[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op 'Kiezen voor later; vier visies voor 2050'

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Brief regering

Nummer: 2025D00977, datum: 2025-01-15, bijgewerkt: 2025-01-22 13:21, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 -47 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Onderdeel van zaak 2025Z00363:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36600 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 47 Brief van de minister van Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2025

Op 10 oktober 2024 heeft het CPB het rapport Kiezen voor later: vier visies voor 2050 gepubliceerd.1 Het rapport stelt dat Nederland voor grote uitdagingen staat die vragen om een langetermijnperspectief op beleid. Dit zijn uitdagingen als internationale afhankelijkheid, vergrijzing, de verdeling van schaarse ruimte, druk op de woningmarkt, teruglopende economische groei, de verdeling van welvaart en de verduurzaming van productie en consumptie. Het lid Vijlbrief heeft in het ordedebat van 15 oktober een kabinetsreactie op dit rapport verzocht. Hierbij stuur ik u mede namens de ministers van Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Volksgezondheid, Welzijn en Sport de kabinetsreactie.

De belangrijkste boodschap van het rapport is dat het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen gepaard gaat met afruilen: beleid dat bijdraagt aan het oplossen van de ene uitdaging, kan juist negatief uitwerken op andere uitdagingen. Deze boodschap illustreert het CPB aan de hand van vier scenario’s. In elk scenario is een specifieke maatschappijvisie leidend in de prioritering van beleidsdoelen.

  1. Het scenario Markt stelt individuele vrijheid en verantwoordelijkheid centraal. De overheid trekt zich terug ten gunste van de markt. Nederland maakt in dit scenario relatief de grootste groei van het bbp door tot het jaar 2050, maar er is meer ongelijkheid en de leefomgeving lijdt onder productie.

  2. In het scenario Autonoom staat zelfvoorziening binnen Nederland en de EU centraal. Door de lagere bevolkingsgroei daalt de vraag naar bijvoorbeeld woningen, maar de economische groei blijft beperkt. Lage economische groei dwingt tot een soberder sociaal vangnet dat vertrouwt op gemeenschapszin.

  3. Leefbaarheid nu en later vormen het uitgangspunt voor het scenario Duurzaam. De overheid heeft een sturende rol. Innovatie draagt bij aan economische groei. Producten worden echter duurder, en huishoudens en bedrijven krijgen te maken met meer normering en regulering.

  4. In het scenario Samen borgt een grote overheid ruime en toegankelijke collectieve voorzieningen. Er wordt wel gestreefd naar zowel gelijke kansen als gelijkere uitkomsten, maar de economische groei is beperkt. Ook krijgen de klimaatdoelen geen prioriteit.

De scenario’s laten enerzijds zien dat er wat te kiezen valt en anderzijds dat keuzes ook consequenties hebben. Het CPB stelt bijvoorbeeld dat meer regulering en een omvangrijke publieke sector gevolgen hebben voor de dynamiek in de economie, terwijl streven naar zo veel mogelijk marktwerking leidt tot ongelijkheid en druk op de leefomgeving. En dat het streven naar een duurzame productie en consumptie omvangrijke investeringen vereist waardoor huishoudens en bedrijven geconfronteerd zullen worden met regulering en hogere prijzen. Hoe langer we wachten met het maken van keuzes, hoe groter volgens het CPB het risico op schoksgewijze koerswijzigingen met hoge kosten in de toekomst. Tegelijkertijd geeft het CPB geeft aan dat kiezen tussen de scenario’s niet realistisch is. De scenario’s bevatten niet het volledige spectrum van mogelijke toekomstbeelden en zijn nadrukkelijk niet bedoeld als een voorspelling van de werkelijkheid.

Het kabinet bedankt het CPB voor dit leerzame rapport en de waardevolle inzichten. Het kabinet onderschrijft allereerst het belang van langetermijndenken. Het gestructureerd doordenken van de gevolgen van belangrijke trends en beleidsmatige keuzes helpt bij het komen tot goed beleid. Ook onderkent het kabinet dat de uitdagingen waar Nederland voor staat keuzes noodzakelijk maken, en dat dit vaak gepaard gaat met afruilen.

Het CPB presenteert met de scenario’s vier interessante denkrichtingen. Het kabinet ziet deze denkrichtingen niet als een menu om uit te kiezen. De beleidsmix richting 2050 zal dan ook niet zo eenduidig geordend zijn als deze vier scenario’s. Andere combinaties van beleidskeuzes zijn heel goed mogelijk en wellicht noodzakelijk in het licht van toekomstige ontwikkelingen in binnen- en buitenland. De scenario’s maken wel duidelijk wat de afruilen zijn bij bepaalde keuzes. In de praktijk gaat het vaak om het vinden van de juiste balans op de betreffende afruilen. Het beleid van dit kabinet raakt in de praktijk daarom in zekere mate aan alle vier de scenario’s.

Onderliggend aan het kabinetsbeleid is een algemene kijk op hoe om te gaan met de spanningen die bestaan tussen de scenario’s, in de erkenning dat deze niet geheel weggenomen kunnen worden. Het kabinet is overtuigd van de baten van een open-markteconomie met vrije mededinging als basis voor economische groei en brede welvaart in Nederland. Maar brede welvaart komt alleen tot stand in een markteconomie waarin externe effecten genormeerd of beprijsd zijn. Dit is een belangrijk onderdeel van de manier waarop de spanning tussen markt en duurzaamheid wordt geadresseerd. Daarnaast heeft een krachtige Nederlandse open-markteconomie een positieve invloed op onze autonomie. Verdelingsvraagstukken worden ten dele geadresseerd met herverdeling. Daarbij merkt het CPB op dat herverdeling geen nadelig effect hoeft te hebben op de economische groei. Zo kunnen een Samen-economie en een Markt-scenario samengaan.

De rest van deze brief gaat in op de invulling van het kabinetsbeleid voor de lange termijn op de thema’s die het CPB in haar analyse hanteert: economie en klimaat, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, zorg, en ruimte en wonen. Tot slot neemt de brief het belang van gezonde overheidsfinanciën in beschouwing.

Economie en klimaat

De Nederlandse economie brengt een zeer hoog inkomen per hoofd van de bevolking tot stand. Het CPB merkt terecht op dat enkele ontwikkelingen tegelijkertijd voor uitdagingen zorgen en licht drie thema’s uit: (i) vertraagde productiviteitsgroei die in meer hoge-inkomenslanden voorkomt, (ii) autonomie die leidt tot minder efficiënte productie en lagere economische groei en (iii) verduurzaming die grote investeringen vereist en gevolgen voor de arbeidsmarkt kan hebben. Het kabinetsbeleid op elk van deze thema’s wordt in dit hoofdstuk toegelicht.

Het kabinet maakt zich met het CPB zorgen over de lage productiviteitsgroei in Nederland. Het zet zich ervoor in om de arbeidsproductiviteit te verhogen, zodat we hetzelfde werk kunnen doen met minder mensen. Dat kunnen we bereiken door te innoveren, te groeien in hoogproductieve sectoren, door arbeidsbesparende technologie in te zetten en door slimmer te werken in laagproductieve sectoren. Om- en bijscholing zullen, ook vanwege de transities die de economie ondergaat, van toenemend belang zijn. Ook is het van belang dat bedrijven toegang hebben tot financiering. Hiertoe zijn onder andere de middelen van InvestNL vergroot en kunnen via blended finance knelpunten in de bedrijfsfinanciering worden geadresseerd, waardoor innovatief mkb door kan groeien. Daarnaast is in het Regeerprogramma een productiviteitsagenda aangekondigd om die groei met een integrale aanpak te bevorderen. Hierover zal het kabinet de Kamer voor de kerst nader informeren. Productiviteitsgroei is onontbeerlijk voor de Nederlandse ambitie om weer tot de top-5 meest concurrerende landen ter wereld te behoren. Ook een gunstig ondernemingsklimaat voor bedrijven met stabiel fiscaal beleid en lagere regeldruk voor ondernemers zullen daaraan bijdragen. Hierbij hoort ook het op orde stellen van de randvoorwaarden, zoals het verminderen van netcongestie door het Landelijk Actieplan Netcongestie.

Ten aanzien van open strategische autonomie neemt het kabinet maatregelen ter bevordering van de economische veiligheid en weerbaarheid van Nederland. Hierbij volgt Nederland het adagium Promote, Protect en Partner, waarbij het beschermen van onze kwetsbaarheden gecombineerd wordt met een concurrerende economie in de toekomst. Ten eerste zet het kabinet zich in om de strategische positie van Nederland op technologische innovaties en waardeketens blijvend te versterken, onder andere met de Nationale Technologiestrategie. Wanneer Nederland zelf beschikt over hoogwaardige kennis, technologie en bedrijvigheid kunnen andere landen niet om ons heen, zijn we minder afhankelijk en weerbaarder tegen dreigingen. Ten tweede werkt het kabinet aan de bescherming van hoogwaardige kennis en technologie, de waarborging van de continuïteit van vitale processen en vermindering van risicovolle strategische afhankelijkheden, onder andere op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Wet veiligheidstoets voor investeringen, fusies en overnames en de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid. Tenslotte trekt het kabinet zowel op gebied van Promote als Protect beleid gezamenlijk met de EU op. Deze aanpak op EU-niveau draagt in belangrijke mate bij aan behoud en versterking van onze open strategische autonomie in Nederland. Zo versterken we het vermogen van Nederland en de EU om de eigen publieke belangen te borgen en weerbaar te blijven. 

In dit licht is het belangrijk dat het economische fundament van de EU wordt versterkt door bijvoorbeeld het verlagen van barrières op de interne markt. Volgens het IMF zijn resterende handelsbarrières binnen de EU vergelijkbaar met tarieven van 45% op goederen en 110% op diensten. Door deze barrières weg te nemen verhogen we zowel het groeipotentieel als onze weerbaarheid tegen fragmentatierisico's. 

Op het gebied van verduurzaming houdt het kabinet vast aan het klimaatdoel uit de Klimaatwet van 55% emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990. Het kabinet deelt de opvatting van het CPB dat het langer vooruitschuiven van oplossingen onwenselijk is, als we grotere risico’s en abrupte beleidsaanpassingen willen voorkomen. Het kabinet beraadt zich op dit moment over alternatief klimaatbeleid om het klimaatdoel in 2030 te halen en zal dit beleid in het voorjaar presenteren. Zo streeft het kabinet ernaar om met een combinatie van normeren, stimuleren en beprijzen invulling te geven aan het doel in de Klimaatwet om de economie circulair te maken. Daarnaast blijft het kabinet werken aan het aanpakken van knelpunten in de uitvoering van het verduurzamingsproces en het scheppen van de juiste randvoorwaarden. Bij het verduurzamingsproces hoort ook een langetermijnvisie voor de toekomst van ons energiesysteem en de bijbehorende infrastructuur, die mede door het Klimaatplan en het Nationaal Plan Energiesysteem continu wordt bijgewerkt.

De voorziene baten van dit beleid reiken verder dan economische groei. Met de genoemde oplossingsrichtingen probeert het kabinet de economie ook op de lange termijn zo in te richten dat de brede welvaart stijgt.

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid

De arbeidsmarkt zal er in 2050 anders uitzien. Sectoren en banen veranderen door economische en technologische ontwikkelingen, terwijl de beroepsbevolking verandert door vergrijzing en migratie. Het CPB schetst enkele afwegingen die voor de toekomstige arbeidsmarkt van belang zijn:

  • Technologie verandert de vraag naar arbeid, maar vereist ook omscholing. Dit terwijl mensen die scholing het meest nodig hebben, vaak het moeilijkst te bereiken zijn.

  • Migratie kan leiden tot meer werkenden en kan tekorten in specifieke sectoren opvullen. Tegelijkertijd zet het extra druk op ruimte en sociale voorzieningen.

  • Sociale normen en persoonlijke voorkeuren zijn sterk bepalend voor het arbeidsaanbod, maar in veel gevallen moeilijk te veranderen met beleid.

Het kabinet erkent de complexiteit van deze thema’s en hun belang voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Daarom voert het kabinet het volgende beleid.

Ten eerste draagt het kabinet bij aan de arbeidsproductiviteit door prioriteit te geven aan de toepassing van innovatie en het stimuleren van arbeidsbesparende technologieën. De inzet op een hoogwaardige, innovatieve en inclusieve economie vereist dat we samen met sectoren onderzoeken hoe hun productiviteit verhoogd kan worden.

Ten tweede wil het kabinet arbeidsmigratie beperken en de focus leggen op arbeidsmigratie die grote meerwaarde heeft voor ons land. Met een gerichter arbeidsmigratiebeleid zorgen we ervoor dat we kunde en krachten toevoegen aan onze economie, én dat mensen die in Nederland werken dat ook doen volgens de normen en waarden die wij in Nederland hebben. De uitwassen en het misbruik van arbeidsmigranten gaan we daarom streng aanpakken. Zo worden malafide uitzendbureaus aan banden gelegd, onder andere met een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (Wtta) en uitbreiding van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Daarnaast ontwikkelt het kabinet een afwegingskader voor nieuwe bedrijvigheid, waar de benodigde arbeidsmigranten, ruimte en energie in meegenomen worden. Tot slot onderzoekt het kabinet de effectiviteit en uitvoerbaarheid van een aanscherping van de kennismigrantenregeling. De uitwerking van dit beleid vergt zorgvuldige afstemming, ook met verschillende stakeholders. Het kabinet verkent samen met de SER hoe gerichte arbeidsmigratie verder bereikt kan worden. Op dit moment wordt er gewerkt aan een IBO arbeidsmigratie, waarvan de uitkomsten voor de zomer van 2025 worden verwacht.

Het derde uitgangspunt is dat werk de basis is van bestaanszekerheid. Het leidt tot zingeving, waardigheid en onderlinge verbondenheid. De huidige regels rond werk kunnen er enerzijds voor zorgen dat sommige mensen onvoldoende werk- en inkomenszekerheid hebben en anderzijds dat bedrijven minder wendbaar zijn. Ook versterken ze de tweedeling tussen diegenen die gemakkelijk mee kunnen in de dynamiek van de huidige arbeidsmarkt, en diegenen die daarbij meer moeite ervaren, dreigen af te haken of er simpelweg niet tussen komen. Hierbij is het belangrijk rekening te houden tussen de uitruil tussen zeer gerichte inkomensondersteuning voor de onderkant van de arbeidsmarkt en prikkels om te werken.

Het kabinet wil werkzekerheid bevorderen. Zo streeft het kabinet ernaar dat meer mensen een vaste baan krijgen en naar het terugdringen van het doorgeschoten beroep op flexibele contractvormen. Dit kabinet komt daarom met maatregelen om uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke werknemers beter te beschermen. Ook werkt het kabinet aan een wetsvoorstel dat duidelijker maakt wanneer je werkt als werknemer of als zelfstandige. Daarnaast komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Dit voorkomt verlies van inkomen bij arbeidsongeschiktheid en bevordert een gelijker speelveld tussen werkenden. Tot slot gaat de Belastingdienst weer handhaven op de kwalificering van de arbeidsrelatie.

Ten vierde verbetert dit kabinet ook de inkomenszekerheid. Het kabinet start een hervormingsagenda inkomensondersteuning met drie doelen: (i) inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, (ii) makkelijker te begrijpen zijn en (iii) (meer) werken moet lonen. De hervormingsagenda gaat over het gehele stelsel van inkomensondersteuning dat meerdere domeinen (sociale zekerheid, fiscaliteit en toeslagen) raakt.

Zorg

Op het gebied van zorg beschrijft het CPB als grootste uitdaging de verwachte toename van de zorgvraag. Daardoor komt de zorg verder onder druk te staan. Het kabinet onderschrijft deze uitdaging en de oproep om keuzes te maken in de zorg. Het CPB schetst een uitruil tussen drie kernprincipes. Deze principes zijn: kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Het verbeteren van de toegang tot zorg gaat bijvoorbeeld gepaard met extra investeringen, zoals in meer zorgaanbod. Dit kan vervolgens de betaalbaarheid onder druk zetten.

De vier scenario’s van het CPB zijn ideaaltypische toekomstbeelden. Momenteel bestaat het zorgsysteem uit een hybride vorm. De invulling van die vorm verschilt weer tussen de verschillende zorgwetten. In de Zorgverzekeringswet is er bijvoorbeeld sprake van gereguleerde marktwerking. Een hybride vorm biedt daarin een bepaald evenwicht om niet de uitersten van elke afruil op te zoeken. Daarom zou het volgen van een bepaald ideaaltype in de zorg ook nooit een doel op zich moeten zijn.

Dit kabinet heeft bij zijn beleidskeuzes de afwegingen en uitruilen meegewogen. Dit kabinet zet erop in de zorg toegankelijker te maken. Het kabinet bevriest daarom het eigen risico op 385 euro in 2025 en 2026, en verlaagt vanaf 2027 het eigen risico fors naar 165 euro. Door het verlagen van het eigen risico is de verwachting dat meer mensen naar de medisch specialist gaan. Het kabinet is zich ervan bewust dat door de toenemende vraag het zorgaanbod onvoldoende mee kan groeien. Om de gelijkwaardigere toegang tot medisch specialistische zorg te waarborgen, zet het kabinet zich in voor het halveren van administratieve lasten zodat zorg- en welzijnsmedewerkers de toenemende zorgvraag op kunnen vangen.

Gezien de grote uitdagingen waar de zorg voor staat, maakt dit kabinet ook beleid dat bijdraagt aan de toegankelijkheid op de langere termijn. De grote arbeidsmarkttekorten hebben daarom grote prioriteit binnen dit kabinet. Het langetermijnbeleid is om in te zetten op technologieën die arbeidsbesparend kunnen werken voor nu en in de toekomst. Kunstmatige intelligentie kan nu al worden ingezet in de zorg en de ontwikkelingen op dit gebied staan niet stil. Dit kabinet pakt wet- en regelgeving op die voorlopers ondersteunt, zodat technologische toepassingen doorgang weten te vinden in de zorg van de toekomst.

Ruimte en wonen

Voldoende ruimte voor wonen vraagt om een blik op de lange termijn. Ruimtelijke ordening kent als vanzelf een lange tijdshorizon. Alleen al omdat met het bestemmen en benutten van ruimte het gebruik voor lange tijd vastligt. En een woning kan meer dan 100 jaar meegaan. Keuzes die we nu maken hebben dus gevolgen voor de lange termijn.

Nederland heeft te weinig ruimte om alle ruimteclaims een plek te geven. Er zijn keuzes nodig over de inrichting van ons land: over waar we ruimte aan bieden en over slimme combinaties van functies. Deze keuzes zullen in samenhang, voor nu, straks en later vastgelegd worden in een nieuwe nationale omgevingsvisie: de Nota Ruimte. Voor de zomer van 2025 zal de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een Ontwerp-Nota Ruimte naar de Kamer sturen. Daarin wordt ook de Rijksregierol beschreven. Tegelijk met de Ontwerp-Nota Ruimte stuurt het kabinet ook een Uitvoeringsagenda Nota Ruimte naar de Kamer.

De keuzes in de Nota Ruimte leiden ertoe dat er niet alleen op de korte, maar ook op de lange termijn voldoende geschikte ruimte is voor onder andere de woningbouw. Het CPB wijst daarbij op het grote belang van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van wonen. Het beter benutten van bestaande gebouwen en het bouwen van voldoende nieuwe woningen op de juiste plek is hét middel om te zorgen voor die toegankelijkheid.

Het realiseren van 100.000 woningen per jaar is een topprioriteit voor dit kabinet. Omdat het gaat om toegankelijkheid én betaalbaarheid is de inzet dat van deze 100.000 woningen tweederde betaalbaar moet zijn—juist als het om de lange termijn gaat. De woningvoorraad moet immers in balans zijn met de inkomensverdeling van de Nederlandse huishoudens. Een scheve woningvoorraad zorgt nog tientallen jaren voor onbalans. Ook houdt het kabinet rekening met veranderende demografische ontwikkelingen en de bouw van woningen voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en acuut woningzoekenden.

Het CPB laat in de scenario’s goed zien dat er afruilen zijn. Het kabinet is zich bewust van deze afruilen. Migratie houdt de druk op de volkshuisvesting hoog. Tegelijkertijd kan het bijdragen aan de opgaven in de fysieke leefomgeving door het leveren van arbeidskrachten. Ook zijn er afruilen te maken over regulering binnen de volkshuisvesting. Regulering draagt bij aan het versterken van de betaalbaarheid, duurzaamheid en leefbaarheid, maar kan ook belemmeringen opwerpen om sneller te bouwen, doordat er sprake is van stapeling van regels en eisen aan bouwprojecten. Daarnaast schetst het CPB terecht dat regulering een verandering van de relatieve positie tussen groepen binnen de volkshuisvesting tot stand kan brengen. Dat kan juist doelbewust zijn om de positie van mensen die achterblijven te versterken. Kortom, er zijn keuzes te maken tussen het versterken van de beschikbaarheid, de betaalbaarheid en de kwaliteit van wonen.

Dit kabinet wil tegenstrijdige en overbodige regels schrappen of aanpassen om zo het realiseren van woningen te versnellen en kosten te verlagen. Hiervoor wordt het programma STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving) opgezet. Tegelijkertijd is er blijvende inzet op de verduurzaming van bestaande woningen en gebouwen.

Met de Wet betaalbare huur is er een nieuwe situatie op de huurmarkt ontstaan, waarbij huurders meer bescherming geniet en op een meer betaalbare huur kan rekenen. Om te zorgen dat er voldoende woningen beschikbaar blijven moet het voor verhuurders (blijven) lonen om woningen te verhuren. Daarom zet het kabinet in op het vergroten van de investeringsbereidheid in huurwoningen voor zowel corporaties als private verhuurders met een verlaging van de overdrachtsbelasting en een verruiming van de toegestane renteaftrek. Daarnaast monitoren we de effecten van de genomen maatregelen.

Het CPB wijst op de mogelijkheden voor een grondbelasting en een planbatenheffing. Er moet meer betaalbare grond beschikbaar komen voor woningbouw. (Onrealistische) verwachtingen ten aanzien van een duur bouwprogramma drijven de grondprijs op, waarna een duur bouwprogramma ook daadwerkelijk nodig is om de hoge grondprijzen terug te kunnen verdienen, terwijl dit per saldo niet tot extra woningen leidt ten opzichte van de situatie met andere verwachtingen. Ook kunnen gemeenten niet altijd de noodzakelijke (publieke) kosten van een bouwproject verhalen, wat een rem kan vormen op de bereidheid nieuwe projecten in gang te zetten. Het kabinet zet daarom onder meer in op het voorkomen van te rooskleurige verwachtingen over het bouwprogramma en de kosten die voor de bouw moeten worden gemaakt. Zo geldt dat duidelijkheid voor de langere termijn over het bouwprogramma (tweederde betaalbaar) en een voorspelbaarder kostenverhaal ertoe zullen leiden dat gronden voor een realistische prijs gekocht worden en bouwplannen daarmee beter haalbaar. Het kabinet stimuleert daarnaast gemeenten om grondbeleidsinstrumenten zoals het voorkeursrecht in te zetten.

Ook zet het kabinet in op het invoeren van een planbatenheffing of een vergelijkbaar systeem. Hiermee kan de waardestijging van grond bij functiewijzigingen worden benut om plannen met financiële tekorten en woningbouwprojecten, inclusief de benodigde infrastructuur, te bekostigen. Tot slot zal het kabinet onderzoeken of een belasting op onbebouwde grond met een woonbestemming, naast de planbatenheffing, een wenselijke aanvulling kan zijn.

Gezonde overheidsfinanciën

Het CPB veronderstelt in de scenario’s dat de overheidsfinanciën op orde blijven. Gezonde overheidsfinanciën zijn echter geen gegeven. Oplossingen voor uitdagingen voor de lange termijn, zoals verduurzaming en de stijging van de zorgvraag door vergrijzing, zijn niet gratis. Dit kabinet zet in het Hoofdlijnenakkoord de eerste stappen om de groei van uitgaven te beperken. Als het EMU-saldo door de grens van -3% dreigt te gaan, heeft het kabinet afgesproken om maatregelen te nemen. De overheidsschuld blijft deze kabinetsperiode onder de 60%-norm. Op de lange termijn overschrijden de overheidsuitgaven deze normen echter. Naar de lange termijn vereisen dus ook de overheidsfinanciën keuzes. Eventuele uitgaven die volgen uit de uitwerking van de plannen die genoemd worden in deze reactie zullen conform de begrotingsregels van dekking worden voorzien.

Conclusies en vervolg

Kiezen voor later is een belangrijk thema. De analyse van het CPB draagt bij aan een goede discussie over deze keuzes. Het is echter belangrijk om te benadrukken dat de toekomst van Nederland mede wordt bepaald door ontwikkelingen in het binnen- en buitenland waar de overheid geen grip op heeft. De mate waarin we als Nederland kunnen leunen op de markt, moeten kiezen voor autonomie, of kunnen sturen op verduurzaming en sociale zekerheid zijn afhankelijk van geopolitieke ontwikkelingen en de keuzes van andere landen.

Het kabinet zet erop in om de juiste randvoorwaarden voor burgers en bedrijven te creëren, zodat er optimaal kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zullen ook de uitvoerbaarheid van voorstellen en de gevolgen voor de burgers meegewogen worden. In deze brief heb ik de paden geschetst waarlangs het kabinet die randvoorwaarden verbetert op het gebied van economie, klimaat, sociale zekerheid, arbeidsmarkt, zorg en van ruimte en wonen. Door op elk van deze terreinen gerichte keuzes te maken, kunnen de afruilen worden beperkt. Tegelijkertijd is het goed om te benadrukken dat deze thema’s elkaar op veel punten raken. Goede toegang tot gezondheidszorg en onderwijs zijn belangrijke waarden en cruciaal voor de economische groei, zowel in een scenario als Samen als in een scenario als Markt. En de energietransitie is een randvoorwaarde voor zowel Duurzaam als voor Markt en Autonoom. Door te investeren in de randvoorwaarden voor welvaart, creëert dit kabinet een adaptief en weerbaar Nederland, hoe de toekomst er ook uitziet.

De minister van Financiën,
E. Heinen


  1. Kiezen voor later: vier visies voor 2050 | CPB.nl↩︎