Verslag
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de economische delicten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU (PbEU 2021, L 438) (Implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2025D00944, datum: 2025-01-15, bijgewerkt: 2025-01-20 13:25, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36664-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z19974:
- Indiener: E. Heinen, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-12-04 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-05 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-14 14:00: Implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 664 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de economische delicten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU (PbEU 2021, L 438) (Implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 15 januari 2025
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers. Deze leden hebben daarover nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de implementatiewet richtlijn kredietservices en kredietkopers en bijbehorende stukken.
De leden van de D66-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet richtlijn kredietservicers en kredietkopers en hebben hierover op dit moment geen vragen.
§ 1. Inleiding
De richtlijn diende op 30 december 2023 in nationale wet- en regelgeving te zijn geïmplementeerd. Die datum is inmiddels fors overschreden, constateren de leden van de VVD-fractie en de leden van de NSC-fractie. De leden van de VVD-fractie en de NSC-fractie willen weten waarom de richtlijn niet tijdig in nationale wet- en regelgeving is geïmplementeerd. Wat zijn de redenen daarvoor?
De leden van de VVD-fractie merken op dat er in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen en dat bestaande koppen zo maximaal mogelijk worden geschrapt. In hoeverre voldoet deze implementatiewet aan deze afspraak?
§ 2. Inhoud richtlijn
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er van twee lidstaatopties gebruik wordt gemaakt. De leden van de VVD-fractie kunnen het gebruik van deze lidstaatopties begrijpen. In totaal zijn er acht lidstaatopties constateren deze leden. Kan per lidstaatoptie die niet wordt gebruikt uitgebreid worden aangegeven waarom dat niet het geval is. In de bijlage met de transponeringstabel is dit ook niet volledig te achterhalen, zoals bij de lidstaatopties in artikel 6, tweede en derde lid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel van de richtlijn is om het volume van niet-renderende kredietovereenkomsten op bankbalansen te verlagen en mogelijke toekomstige opeenhoping van dergelijke kredietovereenkomsten te voorkomen. Deze leden willen weten wanneer de regelgeving (al dan niet Europees) wordt geëvalueerd op het behalen van de beoogde resultaten door de maatregelen in deze richtlijn, namelijk dat er meer prikkels voor banken zijn om niet-renderende kredietovereenkomsten van de hand te doen.
§ 2.2. Hoofdlijnen van de richtlijn
De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre deze richtlijn een onderdeel is van de nagestreefde kapitaalmarktunie of de bankenunie? Hoe groot is de Europese markt voor niet-renderende kredieten, uitgedrukt in euro’s?
Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat er in landen als Griekenland en Italië sprake is van niet-renderende kredieten, maar dat dit in landen als Nederland en Duitsland veel minder het geval is? Klopt het dat de niet-afgeronde risicoreductie een belangrijke reden is van het niet invoeren van het Europese depositogarantiestelsel EDIS?
De leden van de NSC-fractie vragen ook of het klopt dat de financiële crisis van 2008–2009 deels veroorzaakt is door gestructureerde hypothecaire kredieten, waarvan het kredietrisico uit beeld is geraakt? Betrof het in dit geval dan ook kredietkopers en kredietverkopers? In hoeverre zou deze richtlijn de financiële crisis voorkomen kunnen hebben?
Waarom is er geen regulering voorzien voor kredietverkopers? Immers, zij kunnen ook de stabiliteit van het financiële stelsel ondermijnen, zoals tijdens de financiële crisis is gebleken.
Ten slotte vragen de leden van de NSC-fractie in hoeverre deze markt overeenkomt met de bestaande markt voor incassobureaus en andere bedrijven, die niet-betaalde facturen overnemen met een bepaalde korting ten opzichte van het oorspronkelijke factuurbedrag? In hoeverre bestaan er verschillen met de incassomarkt?
De leden van de BBB-fractie hebben een aantal vragen over de grensoverschrijdende handelingsbevoegdheid. Klopt het volgens de regering dat artikelen 21 en 22 slechts in beperkte mate bevoegdheid bieden voor een gastlidstaat om handhavend op te treden in het kader van sanctie- en toezichtbevoegdheden?
Deze leden vragen daarnaast of het klopt dat de Nederlandse toezichthouder zich daarbij enkel mag richten op informatie uitwisseling en geen zelfstandige bevoegdheid heeft om ingrijpend op te treden tegen entiteiten die regels overtreden maar gevestigd zijn in een andere lidstaat?
De leden van de BBB-fractie vragen tenslotte of de regering mogelijke coördinatie- en handhavingsproblemen voorziet omdat vestigingsautoriteiten van andere lidstaten met mogelijk zwakkere toezichtstructuur onvoldoende optreden tegen entiteiten die op de Nederlandse markt opereren en hier regels overtreden? Hoe kan de regering deze risico’s mitigeren en ervoor zorgen dat de Nederlandse toezichthouder controle houdt op wat er in Nederland gebeurt?
§ 3. Wijze van implementatie
De leden van de VVD-fractie en de NSC-fractie lezen dat is aangesloten bij de staande praktijk om een hoofdnorm zoveel mogelijk in de Wft te implementeren en de nadere uitwerking van de hoofdnorm in lagere- wet- en regelgeving te verwerken. Waar nodig is daarvoor in het wetsvoorstel een delegatiebepaling opgenomen. Kan er een totaaloverzicht gegeven worden van deze lagere wet- en regelgeving, zoals AMvB’s of ministeriële regelingen en wat daarbij de rol van de Kamer nog is (welke voorhangprocedure, nahangprocedure, etc.)? Kan een totaaloverzicht worden gegeven van wat er allemaal nog in lagere- wet- en regelgeving (zoals BGfo, Bmfo, Bbbfs) geregeld gaat of moet worden?
§ 5. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat notarissen, advocaten en deurwaarders zijn vrijgesteld van de richtlijn. Ook Europese banken, aanbieders van krediet, beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) zijn uitgezonderd van de reikwijdte van de richtlijn. Hiermee lijkt de regelgeving maar van toepassing op een heel beperkt aantal partijen. In hoeverre is deze regelgeving dan nog proportioneel? Waarom is er dan nog sprake van een gelijk speelveld?
De leden van de NSC-fractie vragen waarom beleggingsinstellingen en icbe’s zijn uitgezonderd van de richtlijn? Immers het beleggen in niet-renderende kredieten behoort toch niet tot de core business van beleggingsinstellingen en icbe’s?
Deze leden vragen ook of het klopt dat kredietkopers en kredietverkopers geen vergunningplicht krijgen? Klopt het dat zij wel een vergunning moeten aanvragen als ze tot kredietservicen over willen gaan? In hoeverre verschilt kredietservicen van de activiteiten van een incassobureau? Gelden de regels voor incassobureaus ook voor kredietservicers?
De leden van de NSC-fractie vragen daarnaast of het klopt dat er tot op heden er slechts één vergunningaanvraag is voor kredietservicing? Welk bedrijf heeft deze vergunning aangevraagd? Hoeveel vergunningen zijn er aangevraagd in de 26 andere lidstaten? Hoeveel bedrijven zijn er op dit moment actief als kredietkoper of als kredietservicers dan wel als kredietserviceaanbieder?
Tenslotte vragen deze leden hoe afnemers van krediet concreet (beter) worden beschermd door de richtlijn? Kan de regering concrete voorbeelden geven van de situatie vóór en na implementatie?
§ 7. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie vinden uitvoerbaarheid van regelgeving cruciaal. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) geeft aan dat het toezicht op ondernemingen die zakelijke niet-renderende kredietovereenkomsten servicen niet goed uitvoerbaar is. Wat is de reden dat het niet goed uitvoerbaar is? En wat zijn de gevolgen van het beperkte toezicht door de AFM?
De leden van de VVD-fractie zijn in brede zin kritisch op de ongebreidelde stijging van de toezichtkosten. Hoe wordt dat in dit geval geregeld? Hoeveel toezichtkosten gaat de AFM maken en wat betekent dat voor de toezichtkosten per onderneming, aangezien het aantal vergunningaanvragen vooralsnog laag wordt ingeschat (tussen de vijf en twintig)? Er wordt nog bezien of aanpassing van het kostenkader noodzakelijk is constateren deze leden. Wat wordt daar precies mee bedoeld?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er bij de regeldrukkosten vooral wordt ingegaan op bijvoorbeeld het aanvragen van een vergunning. Ondernemingen zullen echter ook gewoon de zaken uit de wet- en regelgeving moeten uitvoeren. In hoeverre is daar een inschatting van te maken? In hoeverre wordt dat meegenomen in de regeldrukkosten? In elk wetsvoorstel staan de administratieve lasten en regeldrukkosten opgenomen. Hoe vaak wordt gecheckt of dit in de praktijk ook zo uitpakt?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering nader kan toelichten of het toezichtsmandaat van de AFM dient te worden aangepast?
De leden van de NSC-fractie vragen voorts of het klopt dat de personeelsformatie van de AFM wordt uitgebreid? Met hoeveel fte wordt dit uitgebreid? Tot hoeveel extra toezichtskosten gaat dit leiden? Door wie gaan deze extra toezichtskosten worden betaald?
§ 8. Gevolgen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie constateren dat de richtlijn vooral is ingegeven door de situatie bij de banken. Maar er lijkt slechts beperkt aandacht voor de consumenten met een kredietovereenkomst. Wat zijn de gevolgen voor consumenten en bedrijven van de overdracht van niet-renderende kredietovereenkomsten als banken meer niet-renderende kredietovereenkomsten van de hand gaan doen? Bij niet-renderende kredietovereenkomsten gaat het om overeenkomsten met een betalingsachterstand van meer dan 90 dagen. Zou het niet goed zijn als ook wordt ingezet op het voorkomen van die betalingsachterstanden?
§ 9. Inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie en van de NSC-fractie merken op dat de regering in de aangepaste memorie van toelichting stelt dat het belangrijkste gevolg van het niet tijdig implementeren van de richtlijn is dat personen met zetel in Nederland niet kunnen overgaan tot servicen van niet-renderende kredietovereenkomsten in een andere lidstaat.
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel personen met een zetel in Nederland nu ook al actief zijn in een andere lidstaat.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering signalen heeft ontvangen dat dit tot problemen heeft geleid.
§ 10. Openbare consultatie
Uit de openbare consultatie van het wetsvoorstel zijn behoorlijk wat reacties gekomen, zo constateren de leden van de VVD-fractie. In hoeverre vindt er een openbare consultatie plaats over de richtlijn zelf? Had een goede openbare consultatie over de richtlijn zelf een aantal van de onduidelijkheden kunnen voorkomen?
Deze leden zien ook dat er in de consultatieronde een aantal suggesties is gedaan die buiten het bereik van de implementatieopdracht vallen. Daardoor wordt er verder niet op ingegaan. Gaat de regering daarover nog wel in gesprek met de betrokken partijen? Bijvoorbeeld als het gaat om de toegang tot de BRP door kredietservices en kredietserviceaanbieders voor de juiste vaststelling van het adres van een kredietnemer.
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Steur