van stadsvernieuwing en verjonging van de voorraad.
Sociale huur (< € 808) | 22.910 | 27.650 | 30% | 30% |
Middenhuur (€ 808 – € 1.123) | 6.140 | 7.630 | 8% | 8% |
Dure huur (> € 1.123) | 1.450 | 1.760 | 2% | 2% |
Goedkope koop (< € 355.000) | 21.280 | 25.500 | 28% | 27% |
Middeldure koop (€ 355.000 – € 485.000) | 7.330 | 8.690 | 10% | 9% |
Dure koop (> € 485.000) | 17.920 | 21.580 | 23% | 23% |
Totale verwachte nieuwbouw | 77.000 | 93.000 | 100% | 100% |
Bron: Socrates 2024 (ABF) |
D. Vragen op het terrein van andere bewindspersonen
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Lid-Flach (SGP) – Waarom maken we niet stevig werk van relaties door gratis relatietherapie aan te bieden of in elke gemeente een relatieloket te starten?
Relaties en het oplossen van problemen binnen een relatie zijn in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de betrokken partners. Het kan worden gezien als een privékwestie waarin de overheid niet direct zou moeten interveniëren. Mensen hebben de vrijheid om zelf te beslissen hoe ze hun relaties onderhouden en of ze hulp zoeken. Daarnaast brengt het aanbieden van gratis relatietherapie of het oprichten van relatieloketten aanzienlijke kosten met zich.
Ook is het onzeker of een door de overheid gefinancierde aanpak daadwerkelijk zal leiden tot minder scheidingen. Relatietherapie heeft geen garantie op succes, en een overheidsrol in dergelijke persoonlijke kwesties kan als paternalistisch worden ervaren. Bovendien zou de overheid neutraal moeten blijven en niet de indruk wekken dat het behoud van een huwelijk of relatie altijd de voorkeur verdient boven scheiding, wat in sommige situaties een betere oplossing kan zijn.
Dit alles laat onverlet dat als scheidingen leiden tot stress en daarmee zorgkosten of kosten voor jeugdzorg, daar zeker aandacht voor moet zijn vanuit het oogpunt van voorkomen van een zorgvraag. Overigens laten cijfers van het CBS over de afgelopen 10 jaar een duidelijke daling zien van het aantal scheidingen: van bijna 68.000 scheidingen in 2014 naar zo'n 45.000 nu.
Lid-Bikker (CU) – Wie is in dit kabinet verantwoordelijk voor het thema vergrijzing?
De Minister van VWS is stelsel-verantwoordelijk voor ondersteuning en zorg voor ouderen. Op het gebied van ouderenhuisvesting werkt de Minister van VWS nauw samen met de Minister van VRO. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Daartoe geeft de gemeente ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het Ministerie van VWS werkt op dit gebied nauw samen met het Ministerie van BZK. Op het thema arbeidsmarkt bestaat een nauwe samenwerking met het Ministerie van SZW. De beroepsbevolking groeit onvoldoende en naast de zorg kampen ook andere sectoren met tekorten. Daarom wordt voor het arbeidsmarktvraagstuk ook samengewerkt met de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties voor de inzet op zorginnovaties, digitale zorg en de inzet van AI.
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Lid-Koekoek (VOLT) – Vraag 20 (Volt) – OCW
Reflectie op: talent vast te houden. Stimuleer internationale studenten door hier te vestigen na studie. Wonen toegankelijk in de regio en integratie toegankelijk.
De Minister van OCW biedt met de Wet internationalisering (WIB) in balans gerichte uitzonderingen voor onder andere tekortsectoren en regio’s. Dit zorgt ervoor dat studenten daar terecht komen waar we ze nodig hebben en kunnen ontvangen. Ook werken we aan de blijfkans en integratie van studenten. In de WIB is een zorgplicht opgenomen voor onderwijsinstellingen om taalonderwijs aan te bieden. Uit onderzoek van Nuffic is bekend dat het beheersen van de Nederlandse taal de belangrijkste factor is bij een keuze om in Nederland te blijven. Daarnaast hebben onderwijsinstellingen aangekondigd om eigen maatregelen te treffen om de blijfkans te vergroten, onder andere via samenwerkingen met het regionale bedrijfsleven.
Lid-Koekoek (VOLT) – Reflectie op: erken diploma’s over grenzen heen en maak omscholing voor arbeidsmigranten en Nederlanders toegankelijker en makkelijker.
Diploma-erkenning is één van de fundamenten van de Europese Hoger Onderwijsruimte, en essentieel om grensoverschrijdende samenwerking en uitwisseling te stimuleren en faciliteren. In het hoger onderwijs hebben we daar al een verfijnd stelsel voor met het Lissabon Erkenningsverdrag (procesafspraken voor erkenning) en het recente Benelux-Baltics verdrag (automatische erkenning). Nederland nodigt andere landen, die aangesloten zijn bij het Bologna-proces, actief uit om aan te sluiten bij het Benelux-Baltics verdrag. In het mbo is automatische diploma-erkenning vanwege de vele verschillende systemen voor beroepsonderwijs zeer complex. Diploma’s zijn zeer lastig 1 op 1 met elkaar te vergelijken. Voor het MBO ziet het kabinet daarom vooral toegevoegde waarde in het herkennen van specifieke vaardigheden. Het helpt daarbij als deze vaardigheden in dezelfde termen kunnen worden beschreven. Daarom werkt het kabinet aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke skills-taal, met de naam CompetentNL. Deze skills-taal is gebaseerd op de Europese Standaard ESCO. Daarnaast regelt de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties voor ingezetenen in EU-lidstaten de beoordeling van gelijkwaardigheid van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen.
Lid-Omtzigt – Wat is de bedoeling van het kabinet met studiemigratie, met wet internationalisering in balans, gaat het lukken minder beurzen te geven? Bijvoorbeeld de 6-uur eis te verhogen?
De Minister van OCW voert beleid voor het versterken van het Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal en het beperken van internationale studenteninstroom. Dit gebeurt onder andere via de Wet internationalisering in balans. Daarbij hebben we te maken met de kaders van de Europese regelgeving en onderwijsverdragen. Nederland is verplicht om studenten afkomstig uit de Europese Economische Ruimte (EER) die kwalificeren als migrerend werknemer studiefinanciering te verlenen. De Nederlandse rechter heeft besloten dat dit in ieder geval geldt, als iemand meer dan 32 uur per maand werkt. Beleidsmatig is er geen ruimte om deze eis te verhogen.
De Minister van OCW wil binnen Europa wel in gesprek gaan over deze regels. Echter, het aanpassen van beleid in Europa is een proces van lange adem.
Lid-Becker (VVD) – Hoe zorgt het kabinet voor de juiste balans tussen genoeg internationale studenten en niet collegezalen vol buitenlandse studenten?
Het kabinet zet in op het versterken van het Nederlands als opleidingstaal en het beperken van internationale studenteninstroom. Dit gebeurt onder andere via het Wetsvoorstel internationalisering in balans van de Minister van OCW, dat binnenkort door de Tweede Kamer wordt behandeld. Hieruit volgt:
• Dat het Nederlands weer de norm wordt, doordat in elke bachelor-opleiding minimaal 2/3 van het curriculum in het Nederlands wordt aangeboden.
• Dat anderstalige opleidingen alleen zijn toegestaan als ze de toets anderstalig onderwijs met goed gevolg hebben doorlopen.
• Dat maatwerk mogelijk is, onder andere voor arbeidsmarkttekorten of voor de specifieke behoefte van een krimp-of grensregio.
• De introductie van instrumenten waarmee instellingen kunnen sturen op studentenaantallen, door bijvoorbeeld een numerus fixus aan te brengen op een Engelstalig traject;
• Het bevorderen van Nederlandse taalvaardigheid voor Nederlandse en internationale studenten. Dit is van groot belang voor het verdere werkende leven en zorgt voor binding met Nederland en een grotere blijfkans.
Daarnaast werkt de Minister van OCW aan aanvullend beleid om studiemigratie bij te sturen, bijvoorbeeld gericht op studiefinanciering voor studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) en op studiebeurzen. Tevens hanteren instellingen een stringent wervingsbeleid en hebben zij onderling afspraken gemaakt over zelfregie. Tot slot stelt het kabinet minder geld beschikbaar voor internationale studenten. Daar maakt de Minister van OCW aanvullend bestuurlijke afspraken over met de instellingen.
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Lid-Van der Plas (BBB) – Heeft het kabinet oog voor de gevaren van het massaal stoppen van boerenbedrijven? Heeft het kabinet een bandbreedte voor de boeren, tuinders, onze voedselmakers voor de voedselproductie en een leefbaar platteland?
Het kabinet vindt inzet op een leefbaar en sociaaleconomisch vitaal landelijk gebied belangrijk. Nederlandse agrariërs leveren een belangrijke bijdrage aan voedselzekerheid in Nederland en elders, natuurbeheer en ons cultuurlandschap. Het is de inzet van dit kabinet dat boeren, vissers en tuinders de ruimte krijgen om te ondernemen en tegelijkertijd de verschillende doelen die de maatschappij van hen vraagt behalen. Het kabinet kan echter geen bandbreedte geven voor het aantal boeren dat er moet zijn om de leefbaarheid op peil te houden. Dit verschilt namelijk sterk per gebied.
Het Kabinet is zich ervan bewust dat de opgave voor natuur, water en klimaat impact kunnen hebben op de leefbaarheid van het platteland. In 2025 wordt Uw Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet op een sociaal en economisch vitaal landelijk gebied.
Economische zaken
Lid-Bikker (CU) – We zien hoe in Duitsland de industrie afkoelt, dat vraagt dus om economische visie en beleid, die ons uit die productiviteitsvertraging investeert. Hoe ziet het kabinet dat? Had de Minister van EZ hier graag bij geweest, en gaat hij hiermee aan de slag?
De vertraging van de productiviteitsgroei is een grote uitdaging voor de Nederlandse economie. Het arbeidsaanbod is schaars, zoals we nu ook zien in de arbeidsmarkttekorten, en we hebben te maken met vergrijzing. Productiviteitsgroei is daarmee dé bepalende factor voor het toekomstige verdienvermogen en welvaart van de Nederlandse economie. We moeten dus beter, slimmer en creatiever leren werken. Door productiever te worden kan onze economie blijven groeien en kunnen we onze sociale voorzieningen op peil houden. Dat gaat niet vanzelf. Het Kabinet geeft prioriteit aan de toepassing van innovatie en stimuleert arbeidsbesparende technologieën om de productiviteit te verhogen. Zowel in het mkb als grootbedrijf. De inzet op een hoogwaardige, innovatieve en inclusieve economie vereist dat we als Kabinet samen met sectoren bekijken we wat er nodig is om hen klaar te maken voor de toekomst. Dit doen we onder andere door op sectoraal niveau te onderzoeken hoe productiviteit verhoogd kan worden. Dit moet leiden tot een positieve agenda. De Minister van EZ zal de Kamer voor het Kerstreces een update sturen van de aangekondigde productiviteitsagenda.
Kamerstukken II, 2023/24, 22 112, nr. 3841.↩︎
https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/2024-ageing-report-economic-and-budgetary-projections-eu-member-states-2022-2070_en↩︎
BBC News: «How Canada soured on immigration», 26 oktober 2024: https://www.bbc.com/news/articles/cp9z5rpgkyeo.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 21 501-30, nr. 614, bijlage 1.↩︎
Kamerstukken II 2024–25, 36 651, nr. 21 .↩︎
Kamerstukken II 2024–25, 36 582, nr. 6 .↩︎