Beleidsreactie op de evaluatie van de Wet drugs in het verkeer
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs
Brief regering
Nummer: 2025D00574, datum: 2025-01-13, bijgewerkt: 2025-01-20 08:08, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32859-19).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 32859 -19 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs.
Onderdeel van zaak 2025Z00208:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-01-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
32 859 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs
Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2025
Met deze brief bied ik uw Kamer de beleidsreactie aan op de evaluatie van de Wet drugs in het verkeer. Het evaluatierapport «Geen nacht zonder (art.) 8» is uw Kamer op 11 december 2023 toegezonden.1 In deze brief geef ik een toelichting op de hoofdbevindingen die uit het onderzoek zijn gebleken. Onderaan deze brief treft u twee bijlagen aan. In bijlage I reageer ik op de doeltreffendheid van de wetswijziging ten aanzien van de verkeersveiligheid en de inzet op publieksvoorlichting om de verkeersveiligheid te vergroten. In bijlage II stel ik uw Kamer op de hoogte van de voortgang van de acties die ten aanzien van de verbeterpunten in gang zijn gezet.
Inleiding
Per 1 juli 2017 is door middel van een wetswijziging in de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) een afzonderlijke strafbaarstelling voor het rijden onder invloed van drugs geregeld. Deze wetswijziging wordt ook aangeduid als de «Wet drugs in het verkeer». Hiertoe is een vijfde lid aan artikel 8 WVW 1994 toegevoegd. Daarin is bepaald dat verkeersdeelname strafbaar is indien de grenswaarde2 van het gehalte in het bloed van de bij algemene maatregel van bestuur3 aangewezen stoffen wordt overschreden. Daarnaast zijn aan het vijfde lid van artikel 160 WVW 1994 twee onderdelen toegevoegd.4 Op grond daarvan hebben opsporingsambtenaren de bevoegdheid om een bestuurder van een voertuig te bevelen mee te werken aan een speekseltest of aan een onderzoek van psychomotorische functies (hierna: PMT), om een vermoeden van aanwezigheid van drugs in het lichaam van de bestuurder te testen. Bij een positieve uitslag volgt een bloedonderzoek en wordt tevens een rijverbod van 24 uur opgelegd.5
Met onderhavig onderzoek is de toezegging aan uw Kamer opgevolgd, om vijf jaar na inwerkingtreding van de wet een evaluatie uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd door het WODC.
Hoofdbevindingen uit onderzoek
De uitkomst van het onderzoek laat zien dat met de wet succesvol een juridische basis en instrumentarium is gecreëerd om rijden onder invloed van drugs aan te pakken. De ketenpartners (politie, Nederlands Forensisch Instituut, Openbaar Ministerie, Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) zijn allen positief, zij zien een vooruitgang in de aanpak van drugsgebruik in het verkeer door de bevoegdheden en middelen die daartoe nu kunnen worden ingezet.6 De opsporingsambtenaren zijn positief over het gebruiksgemak van de speekseltester. Daarmee kunnen acht van de negen meest voorkomende soorten drugs worden gedetecteerd. Deze stoffen zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.7 Dit betreffen onder meer cocaïne, MDMA, cannabis en GHB. Het is niet mogelijk om GHB (of andere soorten drugs en geneesmiddelen) met een speekseltester te detecteren. Voor de negen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen zijn in artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer grenswaarden vastgesteld. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de rijvaardigheid negatief wordt beïnvloed indien zich in het bloed een concentratie van deze stoffen bevindt dat hoger is dan de daarvoor vastgestelde grenswaarden.
Sinds de wetswijziging is in toenemende mate op de aanpak van drugs in het verkeer ingezet. Zo blijkt uit het evaluatieonderzoek dat de inzet van speekseltesters is gestegen van 2.973 in 2018 naar 14.471 in 2022. Uit de cijfers van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het aantal bloedonderzoek-aanvragen van circa 1.500 per jaar voorafgaand aan de wetswijziging, is gestegen naar ruim 17.000 per jaar in 2023. Ook is er sprake van een gestaag groeiend aantal processen-verbaal (met betrekking tot overtreding van artikel 8, vijfde lid, WVW 1994) die zijn ingezonden naar het Openbaar Ministerie. Dit aantal is gestegen van 2.534 in 2018 naar 12.384 in 2023. Bijna elke zaak waarin sprake was van een positief bloedonderzoek, heeft geleid tot een strafbeschikking of een strafrechtelijke veroordeling.
Daarnaast kan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) een bestuursrechtelijke maatregel opleggen indien uit onderzoek blijkt dat de rijvaardigheid en rijgeschiktheid ontbreekt. Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat het aantal door het CBR opgelegde onderzoeken met betrekking tot drugsgebruik is gestegen van 559 in 2017 naar 5.139 in 2022. Dit heeft in 2022 in 69,0% van de gevallen geresulteerd in een ongeldig verklaard rijbewijs.
De resultaten van de bloedonderzoeken laten zien dat met name het gebruik van cannabis groot is. In 2023 is cannabisgebruik bij 75% van de positieve bloedonderzoeken vastgesteld. Dit is een toename ten opzichte van 46% in 2017. Daarentegen is er een afname te zien in het gebruik van amfetamine-achtige stoffen en GHB. Verder blijkt dat bij circa 35% van de bloedonderzoekaanvragen geen stof boven de grenswaarde is aangetroffen. Ook hier gaat het met name om de aanwezigheid van cannabis. Dit kan onder meer worden verklaard doordat bij de speekseltest alleen de aanwezigheid van drugs kan worden gemeten en niet de concentratie. Daarbij komt dat voor veel drugs de concentraties in speeksel hoger zijn dan in bloed. Om vast te kunnen stellen of er ook sprake is van een concentratie boven de grenswaarden en er dus sprake is van een strafbaar feit is een bloedonderzoek nodig. Er is nog geen speekseltester beschikbaar die meet of de wettelijke grenswaarden worden overschreden.
Het gebruik van drugs in het verkeer (prevalentie onder de bevolking) en het aantal verkeersongevallen waarbij drugs in het verkeer een rol speelde wordt nog niet gemonitord. Hierdoor is niet meetbaar of door de wetswijziging minder onder invloed van drugs aan het verkeer wordt deelgenomen. Op dit moment worden meerdere onderzoeken uitgevoerd om zicht te krijgen op middelengebruik in het verkeer en onder verkeersslachtoffers. Wel kan worden aangenomen dat het instrumentarium dat de wetswijziging biedt om drugsgebruik in het verkeer aan te tonen bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid, omdat dit zorgt voor verhoging van de objectieve pakkans. In bijlage I onderaan deze brief geef ik een toelichting op de doeltreffendheid van de wetswijziging ten aanzien van de verkeersveiligheid en de inzet op publieksvoorlichting om de verkeersveiligheid te vergroten.
De verbeterpunten die uit het evaluatieonderzoek zijn voortgekomen hebben onder meer betrekking op het bestendigen van kennis en bekendheid van de opsporingsambtenaren over de toepassing van de middelen die door de wetswijziging ingezet kunnen worden voor de aanpak van drugsgebruik in het verkeer. Daarnaast is er sprake van beperkte capaciteit voor opsporing en vervolging en zijn er verschillende onderdelen van de procedure die voor een efficiënter verloop verbeterd zouden kunnen worden. In bijlage II onderaan deze brief geef ik een toelichting op de verbeterpunten en stel ik uw Kamer op de hoogte welke actie is ingezet om deze verbeterpunten aan te pakken.
Conclusie
Ik ben tevreden over het positieve resultaat dat de evaluatie van de Wet drugs in het verkeer laat zien. Alle landelijke ketenpartners zijn blij met de mogelijkheden die artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 biedt en zien daarmee vooruitgang in de aanpak van drugs in het verkeer. Dat hierdoor meer wordt ingezet op de aanpak van drugsgebruik in het verkeer blijkt onder meer uit de het groeiend aantal bloedonderzoek-aanvragen en de naar het Openbaar Ministerie ingezonden processen-verbaal met betrekking tot drugsgebruik in het verkeer. Verder is gebleken dat door de vastgestelde grenswaarden de bewijslast en vervolging vereenvoudigd en effectiever is. Bijna elke zaak heeft geleid tot een strafoplegging.
Hoewel de mate van effect van de aanpak van drugs in het verkeer niet meetbaar is gebleken kan uit meerdere feiten en omstandigheden worden afgeleid dat deze wetswijziging in positieve zin bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid. Helaas toont het aantal positieve bloedonderzoeken ook aan dat drugsgebruik in het verkeer nog steeds een probleem is. Om dit effectief te bestrijden is naast handhaving, vooral ook educatie en maatschappelijke normverandering nodig. Dit ligt deels buiten mijn invloedsfeer, maar ik zal er in elk geval op toezien dat op een adequate en effectieve wijze blijvend wordt ingezet op handhaving van drugs in het verkeer.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Bijlage I Doeltreffendheid wetswijziging ten aanzien van de verkeersveiligheid
Sinds de wetswijziging is binnen de strafrechtsketen steeds meer ingezet op de aanpak van drugs in het verkeer en zijn veel meer mensen vervolgd voor rijden onder invloed. Op grond hiervan kan volgens de onderzoekers in theorie worden geconcludeerd dat de wetswijziging bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid. Een hardere conclusie over het effect kan door de onderzoekers niet worden getrokken, omdat het gebruik van drugs in het verkeer (prevalentie onder de bevolking) niet wordt gemonitord. Dit geldt ook voor het aantal verkeersongevallen waarbij drugs in het verkeer een rol speelde. Wat wel vaststaat is dat de invoering en uitvoering van de wet zorgt voor verhoging van de objectieve pakkans en daarmee bijdraagt aan de verkeersveiligheid.
In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden op dit moment meerdere onderzoeken uitgevoerd om zicht te krijgen op middelengebruik in het verkeer. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) onderzoekt of het mogelijk is om een schatting te maken van het aantal verkeersdoden waarbij sprake was van drugsgebruik. Voorts gaat VeiligheidNL een speekselonderzoek uitvoeren op de spoedeisende hulp, waarbij speeksel wordt afgenomen bij slachtoffers. Verder zal inzicht in het aandeel verkeersdeelnemers dat zelf aangeeft onder invloed van drugs te rijden in 2025, net als in 2023,8 met een vragenlijst-onderzoek verkregen worden. Ook wordt hierin gevraagd naar de pakkans die mensen ervaren. Verder zal in het vierde kwartaal van 2024 het prevalentieonderzoek naar alcohol en drugs onder motorvoertuigbestuurders worden gestart.
Publieksvoorlichting
In het evaluatierapport wordt de aanbeveling gedaan om de verkeersveiligheid te vergroten door onder meer in te zetten op het geven van publieksvoorlichting of een campagne over rijden onder invloed van drugs.
In reactie hierop merk ik op dat de Rijksoverheid als boodschap communiceert dat drugs verboden zijn en rijden onder invloed van drugs ook. Daarnaast communiceert zij op Rijksoverheid.nl over de geldende limieten en mogelijke consequenties van rijden onder invloed, die zowel vanuit het strafrecht kunnen volgen als door het CBR opgelegd kunnen worden. Verdere communicatie over drugs in het verkeer is altijd doelgroepgericht en vindt plaats via partners, zoals bijvoorbeeld Trimbos, CBR, Openbaar Ministerie en TeamAlert. Ter ondersteuning hiervan is in 2023 de communicatiehandreiking «Effectief communiceren over rijden onder invloed» opgesteld. Naast de inzet via de netwerkaanpak, heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een langdurige subsidierelatie met TeamAlert die diverse gedragsinterventies inzet om in gesprek te gaan met jongeren over middelengebruik in het verkeer. Ook voeren zij campagnes tegen drugsgebruik in het verkeer («Rij drugsvrij» en »Rij Ballonvrij»). Verder heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat TeamAlert de opdracht gegeven voor een CASI-traject (Communicatie Activatie Strategie Instrument). Daarmee wordt verkend of en hoe het mogelijk is om met behulp van communicatie het rijden onder invloed van cannabis te verminderen om de risico’s voor de verkeersveiligheid te verkleinen. Dit CASI-traject loopt nog.
Bijlage II Toelichting op verbeterpunten en opvolging
Aan de hand van de verschillende fasen van het proces rondom de aanpak van drugs in het verkeer geef ik een toelichting op de verbeterpunten die uit het evaluatieonderzoek zijn voortgekomen en welke actie is ingezet om deze verbeterpunten aan te pakken.
a) De opsporingsfase
Procedure
De speekseltester en de PMT zijn bedoeld als preselectiemiddel om het vermoeden van aanwezigheid van drugs in het lichaam van de bestuurder te bevestigen. Deze wordt ingezet bij aselecte verkeerscontroles9 en bij dynamische fuikcontroles.10 In het evaluatieonderzoek wordt aangegeven dat de speekseltester met name wordt toegepast bij verkeerscontroles in selectieve gevallen, zoals bij afwijkend rijgedrag of uiterlijke kenmerken van middelengebruik. Verder wordt de speekseltester en/of PMT ingezet bij verkeersongevallen.
Resultaten uit evaluatieonderzoek en reactie op verbeterpunten
Gebruik speekseltester en/of PMT
Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat de inzet van de speekseltester of PMT niet als standaardwerkwijze werd gehanteerd bij verkeersongevallen. Enige tijd geleden is de «Instructie afhandeling verkeersongevallen» hierop aangepast. De standaardwerkwijze is nu dat bij alle verkeersongevallen op alcoholgebruik en op drugsgebruik wordt gecontroleerd.
Voorts blijkt dat de PMT relatief weinig wordt ingezet. De onderzoekers geven aan dat de in de PMT-instructie opgenomen kenmerken door de opsporingsambtenaren veelal alleen worden gebruikt om aan de hand daarvan drugsgebruik te kunnen herkennen. De politie geeft aan dat men, in verband met het gebruiksgemak, de voorkeur geeft aan de inzet van een speekseltester als selectiemiddel. Daarbij komt dat opsporingsambtenaren altijd een speekseltester tot hun beschikking hebben omdat ieder surveillancevoertuig over een ruime hoeveelheid speekseltesters beschikt.
Het evaluatieonderzoek laat zien dat het aantal bestuurders dat een speekseltest weigert in de afgelopen jaren rond de 3% à 4% ligt. Dit percentage ligt bij de PMT wat hoger, rond de 10% à 13%. De onderzoekers geven aan dat het in dat geval om veel minder personen gaat (31 personen in 2022).
De opsporingsambtenaren zijn overwegend positief over het gebruiksgemak van de speekseltester. Volgens de bevindingen van het onderzoek zijn ze alleen wat minder positief over de afnametijd. Hoewel de afnametijd van de nieuwste variant, de DrugWipe 5S, een stuk korter is (3–5 minuten, terwijl dit voorheen 5–10 minuten was), wordt dit toch nog als relatief lang ervaren door zowel de opsporingsambtenaren als de gecontroleerde bestuurders. Daarnaast kan het volgens de onderzoekers voorkomen dat de uitslag wat langer op zich laat wachten en/of wat moeilijker is af te lezen indien niet aan de voorgeschreven bewaartemperatuur (tussen de 5 en 30 graden Celsius) wordt voldaan. Volgens de fabrikant heeft het niet-voldoen aan de bewaartemperatuur geen invloed op de betrouwbaarheid van het testresultaat.
Verschil mate van inzet politie en werkwijze aanpak drugs in verkeer
De resultaten van het evaluatieonderzoek laten zien dat er verschillen zijn tussen de politie-eenheden wat betreft de mate van inzet en de werkwijze. In de beginjaren zijn niet alle eenheden even voortvarend geweest met de implementatie en uitvoering van de wet. De verschillen zijn inmiddels vele malen kleiner zijn geworden en de resterende verschillen in inzet worden vooral verklaard door de verschillen in grootte van de eenheid.
Kennis over aanpak drugs in verkeer
Uit het onderzoek blijkt dat de kennis over de aanpak van drugs in het verkeer nog onvoldoende is geborgd in de politieorganisatie. Geconstateerd is dat dit thema op de politieacademie weinig aandacht krijgt. Indien een team veelal uit net opgeleide agenten bestaat, dan kan dit volgens de onderzoekers tot gevolg hebben dat er minder controles op drugsgebruik worden uitgevoerd. Het verkeersonderwijs is onderdeel van de basisopleiding op de politieacademie. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan drugs in het verkeer. Echter, men is na afronding van de basisopleiding startbekwaam en moet zich verder in de praktijk vakbekwaam maken. Ik zal zorgen dat er een signaal wordt afgegeven aan de politieacademie om meer aandacht te besteden aan het verkeersonderwijs en daarbinnen ook aan de handhaving op drugs in het verkeer.
Instructie inzet speekseltester
In het evaluatieonderzoek wordt aangegeven dat de instructie over de gevallen waarin een speekseltester kan worden ingezet een aantal keren is aangepast waardoor niet bij alle opsporingsambtenaren duidelijk is welke instructie nu geldt. Dat is echter niet het geval. Wel zijn er teams die zelf het initiatief hadden genomen om op een iets andere werkwijze te hanteren, maar dit hield verband met rijden onder invloed van alcohol.
b) Het bloedonderzoek
Procedure
Bij een positieve uitslag op de speekseltest of de PMT dan wel indien de bestuurder weigert mee te werken aan het onderzoek, volgt een bloedonderzoek11 en wordt tevens een rijverbod voor de duur van 24 uur opgelegd.12 Het bloed wordt afgenomen door een arts of verpleegkundige13 en wordt daarna getransporteerd naar één van de twee geaccrediteerde laboratoria voor het bloedonderzoek.14 Het NFI fungeert als kwaliteitscontroleur en schakel tussen de politie en deze laboratoria. De uitslag van het bloedonderzoek wordt als positief aangemerkt indien de concentraties aangetroffen drugs boven de wettelijke grenswaarden liggen.15 Nadat de verdachte op de hoogte is gesteld van een positieve uitslag van het bloedonderzoek heeft hij de mogelijkheid om een tegenonderzoek te laten uitvoeren.
Resultaten uit evaluatieonderzoek en reactie op verbeterpunten
Bloedonderzoek negatief na positieve speekseltest of PMT
De onderzoekers geven aan dat de resultaten van de bloedonderzoeken in 2021, net als in voorliggende jaren, in 62% van de gevallen een positieve uitkomst opleverden. Bij circa 75% van de positieve uitslagen is sprake van enkelvoudig drugsgebruik. In de overige gevallen is sprake van twee of meer soorten drugs. Volgens de onderzoekers blijkt dat met name het gebruik van cannabis in het verkeer vaak voorkomt. In reactie hierop deel ik u mee dat uit de door mij bij het NFI opgevraagde cijfers blijkt dat het percentage cannabis in de afgelopen jaren is toegenomen. Zo betrof dit in 2017 46% van alle gevallen van drugs in het verkeer. Dit is al snel opgelopen naar 75% in 2023. Daarentegen zijn er minder amfetamine-achtigen stoffen en GHB aangetroffen. Het percentage amfetamine-achtigen stoffen bedroeg in 2017 46% en is afgenomen naar 25% in 2023. GHB is van 15% in 2017 afgenomen naar 3,1%. Cocaïne is vrijwel gelijk gebleven. Dit percentage bedroeg in 2017 18% en in 2023 16% van de positieve bloedonderzoeken.
Ook is uit de evaluatie gebleken dat een verdenking van drugsgebruik, die alleen is gebaseerd op het positieve resultaat van de inzet van een PMT, niet in alle gevallen door een standaard bloedonderzoek wordt bevestigd. Dat is te verklaren doordat iemand onder invloed van andere drugs of van medicatie kan zijn dan de drugs waarop in een bloedonderzoek wordt getest. Die andere stoffen worden dan niet met het standaard bloedonderzoek aangetroffen waardoor de uitslag van het standaard bloedonderzoek negatief is. In dat geval kan in overleg met de hulpofficier van justitie opdracht worden gegeven tot een aanvullend onderzoek.
Voorts is het gebruikelijk dat bij zware verkeersongevallen een bloedtest wordt afgenomen. Het NFI heeft de ervaring dat deze bloedtesten (die niet zijn voorafgegaan door een speekseltest) relatief vaak een negatieve uitslag hebben. Verkeersongevallen hebben immers vele andere mogelijke oorzaken.
Ten tijde van invoering van de Wet drugs in het verkeer is de vraag opgeworpen waarom niet is gekozen voor een zerotolerancebeleid. Bij een zerotolerancebeleid wordt geen enkel drugsgebruik in het verkeer getolereerd, ongeacht de invloed daarvan op de rijvaardigheid. In dat geval worden er grenswaarden vastgesteld die zijn gebaseerd op de in laboratoria laagst mogelijk detecteerbare concentraties van drugs. Dit wordt ook wel aangeduid als nullimieten. Ook in dit geval dient na een positieve speekseltest het vermoeden van drugsgebruik met een bloedonderzoek te worden bevestigd. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij deze wetswijziging16 en zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag17 is de doelstelling van de Wegenverkeerswet om de verkeersveiligheid te beschermen. Indien voor nullimieten wordt gekozen zou de loutere aanwezigheid van een bewustzijnsbeïnvloedende stof in het bloed van een bestuurder tot zijn vervolging kunnen leiden, ongeacht of hij al dan niet door het innemen van die stof een gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. Dit is niet in lijn met de doelstelling van de Wegenverkeerswet en het doel waarvoor strafbaarstelling van het gebruik van bewustzijnsbeïnvloedende stoffen in het verkeer destijds in het leven is geroepen is, te weten het bevorderen van de verkeersveiligheid.
Inzet verpleegkundigen voor bloedafname en declaratiemogelijkheid
Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat er naast artsen ook steeds meer verpleegkundigen worden ingezet voor het afnemen van een bloedmonster, maar dat het inzetten van verpleegkundigen bij sommige politie-eenheden lastig is. De onderzoekers geven aan dat dit komt omdat er voor verpleegkundigen geen koepelorganisaties zijn waarmee contracten zijn afgesloten, zoals dat wel het geval is voor artsen. De inzet van een verpleegkundige vindt op individuele basis plaats. Dit brengt meer administratieve lasten met zich mee dan de inzet van een arts. Op dit moment worden nieuwe contracten voor forensisch medisch onderzoek afgesloten.
Handmatig invullen aanvraagformulier
De onderzoekers geven verder aan dat het aanvraagformulier voor een bloedonderzoek door een politiemedewerker handmatig dient te worden ingevuld. Volgens de onderzoekers maakt deze werkwijze niet alleen dat dit foutgevoelig is, maar de aanvraagformulieren worden ook niet altijd volledig ingevuld. Het is dan voor het laboratorium dat het bloedonderzoek moet uitvoeren tijdrovend om de essentiële ontbrekende informatie te achterhalen. Naar aanleiding van deze bevindingen uit het evaluatieonderzoek is het aanvraagformulier gedigitaliseerd. Het digitale aanvraagformulier is inmiddels gereed en wordt geïmplementeerd. Op termijn zal dit digitale formulier het handmatige formulier volledig vervangen.
Aanbestedingsprocedure
Bij de evaluatie is aan het licht gekomen dat het niet praktisch is dat de aanbesteding voor laboratoria door het NFI losstaat van de aanbesteding voor transport van de bloedmonsters van de politie-eenheden naar de laboratoria door de politie. De politie heeft mij laten weten dat ook zij dit als knelpunt ervaart omdat het nu voor kan komen dat er nieuwe laboratoria in andere landen worden gecontracteerd terwijl de contracten voor het transport naar de oude laboratoria nog doorlopen. Het NFI en de politie zullen zich samen inspannen om de aanbestedingen beter op elkaar te laten aansluiten.
c) Strafrechtelijke vervolging
Procedure
Als het resultaat van het bloedonderzoek uitkomt boven de wettelijk vastgestelde grenswaarde is er sprake van een strafbaar feit en kan tot strafrechtelijke vervolging worden overgegaan. Hiervoor worden de daartoe ontwikkelde strafvorderingsrichtlijnen gevolgd. De minder ernstige zaken doet de officier van justitie zelf af met een strafbeschikking. In de andere zaken wordt de verdachte gedagvaard en zal een rechter over de zaak oordelen. Inmiddels hebben de nodige rechtszaken plaatsgevonden zodat uit jurisprudentie oriëntatiepunten voor straftoemeting door rechters kunnen worden afgeleid.
Resultaten uit evaluatieonderzoek en reactie op verbeterpunt
Hoewel de precieze verdeling door de jaren heen fluctueert kan volgens de onderzoekers uit de cijfers grofweg worden opgemaakt dat circa 1/3 van de zaken is geseponeerd, 1/3 van de zaken is afgedaan met een strafbeschikking en in 1/3 van de zaken sprake was van een dagvaarding.18 Daarbij was de voornaamste reden voor seponering een negatieve uitslag van het bloedonderzoek (na een positieve speekseltest). Volgens het Openbaar Ministerie is bij een strafbeschikking hoofdzakelijk een geldboete opgelegd, al dan niet in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Een strafrechtelijke veroordeling ging meestal gepaard met een taakstraf of een geldboete met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. In een enkel geval was sprake van een (kortdurende) vrijheidsstraf. Dit was afhankelijk van eventueel mee te wegen omstandigheden, zoals recidive of andere strafbare feiten.
Bij alle nieuwe wetgeving is het in het begin aftasten hoe de rechtspraak zal oordelen over de strafmaat. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat dit ook na invoering van deze wetswijziging het geval was. Afgewacht diende te worden of de strafeisen van de officier van justitie door de rechtspraak zouden worden gevolgd. In eerste instantie is door het Openbaar Ministerie zwaar ingezet op de aanpak van rijden onder invloed van drugs. Hierdoor werd als strafeis een hoge geldboete en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gehanteerd. Toen bleek dat de bestraffing door de rechtspraak bij first offenders ingeval van enkelvoudig gebruik zich beperkte tot oplegging van een geldboete is de strafvorderingsrichtlijn daarop aangepast. De strafeis bij enkelvoudig gebruik door een first offender is nu € 850,–. Vergeleken met de strafeis bij rijden onder invloed van alcohol bij een first offender is dit nog steeds een aanzienlijke geldboete. Bij recidive en combi-gebruik zijn de strafeisen van het Openbaar Ministerie aanzienlijk hoger. Ingeval van recidive geldt als strafeis een geldboete van € 1.200,– of een taakstraf van 50 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden. Bij combi-gebruik is de strafeis bij een first offender een taakstraf van 50 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. Daarnaast kan er een bestuursrechtelijke maatregel worden opgelegd. Hierop wordt verderop in deze brief nader ingegaan.
Capaciteitsgebrek Openbaar Ministerie en rechtspraak
Zoals uw Kamer weet is de druk in de strafrechtketen groot. Dat heeft ook zijn weerslag in deze zaken. Met name de beperkte hoeveelheid beschikbare zittingsruimte is van invloed op een snelle afdoening.
Een deel van de achterstand is ontstaan in de coronatijd waardoor zittingen uitvielen en niet makkelijk konden worden ingehaald. Verder speelt mee dat zaken in de regel aan de rechter werden voorgelegd. Dit kwam door de hoge strafeisen die bij inwerkingtreding van de wet door het Openbaar Ministerie werden gehanteerd. Door aan te sluiten bij de door de rechters opgelegde straffen werd later bij enkelvoudig gebruik en een first offender de zaak door de officier van justitie met een strafbeschikking afgedaan. Dit is een snellere route. Daarnaast is van belang dat bij inwerkingtreding van de wet is uitgegaan van een instroom van 5.200 zaken per jaar. De instroom is op dit moment ongeveer twee tot drie keer hoger dan deze oorspronkelijke inschatting. Gezien de beperkte capaciteit in de strafrechtketen is het dan ook niet gek dat deze toename niet direct is op te vangen. Het terugdringen van de voorraden en het verkorten van de doorlooptijden kent – in brede zin – een hoge prioriteit binnen het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Hiertoe is het afgelopen jaar het Programma Voorraden en Doorlooptijden binnen het Openbaar Ministerie gestart. De Rechtspraak is in 2020 gestart met het Programma Tijdige rechtspraak. Dit programma loopt door tot eind 2025.
d) Bestuursrechtelijke maatregel
Procedure
Het CBR kan maatregelen nemen indien er ernstige twijfels zijn over de rijvaardigheid en/of rijgeschiktheid. Bij een positieve uitslag van het bloedonderzoek of indien de bestuurder weigert om mee te werken aan een bloedonderzoek en de politie een redelijk vermoeden heeft dat hij onder invloed verkeert, brengt de politie een mededeling uit aan het CBR. Het CBR kan dan besluiten om de bestuurder een educatieve maatregel drugs (EMD) of een onderzoek op te leggen. Een onderzoek volgt indien een bestuurder in de afgelopen 5 jaar vaker is aangehouden wegens rijden onder invloed van drugs. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek oordeelt het CBR over de rijgeschiktheid van de bestuurder. De kosten van een dergelijk onderzoek of van de cursus zijn voor de bestuurder. Soms besluit het CBR dat een bestuurder niet mag rijden in afwachting van het onderzoek.
Resultaten uit evaluatieonderzoek en reactie op verbeterpunt
Mededeling aan CBR van vermoeden niet geschiktheid
Uit het evaluatieonderzoek volgt dat naar schatting in één op de drie à vier gevallen door de politie geen mededeling wordt gedaan aan het CBR. In dat geval is er mogelijk geen bestuursrechtelijke maatregel ingezet terwijl daartoe wel aanleiding kan zijn geweest. Dit heeft volgens de bevindingen van het evaluatieonderzoek deels als oorzaak dat hiervoor een extra handeling nodig is, hetgeen veelal wordt vergeten. Om dit te voorkomen wordt een automatische melding ingebouwd tussen de ICT-systemen van de politie en het CBR, die naar verwachting begin 2025 gereed is.
Kamerstuk 32 859, nr. 18.↩︎
In artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer zijn de grenswaarden als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 bepaald.↩︎
In artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer zijn de stoffen opgenomen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994.↩︎
Artikel 160, vijfde lid, onderdelen a en c, WVW 1994.↩︎
Artikel 162, eerste lid, WVW 1994.↩︎
De opsporingsambtenaren beoordelen dit nu met een 8, terwijl deze beoordeling vóór de wetswijziging uitkwam op een 3,3.↩︎
Artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.↩︎
Rapport vragenlijstonderzoek veilige verkeerdeelnemers / rapport / Rijksoverheid.nl.↩︎
Bij een aselecte verkeerscontrole worden op verschillende plekken random één of twee bestuurders van voertuigen gecontroleerd.↩︎
Bij een dynamische fuikcontrole wordt de locatie na circa een half uur verplaatst naar een andere locatie.↩︎
Artikel 163, vierde lid, WVW 1994.↩︎
Artikel 162, eerste lid, WVW 1994.↩︎
Artikel 163, zesde lid, WVW 1994.↩︎
Maasstad ziekenhuis Rotterdam en Eurofins Forensics Belgium in Brugge.↩︎
Artikel 3 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.↩︎
Kamerstuk 32 859, nr. 3.↩︎
Kamerstuk 32 859, nr. 7.↩︎
In het evaluatieonderzoek wordt aangegeven dat in 2022 slechts 2% van het totaal aantal gedagvaarde strafzaken tot vrijspraak heeft geleid, welk aantal in de jaren ervoor een stuk hoger lag.↩︎