Vragenuur (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D01170, datum: 2025-01-14, bijgewerkt: 2025-01-16 09:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-14 14:00: Vragenuur (Vragenuur), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Ergin
Vragen van het lid Ergin aan de minister van Financiën
over het bericht "Inflatie weer iets gestegen: prijzen 4,1
procent omhoog".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuurtje en ik geef graag het woord
aan de heer Ergin, die een aantal vragen heeft aan de minister. Het
woord is aan hem.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Wat een eer om de eerste woorden van het parlementaire jaar
of althans het politieke jaar te mogen spreken. Helaas niet over een
onderwerp dat heel veel Nederlanders blij maakt, want Nederlanders
hebben moeite om rond te komen. Meer dan ooit maken mensen zich zorgen
over of ze hun rekeningen wel kunnen betalen. Mensen met een baan,
mensen met een minimuminkomen, mensen met een modaal inkomen, ze dreigen
allemaal kopje-onder te gaan met alles wat jaar op jaar, keer op keer en
telkens maar weer duurder wordt.
Voorzitter. In de afgelopen periode heb ik veel mensen gesproken, mensen
die in de vrieskou de verwarming uit hebben moeten zetten omdat ze bang
zijn voor de energierekening, ouders die shampoo verdunnen met water
zodat het flesje shampoo langer meegaat. Het meest pijnlijke verhaal
kwam van een leerkracht die met pijn en leed in haar ogen aangaf dat ze
een leerling in de klas had die het hele schooljaar door in dezelfde
broek had doorgebracht en nog steeds aan het doorbrengen is. En het
stopt maar niet. Alles wordt duurder. In 2025 betalen de Nederlanders
meer voor water, meer voor hun zorg, meer voor een postzegel, meer voor
het openbaar vervoer, meer voor limonade en zelfs de belastingen worden
duurder. Alles bij elkaar opgeteld houden we allemaal ook dit jaar
minder geld over en worden we armer.
Voorzitter. Ik kan heel veel vragen aan de minister stellen, maar ik heb
één simpele vraag: wat gaat deze minister doen om Nederland weer
betaalbaar te krijgen? Wat gaat hij nu doen om ervoor te zorgen dat alle
mensen die moeite hebben met de rekeningen, die uiteindelijk weer kunnen
betalen en wat gaat hij doen om de inflatie weer onder controle te
krijgen?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.
Minister Heinen:
Voorzitter. Dank voor de vragen van de Kamer over inflatie. Dat is
natuurlijk een heel belangrijk onderwerp. Inflatie is niks anders dan
een belasting voor hardwerkende Nederlanders. De inflatie holt zowel de
koopkracht als het spaargeld van mensen uit en raakt vooral de
middeninkomens. Het is daarom cruciaal dat we de inflatie bestrijden. De
inflatie zagen we eerder al oplopen helaas, mede door het ruime
monetaire beleid van de Europese Centrale Bank na de financiële crisis
in combinatie met een snel economisch herstel na de coronapandemie.
Vooral na de inval van Rusland in Oekraïne en de stijgende
energieprijzen is de inflatie verder uit de hand gelopen en dat is zacht
uitgedrukt. Die steeg zelfs naar 17% in 2022.
De Europese Centrale Bank heeft toen ook ingegrepen, onder andere door
de rente te verhogen en opkoopprogramma's af te bouwen. Daar moet het
bestrijden van de inflatie beginnen, dus dat is verstandig, maar voor de
Nederlandse situatie gaat dit beleid niet ver genoeg. We moeten dus
kijken wat we in Nederland zelf kunnen doen. De heer Ergin vroeg daar
terecht naar. Dat begint echt bij minder uitgeven, niet omdat we
bezuinigen zo leuk vinden, maar omdat we de portemonnee van hardwerkende
Nederlanders willen beschermen. Hogere belastingen en meer uitgeven
helpt simpelweg niet bij het bestrijden van inflatie. We moeten de
begrotingsdiscipline herstellen in het belang van onze economie en in de
eerste plaats in het belang van alle Nederlanders.
Voorzitter. De heer Ergin vroeg concreet wat wij doen. Ik zal de
drieslag zoals ik die ook bij de Financiële Beschouwingen heb genoemd,
waar wij lang over dit onderwerp hebben gesproken, herhalen. Het is
cruciaal in deze omgeving van hoge inflatie dat we de
begrotingsdiscipline herstellen, dat we minder uitgeven en dat we zorgen
dat de belastingen dalen.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Nederlanders hebben dus helemaal niets aan dit antwoord. We
horen antwoorden, zoals over discipline. Natuurlijk, niemand is tegen
discipline. Het is altijd goed om slim en verstandig om te gaan met
geld. Het gaat over Rusland en Oekraïne, wat we natuurlijk in de
afgelopen energiecrisis ook hebben gezien. Maar mensen hebben helemaal
niets aan dit antwoord. Mensen willen het gewoon vandaag weten. Ze
hebben vandaag die verwarming nodig, niet over een paar maanden als we
weer tig debatten hebben gevoerd over het monetaire beleid en we tig
debatten met elkaar hebben gevoerd over de belastingen.
Voorzitter. Ik wil gewoon van de regering, van deze minister, weten wat
hij gaat doen voor al die mensen die niet op zoek zijn naar een
super-de-luxe bestaan, maar gewoon fatsoenlijk willen rondkomen en dit
jaar op jaar, keer op keer niet voor elkaar krijgen. Wat zegt deze
minister tegen al die mensen? Is het antwoord van de minister: wacht u
nog maar even?
Minister Heinen:
Nee, dat zou natuurlijk vreselijk zijn als je die zorgen hebt en je in
de supermarkt je boodschappenkarretje steeds kleiner ziet worden of de
rekeningen steeds ziet stijgen. Ik besef heel goed dat wat ik hier
vertel, een economisch verhaal is. Tegelijkertijd moet ik dat wel
vertellen. Het gaat om hoe wij hier problemen oplossen. Dat gaat op deze
manier. Als jij in die supermarkt staat en die hoge prijzen ziet of
thuis de energierekening ziet, snap ik dat een lesje economie je op dat
moment niet helpt. Daarom werkt dit kabinet ook aan
koopkrachtverbetering. Daarover heb ik wel goed nieuws — dat is echt een
eerste stap, want we komen van ver — namelijk dat de koopkracht wel
stijgt. Dat heeft met een aantal zaken te maken. De inflatie is nog
steeds te hoog, maar we zien ook dat de lonen stijgen; die zitten hoger
dan de inflatie. Daarnaast werkt dit kabinet ook aan lastenverlichting.
Door die combinatie zien we dat de koopkracht stijgt. Dat is goed
nieuws. Maar ik besef heel goed: we komen van ver, dus voordat je het
voelt, zijn we echt een aantal jaren verder. Daarom is er ook echt werk
aan de winkel in deze strijd tegen inflatie, maar voornamelijk in het
beschermen van de portemonnee van de hardwerkende Nederlanders.
De heer Ergin (DENK):
De minister heeft het over koopkracht. Daarover zeg ik altijd het
volgende. Volgens mij heeft een bekende politicus — ik ben even zijn
naam kwijt — gezegd: "In gelul kan je niet wonen." Door
koopkrachtplaatjes kan je niet warm in bed liggen; daar kan je niet je
maag mee vullen. Ik kan nog heel veel dingen zeggen, maar volgens mij is
het een kwestie van keuzes maken. Ik roep de minister en de regering op
om te kiezen voor die hardwerkende Nederlander, om ervoor te zorgen dat
die kosten, die ieder jaar weer torenhoog zijn en keer op keer weer
hoger worden, eindelijk worden gedrukt en eindelijk lager worden. Daarom
daag ik de minister uit om te kiezen voor al die Nederlanders. Stop met
het spekken van buitenlandse aandeelhouders. Stop met het spekken van al
die grote bedrijven. Kies voor de Nederlander. Een vraag aan de
minister, want ik moet eindigen met een vraag: wanneer gaat deze
minister zijn portemonnee opentrekken voor de gewone Nederlander?
Minister Heinen:
De urgentie zien wij alle twee. De heer Ergin zegt terecht: dat vraagt
om keuzes maken. Die keuzes hebben we gemaakt in het begrotingsbeleid.
Dat zijn hele moeilijke keuzes. Dat betekent minder uitgeven en de
begrotingsdiscipline herstellen. Daar komen keuzes bij kijken. De heer
Ergin zegt zeer terecht: kies voor de Nederlanders en kies voor de
hardwerkende middeninkomens. Daar kies ik elke dag voor. Daarom strijd
ik ook voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het
herstellen van de begrotingsdiscipline en het werken aan de koopkracht
van de hardwerkende Nederlanders, vooral de middeninkomens die zo hard
geraakt worden door de inflatie. Dat is een lange strijd. Ik ben blij
met deze vraag, want ik voel dit ook echt als steun in de rug voor de
strijd die we samen voeren.
De voorzitter:
U heeft nog zestien seconden.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb nog heel veel vragen, maar laten we overgaan op de andere
collega's, die waarschijnlijk ook hele goede vragen hebben.
De voorzitter:
Heel goed. Vervolgvragen. 30 seconden voor de heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Oude recepten lossen deze problemen niet op. Dit zijn oude recepten van
de neoliberalen, die inderdaad dit soort prietpraat hebben over het
bestrijden van inflatie. Dan krijgen we nu weer terug dat het allemaal
om de loonprijsspiraal gaat. Maar kent de minister de tabel die ik hier
laat zien, waaruit gewoon heel duidelijk blijkt dat de prijzen worden
opgedreven door torenhoge winsten? 8,3% komt daarvandaan. Maar het
EU-gemiddelde is 4,3%. In Nederland hebben we dus bijna het dubbele,
omdat de winsten torenhoog zijn. Wanneer gaat deze minister, net zoals
Den Uyl en Lubbers met elkaar bespraken in de jaren 80, ervoor zorgen
dat we prijzen gaan reguleren en dat er een prijzenstop komt op
essentiële basisproducten van mensen, zoals energie, huisvesting en
boodschappen?
Minister Heinen:
Ik denk dat dit een vraag is die heel veel mensen thuis ook hebben:
grijp in op prijzen. Dat is natuurlijk ook heel aantrekkelijk, want de
prijzen stijgen. U zegt: grijp daarop in. Tegelijkertijd hebben wij ook
een dure plicht om het echte probleem op te lossen. We weten: als we
prijzen bevriezen of ingrijpen op prijzen zelf, pakken we de
onderliggende oorzaak niet aan. Dat leidt tot veel meer problemen in de
economie, waar mensen nog veel meer last van hebben. We hebben dus een
dure plicht om de oorzaken aan te pakken. Dat zit 'm in veel te ruim
monetair beleid, te ruim begrotingsbeleid; we geven veel te veel geld
uit. Dat moet echt minderen. Als het gaat om de winsten, ga ik iets
spannends doen: ik ga de heer Dijk gelijk geven. Want het klopt. Bij een
inflatieschok zie je in het begin vooral dat de winsten daarvan
profiteren. We zien dat effect. Je ziet dat lonen altijd vertragend
meewerken met de inflatie. In het begin zie je vooral de winsten ervan
profiteren. Later zie je de lonen profiteren. Dat is precies de fase
waar we nu in zitten. Nu zie je voor het eerst dat de loonstijging hoger
is dan de prijsontwikkeling. Dat is goed nieuws voor de koopkracht. In
het verleden, toen we de lonen zagen stijgen, hebben we daar ook op
ingegrepen. Ik breng in herinnering dat we de energiecompensatie
destijds hebben gefinancierd met een Europese windfall tax. Dat is een
belastingheffing op de energiemaatschappijen, waarbij we eigenlijk
overwinsten afromen. We hebben in Nederland ook specifiek een
mijnbouwheffing toegepast om daar in te grijpen waar de winsten zich
voordeden.
De heer Dijk (SP):
Daar is het opnieuw tijd voor, maar laat ik een andere vraag stellen.
Iets waar nu direct iets aan kan gebeuren en wat voor 20% de inflatie
opdrijft, zijn de torenhoge huren. Er is 5% tot 8% huurverhoging. Ik heb
de PVV en Nieuw Sociaal Contract ook onlangs horen zeggen dat ze dit uit
de hand vinden lopen. Is de minister bereid om te gaan kijken of de
huren vanaf 1 juli bevroren kunnen worden? Daarmee worden immers heel
veel huurders geholpen, stijgen de huren niet verder en kunnen we ook
nog de inflatie aanpakken.
Minister Heinen:
Ook deze vraag begrijp ik zeer. Als je iets ziet stijgen, dan zeg je:
grijp in op die prijsontwikkeling. De heer Dijk wijst er terecht op dat
we daar in het verleden ook voor hebben gekozen. Maar mag ik dan in
herinnering brengen hoe de woningmarkt er nu voor staat? Als je dat
probleem echt wilt aanpakken, dan heb je echt meer woningen nodig en
moet je meer bouwen. Je kan wel op prijzen ingrijpen, maar uiteindelijk
zit het probleem van de hoge prijzen in het aanbod, dus zul je het
aanbod moeten verhogen. We zullen er ook voor moeten waken dat we beleid
voeren dat op de korte termijn werkt maar op de lange termijn problemen
verergert. Wat wij voor elkaar willen krijgen, is dat de inflatie daalt,
dat mensen meer koopkracht hebben en dat de prijzen dalen. Daarvoor
hebben we een gezonde economie nodig en moeten we het aanbod vergroten.
Dan helpt het niet om in prijzen in te grijpen.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Het mantra van de minister van Financiën is duidelijk: altijd maar weer
schrappen in de uitgaven. Maar erkent hij dat de gemiddelde inflatie
heel hoog is, veel hoger dan in de rest van Europa, en dat de inflatie
voor mensen die in een slecht geïsoleerde huurwoning wonen en
afhankelijk zijn van het openbaar vervoer, wel 6% tot 8% kan bedragen?
Deze minister heeft ervoor gekozen om de algemene heffingskorting te
verlagen. Dat stond helemaal niet in het regeerprogramma en dat raakt
vooral mensen met een laag inkomen en middeninkomen, juist de mensen in
die slecht geïsoleerde woningen die afhankelijk zijn van het openbaar
vervoer. Heeft hij spijt van deze keuze?
Minister Heinen:
Dat zijn meerdere vragen. Ik probeer ze kort te beantwoorden. De eerste
vraag was of ik erken dat de inflatie hoog is. Ja, dat erken ik. Ik wijs
er wel op dat die lager is dan waar we in onze ramingen rekening mee
hebben gehouden. Dat weet de heer … eh … de … eh … Dat weet u ook.
De voorzitter:
Het is de heer Van der Lee.
Minister Heinen:
De heer Van der Lee, ja. Haha. Dank u wel. We debatteren vaak met
elkaar, dus die naam zou ik 's avonds moeten dromen, maar dat doe ik
niet, want ik slaap goed. Maar dat geldt niet als het gaat om dit
probleem, want dit houdt heel veel mensen wakker. Als het gaat om de
inflatie, hebben wij ook financiële beschouwingen en sturen wij
ramingen. Het is een wat technisch verhaal, maar we sturen ramingen naar
de Kamer waar die inflatie in zit. Die informatie had u ook. De raming
was hoger dan waar de inflatie op is geëindigd in 2024, dus we hebben te
maken met een lagere inflatie dan waar we rekening mee hebben gehouden.
Het is wel goed om dat hier met elkaar te bespreken. Dan nog is zij te
hoog — daar ben ik het mee eens — maar het kan geen verrassing
zijn.
De heer Van der Lee wijst ook op de verlaging van de algemene
heffingskorting, maar dan vind ik het wel eerlijk om het hele verhaal te
vertellen, want daar staat tegenover dat de tarieven in de
inkomstenbelasting dalen. Als je kijkt naar het totale beeld, het totale
verhaal, dan zie je dat de belastingen dalen en dat de koopkracht
stijgt. Het is dus niet fair om daar één maatregel uit te halen en te
zeggen: wat een schande is dat! Vertel dan het hele verhaal en vertel
dan ook dat de koopkracht van vooral de middeninkomens stijgt.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Het hele verhaal is dat de lasten vooral verlaagd worden voor bedrijven
en zeer vermogenden, ook in deze hele kabinetsperiode. Het zijn vooral
de lasten op arbeid, juist voor de middeninkomens, die omhooggaan. Het
is voor een deel oud beleid, maar dit kabinet heeft er zelfs een schep
bovenop gedaan, voor een deel ook weer om compensatie voor vermogenden
te financieren. Dat zijn verkeerde keuzes op het moment dat de inflatie
zo hoog is. Die is mede hoog doordat de euro eigenlijk te zwak is voor
onze economie. Dat heeft met monetair beleid te maken, maar het heeft
ook te maken met de keuzes die we zelf maken. Als u geld wilt onttrekken
uit de economie, doe dat dan door de lasten te verzwaren van hen die het
kunnen dragen: de vermogenden en de bedrijven die hele grote winsten
maken. Die keuze had moeten worden gemaakt. Ik hoop dat de minister dat
herstelt bij de Voorjaarsnota en anders op Prinsjesdag '25.
Minister Heinen:
Ik ken de heer Van der Lee inderdaad als een warm pleitbezorger voor het
verhogen van de belastingen, maar als we een debat hebben over inflatie,
dan moet ik daar wel bij zeggen dat het verhogen van belastingen niet
helpt bij het bestrijden van de inflatie. Dan moeten de belastingen naar
beneden. Om het begrotingstekort niet op te laten lopen, zul je dus ook
de uitgaven naar beneden moeten bijstellen. Op die manier bouw je een
gezonde economie met minder uitgaven, lagere lasten en een betere
koopkracht voor middeninkomens.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De minister gaf het ook al aan: de inflatie is echt een koopkrachtkiller
voor de middeninkomens. We hebben daar natuurlijk bij de Najaarsnota al
uitgebreid over gesproken, en toen heeft de minister op ons verzoek
toegezegd om te komen met een aantal acties. Ik kijk daarnaar uit, want
ik denk dat we echt maatregelen moeten nemen. Ik ben wel benieuwd naar
het volgende. Ik hoor mijn voorgangers hier spreken over allerlei
maatregelen, behalve over minder uitgeven. Ze willen altijd meer
uitgeven en de belastingen verhogen. Als er iets slecht is, is dat het
wel. Dat is echt olie op het vuur gooien voor de inflatie. Ik ben dus
wel benieuwd hoe de minister dat op een verantwoorde manier richting de
Voorjaarsnota in de begroting gaat vormgeven.
Minister Heinen:
Dank voor deze vraag. Over de Voorjaarsnota zal ik de Kamer uiteraard
nog uitgebreid informeren. Maar het probleem zit inderdaad, zoals
mevrouw De Vries zegt, in de oplopende uitgaven. Je ziet het tekort naar
de toekomst oplopen. Dat is niet omdat we te weinig belasting heffen;
dat is omdat we te veel uitgeven. Zeker in het licht van de hoge
inflatie zullen we de uitgaven dus moeten minderen. We hebben dus een
grote opgave in het hoofdlijnenakkoord. Als de Kamer aanvullend beleid
wil, zullen we inderdaad echt naar de uitgaven moeten kijken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik roep de minister op om zuinig te zijn. Dat gaat erin als Ketellapper;
dat weet ik. Het is namelijk absoluut niet waar dat we de economie
dreigen kapot te bezuinigen — de economie is eerder nog oververhit, zeg
ik tegen mijn collega Vermeer. Maar mezelf rijk rekenen zou ik ook niet
doen, zoals andere collega's in de coalitie wel doen. Is de minister dat
met mij eens? En is hij het ook met mij eens dat we er net zo veel
prioriteit aan moeten geven als de inflatie boven de 3% dreigt uit te
stijgen als wanneer het begrotingstekort boven de 3% dreigt uit te
stijgen? Want daar zie ik nog weleens een discrepantie, ook bij dit
kabinet, en ook misschien wel bij deze minister.
Minister Heinen:
Nou, met dat laatste ben ik het niet eens. Maar met het betoog en de
analyse van de heer Grinwis ben ik het zeer eens. Dank voor die bijdrage
aan dit debat. Ik denk wel dat de strijd tegen het begrotingstekort en
de strijd tegen inflatie hand in hand gaan. Het begrotingstekort kunnen
we natuurlijk bestrijden door minder uit te geven, en tegelijkertijd
weten we dat minder uitgeven helpt bij het bestrijden van de inflatie.
Inflatie is uiteindelijk een fenomeen dat ontstaat doordat er te veel
geld in onze economie omgaat in verhouding tot de winst van onze
productiviteit. Dat is een wat technisch verhaal, maar economen zullen
dit zeker beamen. We zien dat we zowel monetair als fiscaal, zoals we
dat noemen, in ons begrotingsbeleid veel te veel geld uitgeven. Dat
moeten we dus echt minderen. Daarin zet dit kabinet een eerste stap.
Tegelijkertijd zei ik bij de aanbieding van het koffertje dat er nog
meerdere stappen moeten volgen om dit goed onder controle te
krijgen.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik zal straks een debataanvraag doen over de inflatie, omdat ik het
onderwerp eigenlijk veel te groot vind om nu in het vragenuurtje te
behandelen. Toch heb ik een vraag naar aanleiding van een antwoord dat
de minister gaf aan de heer Ergin. De minister wil bezuinigen op de
uitgaven. Hij zegt: we moeten op de rem trappen. Mijn linkerbuurman
heeft geloof ik het tegenovergestelde gezegd, maar dat schijnt normaal
te zijn in deze coalitie. Ik ben er even naar op zoek waar hij dan aan
denkt. Welke uitgaven wil hij dan extra beperken?
Minister Heinen:
In dit hoofdlijnenakkoord en met dit beleid waar het kabinet op is
gestoeld, kiezen we voor een kleinere overheid. Ik vind echt dat je, als
je gaat bezuinigen, eerst moet snijden in eigen vlees. Dat betekent dus
een kleinere overheid, met minder ambtenaren. Dat zeg ik met alle
waardering voor die hardwerkende ambtenaren, maar we zien ook dat de
overheid erg is uitgedijd. Je zal moeten kijken naar minder subsidies.
We snijden in het budget van ontwikkelingssamenwerking en ook in
moeilijkere uitgavencategorieën zoals onderwijs, zorg en sociale
onzekerheid. Sorry, sociale zekerheid. Dat was bijna een freudiaanse
verspreking. Die ontspringen de dans niet. Je wil juist voorkomen dat er
in de toekomst onzekerheid ontstaat. Daarom wil je de sociale zekerheid
overeind houden. Maar dat vergt wel behoedzaamheid, want je weet ook dat
als je de teugels nu te veel laat vieren, je later nog harder moet
ingrijpen of de belastingen moet verhogen. Dat raakt mensen weer in de
portemonnee. Dus we moeten dit netjes, stap voor stap, doen.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat is wat ik de minister altijd hoor zeggen. Maar de inflatie is
volgens de laatste cijfers van december 4,1%. Dat is nog veel hoger dan
we dachten. Dat vergt in zijn filosofie toch een extra ingreep? Of ziet
hij dat anders?
Minister Heinen:
Feitelijk is het niet hoger dan verwacht. Sterker nog, u heeft de Macro
Economische Verkenning bij de Financiële Beschouwingen ook tot u
genomen. Daar heeft u dit kunnen zien. Als je dat vergelijkt met de
cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek die aanleiding waren
voor dit debat, zie je dat de inflatie over het hele jaar lager is
uitgekomen dan waar in de ramingen rekening mee is gehouden. Ik heb de
Kamer bij die ramingen niet gehoord over de inflatie. Ik hoor de Kamer
nu wel, en dat is zeer terecht, omdat het mensen in de portemonnee
raakt. Maar de inflatie is lager uitgekomen dan waar wij rekening mee
hebben gehouden, en de koopkracht stijgt omdat de loonontwikkeling boven
de prijsontwikkeling zit. Dat is feitelijk waar we staan.
Het is voor mij al een hele klus om de opgave waar we voor staan in het
hoofdlijnenakkoord, goed voor elkaar te krijgen. Op het moment dat we
bezuinigingen presenteren, schieten veel mensen in de weerstand. Ik snap
dat, want niemand wil bezuinigen. Het is niet leuk, maar het is
uiteindelijk wel noodzakelijk om de portemonnee te beschermen. Ik voer
nu de strijd om ervoor te zorgen dat de bezuinigingen die we hebben
voorgenomen, überhaupt worden uitgevoerd.
Misschien mag ik nog één ding terugzeggen, niet in verwijtende zin maar
meer in constaterende zin. De Kamer roept veel op tot meer uitgeven en
hogere belastingen. Ik moet erbij zeggen dat dat ons niet helpt bij de
grote opgave waar we voor staan. Ik zou daar graag een verder debat over
willen voeren. Dat doe ik zeer graag als de heer Vijlbrief dat
aanvraagt. Ik breng, ook voor de voorzitter, in herinnering dat ik nog
met een reactie kom naar aanleiding van de motie van mevrouw De Vries en
de heer Grinwis, zeg ik even uit mijn hoofd. We komen dus nog met een
reactie op de inflatie en daarbij maken we ook een bredere analyse. Die
stuur ik in maart, omdat we dan het Centraal Economisch Plan, het CEP,
hebben. Dat zijn de eerste doorrekeningen van het Centraal Planbureau.
Dan weten we meer over de eerste twee maanden, over januari en februari,
en kunnen we een meer inhoudelijk debat voeren over waar we staan, over
waar we denken dat het heen gaat en over waar het heen moet, namelijk
een lagere inflatie.
De heer Vermeer (BBB):
Een belangrijke reden voor de hoge inflatie is wat sommigen
"oververhitting van de economie" noemen. Dat vind ik spectaculair bij
deze groeicijfers, maar daar gaan we het vast later nog een keer over
hebben. Een andere belangrijke reden is de hogere energierekening van
duizenden euro's sinds 2021. Dat komt onder andere doordat wij als
burgers en ondernemers de transportkosten betalen voor de energie die op
de Noordzee wordt opgewekt en wordt geëxporteerd naar Duitsland. Wanneer
gaat het kabinet hier stevig op ingrijpen, zo vraag ik de minister.
Minister Heinen:
Ik kan deze vraag in algemene zin niet beantwoorden. U heeft het over de
netwerkkosten op de energierekening, over de kosten voor het
hoofdspanningsnet, die we deels verrekenen via de energierekening. Dat
is echt een debat dat u met de minister van Klimaat en Groene Groei moet
voeren. U staat hier met de minister van Financiën. Ik kan er in
economische zin een antwoord op geven, maar u heeft het specifiek over
de netwerkkosten in relatie tot de investeringen die we doen en de
energietransitie. Dat is echt een debat dat u met de minister van
Klimaat moet voeren.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister van Financiën. Fijn dat u bij ons
was.
Vragen Kathmann
Vragen van het lid Kathmann aan de staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister van Justitie en
Veiligheid, over het bericht "Dag geen onderwijs op TU Eindhoven
vanwege cyberaanval".
De voorzitter:
We gaan door met het volgende onderwerp. Daartoe heten wij de
staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom; goed u
weer te zien. Hij heeft een vraag van mevrouw Kathmann van de fractie
van GroenLinks-PvdA. Ik geef graag het woord aan haar. Mevrouw Kathmann,
ik heb u het woord gegeven. Als u er prijs op stelt, mag u bij de
microfoon het een en ander zeggen. "Ik ga even hollen", hoor ik haar
zeggen. Het woord is aan mevrouw Kathmann; wellicht buiten adem.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. "Get used to it." Dat was de boodschap van het kabinet
bij het cyberincident afgelopen zomer. Dat klopt, want we zijn digitaal
kwetsbaar. Maar dat betekent juist dat we niet achterover kunnen leunen,
maar keihard aan de bak moeten. Vandaag is het de TU Eindhoven die
getroffen wordt, maar morgen is het onze energievoorziening of zijn het
onze operatiekamers.
Ik wil eerst even een hele dikke pluim geven aan iedereen, ICT'ers maar
ook anderen, die nu keihard bezig is om het in Eindhoven op te lossen en
vooral ook om erger te voorkomen. Dit roept wel een aantal vragen
op.
Voorzitter. Het is heel belangrijk dat Nederland en vooral de vitale
onderdelen van Nederland blijven doordraaien als er een storing is.
Cyberexperts zeggen dat vooral de eerste 48 uur daarbij cruciaal zijn.
48 uur om je systeem weer aan de praat te krijgen of een back-up aan de
praat te krijgen en 48 uur om analoog weer door te kunnen draaien, dus
zonder al die digitale systemen. Denk bij het belang daarvan aan de
haven van Rotterdam of aan onze operatiekamers. Is de staatssecretaris
het met mij eens dat elke vitale sector zo'n 48 uursplan nodig heeft om
het acute probleem op te lossen en systemen weer in de lucht te
krijgen?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris, die de minister vervangt. Het
woord is aan hem.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Ik sta hier namens mijn collega Van Weel. De minister van
Justitie en Veiligheid is de coördinerend bewindspersoon op het gebied
van digitale weerbaarheid en vitale infrastructuur. Hij is daar
uiteraard samen met het hele kabinet verantwoordelijk voor. Wij zijn
allemaal verantwoordelijk voor de digitale weerbaarheid van de eigen
sectoren in onze portefeuilles en in zijn totaliteit. Verder zijn
organisaties in Nederland primair verantwoordelijk voor hun eigen
beveiliging van de ICT-systemen.
De Technische Universiteit Eindhoven is zaterdagavond geraakt door een
cyberaanval. Zij hebben die avond besloten preventief alle systemen
offline te halen. Dit hebben ze zondag naar buiten gecommuniceerd. Zoals
bekend kunnen medewerkers en studenten hierdoor tot op heden niet in hun
systemen. De Technische Universiteit Eindhoven is een onderzoek gestart
naar dit incident. Dit onderzoek loopt nog.
Voorzitter. Ik val mevrouw Kathmann gaarne bij daar waar zij een pluim
uitdeelt aan de mensen die hard aan het werk zijn. Ik deel haar analyse
dat het cruciaal is om snel en adequaat te acteren in de eerste uren en
daar ook adequaat over te communiceren. Wat dat betreft is er een
duidelijke verantwoordelijkheid die rust op iedereen.
Het incident past binnen het beeld van een toenemende cyberdreiging.
Daarom neemt het kabinet meerdere maatregelen om de cyberweerbaarheid
van Nederland te verhogen. Onderdeel van deze aanpak is de implementatie
van de NIS2-richtlijn in de ontwerp-cyberbeveiligingswet. Met deze wet
worden 10.000 entiteiten in Nederland in heel veel sectoren, zoals de
zorg, de overheid en de voedselindustrie, verplicht tot het nemen van
cyberbeveiligingsmaatregelen. Dat omvat dus mede maatregelen die zien op
de eerste 48 uur waar mevrouw Kathmann over sprak.
Onder de Cyberbeveiligingswet is het ook mogelijk om een aanval op te
nemen op de rijksoverheid en de decentrale overheid en overigens ook op
hogeronderwijsinstellingen.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor eigenlijk niet een begin van een antwoord. Ik heb gewoon een
hele duidelijke vraag gesteld, namelijk: vindt deze staatssecretaris dat
wij voor alle vitale delen van onze samenleving een 48 uursplan moeten
hebben? Specifiek 48 uur om de systemen weer op orde te krijgen of de
back-up aan de praat te krijgen en 48 uur om analoog door te kunnen
draaien. De vitale delen van onze samenleving dus. Ja of nee?
Staatssecretaris Struycken:
Ja. Mevrouw Chakor en mevrouw Kathmann hebben daar in hun motie van 11
december 2024 aandacht voor gevraagd. Zij hebben de regering verzocht om
samen met overheden en vitale sectoren plannen te ontwikkelen om die
essentiële dienstverleningen in geval van een grote storing zo veel
mogelijk in stand te houden. Ik neem zo maar aan dat die juist ook zien
op die 48 uur. Deze motie is door het kabinet overgenomen. Daarmee wordt
dit zonder meer onderdeel van het kabinetsbeleid.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel blij dat de staatssecretaris nu zelf even op die motie
terugkomt, want ik was heel even bang dat ik het moest doen met zijn
woorden "iedereen staat eigenlijk zelf aan de lat voor zijn veiligheid".
Wij hier en dit kabinet staan ook aan de lat voor de vitale sectoren van
Nederland, zodat die door kunnen draaien. Ik wil dit kabinet ook een
compliment geven. Het heeft meer geld uitgetrokken voor cybersecurity.
Maar daarmee zijn we er niet, want ondertussen zijn er ongelofelijk veel
vitale sectoren, zoals de zorg en het onderwijs — dat valt trouwens niet
eens onder die vitale sectoren; alleen het hoger onderwijs valt
daaronder — die keihard getroffen worden door bezuinigingen, dus ook
door bezuinigingen in die cybersecurity. Wat gaat dit kabinet hieraan
doen? Dit is namelijk de vierde bewindspersoon waarmee ik het moet doen.
Ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Moet ik het wat betreft
cyberveiligheid met JenV doen? Moet ik het met de staatssecretaris voor
digitalisering doen? Moet ik het nu met de minister van Onderwijs doen?
Er is geen integraal plan. Wanneer gaat dat er wel komen? Ik zou heel
graag van deze minister horen dat dat voor de zomer is.
Staatssecretaris Struycken:
Mevrouw Kathmann stelde: ik was bang dat de verplichting bij ons
allemaal ligt. Maar ik moet u zeggen dat de verplichting bij ons
allemaal rust, niet alleen bij bedrijven en instellingen in de vitale
sector, maar werkelijk bij ons allemaal: bij burgers, bij bedrijven, bij
instellingen. Wij hebben allemaal, ieder voor zich, een
verantwoordelijkheid, een taak, om te zorgen voor onze cyberveiligheid.
Dat geldt ook als ik thuis mijn password niet verander. Dat gaat
weliswaar niet over een vitale sector, maar er is wel een
verantwoordelijkheid, wel een taak. Als we ons daarvan bewust worden in
Nederland — dat is het doel van dit kabinet — dan zijn wij allemaal
zorgzamer en dan werkt dat vanzelf door in een algemeen veiliger beleid
en kader voor onze cyberveiligheid. Ook voor instellingen in de vitale
sector betekent dat wel dat er keuzes gemaakt moeten worden. Het doel
van dit kabinet is mede om heel duidelijk te maken dat cyberveiligheid
een verantwoordelijkheid is die een kernprioriteit is, niet een
sluitpost. In het aanwenden van mensen en middelen zal die prioritering
moeten doorklinken.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog heel even een correctie maken. Ik zei namelijk juist dat ik
bang was dat ik het met de woorden moest doen dat allemaal Nederlanders
zelf aan de lat staan voor de cyberveiligheid van dit land. Dat is wat
ik zei. Ik zei niet datgene wat de staatssecretaris net herhaalde: dat
ik bang ben dat we hier in Den Haag verantwoordelijkheid moeten pakken.
Dat is nou juist de reden waarom ik hier sta. Ik had weer een hele
concrete vraag waarop ik nog geen begin van een antwoord heb gekregen.
Die vraag is: ligt er een integraal plan waarmee we erop kunnen rekenen
dat we in Nederland binnen 48 uur in de vitale sectoren a goed kunnen
acteren op het weer aan de praat krijgen van de systemen of de back-ups
en b analoog kunnen doordraaien? Denk aan de haven van Rotterdam, aan
operatiekamers en aan onze energievoorziening. Dat zijn hele concrete
vragen. Daar zou ik heel graag antwoord op willen hebben.
Staatssecretaris Struycken:
Nationaal zet het kabinet zich in met de Nederlandse
Cybersecuritystrategie 2022-2028. Deze staat ook wel bekend als de NLCS.
Daarnaast is er sprake van de implementatie van de Cyberbeveiligingswet
op basis van de Europese richtlijn. Het conceptontwerp hiervan zal in de
komende maanden naar uw Kamer worden gestuurd. Er wordt gewerkt aan één
centrale cybersecurityorganisatie, die alle organisaties in Nederland
informeert over dreigingen en beveiligingsmaatregelen. Er wordt ook
gebouwd aan een cyberweerbaarheidsnetwerk met het doel om alle publieke
en private organisaties in Nederland in staat te stellen om het
cyberweerbaarheidsniveau te verhogen en gecoördineerd samen te werken.
Dat zijn allemaal maatregelen die gaande zijn. Ik heb er geen twijfel
over dat het kabinet uw Kamer nader zal informeren over de te nemen
maatregelen in het commissiedebat op 5 februari aanstaande dat gaat over
online veiligheid en cybersecurity.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dat is wéér geen antwoord op mijn vraag. Ik refereerde eerder ook al aan
een aangenomen voorstel van GroenLinks-Partij van de Arbeid om ervoor te
zorgen dat er in ieder geval analoge plannen liggen ten aanzien van de
vitale sectoren. Cyberspecialisten zeggen dat die 48 uur cruciaal zijn.
We moeten voor een deel gewoon kunnen doordraaien. De dreiging is heel
realistisch. Kan de staatssecretaris toezeggen dat er voor de zomer een
integraal plan ligt waarin die 48 uur worden ingevuld? Nogmaals, dan
hebben we tijd om die systemen goed aan de praat te krijgen en kunnen we
analoog doordraaien. Dat is gewoon een heel simpele vraag, en ik heb nog
geen begin van een antwoord gehoord.
Staatssecretaris Struycken:
De minister van Justitie en Veiligheid zal daarop terugkomen in het
commissiedebat van 5 februari aanstaande.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Die
Cyberbeveiligingswet komt eraan. Het hoger onderwijs moet daardoor
digitaal weerbaarder worden. Tegelijkertijd is het natuurlijk nog een
grote opgave om daar te komen. Heeft hij of zijn collega inzichtelijk
wat de huidige stand is van de cyberweerbaarheid van het hele hoger
onderwijs? Want op papier helpt zo'n wet, maar in de praktijk moeten al
die maatregelen wel getroffen worden.
Staatssecretaris Struycken:
Wat het onderwijs betreft is er een gesprek gaande tussen het ministerie
van Justitie en Veiligheid en het ministerie van OCW. De essentie van
dat gesprek is dat in kaart wordt gebracht wat thans allemaal al gebeurt
en eventueel welke additionele maatregelen nodig zijn, mede in verband
met de te maken keuze of het onderwijs komt te vallen onder de
cyberveiligheidswet. Die inventarisatie wordt gemaakt. Ik kan niet
bevestigen of ontkennen dat er op dit moment voldoende maatregelen zijn
getroffen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is niet de eerste keer dat er een cyberaanval plaatsvindt op een
universiteit. In 2019 hebben we bijvoorbeeld de aanval op de
universiteit van Maastricht gehad. Daarna heeft de onderwijsinspectie
daar onderzoek naar gedaan, maar die heeft met name onderzoek gedaan
naar het wanbeheer van het bestuur van de universiteit en niet per se
naar het veiligheidsvraagstuk. Mijn vragen zijn als volgt. Welke
instantie of bevoegdheid gaat onderzoek doen naar hoe dit heeft kunnen
gebeuren? Wat is de veiligheidsimpact? Hoe kunnen we zien of de
aanbevelingen van toen nu opgevolgd zijn door de universiteit van
Eindhoven?
Staatssecretaris Struycken:
Voor zover ik weet, is in het geheel nog niet duidelijk wat er precies
aan de hand is in Eindhoven. Dat onderzoek loopt nog en daarmee ook de
vaststelling of er tekortgeschoten is door deze of gene. Ik kan wel in
algemene zin zeggen dat met het van kracht worden van de
Cyberbeveiligingswet ter uitvoering van de NIS2 er ook een duidelijke
rol komt te liggen voor bestuurders. Bestuurders worden zelf
medeverantwoordelijk voor het nemen van maatregelen op het vlak van
cyberweerbaarheid. Zij moeten er toezicht op houden en zij moeten een
opleiding volgen om dat toezicht adequaat te kunnen uitvoeren.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris. Wij
zijn in afwachting van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Ik schors een enkel ogenblik totdat hij zijn opwachting maakt.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Vragen Paternotte
Vragen van het lid Paternotte aan de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "25.000 namen
geschrapt uit pas geopend oorlogsarchief".
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs.
Ik geef graag het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66
voor het stellen van een vraag. Het woord is aan hem.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, er staat hier: afronden s.v.p. Dat lijkt me wat vroeg.
De voorzitter:
Dat staat er niet voor niets, hè? Is het nu weg?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dank.
Voorzitter. 80 jaar geleden zat Nederland in een hongerwinter. De Duitse
bezetting zat in haar laatste, steeds wredere fase. Anne Frank zat in
concentratiekamp Bergen-Belsen. 80 jaren zijn sindsdien voorbijgegaan,
maar het leed en de wonden van de bezetting en de Holocaust liggen nog
elke dag aan de oppervlakte. Dat vraagt van ons hier in deze zaal en van
onze regering om daar altijd zorgvuldig mee om te gaan en om daar recht
aan te doen. Dit raakt families, niet alleen toen, maar ook nu. Mijn
eigen opa en oma hadden in de oorlog twee hele jonge Joodse kindjes als
onderduikers. Ze deden alsof het hun eigen kinderen waren. Daardoor
hebben die de oorlog overleefd. Een jongere broer van mijn opa staat op
de namenlijst die op 2 januari online is gezet, zonder context of
toelichting. Honderdduizenden mensen hebben de afgelopen week op namen
gezocht. Dat was ook alles wat ze konden vinden: namen; zonder enig idee
van het waarom en van hoe het precies zat, of ze zijn vrijgesproken of
veroordeeld. Wie meer wil weten, moet naar de studiezaal van het
Nationaal Archief, maar die is de komende maanden volledig volgeboekt.
We weten al dat inmiddels 25.000 namen er alweer vanaf zijn gehaald. Ook
bleek dat Joodse Nederlanders die vermoord zijn in Auschwitz per ongeluk
op de lijst stonden.
Voorzitter. De oorlogsgeschiedenis verscheurt families nog altijd. Het
is dus echt, echt belabberd dat hier zo’n enorme bende is ontstaan. Ik
zou de minister willen vragen wat hij ervan vindt en wat hij daaraan wil
doen.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Voorzitter. Dank u wel voor de mogelijkheid om hier vandaag met u van
gedachten te wisselen over het Centraal Archief Bijzondere
Rechtspleging. Dat is een archief dat in het jaar 2000 is overgebracht
naar het Nationaal Archief en dat per 1 januari volledig openbaar en
digitaal doorzoekbaar zou worden. Ik dank de heer Paternotte voor deze
vraag, maar ook voor zijn persoonlijke verhaal dat hij hieraan hangt. Er
zijn veel persoonlijke verhalen. Ik heb er de afgelopen weken ook veel
gehoord en gelezen.
Het is gezien de berichtgeving de afgelopen dagen duidelijk dat er in
ons land onvoorstelbare dingen gebeurd zijn in de chaotische periode na
de Tweede Wereldoorlog. Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is
een directe en nauwkeurige weerslag van deze periode. Maar het was wel
een chaotische periode. De afgelopen weken hebben laten zien wat er
allemaal in het archief zit en wie er in die namenindex voorkomt. Zoals
de heer Paternotte terecht zegt, kunnen dat ook mensen zijn die juist
verzet pleegden of misschien zelfs vermoord zijn. Dat is heel pijnlijk,
maar wel een weerslag van die chaotische situatie.
De heer Paternotte vraagt heel specifiek naar de 25.000 namen uit de
namenindex waarvan ik heb besloten om die voorlopig offline te halen. De
reden daarvoor is dat dat 25.000 namen zijn waar helemaal geen dossier
aan hangt. U moeten weten dat dat archief een grote namenindex, een
grote cartotheek is. Het bestaat uit allemaal kartonnen kaartjes. 25.000
van die kaartjes hebben geen dossier dat erachter hangt. In de tijd
waarin dit archief nu gedigitaliseerd wordt en steeds meer doorzoekbaar
wordt, wil ik dat we mensen geen valse hoop geven doordat ze denken dat
ze een naam hebben gevonden en dat ze op termijn misschien toch meer te
weten zullen komen over wat er is gebeurd met hun vader, moeder, opa of
oma. Als die hoop er niet is omdat er helemaal geen dossier achter
hangt, vind ik het op dit moment verstandig om die kaarten voorlopig
offline te halen. Tegelijkertijd is een archief zoals het is: daar horen
wij als nabestaanden niet aan te komen. Het is een nauwkeurige
weerspiegeling van de toenmalige situatie in ons land. De namen blijven
dus wel in het archief, maar deze 25.000 namen waarbij er geen hoop is
om nieuwe informatie te vinden, zijn voorlopig offline gehaald om geen
valse hoop te geven.
De heer Paternotte (D66):
Is dit alles wat de minister wil zeggen over wat hij ervan vindt en wat
hij nu wil gaan doen aan de ontstane situatie en de totale verbijstering
bij mensen die alleen namen zien en niet weten wat daarachter zit?
Minister Bruins:
Er is nog veel meer te vertellen over dit gevoelige onderwerp. Ik hoorde
de heer Paternotte vragen wat ik concreet ga doen. Het project gaat
door. Ik heb inderdaad een signaal van de Autoriteit Persoonsgegevens
gekregen. Dat had ik graag eerder gekregen. Dat signaal was dat het
volledig digitaal doorzoekbaar maken op dit moment niet in lijn is met
de privacywetgeving, maar het project gaat door. Dat betekent dat het
digitaliseren van het archief doorgaat. Op dit moment is ongeveer een
kwart van de dossiers gedigitaliseerd en dat zal doorgaan. Ik werk nu
ook met vaart aan een wetsvoorstel voor een betere grondslag, zodat we
wettelijk wél die belangenafweging tussen privacy en maatschappelijk
belang kunnen maken. Daar zet ik vaart achter.
Ten slotte werken we bij het Nationaal Archief aan het full text
doorzoekbaar maken en het kunnen aanbieden van doorzoekbaarheid op het
Nationaal Archief zelf, want in de tussentijd willen we ook dat mensen
wel degelijk de dossiers kunnen doorzoeken. Daarbij willen we ook kijken
of we op korte termijn de regionale historische centra in de provincies
erbij kunnen betrekken om te zien of we daar een faciliteit, een
voorziening, kunnen bieden, zodat mensen daar kunnen gaan doorzoeken en
niet helemaal naar Den Haag hoeven te reizen. In de tussentijd vind ik
het belangrijk dat de namenlijst openbaar blijft, omdat het een openbaar
archief is, maar ook omdat mensen het recht hebben om te weten of er een
dossier is dat zij in willen zien in de nabije toekomst. Want in het
verleden was het zo dat je een mailtje moest sturen of een telefoontje
moest plegen naar het Nationaal Archief met de vraag of er überhaupt een
dossier bestond op een bepaalde naam. Nu, met de openbaarheid per 1
januari 2025, is het duidelijk welke namen erin voorkomen en wat er
doorzoekbaar zal worden zodra de digitale doorzoekbaarheid volledig is.
Daar wil ik op blijven aansturen.
De heer Paternotte (D66):
De minister verwijst naar de Autoriteit Persoonsgegevens. En het klopt
dat zij zeiden: doe dit nou niet; regel hooguit een zaal waar mensen
naartoe kunnen gaan, maar maak niet een namenlijst en alle dossiers
openbaar. Het NIOD en het Nationaal Archief zeiden het
tegenovergestelde: maak juist wel alles openbaar en doorzoekbaar, zodat
mensen kunnen kijken. Maar helemaal niemand, helemaal niemand adviseerde
om wel alle namen, maar niet de dossiers en informatie online te zetten.
Het is alsof je buiten bij de rechtbank een lijst hangt met namen van
mensen die in die rechtbank rondlopen, zonder te weten of het getuigen,
verdachten of rechters zijn. Maar dat leidt er wel toe dat mensen die
lijst nu zien als een soort lijst van verdachten of misschien zelfs als
een NSB-lijst. Dus mijn vraag is toch wel: terugblikkend, hoe kon de
minister dit nou doen? Hij snapt toch ook wel dat waar rook is, vuur is
en dat mensen zo denken?
Minister Bruins:
Het is goed om te stellen dat van een archief, zodra het openbaar wordt,
altijd de index openbaar wordt, zodat mensen ook kunnen zoeken. Maar de
voorbeelden die de heer Paternotte noemt, maken duidelijk dat er nog
steeds een grote gevoeligheid rondom dit archief heerst, dat mensen
inderdaad denken dat het gaat om foute Nederlanders. We zitten nog
steeds in dat frame.
Maar het is goed om ook hier, net zoals het Nationaal Archief de
afgelopen weken heeft gedaan, te benadrukken dat het niet gaat om goed
versus fout. Het archief is een weerspiegeling van de chaos van de jaren
daarna. Er zitten in de namenindex inderdaad namen van mensen die niets
fouts hebben gedaan. Er zitten mensen tussen uit het verzet die omwille
van verzetsdaden omgingen met Duitsers en na afloop van de oorlog
daardoor door een ander werden beschuldigd van samenwerking, van
collaboratie. Er zitten in de namenindex namen van Joden die voor de
oorlog uit Duitsland kwamen en een Duitse nationaliteit hadden. Louter
om de reden dat ze de Duitse nationaliteit hadden, werd door hun buren
gezegd dat het misschien wel een fout mens was. Dat is nu
onvoorstelbaar, maar zo ging het in die chaotische eerste jaren na de
Tweede Wereldoorlog.
Er is een verhaal van een boer die geen Engels sprak. Een Engelse piloot
was met zijn vliegtuig neergekomen vlak bij het land van die boer. De
Engelse piloot vroeg om hulp, maar de boer begreep niet wat de Engelse
piloot zei en dus ging hij naar een buurman. Die buurman heeft gezegd
dat de boer de Engelse piloot niet wilde helpen.
Er zijn zo veel misverstanden. In die chaos zijn allerlei mensen door
buren of door wie dan ook beschuldigd van iets. Al die chaos in de jaren
daarna is nauwkeurig weerspiegeld in dit archief. Het is niet aan mij
als verantwoordelijke voor dit archief om dit archief te gaan aanpassen,
om 80 jaar na dato te zeggen: dit was een goede of een slechte
Nederlander. Dit is hoe het archief is. Het Nationaal Archief is er
verantwoordelijk voor om dit archief nauwkeurig te bewaren voor de
nabestaanden, zodat zij erachter kunnen komen wat er gebeurd is met hun
vader, moeder, opa of oma.
De heer Paternotte (D66):
De minister noemt allemaal voorbeelden van namen in het archief die
online stonden en er nu weer vanaf zijn gehaald. Ik snap dat het advies
van de Autoriteit Persoonsgegevens laat kwam, maar waarom wordt er dan
niet iets meer tijd genomen, bijvoorbeeld een maand, om te voorkomen dat
al deze pijnlijke fouten gemaakt worden?
Minister Bruins:
Het is niet zo dat die 25.000 namen de namen zijn van mensen die bij
nader inzien toch goed waren en niet fout.
Het zijn 25.000 namen die in de namenindex voorkomen, maar waarvan het
Nationaal Archief concludeert: daar zit geen dossier aan vast. Daar
zullen we dus, zolang er geen dossier is, ook geen extra informatie over
kunnen geven. Het is alleen maar een naam op een kaartje. Ik noem
voorbeelden van mensen die juridisch gezien ten onrechte als verdacht
werden aangemerkt. Van hen zitten de kaarten in het archief. Die kan ik
er ook niet uit halen. Ik ben verantwoordelijk voor de volledigheid van
het archief. Dat betekent dat ook dit soort pijnlijke gevallen in het
archief zitten en zullen blijven zitten, omdat het archief een
nauwkeurige weerspiegeling van een chaotische periode is. Dat is heel
erg pijnlijk, maar ook onvermijdelijk wanneer je een archief openbaar
maakt. 25 jaar geleden is besloten dat de openbaarmaking op 1 januari
2025 zou gebeuren. Voor sommige mensen is die 25 jaar te laat en voor
andere mensen komt die 25 jaar te vroeg. In zekere zin is het moment
willekeurig. Maar er is jaren gewerkt aan de openbaarmaking en de
digitale doorzoekbaarheid van dit archief. Het is belangrijk dat mensen
vanaf nu, en steeds meer, echt kunnen gaan onderzoeken wat er nou is
gebeurd met hun familie. Daar hebben die mensen recht op.
De heer Paternotte (D66):
Het komt op mij toch wat gevoelloos over. De minister zegt dat de index
van een archief altijd openbaar is. Hij weet toch wel dat een lijst met
namen van mensen die betrokken waren bij collaboratie niet business as
usual is? Dit is niet een gewoon archief. Dit raakt mensen in Nederland.
Dat zien we in alle reacties. Ik had gehoopt op iets meer erkenning van
het leed dat berokkend is, doordat er zo'n bende is gemaakt van de
openbaarmaking van dit archief. Ik zou de minister nog één keer de kans
willen geven om daarop te reflecteren.
Minister Bruins:
Ja, ik erken volledig de pijn die het doet aan beide kanten, zowel bij
slachtoffers als bij mogelijke daders, als men bij openbaarmaking van
dit archief een naam op de lijst ziet. Tegelijkertijd is het belangrijk
dat we zo snel mogelijk dit archief volledig digitaal doorzoekbaar
krijgen. Daar blijf ik ook op duwen. Ik wil dat dit archief zo snel
mogelijk digitaal doorzoekbaar wordt, zodat de context, het verhaal
erbij, verteld kan worden. Tegelijkertijd is niet het openbaar maken van
dit archief een rommeltje; het archief zelf is een rommeltje. Het
archief is een weerspiegeling van de chaos in ons land van de jaren na
de Tweede Wereldoorlog. Het is een chaotische periode in onze
vaderlandse geschiedenis. Juist voor een archiefdienst zoals het
Nationaal Archief blijft zorgvuldigheid prioriteit. We moeten zorgen dat
dit archief volledig in stand blijft, dat de namen die in het archief
zitten, ook doorzoekbaar zijn en worden, en dat we zo snel mogelijk
mensen ook de hoop geven dat ze hun familiegeschiedenis nu eindelijk, na
80 jaar, kunnen gaan doorzoeken.
De heer Paternotte (D66):
De minister zegt: het archief is een rommeltje. Maar het zou dan fijn
zijn als we dat konden zien, maar dat kan nu niet. We hebben alleen de
namen. Dat is natuurlijk waar het hier wringt. Het Centraal Joods
Overleg, Joods Maatschappelijk Werk, het Centraal Orgaan Voormalig
Verzet en Slachtoffers en de archiefsector zijn allemaal
diepteleurgesteld. Ik zou de minister willen vragen: heeft hij met ze
gesproken en wat wil hij dan nu voor ze gaan doen?
Minister Bruins:
De afgelopen jaren is er gewerkt aan de openbaarmaking van dit archief.
Dat is gebeurd samen met het Ethisch Beraad, waarbij ook
belangenorganisaties betrokken zijn geweest, onder andere het Centraal
Joods Overleg, maar ook de organisatie die staat voor de nabestaanden
van mogelijke daders. Er is heel veel overwogen en heel veel gepraat,
vanuit zowel ethisch als juridisch oogpunt, over de manier waarop dit
archief openbaar moest worden. Het unieke van dit archief is dat het
digitaal doorzoekbaar is. Daar is vele jaren geleden, ook met uw Kamer,
over gecommuniceerd. Het is een uniek project, gefinancierd door drie
ministeries, maar ook door Yad Vashem en door een Amerikaans
Holocaustmuseum. Het gaat om 25 miljoen voor het scannen en doorzoekbaar
maken van dit grote archief, juist omdat we weten hoe belangrijk het is
en welke gevoeligheden erin zitten. Het is nu zaak om er zo snel
mogelijk voor te zorgen dat er werkplekken zijn waar dit archief
daadwerkelijk doorzoekbaar kan worden gemaakt, niet alleen in Den Haag,
maar overal in het land. Daar wil ik volop op blijven inzetten.
De heer Paternotte (D66):
Mensen die de oorlog hebben overleefd en die nu dingen willen weten over
wat er met hun familie is gebeurd en eindelijk een keer die
duidelijkheid willen, hebben niet heel lang de tijd meer. Zij worden
echt geschokt door het idee dat ze nog maanden moeten wachten tot ze een
keer ergens terechtkunnen. Wat vindt de minister van het voorstel van
het NIOD om een digitaal gecontroleerde omgeving te creëren, zodat
mensen er in ieder geval sneller bij kunnen en we niet op een nieuwe wet
hoeven te wachten?
Minister Bruins:
Ik wil juist haast bieden voor deze mensen, die er nu op zitten te
wachten. Om die reden duw ik ook door op het openbaar krijgen van dit
archief, in de vorm zoals die oorspronkelijk bedoeld was en zoals
gevraagd is door de nabestaanden met wie we dit traject hebben
doorlopen. De suggestie van het NIOD waardeer ik. Samen met de
Autoriteit Persoonsgegevens wil ik ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk
die digitale doorzoekbaarheid krijgen. Het is belangrijk dat we het
eerst op de studiezaal van het Nationaal Archief zodanig inrichten dat
de Autoriteit Persoonsgegevens zegt: zo doet u het goed; zo mag het.
Tegelijkertijd willen we zo snel mogelijk zorgen voor een wetswijziging,
zodat de afweging tussen het algemeen belang en de privacywetgeving
gemaakt kan worden. Dat doen we ook in samenspraak met de Autoriteit
Persoonsgegevens. Dit alles doen we zodat mensen er zo snel mogelijk
achter kunnen komen wat er is gebeurd met hun familie. In de tussentijd
kan dat ook al. De namenlijst staat online en mensen kunnen zich
opgeven, maar we zien inderdaad dat de vraag enorm is. Dat zegt ook iets
over de actualiteit en de gevoeligheid, nog steeds, van dit archief.
Daar willen we zo snel mogelijk de capaciteit ruimer voor maken, zodat
mensen inderdaad zo snel mogelijk kunnen vinden waar ze recht op
hebben..
De heer Paternotte (D66):
We kunnen niet heel lang meer wachten. Mensen willen duidelijkheid over
die oorlogsgeschiedenis. Dat moet zorgvuldig, maar wat ons betreft ook
snel. Mijn laatste vraag is dus: waarom kan die wet geen spoedwet
worden? Ik denk namelijk dat mensen de informatie waar ze naar zoeken
dan veel sneller gewoon online kunnen krijgen.
Minister Bruins:
Ik wil hier zo veel mogelijk haast achter zetten. Dit heeft grote
prioriteit. Ik hoop ook op de medewerking van beide Kamers om dit zo
snel mogelijk goedgekeurd te krijgen, zodat we een basis of grond in de
wet creëren waarbij we deze belangenafweging kunnen maken. Zo belangrijk
vind ik het.
In de tussentijd vind ik het belangrijk dat de namenlijst openbaar
blijft, omdat het een openbaar archief is, maar ook omdat mensen het
recht hebben om te weten of er een dossier is dat zij in willen zien in
de nabije toekomst. Want in het verleden was het zo dat je een mailtje
moest sturen of een telefoontje moest plegen naar het Nationaal Archief
met de vraag of er überhaupt een dossier bestond op een bepaalde naam.
Nu, met de openbaarheid per 1 januari 2025, is het duidelijk welke namen
erin voorkomen en wat er doorzoekbaar zal worden zodra de digitale
doorzoekbaarheid volledig is. Daar wil ik op blijven aansturen.
De voorzitter:
Er zijn vervolgvragen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ook de overledenen moeten wij behandelen zoals wij zelf behandeld willen
worden. Daar is het wel verschrikkelijk misgegaan, want er zijn mensen
ontzettend besmeurd. Niet alleen zijzelf, de mensen die zich niet meer
kunnen verdedigen, maar ook nabestaanden zijn besmeurd. De heer
Paternotte heeft dat terecht zo gezegd. Waar ik nog steeds niet bij kan,
en wat ik ook nog steeds niet begrijp, is het volgende. Heeft nou geen
van al die verantwoordelijke organisaties, en ook de minister zelf niet,
kunnen voorzien dat dit het resultaat zou kunnen zijn met deze
werkwijze?
Minister Bruins:
Dit is voorzien. Dit is ook besproken met het Ethisch Beraad. Al deze
afwegingen zijn gemaakt. Dat was bekend, ook bij het Ethisch Beraad en
de belangengroepen. Het zijn 900.000 kaarten met 400.000 namen, en soms
zitten mensen er dubbel in. Maar het is belangrijk, en ik vind ook dat
de directeur van het Nationaal Archief dat de afgelopen weken
buitengewoon goed heeft gedaan in de media, dat we blijven benadrukken
dat dit niet de foute Nederlanders zijn. Dit zijn 900.000 kaarten met
400.000 namen van mensen die beschuldigd zijn door iemand. Dat wil niets
zeggen over de vraag of iemand een goede of foute Nederlander was. Dit
zijn mensen die zijn beschuldigd en daardoor onderwerp van onderzoek
zijn geweest. Dat is het. Het is goed dat dit bij het project Oorlog
voor de Rechter en bij het Nationaal Archief overal goed benadrukt
wordt. We moeten dit ook in de media blijven zeggen: dit zijn namen van
mensen die door iemand beschuldigd zijn, maar dat zegt niets over wat er
daadwerkelijk gebeurd is.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Als dit werkelijk voorzien was, dan kan ik me de afweging eerlijk gezegd
helemaal niet voorstellen, met alle begrip voor openbaarheid en het feit
dat het altijd ingewikkeld is. Ik kan er niet bij dat dit is gebeurd
over de ruggen van mensen die besmeurd worden en dat we nu achteraf
zaken moeten herstellen. Is in die tijd ook overwogen om de lancering
van deze lijst en alles wat daaraan vastzit toch ten minste uit te
stellen en die in ieder geval te voorzien van een uitleg, waardoor we
hadden voorkomen wat er nu is gebeurd?
Minister Bruins:
Ik dank de heer Van Dijk voor deze vraag. Het is goed om nogmaals te
benadrukken dat er geen dingen moeten worden hersteld. Er zijn geen
dingen stuk. De namenlijst is zoals de fysieke cartotheek van het
Nationaal Archief. In al de jaren dat dit project is voorbereid, is
altijd duidelijk geweest dat het een weerspiegeling is van een
chaotische periode in onze vaderlandse geschiedenis en dat de mensen in
die kaartenbak beschuldigd zijn, maar ook valselijk beschuldigd kunnen
zijn. Dit archief is in het jaar 2000 overgebracht naar het Nationaal
Archief. Het is niet aan het Nationaal Archief om nu de goede
Nederlanders en de foute Nederlanders eruit te halen. De archiefdienst
kan dat niet doen. Dit is een archief van het ministerie van Justitie,
dit is een weerspiegeling van die chaotische periode van toen. Daar
zitten ook valse beschuldigingen tussen. Die namenindex is dus een index
met namen van mensen die beschuldigd zijn, maar dat waren geen foute
Nederlanders.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Wel of geen foute Nederlanders? Je schrikt je het rambam als je ziet dat
je eigen vader op zo'n lijst staat; die voorbeelden horen we. Je schrikt
je toch helemaal kapot? Ik denk dat je op zo'n moment ook direct wil
weten: was dit goed of was dit fout? En dat gaat niet, want je moet heel
lang wachten voordat je überhaupt toegang hebt tot dat archief om te
kunnen kijken: is er een dossier en zo ja, hoe ziet dat er dan uit? En
dat antwoord duurt natuurlijk veel te lang, want mensen maken zich
oprecht zorgen. Ik moet er niet aan denken dat een familielid op die
lijst zou staan. Ik moet er echt niet aan denken. Er is ergens wel voor
gekozen om die openbaarmaking beperkt te doen. De Archiefwet zegt
gewoon: maak het openbaar. Er is voor gekozen om het niet te doen. Mijn
vraag: waarom niet alsnog die volledige openbaarmaking, maar
bijvoorbeeld in combinatie met inlogrestricties of zo?
Minister Bruins:
Ja, je schrikt je het rambam. Ja, dat klopt. En dat geeft iets aan van
de gevoeligheid die er nog steeds rond dit archief is, ook 80 jaar
later. Het geeft ook iets aan van de noodzaak van openbaarmaking,
waardoor mensen er nu, 80 jaar na dato, eindelijk in kunnen kijken.
Daarvoor moeten ze lang wachten, er is ontzettend veel vraag.
Tegelijkertijd: het is niet ongewoon dat er een wachttijd van acht tot
twaalf weken is wanneer je een verzoek doet om in een archief te kunnen
kijken. Op dit moment kun je tot 45 dagen vooruit proberen een plekje te
vinden, maar hoe lang de wachtrij daadwerkelijk gaat worden moeten we
nog afwachten, want er is een enorme belangstelling. Ook dat geeft aan
hoe gevoelig dit dossier nog is.
Ik zou heel graag meegaan in het idee van openbaarmaking, desnoods met
restrictie. O, wat zou ik dat graag doen! Maar dat mag ik niet van de
Autoriteit Persoonsgegevens. Dat is ook het idee van het NIOD, waar de
heer Paternotte mij naar vroeg. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft
daar bezwaar tegen. Want ook wanneer je dat met restricties doet,
bijvoorbeeld vanaf je thuis-pc, kun je kopieën maken, en dat is niet in
lijn met de privacywetgeving zoals de Autoriteit Persoonsgegevens die op
dit moment ziet. Daarom wil ik zo snel mogelijk een wetswijziging, zodat
in ieder geval de belangenafweging gemaakt kan worden tussen het
algemeen belang dat mensen hierin kunnen kijken en het belang van de
privacy, dus van persoonsgegevens, want dat is op dit moment wettelijk
niet mogelijk, hoe graag we dat met z'n allen ook willen.
De heer Eerdmans (JA21):
De minister zegt: er is niks stuk, dus er hoeft niks hersteld te worden.
Ik denk dat er echt wel iets stuk is gegaan. De minister zegt "er was
chaos na de oorlog", maar ik denk dat de chaos nu ook aanwezig is. Mijn
grootvader staat ook op deze lijst. Mijn grootvader heeft Joden op
zolder gehad. Dat weet ik, omdat mijn vader, die nog leeft, daar getuige
van was: in Bolsward. Dus er zijn dingen stuk. Ik vind ook echt dat we
niet kunnen zeggen: dat weerspiegelt de tijd van toen. Dan blijven we in
die chaos hangen. Het is niet zeker wie wel, of wat. Er zijn mensen
beschuldigd. Ik weet in ieder geval heel zeker dat bij mijn grootvader
het omgekeerde het geval was. Dat wordt niet opgehelderd. Ik zou de
minister het volgende willen vragen. Kan de tekst op de website Oorlog
voor de Rechter dan ook meteen worden aangepast? Daar staat toch bijna
zwart-op-wit dat het gaat om verraad en om verdenkingen en om "we moeten
nog uitpluizen hoe en wat". Dat zorgt al voor een beschuldiging, die in
heel veel gevallen niet klopt.
Minister Bruins:
Op basis van de telefoontjes die de klantencontactservice van het
Nationaal Archief heeft gekregen, heeft men teksten ook verder
toegelicht en ervoor gezorgd dat de uitleg en de context nog
uitgebreider worden beschreven. Er is ook duidelijk uitgelegd wat het
woord "verdachte" nou betekent. Dat woord "verdachte" heeft heel veel
schrik gegeven. Het is een heel beladen woord, zo heeft het Nationaal
Archief gemerkt van de mensen die belden.
De namenindex is een index van verdachten, zoals dat in de jaren na de
oorlog heette. Dat woord is toen gebruikt. Dat is nu een beladen woord.
Dat was toen natuurlijk ook een beladen woord. Het is heel belangrijk om
uit te leggen dat het er niet om gaat dat mensen beschuldigd of
veroordeeld zijn, maar dat het betekent dat ze door iemand beschuldigd
zijn van collaboratie. Dat is op dit moment goed op de website
aangegeven. Als er mogelijkheden zijn om dat nog helderder te doen ...
Er wordt al veel over gecommuniceerd. Dat blijven we ook doen en ik ben
ook dankbaar voor de gelegenheid om hier in het vragenuur dit nog een
keer te melden. Het gaat dus niet om foute Nederlanders; het gaat om
mensen die door iemand beschuldigd zijn in de jaren na de oorlog. Dat
moeten we vooral blijven benadrukken en uitspreken. We moeten de
communicatie daarover ook goed organiseren.
De heer Eerdmans (JA21):
Dat is het halve verhaal. Ik vind dat in het geval van mijn grootvader
gewoon op de site moet staan dat hij goed was. Sterker nog, op die site
moet staan dat hij Joden ondergedoken heeft gehad in zijn eigen huis. De
Duitsers zijn binnen geweest. Die konden ze niet vinden. Die hoorden ze
niet, maar zeiden: "We weten dat ze er zijn, maar we gaan weer weg. We
kunnen ze namelijk niet vinden." Dat is wat mijn vader mij heeft
verteld. Mijn grootvader hoort dus misschien wel op een lijst te staan,
maar dan wel met het verhaal erbij dat hij goed was en dat hij Joden
heeft geholpen om onder te duiken. Dat moet rechtgezet worden. Ik spreek
nu even voor mijn eigen familie, de familie Eerdmans, maar dat geldt
misschien voor veel, veel meer mensen. Die willen dit rechtgezet hebben.
Begrijpt u dat? Begrijpt de minister dat?
Minister Bruins:
Ja, ik begrijp dat. Ik voel enorm mee met de persoonlijke hartenkreet
van de heer Eerdmans. Het is belangrijk dat de context zo snel mogelijk
openbaar wordt. Ik weet niet wat er in het dossier van uw opa staat.
Maar ik hoop van harte dat dit verhaal daarin, in deze context,
beschreven zal zijn. Zodra ook dit dossier gedigitaliseerd is en daarmee
doorzoekbaar wordt, wordt dat verhaal ook helder. Maar ook nu al kan de
heer Eerdmans naar het Nationaal Archief om dit dossier in te kijken,
zodat hij precies kan zien wat daarin staat over zijn opa.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik sla aan op de uitspraak van de minister dat het eigenlijk redelijk
normaal is dat je acht tot twaalf weken moet wachten. Los van het feit
dat alle namen die erin staan goed of fout kunnen zijn — daar slaan heel
veel mensen op aan; dat heeft u ook gemerkt — komt daar nog bij dat je
zó lang moet wachten totdat je eindelijk duidelijkheid hebt. Ik vind dat
niet kunnen. We krijgen hier te horen dat we moeten wachten op een
wetsvoorstel, zodat er beter online gekeken kan worden. Maar kijk eens
hoe je dat fysiek kunt verbeteren. Heeft de minister erover nagedacht om
de capaciteit uit te breiden? Dan hoeven mensen in plaats van drie
maanden misschien maar een paar weken of een paar dagen te wachten. Je
moet toch naar de KB of naar het Nationaal Archief kunnen gaan om
informatie te vinden? Mensen moeten het toch makkelijk kunnen vinden? Ik
heb dus een heel concrete vraag aan de minister, namelijk: welke
inspanningen wil hij doen om de capaciteit te verbreden, zodat mensen
sneller aan informatie kunnen komen?
Minister Bruins:
We hebben een werkgroep waarin mijn ambtenaren en het Nationaal Archief
samenwerken om zo snel mogelijk de capaciteit verder te kunnen
uitbreiden. Belangrijk daarbij is natuurlijk het volgende. Dit is een
heel bijzonder traject. De meeste archieven worden niet digitaal
doorzoekbaar. Hier is jaren gewerkt aan het voorbereiden van digitale
doorzoekbaarheid. Dit is wereldwijd uniek. Zoals ik al zei, is hier door
drie ministeries, Yad Vashem en het Amerikaanse nationaal
Holocaustmuseum samen geld gespendeerd aan het jarenlang scannen en met
intelligente software doorzoekbaar maken van allerlei handgeschreven
brieven en kaartjes. Dit kan nog maar sinds kort, ook qua software. Dit
is dus heel modern, heel uniek en voor de archiefsector een enorm
project.
Normale archieven zijn niet zomaar digitaal en doorzoekbaar. Dan moet je
inderdaad naar het archief en daar een dossier opvragen. Dan gaat er
iemand lopen. Die haalt ergens met een karretje een dossier uit een
kilometerslang archief. Dat krijg je dan op je tafeltje. Voor zulke
archieven, die louter in papier raadpleegbaar zijn, is het vrij normaal
om een aantal weken te moeten wachten. Acht tot twaalf weken wachten
voordat je een dossier kunt inzien is vrij normaal. De bedoeling met dit
archief is nou juist dat je vanuit huis niet alleen digitaal kunt zoeken
op de naam uit de namenindex, maar ook kunt kijken welke gegevens er in
het dossier zelf staan. Dat willen we mogelijk maken. We willen zorgen
dat dat zo snel mogelijk openbaar is en iedereen vanuit huis daarin kan
zoeken. Voorlopig kan dat dus vanuit de werkzaal van het Nationaal
Archief. Hopelijk kan dat ook snel in de provincie bij de Regionale
Historische Centra.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik hoorde de minister spreken over hoop bij overlevenden om te kunnen
zien of iemand wel of niet in dat archief staat, en dat dat ook de reden
is geweest om bepaalde namen niet online te zetten. Mijn vraag aan de
minister is waarom er niet voor is gekozen om deze namen toch te
publiceren, maar dan met de kanttekening dat er geen dossier is. Mensen
kunnen namelijk ook al hoop halen uit het feit dat er überhaupt nog iets
bekend is over een familielid en dat de naam toch nog ergens voorkomt.
Waarom is daar niet over nagedacht?
Minister Bruins:
Dat is een hele goede vraag. Die 25.000 namen in de index waar op dit
moment geen dossier aan hangt, hebben we inderdaad voorlopig offline
gehaald om niet de valse hoop te geven dat je misschien ooit een dossier
vindt bij deze namen. Dat dossier is er namelijk niet. Op dít moment is
dat dossier er niet, maar het kan zomaar zijn dat er bij het scannen van
dit archief — dat gebeurt nog steeds — alsnog een dossier omhoogkomt. Op
dit moment is er een kwart gescand; drie kwart moet nog gescand worden
in de komende anderhalf jaar. Het kan ook zijn dat personen of namen
bijvoorbeeld op twee kaarten voorkomen of dat er misschien wel een
dossier was, maar dat het ergens in de loop van de geschiedenis kwijt is
geraakt. Pas wanneer het hele archief gescand is — op dit moment is er
pas een kwart gescand — kunnen we zeggen welke namen wel een dossier
hebben en welke niet. Dan zullen die 25.000 namen weer teruggeplaatst
worden. Dan kunnen we erbij zetten: "Er is geen dossier bij deze naam."
Maar op dit moment weten we dat van deze 25.000 namen niet zeker.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Goed. Dan nog een laatste vraag. De minister gaf eerder aan dat de index
van een archief altijd gewoon publiekelijk moet zijn. Dat is deze nu
natuurlijk niet volledig. Zou het niet logisch zijn om die index toch
volledig te publiceren in plaats van dit maar deels te doen?
Minister Bruins:
Door die 25.000 namen voorlopig offline te halen, is de namenindex niet
volledig op internet doorzoekbaar. Dat klopt. Die 25.000 namen zijn op
dit moment offline. Die keuze heb ik gemaakt om mensen niet de valse
hoop te geven dat ze misschien ooit een dossier vinden. Het wel of niet
terugplaatsen van die 25.000 namen is inderdaad een keuze die ik gemaakt
heb. Op dit moment vind ik dit verstandig, zodat we duidelijk kunnen
maken dat je van de namen die er nu nog wel staan, dossiers kunt
opvragen en dat mensen in de wachtrij kunnen staan om in de studiezaal
uiteindelijk het dossier van hun opa of oma te kunnen inzien.
De voorzitter:
Prima. Tot zover het vragenuurtje. Dank aan de minister. Dank voor zijn
aanwezigheid hier. Ik schors enkele ogenblikken en dan gaan we over tot
de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt van 15.08 uur tot 15.16 uur geschorst.