Beantwoording vragen commissie over de periodieke rapportage Kasbeheer
Beleidsdoorlichting Financiën
Brief regering
Nummer: 2025D01087, datum: 2025-01-15, bijgewerkt: 2025-01-22 15:17, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31935-90).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Heinen, minister van Financiën (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31935 -90 Beleidsdoorlichting Financiën.
Onderdeel van zaak 2025Z00416:
- Indiener: E. Heinen, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-21 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-23 10:00: Procedurevergadering commissie Rijksuitgaven (Troelstrazaal) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
31 935 Beleidsdoorlichting Financiën
Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2025
Hierbij stuur ik u de beantwoording van de feitelijke vragen die de vaste commissie voor Financiën op 9 december 2024 heeft gesteld over de periodieke rapportage Kasbeheer (2024Z20621/2024D48699).
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Antwoorden van de Minister van Financiën op de vragen die commissie voor Financiën op 9 december 2024 heeft gesteld over de periodieke rapportage Kasbeheer (2024D48699).
Vraag 1: Wat zou de impact zijn op de EMU-schuldreductie als tegelijkertijd 1) de door onderbesteding aangehouden middelen alsnog tot besteding komen, er 2) een uitstroom van middelen van de sociale fondsen plaatsvindt bij verslechtering economische omstandigheden en 3) vrijwillige deelnemers minder schatkistbankieren door het volledig doorgeven van de financieringsvoorwaarden van het Rijk aan de deelnemers?
Antwoord 1:
Als de bovengenoemde effecten optreden, zal de EMU-schuld verslechteren ten opzichte van het basispad. De kans dat deze ontwikkelingen zich gelijktijdig voordoen is echter gering. Het ligt dus niet voor de hand dat de EMU-schuld schoksgewijs zal verslechteren als gevolg van een opeenstapeling van bovengenoemde factoren.
Het is mogelijk dat de door onderbesteding aangehouden middelen bij decentrale overheden en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) uitgegeven worden. Dit zou zorgen voor een vermindering van de aangehouden tegoeden van deze deelnemers aan schatkistbankieren. De totale omvang van deze onderbesteding is vanwege decentralisatie van overheidsdiensten niet exact in te schatten. Ik verwacht echter niet deze middelen tegelijkertijd tot besteding komen. Een eventuele afname van de EMU-schuldreductie door uitgave van middelen is hierdoor verspreid over de jaren.
Het is mogelijk dat economische tegenspoed zorgt voor extra uitgaven bij sociale fondsen. De uitstroom van publieke middelen bij sociale fondsen was het grootst in 2009 en 2011. In 2009, ten tijde van de kredietcrisis, werd door de sociale fondsen per saldo € 8,1 miljard uitgekeerd. In 2011, ten tijde van de Eurocrisis, was dit € 7,3 mld. Dit heeft geleid tot een verslechtering van de EMU-schuld van respectievelijk 0,9% en 0,8% bbp in deze jaren. Hierbij moet vermeld worden dat een dergelijk volume middelen in deze gevallen uitgekeerd werd vanwege financiële en economische crises.
Het is niet de verwachting dat vrijwillige deelnemers zullen uitstromen als gevolg van gewijzigde voorwaarden in het schatkistbankieren. De belangrijkste groep vrijwillige deelnemers is die van de onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen hielden in 2023 € 10,0 mld. aan op de rekening-courant en in deposito. Indien alle onderwijsinstellingen besluiten de schatkist te verlaten zou dit een verslechtering van de EMU-schuld van € 10,0 mld betekenen. Dit is echter een zeer onwaarschijnlijk scenario. In de geëvalueerde periode heeft juist een grote toename van het aantal deelnemende onderwijsinstellingen plaatsgevonden. Daarnaast zijn de financieringsvoorwaarden die gelden bij schatkistbankieren beter dan rentevoorwaarden die gelden bij private banken. Daarom is het onwaarschijnlijk dat de EMU-schuld als gevolg van deelnemersuitstroom zal verslechteren.
Vraag 2: In hoeverre is een hogere staatsschuld door tot besteding komen van opgehoopte middelen en een uitstroom van middelen van sociale fondsen bij economische minder gunstige omstandigheden al verwerkt in de ramingen van het kabinet?
Antwoord 2:
In de ramingen van het kabinet wordt rekening gehouden met de meest recente macro-economische cijfers van het Centraal Planbureau. In de begroting voor 2025 wordt uitgegaan van een positieve mutatie in de rekening-courant en deposito’s van alle deelnemerscategorieën. Dit wordt geboekt als een ontvangst voor het Rijk. In de periode 2025–2029 wordt uitgegaan van een jaarlijkse instroom van € 13–15 miljard.
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie van de periodieke rapportage Kasbeheer1 ben ik voornemens om scenario’s met betrekking tot de uitstroom van middelen binnen schatkistbankieren te evalueren in de periodieke rapportage financiering staatsschuld. Indien relevant zal dit worden opgenomen in het risicobeleid van het Ministerie van Financiën.2 De periodieke rapportage financiering staatsschuld wordt in 2025 aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 3: Wat zouden de gevolgen voor het betaalverkeer van het Rijk (kunnen) zijn als een huisbank een ernstige beroepsfout maakt?
Antwoord 3:
Het begaan van een ernstige beroepsfout door een dienstverlening hoeft geen directe gevolgen te hebben voor het betalingsverkeer van het Rijk. Dit komt doordat de ernstige beroepsfout een opzeggingsgrond is. Het gebruik hiervan maken is aan het Rijk zelf.
In 2020 heeft mijn ambtsvoorganger besloten om de facultatieve uitsluitingsgrond ernstige beroepsfout van toepassing te verklaren bij de aanbestedingen van het betalingsverkeer van het Rijk. Na de aanbesteding wordt er een overeenkomst gesloten waar de bepalingen van de ernstige beroepsfout is opgenomen.
De overeenkomst kan bij een ernstige fout (een gedraging zoals genoemd in artikel 2.86 Aanbestedingswet 2012) worden opgezegd bij een veroordeling. De overeenkomst kan ook worden opgezegd als de bank gehouden is een boete of afkoop daarvan (transactieovereenkomst) te betalen van meer dan € 2,5 miljoen. Dit kan een boete of transactie zijn als gevolg van een besluit van een toezichthouder of gerechtelijke instantie. Een besluit geschiedt op basis van Europese of lokale wet- en regelgeving van het land van vestiging van de bank en heeft betrekking op betaaldiensten of diensten die in significante relatie tot betaaldiensten staan. Voorbeelden hiervan zijn sanctiewetgeving, regelgeving op het gebied van anti-witwas en terrorismefinanciering en regelgeving met betrekking tot de integere en beheerste bedrijfsuitoefening.
In geval van een boete of transactie wordt de bank in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat zij passende maatregelen heeft genomen om vergelijkbare overtredingen in de toekomst te voorkomen. Als de aanbestedende dienst dat bewijs toereikend acht, wordt de betrokken gegadigde of inschrijver niet uitgesloten.
Vraag 4: Zijn er aanbieders van betaaldiensten vanwege een ernstige beroepsfout uitgesloten (geweest) van deelname aan een aanbesteding van het betalingsverkeer van het Rijk? Zo ja, welke partijen zijn dat en waarom?
Antwoord 4:
Nee, er zijn geen aanbestedingen betalingsverkeer van het Rijk geweest waarbij partijen wegen een ernstige beroepsfout zijn uitgesloten.
Vraag 5: In hoeverre gaat een eventuele overstap door het Rijk naar een andere aanbieder voor zijn betalingsverkeer gepaard met kosten voor het Rijk en administratieve lasten voor burgers en ondernemers? En in hoeverre worden deze lasten meegewogen bij de beslissing om wel of niet over te stappen?
Antwoord 5:
De kosten die gepaard gaan met overstappen van dienstverlener bestaan uit tijd, geld en menskracht. Het betalingsverkeer is onderverdeeld in verschillende percelen. Bij de meeste percelen betekent overstappen van dienstverlener het (opnieuw) uitvoeren van een aanbesteding. Dit kost circa 2,5 jaar.
In de recent uitgevoerde aanbesteding van het betalingsverkeer van de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en Douane heb ik gekozen voor het in leven roepen van een multibankconstructie met back-up faciliteit. Dit is een maatregel om de betrouwbaarheid van de dienstverlening te borgen en verder te verbeteren. Dit bespaart kosten en tijd. Hoewel de contractprijs hoger is bij het aanbesteden van twee banken in plaats van één is de tijd die het kost om over te stappen significant korter (enkele maanden). Dit vermindert personele kosten die gemoeid zijn met het uitvoeren van een aanbesteding. In de praktijk betekent een multibankconstructie met stand-by faciliteit dat één bank het betalingsverkeer van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen uitvoert en een andere bank het betalingsverkeer van de Douane. Beide banken fungeren als back-up van elkaar. In het geval dat het nodig of wenselijk wordt bevonden om over te stappen kan dit binnen enkele maanden gedaan worden. Op deze manier hoeft in het geval van een noodzaak of wens tot overstappen geen nieuwe aanbesteding uitgevoerd te worden.
Desondanks zal een overstap naar een andere aanbieder voor het betalingsverkeer voor de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en Douane onvermijdelijk gepaard gaan met extra contract- en uitvoeringskosten (waaronder ICT-en communicatiekosten). Deze kosten hebben vooral betrekking op de aanpassingen in het ICT-landschap. Ook zullen kosten worden gemaakt om belastingplichtigen en toeslaggerechtigden te informeren over nieuwe bankrekeningnummers waar zij verschuldigde belastingen en premies na de overstap naar een nieuwe huisbank naar zullen moeten overmaken en hun (voorlopige) teruggaven en toeslagen van ontvangen. Dit zal ook voor burgers en bedrijven extra (administratieve) lasten met zich meebrengen.
Omdat ik de Europese aanbestedingswetgeving volg, zal de hoogte van de contractkosten afhangen van de hoogte van het bedrag waarvoor de winnaar zich heeft ingeschreven. De uitvoeringskosten verschillen afhankelijk van of de winnaar de huidige marktpartij betreft of een nieuwe marktpartij. Als het een nieuwe marktpartij betreft, zal meer geïnvesteerd moeten worden in communicatie en overige (interne) aanpassingen. Dit heeft grotere gevolgen voor burgers en bedrijven. Het is volgens de Europese aanbestedingsregels niet toegestaan om eventuele extra kosten of administratieve lasten te laten meewegen in een gunningsbeslissing. Het Rijk zal zich als opdrachtgever inzetten om deze lasten tot een minimum te beperken en de overgang naar een nieuwe opdrachtnemer zo soepel mogelijk te laten verlopen.