Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening: ‘Blind voor mens en recht’ (35 867, nr. 6) (debat met de regering) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D01177, datum: 2025-01-15, bijgewerkt: 2025-01-16 09:32, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-15 10:15: Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening: ‘Blind voor mens en recht’ (35867-6) (debat met de regering) (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Rapport parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en
Dienstverlening
Aan de orde is het debat met de regering over
het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en
Dienstverlening "Blind voor mens en recht" (35867, nr. 6).
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over het rapport van de parlementaire
enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening met de titel "Blind
voor mens en recht" (35867, nr. 6). Het is een debat met de regering.
Een hartelijk woord van welkom aan de ministers en de
staatssecretarissen in vak K. We hebben een full house. Gezellig. Fijn
dat u er allemaal bent. We hebben dertien sprekers van de zijde van de
Kamer.
Ik geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer.
Dat is de heer Stultiens van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Ik stel vast dat hij een spreektijd heeft aangevraagd van vijftien
minuten. Er zijn sowieso ruime spreektijden aangevraagd. Dus we gaan er
eens even goed voor zitten. Het is een belangrijk onderwerp. De
parlementaire enquête is het zwaarste middel dat wij als Tweede kamer
hebben. Het is belangrijk voor ons als parlement om dit debat goed en
gedegen te voeren. Dat gaat u ongetwijfeld zo verrichten. Ik geef graag
het woord aan de eerste spreker, de heer Stultiens van de fractie
GroenLinks-Partij van de Arbeid. Het woord is aan hem.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Een volgend toeslagenschandaal kan morgen weer
gebeuren. Dat was de hoofdboodschap van het rapport Blind voor mens en
recht, van twaalf maanden geleden. Dat is een rapport waar jarenlang aan
gewerkt is door het zwaarste instrument dat wij als Kamer hebben: de
parlementaire enquêtecommissie. Een volgend schandaal kan morgen weer
gebeuren.
Een van de oorzaken van het schandaal is dat waarschuwingen veel te vaak
niet serieus werden genomen. Adviezen werden genegeerd. Rapporten zijn
in een diepe la beland. Zie de vele voorbeelden van de Raad van State,
de Nationale Ombudsman en het memo Palmen. We kennen ze allemaal. Er is
vaak aan de bel getrokken, maar er is weinig mee gebeurd.
Daarom vond ik het pijnlijk om deze kabinetsreactie te lezen. Zo'n groot
schandaal en zo'n stevig rapport, maar dan zo'n slappe reactie; ik vind
het onbegrijpelijk. Het kabinet toont veel te weinig urgentie.
Aanbevelingen worden doorgeschoven, verder onderzocht of soms zelfs
gelijk in de prullenbak gekieperd. We hebben het hier niet over
aanbevelingen van een stageopdracht of over een willekeurig
lobbybriefje. Het gaat om aanbevelingen van een enquêtecommissie waarin
partijen van links tot rechts vertegenwoordigd waren. Daarom vindt mijn
fractie — en ik hoop de hele Kamer — het onacceptabel dat een groot deel
van de aanbevelingen in een la dreigt te landen.
Als het kabinet echt wil voorkomen dat een volgend schandaal morgen weer
kan gebeuren, dan verwacht ik een kabinetsreactie met op pagina 1 de
boodschap: we nemen het hele rapport over, en ja, het gaat tijd kosten,
maar alle aanbevelingen zullen worden uitgevoerd. Dan verwacht je na
twaalf maanden dat een groot deel van de aanbevelingen al in gang is
gezet of vergevorderd is. Maar dat is niet het geval. Het rapport zei
duidelijk: er rust een zware taak op de Tweede Kamer. Het is aan hen om
een nieuw grondrechtschandaal te voorkomen, door voortvarend aan de slag
te gaan met de aanbevelingen. Als Kamer hebben we dat gelukkig gedaan,
een halfjaar geleden. Voor de zomer zeiden we, van links tot rechts: we
omarmen het rapport en de aanbevelingen. Ik hoop daarom dat we als Kamer
vandaag vasthouden aan die lijn en het kabinet oproepen om met een
betere reactie te komen. Een reactie die wel recht doet aan de
Kamermotie en aan de enquêtecommissie, maar belangrijker: een reactie
die recht doet aan al die ouders en hun gezinnen die zijn getroffen door
de overheid.
Laat ik even stilstaan bij over wie we het vandaag hebben: de ouders
zelf. Deze groep mogen wij als Kamer nooit vergeten. We hebben het over
ouders die hun kinderen geen onbezorgde jeugd konden geven; over ouders
die soms zelfs hun kinderen zijn kwijtgeraakt; over een moeder die een
jaar lang in de auto heeft moeten slapen; over families bij wie er geen
water meer uit de kraan kwam; over onschuldige mensen die jarenlang
moesten blijven vragen wat ze nou verkeerd hadden gedaan, maar nooit
antwoord kregen; over mensen die onterecht als fraudeur werden gezien,
bijvoorbeeld omdat ze een handtekening waren vergeten of een verkeerde
geboortedatum hadden ingevuld; over mensen die soms wel twee keer hun
eigen jaarsalaris moesten terugbetalen; over mensen die aan een
onmogelijke bewijslast moesten voldoen, terwijl de Belastingdienst zelf
de stukken kwijtraakte. Het gaat over alleenstaande moeders, mensen met
een migratieachtergrond of mensen met een kleine portemonnee, die
disproportioneel vaak werden getroffen. Het gaat over mensen wier
grondrechten zijn geschonden en wier levens zijn vermorzeld. Dat zijn de
mensen over wie het vandaag gaat. Mensen die het debat thuis volgen,
zeker de ouders zelf, ik vind het knap dat jullie weer de moed en de
energie kunnen opbrengen, want ik weet hoeveel pijn het doet om elke
keer opnieuw te worden geconfronteerd met al het leed. Heel veel dank
aan jullie. Sterkte ermee!
Voorzitter. Dan kom ik bij de aanbevelingen zelf. Ik ga ze vandaag toch
allemaal even langslopen. Eigenlijk kun je ze opdelen in drie
categorieën. Er zijn aanbevelingen die nog moeten worden uitgevoerd. Er
zijn aanbevelingen die verder onderzocht moeten worden en, vrees ik,
niet worden uitgevoerd. En er zijn aanbevelingen die al gelijk in de
prullenbak zijn beland. Laat ik beginnen met de eerste categorie.
Ik snap dat sommige aanbevelingen meer tijd kosten, maar ik mis de
urgentie. We hebben de aanbevelingen nu al twaalf maanden en toch moeten
we het als Kamer vooral doen met doorverwijzingen naar andere brieven,
andere trajecten en nieuwe wetsvoorstellen. Ik wil graag weten van het
kabinet wat de planning is. Wanneer verwacht het kabinet wel te kunnen
zeggen dat het vergevorderd is en dat de aanbevelingen zijn
opgevolgd?
Ik ga het rijtje langs van aanbevelingen die verder onderzocht worden.
De Wet versterking waarborgfunctie: de consultatie is een halfjaar
geleden afgerond, maar er is nog geen geld beschikbaar. Constitutionele
toetsing: er zou een contourennota liggen, maar die is uitgesteld.
Etnisch profileren: er komt nog een reactie op het rapport van Amnesty.
Opsplitsen van de Raad van State: er komt nog een contourenbrief. Recht
op vergissing in de wet: komt er later aan. Maximumhoogte bij boetes:
wordt de Kamer nog over geïnformeerd. Ik zie dat de bedoelingen goed
zijn, maar ik vind het te lang duren. Ik wil graag weten wat de planning
van het kabinet is, totdat deze aanbevelingen zijn opgevolgd.
Dan komen we bij de tweede categorie. Dat zijn aanbevelingen die niet
worden overgenomen, maar verder worden onderzocht. Aanbeveling 1: schaf
het toeslagenstelsel af. Vijftien jaar geleden lag er al een advies om
het stelsel eenvoudiger te maken. Al jarenlang worden er moties
aangenomen in de Kamer, met bijna altijd dezelfde strekking: schaf het
stelsel af. Een jaar geleden verscheen het Eindrapport toekomst
toeslagenstelsel. Nu zegt het kabinet dat het in het voorjaar komt met
een variant en met opties. Er wordt wel vast bij gezegd dat het geen
geld mag kosten. Dat belooft weinig goeds. De tijd van verkennen is
voorbij, het is nu tijd om politieke knopen door te hakken.
Aanbeveling 2: maak de overheid aanspreekbaar … Ik wacht nog even met
aanbeveling 2.
De heer Sneller (D66):
Ja, ik denk namelijk dat dit een cruciaal punt is. De heer Stultiens
gaat er nu eraan voorbij dat er geen financiële dekking voor beschikbaar
is. Misschien kan hij expliciteren waarom het problematisch is en wat
eventueel de gevolgen zijn als je wel zo'n herziening gaat doen zonder
dat je extra middelen hebt. Volgens mij is het ook voor de kijkers thuis
belangrijk om dit punt goed te hebben gemarkeerd.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank voor die vraag. Die is heel terecht. Toeslagen belanden vooral bij
mensen met lage en middeninkomens. Dat weten we allemaal. Als je daarmee
stopt, hebben die mensen een gigantisch probleem. Er moet dus wel iets
voor terugkomen. Dat kost vaak geld. Als het geen geld kost, moet het
geld worden herverdeeld van andere groepen. Ik lees echter ook in de
kabinetsbrief dat aan de huidige inkomensverdeling niet getornd mag
worden, maar dat die blijft staan. Dus het mag geen geld kosten, maar er
mag ook niemand op voor- of achteruitgaan. Dan weet ik wel wat we over
een jaar constateren, namelijk dat er niets veranderd is. Als je zo'n
operatie begint, heb je aan het begin smeergeld nodig om bepaalde
groepen te kunnen compenseren. Anders wordt het heel moeilijk om de
toeslagen af te schaffen. Dat weten alle partijen, ook D66 en
GroenLinks-PvdA. Wij hebben ook pogingen gedaan in onze doorrekeningen.
En ja, het kost zeker in het begin geld. Anders heb je een hele grote
groep die er fors op achteruitgaat en dat willen we als Kamer ook vaak
niet.
Aanbeveling 2. Maak de overheid aanspreekbaar op discriminatie. Laat
eenzijdig overheidshandelen ook vallen onder de Wet gelijke behandeling.
Deze aanbeveling hebben we al heel vaak gehad. Nu staat ze in het
enquêterapport, maar ook de Nationaal Coördinator, de staatscommissie
tegen discriminatie en racisme, het College voor de Rechten van de Mens
en de parlementaire onderzoekscommissie hebben het gezegd. En wat zegt
het kabinet? We gaan het verder onderzoeken; er worden verkennende
gesprekken gevoerd. Hoe vaak moet deze aanbeveling nog gedaan worden?
Hoeveel rapporten zijn er nodig voordat het kabinet eindelijk besluit:
dit gaan we gewoon overnemen?
Aanbeveling 3. Verhoog de vergoedingen voor de sociale advocatuur. Het
is cruciaal, zo weten we ook uit het toeslagenschandaal, dat het recht
beschikbaar is voor iedereen. Mensen kunnen immers in grote financiële
problemen komen door bijvoorbeeld ontslag, scheiding, verlies van
verblijfsvergunning of een woning. Ze hebben zelf vaak niet genoeg geld
om advies in te winnen. Daarom moet rechtshulp er voor iedereen zijn.
Het kabinet schrijft: we wachten nog op de commissie-Van der Meer II.
Dan is wel de vraag: gaat het kabinet vervolgens dat advies overnemen of
— dat is mijn vrees — is er geen geld gereserveerd en betekent het
eigenlijk helemaal niks? Graag een reactie.
Aanbeveling 4. Harmoniseer relevante begrippen in de sociale zekerheid.
Het kabinet zegt: we gaan verder onderzoeken wat er mogelijk is.
Aanbeveling 5. Zorg voor een landelijk dekkend netwerk bij
sociaaljuridische vraagstukken. Het kabinet gaat onderzoeken of dit
kan.
Voorzitter. Worden er alleen maar aanbevelingen vooruitgeschoven door
dit kabinet? Nee. Bij sommige aanbevelingen is het kabinet heel helder.
Die worden gelijk in de prullenbak gegooid:
Aanbeveling 1. Versterk de Autoriteit Persoonsgegevens, door het budget
te verhogen, zodat ze haar wettelijke taak naar behoren kan vervullen.
Het kabinet weigert dit te doen.
Aanbeveling 2. Verleng de bezwaartermijn tot twaalf maanden, zodat
burgers beter gehoord en gezien kunnen worden. Het kabinet weigert dit
te doen.
Aanbeveling 3. Introduceer een recht op persoonlijk contact. Ouders
hebben jarenlang in onzekerheid gezeten, omdat niemand bij de overheid
ze kon vertellen wat er aan de hand was. En toch weigert het kabinet
deze aanbeveling over te nemen, met als onderbouwing dat niet elk
contactmoment tussen burger en overheid gepaard kan gaan met persoonlijk
contact. Maar dat hoeft ook helemaal niet. De meeste keren is het
gelukkig niet nodig; het gaat juist om de gevallen waarin het wel nodig
is. Het juridisch loket zegt dan ook: zorg voor een dienstbare overheid,
een overheid die begrijpelijke brieven stuurt, die je kan bellen voor
uitleg als je het niet begrijpt en waar ambtenaren ook de tijd en ruimte
krijgen om mensen te helpen.
Aanbeveling 4. Zorg voor divers samengestelde teams met voldoende ruimte
voor ambtelijke tegenspraak.
Voorzitter. We hebben allemaal de brandbrief kunnen lezen van twee
maanden terug, waarin ambtenaren aangeven nog steeds grote problemen te
hebben met discriminatie op de werkvloer. Deze mensen worden keer op
keer geconfronteerd met ongelijkheid, wantrouwen en vooringenomenheid.
Ik hoor graag van deze minister van Binnenlandse Zaken, maar eigenlijk,
belangrijker nog, van het hele kabinet hoe het ervoor gaat zorgen dat de
overheid daadwerkelijk een werkplek is voor en door alle
Nederlanders.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De enquêtecommissie schrijft
terecht: het zou onvergefelijk zijn als uit dit rapport geen lering
wordt getrokken. En deze negentien aanbevelingen zouden voor Kamer en
kabinet topprioriteit moeten zijn, want de patronen die ten grondslag
lagen aan het schandaal zijn tot op de dag van vandaag niet doorbroken,
waardoor een volgend schandaal morgen weer kan gebeuren. Er zijn de
afgelopen jaren veel excuses gemaakt en er is veel "sorry" gezegd, en
terecht. Wat hebben de mensen thuis aan "sorry", als we met elkaar niet
bereid zijn om vervolgens ook echt actie te ondernemen? Die verwoeste
levens van al deze ouders zijn immers niet meer te repareren. Die
ontnomen zorgeloze jeugd kunnen we helaas nooit meer teruggeven. Wat we
wel kunnen doen voor al deze ouders, is ervoor zorgen dat niemand ooit
nog mee hoeft te maken wat deze ouders is aangedaan. Ik roep daarom het
kabinet op: kom snel met een betere kabinetsreactie, een reactie die wel
recht doet aan alle negentien aanbevelingen. Maar ook de Kamer spreek ik
aan. Met elkaar waren we eensgezind voor de zomer. Laten we dit
vasthouden met elkaar en oproepen tot een betere reactie, zodat we er
alles aan gedaan hebben om te zorgen dat een volgend schandaal nooit
meer kan gebeuren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Dijk van de fractie van
de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met het bedanken van alle
ouders van het toeslagenschandaal, die nu voornamelijk thuis zitten te
kijken. Ik weet dat jullie kijken. Jullie zijn zichtbaar. Jullie hebben
jezelf zichtbaar gemaakt, nadat jullie lange tijd onzichtbaar waren. Ik
wil jullie vanaf deze plek bedanken voor al jullie inzet tegen de stroom
in, tegen de overheid die jullie vermorzeld heeft. Ik wil jullie daar
hartelijk voor bedanken. Het is een van de manieren die ervoor hebben
gezorgd dat wij hier nu de uitkomst van een parlementaire enquête
bespreken, met conclusies en aanbevelingen die een halfjaar geleden door
deze Kamer omarmd werden. Dat is jullie verdienste tot nu toe. Wat
jullie altijd zeggen, is dat dit nooit meer mag gebeuren. Dat het jullie
overkomen is, is geen natuurramp. Er zit een politieke gedachte achter
dat het jullie overkomen is. Dat mag nooit meer gebeuren en het is de
taak van deze Kamer om te voorkomen dat het nog eens gebeurt.
Een jaar geleden presenteerde de parlementaire enquêtecommissie
Fraudebeleid en Dienstverlening haar rapport Blind voor mens en recht.
De conclusies waren niet mals. Verkeerde keuzes bij de totstandkoming
van wet- en regelgeving stonden aan de basis van deze ellende. Mensen
die een foutje maakten, werden behandeld als fraudeur. Staatsmachten
zijn ernstig en langdurig tekortgeschoten in het bieden van
rechtsbescherming. Grondrechten zijn geschonden. De politiek heeft
financiële keuzes gemaakt zonder oog te hebben voor de gevolgen voor
mensen. De Kamer heeft actief bijgedragen aan hard fraudebeleid en heeft
ellende voor mensen niet weten te voorkomen.
Die conclusies waren stevig, maar dat had wat de SP betreft ook helemaal
niet anders gekund. Wie de afgelopen jaren contact heeft gehad met de
vele gedupeerden van het toeslagenschandaal, wie de bijdragen van de
ouders en de kinderen tijdens de verhoren heeft gehoord en nu nog steeds
mensen treft en spreekt die zijn vermorzeld en dat nu opnieuw worden,
weet dat deze conclusies meer dan terecht zijn. We weten dat mensen
vermorzeld zijn door een overheid met een verkeerde politieke
overtuiging. Dat was en is geen natuurverschijnsel. Dat was en is geen
toevalligheid. Dat was en is geen organisatorisch probleem. Dat was en
is niet iets wat je even weg kunt managen. De problemen zitten in de
manier waarop deze overheid is aangestuurd. Het is aan de politiek om
dat nu op te lossen.
Voorzitter. Ik heb het al zo veel mensen horen zeggen, ook hier: dit mag
nooit meer gebeuren en dat vraagt dus om een echt andere politiek, met
een ander mensbeeld. Niet het neoliberale mensbeeld van de laatste
decennia. Niet het mensbeeld van de zogenaamde homo economicus, waarbij
al het menselijk handelen in het teken staat van een enkel doel: het
najagen van zo veel mogelijk persoonlijk gewin. Deze eendimensionale
mensvisie is niet alleen onjuist, maar ook gevaarlijk. Een politiek die
een mensbeeld hanteert waarin de mens een zelfzuchtig wezen is dat er
alles aan doet om zichzelf zo veel mogelijk toe te eigenen, heeft mensen
in de vernieling geholpen en vermorzeld.
De beleidstheorie van het new public management die hieronder zit,
hanteert exact dit mensbeeld. Het is de heersende beleidstheorie waarbij
financiële doelen dominant zijn in de besluitvorming. Alles voor de
zogenaamde efficiëntie en financiële efficiënte voor alles. De overheid
wordt geleid als een bv, de bv Nederland. Geen persoonlijk contact meer
met mensen, geen loket met een menselijk gezicht, geen ruimte voor
fouten, geen ruimte voor afwijkende situaties, want het moet wel fraude
zijn. Dat dit tot op de dag van vandaag voort kan duren, is nog het
grootste schandaal. Dit fraudebeleid en deze problemen in de
dienstverlening kennen sterke klassenverschillen. Het zijn namelijk niet
de witte boorden die keihard aangepakt en vermorzeld worden, maar de
hardwerkende mensen met een bescheiden inkomen die afhankelijk zijn
gemaakt van toeslagen en die nergens bij de overheid gehoor wisten te
vinden. Waar grote bedrijven op verzoek geheime belastingafspraken
mochten maken, werden mensen met lagere inkomens en middeninkomens niet
geloofd, niet gezien en niet gehoord. De een wordt vermorzeld, de ander
wordt met fluwelen handschoentjes behandeld. Zo ziet klassenjustitie
eruit.
Naast de verschillen in behandeling van klassen, zien we ook verschillen
in behandeling van mensen op basis van hun afkomst en achtergrond. Een
buitenlandse achternaam vergroot het risicoprofiel en vergroot daarmee
de kans om onterecht als fraudeur te worden behandeld. Zo werden mensen
op klasse én op afkomst gediscrimineerd. De strijd van al die
verschillende mensen die zich hebben ingezet om dit schandaal boven
water te krijgen, heeft ervoor gezorgd dat jullie niet meer onzichtbaar
zijn en zichtbaar zullen blijven. Zo ziet klassenstrijd eruit.
Het hoeft niet zo te zijn. Onze overheid hoeft niet zo te zijn. Onze
overheid kan van mensen zijn en er voor mensen zijn, met een ander
mensbeeld, dat mensen ziet en erkent als sociale wezens en waarin mensen
als gelijkwaardig worden gezien en met respect worden behandeld. En
omdat mensen niet gelijk maar wel gelijkwaardig zijn, moet ook
solidariteit worden georganiseerd. Dit vraagt om een overheid waarbij de
mens de maat der dingen is en om een samenleving waarin we elkaar helpen
en voor elkaar zorgen als dat nodig is. Dat is de overheid die de SP
nastreeft. De overheid moet een bondgenoot van mensen zijn. Dat betekent
niet dat mensen betutteld of altijd maar verzorgd hoeven te worden, maar
we moeten er wel voor zorgen dat mensen in staat zijn om hun leven zo
goed als mogelijk, in zo veel mogelijk vrijheid, vorm te kunnen geven.
Ik herhaal het wederom: met de mens als maat der dingen.
Hiervoor zijn een aantal punten voor de SP van cruciaal belang. Er moet
altijd menselijk contact mogelijk zijn, bijvoorbeeld via een loket. Er
moet een mogelijkheid zijn om een afspraak te maken met iemand, zodat je
iemand in de ogen kunt kijken als je er niet uit komt. Het gaat om
iemand die je om hulp kan vragen, die jouw bondgenoot is en je uit de
ellende kan helpen als die ontstaan is.
Twee. Het recht moet voor iedereen toegankelijk zijn. Daarom moet er ook
geïnvesteerd worden in sociale advocatuur en moeten de criteria voor
rechtsbijstand worden verruimd, zodat je recht halen niet alleen iets is
voor mensen met een dikke portemonnee.
Drie. Verleng de bezwaartermijnen voor mensen in het sociale domein.
Deze beperkt houden, is onnodig en doet mensen onnodig onrecht
aan.
Vier. Er moet een landelijk dekkend netwerk komen waar mensen
sociaaljuridisch advies kunnen aanvragen. Onze lokale SP-hulp- en
informatiediensten tonen ook aan dat hier een grote behoefte aan is.
Daar komen mensen die van het kastje naar de muur worden gestuurd of er
simpelweg niet meer uit komen.
Vijf. Versterk de Autoriteit Persoonsgegevens, zodat het grondrecht op
bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd wordt. Volgens mij is het
zeer, zeer duidelijk geworden dat dit nodig is. Dit moet ook meegroeien
met de tijd. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft meer taken. De
digitalisering is toegenomen. Dan zou het volstrekt logisch zijn als de
Autoriteit Persoonsgegevens ook meegroeit.
Voorzitter. Voor een menselijke overheid die niet blind is maar juist
zicht heeft op mens en recht, zijn deze punten cruciaal. Zonder
bovengenoemde punten kunnen vergelijkbare schandalen weer voorkomen, als
dit niet al het geval is, zie de bende bij het UWV en de ellende in de
jeugdzorg.
In april 2024 debatteerde deze Kamer over het rapport van de
parlementaire enquêtecommissie. Dit was volgens de SP een goed en
inhoudelijk debat. Daarbij steunde uiteindelijk een overgrote
meerderheid van de Tweede Kamer, alleen de PVV en Forum voor Democratie
niet, een motie om alle conclusies en alle aanbevelingen van de
enquêtecommissie over te nemen, niet een beetje, niet een paar, maar
allemaal. Na het grootste schandaal uit de recente geschiedenis, nadat
het zwaarste parlementaire middel is ingezet en er een motie van deze
Kamer is aangenomen die oproept om alle conclusies en alle aanbevelingen
over te nemen, komt dit kabinet niet met manieren om de aanbevelingen
over te nemen, maar met slappe argumentatie. Zo zou het recht op
menselijk contact moeilijk uitvoerbaar zijn. Ik vat het even samen: pure
politieke onwil en heel duidelijk een geldkwestie. Meer middelen voor de
Autoriteit Persoonsgegevens zou ook geen oplossing bieden. Lange,
ontwijkende argumentatie, ellenlange lappen tekst en ook weer zeer
duidelijk om de hete brij heen draaien: het is wederom duidelijk een
geldkwestie. Een landelijk dekkend netwerk van sociaaljuridische
bijstand, hogere vergoedingen voor de sociale advocatuur en een
verruiming van de rechtsbijstand? Ik ga hier niet de hele argumentatie
van het kabinet herhalen, maar dit was wederom een geldkwestie en
duidelijk iets wat het kabinet niet wil uitvoeren.
We zien het weer. Het is weer de heersende beleidstheorie van het nieuwe
public management, met dat mensbeeld, waarbij financiële doelen en het
geld dominant zijn in de besluitvorming. De overheid wordt geleid als
een bv en niet als een bondgenoot van mensen.
Voorzitter. Hoe kan het kabinet met deze reactie komen? Het is
onvoldoende, onvolledig en volstrekt onacceptabel. Hoe is dit in het
kabinet gegaan? Hoe hebben deze bewindslieden zich opgesteld? U bent
allen van Nieuw Sociaal Contract. U zit allemaal in vak K omdat uw
partij gegroeid is door samen met anderen succesvol dit
toeslagenschandaal aan te kaarten, met de belofte van goed bestuur. Hoe
kunt u dan zo omgaan met de uitkomsten van een parlementaire enquête?
Het zwaarste parlementaire middel dat we kennen. Hoe kunt u zo omgaan
met een Tweede Kamer die in overgrote meerderheid de conclusies en
adviezen — niet een paar, niet een beetje maar allemaal — volledig heeft
overgenomen en dit kabinet heeft opgedragen, niet lief gevraagd maar
opgedragen, om dit uit te voeren. Het is ongekend dat u gewoon uw eigen
plan trekt. Ik wil hier graag een uitgebreide reactie op van het
kabinet, en dan niet met die slappe argumenten zoals in de
kabinetsreactie die we op papier hebben gekregen. Het is echt een
schoffering van gedupeerde ouders. Het is een schoffering van de
enquêtecommissie en het is een schoffering van deze Tweede Kamer. Ik
kijk deze zaal in en dan kijk ik vooral naar één deel van deze Kamer.
Dit vraagt om een Tweede Kamer die haar tanden toont. Dit vraagt om een
Tweede Kamer die dit niet accepteert. Dit vraagt om een Tweede Kamer die
niet toestaat dat dit weer kan gebeuren.
Tijdens het debat over de uitkomsten van de parlementaire
enquêtecommissie vroeg ik mevrouw Van Vroonhoven of zij de aanbevelingen
allemaal steunde of niet. Ik heb het haar twee keer gevraagd en haar
reactie was helder. Ze reageerde een beetje kribbig toen ik het de
tweede keer vroeg. Ze zei tegen mij: "U heeft mij toch gehoord? Wij van
Nieuw Sociaal Contract steunen alle aanbevelingen." U was glashelder. De
VVD en de BBB waren in eerste instantie iets minder helder, maar ook zij
waren mede-indieners van de motie om alle analyses, alle conclusies en
alle aanbevelingen over te nemen. Ik hoop dat Nieuw Sociaal Contract, de
VVD en de BBB consistent zijn en dat hun woorden en hun stemgedrag ook
wat waard zijn. Niet voor mij, niet voor de SP, maar voor al die mensen
die vermorzeld zijn, die jarenlang strijd voeren en die voortdurend aan
u en aan mij meegeven: "Laat dit alstublieft nooit weer gebeuren. Wij
hebben de ellende moeten doorstaan. Voorkom dat het ooit weer bij een
ander gebeurt."
Het zijn deze mensen en de toekomstige mensen die van u verwachten dat u
niet blind bent voor mens en recht.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Baarle van de fractie
van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. De toeslagenmisdaad was een nietsontziende jacht van de
overheid op onschuldige burgers. Staatsmachten hebben gefaald om mensen
te beschermen. Het staatsapparaat, dat in dienst van burgers hoort te
staan, werd op een ongekend harde manier tegen hen ingezet. Duizenden
mensen werden genadeloos de ellende in gewerkt vanwege een keiharde
alles-of-nietsbenadering en een racistisch beleid. Het leven van ouders
is kapotgemaakt. Mensen zijn daardoor letterlijk de wanhoop ingedreven,
soms tot aan de rand van de dood. Dit misdadige handelen van de overheid
kan en mag niet anders genoemd worden dan wat het is: een voorbedachte,
gemodelleerde jacht en institutioneel racisme.
Voorzitter. De moedige gedupeerden, de toeslagenouders, gingen het
gesprek met de commissie niet aan vanuit eigenbelang of om de
persoonlijke situatie te verbeteren, zo lezen we in het verslag. Het
doel van de slachtoffers was om te voorkomen dat iemand ooit nog
dezelfde hel moet doorstaan. Wij zijn het deze ouders verplicht om hier
ook alles voor te doen, om recht te doen aan hun leed. De
toeslagenmisdaad is geen natuurverschijnsel dat ons heeft overvallen,
zegt de commissie. Alle gebeurtenissen zijn het gevolg geweest van
politieke keuzes, besluiten, handelen, nalaten of wegkijken en zelfs van
een bikkelharde boekhoudersmentaliteit. Met een verzonnen taakstelling
fraude moest er namelijk geld worden binnengehaald over de rug van
mensen. Volgens de enquêtecommissie heeft de politiek een aanjagende rol
gespeeld in de verharding van het beleid, waardoor de menselijke
waardigheid van burgers is uitgehold.
Is die aanjagende rol inmiddels veranderd? Die vraag moeten we ons
stellen. Nee, die aanjagende rol van de politiek is misschien wel
sterker aanwezig dan ooit. Want we hebben een regering met
PVV-bewindspersonen die in het verleden de omvolkingstheorie verspreid
hebben. U weet wel, de theorie die haar oorsprong in het
nationaalsocialisme vindt. Een PVV-bewindspersoon die achter de
criminele "minder, minder Marokkanen"-uitspraak bleef staan. Een
BBB-minister die beweerde dat Jodenhaat onderdeel zou zijn van de
islamitische cultuur. Een VVD-bewindspersoon die zonder onderbouwing een
groot deel van de islamitische jongeren afschrijft, omdat zij zogenaamd
de Nederlandse normen en waarden niet zouden onderschrijven. Een
Kamermotie die is ingediend door de VVD waarin staat dat gegevens moeten
worden bijgehouden over normen en waarden van Nederlanders met een
migratieachtergrond. En als kers op de taart hebben we een NSC, dat dit
allemaal faciliteert en normaliseert. Er is niks geleerd van de
toeslagenmisdaad als er nu een rechts-radicale coalitie is met mensen
die zich discriminerend uiten en we een kabinet hebben met
bewindspersonen die aan de lopende band stigmatiseren en om de haverklap
zondebokken aanwijzen voor problemen in het land. Dit betekent dat, al
die mooie woorden ten spijt, de grondoorzaak waardoor de overheid
groepen mensen kon vermorzelen nog steeds aanwezig is. Dat is een
rottend mensbeeld, dat mensen op basis van groepskenmerken, geloof of
afkomst verdacht maakt. Dat is bij deze coalitie en in deze regering
dieper geworteld dan ooit tevoren.
Al jaren horen we noodkreten waarin wordt gewaarschuwd dat
institutioneel racisme een reëel en levensgroot probleem is. De
toeslagenmisdaad is geen incident, maar de kanarie in de kolenmijn. In
de kabinetsreactie lees ik nergens dat deze regering onderschrijft,
zoals de commissie stelt, dat het grondrecht op gelijke behandeling is
geschonden. Dubbele nationaliteiten zijn geregistreerd in het
toeslagenverstrekkingensysteem en gedeeld, terwijl dit niet mocht. In
het risicoclassificatiemodel van de Dienst Toeslagen is nationaliteit
opgenomen, terwijl dit niet mocht. De leeftijd van het bsn-nummer is als
proxy gebruikt voor een migratieachtergrond. Afkomst is gebruikt bij de
ontwikkeling van een selectieprofiel voor bijstandsfraude. Het zijn
allemaal voorbeelden van niet-noodzakelijke en niet-toegestane
verwerking van nationaliteit en afkomst, dús van discriminatie, die de
commissie constateert. Het gevolg hiervan is dat mensen met een
migratieachtergrond disproportioneel vaak zijn gecontroleerd, zo stelt
de commissie. Erkent dít kabinet dat? Erkent dít kabinet dan ook dat er
met de toeslagenmisdaad sprake was van institutioneel racisme? Waarom
lees ik hier geen ruiterlijke erkenning van in de kabinetsreactie? Hoe
kan je institutioneel racisme oplossen als je het begrip "institutioneel
racisme" niet eens in de mond neemt?
Deelt het kabinet met mij de boosheid dat er tot op de dag van vandaag
geen duidelijkheid is over hoe die discriminerende risicomodellen zijn
ontstaan? Ik vroeg de commissie in het debat hoe het mogelijk is dat die
discriminerende risicomodellen waren ingezet bij de overheid. Wie heeft
daar ooit over besloten? Welk overleg heeft daarover plaatsgevonden?
Welke argumenten zijn er uitgewisseld? Die vragen zijn tot op de dag van
vandaag allemaal onbeantwoord gebleven. De commissie moest zich
verontschuldigen voor het feit dat er geen papertrail is over hoe deze
modellen zijn bedacht. Hoe kan dat? Waarom tasten we na al die jaren nog
altijd in het duister? De enquêtecommissie zegt in ieder geval dat het
zeker is dat tijdens het kroningsweekend van de koning de kiem gelegd is
voor het gebruik van nationaliteit en dubbele nationaliteit als
risico-indicatoren. Wat er echter precies is besloten, wie daar
verantwoordelijk voor zijn en hoe dit proces is verlopen, blijft tot op
de dag van vandaag een mysterie.
Voorzitter. Er is sprake van een verbluffend gebrek aan documentatie.
Hoe kan dat? Het lijkt op de perfect crime. Moeten we nou echt geloven
dat er in die broedkamers van de Belastingdienst nooit een verslag is
geschreven, nooit een aantekening is gemaakt of een mail is verstuurd
die iets over de totstandkoming van deze discriminerende modellen kan
zeggen? Ik vind het totaal ongeloofwaardig.
Het is niet voldoende om te constateren dát er grove fouten zijn
gemaakt. We moeten weten wíé over de schreef is gegaan en wat de
drijfveren daartoe waren. Ik wil daarom alsnog vragen aan de regering
welke inspanningen er geleverd kunnen worden en gaan worden om te
achterhalen welke beleidsmatige en bestuurlijke keuzes er gemaakt zijn
met als gevolg dat nationaliteit, dubbele nationaliteit en het
bsn-nummer als proxy voor migratieachtergrond gebruikt werden in
risicomodellen. Waarom is er in hemelsnaam gediscrimineerd door de
overheid? Dat wordt gewoon niet duidelijk. Welke personen, afdelingen of
organen hebben hierover overleg gevoerd? Wie heeft uiteindelijk groen
licht gegeven voor het gebruiken van nationaliteit of dubbele
nationaliteit als indicator?
En wat doen die personen tegenwoordig? Zijn ze misschien nu betrokken
bij de operatie voor het herstel van de toeslagenmisdaad? Kan de
regering überhaupt aangeven hoeveel sancties en ontslagen er hebben
plaatsgevonden naar aanleiding van de toeslagenmisdaad? Zijn daar
gegevens of cijfers over? Zijn die mensen nu nog aan de slag bij de
rijksoverheid? En wat leren we hiervan? Kan de regering garanderen dat
nu bij de ontwikkeling van risicomodellen alle stappen op elk moment op
een honderd procent gedegen wijze worden gedocumenteerd? Kan de regering
garanderen dat nooit meer achteraf in het duister wordt getast over hoe
een discriminerend model, als dat blijkt te bestaan, tot stand is
gekomen? Op dit punt overweeg ik een motie.
Voorzitter. Ik vraag me daarnaast af of de regering de strijd tegen
institutioneel racisme wel serieus neemt. In een aangenomen motie vroeg
ik de regering met welke maatregelen de schending van het recht op
gelijke behandeling voorkomen gaat worden. In de kabinetsreactie wordt
met heel veel woorden gesuggereerd dat de regering van alles doet, maar
de praktijk laat heel veel anders zien. Het meeste wordt namelijk
vooruitgeschoven of naar een andere instantie verwezen.
Waarom gaat de regering bijvoorbeeld wachten tot de staatscommissie
tegen discriminatie en racisme met een oordeel komt over de vraag of
etniciteit als factor gebruikt moet worden om fraude te bestrijden?
Waarom gooit de regering etniciteit als variabele niet gewoon vandaag
nog overal in de prullenbak? Wat houdt de regering tegen? Waarom worden
nationaliteit, afkomst en etniciteit niet direct categorisch verboden
als risicofactoren in modellen? Wanneer kunnen we de doorlichting van de
rijksoverheid op institutioneel racisme, zoals een motie van DENK jaren
geleden — járen geleden! — al vroeg, nou eindelijk verwachten? Waarom
lezen we hierover niets meer dan dat er na jaren een pilot met een
doorlichtingsinstrument wordt doorgevoerd bij enkele overheidsdiensten?
Kan de regering aangeven wanneer dit doorlichtingsinstrument door de
hele rijksoverheid toegepast gaat worden en of dat überhaupt de intentie
is?
Voorzitter. Een van de instituten die de overheid scherp zou moeten
houden op de bestrijding van discriminatie en racisme, is de Nationaal
Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. De NCDR is onderbezet voor
de taak die hij heeft gekregen, heeft nauwelijks eigen zeggenschap en
verkeert nog steeds in onzekerheid over wat de toekomst van dat
instituut gaat worden. Hoe kan de strijd tegen institutioneel racisme
serieus worden genomen als je het instituut dat de overheid daar scherp
op zou moeten houden zo laat bungelen? Kan de regering toezeggen dat de
instelling van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
permanent wordt gemaakt, dat het budget van de NCDR zal worden
uitgebreid en dat de bevoegdheden van de NCDR toereikend zullen worden
gemaakt? Op dit punt overweeg ik een motie.
De commissie beveelt ook aan om eenzijdig overheidshandelen onder de
reikwijdte van de Algemene wet gelijke behandeling te plaatsen. Ik deel
de frustratie van de heer Stultiens. Dat horen we ook al járen.
Recentelijk is de motie-Van Nispen/El Abassi aangenomen, waarin dit aan
de regering wordt gevraagd. In de kabinetsreactie wordt nu nog steeds
doorverwezen naar onderzoek. Waarom wordt dit nou weer vooruitgeschoven,
vraag ik aan de regering. Ik wil graag klip-en-klaar van de regering
horen dat dit onderzoek ook daadwerkelijk als doel heeft om dat
eenzijdig overheidshandelen onder de reikwijdte van de Algemene wet
gelijke behandeling te plaatsen. Ik wil ook graag horen wanneer we dat
wetsvoorstel op zijn vroegst tegemoet kunnen zien.
Naar aanleiding van de toeslagenmisdaad is er bij de overheid ook een
opruimactie begonnen om vervuilde en discriminerende modellen op te
sporen en te verwijderen. De ADR heeft op verzoek van DENK onderzocht of
dit goed is gebeurd. Die stelt dat elk departement dit op zijn eigen
manier heeft aangepakt. Er is daardoor geen helder antwoord op de vraag
of alle onrechtmatige modellen zijn opgeruimd. Is de minister het met
mij eens dat die opruimactie daarom niet "geslaagd" kan worden genoemd?
Met andere woorden: zijn mogelijke vervuilde en discriminerende modellen
bij de overheid wel gedegen opgespoord? Hebben we wel wat geleerd?
Voorzitter. Buiten de strijd tegen institutioneel racisme is er veel
meer nodig. De commissie doet daar belangrijke aanbevelingen voor. Ook
op dat vlak is de kabinetsreactie gewoon veel te min. Een jaar later
komt de regering niet verder dan vaagheden. Het advies om het budget van
de AP op te hogen, is niet opgevolgd. Er wordt nog steeds onderzoek
gedaan naar laagdrempelige ondersteuning met een landelijk dekkend
netwerk. Er wordt bezuinigd op het Juridisch Loket. We weten niet of de
sociale advocatuur een betere vergoeding krijgt. Onderzoek is
uitgesteld. Er is geen duidelijkheid over hoe het toeslagenstelsel zal
worden hervormd. We tasten in het duister over wanneer dit zal gebeuren.
We tasten in het duister over het proces. Maar het moet allemaal binnen
het budget blijven, dus veel kan er niet veranderen.
De regering gaat het fraudebegrip niet harmoniseren. Waarom niet? Is het
fraudebegrip nu dan zo goed bij de rijksoverheid? Dat durf ik te
betwijfelen. We moeten nog steeds onderzoek doen naar het harmoniseren
van al die andere begrippen. Recht op persoonlijk contact gaat er niet
komen. Er wordt nergens een bedrag genoemd dat de overheid daadwerkelijk
gaat investeren om persoonlijk contact bij de rijksoverheid mogelijk te
maken. Waarom wordt er zo laks omgegaan met deze aanbeveling? Er is een
wet ingevoerd om de overheid menselijker te maken, de Wet versterking
waarborgfunctie Awb. Dat is een prima wet, maar wat lezen we? Er is geen
financiële dekking om deze wet uit te voeren. Het is een lege huls. Daar
moeten we op wachten. De regering verlengt de bezwaartermijn niet naar
een jaar. Waarom niet?
Voorzitter. Ik kan nog wel even doorgaan met het opnoemen van niet
opgevolgde aanbevelingen en doorschuifbeleid, maar als de regering de
ouders daadwerkelijk serieus neemt, moet de kabinetsreactie gewoon alle
aanbevelingen noemen en onverkort opvolgen. Dit moet beter, in het
belang van de ouders.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Ceder van de
ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag bespreken we het rapport Blind voor mens en recht
van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening.
Deze commissie heeft onderzocht hoe de overheid fraude bestrijdt en wat
daarbij is misgegaan. Bij het voorbereiden en bespreken van dit
onderwerp heb ik altijd Esther voor ogen. Esther is een van de
tientallen gedupeerden van de toeslagenaffaire, woonachtig in
Amsterdam-Zuidoost. Ik stond haar een aantal jaren geleden bij als
advocaat, voordat ik de Kamer in ging. Esther is jarenlang opgejaagd
door de overheid en met een zekere precisie kapotgemaakt. En waarom
eigenlijk? Omdat fraudebestrijding mede op aandringen van deze Kamer
totaal was doorgeslagen. Haar verhaal, hoe gedetailleerd zij dat kan
vertellen, heeft mij nooit meer losgelaten. Ik neem u mee in haar
verhaal, zodat we dit rapport niet hoog over bespreken en snel overgaan
tot de orde van de dag, maar we onthouden dat er mede door
besluitvorming hier in de Kamer en in kabinetten vele mensenlevens kapot
zijn gemaakt, en dat dit nooit meer mag gebeuren.
Esther kreeg in 2012 opeens een flink aantal terugvorderingen van de
Belastingdienst voor de kinderopvangtoeslag. Het bedrag liep op tot
ongeveer €48.000. En hoeveel bewijs Esther ook naar de Belastingdienst
stuurde om aan te tonen dat ze het echt bij het verkeerde eind hadden,
het was nooit genoeg. Ze was intern bij de Belastingdienst bestempeld
als fraudeur. En de Belastingdienst begon andere toeslagen, zoals zorg-
en huurtoeslag, te verrekenen, en doordat ook haar belastingteruggave
jaarlijks werd ingehouden, gleed ze snel weg in een diep moeras. Omdat
haar zorgtoeslag werd ingehouden, kon ze ook haar maandelijkse
zorgverzekering niet meer betalen. Na zes maanden word je in Nederland
dan aangemeld als wanbetaler, bij het CAK. Vanaf dat moment betaal je
een duurdere bestuursrechtelijke zorgpremie totdat de schuld is
afgelost. Je glijdt dus steeds dieper in een donker moeras.
Esthers huurtoeslag werd ook ingehouden, waardoor er al snel een forse
huurachterstand ontstond, met als gevolg een gerechtelijk vonnis en een
aangekondigde ontruiming; in Nederland kan dat na drie maanden
huurachterstand. Ze kon de ontruiming voor haar en haar kind
ternauwernood voorkomen door een moratorium bij de rechtbank aan te
vragen, maar haar schulden begonnen steeds sneller te stijgen. Esther
moest gebruikmaken van prepaid energie, omdat geen enkele
energieleverancier haar nog regulier wilde aansluiten. Op een gegeven
moment werd Esther ontslagen, nadat de hr-afdeling telkens maar weer
bezig was met beslagleggingen op haar salaris.
Door alle tegenslagen en het opjagen van de Belastingdienst werd Esther
depressief en ging ze ook mentaal achteruit. Ze kon het niet meer
opbrengen om haar post open te maken — een veelvoorkomend fenomeen bij
mensen waarvan de schulden oplopen. Ze was niet meer te genieten voor
haar kind, haar relatie liep op de klippen en ze kwam 20 kilo aan. Ze
schaamde zich voor haar familie en begon zich als gevolg daarvan steeds
verder te isoleren. Esther bleef tegelijkertijd jarenlang bezwaar maken
tegen de beslissingen van de Belastingdienst, maar vanwege de stress en
de moedeloosheid liet ze op een gegeven moment de beroepstermijnen en de
laatste strohalmen om de kwestie aan te vechten, lopen. En de
Belastingdienst was dan onverbiddelijk: "Te laat is te laat;
termijnoverschrijding".
Het is namelijk zo dat als je niet binnen de gestelde tijd bezwaar
aantekent om welke reden dan ook, een bestuursorgaan kan zeggen dat het
niet in behandeling wordt genomen, waarmee de vordering vast komt te
staan en ook niet meer aanvechtbaar is. Het leven van Esther en vele
anderen is vermorzeld. De parlementaire enquêtecommissie is ongenadig in
haar oordeel: "In een verhard politiek en maatschappelijk klimaat zijn
de drie staatsmachten blind geweest voor mens en recht."
Voorzitter. Daarom wilde ik mijn bijdrage beginnen met het verhaal van
Esther, ook als geheugensteuntje, zodat we nimmer opnieuw verblind raken
voor mens en recht. Het verhaal van Esther en vele andere
toeslagenouders, waarvan velen ook op de tribune zitten of meekijken via
tv of livestream, herinnert ons eraan hoeveel macht een overheid heeft
en hoe deze macht mensenlevens kan verwoesten, nota bene gelegitimeerd
door een parlementaire democratie. Uit het grondige onderzoek van de
commissie blijkt dat hieraan verschillende patronen ten grondslag
liggen, die tot op de dag van vandaag nog niet zijn doorbroken.
Het kabinet heeft de conclusies en aanbevelingen van de commissie
grotendeels omarmd. Maar hoe komen we van mooie woorden en ambities op
papier naar concrete veranderingen voor mensen, ook in het licht van de
aanbevelingen die niet of gedeeltelijk zijn overgenomen? Dat is wat de
ChristenUnie betreft de uitdaging van dit rapport: hoe krijgen we een
overheid die mensen ziet, rechtvaardig behandelt, gebaseerd op
begrijpelijke regelgeving? Een ingewikkelde opdracht, waar deze vier
bewindspersonen zich aan gecommitteerd hebben, om verandering in gang te
brengen.
Voorzitter. In de brief van het kabinet wordt gesteld dat vertrouwen het
uitgangspunt moet zijn bij wetgeving in sociale zekerheid. Dat zijn
mooie woorden, maar …
De heer Dijk (SP):
Ik begrijp eigenlijk helemaal niks van wat de heer Ceder zegt, namelijk
dat het kabinet de aanbevelingen grotendeels heeft overgenomen.
"Grotendeels"? Deze Kamer heeft toch gevraagd om het niet grotendeels te
doen, maar om het helemaal te doen? We hebben niet een motie ingediend
om deels de aanbevelingen aan te nemen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, dat klopt. Daar zit ook mijn frustratie. Ik heb nog tien minuten.
Daarin zal ik ook ingaan op een aantal punten. Ik heb ook een aantal
moties. Een aantal aanbevelingen zijn overgenomen, zoals het toetsen van
wetten. Zo zijn er nog een aantal dingen. Mijn probleem hierbij is het
volgende. Er is vaak geen geld voor uitgetrokken. De termijn is ongewis,
terwijl we al jaren praten over een aantal dingen. Onze partij heeft al
jarenlang gezegd dat de toeslagen het grootste probleem zijn, dus schaf
ze gewoon af. Ik zie geen begin van een start van dat het echt gaat
gebeuren. Het zijn mooie woorden. Voor de punten die belangrijk worden
genoemd en waarvan gezegd wordt "dat moeten we doen" is geen geld
uitgetrokken. Kortom, ik deel uw frustratie. Maar er zijn ook een aantal
dingen overgenomen. Daar probeer ik ook eerlijk over te zijn.
De heer Dijk (SP):
Ik ben op tijd, maar fijn dat u het even toelicht, want ik vond die ene
zin een beetje gek klinken, namelijk dat we geen parlementaire enquête
hebben gehad waarbij het gebruikelijk is om alle conclusies en
aanbevelingen gewoon over te nemen. Want dat is zeker niet zo als er dan
ook nog een motie wordt ingediend die daartoe oproept. Maar het is goed
om dit te horen, dus ik ga het rustig afwachten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, en in aanvulling hierop, maar dan ga ik vooruitlopen op de bijdrage
van andere partijen: ik hoop dat we van de indieners en van degenen die
de motie om alle aanbevelingen over te nemen eerder gesteund hebben —
dan kijk ik ook naar Nieuw Sociaal Contract, de VVD en BBB — ook gaan
horen dat zij erachter staan. Dat is ook iets. Daarmee loop ik er iets
op vooruit, maar de Kamer heeft een uitspraak gedaan. Ik concludeer dat
een aantal dingen zijn overgenomen. Daar probeer ik een compliment voor
te geven. Er zijn ook een aantal dingen niet overgenomen. Ik hoop dat we
als Kamer onze tanden laten zien en dat we datgene wat we eerder hebben
uitgesproken, ook vandaag met elkaar gaan regelen. Volgens mij heb ik
daarin ook de steun van de heer Dijk.
De voorzitter:
Prima, u continueert.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. In de brief van het kabinet wordt gesteld dat vertrouwen het
uitgangspunt moet zijn bij wetgeving in de sociale zekerheid. Dat zijn
mooie woorden, waar ik me graag bij aansluit. Maar hoe maken we die
concreet? Hoe maken uitvoeringsorganisaties en gemeenten deze omslag
naar een menselijkere uitvoering? Geef de uitvoeringsorganisaties en
gemeenten echt de ruimte om dit vertrouwen richting de burger vorm te
geven. Hoe gaat de minister dit doen, vraag ik dan.
Het rapport van de parlementaire enquête moet aanleiding zijn om dingen
anders te gaan doen. Daarbij moeten we als politici niet alleen wijzen
naar verantwoordelijke ministers, ministeries en
uitvoeringsorganisaties, maar ook naar onszelf kijken. Hoe moeten wij
ons als politici verhouden tot fouten van bijvoorbeeld
uitvoeringsorganisaties? Te vaak is onze reflex dat een probleem direct
moet worden opgelost. De Bulgarenfraude was aanleiding voor politici om
een keiharde fraudeaanpak te eisen. Deze aanpak kwam er en sloeg
uiteindelijk totaal door naar een fraudejacht waar toeslagenouders nog
steeds de gevolgen van dragen.
Voorzitter. Ook ik heb de afgelopen maanden deze reflex, of een begin
daarvan, meegemaakt. Momenteel speelt de situatie bij het UWV, waar de
afgelopen jaren duizenden uitkeringen zijn vastgesteld. Dat debat loopt
nog. Het onderzoek loopt nog. Maar ook daarbij bemerkte ik de reflex bij
de Kamer om als politicus de barricade op te gaan en te eisen dat er
snel wat gebeurt. Politici — ik reken mezelf daar ook onder — moeten ook
leren een pas op de plaats te maken: eerst de feiten en omstandigheden
boven tafel voordat we moord en brand schreeuwen. Dat is in mijn ogen
niet laf of voorzichtig, maar het is juist een van de lessen: dit is
randvoorwaardelijk en noodzakelijk voor goed bestuur.
Voorzitter. In de sociale zekerheid is de afgelopen decennia een cultuur
van wantrouwen en controle gecreëerd. Bij mensen die een beroep doen op
de sociale zekerheid wordt grondig gecontroleerd of ze er geen misbruik
van maken en of ze er niet onnodig van profiteren. Elke cent die te veel
is uitgekeerd, ook al is die te veel betaalde uitkering de schuld van de
overheid, moet worden teruggevorderd, zo nodig met zware
incassoprocedures. Na de Bulgarenfraude sloeg de pendule totaal de
verkeerde kant op.
In de zoektocht naar herstel en vertrouwen zien we ook een beweging die
wat onze fractie betreft onwenselijk is, namelijk de verkramping. Een
belastingambtenaar die bijvoorbeeld fraude signaleert, moet gewoon
kunnen en durven acteren. Dat maakt het een ingewikkelde zoektocht naar
een balans. De burger is niet gediend bij een uitvoeringsorganisatie die
totaal verkrampt is en niet durft te handhaven. Mijn vraag aan de
minister is: hoe sturen we nu, in het licht van het rapport, een
ambtelijk apparaat hierop aan? Dan refereer ik aan de situatie en het
onderzoek dat loopt bij het UWV. Ik hoor graag hoe deze bewindspersonen
op zoek gaan naar de juiste balans tussen fraudeopsporing en het goed
ondersteunen van burgers die recht hebben op financiële
ondersteuning.
Voorzitter. De commissie concludeert dat het handhavingsbeleid in de
sociale zekerheid op de schop moet. Daar ben ik het mee eens. Het
wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid moet hier het antwoord op
zijn. In de consultatierondes zijn veel inzichten opgedaan, onder andere
vanuit de Raad voor de rechtspraak. De ambitie was om dit wetsvoorstel
begin dit jaar naar de Kamer te sturen. Mijn concrete vraag is daarom:
wanneer kunnen we het verwachten en per wanneer zal de nieuwe
regelgeving dan in werking treden?
De commissie wijst ook terecht op de zeer beperkte uitleg van het begrip
"dringende reden" in de sociale zekerheid. Iemand met een uitkering die
een klein foutje maakte, kon worden opgezadeld met een herziening en een
grote terugvordering. Vorig jaar heeft de Centrale Raad van Beroep een
cruciale uitspraak gedaan over de uitleg van het begrip "dringende
reden". Het bestuursorgaan is sindsdien verplicht een belangenafweging
te maken waarvan de uitkomst niet onevenredig mag zijn. Hoe gaat het nu
in de praktijk, vraag ik aan de minister. Is bij de minister bekend of
en hoeveel gebruik er wordt gemaakt van deze bepaling? Werkt de
"dringende reden" nu echt als een soort hardheidsclausule en wordt de
clausule ook ambtshalve toegepast? Zijn er verschillen waar te nemen
tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties in het gebruik van de
bepaling? Denk dan aan de SVB, het UWV en gemeenten.
Voorzitter. Ik wil het hebben over het toeslagenstelstel. De meest
ingrijpende aanbeveling van de commissie is om politiek lef te tonen en
het huidige toeslagenstelsel te beëindigen. De voorzitter van de
commissie verwoordde het in het debat van vorig jaar als volgt: "Alle
ingrediënten zijn aanwezig, op slechts één na. Dat is het politieke lef.
Dat is de verantwoordelijkheid die op ons allemaal rust." De
ChristenUnie ziet het als haar dure plicht om van mooie woorden ook naar
concrete daden te gaan. Als dit rapport voor ons allemaal niet de
druppel is om de toeslagen snel te hervormen, wat dan wel? Moeten we
wachten op nog een rapport van een parlementaire enquêtecommissie? Als
er in een radiospotje reclame zou worden gemaakt voor het aanvragen van
een toeslag als financieel product, zou je de volgende financiële
disclaimer horen: "Let op, het risico van dit product is zeer groot. De
kans dat u moet betalen is zeer hoog." Een toeslag is namelijk een
onzeker voorschot op een zekere rekening van de woningcorporatie,
zorgverzekeraar of kinderopvanginstelling.
Mijn fractie verliest rond de hervorming van de toeslagen het geduld. We
missen urgentie. Dat reken ik dit kabinet aan. Er moeten dit jaar grote
stappen worden gezet. En als er met Prinsjesdag geen concrete plannen
liggen voor de hervorming, gaat er in deze kabinetstermijn gewoon weinig
gebeuren; laten we daar eerlijk over zijn. Het kabinet schijnt de
ambitie te hebben om te hervormen. Dat wordt ook continu op papier
uitgesproken. In de kabinetsreactie staat dat het kabinet een open
gesprek met de Kamer wil. Daar spreekt alleen al weinig ambitie uit en
wat is daar precies de bedoeling van? We hebben toch continu een open
gesprek met elkaar? Er liggen aangenomen moties die zeggen: hervorm het
en hervorm het met spoed.
Voorzitter. Mijn angst is dat we geen steek vooruitkomen. Dat reken ik
dan ook de ministers aan die hier verantwoordelijk voor zijn. Knopen
doorhakken, keuzes maken en daarvoor gaan staan, lijken tot nu toe nog
niet de sterkste kwaliteiten van dit kabinet en deze coalitie, en dan
druk ik me voorzichtig uit. Mijn vraag aan dit kabinet is dus: wanneer
gaan we knopen doorhakken? Hoe denkt het kabinet stappen te kunnen
zetten, zonder geld om te sturen op inkomenseffecten? En hoe serieus
zijn de woorden van het kabinet? Ik overweeg ook een motie naar
aanleiding van de kabinetsreactie straks om concrete termijnen vast te
gaan stellen, want Nederland heeft dit nodig. We moeten stoppen met de
toeslagen en de onzekerheid die daarbij komt kijken. Komt het
wetsvoorstel voor hervorming van de kinderopvangtoeslag bijvoorbeeld al
voor de zomer naar de Kamer?
Voorzitter. Bovendien is het beleid van dit kabinet zeer tegenstrijdig.
Aan de ene kant zijn er mooie woorden over de ambitie om de toeslagen af
te schaffen, maar tegelijkertijd werkt minister Agema bijvoorbeeld aan
het verdubbelen van de zorgpremie en daarmee het met honderden euro's
per jaar verhogen van de zorgtoeslag. Mensen worden daardoor niet minder
afhankelijk van toeslagen, maar juist meer. Erkent de minister deze
tegenstrijdigheid? Dit valt toch niet uit te leggen?
Waarom is dit voor mijn partij zo'n belangrijk punt? Omdat er
onverantwoorde financiële risico's en onrealistische
verantwoordelijkheden bij mensen liggen als we hier geen einde aan
maken. De parlementaire enquêtecommissie heeft in haar rapport nu al het
oordeel klaar over deze generatie politici: "De wetgever is blind voor
de gevolgen voor mensen." Laten we daarom zorgen dat historici later
anders over ons oordelen. We kunnen van de toeslagen af — het
verkiezingsprogramma van de ChristenUnie heeft het laten zien — zodat
mensen van een onzeker inkomen naar een zeker huishoudboekje kunnen
gaan.
Voorzitter. Het toeslagenschandaal is uiteindelijk aan het licht gekomen
dankzij het volhardende werk van enkele sociaal advocaten. De commissie
concludeert dat het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand niet
voldoet. Ik ben ervan overtuigd dat het stelsel op de schop moet. Dat
heb ik ook zelf aan den lijve ondervonden. De staatssecretaris is dit
volgens mij met mij eens. Ik ben benieuwd naar zijn plannen. Ik hoor
graag wat zijn ideeën zijn, maar vooral ook wat zijn planning daarbij
is. Wanneer kunnen we hier stappen op verwachten? Welk budget wordt
daarvoor vrijgemaakt?
Voorzitter. Ik kom nog even terug op Esther, die te laat was met het
aanvechten van het besluit van de Belastingdienst. In het bestuursrecht
is er nu geen mogelijkheid om het belang van de indiener mee te wegen
bij verschoonbaarheid van termijnoverschrijding. In het civiel recht is
die mogelijkheid er wel. Het lijkt me daarom belangrijk om dit te
wijzigen en dit in het bestuursrecht ook te regelen. Ik zal daar een
motie voor indienen, omdat ik denk dat het de rechtsbescherming van de
burger ten goede komt.
Ik ben van plan om een motie in te dienen over het samenbrengen van
vraagstukken over aanvullende inkomensvoorzieningen bij één
rechtsprekende instantie, want nu heeft zowel de Raad van State als de
Centrale Raad van Beroep daarin een rol. Nu het kabinet van plan is om
de Afdeling bestuursrechtspraak af te splitsen van de Raad van State,
lijkt dit me een logisch moment om ook de mogelijkheid van het
onderbrengen van deze vraagstukken bij één rechtscollege te
onderzoeken.
Voorzitter, tot slot. De overheid was voor toeslagenouders een vijand in
plaats van een hoeder van het recht. Ik hoop dat we in staat zijn om dit
recht te zetten, om mensen het vertrouwen in de overheid terug te laten
winnen. Hoe gaat het nu met Esther? Ik kreeg een paar maanden geleden
een appje. Met trots kondigde ze aan dat ze een stichting opzet om
gedupeerden te helpen. Enkele gedupeerden gaan ook als
ervaringsdeskundige meehelpen. Niet dankzij, maar ondanks de overheid is
het haar gelukt om erbovenop te komen. Ik hoop dat de overheid nu wel de
juiste stappen zet, zodat dit ongekende onrecht nooit meer kan
plaatsvinden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar de heer Sneller van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Een nieuw jaar, nieuwe kansen. Het begin van het jaar
is ook de tijd voor goede voornemens en daaraan heeft dit kabinet geen
gebrek. De kabinetsreactie op het rapport "Blind voor mens en recht"
staat er vol van. Maar het risico van goede voornemens — iedereen die er
ooit een gemaakt heeft, kent het — is dat het bij intenties blijft,
terwijl de tijd voor echte resultaten gekomen is. Al jaren verschijnen
er rapporten waarin er wordt gewezen op de noodzaak van meer menselijke
maat, respect voor de rechtsstaat en een alternatief voor het
toeslagenstelsel. Het rapport van de parlementaire enquêtecommissie past
in die traditie. Over weinig onderwerpen bestaat zo veel eensgezindheid
als over de onderwerpen die wij hier vandaag bespreken, zowel in de
politiek als in de samenleving. Mensen verlangen naar een betrouwbare en
menselijke overheid, een overheid die verantwoordelijkheid neemt, die
mensen vertrouwt, die mensen ondersteunt, met begrijpelijke en
eenvoudige regels, die hen vertrouwt en die zij kunnen vertrouwen.
Mensen verlangen naar een overheid waar mensen niet bang voor hoeven
zijn, maar die ze helpt om verder te komen in het leven en een overheid
die iedereen gelijk behandelt met respect voor de uitgangspunten van de
rechtsstaat.
Er ligt dan ook een grote stapel aangenomen Kamermoties om aan die breed
gedeelde wens verder invulling te geven: van de motie-Bruins/Van
Weyenberg over alternatieven voor het toeslagenstelsel uit 2019 tot de
motie-Van Weyenberg/Maatoug om de toeslagen per 2030 af te schaffen van
een paar jaar later. Ik noem ook de motie-Ploumen/Jetten tegen
hardvochtige wetgeving en de unaniem aangenomen motie-Jetten/Marijnissen
om de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wettelijk te
verankeren. Beide moties zijn van januari 2021. Voor de mensen die er
niet bij waren: dat was het debat over het aftreden van het kabinet naar
aanleiding van Ongekend onrecht. Ik noem ook de motie-Temmink/Van Nispen
om de overheid veel minder te laten procederen tegen haar eigen burgers,
en de motie-Hans Teunissen om het recht op begrijpelijke taal in de wet
te verankeren, met 143 stemmen vóór. De laatste twee komen uit oktober
2023.
Ook de voorstellen van deze parlementaire enquêtecommissie werden
vrijwel unaniem gesteund. De afgelopen jaren is er veel voorbereidend
werk verzet: varianten, bouwstenen, preconsultaties, consultaties; noem
maar op. Je zou zeggen dat de tijd om keuzes te maken en tot
daadwerkelijke uitvoering over te gaan is gekomen. Helaas blijft na
lezing van de kabinetsreactie toch het gevoel hangen dat er allerlei
nieuwe verkenningen en gespreksrondes komen en dat er geen budget is;
vooral dat er geen budget beschikbaar is. Iedereen die hier langer dan
een dag rondloopt, weet dan helaas hoe laat het is. Dat is pijnlijk,
want er zijn grote woorden gesproken over het ter harte nemen van de
lessen en het versterken van de rechtsstaat. Toch ontving de Kamer tot
op heden aankondigingen van uitstel of uitstel zonder
aankondiging.
Neem het hervormen van het toeslagenstelsel. Vrijwel iedereen is het
erover eens dat dit nodig is om nieuwe drama's te voorkomen. Toch
schrijft het kabinet hierover dat het moet binnen bestaande financiële
kaders en dat er eerst nog verkend zal worden, zodat er hopelijk deze
kabinetsperiode een voorstel voorbereid kan worden. Ook moet dan eerst
de veranderopgave zijn afgerond en moet er sprake zijn van werving en
behoud van voldoende en gekwalificeerd personeel en de modernisering van
de ICT-systemen. Wanneer verwacht het kabinet dat dit gereed is?
De aanbeveling van de commissie was heel helder: schaf het
toeslagenstelsel af. Ik kan uit deze kabinetsreactie niet eens meer
opmaken of het kabinet die doelstelling ondubbelzinnig deelt. Het
kabinet wil met de Kamer een open gesprek aangaan. De heer Ceder zei dat
al. Maar wat mij betreft moet wel vooropstaan wat het doel is van die
gesprekken, namelijk komen tot afschaffing van het toeslagenstelsel.
Onderschrijft de regering dat doel en kan de minister van Sociale Zaken,
ook met zijn ervaring als financieel woordvoerder en gedeputeerde, mij
overtuigen van een serieuze kans van slagen als dit budgetneutraal moet
gebeuren?
Zie ook de langverwachte Wet versterking waarborgfunctie Algemene wet
bestuursrecht, die ervoor moet zorgen dat mensen in plaats van het
bestuur centraal komen te staan. Deze wet regelt het fundament van de
verhouding tussen mensen en hun overheid en is dus van zeer groot
belang. Ook voor deze aanpassing is geen geld gereserveerd. We lezen dat
het kabinet er nog eens goed over na moet denken. Kan de minister van
Binnenlandse Zaken mij ervan overtuigen dat deze terugtrekkende beweging
slechts een schijnbeweging is?
Het recht op vergissen, waar ik begin vorig jaar een motie over
indiende, wil het kabinet wel invoeren — hulde daarvoor — maar begrijp
ik nou echt goed dat dit uiteindelijk alleen voor de Dienst Toeslagen
gaat gelden? Die beperking begrijp ik namelijk niet. Wat is de reden van
het gebrek aan ambitie op dit punt?
Helaas wijst dit kabinet het recht op persoonlijk contact af omdat dit
te veel werk zou zijn: opnieuw een aanbeveling van de commissie die niet
overgenomen wordt.
Voorzitter. Datzelfde geldt voor de aanbeveling om de bezwaartermijn bij
financiële beschikkingen te verlengen. Die is niet overgenomen. Ik wil
daar iets uitgebreider op ingaan. Die bezwaartermijn is momenteel zes
weken. Dat is bijzonder kort. Dat leidt tot problemen in voorbeelden als
deze. De overheid stelt bijvoorbeeld vast dat er een te hoog voorschot
aan toeslag is betaald en stelt de toeslag daarom op een lager bedrag
vast. Twee maanden later volgt een besluit tot terugvordering van het te
veel betaalde bedrag, waarmee voor de ontvanger ineens helder wordt wat
de consequenties zijn. Maar als het eerste besluit onjuist was, en
daartegen geen bezwaar is gemaakt, dan is er niets meer aan te doen als
men wil opkomen tegen dat eerste besluit. Dergelijke voorbeelden komen
geregeld voor. Dat zijn precies van die zaken waarbij burgers klem komen
te zitten tussen de wielen van de overheid, die onzekerheden onnodig
afwentelt op inwoners. Dat leidt weer tot rechtszaken, het soort
geworstel tussen burgers en overheid dat zo ondermijnend is voor het
vertrouwen van mensen in de overheid. Ik vind de argumenten in de brief
om de termijn van zes weken te handhaven niet sterk en vooral
beredeneerd vanuit de positie en het belang van de overheid zelf. In het
debat met de commissie hield ik de voorzitter zelf voor om de termijn
maar helemaal af te schaffen. Zijn mening bleek uiteindelijk ook: de
overheid kan het in ieder geval wel lijden als het wat langer duurt. In
de afweging tussen rechtsonzekerheid voor de overheid en het belang van
de burger zou ik in dit geval zeggen: laat die nou eens doorslaan naar
het belang van de burger. Ik hoor graag een reactie van de
bewindspersonen op deze argumenten.
Ik noemde al even de procedures van de Staat tegen zijn eigen burgers.
Soms — dat zal iedereen erkennen — is dat uiteraard onvermijdelijk. Maar
de Kamer heeft anderhalf jaar geleden dus die motie aangenomen die ertoe
oproept om te stoppen met procederen in bestuursrechtelijke zaken tegen
burgers die eerder in het gelijk zijn gesteld. Is het aantal procedures
sindsdien ook teruggelopen, zo vraag ik de staatssecretaris
Rechtsbescherming. In de geest van deze moties en de acties van eerdere
bewindspersonen roep ik het kabinet op om concrete doelstellingen te
formuleren om het aantal procedures van de overheid tegen burgers flink
terug te dringen. Is het kabinet bereid om zo'n concrete ambitie uit te
spreken? In plaats van juridische gevechten kunnen bestuursorganen op
informele wijze een oplossing proberen te vinden, bijvoorbeeld door meer
persoonlijk contact. Daar zijn in het verleden goede ervaringen mee
opgedaan, zoals bijvoorbeeld in het programma Prettig contact met de
overheid. Op welke manier stimuleert deze regering dat geschillen
tussenoverheid en burgers op informele wijze, bijvoorbeeld via
mediation, worden opgelost?
Twee jaar geleden nam de Kamer ook een motie aan die de regering
verzocht om een reflectie op de overheid als procespartij, met als doel
een kentering die zou leiden tot het herwinnen van vertrouwen in
overheidsinstanties. Kunnen wij die reflectie misschien vandaag
krijgen?
In de kabinetsreactie lees ik verder de terechte observatie: "Als we
willen dat burgers de regels naleven, moeten ze daartoe in staat worden
gesteld. Begrijpelijke en doenbare regels zullen daarbij helpen." Vindt
het kabinet dan ook dat al het bestaande beleid in principe zou moeten
voldoen aan een doenvermogentoets, die veel genoemd wordt in de
kabinetsreactie? Zo ja, wanneer zal dat dan het geval zijn?
De Autoriteit Persoonsgegevens — zij werd al genoemd — die bewaakt dat
de overheid netjes met onze gegevens omgaat, krijgt er van dit kabinet
geen geld bij. Zo blijft het budget steken op de helft van wat de
commissie aanbeveelt, terwijl de aankondiging eerder deze week van
toezicht op de Belastingdienst laat zien dat er nog het nodige werk te
doen is. Ook voor de sociaal advocatuur, die zorgt voor effectieve
rechtsbescherming voor mensen die zich geen advocaat kunnen veroorloven,
is geen versterking voorzien.
Het is al met al een lange lijst van aanbevelingen, die niet of
onvoldoende worden opgepakt. Al met al laat het kabinet wat mij betreft
in de reactie dus een gebrek aan gevoelde urgentie en daadkracht zien.
Dat is extra wrang vanwege het contrast met wat er op andere dossiers
gebeurt, zoals spoedwetgeving met een rechtsstatelijk zeer
twijfelachtige aanpak, waarbij vertrouwde adviseurs feitelijk buitenspel
worden gezet.
In de kabinetsreactie staat: "Het herstel van vertrouwen lukt niet
alleen met systeemverbeteringen en juridische maatregelen. Het vraagt
ook om ambtelijk vakmanschap, waarbij responsiviteit, rechtsstatelijk
besef en waardegedreven werken belangrijke aspecten zijn." Mooie
woorden.
Het gebrek aan urgentie dat ik noemde, zien we ook in de financiële
keuzes. Er is geen geld beschikbaar. Sterker nog, de minister van
Financiën — tegen mevrouw Rikkers zeg ik: of hij nou lid is van een
boekhoudclub of niet — stuurt al weer aan op extra bezuinigingen,
terwijl ministeries nu al onhaalbare bezuinigingen hebben ingeboekt en
de wensenlijst met de dag groeit. Dat is problematisch, want iedereen in
Den Haag weet: zonder dekking gebeurt er niets. Ik snap het ook gewoon
niet. Hoe kan het dat er voor deze prioriteit geen geld is gereserveerd?
Of moet de conclusie zijn: het is geen prioriteit? Het enquêterapport
was bekend tijdens de onderhandelingen. De commissie-Van der Meer, die
kijkt naar het houdbaar maken van de sociaal advocatuur, was al aan de
slag tijdens de onderhandelingen. Welk vertrouwen kan het kabinet de
Kamer geven dat het benodigde geld gevonden gaat worden? Hoewel ik
optimisme als morele plicht beschouw, vind ik het heel moeilijk om dat
gevoel bij mezelf op te roepen als ik het tempo en de doortastendheid
zie op deze essentiële onderwerpen.
Dat brengt mij op mijn laatste vraag. De enquêtecommissie zei bij de
aanbieding van het eindrapport: het kan morgen weer gebeuren. Zijn deze
bewindspersonen er oprecht van overtuigd dat deze kabinetsreactie
rechtdoet aan die noodkreet? Kunnen zij met deze kabinetsreactie in de
hand oprecht zeggen: dit zorgt ervoor dat herhaling onmogelijk
wordt?
Voorzitter, ik rond af. Slachtoffers zeiden: zorg ervoor dat dit niet
nog meer mensen overkomt; laat dit rapport niet in de la belanden.
Gisteren constateerde onze zeer gewaardeerde collega Van Nispen dat dit
rapport in een la dreigt te belanden. De grondbeginselen van de
rechtsstaat werden geschonden. Een kenmerkende kracht van de democratie
is de potentie voor zelfcorrectie. Het is dus onze grote
verantwoordelijkheid om recht te doen aan degenen die slachtoffer zijn
geworden. Het is echter onze minstens zo grote verantwoordelijkheid om
alles uit de kast te halen om de regels, de instituties en de cultuur
die onze democratische rechtsstaat dragen, zodanig aan te passen dat
deze weerbaarder en dienstbaarder uit deze schandalige periode
tevoorschijn komt. Het kabinet schiet daarin nu tekort. Ik zeg het
scherp. Er zitten hier vier bewindspersonen van Nieuw Sociaal Contract,
de partij die van de kiezers 20 zetels kreeg om de belofte van een
betere overheid waar te maken. Dat verplicht dit kabinet om het beter te
doen dan het nu doet. De kans om daarmee te beginnen, hebben zij straks
in hun beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw Inge van Dijk van de fractie
van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter, dank. Ik ga toch nog een keer complimenten gegeven aan allen
die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van dit rapport. Ik
doel natuurlijk op de collega's in de Kamer en de opstellers, maar
vooral ook op de mensen die hun verhaal hebben gedaan tijdens de
enquête. Het vraagt enorm veel moed om je eigen pijn en verdriet in
woorden om te zetten, opnieuw door de ervaring heen te gaan en om jezelf
kwetsbaar op te stellen, terwijl je tot de dag van vandaag vaak tegen
muren van onbegrip en bureaucratie aanloopt. En toch hebben jullie dat
gedaan. Jullie verhalen en jullie moed hebben mensen wakker geschud. Ze
hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit belangrijke
rapport.
Voorzitter. Het CDA onderschrijft de conclusies en aanbevelingen uit het
rapport. Dat is natuurlijk gemakkelijk gezegd in zo'n debat. Maar
woorden zijn bij lange na nog geen daden. Vandaag zullen er ook weer
veel harde woorden gesproken worden door de Kamer en verontschuldigende
woorden door het kabinet. Maar nogmaals, dit zijn enkel woorden. Heel
veel gedupeerde inwoners, waarvan er vast een aantal meeluisteren,
hebben inmiddels al vaak mooie woorden gehoord, bijvoorbeeld over hoe
we, whatever it takes, de toeslagenouders gaan helpen. Maar tot op de
dag van vandaag, ongeveer vier jaar na het uitspreken van deze woorden,
wachten veel ouders en kinderen nog altijd op herstel.
De kijkers die de hersteloperatie minder goed volgen, wil ik toch even
meenemen in wat dit concreet betekent. Je meldt je als gedupeerde ouder
bij de overheid met de hoop om herstel geboden te krijgen. Dat kan
financieel herstel zijn, maar ook emotioneel herstel. Want je wordt
weggezet als fraudeur en begrijpt niet waarom je bij iedere instantie
waar je om hulp vraagt, nee te horen krijgt. Mensen raken steeds verder
in de schulden, raken hun huis kwijt en soms ook hun kinderen. Ze leven
iedere dag in stress over hoe ze kunnen rondkomen en hoe ze hun kinderen
eten kunnen geven. En denk aan de stress als de deurbel gaat omdat er
weer een schuldeiser op de stoep kan staan. Je wilt niet weten hoeveel
ouders lichamelijk een wrak zijn doordat zij dit jarenlang hebben moeten
ondergaan.
Er is herstel beloofd. Als ouder heb je dan eindelijk een beetje hoop.
Maar herstel betekent in dit geval dat ouders een bureaucratisch proces
moeten doorlopen van eerst een lichte toets om te bepalen of je
überhaupt gedupeerd bent. Kom je hier doorheen, dan heb je naast een
geldbedrag recht op brede ondersteuning van de gemeente, die we ook nog
eens gemaximeerd hebben tot twee jaar. Dan ga je door naar een integrale
beoordeling. De wachttijd hiervoor bedraagt één tot twee jaar. Als je
pech hebt, is de gemeentelijke ondersteuning ondertussen afgelopen,
terwijl je financiële herstel dat nog lang niet is.
Daarna ga je naar de Commissie Werkelijke Schade, ervan uitgaande dat
een ouder deze route doorloopt. Dan kun je weer twee jaar wachten op
behandeling van je dossier. En o ja, je dossier, dat antwoord zou moeten
geven op de vraag "waarom ik?" heb je nog steeds niet. Gedurende die
periode doe je als ouder iedere keer opnieuw je verhaal, moet je
bonnetje na bonnetje aanleveren om schadeherstel te krijgen, terwijl
sommige schades al tien jaar geleden zijn ontstaan. Laten we eerlijk
zijn: heeft u nog al die bonnetjes?
Met sommige ouders is een externe schadebeoordeling doorlopen. Toen het
bedrag echter te hoog bleek, kreeg de ouder maar een fractie aangeboden
van de schade. Sommige ouders hebben een verklaring van artsen dat ze
chronisch ziek zijn geworden door het toeslagenschandaal. Deze
verklaringen worden in twijfel getrokken, want "de ouder kan zich toch
zo goed verwoorden". Dit is de herstelhel anno 2025 voor gedupeerde
ouders van de toeslagenaffaire, als gevolg van fouten gemaakt door de
overheid.
Voorzitter. Dit is blind zijn voor mens en recht. Daar hebben wij als
Kamer ook actief aan bijgedragen, door een hard fraudebeleid en doordat
we de ellende van mensen niet hebben weten te voorkomen. We hebben
gefaald in onze wetgevende en controlerende taak. We zijn te veel
meegegaan in de drang om een quote bij de pers te scoren, in plaats van
dat we inhoudelijk met goede oplossingen zijn gekomen. Want stel je nou
voor dat inwoners niet weten wie je als Kamerlid bent, omdat je vooral
inhoudelijke, soms misschien wel technische moties indient? Die moties
lossen wel problemen op, maar worden niet opgepikt door de media. Stel
dat je deze indient, in plaats van lekker bekkende moties die vooral de
onderbuik van mensen aanspreken, maar waarvan we, als we eerlijk zijn,
weten dat ze niet uitvoerbaar zijn — maar ach, ze scoren wel lekker — is
dat erg? Maakt dat jou onzeker als politicus?
Voorzitter. Ik wil in mijn inbreng proberen om antwoord te geven op de
vraag: wat is er veranderd sinds het rapport, bijna een jaar geleden,
verschenen is? Ik pak simpelweg de conclusies uit het rapport erbij. In
de eerste conclusie constateert de commissie dat de kabinetten en, zoals
ik al zei, ook de Kamer veel fouten en verkeerde keuzes hebben gemaakt
bij het ontwerpen, invoeren en uitvoeren van wetten en systemen in de
sociale zekerheid en toeslagen, en dat deze de basis hebben gelegd voor
veel ellende van mensen.
De commissie zegt dat de wetgever onvoldoende bereidwillig is om
problemen op te lossen. Inderdaad, sommige fouten zitten al twintig jaar
in de systemen. Tot op de dag van vandaag falen we om de fundamentele
gebreken van het toeslagenstelsel aan te pakken en op te lossen. En het
advies van de OCTAS blijft op de plank liggen, terwijl de problemen die
samenhangen met ons arbeidsongeschiktheidsstelsel groter zijn dan
ooit.
Voorzitter. Vandaag weer heel hard roepen dat het snel opgelost moet
worden, vraagt om keuzes maken. Als we dit echt willen, is immers de
fundamentele vraag of wij, Kamer en kabinet, bereid zijn om onze tijd,
onze ICT en onze mensen de komende tijd in te zetten voor het op orde
brengen van onze stelsels en uitvoeringsorganisaties. Dan heb ik het
onder andere over de Belastingdienst, maar ook over het UWV, dat op dit
moment echt geen extra hersteloperatie aankan. Alle capaciteit en
uitvoering is nodig om een been bij te trekken.
Van een dergelijke fundamentele keuze gaan inwoners de eerste jaren
misschien minder merken, omdat veel onder de motorkap of in nieuwe
wetgevingstrajecten opgepakt moet gaan worden. Maar als we blijven
aanrommelen zoals we nu doen, weten we dat de uitspraak van de
commissie, "het kan zomaar weer gaan gebeuren", zekerheid gaat worden.
Zonder solide basis ontstaan immers wederom structurele fouten. En ja,
de problemen van nu moeten zeker ook opgelost worden. Maar laten we dat
buiten de reguliere uitvoering doen, zodat we enerzijds een stevig
fundament kunnen leggen en anderzijds inwoners herstel kunnen
bieden.
Voorzitter. Mensen die een foutje maken, worden behandeld als fraudeur.
Maar als we dat inderdaad echt erg vinden, waarom behandelen we ouders
binnen het herstelproces Toeslagenaffaire dan zo vol wantrouwen, vragen
we hun continu om bewijzen en bonnetjes en laten we ze keer op keer hun
verhaal vertellen om recht te krijgen op compensatie? Mensen die zo
verrot behandeld zijn door de overheid laten we dit fijntjes herbeleven
binnen de hersteloperatie. Laten we vandaag met elkaar beslissen: dit
moet radicaal anders.
Het CDA is erg voorstander van een vorm van vergisrecht, maar het stuit
ergens ook tegen de borst dat zo'n recht überhaupt nodig is en niet
vanzelfsprekend is, dat we een overheid zijn die inwoners met wantrouwen
tegemoet treedt en procedures boven moraal laat gaan. Er is immers een
fundamenteel verschil tussen een foutje maken en fraude plegen. Dat
begint met intentie en context. Is er sprake van slordigheid,
miscommunicatie en gebrek aan kennis of is er sprake van opzettelijk
handelen? En ga je bij de constatering dat er iets niet goed is gegaan
als overheid in eerste instantie uit van een foutje of ga je uit van
fraude? Hoe kijk je als overheid naar de samenleving: als een groep
mensen die deugt, met een aantal boefjes waar we scherp op moeten
blijven of als een groep boeven die alleen een stevig regime in het
gareel kan krijgen?
Voorzitter. Dan het tekortschieten en het bieden van rechtsbescherming.
Het CDA gelooft in het proberen te voorkomen van problemen. Daarom zijn
we al jaren pleitbezorger van het inrichten van goede fiscale
rechtsbescherming binnen de Belastingdienst. Er is een onafhankelijk
paar ogen nodig dat op verzoek van de belastingplichtige mee kan kijken
in zijn of haar dossier en, wat ons betreft, doorzettingsmacht heeft om
tot oplossingen te komen. Een dergelijke rechtsbescherming aan de
voorkant zouden wij ook heel graag binnen het UWV gerealiseerd hebben.
Ik ben blij dat onze motie om dit te onderzoeken in ieder geval
aangenomen is. Ook hier zien we immers dat veel fouten gemaakt worden en
dat inwoners vaak tevergeefs om hulp vragen, waardoor ze én flink in de
problemen komen én het vertrouwen in de overheid verliezen. Terwijl dit
met een relatief eenvoudige interventie aan de voorkant voorkomen had
kunnen worden.
Want ja, ons rechtssysteem moet goed functioneren, maar laten we ook
proberen te voorkomen dat het tot rechtszaken komt. Daarom kijk ik met
angst en beven naar hoe de hersteloperatie WIA ingericht gaat worden.
Juristen geven aan: doe het niet op de tot op heden voorgestelde manier,
want die doet geen recht aan mensen. Maar omdat we vastlopen in de
uitvoering, lijken we weinig oog te hebben voor consequenties voor
mensen, iets waar de enquêtecommissie expliciet voor waarschuwt. Ik ken
het standpunt van de minister tot op heden, maar toch ben ik benieuwd of
deze expliciete recente waarschuwingen van juristen hem van standpunt
hebben doen veranderen.
Voorzitter. Het schenden van grondrechten bij het gebruik van gegevens
voor fraudebestrijding. Uit de onderzoeken blijkt dat de eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer veelvuldig is geschonden bij de
uitvoering van risicogericht toezicht in de sociale zekerheid en
toeslagen, tot het onrechtmatig verwerken van gegevens aan toe. Mijn
belangrijkste vraag is: hoe gaan we dit voorkomen? Gegevensdeling kan
heel waardevol zijn en in het belang van inwoners, maar niet zonder goed
toezicht. Is dat toezicht nu wel voldoende? Verschillende collega's
benoemden het al: het kabinet wil er niet verder in investeren, omdat
men vooral de AVG-compliance binnen overheidsorganisaties wil
verbeteren. Maar hoe corrigeert de overheid zichzelf op het moment dat
ze wederom de fout ingaan? Hoe zorgen we voor een goede waakhond, die
wat ons betreft ook mag bijten?
Voorzitter. De politiek heeft financiële keuzes gemaakt zonder oog voor
de gevolgen voor mensen. Zo vinden we dat het kabinet de zorgelijke
financiële posities van gemeenten te lichtvaardig oppakt, want wij
vinden persoonlijk contact met de overheid inderdaad een recht voor
inwoners. Juist de lokale overheid die dit aspect heel vaak voor haar
rekening neemt, zal hier waarschijnlijk noodgedwongen andere keuzes in
gaan maken om de begroting nog enigszins sluitend te krijgen.
Persoonlijk contact bieden is dan immers geen wettelijke taak meer voor
gemeentes.
Voorzitter. Ik wil geen millimeter afdoen aan de aanbevelingen, want dat
zou geen recht doen aan het belangrijke werk van de commissie. Maar ik
vraag wel — ik zei het al eerder in mijn inbreng — nogmaals aandacht
voor de Staat van de Uitvoering. Als wij die niet met topprioriteit gaan
aanpakken, maak ik mij zorgen dat we iets essentieels over het hoofd
zien. Om veel van de aanbevelingen op een goede manier uit te kunnen
voeren, zal de uitvoering namelijk op orde moeten zijn. Het
toeslagenstelsel schaffen we pas echt af als de systemen van de
Belastingdienst dat ook aankunnen.
Wetten beter laten aansluiten bij de mensen in de samenleving betekent
een grotere rol voor de uitvoering bij de totstandkoming van wetten. Dat
geldt met name voor de medewerkers die het dagdagelijkse werk doen in
contact met de inwoners. Voorkomen van schrijnende gevallen in de
praktijk betekent meer aandacht voor de mens achter het dossier, waar
binnen de uitvoering ruimte voor gemaakt zal moeten worden. Dat zijn
allemaal punten die bijna niet uitvoerbaar zijn als we onze
uitvoeringsorganisaties niet de kans geven terug te gaan naar wat de
bedoeling was, namelijk het dienen van de samenleving en het effectief
oplossen van problemen voor burgers. Van bureaucratische processen en
regels naar een meer mensgerichte en oplossingsgerichte
dienstverlening.
Voorzitter. Laat de uitvoering vooral ook meedenken. Zij weten zelf heel
goed waar het knelt. Het kabinet gaat nu bij toeslagen zorgen dat de
verschillende departementen en de uitvoering elkaar regelmatig spreken,
zodat knelpunten eerder in beeld komen. Maar waarom is die regelmatige
feedbackloop met de Haagse beleidsmakers niet gewoon de standaard voor
alle uitvoeringsorganisaties en gemeenten? Het kabinet zegt dat het
belangrijk is om uitvoerende dienstverleners, burgers en bedrijven aan
de voorkant van het beleidsproces te betrekken, maar komt niet verder
dan de toetsen die worden gedaan als het beleid al is opgesteld. Maar
toetsen zijn misschien minder nodig als je de regels aan de voorkant al
samen opstelt. Het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning lijkt
al meer die richting op te gaan, maar dat is één tijdelijk programma.
Waarom borgen we deze werkwijze niet structureel in de totstandkoming
van wetgeving?
Laat medewerkers en uitvoeringsorganisaties meer ruimte en vertrouwen
krijgen om professionele keuzes te maken gebaseerd op de specifieke
situatie van de burger, en niet alleen in schrijnende situaties, maar
gewoon altijd. Dat versterkt niet alleen de motivatie van medewerkers,
maar vergroot ook de effectiviteit van de dienstverlening. Ik zei het al
eerder in mijn betoog: zonder solide basis ontstaan wederom structurele
fouten, want je kunt niet bouwen op een wankele fundering. De motie die
ik in tweede termijn zal indienen, zal dan ook vragen om de Staat van de
Uitvoering topprioriteit te geven, want alleen zo gaan we problemen
oplossen en voorkomen we grotere schade.
Daarmee geef ik meteen antwoord op de vraag hoe het nu gaat, bijna een
jaar na het uitkomen van Blind voor mens en recht. Het gaat niet goed,
want mensen wachten nog steeds op dingen die allang hadden moeten
gebeuren en het kabinet is niet bereid alle aanbevelingen uit te voeren.
Daarom tot slot mijn oproep aan het kabinet, maar ook aan ons als Kamer,
om samen de urgentie te blijven bewaken. Is de minister van SZW, als
coördinator, bereid om bij zijn collega's erop te blijven hameren dat er
prioriteit wordt gegeven aan alle acties, zodat we niet over een jaar
zeggen dat er weer niet genoeg gebeurd is? Is het kabinet bereid één
integrale halfjaarlijkse voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen
over de voorgenomen acties, zodat we de prioriteit gezamenlijk kunnen
blijven voelen en een vinger aan de pols kunnen houden? Is de Kamer
bereid om hier dan ook halfjaarlijks over te spreken met het kabinet?
Want waar ik aandacht vraag voor de prioriteit bij de uitvoering, zo
vraag ik ook aandacht voor blijvende prioriteit bij de Kamer en het
kabinet. We kunnen namelijk alleen voorkomen dat het weer gebeurt als we
samenwerken en als we samen bereid zijn om dit tot een succes te
maken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer ... van de Partij van de Arbeid.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ja, hoe heet hij ook alweer?
De voorzitter:
Hij luistert naar "de heer Stultiens". Ik moest even zoeken in mijn
hersens, maar daar was het weer.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het heel erg eens met het laatste betoog van mevrouw Van Dijk,
dat we het als Kamer ook prioriteit moeten blijven geven. Aan het begin
zei mevrouw Van Dijk: er is een verschil tussen woorden en daden. Dat
klopt. Tegelijkertijd waren ook alle partijen hiervoor kritisch op de
woorden van het kabinet, op de reactie zelf. Deelt het CDA die
kritiek?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, die deel ik. Daar probeerde ik ook mee af te sluiten, maar dat heb
ik dan waarschijnlijk niet duidelijk genoeg gedaan. Ik geef aan het
einde aan dat wij het belangrijk vinden dat ze gaan rapporteren over
alle aanbevelingen. Daarmee geef ik, denk ik, antwoord op de vraag van
de heer Stultiens.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mooi betoog van mevrouw Van Dijk. Ik zat te wachten of ze het nog ging
hebben over de toeslagen en hoe die hervormd zouden moeten worden. De
ChristenUnie heeft het voornemen om die volledig af te schaffen en naar
een ander systeem te gaan, maar het CDA heeft daar een andere variant
voor. Het CDA heeft een andere visie op het gratis maken van de
kinderopvangtoeslag, namelijk dat er nog een inkomensafhankelijke
bijdrage, met name voor de hogere inkomens, zou moeten zijn. Dan heb je
alsnog het vooruitbetalen, het zoeken, het sturen en ook differentiatie
tussen inkomens. Ik vroeg mij het volgende af. Dit is, denk ik, een
standpunt van een tijd geleden. Het kabinet gaat in principe aan de slag
met gratis kinderopvang. Ik zal ook een motie indienen die daartoe
oproept. Is het CDA nog steeds van mening dat de kant die we opgaan een
onwenselijke is of bent u inmiddels tot een voortschrijdend inzicht
gekomen als het gaat om het volledig gratis maken van de
kinderopvang?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Deze discussie voer je in de brede context van het afschaffen van de
toeslagen. U pakt er nu één onderdeeltje uit, maar wij vinden het
belangrijk dat we de brede discussie voeren. Wij vinden inderdaad dat de
toeslagen afgeschaft moeten worden, maar wij vinden ook dat we moeten
kijken naar de totale versimpeling van het belastingstelsel en dat we
dat hand in hand met elkaar moeten doen. U pakt er nu een onderdeeltje
uit. Als de uitkomst is dat het voor de systemen en de uitvoerbaarheid
vele malen beter is om voor volledige afschaffing te kiezen, dan zijn
wij echt bereid om daar serieus over na te denken. We weten ook dat het
financiële consequenties met zich meebrengt; die zullen we dan met
elkaar moeten nemen. Daar moeten we netjes dekking voor vinden. Wij zijn
bereid om die discussie gewoon heel open te voeren. Maar we willen 'm
wel graag in z'n geheel voeren en niet op één onderdeeltje.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Eens. Dat doet de ChristenUnie ook. Wij stellen ook een volledige
hervorming voor, dus ook op meerdere punten. Alleen zegt het kabinet dat
er nog een open gesprek moet plaatsvinden, maar mijn stelling was: dat
voeren we al een paar jaar. Mijn vraag is: wat heeft het CDA nog meer
nodig om uiteindelijk een knoop door te hakken?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Volgens mij worden er op dit moment knopen doorgehakt in de
kinderopvang. Die debatten volgen wij gewoon. Daar doen we allemaal
gewoon aan mee. Dan maken we gewoon keuzes en meerderheden met elkaar.
We hebben er dus niks meer voor nodig. Wij vinden dit gewoon een trein
die loopt. Mag die sneller? Zeker mag die sneller; daar zijn we het
allemaal over eens. Maar deze discussie loopt en die moeten we gewoon
fundamenteel goed met elkaar voeren. Daar moeten we met elkaar snel
stappen in gaan zetten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dus als ik het goed begrijp, deelt het CDA de opvatting dat een
voorstel, bijvoorbeeld voor de hervorming van de kinderopvangtoeslag,
snel, misschien nog sneller dan het kabinet voor ogen heeft, naar de
Kamer moet komen, maar maakt het CDA dan pas de weging of ze het
voorstel kan steunen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wij vinden dat je een integrale afweging moet maken, omdat het allemaal
met elkaar samenhangt. Het heeft ook te maken met de vraag wat mensen
overhouden aan het einde van de maand. Dat is niet één aspectje. Dat
weten we. Dat is alles bij elkaar. Sterker nog, je zou eigenlijk ook nog
alle andere inkomensondersteunende maatregelen erbij moeten nemen. Dat
maakt het nog complexer — dat besef ik heel goed — maar als we dit goed
willen doen, zouden we eigenlijk ook dat lef moeten tonen.
De heer Dijk (SP):
Wij zijn nu op de helft van de sprekers die we vandaag gaan horen vanuit
de Kamer. Als ik het een beetje goed beluister, zegt eigenlijk iedereen
tegen het kabinet: doe je huiswerk opnieuw. Deze Kamer heeft een motie
aangenomen waarin staat dat we vinden dat alle aanbevelingen moeten
worden overgenomen, dat daar ook varianten op moeten worden uitgewerkt,
en dat de centen erbij worden geleverd als dat nodig is. Klopt het dat
ik het CDA eigenlijk hetzelfde hoor zeggen als de sprekers die mevrouw
Van Dijk voorgingen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wij hebben niet voor niets die motie ondersteund een hele tijd geleden.
Ik heb dat inderdaad aangegeven. Maar ze hoeven wat mij betreft niet per
se alle aanbevelingen over te nemen als ze met betere voorstellen komen,
want dat mag namelijk ook.
De heer Dijk (SP):
Ik vraag dit omdat ik vermoed dat anders iedere partij in de loop van
het debat misschien niet z'n stokpaardjes, maar wel de dingen die zij
het meest belangrijk vinden, gaat noemen. Dan moeten we zo meteen gaan
shoppen bij de coalitiepartijen waar we steun voor kunnen krijgen en
waarvoor niet. Ik vrees een beetje dat dat af gaat doen aan het eerdere
debat dat deze Kamer heeft gevoerd met de parlementaire enquêtecommissie
en dat uiteindelijk niet alle aanbevelingen onvoorwaardelijk overgenomen
worden. Deelt het CDA die zorg met mij? En is dat daarmee dan ook, via
u, een oproep aan de rest van de sprekers om zo meteen glashelder te
zeggen tegen dit kabinet: u moet uw huiswerk opnieuw doen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik deel die zorgen. Ik heb eigenlijk drie grote zorgen. De eerste is dat
de aanbevelingen inderdaad niet worden overgenomen op de manier die de
Kamer voor ogen heeft. De tweede is dat we met elkaar weer de urgentie
gaan verliezen, omdat we in de waan van alledag allerlei andere
belangrijke dingen gaan doen. De derde is dat we blijven stapelen op de
uitvoering, omdat we denken: dan doen we de goede dingen, want we gaan
de enquête netjes opvolgen. Maar daardoor wordt de basis van de
uitvoering nog wankeler en schieten we onszelf heel hard in de voet. Dat
zijn mijn drie zorgen. Daarmee denk ik de vraag duidelijk beantwoord te
hebben.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw Koekkoek van de
fractie van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Bijna een jaar geleden stonden we hier ook al, maar
dan met de parlementaire enquêtecommissie in vak K. Bijna een jaar
geleden constateerden we dat dit nooit had mogen gebeuren. Het goede
nieuws is dat wij als Kamer en als kabinet de middelen hebben om dit te
voorkomen, om te voorkomen dat dit morgen weer zou gebeuren. Het
toeslagenschandaal was immers geen natuurverschijnsel. Het was een
gevolg van collectief falen van alle staatsmachten. Juist omdat het geen
natuurverschijnsel is, hebben we de macht en de middelen om het leed te
verzachten en fouten te herstellen, opdat we ze niet weer zullen maken.
We kunnen het toeslagenstelsel afschaffen en in plaats daarvan een
simpel en eerlijk basisinkomen invoeren. We kunnen rechtsbijstand voor
iedereen organiseren en we kunnen een overheid creëren waarbij de
menselijke maat vooropstaat.
Voorzitter. Wanneer ik dan naar de kabinetsreactie kijk, mis ik de
urgentie die ik bijna een jaar geleden wel voelde. Ik mis het besef dat
we het hier hebben over een van de grootste schendingen van de
grondbeginselen van de rechtsstaat. Het gaat over een totaal ontspoorde
fraudejacht, waarvan het vorige kabinet erkend heeft dat er sprake was
van institutioneel racisme. Dit kabinet stuurt een uitgebreide reactie,
maar laat na om met concrete acties te komen. Daarmee doet het kabinet
niet alleen het werk van de parlementaire enquêtecommissie onrecht aan,
maar door de urgentie van handelen te miskennen miskent het kabinet ook
het grove onrecht dat mensen is aangedaan.
Voorzitter. Ik erken, in de politiek bestaat er niet zoiets als "met
grote stappen snel thuis", zeker niet als het om zoiets groots gaat als
het toeslagenschandaal. Maar deze kabinetsreactie vindt Volt te mager.
Ik sluit me daarom aan bij de dringende oproep om een nieuwe reactie
naar de Kamer te sturen waarin concreter wordt ingegaan op alle
aanbevelingen en ook duidelijk wordt aangegeven wanneer we wat gaan
verbeteren. Want met deze reactie kunnen we als Kamer geen genoegen
nemen.
Voorzitter. Hoewel ik verwacht dat het kabinet deze oproep ter harte zal
nemen, wil ik niet nog een keer maanden wachten voordat ik concretere
antwoorden krijg over de aanpak van het toeslagenschandaal. Ik heb
daarom alvast een aantal concrete vragen, allereerst over het mensbeeld
dat het kabinet hanteert. Het vorige kabinet erkende dat er sprake was
van institutioneel racisme. In antwoord op Kamervragen lijkt het kabinet
dit ook te erkennen. Nu is mijn vraag aan de bewindspersonen als volgt.
Ik ga ervan uit dat het kabinet met één mond spreekt en erkent dat in
het toeslagenschandaal sprake is geweest van institutioneel racisme en
dat dit nog steeds een realiteit is waarop concreet actie ondernomen
moet worden. Klopt dit? Kan de minister aangeven welke concrete stappen
genomen worden om selectie en toezicht te voorkomen, zodat er niet
wederom sprake zal zijn van institutioneel racisme door
overheidshandelen? Ik vraag hier ook specifiek naar omdat we sinds het
toeslagenschandaal hebben gezien dat bij meerdere onderdelen van de
overheid, onder andere bij DUO en Buitenlandse Zaken, dit probleem
speelt. Ik ben er niet gerust op. We zien immers dat het kabinet op
andere fronten beleid voorstelt dat institutionele ongelijke behandeling
juist aanmoedigt. Denk aan het afpakken van het paspoort van mensen met
een dubbele nationaliteit.
Voorzitter. Dan de digitale component van dit schandaal. De rol van
discriminerende algoritmen met hun onbedoelde verpletterende impact is
keer op keer aangetoond. Het gebrek aan begrip en openbaarheid van het
gebruik van algoritmen heeft ertoe geleid dat dit onrecht op zo'n grote
schaal kon plaatsvinden. Daarom aan dit kabinet de vraag waarom nou
juist de aanbeveling om het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens
structureel op te hogen, niet wordt opgevolgd. Juist de AP moet immers
in staat gesteld worden om toezicht te houden en advies te geven over
hoe je algoritmen goed kunt inzetten en ook welke waarborgen nodig zijn
voor het delen van data. Is het kabinet bereid om nu eindelijk wel een
verplicht algoritmeregister in te stellen? Nu wordt slecht sporadisch
openbaar gemaakt welke algoritmen worden gebruikt, terwijl een verplicht
register mensen in staat zal stellen te begrijpen op basis waarvan
selecties zijn gemaakt en ook om zich te verdedigen wanneer er fouten
worden gemaakt. Ziet het kabinet ook andere oplossingen die de digitale
component van het schandaal bij de hoorns kan vatten?
Tot slot, voorzitter, een vraag over de cultuur van georganiseerde macht
en tegenmacht. Een belangrijke aanbeveling van de commissie is dat op
departementen, maar ook binnen uitvoeringsorganisaties en vooral ook
tussen Kamer, kabinet en uitvoering meer ruimte moet komen voor
tegenspraak. Onwelgevallige adviezen van ambtenaren verdwijnen immers te
vaak in een la, waardoor ambtenaren ook sneller geneigd zijn of druk
voelen om het gewenste advies te schrijven. Ook is het gat tussen de
oplossingen van beleidsmakers en de uitvoering in de praktijk, ook de
praktijk van gemeenten en wethouders, te groot. Daarom zegt de
parlementaire enquêtecommissie ook: maak van deze cultuurverandering een
prioriteit. De simpele vraag aan dit kabinet is: bent u ook van mening
dat een veilige cultuur die die tegenmacht bevordert, wordt gestimuleerd
door de stappen die dit kabinet zet? Welke signalen krijgt het kabinet
van ambtenaren en mensen die in de uitvoering werken? Zou hier ook het
systeemfalen beter aangepakt kunnen worden door een noodrem in te
stellen voor de uitvoering? Dat zou betekenen dat als we als Kamer en
kabinet een onuitvoerbare wet aannemen, de uitvoering deze wet tijdelijk
terug mag geven aan regering en parlement, zodat die verbeterd kan
worden. Ik begrijp, ik weet dat zoiets dwars ingaat tegen het systeem
zoals we het nu kennen, maar het is ook duidelijk dat het systeem zoals
we het nu kennen, niet werkt.
Voorzitter. Dit kabinet vindt de Kamer aan zijn zijde als het alles in
het werk stelt om de toeslagenaffaire aan te pakken. We hebben een kans
om het gedane onrecht zo veel als mogelijk te herstellen. Deze kans niet
pakken is niet alleen een schoffering van het parlement, het is vooral
een schoffering van de ouders en de kinderen wier levens verpletterd
zijn door dit onrecht. Ik roep dit kabinet op om deze kritiek als een
aansporing te zien om met een veel betere en concretere reactie te
komen, want dit rapport dreigt nu in een bureaucratische la te
verdwijnen. Dat mogen wij niet laten gebeuren. We moeten alles in het
werk stellen zodat dit niet morgen nog eens kan gebeuren. Laat die grote
moed die ouders, kinderen en alle betrokkenen hebben getoond om dit
schandaal boven water te krijgen, niet voor niets zijn.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van Eijk van de fractie
van de VVD. Qua spoorboekje: ik streef ernaar om voor de lunch te
schorsen na de eerste termijn van de Kamer. Ik vrees dat dit niet voor
13.30 uur zal zijn. Het aantal interrupties in deze termijn wil ik
beperken tot zes. Mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Nou, bijzonder dat de voorzitter nu allemaal vermeldt op het moment dat
…
De voorzitter:
Ik deel ook mee dat we een microfoonprobleem hebben. Het was niet dat u
overmand werd door emotie, maar af en toe valt het geluid een beetje
uit. Sorry. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ja?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een punt van orde.
De voorzitter:
Het lid Kostić. Sorry, ik was even afgeleid door de microfoonproblemen.
Gaat uw gang. Sorry.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een punt van orde en een verzoek, als het mag. Wij zijn een kleine
fractie en dit is een belangrijk debat. Tegelijkertijd heb ik om 12.30
uur een belangrijk gesprek van een uur over een andere groep die is
verpletterd door de overheid, namelijk de omwonenden van Tata Steel. Ik
zou daarom willen voorstellen dat we in ieder geval voordat ik aan de
beurt ben, schorsen, als dat kan, dus in ieder geval voor 12.30 uur. Zo
kan ik nog naar dat gesprek van een uur. Als dat kan, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, maar dan zou ik twee keer moeten schorsen, namelijk één keer voor de
lunch en één keer om het kabinet bedenktijd te geven. Is het niet
makkelijker dat we uw bijdrage naar voren halen en dat u spreekt na
mevrouw Van Eijk? Wat is hierop uw antwoord?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het liefst zou ik de volgorde willen aanhouden, als dat kan.
De voorzitter:
Als u om 12.30 uur weg moet, is het gewoon het handigst dat u voor 12.30
uur spreekt. Dit is immers over een halfuurtje. We zien allemaal erg uit
naar uw bijdrage. Ik zou niet weten hoe ik het anders moet oplossen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zou heel graag de volgorde willen aanhouden, maar als het niet anders
kan, dan zie ik wel hoe ik het doe.
De voorzitter:
U moet om 12.30 uur weg. Ik denk graag met u mee.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, ik had voorgesteld dat misschien wat eerder zou worden geschorst.
Maar het is prima.
De voorzitter:
Ja, maar dan moet ik twee keer schorsen. Zullen we afspreken dat u na
mevrouw Van Eijk spreekt? Ja? Nee? Oké, maar dan gaan we niet naar u
luisteren dus. Dan ziet u dus af van uw spreektijd. Dat kan ook. Bij
dezen doet u dat, begrijp ik. Oké.
We gaan naar u luisteren, mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De vraag waarom het toeslagenschandaal heeft
kunnen gebeuren, is beantwoord door de parlementaire enquêtecommissie
Fraudebeleid en Dienstverlening. Het rapport Blind voor mens en recht
biedt verklaringen voor wat er is gebeurd. De commissie heeft
aanbevelingen gedaan om de patronen te doorbreken en te voorkomen dat
opnieuw mensen worden vermorzeld. Namens mijn fractie wil ik nogmaals
onze dank uitspreken voor de doorwrochte analyse en de heldere
conclusies en aanbevelingen.
Vandaag voeren we met elkaar het debat over het rapport en de reactie
daarop van het kabinet. Het is een kabinetsreactie die leest als een
verzamelbrief met veel verwijzingen naar en/of aankondigingen van andere
kabinetsreacties, afzonderlijke brieven, wetsvoorstellen die nog moeten
komen, en andere trajecten. De staf heeft dit in een handzaam overzicht
gezet, maar heeft daarmee ook pijnlijk zichtbaar gemaakt dat er nog
veel, heel veel moet gebeuren. De kabinetsreactie is daarom
teleurstellend. Urgentie wordt onvoldoende gevoeld. De VVD constateert
een dogmatische, starre houding. We missen de ruimte voor discussie,
verandering, of andere perspectieven of "varianten", zoals in de
aangenomen motie staat.
Vindt de VVD dan dat het kabinet álle aanbevelingen, zonder enig
voorbehoud, had moeten overnemen en deze ook precies zo moet uitvoeren?
Nee, natuurlijk niet. Wij begrijpen dat het voorbereiden van wetgeving
zorgvuldig moet gebeuren en dat er in de uitwerking nog heel veel keuzes
te maken zijn. Het is belangrijk dat de Kamer daarbij betrokken wordt.
Anders zouden we onze eigen rol ook weinig serieus nemen. Wij begrijpen
dat bijvoorbeeld voor de vraag of de vergoedingen voor de sociale
advocatuur verhoogd moeten worden, het rapport van de commissie-Van der
Meer II wordt afgewacht. Wij vinden die onderbouwing ook belangrijk. Aan
de andere kant snappen wij niks van de opmerking "persoonlijk contact is
echter niet in alle gevallen gewenst of haalbaar". Zo klinkt het alsof
in één keer iedere burger en iedere ondernemer voor alle zaken met de
overheid persoonlijk contact wenst, omdat het al dan niet in een wet is
opgenomen. Dat is natuurlijk helemaal niet aan de orde. Ik heb geen idee
welke inschatting hier is gemaakt. De VVD vindt het in ieder geval
belangrijk dat die burger of ondernemer naast digitaal contact ook per
post en telefoon contact kan hebben met de overheid. Dat kan toch niet
zo ingewikkeld zijn?
Met de aanbevelingen wordt recht gedaan aan het leed dat mensen is
aangedaan. Ook wordt nadrukkelijk naar voren gekeken om leed te
voorkomen. De VVD vindt dat we hiermee aan de slag moeten. Er zijn
verbeteringen die op korte termijn kunnen worden doorgevoerd. Echter,
veel aanbevelingen vragen om wijzigingen in wet- en regelgeving en
zullen meerdere jaren of zelfs kabinetsperiodes in beslag nemen. Ik mis
in de kabinetsreactie de rode draad, een tijdlijn, en samenhang met de
aanbevelingen. Kan het één niet zonder het ander, of is dat minder
effectief of zelfs belemmerend? Ik mis ook een reflectie van het kabinet
op de gevolgen van de aanbevelingen voor al lopende trajecten. Gaan we
onverminderd op dezelfde voet verder of vragen de aanbevelingen om
bijsturing of koerswijziging? En wat betekent dat voor de planning?
Graag een reactie hierop van het kabinet.
Voorzitter. In het debat van vandaag wil ik stilstaan bij twee
onderwerpen. Het zijn onderwerpen die mensen direct raken, die zichtbaar
en voelbaar zijn. Ten eerste, het toeslagenstelsel. Toeslagen zijn van
maatschappelijk belang. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat het
toeslagenstelsel fundamentele problemen kent: hoge terugvorderingen en
nabetalingen, complexiteit, het feit dat het moeilijk te begrijpen is,
niet-gebruik. De grootste urgentie zit bij het aanpassen van de
kinderopvangtoeslag door het dynamische karakter van de grote bedragen
die teruggevorderd kunnen worden. De VVD is daarom een groot voorstander
van de nieuwe financieringssystematiek waarin de vergoeding voor
kinderopvang direct aan kinderopvangorganisaties wordt uitgekeerd.
Volgende week is het commissiedebat over het nieuwe stelselontwerp.
Hierin zijn nog een aantal belangrijke keuzes te maken.
Bij de losse toeslagen beziet het kabinet welke stappen er mogelijk zijn
in de transitie naar het eindbeeld op lange termijn, waarbij de huidige
inkomensverdeling en budgettaire kaders het uitgangspunt zijn. Welk
eindbeeld betreft dit dan? En zijn die kaders niet te beperkend in de
eerste verkennende fase om het gewenste politieke draagvlak te halen,
vraag ik aan de staatssecretaris van Financiën. Blijkbaar wordt er per
toeslag in samenwerking met de betreffende opdrachtgever een agenda
opgesteld met op te lossen knelpunten, verbeteringen en een doorkijk
naar toekomstige prioriteiten. Dat is weer een agenda. De VVD wil
concrete oplossingen voor de problemen van mensen. Kan de
staatssecretaris van Financiën hierop reageren?
Voorzitter. De VVD verwacht van dit kabinet dat er vaart wordt gemaakt
met de vereenvoudiging van het toeslagen- en belastingstelsel.
Uitgangspunten bij de uitwerking hiervan zijn wat de VVD betreft dat er
minder inkomensafhankelijke regelingen komen, dat we werken meer laten
lonen en dat de middeninkomens erop vooruitgaan. De VVD houdt het
kabinet ook aan de drie doelen van het hervormen van de
inkomensondersteuning, namelijk een lagere marginale druk, eenvoud en
zekerheid. In het bijzonder dreigt de aandacht van het kabinet voor de
marginale druk nog weleens weg te zakken. Mijn fractie zal dit blijven
agenderen.
Ten tweede de herziening van het handhavings- en sanctioneringsbeleid.
De VVD wil dat iedere burger en ondernemer in Nederland voelt dat de
overheid er voor hen is. Medewerkers in de uitvoeringsorganisaties
hebben een belangrijke taak bij het signaleren waar de menselijke maat
ontbreekt. Zo'n signaal kan wijzen op een onbedoelde uitwerking of een
onbedoeld neveneffect van wetgeving of beleid. Medewerkers kunnen
daarnaast de ernst van de impact van een signaal op burgers, ondernemers
en de organisatie inschatten op basis van criteria zoals de mate waarin
iemand er last van ondervindt, de kwetsbaarheid van de groep en welke
groep erdoor wordt geraakt. In de Meerjarenstrategie 2025-2030 van de
Belastingdienst is dit signaalmanagement verder uitgewerkt. De VVD wil
dat medewerkers hierin maximaal worden ondersteund. Wordt dit ook
toegepast bij andere uitvoeringsorganisaties, zoals het UWV en de Dienst
Toeslagen, vraag ik aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de staatssecretaris van Financiën. Hoe worden knelpunten gedeeld?
Wordt er domeinoverstijgend gekeken om te voorkomen dat mensen tussen
wal en schip geraken? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de signalen
en de acties die worden ondernomen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Van Eijk zegt dat er wat moet gebeuren en dat zij uitkijkt naar
de plannen waar het kabinet mee komt. Het kabinet geeft juist aan dat
het een open gesprek met de Kamer wil. Als het zo doorgaat, dan wacht u
op plannen en dan wacht het kabinet tot het open gesprek met ons is
afgerond, met als gevolg dat de urgentie wegebt. Ik kan me voorstellen
dat de VVD, los van wat het kabinet wil, heeft nagedacht over welke
stappen er nodig zijn ten aanzien van het hervormen van het
toeslagenstelsel. Volgens mij staat de VVD er niet hetzelfde in als de
ChristenUnie, maar ik ben toch benieuwd of u bereid bent om uw kaarten
op tafel te leggen, want ik denk dat dit debat onderdeel is van het open
gesprek. Hopelijk kunnen we het kabinet meer richting urgentie
duwen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Wat de VVD wil ten aanzien van de toeslagen is helder: wij willen op
termijn van de toeslagen af. Wetende dat dit jaren en soms ook
kabinetsperiodes kan duren, vinden we het wel belangrijk om te blijven
werken aan verbeteringen in en vereenvoudigingen van het huidige
toeslagenstelsel. Vandaar ook dat wij urgentie voelen — die voelen wij
volgens mij allemaal — ten aanzien van de kinderopvangtoeslag. Die
stappen willen we heel concreet gaan zetten. Het lijkt een beetje op het
antwoord dat mevrouw Inge van Dijk van het CDA heeft gegeven: je kan het
toeslagenstelsel niet op zichzelf beschouwen. Je zal daar ook het
belastingstelsel en de inkomensondersteuning bij moeten betrekken. Die
drie moeten bij elkaar gaan komen om uiteindelijk te komen tot een
ontwerp van een stelsel dat gaat werken voor mensen. Dat is een complexe
opgave. Maar het antwoord op de vraag wat de VVD wil met de toeslagen,
is: wij willen op termijn van de toeslagen af.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is een helder standpunt. Alleen, we weten dat "op termijn" nog heel
lang kan duren. Tegelijkertijd bereidt dit kabinet voorstellen voor om
de toeslagen juist te verhogen, waardoor mensen afhankelijker worden van
toeslagen of premies. Denk aan de zorgtoeslag. Hoe langer we wachten,
hoe afhankelijker mensen worden van die premies, met als gevolg dat het
nog lastiger wordt om ze af te schaffen zonder inkomenseffecten voor
vooral de lagere inkomens. Ziet u dat wij in een kafkaëske situatie
komen te zitten als we niet snel urgentie tonen, vraag ik via de
voorzitter. Mijn vraag is daarom: welke urgentie voelt de VVD als het
bijvoorbeeld gaat om de kinderopvangtoeslag? Op welke termijn ziet u
voor u dat het voorstel naar de Kamer toe komt?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Wat ik zojuist in mijn inbreng heb gezegd, is dat de hervorming van de
kinderopvangtoeslag en met name de stap maken naar een ander
financieringsstelsel zodat die onzekerheid en dat risico op
terugvordering bij die ouders wordt weggenomen, wat ons betreft de
hoogste prioriteit heeft. In het regeerprogramma en het
hoofdlijnenakkoord staat de datum "1 januari 2027" en wat ons betreft
blijven we daar vol op inzetten. Volgens mij is het debat van volgende
week daar cruciaal in. Want op het moment dat het stelselontwerp zoals
dat er nu ligt, breed gedragen kan worden door de Kamer, kunnen we
volgens mij met elkaar die volgende stap gaan zetten om ook dat
wetsvoorstel in procedure te laten gaan, zodat we wellicht voor de zomer
of direct na het reces daar een besluit over kunnen nemen.
De voorzitter:
U continueert.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Voorzitter. Mensen die onbedoeld een fout maken, mogen niet als fraudeur
worden bestempeld. Bij het maken van een onbewuste fout of vergissing
moeten burgers niet in financiële problemen komen. De VVD is het hiermee
eens en kijkt uit naar het wetsvoorstel waarin wordt vastgelegd dat
Dienst Toeslagen geen bestuurlijke boetes meer aan burgers kan opleggen
voor verzuimen. We zullen wel kritisch zijn en blijven op het aanpassen
van de maximumhoogte voor boetes op vergrijpen wanneer oneigenlijk
gebruik van regelingen aan de orde is. Wanneer kan de Kamer dat
wetsvoorstel verwachten? De VVD heeft er vertrouwen in dat professionals
weten wat ze moeten doen en de beslisruimte die ze hebben ook kunnen
gebruiken, zolang dat zich bevindt binnen de kaders van wet- en
regelgeving. Mijn vraag aan het kabinet is of medewerkers in de
uitvoering op dit moment de ruimte hebben om af te wijken als de
gevolgen voor mensen onevenredig groot zijn of in strijd zijn met de
bedoeling van de wet. En zo niet, wat is daar dan voor nodig?
Ook op het terrein van de sociale zekerheid werkt het kabinet aan een
herziening van het huidige handhavings- en sanctioneringsbeleid. In een
recente brief is ingegaan op de voor- en nadelen van discretionaire
bevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van terugvordering. Zo wordt
met het oog op recente jurisprudentie overwogen om bij terugvorderingen
meer rekening te houden met fouten van de overheid. Wat is de uitwerking
op de verschillende beleidsterreinen, vraag ik aan het kabinet. De VVD
vindt de nadruk die de commissie en het kabinet leggen op burgers
terecht, maar vraagt zich ook wel af hoe het zit met kleine ondernemers
of zelfstandigen die onbewust een fout of vergissing maken. Hoe wordt
voor deze groepen de menselijke maat teruggebracht?
Voorzitter. Fraudeurs moeten worden aangepakt. Fiscale fraude tast de
financiële basis van onze publieke voorzieningen aan. Zonder voldoende
handhaving kan het maatschappelijk draagvlak voor het doen van aangifte
en het betalen van belasting afnemen. De mate van beleidsinzet en
middelen voor de bestrijding van fraude moeten wat betreft de VVD
samenhangen met de geschatte omvang van de fraude. In de
handhavingsstrategie van de Belastingdienst zien we dit terug. Hoe zit
het met georganiseerde of bewuste fraude bij toeslagen of in de sociale
zekerheid? De commissie doet de aanbeveling dat businesscases en andere
perverse prikkels geen rol horen te spelen in fraudebestrijding. Kan het
kabinet inzicht geven in de opbrengsten die op dit moment zijn ingeboekt
op de verschillende departementale begrotingen die mogelijk deze
kwalificatie hebben of als taakstelling worden ervaren door bijvoorbeeld
uitvoeringsorganisaties?
Ten slotte: "Een parlement dat goed zijn werk doet". Vanaf deze plek wil
ik de werkgroep Voor een Kamer die Werkt bedanken voor de
stand-van-zakenbrief. Mijn fractie kijkt uit naar het eindverslag. De
VVD volgt vanzelfsprekend de commissie en haar aanbeveling dat de Kamer
haar wetgevende taak serieus moet nemen. Bij de totstandkoming van
beleid en wetten moet worden bekeken of de uitvoering dat beleid ook
waar kan maken. Uitvoeringtoetsen bij nieuwe wetgeving en
invoeringstoetsen nadat de wet in werking is getreden, zijn belangrijke
instrumenten. Wat ik me wel afvraag: wat gebeurt er als na een negatief
advies van een uitvoeringsorganisatie een wetsvoorstel grondig wordt
aangepast? Wordt dan opnieuw een uitvoeringstoets gedaan? Kan het
kabinet daar inzicht in geven? Is daar een afwegingskader of iets
dergelijks voor? De door de commissie gedane aanbeveling om een
afkoelperiode in te gelasten ten aanzien van amendementen is verstandig.
We zullen elkaar moeten aanspreken om ongelukken te voorkomen. De
praktijk is helaas weerbarstiger, weten we.
Voorzitter, hier wil ik het in eerste termijn bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Toen ik de reactie van het kabinet las, was de grote vraag bij onze
fractie: wat is hier nou misgegaan? Ik zal een vooroordeel delen. Ik
dacht: de VVD-fractie heeft vast dingen geblokkeerd. Ik ben blij om te
horen dat dat eigenlijk helemaal niet het geval is. Sterker nog, ik
hoor: "Pijnlijk zichtbaar; teleurstellend. De urgentie wordt onvoldoende
gevoeld. Ik mis samenhang. Ik mis reflectie. Ik mis een rode draad." Dat
zijn eigenlijk allemaal woorden die ik heel erg deel. Dus mijn cruciale
vraag aan de VVD is: deelt de VVD de oproep van alle partijen hiervoor
dat er een betere kabinetsreactie moet komen?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik vind het nu te snel om die conclusie te trekken. Op basis van de
brief zou ik zeggen: ja, probeer het opnieuw. Daarbij weet ik dat er ook
nog kabinetsreacties komen op andere rapporten die er liggen, zoals dat
van de Staatscommissie rechtsstaat. Ik zie dat ook als een soort van
herkansing. Probeer het daar dan in ieder geval beter te doen. Of het
heel erg helpend is om op deze reactie een nieuwe reactie te vragen of
om het af te wachten, vind ik ingewikkeld. Ik wil daarbij ook eerst de
reactie van het kabinet afwachten. Maar dat zal wel beter moeten en een
richting moeten geven naar een fundamentelere verbetering.
De heer Sneller (D66):
Ik ben het eens met de heer Stultiens en ik ben blij met deze reactie.
Ik wil nog even terug naar de commissie-Van der Meer II, over de sociale
advocatuur. Mevrouw Van Eijk zei: wij willen ook die onderbouwing
hebben. Maar de kritiek die ik uitte in mijn termijn was: er is geen
geld gereserveerd. Met "we kijken uit naar het rapport" wordt het
uiteraard vooruitgeschoven. De oproep was: zorg dat het wordt verruimd;
zorg dat het wordt verhoogd. Is dat wel de lijn die de VVD blijft
steunen, ook als zo meteen uit Van der Meer blijkt dat dit geld kost?
Want dat is uiteindelijk wat er nodig zal zijn.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Met de ondertekening van de motie bij het debat met de commissie
onderschrijven we de analyse, de conclusies en de aanbevelingen. We
hebben daarbij ook aangegeven dat al die trajecten zich op, zoals ik het
maar noem, verschillende snelheden bevinden. Ze zijn meer of minder
uitgewerkt. Ze hebben wel of geen budgettaire consequenties en vragen
wel of niet om een wijziging in wet- en regelgeving. Dat is wel wat
iedere keer opnieuw moet worden beoordeeld. Als blijkt uit die commissie
… Als er een goed onderbouwd voorstel komt vanuit het kabinet om extra
middelen toe te voegen voor de sociale advocatuur, vind ik dat het
desbetreffende departement als eerste heel goed moet kijken naar zijn
eigen begroting, om te prioriteren en om te kijken wat men belangrijk
vindt. Wij hebben als Kamer volgens mij heel erg duidelijk uitgesproken
wat wij belangrijk vinden. Er moet gekeken worden wat er mogelijk is.
Als dat niet zo is, zal er een voorstel naar de Kamer komen. Dan zullen
wij dat beoordelen.
De heer Sneller (D66):
Mijn vrees, ook op basis van ervaringen na commissie-Van der Meer I, is
dat dat voorstel misschien niet uit het kabinet komt. Dan is dit juist
het moment, het debat over het rapport van de parlementaire enquête waar
deze aanbeveling specifiek in staat, om tegen het kabinet te zeggen: als
het rapport komt, als het onderzoek er is, willen wij dat er opvolging
aan wordt gegeven. Dan willen wij dat er wordt gezorgd dat de
vergoedingen omhooggaan, zodat er op termijn ook rechtsbescherming
beschikbaar is voor mensen die geen advocaat kunnen betalen. Dat is
volgens mij het signaal dat we hier nu moeten afgeven. Ik hoop dat de
verwijzing naar het rapport die mevrouw Van Eijk in de eerste termijn
doet, niet een kwestie van vooruitschuiven is, een afleidingsmanoeuvre
die er uiteindelijk toe leidt dat het geld dat we nodig hebben om het
uit te voeren, niet beschikbaar komt. Ik noemde het in mijn termijn ook:
er wordt alweer over extra bezuinigingen gesproken. Er zitten al
allerlei bezuinigingen in de begrotingen voor de komende jaren. Dus de
ruimte die moet worden gevonden … Dat gaat bij Justitie en Veiligheid
gewoon niet gebeuren.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Volgens mij probeerde ik in mijn inbreng juist het proces te pakken, om
dat stap voor stap te doen. Ik heb nadrukkelijk niet de deur
dichtgegooid om geld of middelen beschikbaar te stellen voor de sociale
advocatuur. Maar ik vind het te snel en te vroeg om daar nu een bedrag
aan te koppelen en deze aanbeveling dan letterlijk op deze manier over
te nemen. Als het het kabinet lukt om deze middelen te vinden … Dat is
wel het eerlijke antwoord. Ik zie de heer Sneller nee schudden. Er zijn
heel veel prioriteiten. Door de aanbevelingen te onderschrijven geeft
deze Kamer volgens mij bij meerderheid aan wat haar prioriteiten zijn op
dit specifieke punt. Die hebben we onderschreven, dus we gaan er samen
voor knokken.
De heer Dijk (SP):
Kijkend naar de mate waarin de VVD-fractie aangeeft dat de
kabinetsreactie teleurstellend is, ben ik in diezelfde mate eigenlijk
zeer teleurgesteld in dit antwoord van de VVD op glasheldere en zeer
terechte vragen van D66. U verwijst nu zelf ook door naar andere
rapporten. U doet precies hetzelfde als het kabinet doet in die
kabinetsbrief. Laat ik er even een paar uit pakken: menselijk contact,
sociale advocatuur, een netwerk voor landelijke juridische ondersteuning
en investeren in de Autoriteit Persoonsgegevens. Dat gaat allemaal geld
kosten. Wij moeten die keuze nu gaan maken. Daar wordt die niet genomen.
Waarom wacht u daarop, terwijl u die aanbevelingen allemaal heeft
ondersteund en heeft onderschreven met een motie. Waarom wacht u
daarop?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Omdat ik op dit moment onvoldoende inzicht heb in alle consequenties.
Dat is het eerlijke antwoord. Daarom hebben we ook zo geworsteld —
volgens mij heeft iedereen dat ook meegemaakt — met de exacte bewoording
van de motie die bijna Kamerbreed is ingediend. Wij willen echt ook onze
taak als Tweede Kamer serieus nemen. Of je het nou hebt over zorgvuldige
wet- en regelgeving of over het budgetrecht, ik wil die afweging kunnen
maken. Ik zei net richting de heer Sneller dat we er samen voor gaan
knokken. Als ik die informatie heb … Die wil ik ook heel graag mee
terugnemen naar mijn fractie; ik heb het ook te bespreken met de
woordvoerder die erover gaat. Dit gaat mij dus net iets te snel. Maar
dat zegt niet dat ik niet mee wil denken of niet mee wil doen.
De heer Dijk (SP):
Ik noemde net een aantal punten die geld gaan kosten. Dan kunnen we niet
verzanden in processen, maar dan moeten er politieke beslissingen worden
genomen. En dat het kabinet er geen bedrag achter zet, nadat er een jaar
lang een rapport ligt van een parlementaire enquêtecommissie … Dat had
er al láng moeten liggen. En men had minimaal de uitspraak moeten doen,
over al die aanbevelingen: "Dat gaan we doen. We komen binnenkort met
een bedrag. Dan hangen we er een bedrag aan." Want ik snap uw worsteling
wel: u weet niet wat het bedrag is. Maar bent u het met mij en de
SP-fractie eens dat er aan die voorstellen en aanbevelingen die hier
breed gesteund werden, ook door uw partij, bedragen gekoppeld moeten
worden? En bent u het ermee eens dat dat snel moet, dat we daar niet nog
een jaar op kunnen wachten en dat we niet op allerlei rapporten moeten
gaan wachten?
Daar moeten gewoon bedragen aan worden gehangen, zodat wij weten waar we
beslissingen over nemen. Dan kan de VVD zeggen: "Top. Met de strekking
van al die aanbevelingen zijn we het eens, kabinet. Het is misschien
hier of hier een miljoentje te veel of een miljoentje te weinig, maar we
zijn het eens met de strekking ervan." Dan kunnen we verder. Daarom is
de kabinetsreactie ook zo zwak. Ik ben eerlijk gezegd ook teleurgesteld
in uw reactie. De VVD zegt namelijk: wij hebben die aanbevelingen
gesteund, maar het kabinet komt met een hele summiere reactie. Ik
verwachtte dat de VVD er dan ook bedragen aan zou willen koppelen, want
anders laten we het aan onszelf om te gaan lopen zoeken. Laat het
kabinet uitzoeken welke bedragen eraan gekoppeld worden, en dan geven
wij er een klap op.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik ben het eens met de strekking van dit verhaal van de heer Dijk van de
SP. Laten we dat dan ook aan het kabinet meegeven. Kom met die betere
reactie, zoals we dat net noemden, en maak dat een stuk concreter, zodat
wij daar met z'n allen een besluit over kunnen nemen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Eén opmerking van mevrouw Van Eijk hield mij bezig. Zij zei: we moeten
hier zaken met elkaar doen, maar we moeten ook serieus naar geldzaken
kijken. Dat is waar, maar een van de conclusies van het rapport is dat
financiële dominantie geleid heeft tot de problemen die het rapport
beschrijft. Dan maak je dus niet de keuze dat er iets moet gebeuren en
kijk je vervolgens hoe je het geld regelt, maar dan kijk je eerst
hoeveel geld er is of welke kaders er zijn vastgesteld en laat je dat
leidend zijn voor de politieke keuzes. Ik proef dat de VVD dat doet ten
aanzien van de sociale advocatuur. Het is bij de sociale advocatuur geen
geheim dat minder mensen sociaal advocaat willen worden, mede ook
doordat de vergoedingen — ik ben zelf sociaal advocaat geweest — gewoon
te laag zijn. Daardoor krijgt een groot aantal mensen geen
rechtsbescherming. Deelt de VVD de conclusie dat er meer geld bij moet
en dat het de vraag is om hoeveel geld het gaat? Wilt u dat afwachten en
bevechten? Of betwist u de conclusie dat er überhaupt geld bij moet?
Want dan hebben we een andere discussie met elkaar.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik betwist niet de conclusie dat er geld bij moet. Maar over hoeveel dat
moet zijn en hoe je dat vervolgens wil inzetten, moeten we met elkaar
het debat kunnen voeren. Zo hebben we er allemaal een beeld bij voor wie
de sociale advocatuur op dit moment bereikbaar is. Dat is uiteraard voor
de groep die het nodig heeft, maar we constateren met elkaar ook dat er
een groep is die steeds vaker buiten de boot valt als het gaat om dit
soort regelingen. Ik noem het dan toch, want ik heb het nog niet
genoemd, dus het mag volgens mij. Ik heb het misschien wel al genoemd:
de middeninkomens. Maar goed, dat is wel een feit. Daar zou ik graag het
debat verder met u over willen voeren.
De heer Van Baarle (DENK):
Er werden net de woorden "het gaat mij iets te snel" gebruikt. Die
woorden hoorde ik mevrouw Van Eijk letterlijk zeggen. Het is een jaar
nadat het rapport is gepubliceerd. We zijn een jaar verder en dit
kabinet komt niet verder dan in heel veel gevallen gewoon oplepelen wat
al bestond en al in gang is gezet. Ik vraag mij dan het volgende af. Als
we het een jaar later over bedragen hebben en mevrouw Van Eijk zegt dat
het haar allemaal veel te snel gaat, wanneer moet er dan een besluit
genomen worden? We kunnen toch niet met elkaar accepteren dat we een
jaar verder zijn, weten wat er allemaal opgeschreven is en na een jaar
nog steeds concluderen dat het geld voor de AP er niet is, dat er een
wetsvoorstel wordt aangekondigd zonder dekking en dat er geen geld is
voor de sociale advocatuur? Hoelang wil de VVD dat laten doorduren?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Nou, wat ons betreft gaat het niet heel lang doorduren. Dat is ook mijn
reactie geweest richting de heer Stultiens. Deze kabinetsreactie is in
die zin onvoldoende om nu op alles ja te zeggen, omdat heel veel zaken
niet zijn ingevuld. Dat gaat me te snel. Maar gezien het veel te lang
heeft geduurd voordat deze kabinetsreactie er lag en gezien de inhoud
van de brief, deel ik de teleurstelling.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is geen antwoord op de vraag. Ik ben blij dat mevrouw Van Eijk de
teleurstelling deelt. Voor mij is het meer frustratie en boosheid. Ik
vind het echt geen pas geven in de richting van al die gedupeerde ouders
om een jaar later hiermee te komen. De vraag was: wanneer moet die
duidelijkheid er dan wel komen? Is de VVD in ieder geval bereid een
datum, een moment, te geven waarop zij van het kabinet een voorstel
verwacht van hoe dat geld geregeld gaat worden en hoe dat ingevuld gaat
worden? Is de VVD bereid te zeggen: zij het binnen ministeries, zij het
op een andere manier, wij willen als VVD dat het geregeld gaat worden op
dát moment.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik ga er in de tweede termijn bij u op terugkomen, nadat ik de
kabinetsreactie heb gehad.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Edgar Mulder … O, er is
nog een vraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben toch even benieuwd. Een van de belangrijke aanbevelingen van de
commissie is om te reflecteren op het gedrag van partijen en Kamerleden.
Samengevat gaat het dan met name over de ophitspolitiek, ophitsen tegen
burgers, tegen bepaalde groepen burgers, en wat voor gevolgen dat kan
hebben. We weten uit het verleden dat de VVD daaraan heeft bijgedragen,
onder anderen met een bewindspersoon die ervoor heeft gezorgd dat mensen
werden vertrapt puur op basis van het gevoel dat volgens hem in de
maatschappij zou leven dat er grootschalig zou worden gefraudeerd met de
toeslagen, in plaats van op basis van de feiten die de ambtenaren hem
voorschotelden. Daarom vraag ik hoe de VVD reflecteert op de rol van de
VVD in de afgelopen jaren. Kunnen zij nu excuses aanbieden aan de
slachtoffers voor het jarenlange ophitsbeleid?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Het is niet de eerste keer dat wij in deze Kamer spreken over de
toeslagenaffaire. Meerdere kabinetten, meerdere bewindspersonen en
meerdere partijleiders hebben daar heel vaak hun excuses voor
aangeboden. Ik vind het persoonlijk niet nodig om dat hier nog een keer
te doen. Ik denk dat dat vaak genoeg is gedaan. Daar wil ik het graag
bij laten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik had graag een persoonlijke reflectie gehoord van mijn collega. Ik
denk namelijk dat dat ook wel wat met de mensen thuis doet. De VVD was
niet de enige met vieze vingerafdrukken op de wetten en de politiek,
maar die partij was wel een van de belangrijkste spelers.
Maar goed, terug naar het heden. De aanbeveling van de commissie is om
te werken aan een sterke rechtsstaat en aan mensenrechten, en om ervoor
te zorgen dat de ombudspolitiek zich niet weer voordoet. Mijn concrete
vraag is als volgt. Als je kijkt naar hoe er nu wordt gesproken, ook
vanuit dit kabinet, over bepaalde minderheidsgroepen en over maatregelen
die genomen dreigen te worden tegen mensen die hier gewoon veiligheid
komen zoeken en als je kijkt naar de manier waarop het kabinet en
coalitiepartijen hier spreken over mensen die gewoon demonstreren, die
gewoon gebruikmaken van hun demonstratierecht, onder wie artsen,
zorgmedewerkers en juffen en meesters, hoe vindt mijn collega van de VVD
dan dat het nu gaat?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Zoals ik al zei in het begin van mijn inbreng hebben wij de
aanbevelingen van de commissie onderschreven. Dat betekent dat
discriminatie of racisme op geen enkele manier — op geen énkele manier —
geaccepteerd kan worden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, tot slot. Dit is dus precies wat het probleem is. Er wordt gezegd —
net zoals in de rechtsstaatverklaring — dat iedereen zich netjes houdt
aan de wet- en regelgeving en niet gaat discrimineren. Ja, amehoela!
Natuurlijk, het zou wat zijn als de VVD hier nu gaat zeggen: we zijn
voor discriminatie. Maar mijn vraag was om te reflecteren op
daadwerkelijk gedrag en beleid van de VVD in combinatie met andere
coalitiepartijen. Hoe vindt mijn collega van de VVD dat het op dit
moment, gewoon in gedragingen, gaat? Ziet zij op z'n minst een
mogelijkheid — laat ik het zo formuleren — tot verbetering?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Volgens mij zijn we met z'n allen elke dag bezig met de verbeteringen
waar het lid Kostić het over heeft. Wij nemen die heel serieus. Het
frame of de richting die we in geduwd worden, maakt dat we iedere keer
weer in de verdediging moeten schieten. Ik wil heel graag vooruitkijken.
We hebben gisteren een heel mooi debat gehad met de nieuwe
staatssecretaris van Financiën over de hersteloperatie. Wij voelen ons
ontzettend verantwoordelijk om dit op te lossen. Ik hoop van harte — dit
bedoel ik ook Kamerbreed — dat we aan dezelfde kant van het touw
trekken. Zo heb ik het gisteren genoemd. Dat geldt ook voor dit
punt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Edgar Mulder van de
fractie van de PVV.
De heer Edgar Mulder (PVV):
De parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag deed
onderzoek naar de toeslagenaffaire. Dat resulteerde in december 2020 in
het rapport Ongekend onrecht. In 2022 volgde de parlementaire
enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. Die deed een wat
breder onderzoek. Na twee jaar presenteerde deze commissie het
eindrapport, getiteld: Blind voor mens en recht.
Voorzitter. Over beide rapporten zijn al eerder debatten gevoerd, hier
in de plenaire zaal en ook veel in commissiezalen. Denk aan de debatten
over het toeslagenschandaal en alle ellende die daarmee samenhangt. Dat
is niet meer dan terecht, want we kunnen niet genoeg debatteren over
deze inktzwarte bladzijde in de geschiedenis van Nederland. Het
toeslagenschandaal is een ongekende schande. Het is al eerder genoemd,
maar het kan niet vaak genoeg gezegd worden: het feit dat volledig
onschuldige mensen stukgemaakt werden door de Nederlandse overheid, door
onze overheid, is walgelijk. Mensen die niets misdaan hadden, werden
jarenlang opgejaagd door de Belastingdienst en in de financiële ellende
gestort. Dat is werkelijk waar ongekend.
We hebben dus twee enquêtes, twee rapporten, veel debatten en een aantal
terecht harde conclusies, waaronder de vaststelling dat de rechtsstaat
geschonden is. De rechtsstaat is geschonden, door hoge ambtenaren, door
rechters en door de Raad van State. Eigenlijk dus door de elite. Ook dat
kan niet vaak genoeg worden benoemd. Mijn vraag is: hoe kijkt het
kabinet hiertegen aan?
Het vorige debat over dit rapport was met de opstellers ervan. Vandaag
gaat het over de reactie van het nieuwe kabinet. De PVV kan zich voor
een deel vinden in die reactie. Het allerbelangrijkste is dat ook wij
van mening zijn dat dit schandaal niet nogmaals mag en kan gebeuren. Het
rapport en de reactie van het kabinet kunnen hierbij helpen.
Zoals gezegd: voor de PVV is het allerbelangrijkste dat we ervoor zorgen
dat overheidshandelen nooit meer, maar dan ook nooit meer, mag leiden
tot dat vreselijke schandaal. Daaruit volgt ook dat een aantal
conclusies uit het rapport onze steun krijgen, bijvoorbeeld dat het
belangrijk is dat er een evenredigheidstoets wordt opgenomen in wetten
en dus dat burgers een foutje moeten kunnen maken zonder daarvoor
extreem hard te worden gestraft. Om maar eens een cliché te gebruiken:
de overheid is er voor de burgers en niet andersom.
Als wij als Kamer alleen al dit kunnen meenemen uit alle verhoren en uit
alle debatten, is dat winst, want het mag niet nogmaals gebeuren. De PVV
zegt dus "ja" tegen de menselijke maat, "ja" tegen aanpassing van het
fraudebeleid en "ja" tegen het niet meer gebruiken van de
alles-of-nietsbenadering. Wij onderschrijven dus dat wij niet moeten
doorslaan bij die fraudebestrijding, maar we moeten zeker ook niet te
soft worden, zeg ik ook tegen mijn collega's hier. Voor de PVV blijft
dus staan dat het niet zo kan zijn dat we wegkijken als mensen bewust
bezig zijn om de boel te flessen. Criminelen moet je oppakken en
straffen, want we moeten onze sociale rechtsstaat beschermen en
beveiligen. Een systeem waarbij bijna 6 miljoen huishoudens vele
miljarden euro's ontvangen is niet alleen foutgevoelig, maar ook
fraudegevoelig. Fraudebestrijding is dus noodzakelijk.
In een van de commissiedebatten na uitkomst van het eerste rapport,
kreeg ik geen steun toen ik aandacht vroeg voor de situatie rond een
beautysalon hier in Den Haag. Dat was een salon waar mensen 's avonds
via de achteringang naar binnen konden. Zij kregen daar te horen — niet
in het Nederlands, want dat spraken ze niet — hoe ze geld moesten
aanvragen voor toeslagen en hoe ze €30.000 konden ontvangen. Er waren
genoeg signalen van potentiële fraude, maar niemand wilde die oppikken.
Niemand steunde me: niet de Belastingdienst, niet de FIOD, niet de
politie. Zelfs de staatssecretaris wilde niet meewerken. Nogmaals, ik
zeg niet dat er gefraudeerd is, want dat weet ik niet. Maar als je het
helemaal niet gaat onderzoeken, kom je daar ook nooit achter. Bulgaren
die frauderen, moeten gewoon gestraft worden en het onterecht
uitgekeerde geld moet terug naar Nederland. Hoe is het toch mogelijk dat
we nu te maken hebben met een tweede Bulgarenfraude? Ook dat is
ongekend.
Ik wil het nog wel wat harder verwoorden. Mensen die €30.000 claimen bij
de hersteloperatie, terwijl ze zelf nog nooit gebruik hebben gemaakt van
kinderopvang of zelfs helemaal geen kinderen hebben, moeten ook
aangepakt worden. Ook omdat dit soort gedrag uiteindelijk ten koste gaat
van de echte slachtoffers.
Ik maak dit stukje fraudebestrijding even af. De conclusie kan niet
anders zijn dan dat we, om de sociale zekerheid te beschermen, niet
moeten inboeten op fraudebestrijding. Mijn vraag aan het kabinet is:
vindt het kabinet ook dat we fraude moeten blijven bestrijden?
De heer Dijk (SP):
Gisteren hadden we een debat over het toeslagenschandaal en de
oplossingen daarvoor. We hebben het toen ook gehad over eventuele fraude
bij zo'n €30.000-regeling. Supergoed dat de PVV er niet was! Echt top
dat u niet bij dat debat aanwezig was en geen enkel voorstel heeft
gedaan om er wel iets aan te doen. Er waren andere partijen die dat wel
deden. Geweldig! Uw partij had geen bijdrage. Complimenten daarvoor! Een
andere vraag. Menselijk contact, investeren in de Autoriteit
Persoonsgegevens, een netwerk van sociaaljuridische ondersteuning in
buurten, wijken, dorpen en steden en het versterken van de sociale
advocatuur: het zijn allemaal conclusies en aanbevelingen die de
enquêtecommissie aan de Kamer meegaf. U heeft daar niets mee gedaan. Dit
hele onderwerp interesseert uw partij geen zier. U was er gisteren niet.
U komt nu met allerlei afleidingsmanoeuvres om het weer over
Bulgarenfraude te hebben, alsof er in de Kamer ook maar één partij is
die niet vindt dat je fraude moet aanpakken! Laat ik u ook even het
volgende voorleggen. Met witteboordencriminaliteit wordt 4,2 miljard
euro aan fraude begaan. Daar doet uw partij ook geen zier aan. Het
kabinet doet ook helemaal niets. Dit onderwerp interesseert u geen zier.
Witteboordencriminaliteit interesseert u geen zier. U wilt alleen maar
afleiden van het onderwerp, zodat u zich er niet druk over hoeft te
maken. Als het om dit onderwerp gaat, vind ik wat ik het afgelopen jaar
heb gezien werkelijk een schijnvertoning van de PVV. De ouders die
slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal hebben geen zier aan u,
omdat het u geen zier kan interesseren.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik heb zelden zo veel onzin in een korte interruptie gehoord. Om te
beginnen was er gisteren een tweeminutendebat. Daarbij zijn moties
ingediend en daarover gaan we gewoon volgende week stemmen. Dat ten
eerste. Ten tweede. Hoezo interesseert het ons geen zier? We hebben met
een aantal andere Kamerleden zij aan zij gestaan om de slachtoffers te
helpen. Wij als partij hebben ervoor gezorgd dat de private schulden
zijn kwijtgescholden. Dat hebben wij geregeld. En we zijn tot op de dag
van vandaag bezig om ervoor te zorgen dat mensen ook het geld
terugkrijgen, waarvoor er geen verklaring van de notaris is. Dat zijn
allemaal zaken die we altijd hebben gedaan. We zijn bij ieder debat
aanwezig geweest. We hebben overal mee geholpen. Dat hele verhaal van u
is een beetje blabla. Het slaat echt helemaal nergens op. Ik snap dat u
bezig bent om uw partijtje een beetje uit het slop te halen. Dat gun ik
u ook, maar dit soort absurde vergelijkingen maken, is zielig. Ga snel
zitten, want het slaat nergens op.
De heer Dijk (SP):
Mooi hè, dat de PVV gelijk aangevallen wordt op feiten, zoals het niet
ondersteunen van de conclusies en het niet ondersteunen van de
aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie? Daarom zeg ik: het
interesseert u geen zier. Uw partij was hier gisteren, maar heeft het
woord niet eens gevoerd.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Nu zijn we er wel.
De heer Dijk (SP):
U komt nu met een heel verhaal over dat u fraudebestrijding zo
ontzettend belangrijk vindt. Dan had u er gisteren moeten zijn en
voorstellen moeten indienen die dat zouden verbeteren. Dat doet u niet.
Het gaat mij niet om mijn partij. Dat weet u dondersgoed. Het gaat mij
om al die ouders, met wie we jarenlang zij aan zij strijden. Zij mogen
meer verwachten, ook van een partij als de uwe.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik concludeer dat de interruptie er eerst over ging dat het ons niet zou
interesseren wat er met de toeslagenouders was gebeurd en dat, na mijn
weerwoord, uiteindelijk overgestapt wordt op de conclusies en
aanbevelingen van de tweede enquêtecommissie. Dat zijn twee totaal
verschillende dingen. Als u dat had gezegd, had ik u een gewoon antwoord
willen geven. Uw hele verhaal over dat wij niets hebben gedaan om die
mensen te helpen, is totale onzin. Het hangt alleen samen met dat rare
ingestorte partijtje van u.
De heer Van Baarle (DENK):
De heer Mulder komt hier een pro-formaverhaaltje houden. Ik kan me zijn
bijdrage bij het vorige debat ook nog herinneren. Die was inhoudelijk
vrij kort.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Leuk debat hadden wij!
De heer Van Baarle (DENK):
De heer Mulder heeft niet eens de tweede termijn gedaan, omdat hij als
woordvoerder van de grootste partij niet in staat was om de
verantwoordelijkheid te nemen om een motie in te dienen, waarin hij de
hele Kamer kon meekrijgen. Die ouders, de gedupeerden van de
toeslagenmisdaad, zijn voor een disproportioneel groot aandeel ouders
met een migratieachtergrond. Dat staat in het rapport en dat weet de
heer Mulder. Dat heeft er alles mee te maken dat het recht op gelijke
behandeling is geschonden. Het heeft ermee te maken dat nationaliteit,
dubbele nationaliteit, maar ook de leeftijd van iemands bsn-registratie
als proxy voor migratie-achtergrond zijn gebruikt. Daardoor bestaat een
disproportioneel deel van de ouders die gedupeerd zijn uit ouders met
een migratie-achtergrond. De PVV wuift die institutionele discriminatie
in deze toeslagenmisdaad altijd weg. Daarmee spuugt de PVV al die ouders
met een migratieachtergrond, waarvoor dit systeem uiteindelijk een
racistisch monster is geworden, in het gezicht. Ik vraag aan de PVV het
volgende. De heer Mulder gebruikt hier immers weer ronkende termen als
Bulgarenfraude. Het kan mij niet schelen of mensen die frauderen
Bulgaren zijn; frauderende mensen zijn frauderende mensen. Het maakt
niet uit of het Bulgaren zijn. Dan doet hij eigenlijk precies hetzelfde
als aan het begin van de toeslagenmisdaad is gebeurd. Waarom blijft de
PVV, een door en door discriminerende beweging, die mensen vastpinnen op
hun nationaliteit, en heeft zij niks geleerd?
De heer Edgar Mulder (PVV):
We gaan van klassenhaat naar rassenhaat. Zoals de heer Van Baarle al
zei: we hebben hier de vorige keer een debat over gevoerd. Ook dat
leidde uiteindelijk tot niets. Wederom maakt de heer Van Baarle dezelfde
foute opmerkingen, want dubbele nationaliteit is niet gebruikt als
indicator voor fraude. Het niet-Nederlander zijn is wel gebruikt. Het
zijn allemaal feiten; het staat in het rapport. U kunt het blijven
herhalen. Discriminatie is niet hetzelfde als racisme. Institutioneel
racisme, zo'n verzonnen term, is ook niet hetzelfde als racisme.
Even helemaal terug naar het begin van de interruptie. Wij waren gewoon
ook bij het vorige debat aanwezig, wat iedereen ook roept. Mensen kunnen
dat gewoon nakijken. Dat wij geen motie wilden indienen waarin we alle
aanbevelingen overnemen, is gewoon ons goed recht. Wij zijn niet van
plan om klakkeloos al die dingen over te nemen. Ik vind niet dat het er
te veel zijn. Ik heb in een commissie gezeten waarin helemaal geen
conclusies werden getrokken. Dat wilde men immers niet, want het ging
over moskeeën, en daar mochten we geen aanbevelingen over doen en
conclusies over trekken. Nu zijn het er negentien, dat vonden we een
beetje veel, en vandaar dat we niet meegegaan zijn met een motie die
alles ondersteunde. Maar, zoals ik net al gezegd heb, hebben we wel een
aantal positieve punten gezien, ook in de reactie van het kabinet. Ik
ben halverwege mijn bijdrage, voorzitter.
De heer Van Baarle (DENK):
Maar een gebrek aan aanbevelingen en conclusies over moskeeën is er in
dit huis niet bepaald. Daar is de partij van de heer Mulder
hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor. Maar even terug naar het
onderwerp. De heer Mulder heeft óf beperkingen in zijn
zichtmogelijkheden, óf hij leest gewoon doelbewust om de conclusies in
het rapport heen. Het staat gewoon zwart-op-wit. Terwijl het niet mocht,
niet ter zake deed, is in risicomodellen nationaliteit opgenomen, en is
ook dubbele nationaliteit opgenomen, is herkomst gebruikt als indicator
in een model dat ontwikkeld werd voor bijstandsfraude en is duur van de
bsn-inschrijving gebruikt als proxy voor migratie-achtergrond. De
commissie trekt een conclusie: het recht op gelijke behandeling is
daarmee geschonden. Mijn vraag aan de heer Mulder is: ziet hij dat
gewoon niet? Heeft hij een ander rapport gelezen dan ik, of wil hij het
niet zien, omdat de conclusie van racisme en discriminatie de PVV niet
goed uitkomt, omdat dat het verdienmodel van de PVV ondermijnt?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Nou, het verdienmodel racisme zit bij de partij DENK. In het rapport is
niet geconstateerd dat er sprake was van racisme. Dat is ook in het
debat hier de vorige keer uitgebreid besproken. Er was zelfs een tijd
lang een discussie tussen de heer Ceder en mevrouw Maatoug die daarover
ging. Uiteindelijk moesten die ook constateren dat er geen sprake was
van racisme. Sterker nog, staatssecretaris Van Rij heeft daar ook een
heel lang debat met u over gehad. Uiteindelijk zei hij ook dat er geen
sprake was van een ideologie die mensen indeelt in rassen. Dus
uiteindelijk is er onder de streep geen racisme geconstateerd. Dat u dat
niet prettig vindt, dat u dat graag in een rapport wilt lezen terwijl
het er niet staat, is uw zaak. Het is aan mij om de dingen te benoemen
die ik wel belangrijk vind. Nogmaals, het is niet mijn rapport waarover
we het hier hebben. We hebben het over het rapport van een
enquêtecommissie en de reactie van het kabinet daarop, en ik reageer
vandaag op de reactie van het kabinet. De mensen die geïnteresseerd zijn
in de discussie over of het nu wel of niet racisme is, verwijs ik terug
naar de vorige debatten en in ieder geval het interruptiedebatje tussen
de heer Van Baarle en mij van oktober. Een filmpje ervan staat zelfs bij
De Telegraaf op de site. Dan kan iedereen zien hoe dat gegaan is en wie
er gelijk had.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik constateer dat de heer Mulder heel erg blij is om dankzij dat debat
met mij in De Telegraaf gekomen te zijn. Daar complimenteer ik hem dan
mee.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank daarvoor.
De heer Van Baarle (DENK):
Het vorige kabinet heeft wel degelijk het woord in de mond genomen dat
er bij de toeslagenmisdaad sprake was van institutioneel racisme.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat is wat anders.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is gebeurd. Dat betekent dat het vorige kabinet heeft erkend — dit
kabinet nog niet, maar het vorige wel — dat er in het beleid en in de
beleidspraktijk sprake was van het maken van onderscheid op basis van
ras. Dat zat in al die kenmerken die ik net heb genoemd, van het gebruik
van dubbele nationaliteit of nationaliteit tot het gebruik van het bsn
als proxy voor migratieachtergrond. Ik constateer dat de PVV niet verder
komt dan hier pro forma een bijdrage te leveren, waarin het kabinet niet
eens wordt gevraagd om iets te doen, in termen van geld of in termen van
concrete maatregelen. Ik constateer ook dat de PVV niet erkent dat al
die ouders zijn geraakt door discriminerende modellen. De PVV geeft
helemaal niets om die gedupeerde ouders. Ik vind dat echt stuitend voor
een politieke partij die hier jarenlang munt uit heeft proberen te slaan
en die nu regeringsverantwoordelijkheid draagt en niets voor die mensen
betekent.
De heer Edgar Mulder (PVV):
De heer Van Baarle doet het wederom. Hij begint met het woord "racisme",
en als hij daarop wordt aangesproken, zegt hij dat er sprake is van
institutioneel racisme. Dat is dus wat anders. Voor mensen die misschien
niet weten wat dat is: het is een heel leuke definitie. De definitie van
institutioneel racisme komt uit een visienota op een mensenrechtelijke
aanpak van het College voor de Rechten van de Mens en luidt als volgt.
"Het gaat bij institutioneel racisme typisch om ingebakken, structurele
mechanismen, procedures, gewoontes of gedragsvormen die in veel
verschillende verschijningsvormen kunnen voorkomen en vaak op indirecte,
soms lastig herkenbare wijze een nadeel opleveren voor bepaalde groepen
mensen op grond van hun afkomst." Dat is de definitie van institutioneel
racisme. Ik vind 'm ingewikkeld. Ik vind 'm moeilijk. Ik zou zeggen:
kijk naar racisme en discriminatie; dat zijn zaken die verwerpelijk
zijn. Als die voorkomen, moeten we daar wat tegen doen. Maar om nou zo'n
gekunsteld gedrocht te maken en dan te zeggen dat het daardoor fout is
... Het punt is juist dat het toeslagenschandaal al zo erg is dat het
helemaal niet nodig is om er nog eens racisme bij te halen. Het is al
ongekend erg. Het is al schandalig, waarom zou je er dan nog zoiets bij
betrekken? Het slaat gewoon helemaal nergens op. Excuus dat ik u zo lang
laat wachten, meneer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat is nog het minst erge aan uw betoog. We hebben net acht partijen
gehad, van de SP tot en met de VVD, die zeiden: teleurstellende reactie
van het kabinet. Schaart de PVV zich in dat rijtje of is de PVV de enige
partij die het wel een goede reactie van het kabinet vond?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik vind die niet helemaal goed, maar voor een deel kan ik me erin
vinden, zoals ik zei.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het gaat om het deel dat niet uitgevoerd wordt, de aanbevelingen die
blijven liggen. Nu zeggen alle partijen: er moet meer gebeuren, want we
willen voorkomen dat een volgend schandaal weer kan gebeuren. Deelt de
PVV die opvatting of zegt zij: hier kunnen we mee verder; laat maar
zoals het is?
De heer Edgar Mulder (PVV):
U heeft waarschijnlijk gemist dat wij in het vorige debat twee maanden
geleden helemaal niet bereid waren om al die aanbevelingen over te
nemen. Daar zijn wij sowieso niet voor.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat was in april. Ik was erbij. Het punt is juist ... Ik weet dat de PVV
niet alle aanbevelingen steunt, maar vindt zij wat hier nu ligt
voldoende? Is deze brief goed genoeg? Anders hebben we straks een
situatie ...
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voor een deel wel, maar ...
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik was nog even bezig. Anders hebben we straks de situatie dat de hele
Kamer het onvoldoende vindt, behalve de PVV. Dat komt niet vaak voor.
Ja, misschien bij de persworst van mevrouw Faber, maar bij deze reactie
had ik niet verwacht dat alleen de PVV zou zeggen "wat er nu ligt is
voldoende".
De heer Edgar Mulder (PVV):
Jammer, die mannelijke vrouwenhaat van u, die opmerkingen tussendoor.
Dat is jammer. Maar verder: we zijn het niet overal mee eens. Vandaar
dat ik net ook aan het kabinet vroeg of het ook vindt dat fraude wel
blijvend bestreden moet worden. Dat vinden we belangrijk, dus dat willen
we graag horen.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ook wij hebben gesteld dat het belangrijk is dat fraude aangepakt moet
worden. Alleen, het betoog van de heer Mulder lijkt wel een beetje op
datgene waar het rapport voor waarschuwt en waardoor we de afgelopen
jaren tot besluiten zijn gekomen waarvan in ieder geval een groot deel
van de Kamer achteraf spijt kreeg. U veronderstelt namelijk dat alleen
de PVV voor fraudebestrijding is. Dan lijkt het alsof er hier in de
Kamer partijen zijn die daar niet voor zouden zijn. Dat is retoriek,
terwijl u heel goed weet dat iedereen hier vindt dat fraude aangepakt
moet worden.
Het probleem is dat ook fouten als fraude zijn aangemerkt en dat daar
vervolgens een keiharde aanpak op is losgelaten. Dat is nu aangepast. In
het interruptiedebat met de heer Van Baarle maakte u het onderscheid
tussen racisme en nationaliteit, maar de Autoriteit Persoonsgegevens
heeft het kabinet op de vingers getikt en heeft gezegd dat nationaliteit
als risicofactor discriminerend en onbehoorlijk was. Dat moest ook
teruggedraaid worden. Ik hoor u in uw betoog eigenlijk zeggen —
tenminste, dat dacht ik in het interruptiedebat met de heer Van Baarle
te horen — dat nationaliteit, wat de PVV betreft, ondanks de conclusie
van de AP, wel verder in het toekomstige fraudebeleid toegepast zou
moeten worden. Gelooft u dat nog steeds of ziet u daarvan af?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik zie nergens van af. Maar laat ik even beginnen bij het begin. Ik ben
blij om te horen dat ook de ChristenUnie voor fraudebestrijding is. Dat
is winst. Dat is hartstikke goed. Wij vinden ook dat fraude hard
bestreden moet worden. Het probleem met de toeslagenaffaire was juist
dat onschuldige burgers werden aangepakt. Ik vond uw inleiding eigenlijk
heel treffend voor alle gesprekken die ik heb gevoerd met gedupeerden.
Neem nu bijvoorbeeld uw verhaal over Esther. U beschrijft heel mooi hoe
dat is gegaan. Het punt met veel van die ouders was dat ze toeslagen
kregen die twee, drie keer zo hoog waren als hun eigen inkomen, hun
eigen salaris. Toen de alles-of-nietsmethode werd toegepast en mensen na
een halfjaar of een jaar dat hele bedrag moesten betalen, kwamen ze
gelijk in een onmogelijke positie terecht. Omdat ze niet terechtkonden
bij de Belastingdienst, omdat daar mensen hele foute dingen deden, ging
het van kwaad tot erger. U schetste heel pijnlijk en treffend hoe dat is
gegaan. Dat is dus iets wat wij niet verstaan onder fraudebestrijding.
We vinden wel dat mensen erop aangesproken mogen worden als ze dat
doelbewust doen.
Dan nu naar uw verhaal over nationaliteit. Nogmaals, een dubbele
nationaliteit zat niet in de systemen. Er was een systeem waarin iemand
als Nederlander stond aangegeven. Dat kon ook iemand met een dubbele
nationaliteit zijn. Dat was één groep. Je had ook een andere groep, waar
bijvoorbeeld Finnen of mensen uit Zwitserland in stonden. Dat werd
gebruikt. Ik zie niet in hoe dat fout of racistisch kan zijn.
De voorzitter:
We gaan naar de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ik wil nog één keer proberen om voorbij het recenseren van interrupties
te komen. Hallo, meneer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat zeg ik u toe.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel. Ik probeer te kijken of we niet toch — de heer Dijk stelde
die vragen wel degelijk in zijn eerste interruptie; u sloeg alleen aan
op een ander onderwerp — iets meer gevoel kunnen krijgen bij wat de PVV
nu eigenlijk vindt. Ja, niet alle aanbevelingen hoeven overgenomen te
worden, maar de heer Dijk noemde in zijn interruptie een aantal serieuze
aanbevelingen over sociale advocatuur, menselijk contact et cetera, et
cetera. Volgens mij zijn die belangrijk. Ze komen ook uit dit
belangrijke rapport. Ze gaan niet over: pak fraude wel of niet hard aan.
Daar gaat de heer Mulder tot nu toe vaak naar terug in zijn antwoorden.
De heer Ceder heeft daar volgens mij goede woorden over gesproken. Ik
zou hem dus toch willen uitnodigen om nog iets meer inzicht te geven in
wat hij vindt van de onderdelen van de kabinetsreactie die gaan over
hele serieuze dingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de
rechtsstaat beter gaat werken en dat soort dingen inderdaad nooit meer
voor kunnen komen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik was nog maar halverwege. Misschien is het goed om dit nog eens te
zeggen, maar we hebben hier al een debat over gehad. Toen ben ik
bevraagd omdat ik hier als PVV'er stond om te vertellen wat we van het
rapport vonden. Daar ben ik op ingegaan. Ik dacht dat dit debat bedoeld
was om te reageren op de brief van het kabinet hierover, maar ik wil
best nog een keer vertellen wat de PVV belangrijk vindt. Dat heb ik voor
een deel gedaan. Er hoeft wat ons betreft geen geld bij voor sociale
advocatuur. Het recht op contact is mooi en zou je willen, maar als je
dat gaat omschrijven als een recht, schilderen we onszelf in een hoekje.
Want als iemand dan toevallig geen contact kan krijgen omdat het druk is
of om welke reden dan ook, krijgen we weer dwangsommen en dat soort
ellende.
Ik heb altijd voor ogen ... Dat is een heel ander verhaal. Ik heb een
tijdje ook over natuur mogen debatteren. Toen ging het op een gegeven
moment over de waterkwaliteit. Iedereen hier vertelt altijd dat de
waterkwaliteit nu heel veel slechter is. Dat is dus niet het geval. Maar
wat is wel het geval? We hebben een paar jaar geleden afgesproken dat de
kwaliteit van water zo'n beetje moet voldoen aan de kwaliteit van een
Zwitsers bergbeekje. Dat kunnen we niet halen. Dan heb ik hier dus
debatten met mensen die de hele tijd zeggen: ja, maar het voldoet niet
aan dit en het voldoet niet aan dat en dat is slecht. Maar het is een
feit dat het water in Nederland veel beter is dan 20 à 30 jaar geleden.
Ik mag dat zeggen, want ik ben zo oud. In die tijd mocht je in sommige
plassen wel of niet zwemmen. Dat zeg ik als voorbeeld om dit aan te
geven, voorzitter.
Het is een beetje een lange inleiding, maar ik ben een oude man en dan
krijg je dat op een gegeven moment. Om me bij het jeugdige enthousiasme
van de heer Sneller te scharen ... Als je over die aanbevelingen maar
van alles toezegt, hebben we over een paar maanden weer debatten over
toezeggingen die we niet kunnen nakomen. Je moet dus voorzichtig zijn.
Je moet per aanbeveling en per conclusie kijken of het überhaupt
mogelijk is en of het ook mogelijk is op korte termijn. Vandaar dat we
een kabinet hebben dat met een reactie komt en dat ook met wetten komt
die we een voor een gaan behandelen. Maar om zomaar te zeggen "negentien
aanbevelingen nemen we over" zonder te kunnen voorspellen — dat geldt
ook voor u, meneer Sneller — of het allemaal binnen een paar maanden
kan, vind ik niet goed en niet terecht.
De voorzitter:
Oké, u continueert.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. En ja, uiteindelijk moet het belastingstelsel op de schop,
met al die moeilijke toeslagen en uitzonderingen. Wij willen net als het
kabinet dat er een einde komt aan het huidige ingewikkelde, geheel
vastgelopen systeem, maar wel onder een heel belangrijke voorwaarde,
namelijk dat het niet ten koste gaat van de mensen die het allemaal niet
cadeau krijgen in het leven. Nederland moet ook leefbaar blijven voor
bijvoorbeeld kinderen die niet opgroeien in een D66-gezin. Toeslagen
zijn dus wel degelijk nodig. Het is niet fijn. Eigenlijk zou je met één
salaris alles moeten kunnen betalen, maar helaas zijn we terechtgekomen
in een systeem met veel te hoge kosten, waardoor mensen toeslagen nodig
hebben. Dus ja, we willen het uiteindelijk afschaffen, maar alleen als
dat niet nadelig is voor de burgers. Misschien moeten we het niet
afschaffen, maar moet het een andere vorm krijgen. De oproep van het
kabinet om iets te doen voor de belangen van mensen, ook op korte
termijn, begrijpen wij echter.
Voorzitter, afsluitend. Ik zat gisterenavond dit debat voor te bereiden.
Dan maak ik altijd een paar mooie zinnen ter afsluiting. Dan ben je
hoopvol, maar eerlijk gezegd lukt dat niet met deze ellende. Ik zou
namelijk niet weten hoe we snel uit deze ellende kunnen komen. Ik heb
het hele toeslagenschandaal en de hersteloperatie mogen volgen, en we
gaan van kwaad tot erger. Ik hoop dat het kabinet een aantal goede
dingen doet en ik hoop dat de Kamer ook weloverwogen een aantal goede
beslissingen neemt. Ik wil in elk geval dat we te allen tijde aan de
kant staan van de gedupeerden, van de slachtoffers.
Dank u wel, voorzitter.
Kamerlid Kostić (PvdD):
We kennen de PVV als partij die heel hard roept dat ze naast de gewone
Nederlanders staat. Nu staat ze naast de gedupeerden. Tegelijkertijd
hoor ik de PVV zeggen dat de elite schuld heeft aan alles wat er is
gebeurd. Dat is ten eerste niet de conclusie van het rapport. Uit het
rapport blijkt wel — ik heb het even nagezocht — dat een aantal wetten
heeft bijgedragen aan de verharding en de ontmenselijking. Wat blijkt?
De PVV heeft al die wetten gesteund. Erger nog, toen er voorstellen
werden gedaan om die wetten te verbeteren, dus om die ontmenselijking
eruit te halen, heeft de PVV tegengestemd. Een van de keerpunten in het
beleid naar het slechtere toe is Rutte I, het kabinet dat de PVV
destijds heeft gedoogsteund. Een voorstel uit het PVV-programma werd
een-op-een overgenomen, namelijk een keiharde jacht op onze gewone
burgers, op mensen die al niks te makken hebben. Is de PVV dan onderdeel
van die elite? Voelt mijn collega van de PVV nog enige
verantwoordelijkheid ten opzichte van al die burgers die ze willens en
wetens hebben vertrapt?
De heer Edgar Mulder (PVV):
De PVV heeft niemand willens en wetens vertrapt. De PVV heeft geen
risicomodellen bij de Belastingdienst geïntroduceerd. De PVV heeft geen
onschuldige burgers ervan beticht fraudeur te zijn. De PVV heeft niemand
opdracht gegeven om de alles-of-nietslijn te volgen. De PVV heeft geen
stukken voor rechtbanken achtergehouden. De PVV heeft geen opdracht
gegeven om kinderen uit huis te plaatsen. De PVV heeft geen stiekeme
zwarte lijsten met burgers en ondernemers gemaakt. De PVV heeft geen
memo's of e-mails voor de Kamer achtergehouden. Want onder andere de PVV
zit niet in de Raad van State.
Dan over de twee concrete wetten die mijn collega noemt, voorzitter. De
PVV heeft gestemd tegen wijziging van de socialezekerheidswetten, want
daarin stond dat boetes van fraudeurs verlaagd moeten worden indien de
financiële omstandigheden van de fraudeur daartoe aanleiding gaven.
Zoals ik net heb geprobeerd uit te leggen, willen wij dat mensen die
bewust en opzettelijk frauderen gewoon straf krijgen en aangepakt
worden.
Over het allereerste begin, over dat wij gestemd hebben voor de wet
inzake fraude: ja, dat klopt, maar dat was bijna unaniem in deze Kamer.
Als ultiem bewijs: zelfs GroenLinks stemde voor die wet. Dus ik trek het
mij niet echt aan dat wij ook daarvoor gestemd hebben.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zie geen enkele reflectie van de PVV. De PVV is hier gewoon een
wetgever, controleert ook de zittende macht en heeft de capaciteit
daarvoor gehad. In plaats van de menselijke maat te helpen invoeren in
die wet- en regelgeving en in het beleid en om dat goed te contoleren,
heeft zij de ophitspolitiek tegen onschuldige Nederlanders gewoon
doorgezet. Maar dan nog even een vraag, om even door te gaan op die
elite. We weten dat in het programma van de PVV nog steeds de nadruk
wordt gelegd op keiharde aanpak van fraude op het sociale domein, dus de
toeslagen. We weten dat maar 0,5% van de mensen met toeslagen fraudeert.
Dat is dus een hele kleine groep. Toch focust de PVV ook vandaag weer op
die mensen die niks te makken hebben in plaats van te kijken waar het
echte probleem zit: waar zitten de grote bedrijven, de grote fraudeurs
die daadwerkelijk schade aanrichten aan deze samenleving? Vindt de PVV
het ook niet een beetje disproportioneel en uit balans om zich te
focussen op die mensen aan de onderkant, op die 0,5%, in plaats van
bijvoorbeeld te kijken naar "goh, wat doen nou die bedrijven zoals Tata
Steel die mensen kanker geven en daarmee de zorgkosten hier omhoog laten
lopen" en naar "wat doen al die vervuilers die de regels ontlopen en
zich niet houden aan de wet- en regelgeving"? Daar hoor ik de PVV nooit
over. Vindt de PVV het proportioneel om de elite te ontzien en de 0,5%
van de mensen die al niets te makken hebben keihard aan te pakken?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Iedereen die bewust fouten maakt, moet worden aangepakt.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vind dit dus heel jammer. Het geeft gewoon weer hoe de PVV in de
wedstrijd zit. Niet voor niets hebben zij als enige, of bijna als enige,
naast Forum, gestemd tegen de motie om alle aanbevelingen van de
commissie op te volgen. Wat ik hier zie, is een PVV die er is voor de
elite, voor de grote rijken en de grootvervuilers, die al het geld van
de wereld hebben. Daar is de PVV voor. Die spekken ze met belastinggeld,
met dit kabinet. Maar ze laten hun eigen kiezers, een deel van hun eigen
kiezers, mensen die het al moeilijk hebben, keihard vallen. Ik vind dat
echt schandalig.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik denk dat dit debat heeft bewezen dat de PVV er heel anders in staat
en juist opkomt voor de eigen achterban en voor mensen die het zwaar
hebben in het leven.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Dan gaan we luisteren naar de heer Omtzigt, NSC.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter. Goede bedoelingen. Goede bedoelingen waren er. Goede
bedoelingen waren er bij de Tweede Kamerleden, bij de rechters, bij de
ambtenaren, bij de ministers. In alle gevallen die we hier gelezen
hebben, was er niemand die bedacht had dat burgers vermorzeld dienden te
worden. Maar het rapport van de enquêtecommissie is kraakhelder. Alle
staatsmachten hebben gefaald. Er zijn slechte wetten tot stand gebracht
en er is op een slechte manier justitie bedreven. Kamerleden hebben dit
niet doorgehad. In de uitvoering werden mensen bij de allerkleinste fout
weggezet als fraudeur en hun werd alles afgenomen.
Ik kom zo terug op de rol van de Tweede Kamer, maar ik hecht eraan te
zeggen dat ook de rechterlijke macht het enigszins heeft laten afweten.
Ik wacht nog steeds op een uitleg van de Raad van State over waarom
artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, dat
alleen vraagt om terug te vorderen wat er teruggevorderd moet worden en
dat — lees het boek van Ellen Pasman — geenszins de
alles-of-nietsbenadering voorschrijft, niet is toegepast. Rechtspreken
kun je alleen als je het achteraf ook durft te zeggen wanneer je geen
recht gesproken hebt. Dat is hier helaas aan de orde.
Voorzitter. De meest moeilijke en aangrijpende gesprekken zijn de
gesprekken die je voert met de mensen die vermorzeld zijn. Tot op de dag
van vandaag komen de verhalen van deze mensen op mijn bureau of op het
bureau van collega's zoals Faith Bruyning of Ilse Saris terecht. Mensen
raken totaal verlamd. Ze hebben hun huis moeten verkopen, raken familie
en vrienden kwijt, stelen kroppen sla uit volkstuinen omdat ze maar een
paar euro per week hebben om van te eten. Ze rillen op de bank met een
deken om zich heen en zijn bang om de thermostaat hoger te draaien. Ze
hebben schimmel op de muur. Ze hebben geen warm en gezellig huis om in
te wonen en te ontvangen. De angst voor de overheid is volstrekt
voelbaar.
Van een moeder van drie zijn twee kinderen uit huis geplaatst en ze
heeft moeite weer contact met hen te krijgen. Haar situatie is niet over
alle jaren erkend, terwijl ze wel gedupeerd is. De schuldafhandeling
loopt dus vast. Ze staat volgende week bij de kantonrechter, waar ze
haar huis dreigt kwijt te raken. Dat gaat dan ook mis met het kind en
het contact, want de gemeente doet niets aan de huidige schulden vanuit
de brede ondersteuning. Snapt u het nog?
Voorzitter. Het is ook breder dan het toeslagenschandaal. Ik noem een
voorbeeld van een mevrouw uit Groningen die meer dan een jaar op een
beslissing van het UWV moet wachten. Ze krijgt wel een voorschot, maar
ze durft het voorschot niet uit te geven, omdat ze totaal verlamd is.
Een andere jongedame krijgt een brief waarin staat dat ze binnen zes
weken €15.000 moet terugbetalen van een beperkte
arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ze was minder gaan werken omdat ze long
covid had. Dat maakte volledig werken onmogelijk. Gelukkig had ze alle,
álle correspondentie bewaard, op advies van haar moeder. Het besluit is
in dit geval teruggedraaid. Of denk aan de mevrouw uit de maidenspeech
van Ilse Saris. Er was geen vinkje bij de arbeidsongeschiktheid van de
man. Na vijf jaar strijden — vijf jaar! — kwam eindelijk het besluit dat
die arbeidsongeschiktheidsherziening niet goed was. Maar ze hadden het
huis moeten verkopen. Ze hadden moeten verhuizen naar de andere kant van
het land. Ze hadden een nieuw sociaal netwerk moeten opbouwen. De
gezondheid van de man was verder achteruitgegaan door de stress, en
meer.
Tegen al die mensen zou ik willen zeggen: we horen en luisteren al een
hele tijd naar de stemmen van die schandalen, van mensen die onrecht is
aangedaan. De pijn hebben we gevoeld en gezien. Maar we zijn nog niet zo
ver dat we een politiek systeem hebben waarmee we deze fouten kunnen
voorkomen. We kunnen het erkennen, maar de conclusie uit dit rapport dat
het morgen weer kan gebeuren, klopt niet, zeg ik tegen de voorzitter.
Het gebeurt namelijk weer. Het UWV-schandaal is in alle scherpte naar
boven gekomen. Ik vrees dat de regering het nog niet gezien heeft. Het
is geen "kunnen", maar een "zullen" gebleken.
We hebben veel krachtige mensen gezien die ons een spiegel hebben
voorgehouden voor wat een politiek systeem mag doen met het leven van
mensen. Ik vraag dan ook aan het kabinet als eerste: wilt u met een
brede delegatie — van meerdere politieke partijen, zeg ik erbij — het
gesprek aangaan met deze UWV-gedupeerden? Daar zit het volgende
probleem. Wilt u dat kabinetsbreed doen?
De overheid functioneert niet. Nietzsche zei het al: Staat heißt das
kälteste aller kalten Ungeheuer. De staat is de koudste van alle koude
monsters. Toen ik dat las als jongeling, had ik niet begrepen dat het
ook werkelijk waar kon zijn. Ik dacht dat het een overdrijving was. Voor
ons hier in de Tweede Kamer is het een overdrijving. We hebben een goed
inkomen. We wonen waarschijnlijk allemaal in vrij goede buurten. We
snappen waarschijnlijk niet helemaal wat het betekent heeft voor mensen
die dat niet hebben. Dat besef is namelijk onvoldoende doorgedrongen in
deze Kamer. Na hier twintig jaar te hebben gestaan, vind ik het nog
steeds pijnlijk. Ik vind het schaamtevol om als politicus te moeten zien
dat we het wel proberen, maar er niet in slagen. Eigenlijk stellen we
als Kamerleden de verkeerde prioriteiten. Het gevolg is dat we mensen
vermorzelen. De conclusies van de commissie zijn schokkend en de
aanbevelingen zijn terecht en nodig. Dat is de reden om het roer ook
echt om te gooien.
In alle eerlijkheid heb ik even moeten nadenken, maar ik heb het gevoel
dat wij niet in control zijn als politiek. Wij vluchten weg in modellen
en in zulke ingewikkelde wetgeving dat we de wetgeving zelf niet meer
begrijpen. Dit werd mij duidelijk toen mijn collega Agnes Joseph in de
fractie vertelde dat zij de Wet toekomst pensioenen niet helemaal
begreep. Daarna durfde de rest van de fractie het ook toe te geven.
Hetzelfde geldt voor de arbeidsongeschiktheidswetten. Ik daag de
regering, de minister van Sociale Zaken, uit om kort uit te leggen hoe
de arbeidsongeschiktheidswetten, de WGA 35-80 of 35-, in elkaar zitten.
Ik daag hem uit om dat in begrijpelijk Nederlands te doen, want het lukt
ons niet. Als wij zelf de wetten niet begrijpen, denkt u dan dat de
burgers in dit land die wetten wel zullen begrijpen? Nee, natuurlijk
niet. We zullen die wetten dus moeten vereenvoudigen. Tegen iedereen die
denkt dat dat eenvoudig is, zeg ik: dat is ongelofelijk lastig.
We zullen ook het Kamerwerk anders moeten prioriteren. We moeten minder
commissiedebatten houden, wat minder vragen stellen in het vragenuur en
wat meer tijd overhouden voor de structurele vragen en de wetgeving. In
het eerste debat hebben wij ... Tot slot zouden we hier ook veel meer
met mensen moeten gaan praten. Ik vraag het nu aan het kabinet, maar wij
zullen het initiatief nemen om met een aantal gedupeerden van het
UWV-schandaal hier publiekelijk een gesprek te gaan voeren. Dat is de
enige manier waarop wij kunnen begrijpen hoe onze eigen wetten
werken.
We omarmen de aanbevelingen van de commissie en danken de regering voor
de reactie. We zien dat ze op veel punten aan de slag is, maar we hebben
nog niet het resultaat bereikt dat we willen bereiken. Ik kom daar zo op
terug, maar ik sluit me kortheidshalve aan bij de vraag van mevrouw Van
Dijk van het CDA. Zij zei dat een integrale voortgangsrapportage op
gezette tijdstippen — ik weet niet of dat elk halfjaar moet zijn;
misschien kunnen we het ook elk jaar doen — echt noodzakelijk is. Die
voortgangsrapportage moet over alle aanbevelingen gaan, alle
aanbevelingen. Ik snap dat de VVD hier zegt: het hoeft niet precies
zoals het in het rapport staat. Dat hoeft ook niet, maar de Kamer heeft
hier gezegd dat alle aanbevelingen overgenomen dienen te worden. Dat
heeft ze gedaan met een zeer ruime meerderheid, minus twee partijen. Ik
verwacht ook van het kabinet dat dat gaat gebeuren. Voordat u daarop
terugkomt, zeg ik: ik ben er niet rouwig om dat het niet allemaal binnen
een halfjaar uitgevoerd is. Precies die idiote haast heeft hier
ongelofelijk veel ongelukken veroorzaakt. Doe het alsjeblieft goed, doe
het zorgvuldig en doe het met groot politiek draagvlak.
Voorzitter. Een staat ...
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank voor de woorden van de heer Omtzigt. Om hem goed te begrijpen, heb
ik de volgende vraag. Als in de kabinetsreactie staat dat ze dat niet
gaan doen, dan levert de voortgangsrapportage over een jaar op dat ze
niks hebben gedaan. Als ik de heer Omtzigt goed begrijp, zegt hij
eigenlijk: nee kabinet, we hadden als Kamer gezegd dat jullie de
adviezen van de enquêtecommissie als uitgangspunt voor de
kabinetsreactie moeten nemen. Wat is nou precies de oproep van de heer
Omtzigt aan het kabinet? Wat moet het kabinet doen met de aanbevelingen
en met de uitvoering van onze motie?
De heer Omtzigt (NSC):
Over de uitvoering van de motie wil ik het volgende zeggen. Ik heb de
motie hier bij me. In het dictum van de motie stond natuurlijk:
"overwegende dat sommige aanbevelingen op hoofdlijnen zijn, financiële
consequenties hebben of een richting schetsen en daarom nadere
uitwerking en politieke keuzes vergen". Met die zin, met die bijzin,
vind ik dat ze met alle aanbevelingen aan de slag moeten. Dus als daar
een precies bedrag staat, dan kan dat een ander bedrag zijn; dat we daar
dus gewoon helder in zijn. Maar ik wil wel op al die aanbevelingen
gewoon de voortgang zien, en dan wil ik kijken hoever we daarin kunnen
komen.
De heer Sneller (D66):
Ook om te zorgen dat we zo meteen een constructief debat met het kabinet
ingaan: dat betekent dus dat het uitgangspunt van het kabinet dat we nu
hebben, in de ogen van de heer Omtzigt als startpunt onvoldoende is om
eraan tegemoet te komen?
De heer Omtzigt (NSC):
Het is een behoorlijk startpunt. En ik geloof dat ik hier de enige ben
die ook naar onszelf als Tweede Kamer kijkt. We zijn alleen met het
kabinet bezig, maar we zullen dat ook met de Tweede Kamer moeten. Ik zie
een startpunt en ik zie ruimte voor verbeteringen in een aantal van deze
voorstellen van een regering die deze reactie drie maanden na het
verschijnen van het regeerprogramma heeft geschreven. Dus ik hoop dat
het op een aantal punten anders zal gaan of dat daar dan een aantal
dingen gebeuren. Ik zou bijvoorbeeld graag willen dat het kabinet
doorpakt op eenzijdig overheidshandelen, zodat dat ook onder de AwGB-wet
gaat vallen. Want tot nu toe moet iedereen zich aan gelijke behandeling
houden, maar niet de overheid. Het lijkt mij verstandig om dat te doen.
En we kunnen ze zo langslopen, maar ik zou het liefst willen dat wij ze
gezamenlijk, periodiek, langslopen.
Of dat straks gezamenlijk met de reacties van de volgende
staatscommissie gebeurt ... Daarvoor moeten we even bekijken wat daar
het nuttigst voor is. Maar als wij dit niet zien als een oproep om onze
werkwijze te veranderen, dan denk ik dat wij hier niet alleen onze taak
verzaken, maar ook indirect een stukje van onze eigen democratie aan het
ondermijnen zijn, omdat wij burgers aan het kwijtraken zijn. Ik denk dat
mensen die zich hier autonoom verklaren of mensen die verklaren dat ze
soeverein zijn ... Het wil wat zeggen dat mensen zeggen dat ze niet meer
tot deze samenleving willen behoren, terwijl ze hier wel wonen. Dat is
een serieus probleem. En we zien het nu als probleem dat we van de
diensten zien komen, maar wíj zien het ook als probleem van mensen die
een noodsignaal afgeven: "Ik kom niet meer door deze bureaucratie heen."
Ik zal daar zo meteen iets over zeggen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Een korte vraag om dat nog duidelijker te krijgen. In april kwam er een
tweet van Nieuw Sociaal Contract met de boodschap: "Laat het duidelijk
zijn: NSC omarmt alle aanbevelingen ruimhartig". Nu hebben wij een brief
gehad, en dat is niet gebeurd; ze zijn niet allemaal overgenomen en
zeker niet ruimhartig. Deelt NSC de kritiek van de SP tot en met de VVD
dat er een betere reactie moet komen of gaan we hier nu toch doen alsof
dat eigenlijk wel al gebeurd is? Volgens mij kan het niet allebei waar
zijn.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb gezegd dat wij een aantal punten nog pas als een begin zien en
dat we dus een regelmatige update willen hebben van hoe het gaat met de
uitvoering van de aanbevelingen.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter. Een staat kan zo complex worden dat niet alleen politici het
niet meer begrijpen, maar hij ook ten onder kan gaan aan zijn eigen
complexiteit. En als wij wetten maken — ik noem bijvoorbeeld het
toeslagenschandaal — waarbij het op dit moment zelfs in de rechtspraak
volledig is vastgelopen met het uitbetalen van dwangsommen, dan hebben
wij een groot probleem als samenleving. Dat is de grondreden waarom
complexiteitsreductie eigenlijk het allerbelangrijkste is.
De basisprocessen zijn niet op orde. Twintig jaar geleden waren er geen
voedselbanken — er waren wel private initiatieven — en er waren geen
hersteloperaties. We hebben nu een Staat, twintig jaar later, waarin we
een grote chronische hersteloperatie hebben, waarbij we een
staatssecretaris Herstel en Toeslagen hebben met 1.200 mensen die voor
haar werken, en met veel gemeenteambtenaren die ze niet eens
rechtstreeks aanstuurt. We gaan een UWV-hersteloperatie en een aantal
kleinere operaties, zoals bij DUO, tegemoet. Andere hersteloperaties,
zoals de uithuisplaatsingen, komen in zijn geheel niet van de grond.
Daarover heb ik twee vragen. Komt er een uniforme herstelwet, een eerder
idee dat ik gezien heb? En twee: hoe zit het met de commissie-Hamer? Hoe
gaan we verder met die uit huis geplaatste kinderen, waarvan we nog
steeds niet weten hoeveel het er zijn, laat staan dat er een plan ligt
om ze terug te plaatsen? Het feit dat er een ondersteuningsteam op zit,
betekent niet dat de ouders en de kinderen enige mate van
rechtvaardiging krijgen voor waar ze staan. Het zijn tekenen van rot in
de Staat.
Voorzitter. Dit was een reden om Nieuw Sociaal Contract op te richten.
Of het daarna allemaal in één keer lukt? Wij wisten ook wel dat het taai
zou zijn. Het besef van ernst moeten we blijven voelen. De
enquêtecommissie zelf overleefde de verkiezingen nauwelijks. Vijf, bijna
zes, leden verloren hun zetel: Simons, Azarkan, Slootweg, Van Raan en
Belhaj. De voorzitter redde het net met de laatste restzetel. Het laat
zien dat wij het kennelijk niet belangrijk vonden. De fractievoorzitters
… Ik was graag het debat aangegaan. De ernst van dit probleem moet
duidelijk zijn en duidelijk blijven.
Voorzitter. Wij zullen eerst naar onszelf moeten kijken. Wetten maken is
ingewikkeld. Wetten waren ooit eenvoudig. De essentie is dat wij wetten
maken waarvan wij de impact niet overzien. De WIA, de toeslagenwetten,
de Wet toekomst pensioenen: u kunt ze proberen te lezen, maar ze zijn
onleesbaar. Als je dat vergelijkt met wetten van 30, 40 jaar geleden,
zie je dat die wel leesbaar waren. Ze lezen niet als literatuur, maar
voor de geïnteresseerde lezer was een wet begrijpelijk, met een
begripsdefinitie, wie er recht op heeft en wanneer dat recht ontstaat.
Als u een begrijpelijke wet wilt lezen, zou u de wet op de
ouderdomsvoorziening kunnen lezen. Daarin staat precies wie er recht op
heeft, wanneer dat recht op de AOW ontstaat, op welke leeftijd, hoe hoog
het is en hoe er uitgekeerd wordt. Dat is echt een stuk eenvoudiger. Dat
betekent dat de Kamer ook logische dingen mist. Er zijn heftige
discussies over de Wet betaalbare huur, maar we kijken alleen naar het
overgangsrecht voor de verhuurders. Naar het overgangsrecht voor
huurders, dat er na een halfjaar al een huurstijging van rond 6,5% plus
1 ligt, kijken we niet. Dat hadden we ook kunnen doen.
De voorzitter:
Eén seconde, want ik heb een microfoonprobleem. Ik wilde zeggen: de
laatste interruptie van de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Ik kan er een end in meegaan. Wetten zijn ingewikkeld, maar voor heel
veel mensen zijn procedures, brieven en noem maar op nog veel
ingewikkelder en veel moeilijker. Daarom is het zo belangrijk dat we een
overheid krijgen waarbij menselijk contact mogelijk is, dat er een
Autoriteit Persoonsgegevens is die er goed op toeziet dat er goed mee
omgegaan wordt, dat er een netwerk is van sociaaljuridische
ondersteuning en dienstverlening waar mensen zich kunnen melden, dat er
sociale advocatuur beschikbaar is, dat de rechtsbijstandscriteria worden
verruimd en dat de bezwaartermijnen worden verlengd. Dat zijn allemaal
dingen waarover de kabinetsreactie zegt: dat doen we niet. De
achterliggende gedachte is vaak dat er geen geld voor is of dat het niet
op geld wordt gewaardeerd.
Ik wil de heer Omtzigt van Nieuw Sociaal Contract het volgende vragen.
Als hij het heeft over de aanbevelingen ruimhartig overnemen, dan horen
deze aanbevelingen daar toch ook bij? U kunt een heel verhaal houden
over de ingewikkeldheid van wetten. Tot uw dienst; daar ben ik het mee
eens. Maar de ingewikkeldheid van mensen heeft nu even prioriteit als we
het over dit rapport hebben. Daar horen deze aanbevelingen ook bij. Uw
partij steunde die. Daar horen ook centen bij. Daar gaan we niet een
jaar op wachten tot we een voortgangsrapportage hebben, toch? Dat kunnen
we nu fiksen. Eigenlijk had het er al moeten zijn.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik deel de kritiek op de bezwaartermijnen. We hebben een discussie gehad
over de vraag of je tot zes weken bezwaar mag indienen. De rechterlijke
macht vond dertien weken al lang en hier werd een jaar voorgesteld. Ik
zou het kabinet willen vragen om dat te heroverwegen, om te kijken wat
er wel mogelijk is in plaats van wat er niet mogelijk is en om daarover
in gesprek te gaan met de rechterlijke macht, om te kijken waar de
bezwaren liggen. Ik neem trouwens hun brief wel serieus, door te vragen
waarom het vast zou kunnen lopen.
Wat de Autoriteit Persoonsgegevens betreft: wij hebben als Nieuw Sociaal
Contract niet voor niets in het regeerakkoord een stelpost opgenomen
voor zowel bestaanszekerheid — ik kom zo meteen terug op de
knelpuntenregeling — als voor goed bestuur. Daarbij is een aantal van
deze zaken ook uitgevoerd. Daarom hebben ouders bij uithuisplaatsingen
nu juridische bijstand, dankzij een regeling van staatssecretaris
Struycken. We proberen er wat aan te doen. We zullen dat advies
afwachten. Ik weet dat het in de regering moeilijk is om te zeggen dat
niet altijd alles tegelijk kan. Daarom vraag ik jaarlijks om een update,
om te kijken hoe het hiermee staat, ook op het punt van de
rechtsbijstand en de andere punten die u genoemd heeft.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter. Stel je voor dat je een burger zou willen pesten. Wat zou je
dan kunnen doen? Je zou bij elke ondersteuning die je hem geeft, er een
voorschot in plaats van een subsidie van kunnen maken. En om hem te
pesten, vraag je hem pas anderhalf jaar later om tien formulieren in te
vullen om te kijken waarom hij er recht op had. En als hij er dan geen
recht op heeft, vorder je het helemaal terug. Je zou wetten kunnen maken
waarbij je de aanvraagformulieren voor een huurtoeslag,
kinderopvangtoeslag of een uitkeringsaanvraag bij het UWV zo ingewikkeld
maakt, dat ik ze zelf ook niet begrijp. Je zou, als je het echt leuk wil
doen, ervoor kunnen zorgen dat mensen om rond te komen van vijf, zes,
zeven regelingen gebruik moeten maken en je zou dan voor elke regeling
een andere definitie van inkomen, vermogen en soms het partnerbegrip
kunnen hanteren. En als iemand dan een fout maakt, ga je natuurlijk die
persoon keihard de schuld geven van de fout. En omdat je weet dat niet
alleen de persoon, maar ook de overheid een fout gaat maken, moet je er
wel voor zorgen dat de overheid zelf nooit bestraft kan worden. Dat
hebben we in Nederland ook goed geregeld, want via het Pikmeerarrest is
de overheid nooit aansprakelijk en eenzijdig overheidshandelen valt niet
onder de Algemene wet gelijke behandeling. Om het dan helemaal af te
maken, zorg je ervoor dat je niet naar de rechter kunt voor je eigen
grondrechten.
Voorzitter. Dit is de beschrijving van het systeem waar we in beland
zijn. We hebben het niet bedacht, maar een gemiddeld bijstandsgezin — u
kunt naar de laatste schriftelijke vragen van mij kijken— dat in Utrecht
woont, heeft recht op tien regelingen die allemaal tien verschillende
regelingen hebben op al deze definities. Maakt zo'n bijstandsmoeder één
fout? Dan is ze een fraudeur, tot op de dag van vandaag. Waterschap,
gemeente, Belastingdienst Toeslagen, bijstandsuitkering, aanvullende
bijstand: noemt u het maar op. Als u denkt dat u dat binnen een paar
weken, maanden of misschien zelfs één kabinetsperiode kunt omdraaien,
heeft u het mis. Maar de Ombudsman waarschuwde hier niet voor niks in
2019: ook zelfredzame burgers lopen steeds vaker vast. Ik kan u zeggen:
zelfs als Kamerlid zijn er formulieren waar mij het zweet bij
uitbreekt.
Voorzitter. Dan de aanbevelingen. Ik denk dat het goed is dat deze
regering aan de slag gaat met het herzien en het afschaffen van het
toeslagenstelsel als zodanig, en dat er gekeken wordt naar de
belastingen. Ik zou graag een tijdpad willen hebben. Hoe denkt de
regering welke stappen te gaan nemen?
Het is goed dat je vier maanden langer toeslagen kunt aanvragen, dus nog
een heel jaar na afloop van het toeslagenjaar, maar — dan kijk ik ook
naar mijn collega Van Vroonhoven, want die heeft hier een initiatiefnota
over ingediend — waarom kunnen die toeslagen na afloop van het jaar niet
automatisch aangevraagd worden? Dan staat namelijk het inkomens- en
vermogensbegrip vast. Er zijn heel veel mensen doodsbang voor
terugvorderingen, maar als je inkomen vaststaat en je vult niks verkeerd
in, krijg je het terug. Wilt u dat doorvoeren?
De nettoterugvordering wordt in 2026 eindelijk doorgevoerd. Dat betekent
dat als je bijvoorbeeld €2.000 te veel netto-uitkering gehad hebt, die
bruto €2.800 is, je €2.000 moet terugbetalen en niet €2.800, waarbij je
later de belastingen terugkrijgt. Maar is er een overgangsregeling
mogelijk in 2025?
Dan de inkomensregistratie. We hebben hier een polisadministratie. Elke
werkgever en overigens ook elk pensioenfonds moet elke maand ongeveer
200 velden invullen voor elke uitbetaling die er aan werknemers of
gepensioneerden gedaan wordt. We hebben hierbij een hoop gegevens die
niet gebruikt worden voor de toeslagen. Wat kan eraan gedaan worden om
die inkomensregistratie te koppelen, automatisch bij te werken en
inzichtelijk te maken voor de burger, waarbij we ervoor zorgen dat die
gegevens gebruikt worden?
Wij zijn blij met het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening. Maar hoe
gaat de regering ervoor zorgen dat bij de uitvoeringsinstanties de
mentaliteitsverandering gaat plaatsvinden die cruciaal is om aan die
verbeteringen te werken?
Voorzitter. De aanbevelingen over de rechtsbescherming. We moeten wetten
vooraf en achteraf toetsen aan de Grondwet. Het is ons als Kamer gelukt
om daar een tijdelijke commissie voor in te richten. Ik ga eraan werken
om te zorgen dat dat zo snel mogelijk een permanente commissie wordt.
Wij dienen hier te toetsen aan de grondrechten en aan dingen als het
evenredigheidsprincipe. Hoe gaat het verder met de Grondwetstoetsing die
voorgesteld wordt in het hoofdlijnenakkoord? We moeten de overheid
aanspreekbaar maken op discriminerende handelingen. Wil de regering
toezeggen — ik heb het eerder gevraagd — dat eenzijdig overheidshandelen
onder de werking van de gelijkebehandelingswetgeving gebracht wordt? De
commissie stelt voor om in een algemene bepaling op te nemen dat
overheidshandelen nooit mag leiden tot onevenredig nadelige gevolgen
voor mensen. Dat staat volgens mij in het conceptwetsvoorstel ten
aanzien van de waarborgfunctie van de Awb. Wilt u dat doorzetten? Wilt u
ervoor zorgen dat in dat wetsvoorstel ook de burgerlus doorgezet wordt?
Volgens mij is de consultatie al een halfjaar geleden gesloten, dus ik
hoop dat we snel over kunnen gaan tot indiening van het wetsvoorstel.
Zorgvuldigheid is belangrijk, opdat het mag blijven.
Voorzitter. De Raad van State is natuurlijk een heel gek instituut. Je
hebt de scheiding van de staatsmachten. De belangrijkste adviseur van de
regering zit onder één dak met de belangrijkste rechter in de
bestuursrechtspraak. Dat is in strijd met alles, alles wat je in de
eerste les van staatsinrichting krijgt met betrekking tot de scheiding
van de staatsmachten. Fijn dat de regering daar werk van maakt. Maar het
is nog veel erger. Rechters kunnen ontslagen worden door alle
staatsraden bij elkaar. De adviseurs van de regering kunnen in Nederland
de hoogste rechters ontslaan. Als u dat aan Rusland vertelt, wordt u
uitgelachen. Maak haast met deze wetgeving.
Voorzitter. Wij zijn trots dat er een betere klokkenluiderswet,
inspectiewet en wet op de autoriteiten gaan komen. Wanneer kunnen we die
drie wetten verwachten? Want als er misstanden zijn, en die waren er,
dan zijn er moedige klokkenluiders geweest die geprobeerd hebben dat te
melden. Die zijn ook vermorzeld, net als de mensen zelf. Het SodM heeft
gewaarschuwd voor Groningen maar werd niet gehoord, dus de inspectiewet
moet versterkt worden.
Voorzitter. Ook heeft deze regering onder minister Uitermark een
hardhedenaanpak. Dat betekent dat elk jaar de Eerste en Tweede Kamer,
maar ook de andere Hoge Colleges van Staat, de rechterlijke macht, de
Ombudsman en misschien de Algemene Rekenkamer als die iets ziet,
hardheden kunnen melden, waar de regering dan gedwongen is een antwoord
op te geven. Kan de regering aangeven hoe ze de eerste cyclus gaat
inrichten, want dit gaat jaarlijks gebeuren, en wanneer ze bijvoorbeeld
van ons als Tweede Kamer wat verwacht? Juist dat contact met burgers …
Ik ben niet zo naïef om te denken dat wij hier problemen gaan voorkomen;
het is ingewikkeld genoeg. Maar wat zo pijnlijk was van het
toeslagenschandaal — ik wil toch een correctie plegen op een collega
hier — is dat de problemen al sinds 2006 speelden en dat het tot 2019
duurde voordat de staatsmachten in volle omvang doorhadden wat er aan de
hand was. Het was niet eens de Bulgarenfraude, maar een advies van de
landsadvocaat uit 2009 en al eerdere problemen tussen 2006 en 2009 die
een groot aantal mensen in de problemen brachten. Wij deden daar alleen
hard aan mee als Kamerleden.
Voorzitter. Dan het risicogericht en datagedreven toezicht. In het
hoofdlijnenakkoord staat dat er een wetenschappelijke standaard komt
voor het gebruik van modellen en algoritmes. Beide moeten openbaar en
navolgbaar zijn. De bijsluiter maakt duidelijk waarvoor ze wel en niet
bedoeld zijn en gebruikt kunnen worden. Dit is cruciaal. Alles is met
modellen gedaan. Zoals we weten, weten we nog steeds niet hoe de
modellen van de Broedkamer gewerkt hebben. Dit wil ik geïmplementeerd
zien, en vlot ook. Het staat niet in de Kamerbrief met de reactie. Maar
dit zou een hoop problemen met algoritmes moeten voorkomen en een hoop
idioot modelgedreven werken kunnen voorkomen, niet alleen bij uw
diensten, maar ook bij het AERIUS-model in de landbouw; mijn collega van
BBB komt zo nog. We gebruiken namelijk black boxes. Je kunt niet eens
zien hoe het gebeurt. Dit heeft wat ons betreft grote spoed. Mogen we
nog een keer een overzicht hebben van wat er misging bij de Broedkamer,
die terecht genoemd is? Het feit dat we echt niet weten hoe ze daar met
die data geklooid hebben en dat we als Kamer in het ootje genomen zijn
…
Voorzitter. Dan kom ik bij de AVG. Dat is ook zo'n groot ding. Er ligt
nu een rapport. De vraag is welke selectie van cases de beste kansen
geeft om tot een actueel beeld te komen van de overtredingen door
overheidsinstanties. Bijna tien jaar na ingang van het wetsvoorstel
hebben we er geen inzicht in of de overheid zich zelf aan de
privacywetgeving houdt. Wij weten het: de Belastingdienst houdt zich er
op geen enkele manier aan. Ik wil binnen een maand een actueel overzicht
van de Belastingdienst hebben van wetten waar de dienst nog altijd niet
aan voldoet en van processen waarbij de dienst de AVG niet volgt. Het is
nog erger. Wanneer de AVG gebruikt wordt door de Belastingdienst, is dat
om te zeggen wanneer iets niet kan voor de burger. Maandag sprak ik met
medewerkers van de Belastingdienst, van het Stella-team Enschede. Zij
zeiden: als iemand twee vorderingen heeft, bijvoorbeeld bij het UWV, CAK
of de Belastingdienst, mogen we de gegevens niet delen. Diezelfde
Belastingdienst, die alles illegaal gedeeld heeft, kan ze niet delen om
de burgers te helpen. Maak van wetten niet iets wat je tegen burgers
gebruikt, maar iets wat je voor burgers gebruikt. Daar roep ik de
overheid toe op. Dat hoor ik dus graag.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Van Eijk. Ik wil graag alle
businesscases zien die ervan uitgaan om meer terug te vorderen en
waarbij een doelstelling is opgelegd. Ik wil weten of ze nog ergens
liggen. Dat verwacht ik niet in dit debat, want het zal wat langer
duren. Maar ik zou ze graag willen zien.
Informatie aan de burgers moet duidelijk zijn. Ik ben benieuwd hoe het
persoonlijk contact vorm gaat krijgen. Dat het geen recht is, vind ik
jammer, maar dat zou ik nog kunnen begrijpen. Hoe kan een burger die
helemaal klem zit, wel zijn recht halen? Waar kan die terecht? Er zou
een actieplan eenvoudig Nederlands komen. Er zijn formulieren die ik
zelf niet helemaal begrijp, zeg ik tot mijn spijt. Wanneer komt dat
actieplan? Zou u eens vijf tot tien formulieren op heel basaal
Nederlands niveau willen formuleren? B1 of misschien B2? Het niveau van
mensen die net wel of net niet geletterd zijn. Hele eenvoudige brieven,
alstublieft. Het zou mensen echt kunnen helpen.
Tegen de staatssecretaris Toeslagen zeg ik: u heeft alle dossiers voor
de integrale beoordeling op artikel 8:42 Awb kunnen baseren. Maar nog
steeds zijn er ouders — u gelooft het niet — die vijf jaar later een
dossier niet hebben. Kunnen zij hun 8:42-dossiers gewoon onmiddellijk
krijgen? Die moeten er zijn, want op basis daarvan is er door UHT een
besluit tot herstel genomen.
Voorzitter. Dit is niet het laatste debat. Dit is een van de moeilijkste
dingen die je moet doen. Het gaat namelijk om herstel van vertrouwen en
om een andere manier van werken. Ik wist dat het lastig zou worden en ik
denk dat het een heel lastige operatie is voor iedereen die erbij
betrokken is. Ik hoop dat wij het hier niet "in the heat of the moment"
elke dag over zullen hebben, maar wel dat wij regelmatig een debat
zullen voeren over de voortgang hiervan. Dat kunnen wij alleen hieraan
afmeten of het aantal hersteloperaties afneemt en of mensen zich
betrokken voelen bij deze samenleving en zich gezien en gehoord voelen.
Daar zullen wij ons keihard voor blijven inzetten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. De heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik wou een punt van orde maken, want ik ben eigenlijk door mijn
interrupties heen. Aan het begin van het debat zeiden we: we nemen goed
de tijd, want we hebben tot vanavond laat de tijd. Daarna werd gezegd:
het worden zes interrupties. Ik zou willen voorstellen om daar toch twee
aan toe te voegen. De SP en D66 zijn anders klaar met interrupties. Dat
zou zonde zijn voor het debat.
De voorzitter:
Daar ben ik niet zo gelukkig mee. We zitten al flink in de tijd. Dat
begrijp ik, want het is een belangrijk onderwerp en daar moeten we goed
de tijd voor nemen. Dus menigeen heeft een kwartier spreektijd
aangevraagd. De heer Omtzigt 22 minuten. Hij heeft er nog een paar
minuten bij gepakt. Dat kan allemaal. Nogmaals, het is een belangrijk
onderwerp, maar ik hecht toch wel erg aan die zes interrupties en ik wil
het daar toch eigenlijk bij laten.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Een punt van orde is toch ook een vraag aan de collega's van de andere
fracties of zij het verzoek kunnen steunen?
De voorzitter:
Ik heb mijn mening gegeven. Ik voel aan mijn water dat ik dit debat ga
verliezen. Meneer Ceder, u gaat mij helpen. Ik voel het.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De mening van de voorzitter is geen wet, maar je kunt niet halverwege
iets nieuws introduceren. Toen het debat begonnen was, heb ik al flink
wat interrupties gebruikt. Toen mevrouw Van Eijk aan het woord kwam,
heeft u het aantal vastgesteld op zes. Het is geen wet wat u zegt, maar
ik zou het wel oneigenlijk vinden.
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Van Eijk het met u eens is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
In het begin is het altijd moeilijk om in te schatten hoeveel
interrupties voldoende zullen zijn. Ik vond het vanaf het begin al
lastig. Dit is een superbelangrijk onderwerp. Mensen thuis verdienen een
goed debat. Nu kunnen wij niet de fractie van NSC goed interrumperen,
dus ik zou pleiten voor een of twee extra interrupties.
De heer Flach (SGP):
Ik heb zelf nog niet heel kwistig gebruikgemaakt van interrupties. Die
stel ik graag ter beschikking aan collega's. Ik steun de oproep van
collega Stultiens.
De voorzitter:
U krijgt bij dezen twee interrupties cadeau van de heer Flach. Zullen we
het zo afspreken?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het prima als dit een nieuw systeem wordt. Ik vind alle vragen
van de heer Omtzigt terecht, maar wat is de boodschap aan het kabinet na
dit debat? Dat blijft voor mij de cruciale vraag. Bijna alle fracties
hiervoor zeiden dat er echt iets beters moet komen. Ik hoor dat NSC
vooral voortgangsrapportages wil. Daar ben ik het mee eens, maar moet er
een tandje bij of kunnen ze doorgaan op de ingeslagen weg? Met dat
laatste ben ik bang dat het rapport in een la belandt. Dat zei de
oud-voorzitter gisteren ook. Dat doet hij niet zomaar. Deelt de heer
Omtzigt die angst dat het rapport in een la gaat belanden?
De heer Omtzigt (NSC):
Nee, die angst deel ik totaal niet, omdat wij hier met 20 man in de
Kamer zitten en ervoor zorgen dat dit niet zal gebeuren. Wij zullen dit
kabinet herinneren aan alle aanbevelingen en alle zaken die zijn
toegezegd. Anders zou ik ook hoofdstuk 7 van het hoofdlijnenakkoord
doorlezen. Daarin staat dat we inderdaad een grondwettelijk hof
oprichten, dat we de Raad van State gaan splitsen en dat we de
klokkenluiderswet verbeteren. Ik heb om een aantal dingen gevraagd, die
zeker moeten gebeuren. Ik noemde al het voorbeeld van het onderbrengen
van eenzijdig overheidshandelen onder de Wet gelijke behandeling, zodat
de overheid beter aanspreekbaar is. Ook over een aantal andere punten
heb ik gevraagd om wat meer voortgang.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank aan collega Flach voor deze laatste interruptie. Ik heb die stukken
gelezen. In geen stuk staat dat alle negentien aanbevelingen worden
overgenomen. Dat staat niet in het coalitieakkoord, niet in het
regeerprogramma en ook niet in deze kabinetsreactie. Daar maak ik me
zorgen over. Ik had juist graag gelezen dat het kabinet ze allemaal
overneemt, maar dat het tijd gaat kosten. Daar ben ik het mee eens.
Misschien duurt het nog wel jaren. Maar is het eindpunt als Kamer dat we
eisen dat alle negentien aanbevelingen een groen vinkje moeten krijgen,
binnen een halfjaar, een jaar of twee jaar? Is dat waar we naar streven
met elkaar? Ik hoop van wel.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik streef ernaar dat dit zo veel mogelijk gebeurt. Daarom wil ik ook dat
de regering blijft rapporteren over de aanbevelingen, waarvan ze zegt
dat het niet lukt of nog niet lukt. Wij streven namelijk naar het
uitvoeren van de aanbevelingen.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Flach van de Staatskundig Gereformeerde
Partij, maar eerst is er nog een interruptie van de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
De heer Omtzigt zei iets heel terechts. Volgens mij verwacht helemaal
niemand dat de aanbevelingen meteen helemaal opgevolgd zijn. U heeft mij
volgens mij ook gehoord in dit debat, tijdens interrupties op andere
partijen, zoals de VVD. Die partij stelde dat de reactie op een aantal
aanbevelingen echt teleurstellend was en te veel verwijzend naar
toekomstige rapporten. Dan wordt dit debat wel een soort brij van moties
die worden ingediend over welke voorstellen verder moeten worden
uitgewerkt en welke voorstellen van een investering moeten voorzien. Ik
wil de heer Omtzigt eigenlijk vragen of hij het met de SP-fractie eens
is dat we van het kabinet mogen verwachten dat er na dit debat een
verder uitgewerkte reactie komt dan er nu ligt. Dan kunnen we die
stappen gaan nemen en hoeven we niet te wachten op een jaarlijkse
voortgangsrapportage, zoals de heer Omtzigt voorstelt. Ik denk dat we
van het kabinet mogen verwachten dat niet alle aanbevelingen ineens
uitgevoerd zijn, maar wel dat er naar aanleiding van dit debat op alle
aanbevelingen een uitgebreide reactie komt, met schattingen van bedragen
die daarmee gemoeid zijn, zodat we verder kunnen. Anders blijven we met
een aantal aanbevelingen echt hangen. In dat geval verwacht ik een heel
rare tweede termijn van dit debat.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb ook een aantal aanbevelingen gezien die het kabinet goed of prima
uitvoert. Dat lijkt hier weleens weg te vallen. Ja, ik wil heel graag de
vraag steunen hoeveel de nog niet uitgevoerde zaken gaan kosten. Ik merk
gewoon op dat ik het best veel vind om de Autoriteit Persoonsgegevens
van 50 naar 100 miljoen te laten gaan. Dat is een enorm grote
investering. Zelfs de heer Dijk heeft een amendement ingediend dat het
niet plus 50 miljoen, maar plus 10 miljoen moet zijn en dan ook nog uit
de middelen die wij voor de rechtsstaat hadden gereserveerd. Ik zeg het
maar gewoon even. Als de vraag is of het kabinet dat kan leveren,
steunen wij die. Ik ben blij dat we vandaag in debat gaan met het
kabinet. Als u mij nu al vraagt om een reactie of een conclusie uit het
debat, voordat er ook maar één minister een woord gezegd heeft, dan is
me dat iets aan de vroege kant. Maar u heeft wel een hoop ongeduld bij
mij geproefd. Dat ongeduld blijft.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Flach, Staatkundig Gereformeerde
Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Een rechtgeaarde overheid voert rechtvaardig
beleid en heeft oog voor de zwakkeren. In de Bijbel lezen we dat God
volkomen rechtvaardig is. Bij hem is geen spoor van onrecht te bekennen.
Daarom eist hij ook van artsen, rechters en gezagsdragers dat zij
kwetsbare mensen niet vertrappen, maar hen recht doen. Jezus zelf zag
meer dan wie dan ook om naar verdrukten en weerlozen die onder de voet
gelopen werden in zijn dagen. Op ons rust de dure plicht om daar ook
invulling aan te geven in het overheidsbeleid. Daarom lezen we in
Romeinen 13: de overheid is Gods dienares, u ten goede.
Voorzitter. Daarom is het goed dat we nu voor de tweede keer debatteren
over het rapport van de enquêtecommissie. Zo kunnen we lering trekken
uit de dramatische gevolgen van de toeslagenaffaire en met elkaar
proberen recht te zetten wat krom is. Dat is een grote ambitie, maar ook
een zware verantwoordelijkheid voor kabinet en Kamer. Een van de
aanbevelingen van de commissie is: schaf het toeslagenstelsel af. De SGP
is het ermee eens dat het zo zou moeten zijn dat mensen voldoende
inkomen hebben om van rond te komen, zonder daarbij afhankelijk te zijn
van toeslagen. Dat blijft een ideaal, waar stevig werk van gemaakt moet
worden in de komende jaren. Tegelijkertijd is dat niet met één
pennenstreek te realiseren. Dat zou voor de fiscus ook niet uitvoerbaar
zijn. Daarom wil de SGP ook inzetten op verbetering van het
toeslagenstelsel voor de kortere termijn.
We praten al heel lang over de hervorming van het stelsel. Hoe zorgen we
ervoor, vraag ik aan de bewindslieden, dat we niet weer een
kabinetsperiode verliezen aan gediscussieer over de mogelijke
vormgeving, zonder dat we de stap zetten naar daadwerkelijke hervorming?
Kan het kabinet een tijdpad geven dat aangeeft welke concrete stappen de
komende periode worden ingezet?
Toeslagen zouden ingezet moeten worden op de laagste inkomens, zoals het
ook oorspronkelijk is ingevoerd. Inmiddels hebben we 6 miljoen mensen
die toeslagen ontvangen. Het wordt dus steeds meer een instrument om aan
inkomenspolitiek te doen. Zo is het niet bedoeld en zo barst het
toeslagenstelsel steeds verder uit zijn voegen. Ik ben benieuwd naar de
inzet van het kabinet. Stopt dit kabinet met het steeds verder opstuwen
van het toeslagenstelsel en kijkt het kabinet daarbij ook naar het
verbeteren van de manier waarop de hoogte van de toeslagen wordt
berekend?
Nu wordt het gebaseerd op het huidige inkomen dat mensen zelf moeten
opgeven, terwijl dit vaak onzeker is. Instanties als de SVB en het UWV
kunnen zelf op basis van actuele inkomens die beschikbaar zijn uit de
loonaangifteketen veel terugvorderingen voorkomen. Mensen hoeven dan
zelf geen inkomen of wijzigingen meer door te geven aan de overheid.
Gaat het kabinet ook kijken of hier breed op kan worden ingezet bij
andere regelingen?
Deze aanpak vergroot de bestaanszekerheid van mensen en maakt het
stelsel minder complex. Op dit moment kennen we het stelsel van SUWI,
waarmee gemeenten, SVB en UWV werken, en het stelsel van toeslagen, dat
meer uitgaat van fiscale gegevens. Door toe te werken naar één stelsel
voor uitkeren, zou de stap kunnen worden gezet naar gezamenlijke,
proactieve dienstverlening door alle uitkerende dienstverleners. Een
vraag die ik daarbij heb, is: wordt deze variant nader uitgewerkt door
het ministerie van SZW, en wordt deze ook betrokken bij de taakopdracht
hervorming, belasting en toeslagenstelsel? En hoe worden publieke
dienstverleners als UWV, SVB en gemeenten hierbij betrokken?
Voorzitter. Dan iets over de rechtsstaat. Bij de uitvoering van de
kinderopvangtoeslagen zijn de grondbeginselen geschonden van de
rechtsstaat, die juist bedoeld is om burgers te beschermen tegen de
macht van de overheid. De regering lijkt het versterken van de
rechtsbescherming van burgers vooral te zoeken in het aanpassen van
structuren, zoals het opknippen van rechterlijke instanties of het
inrichten van nieuwe instanties. Daarmee blijft echter het belangrijkste
nog buiten beeld, namelijk de praktische ondersteuning van rechters.
Daar moet het zorgvuldige werk elke dag gebeuren. Rechters moeten
simpelweg voldoende tijd hebben om de kwaliteit hoog te houden. De SGP
heeft dat bijvoorbeeld benoemd als het gaat om de rechtsbescherming van
ouders en kinderen bij maatregelen van kinderbescherming. Dat kost dus
geld. Eerdere kabinetten voerden wel gesprekken met de Raad voor de
rechtspraak, maar concrete verbeteringen voor de kinderrechters kwamen
er niet. Welke inzet heeft dit kabinet?
Ook hier is het risico dat we vluchten in nieuwe toekomstscenario's voor
het stelsel, terwijl de meest basale ondersteuning niet op orde is.
Overigens adviseerde de adviescommissie rechtsbescherming en
rechtsstatelijkheid om de rol van kinderrechten te versterken en
bijvoorbeeld regierechters aan te stellen die alle zaken van een gezin
behandelen. Hoe staat het met die aanbevelingen in de praktijk?
De SGP heeft daarnaast de vraag of de aanbeveling om de Raad van State
te splitsen, biedt wat ervan wordt verwacht. Een aantal partijen heeft
de enquêtecommissie hier tijdens het vorige debat op bevraagd, omdat de
vraag is voor welk probleem dit precies een oplossing biedt. Het kabinet
heeft dit plan nu ook in het regeerprogramma opgenomen. Wat is de
onderbouwing hiervoor? Er komt een Kamerbrief over de contouren van de
splitsing en ik wil de staatssecretaris vragen daarin ook uitgebreid in
te gaan op de probleemanalyse en op de vraag in hoeverre splitsing van
het hoogste adviescollege daaraan tegemoetkomt. Natuurlijk vindt de SGP
— laat ik dat ook helder zeggen — dat er onderscheid moet zijn tussen de
adviserende en de rechtsprekende rol van de Raad van State. Hoe kijkt de
Raad van State daar zelf naar? Welke maatregelen neemt de Raad daarop,
vraag ik de regering.
Voorzitter. Cultuur. De commissie heeft in haar rapport veel aandacht
gevraagd voor structuuroplossingen, zoals de afschaffing van het
toeslagenstelsel en de splitsing van de Raad van State. Tijdens het
debat met de commissie heeft de SGP gewezen op een minder tastbare, maar
minstens zo belangrijke kant van de zaak, namelijk de cultuur bij de
overheid. Doordat de overheid op verschillende punten faalde, ontstonden
patronen die tot op de dag van vandaag niet zijn doorbroken. Als je een
formulier fout invulde, kreeg je al snel het stempel "fraudeur". De
opsporing van fraude ging zich met name richten op mensen met een
migratieachtergrond. Als iemand op hardvochtigheden wees, werd dat
genegeerd of zelfs weggestopt.
Hoe zorgen we ervoor dat onwelgevallige signalen nu wel de ministeriële
top bereiken en daar op de juiste wijze worden opgepakt? Concreet: hoe
zou nu worden omgegaan met het memo van de toenmalige ambtenaar Palmen?
Hoe veranderen we de cultuur zo dat ambtenaren en uitvoerders de ruimte
ervaren en gebruiken om de menselijke maat toe te passen, bijvoorbeeld
binnen het handhavings- en het sanctioneringsbeleid? Ik ben ook benieuwd
wat er wordt gedaan om bij overheidsorganisaties een toegankelijkere,
menselijkere en dienstbaardere houding in het DNA te krijgen. Graag een
reflectie hierop.
Overigens zie ik die cultuur al wel terug in de kabinetsreactie. Dat
vind ik bemoedigend. Welke mooie voorbeelden zien de bewindslieden en
hoe zorgen we ervoor dat dit zich als een olievlek binnen de overheid
verspreidt? Hoe wordt dit cultuuraspect meegenomen in het traject Werk
aan Uitvoering? Overigens geldt dit net zo goed voor de rechtspraak en
controlerende macht.
Voorzitter. Dan een kritische vraag aan onszelf. Hoe zorgen wij ervoor
dat signalen die hier binnenkomen serieus worden genomen? Zijn wij
benaderbaar? Staan wij voortdurend in contact met burgers? Wat doen we
met een kritische mail over een persoonlijk drama van iemand met een
WIA-uitkering? Hoe reflecteren we op onze eigen houding? Zijn wij
rechtvaardig in ons handelen? Werken we vooral aan onze eigen
herverkiezing, of kijken we naar wat op langere termijn goed is voor de
Nederlanders?
Voorzitter. De Kamer is in belangrijke mate verantwoordelijk voor de
politieke cultuur die heeft kunnen ontstaan. Stoere taal en snelle
quotes over bijvoorbeeld frauderende Bulgaren hebben bijgedragen aan de
cultuur waarin de toeslagenaffaire plaatsvond en kon blijven doorgaan.
Dat moet ons te denken geven en juist daarom moeten we er nu ook voor
waken dat we in reactie op de toeslagenaffaire niet opnieuw komen met
ronkende woorden en zwart-witconclusies zonder tot tien te tellen en na
te denken over de uitvoerbaarheid en effectiviteit van bepaalde
maatregelen. Niet dat alle negentien aanbevelingen worden opgevolgd is
leidend, maar dat we de goede aanbevelingen op een goede manier
implementeren.
Tot slot. Een overheid mag nooit blind zijn voor mensen en het recht.
Want zoals Augustinus al zei: als de gerechtigheid terzijde wordt
geschoven, wat zijn staten dan anders dan grote roversbenden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Die vraag gaat u in tweede termijn beantwoorden, neem ik aan.
Dan gaan wij luisteren naar het lid Kostić, die blijkbaar toch bij ons
is gebleven. Dat waarderen wij enorm. Het woord is aan haar.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, voorzitter. Ik wil eerst mijn respect uitspreken voor alle mensen
die zijn vertrapt door de overheid, onder andere door het
toeslagenschandaal. Als bestuurders maar een stukje van jullie kracht en
lef hadden, dan hadden we veel meer problemen opgelost. Ik zit pas een
jaar in de Kamer, maar ik blijf het onbegrijpelijk vinden dat het
doorschuiven van problemen de standaard is geworden in de politiek. Als
je als bewindspersoon en kabinet keer op keer het signaal krijgt dat er
rot in het systeem zit, dat mensen kapot worden gemaakt, dan ga je toch
niet afwachten en doorschuiven? Kom dan meteen in beweging! Bel je
helemaal suf! Ga langs bij mensen! Maak bureaucratie en protocollen
minder belangrijk! Zorg voor actie en voor mensgerichte oplossingen en
mensgericht beleid! Mensen doen hier alsof traagheid bij de politiek
hoort en alsof we dat moeten accepteren. Maar het is geen wetmatigheid,
lieve mensen; wij bepalen hier de snelheid. We moeten vandaag lef tonen
en definitief afrekenen met de oude politiek.
Voorzitter. Sorry zeggen en het daarna doodleuk weer doen, maakt je
sorry waardeloos. Sorry zeggen en niet de lessen leren van zo'n
beschamend, donkerzwart hoofdstuk tast het vertrouwen in de politiek
aan. Toezeggen dat je alle aanbevelingen zal overnemen en dat later
terugtrekken, is onbetrouwbaar en onbehoorlijk bestuur. Rechtvaardigheid
en medemenselijkheid zijn voor mij en voor de Partij voor de Dieren
belangrijke waarden. De overheid heeft daar nog een extra
verantwoordelijkheid in. Maar we hebben gezien dat diezelfde overheid
ervoor heeft gezorgd dat het systeem van sociale zekerheid en toeslagen,
dat juist bedoeld was om de meest kwetsbare mensen te beschermen, mensen
heeft vertrapt, nagetrapt en opgejaagd.
De Tweede Kamer heeft daarom een parlementaire enquêtecommissie
ingesteld om onderzoek te doen om tot aanbevelingen te komen. Dit is het
zwaarste middel van de Tweede Kamer. Deze commissie bestond uit
Kamerleden van links tot rechts en heeft onderzoek gedaan naar het
fraudebeleid. Het oordeel, dat ze begin dit jaar hebben geveld, is
terecht snoeihard. Er was sprake van een nietsontziende jacht op mensen
die al in een kwetsbare positie zaten en van vermorzelde levens. Nog
erger is dat de enquêtecommissie stelt dat het morgen weer kan gebeuren
als we de rechtsstaat niet versterken en de grondrechten en waardigheid
van mensen niet respecteren. Maar misschien is wel het allerergste — dat
zei de heer Omtzigt al terecht — dat het vandaag toch al weer gewoon
gebeurt. Hoe reageert dit kabinet? Het verzandt in uitstel, afstel en
technocratie. Weer wordt er veel doorgeschoven. Het kabinet heeft
blijkbaar andere prioriteiten, zoals het regelen van drie minitrajecten
waar we weer 130 kilometer per uur kunnen rijden, de constante
kabinetsruzies en mensen ophitsen tegen vluchtelingen.
Voorzitter. Vier politici moeten lessen trekken uit datgene wat er
gebeurd is. Dit betekent dat ze sorry moeten zeggen en
verantwoordelijkheid moeten nemen. Het gaat om twee partijen in het
bijzonder, omdat die wat ons betreft uitblinken in gebrek aan
zelfreflectie en gewoon nog steeds ophitspolitiek blijven bedrijven, die
juist heeft geleid tot de ellende van burgers bij de toeslagen. Het gaat
om de VVD en met name om de PVV. Veel PVV-kiezers zijn door het beleid
dat de PVV heeft gesteund in diepe ellende gestort. De PVV doet er alles
aan om dat te verhullen richting de eigen kiezers door mensen met een
migratieachtergrond als zondebok, als het probleem van alles, aan te
wijzen. Geen PVV'er is daarmee geholpen, behalve de Kamerleden hier, die
misschien op die manier hun positie proberen te behouden.
De VVD en de PVV zijn twee partijen die ook in het formatieproces geen
lessen trokken uit de aanbevelingen van de commissie om te werken aan
het verbeteren en versterken van de rechtsstaat. Zij hebben juist
voorstellen die de rechtsstaat zouden aantasten willen doordrukken. Niet
voor niets kregen PVV en VVD, maar ook BBB en NSC, van de orde van
advocaten een rode kaart, omdat hun plannen als een gevaar voor de
rechtsstaat beoordeeld zijn. Het zijn juist deze partijen die nu de
macht hebben, partijen die ervoor hebben gekozen om cadeautjes uit te
delen aan rijke buitenlandse aandeelhouders en grootvervuilers als Tata
Steel en de vee-industrie, die de maatschappij al jarenlang opzadelen
met miljoenen aan schade aan de leefomgeving en gezondheid. En
ondertussen wordt er bezuinigd op de basisvoorwaarden van ons bestaan en
op de uitvoeringsinstanties die burgers moeten helpen, worden mensen die
het financieel moeilijk hebben weggezet alsof ze niet hard genoeg
werken, en wordt de toegang tot de rechter juist voor de meest kwetsbare
mensen steeds moeilijker gemaakt. In plaats van de grootvervuilers en de
superrijken eerlijk te laten betalen, worden verschillende groepen
burgers die het al niet breed hebben, tegen elkaar opgehitst. Ik zeg
tegen de coalitiepartijen: macht brengt grote verantwoordelijkheden met
zich mee om te voorkomen dat mensen opnieuw worden vertrapt en dat hun
grondrechten worden geschonden. Dus kijk alsjeblieft nog een keer naar
jezelf in de spiegel. Stop met ophitsen, hier in het parlement of achter
je toetsenbord op Twitter. Verander jezelf fundamenteel, of vertrek,
alsjeblieft, voordat je mensen in nog diepere ellende stort.
Het pakket met aanbevelingen — dat wil ik nog even zeggen — is geen
grabbelton waar het kabinet uit kan cherrypicken wat het leuk of
makkelijk vindt. De belangrijkste aanbevelingen van de enquêtecommissie
komen neer op het terugdraaien van twintig jaar aan ingrijpende
bezuinigingen op rechtspraak en de advocatuur. Daarnaast is het stoppen
van de ophitspolitiek en onderbuikbeleid — ik heb het vaak genoemd — en
het terugbrengen van medemenselijkheid essentieel. Terwijl op
verschillende terreinen nog steeds wordt gestuurd op repressie, worden
de mogelijkheden voor mensen om hun recht te halen, ingeperkt. Dat
vraagt, zoals de commissie zegt, om laagdrempelige toegang voor burgers
tot juridische bijstand en de rechter. Ook hier zien we partijen er nog
steeds voor pleiten om de gang naar de rechter moeilijker te maken. De
sociale advocatuur — daar is al veel over gezegd — is de
rechtsbescherming voor mensen met weinig geld en kampt al jarenlang met
tekorten. Een derde van de Nederlanders is ervan afhankelijk voor
bescherming van hun grondrechten, en dat aantal groeit nog steeds. Het
is dus van levensbelang dat het kabinet dit met spoed regelt. Hoe gaan
de verantwoordelijke bewindspersonen het eenvoudig en betaalbaar maken,
juist voor mensen in de meest kwetsbare posities, om zich te kunnen
verweren tegen een machtige overheid? Versterking van de sociale
advocatuur heeft de allerhoogste prioriteit.
Uit de reactie van het kabinet op de enquêtecommissie blijkt dat er
niets geleerd lijkt te zijn. In plaats van met spoed aan de slag te gaan
met het centraal stellen van de burger in het bestuursrecht, een
hervorming van het toeslagenstelsel en versterking van de sociale
advocatuur zodat mensen die weinig hebben zich kunnen verdedigen, gaat
het kabinet vooral veel verkennen. Dat er vaak niet eens geld
gereserveerd is, is echt onbegrijpelijk, want de Kamer heeft vier jaar
geleden al gevraagd om dit te regelen. De coalitiepartijen waren bij de
onderhandelingen over de financiën blijkbaar niet serieus bezig met de
bescherming van onze burgers. Ik wil benadrukken dat de focus op
financiën in de kabinetsreactie op de aanbevelingen wederom een teken is
dat dit kabinet de lessen van de enquêtecommissie helemaal niet heeft
begrepen. Het kabinet kiest waaraan het geld wil besteden. Zoals ik al
zei, kun je ook minder geld weggeven aan grootvervuilers en grote
investeerders en meer geld geven aan mensen die het echt nodig
hebben.
Een van de belangrijkste lessen van het rapport is dat het belangrijk is
om niet af te gaan op onderbuikgevoelens en dat juist de overheid de
verantwoordelijkheid heeft om zich aan de feiten te houden,
mensenrechten en bestaanszekerheid te beschermen en medemenselijkheid te
voeden. Oud-VVD-minister, VVD-erelid en een van de aanjagers van alle
ellende, Henk Kamp, verklaarde met droge ogen tegenover de commissie dat
hij vanuit de samenleving het gevoel kreeg dat er meer moest gebeuren
tegen fraudeurs. Dat zijn ambtenaren hele andere cijfers en feiten
hadden, deed hem niets. Het onderbuikgevoel dirigeerde. Komt dat de
bewindspersonen een beetje bekend voor? We hoeven alleen maar naar hun
eigen kabinetsbeleid en de woorden van de minister-president te kijken.
De asielcrisis werd verzonnen. Het beleid wordt gemaakt op basis van wat
de samenleving volgens dit kabinet voelt, in plaats van op basis van
feiten. Hoe reflecteren de bewindspersonen hierop? Wat gaan ze concreet
in het kabinet en de ministerraad doen om het onderbuikbeleid, dat juist
de burgers die het al moeilijk hebben kapotmaakt, te veranderen in
beleid waarin feiten en medemenselijkheid leidend zijn?
De aanbeveling om de bezwaartermijn te verlengen naar een jaar —
hierover is al iets gezegd — is ook een aanbeveling van de
staatscommissie rechtsstaat. Dit kabinet ziet het nut daarvan nog niet
helemaal in. Ik vraag de bewindspersonen: is burgers die hiermee te
maken hebben, om hun mening hierover gevraagd? Als dat niet zo is, gaat
dat rechtstreeks in tegen een andere aanbeveling van de commissie,
namelijk om beleid beter te laten aansluiten bij de mensen om wie het
gaat. Graag een reflectie.
Voorzitter. De commissie adviseert de politiek om te bouwen aan een
sterke rechtsstaat waarin mensenrechten worden gerespecteerd en
rechtsstatelijkheid centraal staat. Het beleid van dit kabinet en de
moties die in deze Kamer worden ingediend, staan bol van het tegendeel.
Het kabinet zegt niets over het grote probleem van de ophitspolitiek die
door de enquêtecommissie wordt gesignaleerd, niets over het probleem van
ontmenselijking door de politiek en het reduceren van mensen tot
fraudeur, crimineel, buitenstaander en gevaar. Aan deze repressieve
ophitsgrondhouding maakt dit kabinet zich helaas nog schuldig. De
plannen van dit kabinet zijn in lijn met zondebokpolitiek. Ze staan vol
afbraak van rechtszekerheid voor mensen die hier gewoon veiligheid komen
zoeken, terwijl de Grondwet geldt voor allen die zich in Nederland
bevinden. Mensen die asiel zoeken worden niet als mens gezien, maar bij
voorbaat verdacht gemaakt. Hun grondrechten worden compleet uitgekleed.
Ik kan niets anders constateren als ik naar het beleid van dit kabinet
kijk. Zorgvuldige wetgevingsprocessen worden door dit kabinet met voeten
getreden. Zowel advocaten als maatschappelijke organisaties slaan alarm.
Het kabinet is druk bezig met het van burgers afpakken van het
demonstratierecht. Coalitiepartijen zetten vreedzame demonstranten
gisteren nog openlijk weg als criminelen, zelfs als ongewassen tuig, en
meer van zulke ophitsende kwalificaties. Dat terwijl het gaat om burgers
uit alle hoeken van onze samenleving: artsen, leraren, schoonmakers,
studenten, moeders en vaders. De rechtsstaatverklaring waarmee NSC het
meedoen aan dit zondebokpolitiekkabinet rechtvaardigt, is niets en dan
ook echt niets anders dan een papieren werkelijkheid — op dit moment,
zeg ik maar even positief, in de hoop dat er in vredesnaam iets
verandert de komende weken.
We zien bij dit kabinet weer dezelfde giftige cocktail van maatregelen,
bezuinigingen en onmenselijk taalgebruik die we ook hebben geconstateerd
in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie. Hoe reflecteren
alle bewindspersonen, en dan bedoel ik ook echt alle bewindspersonen, op
hun rol hierin? Gaan ze iets aanpassen in hun beleid en woorden? Hoe
gaan ze zelf eraan bijdragen dat verschillende mensen in kwetsbare
posities, van mensen die asiel zoeken tot mensen die afhankelijk zijn
van toeslagen en sociale zekerheid, niet meer worden vertrapt en niet
meer worden ontmenselijkt? Ik wil heel graag een concrete en uitgebreide
reflectie hierop, en niet weer een standaardantwoord van "we vinden het
belangrijk dat iedereen gelijk wordt behandeld en niet gediscrimineerd".
Gaan de bewindspersonen ook de andere kabinetsleden en Kamerleden die
bijdragen aan ontmenselijking en verdachtmaking van de meest kwetsbare
groepen aanspreken? Of blijven ze wederom stil? Ik vraag de
bewindspersonen: hoe kunnen we hen en het kabinet erop vertrouwen dat
onder andere het probleem van discriminatie in fraudebeleid en
dienstverlening wordt opgelost, terwijl er een ministerraad was die ging
over de vraag of ze racistisch zijn geweest en er een brandbrief is
gestuurd door ambtenaren over racisme bij de overheid, terwijl de
verantwoordelijk staatssecretaris Toeslagen is opgestapt vanwege de
polariserende omgangsvormen in het kabinet? Hoe kunnen wij samen met
burgers erop vertrouwen dat dit kabinet serieus en capabel aan de slag
gaat met de conclusies van de enquêtecommissie en de bescherming van
burgers?
Voorzitter. Ten slotte. De commissie zegt terecht dat de Tweede Kamer de
situatie voor mensen in het land alleen kan veranderen als zij ook
bereid is om zelf te veranderen. De PVV — ik heb het vandaag maar weer
geprobeerd — is daar overduidelijk niet toe bereid. Maar ik hoop toch de
rest wel. Lef en medemenselijkheid zijn nodig om de aanbevelingen van de
enquêtecommissie goed op te volgen en om te voorkomen dat onze burgers
weer worden vertrapt. Aan beide ontbreekt het tot nu toe in dit
kabinet.
Voorzitter. Ik roep de coalitiepartijen en dit kabinet op — misschien
tegen beter weten in — om daar vandaag verandering in te brengen. Neem
alle aanbevelingen uit het rapport over en pak alsjeblieft door. Dat is
wat jullie de slachtoffers minstens verschuldigd zijn. Voor ons is dat
de ondergrens.
De heer Flach (SGP):
In het betoog over de ophitspolitiek miste ik nog de boeren, die massaal
als mestfraudeurs of als dierenmishandelaars worden weggezet, maar daar
gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat over een aantal opmerkingen
van collega Kostić. Ruim 2.000 jaar geleden hebben de Grieken de
democratie bedacht. Later bedachten we dat het ook goed was om het
dagelijks bestuur er eens bij te hebben. Daar kwamen op enig moment
duizenden ambtenaren bij met veel kennis en expertise. Toch hoor ik
collega Kostić zeggen: wij zijn het hier die het tempo bepalen; het is
onbetrouwbaar als we niet alle negentien aanbevelingen overnemen. Is het
niet veel belangrijker, vraag ik aan de collega, om de juiste
aanbevelingen op de juiste manier in het juiste tempo uit te voeren, dan
dat we hier spierballentaal laten zien en we woorden als "lef" gebruiken
en het tempo bepalen. Zijn zorgvuldigheid en kwaliteit niet veel
belangrijker dan dit soort stoere politieke taal?
Kamerlid Kostić (PvdD):
De SGP impliceert hier dat de commissie aan spierballentaal doet. Maar
die commissie is het zwaarste instrument van de Tweede Kamer en bestond
uit links en rechts en midden en van alles en nog wat. Die commissie
heeft twee jaar onderzoek gedaan op basis van nog veel meer onderzoek,
jarenlang onderzoek. Volgens de SGP heeft zij blijkbaar haar werk niet
zorgvuldig gedaan. Maar die commissie heeft zeer zorgvuldig werk gedaan
en zeer zorgvuldige aanbevelingen gegeven. Het is niet voor niets dat de
Kamer in meerderheid — tenminste, dat was de vorige keer zo — wil dat de
aanbevelingen worden opgevolgd. Niet alleen de Kamer wil dat; het
belangrijkste is dat de slachtoffers dat willen. Want nogmaals, dezelfde
schandalen gebeuren nu alweer. Dat zei de heer Omtzigt ook al terecht,
maar ik verwacht wel meer van hem, aangezien zijn partij in de coalitie
zit. We zijn nu dus eigenlijk al te laat. Als de SGP er nog jaren de
tijd voor wil nemen, laat ik dat over aan de SGP, maar de Partij voor de
Dieren is daar wel een beetje klaar mee.
De heer Flach (SGP):
Jammer, dit is geen antwoord op de vraag; het is een beetje een jij-bak.
Ik stelde namelijk een heel serieuze vraag. Deze commissie heeft
zorgvuldig werk geleverd. Daar heb ik ook niets op aangemerkt. Ik ben
ingegaan op het betoog van collega Kostić, die daarin woorden gebruikt
als "wij bepalen hier het tempo" en "het is onbetrouwbaar als je niet
alle negentien aanbevelingen overneemt". Een aanbeveling is geen wet.
Daar herinner ik de collega nog maar eens aan. Het is een aanbeveling.
We hebben niet voor niks gevraagd aan het kabinet, met alle duizenden
ambtenaren erachter, om de aanbevelingen te toetsen op uitvoerbaarheid,
betaalbaarheid en samenhang, ook in relatie tot andere lopende
trajecten.
Dan vind ik het wat kort door de bocht om hier toch als Kamer armpje te
gaan drukken met het kabinet en te zeggen: als u niet bij alle negentien
aanbevelingen nu of binnen een halfjaar een groen vinkje zet, dan bent u
gezakt voor het betrouwbaarheidsexamen. Ik vraag de collega: is
zorgvuldigheid, juist in het licht van wat we geleerd hebben van het
verleden, niet vele malen belangrijker? Laten we nu in één keer de goede
dingen doen, in plaats van hier een wedstrijdje te maken van wie het
snelste de meeste stoere dingen kan regelen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij is de SGP helaas de enige die hier framet. Volgens mij heb
ik al gezegd dat de zorgvuldigheid al zit in het jarenlang doen van
onderzoek. We hebben niet nóg meer onderzoeken nodig, hoeven niet nóg
meer te kijken naar het financiële plaatje. We weten wat we moeten doen.
Over de financiën heb ik al gezegd: het is een politieke keuze hoe je
het geld besteedt. We hebben geld. Alleen, het geld wordt in de ogen van
de Partij voor de Dieren verspild aan grootvervuilers, aan de
superrijken en aan de buitenlandse investeerders. Het wordt niet
gebruikt waar het eigenlijk keihard nodig is: voor onze rechtsstaat,
voor mensen die het keihard nodig hebben en voor de basisvoorwaarden
voor onze democratie, waar u naar verwijst. Dat is zorgvuldigheid.
Ik zou willen zeggen dat ik het juist onzorgvuldig vind om nu weer
dezelfde argumenten … Ik spreek toch maar even als nieuw Kamerlid de
volgende frustratie uit. Als ik thuis naar dit soort debatten keek,
hoorde ik politici aan die microfoon daar of hier praten over "we moeten
het zorgvuldig doen" en "we moeten nog meer onderzoeken doen" en "we
moeten even goed kijken of het haalbaar en betaalbaar is". Persoonlijk
was ik er klaar mee. Dat is een van de redenen dat ik in de politiek
zit. Ik zou tegen de SGP willen zeggen: dat moet u dan maar even
respecteren. Dit is geen spierballentaal. Ik probeer, zoals u mij kent
op andere dossiers, heel constructief samen te werken, ook met de SGP.
Maar hierbij weet ik al voldoende en is er gewoon een dikke, rode
streep.
Er hebben partijen in deze Kamer gewoon voor een motie gestemd de vorige
keer. Daar verwees ik naar. Als je destijds hebt gezegd — ook NSC heeft
dat trouwens gedaan in de media — "we omarmen alle aanbevelingen en we
komen met nog extra acties", en dan nu gaat terugkrabbelen en het gaat
hebben over financiën, over hoe moeilijk het is en over complexiteit,
dan vind ik dat inderdaad onbetrouwbaar. Maar goed, als er partijen zijn
die vanaf het begin hebben gezegd dat ze niet zo heel veel of minder met
al die aanbevelingen hebben, dan is dat niet per definitie
onbetrouwbaar.
De heer Flach (SGP):
Afrondend. Collega Kostić heeft een aantal collega's de vraag gesteld
hoe zij zelf reflecteren op hun eigen rol.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja.
De heer Flach (SGP):
Ik vind dat we dat als Kamer ook moeten doen. Daarom spreek ik mijn
collega ook aan. Wij moeten ook als Kamer nu niet dezelfde fout maken
als in het verleden. Snelheid en een bepaalde vorm van stoerheid leiden
tot onzorgvuldige wetgeving. We hebben het hier over wetgeving, hè? Als
we bijvoorbeeld iets gaan doen als het splitsen van de Raad van State,
dan moeten we wel zeker weten dat dat goed is. Als we de toeslagen gaan
afschaffen, moeten we weten wat de consequenties zijn. Ja, dat kost
tijd. Het spreekgestoelte, zeg ik nog maar even, is er niet om
frustraties te uiten. Dat is er om goede wetten te maken. Als we elkaar
daar niet in kunnen vinden, dan is dat een pijnlijke constatering, maar
dan is dat niet anders.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik dank mijn collega voor de uitnodiging tot reflectie. Ik vind dat heel
goed. Dat past mij ook, denk ik. Maar mijn conclusie van die reflectie
is ten eerste dat wij al die repressieve wetten en ophitspolitiek niet
hebben gesteund. Dat kunnen we gelukkig zeggen. We zijn het hier gewoon
niet met elkaar eens over de snelheid. De Partij voor de Dieren vindt
niet dat we te snel gaan. We zijn te snel gegaan toen het ging om het
nemen van repressieve maatregelen, onder leiding van de VVD en in het
begin gedoogd door de PVV. We zijn te snel gegaan toen het ging om het
wegzetten van mensen.
Dat doen we nu ook. We willen ook allerlei repressieve maatregelen
doordrukken in het asieldossier. Daar hoor ik de SGP ook niet over. Die
is daarin ook antirechtsstatelijk aan het doen. De SGP is snelheid aan
het bevorderen boven zorgvuldigheid. De SGP moet reflecteren op die
antirechtsstatelijke houding. Maar terugkomend op dit dossier,
constateer ik nogmaals dat we hier jarenlang onderzoek naar hebben
gedaan. Er liggen stapels rapporten die zeggen wat er moet gebeuren. Als
je nu nog zegt dat het nog meer moet worden onderzocht en dat het nog
wat zorgvuldiger moet, dan vind ik dat je onvoldoende doet voor al de
burgers thuis die meer van ons verwachten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de laatste spreker van de zijde
van de Kamer, mevrouw Rikkers-Oosterkamp van de fractie van BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Op 26 februari 2024 kwam het rapport Blind voor
mens en recht naar buiten. Dit rapport maakt pijnlijk duidelijk wat de
gevolgen zijn van een niet goed functionerende rechtsstaat. Het doel van
de rechtsstaat is het beschermen van burgers tegen de overheid. Dit is
niet gelukt. Het kabinet, de rechtspraak en het parlement waren stuk
voor stuk blind. We waren zo blind dat we de burgers niet meer zagen
voor wat ze zijn: mensen. Het zijn mensen die fouten kunnen maken,
zonder dat dit ze gelijk fraudeurs maakt. Ze waren blind voor het leed
dat ze uitstrooiden over mensen en de levens die ze daarmee
vermorzelden. Niemand nam deze mensen in bescherming. Het kabinet
faalde, het parlement faalde en de rechtspraak faalde, met als gevolg
dat er een situatie ontstond waarin men blind was voor mens en recht.
Grondrechten zijn geschonden en onze democratische rechtsstaat is enorm
beschadigd. Laat ons als parlement leren van onze fouten, opdat deze
fouten nooit, maar dan ook nooit meer gemaakt zullen worden.
Wetten en regels staan nog steeds bol van de ontwerpfouten. Het
beschermen van mensen moest wijken voor het belang van het systeem.
Kabinet na kabinet was blind voor de enorme persoonlijke en financiële
gevolgen en risico's. Verkeerde keuzes bleven in stand. In plaats van
opnieuw te beginnen, is er jarenlang voor gekozen om te repareren. Dat
hebben we geweten. Ook wetten en regels zijn mensenwerk. Waar gewerkt
wordt, worden fouten gemaakt. Maar het probleem is dat deze fouten
blijven voortbestaan, want het belang van het systeem gaat voor het
beschermen van de mensen. Dat moet stoppen.
Het rapport stelt dat het kabinet de ellende van mensen willens en
wetens liet voortduren. Met de signalen werd immers niks gedaan. Het
lijkt alsof het systeem altijd wint van de mens. Mijn vraag aan de
minister luidt als volgt. De motie van het lid Stultiens vraagt om
varianten te sturen van hoe de aanbevelingen opgevolgd kunnen worden. In
de kabinetsreactie lees ik wat er niet kan. BBB verwacht meer van dit
kabinet. BBB verwacht dat dit kabinet anders kijkt. Immers, de problemen
kun je niet oplossen met de denkwijze die ze heeft veroorzaakt. BBB
verwacht van het kabinet dat het komt met antwoorden op de vraag wat er
wél kan. Wat is er nodig en hoe kunnen wij daarbij helpen?
Bij systeemdenken past een systematisch wantrouwen door de overheid.
Mensen moeten altijd maar foutloos de juiste gegevens doorsturen. Wie
een foutje maakt, is voor instanties meteen een fraudeur. Dat legt een
onmogelijke druk. Juist mensen die de overheid het hardst nodig hebben,
werden het meest gewantrouwd. Dat is echt diep-, dieptriest. Ook als
Tweede Kamer hebben we gefaald. Een reflectie op het handelen van de
politiek is nodig. We hebben ons blindgestaard op beleid. Daardoor zijn
we het zicht kwijtgeraakt op de praktijk. Daardoor zijn we het zicht
kwijtgeraakt op de mensen om wie het gaat. Hard optreden tegen fraude
door kwaadwillende mensen is echt nodig, maar dat doe je niet door alle
mensen op voorhand te beschouwen als mogelijke fraudeurs. Ik heb een
aantal vragen over de uitvoerende instanties. Is het volgens de minister
nodig om een cultuuromslag te maken bij de uitvoeringsdiensten? En zo
ja, is deze al in gang gezet en hoe gebeurt dat? Gaat de minister het
recht op persoonlijk contact bij overheidsinstanties organiseren?
Verwacht de minister dat dit praktisch is te realiseren, ondanks dat we
in een tijd leven die veel meer van digitalisering is? Ja, en hoe?
Voorzitter. Mijn fractie is er gerust over dat enkel kritiek op het
verleden ons niet verder gaat brengen. Op pagina 46 van het rapport
staat: "Laat het leed niet voor niets zijn geweest". En tegelijkertijd
is de voornaamste conclusie: het schandaal kan morgen opnieuw gebeuren.
Een belangrijke stap in het versterken van de rechtsstaat is om te
garanderen dat de grondrechten van onze burgers niet opnieuw dusdanig
geschonden worden. De commissie suggereert onder andere het toetsen van
nieuwe wetten aan de Grondwet, en een aansprakelijkheid van de overheid
bij discriminerend handelen. Mijn vraag aan de minister: welke
wezenlijke stappen zijn er sinds februari 2024 reeds genomen en zullen
er nog genomen gaan worden? Hoe vordert de introductie van de
grondwettelijke toetsing, die ook in het regeerprogramma is
opgenomen?
Na deze vragen aan de minister over de uitvoerende instanties en het
plan van het kabinet wil ik graag aandacht besteden aan wat voor mij
persoonlijk het meest belangrijke stuk was van het rapport. Want
natuurlijk, wij staan hier als controleurs van het kabinet, maar dit
rapport dwingt ons ook om te zien dat de Tweede Kamer regelmatig
zichzelf wat meer mag controleren. Wij moeten in de spiegel durven
kijken, alle Kamerleden, van de linker- en de rechterzijde en die in het
midden, en ook ikzelf. Het gaat alleen maar lukken als wij werkelijk
blijvende veranderingen verwezenlijken, als we het anders gaan
beschouwen met elkaar. Het gaat alleen maar lukken als wij niet alleen
maar kijken naar het agenderen van problemen en welke publiciteit ons
dat oplevert, maar als we ons ook bezighouden met hoe al onze wetten en
amendementen en moties landen. Welke effecten heeft ons handelen op de
wetgeving? En welke effecten heeft ons handelen op het dagelijks leven
van de Nederlandse burgers? Zijn zij er wel mee geholpen, met wat eerder
al "motiediarree" werd genoemd? Of hebben wij met minder moties, die wél
goed gecontroleerd zijn op inhoud en uitvoerbaarheid, veel meer eigen
verantwoording? Een prangend voorbeeld van een onderwerp dat in het
midden van al onze ijver en motiedrift is blijven liggen, is het
toeslagenstelsel. Want hoe vaak is er wel betoogd of door partijen
geroepen en geopperd dat het stelsel nu echt fundamenteel moet
veranderen? De vorige coalitie gaf al aan dit te willen. De voorganger
van de huidige minister heeft meermaals aangegeven dat het zo mooi zou
zijn als we dat toeslagenstelsel nu eindelijk zouden gaan wijzigen of
afschaffen. Maar door alle beren op de weg is daar nooit ook maar een
begin mee gemaakt. Het lef dat genoemd wordt in het rapport is wellicht
onvoldoende aanwezig. Nu mag ik toch hopen dat we een kabinet hebben met
"lef" in de titel van zijn akkoord dat wél de bijl aan het
toeslagensysteem durft te zetten. Verder dan beloften en wetgeving die
voorbereid wordt voor een hervorming, ben ik echter nog niet gekomen. Ik
hoor graag van de minister hoever de hervorming of zelfs de afschaffing
van het toeslagenstelsel nog is. Heeft deze minister wél het lef om,
ondanks alle haken en ogen, dit proces op zijn minst te gaan
beginnen?
Voorzitter. Voor mij raakt dit debat de kern waarom de BBB is opgericht.
Het herintroduceren van de menselijke maat, het centraal stellen van de
burger in plaats van de Staat en handelen op basis van vertrouwen zijn
drie kernwaarden van onze partij, namens wie ik hier mag staan. Ik hoop
dan ook zeer dat dit rapport een bouwsteen mag zijn voor de wederopbouw
van deze Kamer als hoeder van burgerbelang. Ik hoop ook dat we hier
vandaag samen aan kunnen beginnen, dat we samen een begin kunnen maken
om het vertrouwen van de burger in de politiek terug te krijgen. Ik weet
dat dit een heel lange weg is, maar ik hoop ook dat we ons allemaal
realiseren dat we, terwijl we bezig zijn met elkaar te bestrijden, op
jacht naar een paar minuten zendtijd, ook moeten kijken hoe we wel
verder met elkaar komen. We moeten onszelf wat meer op de achtergrond
zetten, en de mensen wat meer op de voorgrond.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mooie woorden. Wilt u nog even blijven, want u heeft nog een
vraag van de heer Dijk, SP.
De heer Dijk (SP):
Bij het debat van een halfjaar geleden in de Kamer hebben we dus een
motie aangenomen waarin al die aanbevelingen en conclusies stonden. Ook
de BBB had een positief oordeel over deze motie. U steunde 'm ook en
diende 'm mede in. Nu zien we een kabinetsreactie waarin niet alle
aanbevelingen overgenomen worden. Deelt u de mening van de SP en van
meerdere andere fracties, die ik net ook heb bevraagd, dat er eigenlijk
wel een positieve reactie van het kabinet moet komen op de aanbevelingen
die niet aangenomen zijn?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik begon mijn bijdrage met te zeggen dat ik er teleurgesteld over ben
dat er gezegd wordt wat er niet kan en dat wij verwachten dat er een
antwoord komt met wat er wel kan. Dus ik steun die …
De voorzitter:
Prima. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors tot 15.30 uur en dan
gaan we luisteren naar de reactie van de bewindspersonen.
De vergadering wordt van 14.25 uur tot 15.30 uur geschorst.
Rapport parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening
Rapport parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en
Dienstverlening
Aan de orde is de voortzetting van het debat
met de regering over het rapport van de parlementaire
enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening "Blind voor mens en
recht" (35867, nr. 6).
De voorzitter:
Dan stel ik vast dat we verdergaan met het debat over het rapport van de
parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. Ik geef
straks graag het woord aan de minister van Sociale Zaken. Ik maak me een
beetje zorgen over de tijd, want het is al 15.30 uur en we moeten nog
aan de eerste termijn van het kabinet beginnen. Ik stel voor dat we het
aantal interrupties beperken tot acht in deze termijn. Ik deel u ook
mede — ik heb nog meer slecht nieuws voor u — dat die niet langer mogen
duren dan 45 seconden. Daar let ik echt op. Dan ga ik u in de rede
vallen. Dit is de eerste termijn. Straks in de tweede termijn mag u ook
moties indienen. Ik hoop dat u zich daarbij een beetje beperkt. Mevrouw
Rikkers had het al over een motiediarree. Als we die zo veel mogelijk
kunnen beperken: heel graag. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter. Zouden we de opgespaarde interrupties van de eerste termijn
er nog bij kunnen hebben? Dan kan ik leven met acht.
De voorzitter:
Ja, en u had er nog twee over van de Algemene Politieke
Beschouwingen.
De heer Omtzigt (NSC):
Nee, die niet; die zijn allang vervallen!
De voorzitter:
En uit uw CDA-tijd herinner ik me ook dat u er nog een paar heeft.
De heer Omtzigt (NSC):
Daar heb ik geen actieve herinneringen aan, voorzitter; alleen de eerste
termijn híérvan.
De voorzitter:
Acht is acht en we doen het altijd per termijn. Acht interrupties van 45
seconden is ruim. Het komt allemaal goed. Dank voor uw instemming en uw
medewerking.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter. Er zijn negentien aanbevelingen, en bij de meeste ministers
heb je vaak twee of drie interrupties nodig voordat je echt het antwoord
… Je hebt vaak twee of drie interrupties nodig voordat je elkaar
begrijpt. De bewindspersonen snappen het helemaal, echt.
De voorzitter:
Dan had u betere mensen moeten selecteren toentertijd.
(Hilariteit)
De heer Omtzigt (NSC):
Is dat zo? Het zijn geweldige ...
De voorzitter:
Is dit nou een motie van wantrouwen aan de NSC-mensen?
De heer Omtzigt (NSC):
Nee, dat is omdat wij de vraag niet duidelijk stellen, voorzitter.
De voorzitter:
O, heel goed. Nee, maar acht is prima. Dat moet echt wel lukken. We
kennen u als iemand die zich kort en puntig kan uitdrukken, dus ik weet
zeker dat het goed gaat komen.
De heer Omtzigt (NSC):
Daarom had ik net ook de langste spreektijd, voorzitter. Ik zou graag
toch iets meer hebben, want er zijn negentien aanbevelingen.
De voorzitter:
Zullen we dan negen doen voor iedereen? Achtenhalf? Kunnen we niet
achtenhalf doen qua interrupties? Nee, ik vind negen wel mooi. Ik heb
net ook de bewindspersonen even aangesproken en hen op de borst gedrukt
om ook op de tijd te letten. Het is een belangrijk onderwerp, dus we
moeten het ook goed en gedegen doen. We hebben vier bewindspersonen die
zich allemaal over de diverse vragen gebogen hebben. De inhoud staat
voorop, maar ik geef de bewindspersonen nog even mee dat we ook een
beetje aan de tijd moeten denken. Dat gezegd hebbende, geef ik graag het
woord aan de minister van Sociale Zaken. Het woord is aan hem.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen ook dank aan de leden voor hun
vragen en reflecties in de eerste termijn. Voordat ik tot de
beantwoording overga, zou ik u kort willen meenemen in hoe we deze
beantwoording zouden willen doen en wat u van de verschillende
bewindspersonen kunt verwachten. Ik zal kort een algemene reflectie
geven waarbij ik inga op de vragen over de cultuur van de
dienstverlening, de menselijke maat, vereenvoudiging, handhaving sociale
zekerheid, vragen over de WIA en vragen over de monitoring. Vervolgens
zal de staatssecretaris Financiën ingaan op het toeslagenstelsel en op
de vragen die daarover zijn gesteld: heden, verleden en toekomst. De
minister van Binnenlandse Zaken gaat daarna in op alles op het gebied
van goed bestuur en grondrechten. Dat gaat ook over het constitutioneel
hof, over de Algemene wet bestuursrecht, de bezwaartermijnen,
persoonlijk contact, vragen op het gebied van discriminatie en
automatisering, de hardhedenaanpak en — zo heb ik het opgeschreven —
varia, waaronder klokkenluiders. Tot slot zal de staatssecretaris
Justitie en Veiligheid ingaan op de bestuursrechtspraak en rechtspraak,
uithuisplaatsing kinderen, Autoriteit Persoonsgegevens en de
wetgevingskwaliteit. Dat zijn de blokjes waarin we de antwoorden hebben
onderscheiden.
Voorzitter. Begin december heeft het kabinet zijn reactie op het rapport
"Blind voor mens en recht" van de parlementaire enquêtecommissie
Fraudebeleid en Dienstverlening naar de Kamer gestuurd. De commissie
onderzocht hoe de overheid over een periode van bijna 30 jaar de fraude
bestreed op het terrein van sociale zekerheid, de toeslagen, en welke
gevolgen dat kon hebben voor mensen. De commissie legt bovendien de
onderliggende patronen bloot waardoor mensen in de verdrukking zijn
gekomen. En, zo waarschuwt de commissie, dat kan morgen weer gebeuren.
De commissie doet ook een aantal belangrijke aanbevelingen voor
verbetering.
Voorzitter. Om te beginnen zou ik vanaf deze plek de commissie — ik zie
dat de voorzitter ook aanwezig is — nogmaals hartelijk willen bedanken
voor het belangrijke werk. Vandaag debatteren we dan eindelijk over de
aanbevelingen en over de hamvraag: hoe gaan wij het beter doen? Dit
debat is niet alleen belangrijk voor ons hier, in deze zaal, maar ook
voor de ouders die door toedoen van de overheid zo hard zijn getroffen
in de toeslagenaffaire. Ik zie dat een aantal van hen ook naar deze
Kamer is toegekomen om dit debat te volgen. Ongetwijfeld volgen ook een
aantal mensen dit debat thuis. Het is volstrekt logisch — wij realiseren
ons dat zeer goed — dat zij het vertrouwen in de overheid zijn
kwijtgeraakt. Ik weet niet of het mogelijk is om dat vertrouwen
daadwerkelijk te herstellen. Ik weet wel dat het onze dure plicht is om
alles te doen wat we kunnen om aan hen recht te doen, om te herstellen
wat hersteld kan worden en om herhaling te voorkomen.
Het rapport van de commissie laat zien hoe mensen in de verdrukking zijn
geraakt door toedoen van de overheid, hoe de uitvoering gevangen raakte
in een dwangbuis van strenge regels, gebaseerd op wantrouwen, en hoe de
rechtsbescherming tekortschoot. Het vertrouwen dat mensen mogen hebben
in een dienstbare overheid is fors geschaad. Zoals het rapport zelf
zegt: een overheid die mensen niet ziet, raakt het vertrouwen kwijt. Dat
is wat mij en het kabinet betreft ook echt de essentie van het debat van
vandaag. Het gaat in essentie over het herstel van vertrouwen in de
overheid en in de democratische rechtsstaat. Het herstel van vertrouwen
is een missie van dit kabinet, die ook is omarmd in het regeerprogramma.
De minister-president heeft daar tijdens de regeringsverklaring in deze
Kamer al een aantal dingen over gezegd. Ik quoot: "Een overheid die
vertrouwen geeft en vertrouwen terugkrijgt, door naast en niet tegenover
mensen te staan. Dat is waar we het voor doen. Alleen een overheid die
echt luistert, kan dat terugwinnen. Niet van de ene dag op de andere,
maar stap voor stap, langzaam maar zeker. In verbinding met de
samenleving." Dat is wat de premier hier ook tijdens het debat over de
regeringsverklaring heeft gezegd. Ik kan u echt garanderen, mocht u daar
enige twijfel over hebben, dat wij hier vandaag allemaal met die
motivatie en met die inzet staan. Dat geldt voor alle mensen die in het
kabinet zitten en met wie we deze reactie hebben opgesteld.
Een belangrijke vraag is hoe we dat herstel vervolgens gaan bereiken.
Dan gaat de discussie natuurlijk al heel snel over wetten, maatregelen,
menskracht en financiële middelen. Dat is ook terecht, want al die
dingen zijn belangrijk. Wij zullen zo concreet mogelijk aangeven, nu en
in de toekomst, welke stappen wij als kabinet gaan zetten en welke
stappen we zullen blijven zetten; ik kom daar straks op terug. We
beschouwen de uitwerking van de aanbevelingen, die ook terugkomen in het
regeerprogramma, echt als een openingszet in het gesprek en in de
dialoog met de Kamer. Maar voor alles — daar wil ik mee beginnen — gaat
het over het terugbrengen van de menselijke maat in de uitvoering. Het
gaat over een andere manier van werken, over een cultuur van
dienstbaarheid en een diep rechtsstatelijk besef. Dat betekent dat
mensen zich door publieke dienstverleners gezien en gehoord moeten
voelen, dat mensen duidelijkheid krijgen in de vorm van begrijpelijke en
redelijke beslissingen. Dat betekent niet altijd dat ze het per se eens
hoeven te zijn met die beslissingen, maar wel dat er oog is voor hun
situatie en persoonlijke omstandigheden. De kwaliteit van de publieke
dienstverlening moet dus op orde zijn, en dat begint weer bij het
handelen van goede professionals, die in de dagelijkse praktijk het
gezicht van de overheid richting de burger zijn, professionals die niet
gestuurd worden door protocollen, algoritmes of prestatie-indicatoren,
maar door de drijfveer om de publieke zaak te dienen en mensen te
helpen.
Voorzitter. Gisteren sprak ik met een ambtenaar van het UWV, werkzaam op
het gebied van invordering. Dat was een ambtenaar die dit jaar in
januari de Menselijke Maat Award heeft gewonnen voor haar inzet rondom
persoonlijke dienstverlening. Je zou cynisch kunnen worden van het feit
dat het kennelijk nodig is om een Menselijke Maat Award uit te reiken
voor iets wat misschien vanzelfsprekend zou moeten zijn, maar ik denk
dat het vooral laat zien dat ook bij uitvoeringsorganisaties zelf echt
het besef aanwezig is dat die cultuuromslag in het dagelijkse werk van
mensen iets moet betekenen om ook betekenisvol te kunnen zijn. Daar
willen wij ons volop voor inzetten. Ik heb aan die medewerkster gevraagd
hoe zij dat in de praktijk probeert en waar ze tegenaan loopt. Zij gaf
aan dat je oog moet hebben voor de onderliggende vragen, de behoeften en
de problemen van mensen. Mensen zijn geen hokje. Je moet de zaken in
samenhang bekijken. Je moet over de grenzen van taken heen durven
kijken, binnen je eigen organisatie en tussen organisaties. Je moet soms
in de geest van de wet durven handelen, niet altijd helemaal naar de
letter. Dat waren een aantal dingen die zij teruggaf.
Dat brengt ons tot de conclusie dat goede dienstverlening vraagt om
ruimte voor en vertrouwen in die professionals: de baliemedewerkers bij
publieke dienstverleners, collega's van toezicht en handhaving,
verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en noem maar op. Zij kunnen de
overheid haar menselijke gezicht teruggeven, maar ze moeten daar wel de
ruimte voor krijgen en voelen. Wij zijn dus ook dienstbaar aan die
professionals. Daar willen we als kabinet de komende jaren samen met uw
Kamer aan werken.
Op dit hele specifieke punt zijn door een flink aantal fracties van uw
Kamer al een aantal vragen gesteld. CU, CDA, VVD en SGP hebben allemaal
gevraagd: je kunt het wel hebben over een cultuurverandering, maar hoe
ga je dat vervolgens doen? Dat doen we door een combinatie van zaken. Ik
zal het toch iets inkorten omwille van wat de voorzitter ons heeft
verzocht. We zijn ons zeer bewust van het samenspel dat nodig is met de
uitvoeringsorganisaties. Dat betekent dus dat we ook veel meer aan de
voorkant zullen moeten luisteren naar wat de uitvoeringsorganisaties te
melden hebben bij het ontwerpen van wetgeving, dus het belang van
uitvoeringstoetsen en invoeringstoetsen — u kent de discussie daarover —
kun je niet groot genoeg maken.
In de tweede plaats gaat het om wat je vervolgens doet met signalen uit
de uitvoeringsorganisaties. Een aantal van u had het over de veiligheid
om signalen door te geven. Kun je kritisch zijn op wetten waar je voor
staat, ook als je bijvoorbeeld een zbo bent? Ook daarvan zeggen we: ja,
uitvoeringsorganisaties moeten signalen kunnen aangeven. We hebben de
jaarlijkse of zelfs halfjaarlijkse stand van de uitvoering en de
periodieke Staat van de Uitvoering. Dat zijn allemaal mechanismes die
ons als politiek en als wetgever bewust maken van knelpunten in de
uitvoering.
Tot slot willen wij de cultuur binnen organisaties versterken om
maatwerk te leveren, zodat we rekening houden met persoonlijke
omstandigheden van mensen. Je ziet dat terug binnen organisaties als SVB
en UWV via de maatwerkaanpak, waar mensen ingewikkelde casussen en
dilemma's in regelgeving met elkaar kunnen bespreken en ook maatwerk
kunnen toepassen. Dat gaat allemaal niet vanzelf, maar ik zie wel dat
die cultuuromslag in gang is gezet. Ik kijk even of ik intussen al een
aantal vragen heb beantwoord die gaan over de knelpunten in de
uitvoering.
Dan kom ik op het thema "vereenvoudiging". Op het terrein van sociale
zekerheid hebben we een aantal heel concrete voornemens, ook gerelateerd
aan de adviezen van de parlementaire enquêtecommissie. Ik kan u aangeven
dat er nogal wat werk voortvloeit uit de adviezen van de commissie. Ik
hecht eraan om dat te benadrukken. De vertaling naar beleid en naar
wetgeving heeft binnen ons ministerie, maar ook breed binnen het
kabinet, een hoge prioriteit. Er wordt dus met voorrang en met snelheid
gewerkt aan de uitvoering van wetten op dat terrein.
Om te beginnen betreft dat het vereenvoudigen van de
inkomensondersteuning. Een aantal van u heeft daarnaar gevraagd. Ik deel
de zorgen en de knelpunten die mensen hebben gesignaleerd: sociale
zekerheid is een doolhof geworden, waarin mensen gevangen raken. En
werken moet lonen; dat doet het ook niet meer. Het systeem van
voorschotten en terugvorderingen veroorzaakt heel veel problemen in de
praktijk. Wetgeving is bovendien onuitvoerbaar geworden, waardoor er
veel fouten worden gemaakt en ingewikkelde, dure hersteloperaties nodig
zijn. Het kabinet heeft de Kamer in november vorig jaar geïnformeerd
over de ambitie om het stelsel van toeslagen, fiscaliteit en
inkomensondersteuning te vereenvoudigen. Wij willen in de eerste helft
van dit jaar graag in debat met de Kamer over de richting en de
uitwerking. Daartoe sturen wij u in het voorjaar een brief met concrete
richtingen en de consequenties voor de lange termijn. Dat moet een open
discussie opleveren.
De vraag was wat die open discussie is. U moet zich voorstellen dat er
rapporten, scenario's en uitwerkingen genoeg zijn, maar dat het nu
aankomt op knopen doorhakken. In die zin deel ik het gevoel van
urgentie. Op het moment dat wij u echter concrete scenario's voorleggen
met daarbij inzicht in de consequenties ervan, gaat het serieus over de
vraag welke conclusie we daar als politiek aan kunnen verbinden. De heer
Ceder wees onder andere op voorstellen die er vanuit zijn partij worden
gedaan. Het maakt nogal uit of je de oplossing via de fiscaliteit gaat
zoeken of via inkomensonafhankelijke toelagen. Het maakt uit of je het
minimumloon daarbij wel of geen rol laat spelen. Het verhogen van het
minimumloon: willen we dat wel of niet? Je komt op politieke discussies
terecht waarover in de Kamer verschillend wordt gedacht. De kunst gaat
worden om draagvlak te vinden voor een variant die het over meerdere
kabinetsperioden heen redt, die recht doet aan de vereenvoudiging die we
allemaal willen, maar die ook houdbaar is in de toekomst.
De heer Sneller vroeg mij nog of het budgettair neutraal kan. In alle
eerlijkheid denk ik dat het afschaffen van toeslagen of het fors
verminderen van de afhankelijkheid ervan financiële gevolgen gaat
hebben. Het zal in ieder geval gevolgen hebben voor de inkomensverdeling
en de koopkracht. Daar zul je dus op de een of andere manier aan
tegemoet moeten komen. Als je voor specifieke maatregelen naar meer
generieke maatregelen gaat, zoals het verlagen van belastingtarieven,
dan kost dat meer geld en zul je binnen het systeem op zoek moeten naar
oplossingen voor de financiële knelpunten. Ook dat zullen we
inzichtelijk maken en ook daar zal het debat met de Kamer over
gaan.
Dat zal betekenen dat wij echt richting willen geven en dat we aan de
hand van de concrete wetgevingskalender de komende jaren verder willen
werken. Maar ook op korte termijn kunnen we een aantal keuzes maken. Een
aantal van u heeft al gewezen op de kinderopvangtoeslag, waar een eerste
stap wordt gezet naar meer een instellingsfinanciering, waardoor de
afhankelijkheid van de kinderopvangtoeslag verlaagd wordt. Wij denken
dat het in dat opzicht een belangrijke maatregel is. Het stelsel wordt
eenvoudiger, waardoor het ouders meer zekerheid biedt. De
staatssecretaris zal daar nog wat meer op ingaan.
Ook werken we aan het harmoniseren van begrippen die de sociale
zekerheid complex maken. Onder anderen de heer Omtzigt wees daarop.
"Inkomen", "vermogen", "partner": soms heb je meer dan tien definities
binnen het totale stelsel van wat er met een bepaald begrip wordt
bedoeld. Per regeling kan dat verschillen. Eenduidige begrippen die
beter aansluiten op de belevingswereld van mensen maken regelingen
simpeler en minder gevoelig voor fouten. Overigens geldt daarbij ook dat
we het netto invorderen, waar de heer Omtzigt naar vroeg, zo snel
mogelijk gaan uitwerken. Het lijkt er echt op, zo zeg ik in antwoord op
zijn vraag, dat dat niet voor 2026 gaat lukken, maar het is een voorstel
waarvan we echt de logica en het belang zien, dus we zullen daar uw
Kamer zo spoedig mogelijk over informeren. Dat zeg ik over het thema
vereenvoudiging van inkomensbeleid en toeslagen.
De tweede belangrijke uitwerking die ik hier wil noemen, is het werken
aan proactieve dienstverlening. Ook daar zijn een aantal vragen over
gesteld. Het is een gegeven dat veel mensen steun mislopen doordat zij
regelingen niet kennen of de overheid niet vertrouwen. Het wetsvoorstel
proactieve dienstverlening gaat het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en
gemeenten in staat stellen om mensen actief te benaderen en te helpen om
hun rechten te verzilveren. Het geeft ook de aanpak van armoede een
belangrijke nieuwe impuls. De wet proactieve dienstverlening, waar we op
dit moment aan werken, kan een opmaat zijn voor vooraf ingevulde
aanvraagformulieren en de automatische toekenning van regelingen. Dat
wetsvoorstel is inmiddels klaar en wordt op korte termijn voorgelegd aan
de ministerraad en daarna aan de Raad van State. Dan kan het toch nog
voor de zomer worden ingediend bij de Tweede Kamer. Ook hier wordt echt
met man en macht gewerkt om dat zo snel mogelijk in uw Kamer te doen
terechtkomen.
Een derde punt waar aandacht voor is gevraagd, is de handhaving, het
volgende blokje. Het menselijke gezicht moet echt terugkomen in de
handhaving. In dat kader werken we aan een wet handhaving sociale
zekerheid, waarin het recht op vergissen wordt uitgewerkt. Ja, zeg ik in
de richting van de heer Mulder en een aantal anderen, echte fraude
moeten we natuurlijk blijven aanpakken. Dat zegt overigens ook de
parlementaire enquêtecommissie zelf. Misbruik en fraude ondermijnen het
draagvlak voor de sociale zekerheid. Maar vertrouwen mag en moet in de
wetgeving echt meer het uitgangspunt zijn. Mensen krijgen in die wet
straks een redelijke termijn om zelf vergissingen te herstellen. Fouten
en vergissingen worden niet onnodig zwaar bestraft. De reactie op
overtredingen moet proportioneel zijn en rekening houden met iemands
situatie. Uitvoeringsinstellingen krijgen meer ruimte binnen een
afwegingskader, waarbij onder meer de ernst van de gebeurtenis, de
verwijtbaarheid en de rol van de overheid — heeft de overheid wel of
niet een fout gemaakt? — meewegen bij de aanpak. Ook dat wetsvoorstel
ligt inmiddels klaar. Een aantal leden heeft gevraagd: hoe ver bent u
daarmee? Het wetsvoorstel ligt klaar. Het wordt op korte termijn aan de
ministerraad en aan de Raad van State voorgelegd. Ook dit hopen wij dus
zo spoedig mogelijk, in dit kalenderjaar, met uw Kamer te
bespreken.
Tot slot kan ik, in het rijtje specifieke wetten of thema's waar we
aandacht aan besteden binnen het socialezekerheidsdomein, niet om de WIA
heen. Een aantal van u heeft ook daarnaar verwezen. De zorg over de
vraag of het nog eens kan gebeuren, moeten we niet ook nog bij de WIA
krijgen. Even voor de goede orde zeg ik dat de WIA de wet is die de
uitkering voor arbeidsongeschikten regelt. De WIA is een wet geworden
die verschillende hardheden kent en inmiddels ook als onuitvoerbaar
bestempeld kan worden. We zijn ons er zeer van bewust dat wij moeten
toewerken naar een eerlijke en begrijpelijke wet, die zekerheden biedt
bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het moet een wet worden die
eenvoudiger is, beter uitlegbaar en beter uitvoerbaar. Als de heer
Omtzigt vraagt of ik hier in een paar zinnen kan uitleggen hoe de wet in
elkaar zit, en wat de specifieke plek van de WGA is, dan kan ik dat
gewoon niet. Ik zal hier niet het pleidooi van de voorzitter als
argument gebruiken, om omwille van de tijd dat niet te doen, maar het is
echt zo erg dat het ook voor de mensen zelf niet meer uit te leggen is
hoe die wet in elkaar zit. Hij werkt bovendien niet uit op de manier
waarop hij bedoeld is. Dus dat moet anders. Ik hoop mijn brief over de
hervorming van de WIA in januari naar de Kamer te sturen. Ik denk — en
dat moet ook echt een hoofddoel van de wet zijn — dat een eenvoudigere,
beter uitlegbare en uitvoerbare wet ook helpt om fouten te voorkomen,
zoals die deze zomer ook bij het UWV werden geconstateerd. Het UWV werkt
er op dit moment hard aan om de verdere uitwerking van die
verbeteraanpak vorm te geven. Ik ga er nu niet te diep op in; we hebben
daar in de Kamer ook eerder over gediscussieerd. Maar we kunnen wel
verzekeren dat de lessen uit de eerdere affaires bij die aanpak ter
harte worden genomen, waaronder ook het zo belangrijke
burgerperspectief. Het betrekken van het perspectief van de burger is
ook een pleidooi dat uit de Kamer is gekomen. Het UWV is er zelf ook
zeer van doordrongen dat dit noodzakelijk is.
Persoonlijk ben ik er als minister ook van doordrongen. De heer Omtzigt
heeft mij daar vragen over gesteld. Ik heb reeds gepland staan dat ik de
komende weken in gesprek ga met verschillende WIA-gerechtigden over
onder andere de hardheden in de wet en de huidige problematiek. Maar als
hij mij vraagt of ik bereid ben om dat te verbreden en om ook bij
collega's na te gaan of wij een breder gesprek kunnen organiseren, dan
ben ik graag bereid om dat te doen. Het UWV verwacht die verbeteraanpak
uiteindelijk in maart openbaar te maken en daarover kunnen we dan ook
hier spreken.
Dat, voorzitter, over de WIA.
Heel veel aanbevelingen gaan niet alleen over sociale zekerheid en
toeslagen, maar hebben een veel bredere strekking of overlappen met de
aanbevelingen van de Staatscommissie rechtsstaat, die op 10 juli haar
bevindingen presenteerde in het rapport De gebroken belofte van de
rechtsstaat. Op die specifieke aanbevelingen zullen de minister van BZK
en de staatssecretaris voor Rechtsbescherming straks verder ingaan. Op
dit punt kunt u een integrale kabinetsreactie in de zomer van 2025
verwachten. Samen met het advies van deze parlementaire enquêtecommissie
leveren de rapporten de bouwstenen om het vertrouwen in de overheid en
de dienstverlening te herstellen. Betere wetgeving, ruimte en vertrouwen
voor professionals in de uitvoering en oog voor mensen: dat zijn de
ingrediënten op basis waarvan wij de komende periode echt met volle
inzet aan de slag gaan.
Voorzitter, dan rond ik dit deel af. Het ongekende onrecht dat de
slachtoffers van de toeslagenaffaire is aangedaan, is niet meer ongedaan
te maken. Na alles wat er gebeurd is, is het begrijpelijk dat zij met
wantrouwen naar de overheid en naar dit debat kijken. Wij realiseren ons
dat er op ons allemaal een grote morele verantwoordelijkheid rust om
hier recht aan te doen en te werken aan het herstel van vertrouwen, in
de eerste plaats in de richting van de ouders, maar ook richting de
Nederlandse samenleving als geheel. En dat is na vandaag niet af. Het is
daarom goed dat we hier vandaag uitgebreid over spreken, maar dat mag
zeker niet de laatste keer zijn.
Een aantal van u, om te beginnen mevrouw Van Dijk maar ook een aantal
anderen, heeft hiernaar gevraagd en ik zeg hun graag toe dat wij
jaarlijks over de aanbevelingen zullen rapporteren. En ik zeg er met een
dikke streep onder bij: álle aanbevelingen. Ik heb goed gehoord wat uw
Kamer daarover zegt. Het is ook onze ambitie om recht te doen aan het
rapport als geheel en aan alle aanbevelingen.
Dat vraagt dus ook om reflectie en verantwoording op alle punten. Wij
zijn graag bereid om dat gesprek met u te blijven voeren. We willen dat
buitengewoon serieus nemen. In het vierde kwartaal van dit jaar zullen
wij de eerste rapportage met de stand van zaken naar de Kamer sturen en
op basis daarvan kunnen we de frequentie bepalen. We kiezen er ook voor
om dat in het vierde kwartaal te doen, omdat in de tussentijd ook nog de
parlementaire enquête rechtsstaat komt. Wellicht kunnen we die zaken dan
synchroniseren in de rapportage daarover, maar wij voeren dus graag het
gesprek met de Kamer over hoe we dat op een handige en ordentelijke
manier kunnen vormgeven.
De voorzitter:
Was dit uw hele bijdrage?
Minister Van Hijum:
Ja. Dat wil zeggen: ik heb wel heel specifieke vragen overgeslagen. Die
kan ik allemaal nog langsgaan, maar in algemene zin ben ik al langs veel
vragen gegaan.
De heer Dijk (SP):
Ik vroeg mij al een beetje af op welke manier wij dit debat gaan voeren.
Ik heb zelf goed naar de andere partijen geluisterd en ik merk toch wel
enige teleurstelling en wat ontevredenheid over een aangenomen motie,
waarin gevraagd wordt om álle aanbevelingen over te nemen. Als ik die
aanbevelingen langsga, dan zie ik dat er toch een paar door dit kabinet
worden afgewezen. Dat is volgens mij niet de bedoeling. Dat is niet de
bedoeling, omdat het niet de bedoeling van de Kamer was. De Kamer heeft
u namelijk de opdracht gegeven om alle aanbevelingen over te
nemen.
Ik vraag me dus hoe we dit debat gaan voeren. Gaan nu alle verschillende
bewindspersonen al die maatregelen en aanbevelingen langs of zegt het
kabinet nu gewoon dat alle aanbevelingen die volgens de motie van de
Kamer overgenomen moeten worden, overgenomen worden? "We gaan die
beantwoorden en we gaan die van een betere beantwoording voorzien dan we
nu hebben gedaan." Dat is het geluid dat ik van partijen en uit de Kamer
hoor.
Minister Van Hijum:
Wij zijn aanspreekbaar op alle aanbevelingen. Ik heb namens het kabinet
duidelijk aangegeven dat het onze ambitie is om de lessen van de
parlementaire enquêtecommissie in de volle breedte serieus te nemen en
om te voorkomen dat dit ooit weer gebeurt. Daar is heel veel voor nodig
over een heel lange termijn. Tegelijkertijd zijn wij bereid om op alle
punten het debat met uw Kamer te voeren over de implementatie ervan. De
heer Omtzigt heeft net terecht aangegeven dat er soms in de uitwerking
keuzes moeten worden gemaakt en dat soms niet alles tegelijk kan. Ook
daar leggen wij verantwoording over af. Ik heb dat op een aantal punten
gedaan rond wetgeving op het gebied van sociale zekerheid. Er komen nog
een aantal zaken. Laten we ook over de inhoud daarvan het debat voeren
en dan kijken hoe we op basis daarvan verder komen. Nogmaals, bij de
rapportage in het najaar zijn we sowieso bereid om opnieuw de
thermometer erin te steken en te kijken hoe het staat met al die
aanbevelingen. Wij duiken nergens voor, want wij proeven ook uit uw
inbreng, en ik hoop u uit die van ons, dat het ons ernst is om dit
rapport verder te brengen.
De heer Dijk (SP):
Dan heb ik een heel simpele vraag, die ik anders aan iedere
bewindspersoon moet gaan stellen. Neemt dit kabinet alle aanbevelingen
over, ja of nee?
Minister Van Hijum:
In beginsel nemen wij alle aanbevelingen over, maar nogmaals: in de
uitwerking en soms ook in de prioritering maken wij soms andere
afwegingen. We hebben op een aantal punten gemotiveerd gezegd "dit lijkt
ons niet verstandig". Dat geldt bijvoorbeeld voor het aanscherpen van de
definitie wel of geen fraude. We kunnen daarover discussiëren. Het is
niet het einde van het debat daarover, maar ik hoop dat u oog heeft voor
de argumenten die het kabinet gebruikt om te zeggen: zo'n
fraudedefinitie is leuk, maar hoe specifieker je die maakt, hoe lastiger
het misschien wordt om er echt op te gaan sturen. Uiteindelijk moet
fraude immers altijd in het individuele geval vastgesteld worden. Als je
specifiek wordt, wordt het ook weer makkelijker om geitenpaadjes te
vinden. Er zijn soms dilemma's waar je tegenaan loopt. Maar nogmaals, we
duiken daar niet voor. U kunt zeggen dat wij iets niet letterlijk
uitvoeren. Dat is zo, maar misschien zijn er ook goede redenen om het
debat daarover te voeren.
De heer Dijk (SP):
Dat betwijfel ik een beetje. Ik betwijfel dat dat de goede route is. Ik
vind namelijk echt dat er een commissie aan de slag is geweest.
Ondertussen ligt dat rapport er al een jaar. Er is een Kamerdebat
geweest, waarin de Kamer zei: neem al die aanbevelingen over. Laat ik er
dan toch eentje uitpikken. Het is een risico dat ik neem, maar ik pik er
eentje uit: dat menselijk contact. Uw hele verhaal, uw hele inleiding
over menselijke overheid, de mens als maat der dingen, zoals ik het net
ook verwoorde: dat is allemaal heel mooi. Maar als mensen niet bij een
loket kunnen, geen gezicht kunnen zien, dan zijn het allemaal loze, lege
woorden. In de kabinetsreactie staat gewoon "het zou een enorme,
onverantwoordelijke druk leggen op de capaciteit van alle
overheidsorganisaties en uitvoerende diensten". Ja, dat klopt. De Kamer
is zich er zeer bewust van dat dat zo is. Maar op de langere termijn —
om het even te beargumenteren — is het veel belangrijker dat mensen een
gezicht kunnen zien en geholpen kunnen worden in een vroeg stadium. Als
ik dan de reactie van het kabinet lees op deze aanbeveling, dan wordt
die aanbeveling helemaal niet overgenomen. Die wordt weggeschoven. "Kan
niet, niet uitvoerbaar". De oproep was om het wel te doen. Daarover
verschillen wij heel wezenlijk van mening met het kabinet. Dan moet er
een voorstel komen van de Kamer om die aanbeveling echt inhoud te geven
en het kabinet op pad te sturen.
Minister Van Hijum:
Ik denk dat we op dit punt niet principieel met de Kamer verschillen dat
die behoefte aan menselijk contact er is en dat de overheid en de
publieke dienstverlening weer in veel meer gevallen een persoonlijk
gezicht moeten krijgen. De minister zal daar zo dadelijk nader op
ingaan. Ik zal dat niet afschuiven, maar bijvoorbeeld ook toepassen op
het gebied van de sociale zekerheid. Ik noemde net even de vreselijke
onzekerheid waaraan we helaas nu weer mensen in de WIA moeten
blootstellen door die herstelaanpak. Een van de eerste dingen die het
UWV gedaan heeft — ik hoop dat de heer Dijk dat ook ziet — is een
bellijn openen waar mensen met vragen, twijfels, persoonlijke casussen
gebruik van kunnen maken. Die is in tienduizenden gevallen
gebruikt.
Wij proberen dus wel degelijk dit soort aanbevelingen serieus te nemen,
ook in de aanpak van nieuwe problemen die zich voordoen. Het is niet
alleen een afvinklijstje waarvan je zegt: beleidsmatig hebben we het
overgenomen. Nee, het gaat er nu ook om hoe je die dingen implementeert
in de praktijk. Ik denk serieus en oprecht dat wat wij in het
regeerprogramma hebben gedaan, in belangrijke mate een aantal
hoofdaanbevelingen van de commissie overneemt. Ik garandeer u ook dat er
binnen mijn ministerie en binnen alle ministeries met voorrang wordt
gewerkt aan de wetgeving en de verandering in wetgeving waar de
commissie om vraagt. En ja, er zijn ook een aantal operationele dingen
die we handen en voeten moeten geven. Dat is niet alleen een kwestie van
met elkaar de algemene lijn afspreken, maar ook een kwestie van
afspreken hoe je dat vervolgens in de praktijk doet.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het risico is dat mensen die naar dit debat kijken, denken: oh, het
kabinet en de Kamer zijn het eigenlijk met elkaar eens, want ze zeggen
dezelfde dingen. Maar dat is bijna onmogelijk als je hoort wat er gezegd
is. NSC was nog mild en zei: er moeten sommige dingen worden
heroverwogen. BBB zei: kijk naar wat er wel kan. De VVD zei: pijnlijk,
teleurstellend, geen urgentie. En de oppositie was nog een stukje
kritischer. Dan is de vraag: als het kabinet ons als Kamer tegemoet wil
komen, gaat er dan iets veranderen of wordt de volgende brief een kopie
van deze brief? Dan zijn we het namelijk niet met elkaar eens. Dan is
dat ook goed om hier te benoemen.
Minister Van Hijum:
Met elkaar eens ... Ik bedoel: wij voelen ons vooral aangespoord door uw
Kamer om echt meters te maken met de aanbevelingen van de commissie. Of
u het nou gelooft of niet, voor ons geldt dat we het belang daarvan
zien, dat we de aansporing eigenlijk niet nodig hebben, dat we echt de
urgentie hiervan voelen en dat we het ook in ons dagelijkse werk tot
uitdrukking brengen. Dat betekent per definitie dat de
voortgangsrapportage in het najaar ook echt weer verschil moet laten
zien ten opzichte van datgene wat we hier met elkaar bespreken. We
moeten dan op een aantal onderdelen weer verder in de uitwerking zijn.
Maar ik heb u niet voor niks de concrete voorbeelden gegeven van de
wetten — het gaat soms ook om de beleidsbrieven — die u al in het eerste
kwartaal van dit jaar kunt verwachten. Daarbij geldt: hoe concreter de
wetten zijn, hoe beter het is. We zijn ermee aan de slag gegaan. We
moeten met elkaar de vinger aan de pols houden. Wij zijn bereid om in de
voortgang alle openheid te bieden en de kritische geluiden aan te horen
als het u niet zint of als u het onvoldoende vindt. We denken echt op
die manier verder te kunnen komen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik nog één vraag om te voorkomen dat we de volgende keer
dezelfde teleurstelling hebben. Wat is er nou misgegaan sinds het debat
van april ten opzichte van nu, waardoor bepaalde aanbevelingen toch niet
overgenomen werden of verder onderzocht werden? De Kamer steunde het met
een brede meerderheid. Is geld het bezwaar? Is de capaciteit van
uitvoering het bezwaar? Is het een gebrek aan ambtenaren? Ik ben gewoon
benieuwd wat ervoor gezorgd heeft dat de eerste zinnen niet waren: "Wij
nemen het hele rapport over. En ja, dat gaat tijd en geld kosten. We
nemen de Kamer graag mee". Dat had ik een prima reactie gevonden, maar
dat lees ik nu niet.
Minister Van Hijum:
Ik denk in alle oprechtheid dat wij geprobeerd hebben om zo concreet
mogelijk per aanbeveling aan te geven wat de voortgang is en om welke
reden we een aantal dingen misschien niet of anders doen. Daar kunnen we
hier vervolgens het debat over hebben. Als uw Kamer wil dat we dat toch
heroverwegen, dan luisteren wij goed. En ja, soms kunnen ook financiële
overwegingen een rol spelen. We hebben in de uitwerking van het
regeerprogramma niet eindeloos veel middelen tot onze beschikking. We
hebben een envelop "goed bestuur". We hebben een envelop "groepen in de
knel". Daar kunnen we aantal maatregelen van doorvoeren. Bij de
prioritering daarvan heeft het advies van deze commissie heel zwaar
gewogen. Ik noem toch maar even dat voorbeeldje van het bruto en netto
invorderen. Dat zijn allemaal kleine dingen die relateren aan de
problemen die we hier vandaag bespreken en die ook van een oplossing of
van geld worden voorzien. En ja, ik moet ook eerlijk zeggen: je moet
soms kiezen. Maar de discussie houdt niet op. Er zitten straks weer een
aantal maanden tussen. We luisteren goed naar wat er in deze debatten
wordt gezegd. Zo komen we stappen verder.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
We hebben het over vertrouwen, ook in de uitvoeringsorganisaties. Ik ben
even benieuwd hoe we dat concreet gaan doen. Om eerlijk te zijn: ik ben
van huis uit boekhouder. Dat wist meneer Sneller niet, maar dat ben ik
echt. Ik ben opgevoed met het idee dat vertrouwen heel goed is, maar dat
controleren veel beter is. Ik merk dat er bij uitvoeringsorganisaties
ook heel veel mensen zitten die zo opgevoed zijn. Daarvan zeggen we nu:
we moeten ze gaan vertrouwen. Maar hoe gaan we er concreet voor zorgen
dat die mensen vertrouwen geven aan de inwoners?
Minister Van Hijum:
Dat is denk ik een combinatie van twee dingen. Ten eerste moeten ze zelf
het vertrouwen voelen dat men de ruimte heeft om recht te doen aan
individuele gevallen. Dat is op grond van huidige wetgeving, protocollen
en andere dingen vaak niet eenvoudig. De fraudewetgeving is daar een
voorbeeld van. Dat heeft professionals in een bepaald keurslijf geduwd
en richting een bepaalde handelingswijze geduwd. Het begint dus met
ruimte en vertrouwen krijgen. Ik ben ervan overtuigd: niemand aanvaardt
een baan bij het UWV of welke publieke dienstverlener dan ook om mensen
lastig te vallen. Je zit daar met een bepaalde intentie, om recht te
doen aan de situatie van mensen, om mensen te helpen, om duidelijkheid
te bieden en je werk goed te doen. Dat vraagt ook om voortdurend de
cultuur en werkwijze binnen een organisatie bespreekbaar te maken. Ik
heb net een aantal voorbeelden genoemd van hoe organisaties dat zelf
doen, soms ook ondersteund door middelen van onze kant. Dat is de manier
om uiteindelijk die echte verandering, die merkbare verandering op gang
te krijgen.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik wil ook even zeggen: ik ben er ook niet van overtuigd dat mensen daar
zitten om andere mensen kapot te maken. Dat is absoluut niet mijn
insteek. Zo heb ik zelf ook nooit gewerkt. Maar het blijft mij echt een
beetje ... We moeten ook vertrouwen geven. Als wij als Kamer mensen gaan
afbranden in een uitvoeringsorganisatie omdat ze een fout maken, is het
heel lastig voor die mensen om die fouten toe te geven of om te zeggen:
hier is een systeem dat niet werkt. Ik vraag dus ook aan de minister:
hoe gaan we dat organiseren? Want wij hebben als Kamer ook heel snel een
oordeel.
Minister Van Hijum:
Ik moet zeggen: daar ben ik het mee eens. Ik ben blij met deze
opmerking. Volgens mij zei de heer Ceder ook iets over het UWV en hoe we
met dat nieuwe probleem omgaan. Natuurlijk willen we zo snel mogelijk
duidelijkheid bieden, want ook hier gaat het om kwetsbare mensen, die
ziek zijn of arbeidsongeschikt en weer in een hopeloos onzekere periode
terecht zijn gekomen. Je wilt hen eigenlijk zo snel mogelijk duidelijk
bieden. Maar we leren van eerdere affaires dat het belangrijk is om
daarin zorgvuldig te zijn, om eerst goed te weten wat het probleem is,
hoe je mensen kunt helpen en of die oplossing mensen niet verder in de
problemen helpt. Denk aan alle keteneffecten die kunnen optreden. Dan
krijg je een terugbetaling en krijg je op basis daarvan weer
terugvorderingen, verrekeningen en dat soort dingen allemaal. Daar moet
je van tevoren echt goed over nadenken. Dus ja, daarvan moet je je met
elkaar bewust zijn en daaraan moet je ook aandacht besteden in dit soort
discussies op dit soort momenten.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank in ieder geval voor de toezegging van een integrale
voortgangsrapportage over alle aanbevelingen. Dat vind ik echt
belangrijk. Dan kunnen we er ook iedere keer op terugpakken.
Ik heb nog een verzoek aan de minister. Kan dit op een dusdanige manier
worden vormgegeven dat als ik dat lees als relatieve buitenstaander,
bijvoorbeeld als een toeslagenouder, ik goed kan volgen wat er veranderd
is sinds de vorige keer? Want we zijn natuurlijk heel goed in dikke
brieven schrijven met heel veel verwijzingen en bijlagen. Ik wil graag
heel duidelijk zien: "Hier stonden we op 1 januari 2025. Het is nu 1
september 2025. Dit is er in de tussentijd allemaal gebeurd".
Minister Van Hijum:
Ja, het lijkt mij een goede suggestie om de rapportage zo vorm te geven
dat het voor iedereen goed te volgen is, dat begrijpelijk en
inzichtelijk is wat de voortgang is. Wij zullen nadenken over een
creatieve manier om dat te doen.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we luisteren naar de heer Omtzigt met een
interruptie.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik hoop op een aantal specifieke vragen toch nog een antwoord te horen.
Het zijn belangrijke vragen die gesteld zijn. Overigens ben ik blij dat
de regering toezegt om met een aantal gedupeerden van het UWV in gesprek
te gaan. Mag ik ervan uitgaan dat dit in de komende twee maanden, dus
voor 1 april, gebeurt en ook met een brede kabinetsdelegatie? Het was
immers de bedoeling dat hersteloperaties goed van de grond zouden
komen.
Minister Van Hijum:
Ja, daar was ik impliciet misschien al van uitgegaan. De gesprekken die
ik zelf heb, zijn al vanaf volgende week. Ik zal proberen … Niet alleen
proberen. Als er gesprekken plaatsvinden, dan voor het debat in de Kamer
over het herstelplan. Het zou goed zijn om de inzichten die uit de
gesprekken voortvloeien te kunnen meenemen in het herstelplan.
De heer Omtzigt (NSC):
Het was ook de bedoeling dat dit met een brede delegatie gebeurt. Wat er
nu dreigt te gebeuren, is dat we allemaal zeer specifieke
hersteloperaties krijgen. Ik wil vragen of ook de premier, een aantal
vicepremiers en de minister van Financiën zijn aangesloten, zodat ook
duidelijk wordt hoe groot het probleem is.
Minister Van Hijum:
Ik zal in het kabinet bespreken wat een goede delegatie is. Ik begrijp
de achtergrond van de vraag; ook de uitstraling naar andere
hersteloperaties. Met dat in het achterhoofd zal ik kijken wat een
geschikte kabinetsdelegatie is. Ze moeten uiteraard ook willen, maar ik
twijfel er niet aan dat die bereidheid er is.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris van Financiën. Het
woord is aan haar. De heer Flach, wat kan ik voor u betekenen?
De heer Flach (SGP):
Ik ben toch een beetje in verwarring. Ik dacht dat ik de minister hoorde
zeggen dat hij nog een aantal specifieke vragen zou gaan beantwoorden.
Anders wordt het beetje lastig kwartetten voor de Kamer bij welke
bewindspersoon welke vraag is ondergebracht.
De voorzitter:
Nou ja, de minister heeft een mooi overzicht gegeven van de blokjes. Dat
zou voor zich moeten spreken. De minister dan nog.
Minister Van Hijum:
Dat was ook een beetje mijn veronderstelling, voorzitter. Als ik in een
blokje onvoldoende was ingegaan op een vraag, zou ik dat na afronding
van het blokje horen. Misschien kan de heer Flach aangeven welke vraag
hij …
De voorzitter:
Juist, juist. Meneer Flach, waarnaar bent u op zoek? We gaan het custom
made voor u doen.
De heer Flach (SGP):
Er zijn blokjes, maar het ging heel snel. Ik denk niet dat de collega's
dat hebben kunnen meeschrijven. Om een vraag te noemen: ik heb gezegd
dat we naar één stelsel voor uitkeringen toe zouden kunnen gaan en
gevraagd of deze variant nader wordt uitgewerkt door het ministerie van
SZW en of dit wordt betrokken bij de taakopdracht. Dat is een van de
vragen. Verder zijn er een aantal vragen over een herziening van het
toeslagenstelsel. Ik kan me voorstellen dat dit bij de staatssecretaris
ligt, maar anders is het echt een beetje lastig kwartetten.
Minister Van Hijum:
Het is niet de bedoeling om daarover onduidelijkheid te laten bestaan.
In algemene zin: de brief die ik namens het kabinet heb gestuurd in
november over de samenhang tussen inkomensondersteuning en fiscaliteit,
de vereenvoudiging daarvan, is zo'n beetje de gids waarop we koersen. Ik
neem aan dat de heer Flach die brief kent. Daarin staan ook de
contouren, de randvoorwaarden en de uitgangspunten bij de herziening.
Juist dat samenspel tussen fiscaliteit en uitkeringen is een heel
belangrijk vertrekpunt voor de aanpak van het kabinet. We zien de
wisselwerking daartussen immers. Ik noemde net al even het minimumloon
als voorbeeld, maar ook wat je kunt doen met toeslagen versus de
fiscaliteit. Dus ja, die integrale aanpak komt er. Het moet ook concreet
worden. Ik heb u goed gehoord, maar ook daar geldt voor dat wij snappen
dat er een einde moet komen aan dat gestudeer op al die varianten en dat
u keuzes voorgelegd wilt zien. Daar streven we ook naar. Het kunnen wel
wat meerdere scenario's zijn, maar we willen toewerken naar een hele
duidelijke richting, die ook aan de basis kan liggen van wetgeving, van
verdere vereenvoudiging, inclusief de effecten daarvan in financiële zin
en de verdeling van koopkracht tussen verschillende groepen. Daarin zal
de Kamer natuurlijk ook geïnteresseerd zijn. Die discussie moet met de
Kamer zo concreet mogelijk gevoerd worden.
We hebben wel wat tijd nodig om die zaken goed voor te bereiden. We
willen namelijk niet ... Laatste zin. De laatste keer dat er een
integrale hervorming is bedacht, was ik meen in 2014. Toenmalig minister
Asscher kwam toen met de huishoudtoeslag. Dat voorstel was helemaal
uitontwikkeld en lag op tafel, inclusief wetsvoorstel, maar moest op het
laatste moment ingetrokken worden omdat het bij nader inzien toch niet
uitvoerbaar bleek. Er was namelijk geen rekening gehouden met de export
van uitkeringen naar het buitenland. Als je die wilde voorkomen, werd
het onbetaalbaar. Het is dus ontzettend belangrijk om
uitvoeringsproblemen op voorhand te verkennen. Het gaat dus om het
samenspel met allerlei uitvoeringsorganisaties, zoals UWV, maar ook de
Belastingdienst. Het is ook belangrijk om u iets voor te leggen waar we
ook echt iets mee kunnen.
De heer Flach (SGP):
Een korte vervolgvraag. We hebben heel veel proza gehad in de vorm van
een Kamerbrief. Daarin staat van alles uitgewerkt, maar ik denk dat er
behoefte is aan een soort kalender — de minister gebruikte dat woord
zelf ook — waaruit blijkt wat we de resterende kabinetsperiode kunnen
verwachten, juist om te voorkomen dat het weer doorschiet naar een
volgende periode. Er wordt gesproken over voorbereiden en wat er
allemaal gedaan moet worden, maar in ieder geval ik heb behoefte, en ik
denk ook de rest van de Kamer, aan een soort kalender waaruit blijkt wat
we kunnen verwachten en wanneer we een eindresultaat hebben.
Minister Van Hijum:
Dat is ook echt de ambitie voor de volgende stap, om die kalender te
bieden. Daarin moet staan zowel wat er op lange termijn moet gebeuren
als wat je op korte termijn zou kunnen doen. Ook op korte termijn kunnen
we best al wat stappen maken. Ik noemde even de kinderopvangtoeslag,
maar mevrouw Van Eijk en een aantal anderen vroegen ook naar de
marginale druk: maak werken meer lonend, als een soort opmaat naar de
verdere vereenvoudiging. U kunt zien aan de hand van hoe we bijvoorbeeld
met de hervorming van de huurtoeslag zijn omgegaan, dat dit al een
voorzichtige opmaat is daarnaartoe. Volgens mij heeft u dit in het debat
over het Belastingplan nog onderkend, als ik mij het goed herinner. Je
kunt ook op korte termijn al stappen zetten naar die vereenvoudiging. Ik
hoop dat … Nee, ik hoop dat niet, we wérken eraan dat die uitwerking zo
concreet is dat er een kortetermijnagenda komt én een langetermijnagenda
met wetgeving en financiële consequenties. Die zijn de basis voor
verdere stappen.
De voorzitter:
Heel goed. Nogmaals bedankt. Dan geef ik nogmaals het woord aan de
staatssecretaris van Financiën. Het woord is aan haar.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel, voorzitter. Via u spreek ik mijn dank uit aan alle leden
voor hun inbreng en aan de parlementaire enquêtecommissie voor het
uitgebreide rapport dat zij heeft gemaakt. Als u het mij toestaat, zou
ik eerst kort nog wat dingen willen aanstippen voordat ik aan de
beantwoording van de vragen toekom.
In mijn nieuwe rol die ik nu vervul als staatssecretaris Herstel en
Toeslagen … Dat is een nieuwe titel, een nieuwe functie: Herstel en
Toeslagen, zonder Douane. Dit betekent niet dat ik de Douane niet
interessant vind of niet een ontzettend mooie organisatie vind. Nee, ik
wil hiermee aangeven hoe belangrijk ik het vind om mij volledig te
kunnen richten op Herstel en Toeslagen. Het gaat om die focus. Ik voel
een enorm grote betrokkenheid bij de onderwerpen die we hier vandaag
bespreken. Ik kan me ook nog heel goed herinneren wat er gebeurde toen
we de parlementaire ondervraging hadden, de POK. De voorzitter zei: er
is sprake van een zwarte bladzijde in de geschiedenis; de rechtsstaat is
geschonden. De conclusies toen — weet u het nog? — waren: snoeiharde
interpretatie van wet- en regelgeving, het ontbreken van de menselijke
maat, het vooringenomen handelen en het negeren van noodsignalen. Hé, en
tot die laatste categorie behoorde ikzelf. Als gevolg daarvan volgde het
aftreden van een kabinet, maar ook was er het gevolg om verdieping te
zoeken in een verdergaand onderzoek, dat specifiek gericht was op
fraude: fraudebeleid en dienstverlening. Dat rapport is er gekomen, na
twee jaar lang zorgvuldig onderzoek. Om recht te doen aan het rapport,
zouden we niet alleen willen stilstaan bij de aanbevelingen van deze
enquêtecommissie, maar ook bij de conclusies die in het rapport worden
getrokken. De eerste zinnen van de hoofdconclusie luiden: in een verhard
politiek en maatschappelijk klimaat zijn de drie staatsmachten blind
geweest voor mens en recht, waardoor levens zijn vermorzeld; het is
pijnlijk om te zien dat juist het systeem van sociale zekerheid en
toeslagen, dat is bedoeld om mensen te ondersteunen, diezelfde mensen in
de vernieling heeft geholpen. Dat raakt mij diep en ik voel de
verantwoordelijkheid en de urgentie om zaken te verbeteren.
Realiseren wij ons dat wij met onze inkomens misschien één keer per jaar
fiscaal aangifte doen en dat het daarbij blijft? Op het moment dat je in
een kwetsbare positie zit, heb je tientallen regelingen waarmee je je
bezig moet houden. Kwetsbaarheid betekent dat je een dagtaak hebt. Dat
realiseren wij ons niet voldoende. Dat betekent ook dat wij juist bij
die groep mensen de grootste verantwoordelijkheden hebben neergelegd.
Zij kregen de verantwoordelijkheid om eigenlijk als een soort
boekhouder, fiscalist, deskundige de materie te kunnen
doorgronden.
Dus er moeten zaken anders. Dat is pijnlijk duidelijk aan het licht
gekomen. We moeten ervoor zorgen dat mensen zich weer gezien en gehoord
voelen door hun overheid. We moeten patronen en systemen doorbreken,
zodat een toeslagenaffaire niet opnieuw kan gebeuren. We moeten veel te
ingewikkelde regelingen eenvoudiger maken. We moeten beter luisteren
naar signalen van mensen in de uitvoering en daar vervolgens ook iets
mee doen. Ook is nu de taak aan mij om gedupeerde ouders en hun gezinnen
compensatie te geven en het onrecht voorbij te helpen. Ik zie dat er
vandaag een aantal mensen op de tribune zitten.
In dit huis doen we het vaak: we gaan met elkaar in debat over wetten en
regels. We neigen naar een regelreflex. We maken er een nieuwe wet bij
en "dan komt het vast wel goed". Maar wat voorop moet staan, is juist de
menselijke maat in de uitvoering. Het gaat vaak niet alleen om de wet
zelf, maar juist om het uitvoeren van de wet en het toepassen van het
recht. Ambtenaren moeten hierbij professionele ruimte hebben om
knellende of oneerlijke situaties daadwerkelijk te kunnen aanpakken. Het
gaat om kennis van het recht, maar ook om het recht om die kennis
vervolgens in de praktijk in werking te zetten en niet gevangen te
zitten in protocollen en werkinstructies. Ze moeten juist die
professionele ruimte voelen en ervaren om het ongemak dat je als
ambtenaar kunt voelen, duidelijk te maken.
Het gaat om een omslag, om een nieuwe start, een andere manier van
werken, vanuit dienstbaarheid en rechtsstatelijk besef, zodat iedereen
zich gezien en gehoord voelt. Zo werken onder anderen de medewerkers van
Toeslagen aan betere ondersteuning en dienstbaarheid op basis van
bijvoorbeeld de burgerbeloftes die zij doen. Dan zult u zeggen: ja, aan
beloftes heb ik niet zo heel veel; je moet die beloftes natuurlijk ook
nakomen. Heel concreet betekent dat bijvoorbeeld dat de Stella-teams,
die geïnitieerd zijn door de Belastingdienst, ook bij Toeslagen werkend
zijn. Het Stella-team is genoemd naar de eerste belastingplichtige —
destijds was dat nog in de fiscaliteit — die te maken kreeg met
problemen waar ze gewoon niet uitkwam. Dat heeft tot zo'n speciaal
Stella-team geleid en dat is ook uitgerold bij Toeslagen. Ook zijn er
regelmatig gesprekken, casusdialogen, waar mensen juist met elkaar in
gesprek gaan en kunnen zeggen: goh, het voelt niet helemaal goed wat ik
hier in de dagelijkse praktijk meemaak.
Ik wil ook absoluut de aanstaande komst van de belangenbehartiger voor
belastingplichtigen en toeslaggerechtigden noemen, die mensen die zijn
vastgelopen binnen de organisatie kan ondersteunen en verder
helpen.
Voorzitter. Zo'n 10 miljoen Nederlanders zijn direct of indirect
afhankelijk van toeslagen voor een dak boven hun hoofd, voor zorg, voor
kinderopvang. Dat maakt het belang van toeslagen ook heel groot. Laat ik
u weer terugnemen naar de situatie van het ontstaan van de
toeslagenaffaire. Daarbij zien we dat mensen per direct in financiële
nood kwamen op het moment dat hun toeslag werd stopgezet. Dat is ook wat
er gebeurd is. Daarom is het ook zo belangrijk om goed te blijven kijken
hoe we ervoor zorgen dat mensen ondersteund blijven worden en dat we
niet rücksichtslos het kind met het badwater weggooien.
Een aantal zaken uit het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
zijn in de afgelopen jaren al opgepakt, zoals de digitale
dienstverlening door nieuwe apps. Maar ook persoonlijk contact en
begeleiding vinden we bij toeslagen heel erg belangrijk, bijvoorbeeld
door serviceteams bij bibliotheken of de mogelijkheid om op kantoor
langs te komen en een gesprek te voeren, of de mogelijkheid om te
bellen. Ik heb zelf onlangs bij een callcenter gezeten en ook gehoord
welke vragen daar gesteld worden. We zien dat daar al een stukje
verbetering en verandering heeft plaatsgevonden, want de
toeslagenaffaire heeft ook een schokgolf teweeggebracht binnen ambtelijk
Nederland. Hoewel die alles-of-nietsbenadering nooit in de wet heeft
gestaan, is heel duidelijk naar voren gekomen dat die niet meer kan
bestaan. Alles of niets kan niet meer.
Ook in het regeerprogramma zijn maatregelen aangekondigd om op korte
termijn knelpunten en schrijnende situaties op te lossen, bijvoorbeeld
doordat er een uitzondering wordt gemaakt op het partnerbegrip voor
burgers in de situatie dat hun partner vermist is, of in
vluchtsituaties. Daarnaast krijgen mensen langer de tijd, vier maanden
extra zelfs, om hun toeslagen aan te vragen.
Maar we zijn er nog niet. Het stelsel is toe aan een grondige
herziening. Ik kom hier straks nog wat uitgebreider op terug bij de
beantwoording van de vragen. Het vraagt in ieder geval om zorgvuldigheid
en goede samenwerking met uw Kamer. Het vraagt om politiek scherpe
keuzes op het juiste moment. De enquêtecommissie zei het al: toon
politiek lef.
Als eerste stap gaat het kabinet de kinderopvangtoeslag vervangen door
een inkomensonafhankelijke, directe financiering van de
kinderopvangorganisaties. Het geld gaat dus straks niet meer naar de
ouders, maar direct naar de opvang. Zo'n ingrijpende en grootschalige
hervorming van het systeem kost uiteraard veel tijd. Mensen die
afhankelijk zijn van toeslagen, kunnen hier niet zomaar op wachten. We
blijven daarom steeds maar kijken wat we nu al kunnen doen om te
verlichten. De huurtoeslag is al verbeterd en vereenvoudigd. We blijven
werken aan het voorkomen van hoge terugvorderingen. We kijken hoe we
gegevensdeling het beste kunnen toepassen, in het voordeel van mensen.
Als stip aan de horizon werken we toe naar een systeem om veel meer
ambtshalve, proactief inkomensrechten te kunnen toekennen.
Voorzitter. In het rapport waarschuwde de commissie dat dit morgen weer
kan gebeuren, maar het mag niet meer gebeuren. Het mag nooit meer
gebeuren. Daarom zijn wij heel hard bezig om de aanbevelingen op te
volgen, niet alleen bij de inrichting van het nieuwe stelsel, maar
vooral ook in onze daden, want de overheid is er voor mensen en niet
andersom.
Dan wil ik nu overgaan op de beantwoording van de vragen van de
leden.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Even een korte, verduidelijkende vraag. We hebben gezien en gehoord dat
de termijn voor het aanvragen van de toeslagen wordt verlengd tot vier
maanden. Nu is het zo dat heel veel mensen geen toeslag durven aan te
vragen totdat hun inkomen zeker is. Er zijn ook heel veel mensen die pas
jaren later belastingaangifte doen, omdat ze niet weten dat ze recht
hebben op een teruggave. Dan mag je drie jaar terug. Maar de toeslagen
lopen daar niet gelijk mee. Waarom is dat?
Staatssecretaris Palmen:
Dat heeft ermee te maken dat het een heel andere systematiek is. Ik
begrijp de achtergrond van uw vraag. In de fiscaliteit hebben we op enig
moment een beschikking op vastgestelde inkomensgegevens. Het zou
natuurlijk heel wenselijk zijn om die gegevens ook te gaan gebruiken
voor toeslagen en om proactief te gaan kijken wat we kunnen toekennen.
Dat vind ik zelf ook, absoluut. Immers, als wij als fiscaliteit in staat
zijn om een vooringevulde fiscale aangifte klaar te zetten, zouden we
ook moeten kunnen werken aan een vooringevulde aanvraag voor
inkomensaanvulling. Maar dat vergt natuurlijk wel systeemaanpassingen,
uitvoerbaarheid en dat soort zaken. Dus het is voor mij een stip aan de
horizon, maar het staat in ieder geval op mijn wensenlijstje.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ja, maar dat gaat over de aanvragen. Mijn vraag betrof meer de
terugwerkende kracht. Wanneer ik nu een aangifte doe voor 2022 — dat mag
nog in 2025 — mag ik dus geen toeslag meer vragen, terwijl ik er wel
recht op kan hebben.
Staatssecretaris Palmen:
Ja, nogmaals, dat is een heel andere systematiek; ze zijn niet zomaar
met elkaar te vergelijken. Maar ik begrijp dat het vreemd is om uit te
leggen aan de mensen. Ik zou het willen meenemen, want het vergt wat
verder doordenken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Allereerst een punt in aanvulling op deze vraag. Het is geen
kritiekpunt; volgens mij heeft de heer Omtzigt het punt ook al genoemd.
Het inkomen kan worden vastgesteld, maar los van systeemgegevens wordt
het niet gedeeld met gemeenten, bijvoorbeeld vanwege de AVG. Wij zouden
heel veel mensen enorm helpen en het zou de bestaanszekerheid in dit
land enorm verhogen als het ene overheidsorgaan, namelijk de
Belastingdienst, gegevens zou delen met een ander overheidsorgaan,
namelijk de gemeente. Volgens mij zou dat kunnen. Het vergt wat werk. Ik
hoor de staatssecretaris zeggen dat ze het wenselijk vindt, dat het nog
doordacht moet worden, dat het een stip op de horizon is. Maar is het
een voornemen van dit kabinet om dit te gaan regelen of niet? Want dit
is een van de keuzes die we moeten maken. Ik denk dat dit een goed debat
is om dat met elkaar af te stemmen.
Staatssecretaris Palmen:
Ja, zeker. Dank voor deze vraag. Het past mooi bij de aanbevelingen van
de Staatscommissie rechtsstaat. Hun aanbeveling 7 betrof het zorgen voor
een uniforme AVG-grondslag om gegevens te delen, vooral als dat in het
voordeel van mensen is. Mijn collega zal hier straks nog op terugkomen.
Ik vind het heel erg belangrijk dat we er werk van gaan maken. We komen
er dus nog op terug.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tijdens dit debat?
Staatssecretaris Palmen:
Nou, voor een deel door minister Uitermark en voor een deel iets later
dit jaar maar wel op korte termijn.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel. Dan heb ik nog een andere vraag. Die heeft te maken met een
eerder interruptiedebat dat ik had met de heer Van Baarle en ook met de
heer Mulder. Dat ging over de vraag of er ten aanzien van
fraudebestrijding sprake was van risicofactoren waaronder nationaliteit
en risicoclassificaties. De heer Mulder zegt van niet, maar ik lees iets
anders en de AP volgens mij ook. Het kabinet-Rutte IV heeft vastgesteld
dat er wél sprake was van institutioneel racisme. Ik hoor de grootste
partij van het land en ook coalitiepartijen zeggen dat dat niet zo was.
Ik ben dan benieuwd wat het standpunt van dit kabinet is. Is dat
gewijzigd ten opzichte van Rutte IV, dat vond dat er sprake was van
institutioneel racisme? Of ziet het huidige kabinet het toch anders?
Staatssecretaris Palmen:
Wij hebben die vraag niet opnieuw beantwoord. Ik kom er sowieso nog op
terug als ik de vragen in blokjes ga beantwoorden, want er is specifiek
naar gevraagd. Ik kom er dus nog op terug.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, maar dan ben ik een interruptie kwijt.
De voorzitter:
Dit was opnieuw alweer een interruptie. Ik ben heel streng. En zojuist
deed u iets buiten de microfoon. U bent aan het interrumperen, dus dan
laat ik u gewoon even doorgaan. We wachten het even af. De heer Mulder
op dit punt.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik heb het nu in verschillende debatten verschillende keren uitgelegd:
er worden opzettelijk en systematisch twee begrippen door elkaar heen
gebruikt. Of eigenlijk drie begrippen: discriminatie, racisme en
institutioneel racisme. Dat zijn drie verschillende dingen; gebruik ze
alstublieft ook op die manier.
De voorzitter:
Ja, maar dat is dan wel bedoeld in de richting van de staatssecretaris,
want als we elkaar onderling gaan interrumperen, is het hek van de
dam.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dit is geen interruptie, maar ...
De voorzitter:
Oké.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Anders ben ik een interruptie kwijt.
De voorzitter:
Man, man, man.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar ik heb de vraag gesteld of dit kabinet vindt dat er sprake is van
institutioneel racisme. Dan wordt er aangegeven: daar kom ik later op
terug. Maar …
De voorzitter:
Spannend!
Staatssecretaris Palmen:
Ja, dat doe ik hier ter plekke, hoor.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar als zij daar later op terugkomt, kost mij dat mogelijk weer een
interruptie. Ik zou dus graag een antwoord willen, zodat ik kan afwegen
of ik wel of niet een interruptie ga plegen.
De voorzitter:
Ik snap er niks meer van, maar dit duurt zo lang dat ik dit reken als
drie interrupties!
Staatssecretaris Palmen:
Hij zit in het mapje van de beantwoording. Maar ik ga er anders een
enorme bende van maken. Hij komt dus zo meteen aan de orde.
De voorzitter:
Die doen we dan straks.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
De staatssecretaris gaf aan dat dit nooit meer mag gebeuren. Daar zijn
we het hier allemaal heel erg mee eens. Maar wij maken ons zorgen over
het volgende. Er gaan heel veel dingen veranderen. Dat willen we ook met
elkaar. Maar die veranderingen gaan waarschijnlijk gepaard met het feit
dat er fouten gemaakt gaan worden. Nu weten we dat de rechtsbescherming
best wel een uitdaging is, zeker op fiscaal gebied en op
toeslagengebied. Ik ben ook heel erg blij met die interne
rechtsbescherming, die u ook benoemde. Maar we weten ook dat het
ingewikkeld is om op locaties rechtsbescherming te bieden op het gebied
van fiscaliteit en toeslagen. We kennen de kaartjes: de fiscale
rechtsbescherming is eigenlijk nog beroerder — zo zal ik het maar zeggen
— dan de reguliere rechtsbescherming. Hoe kijkt de staatssecretaris
daarnaar? Is ze ook bereid om daarin stappen te zetten? Als we het dan
toch hebben over menselijk contact: dat vindt toch vaak op die plekken
plaats.
Staatssecretaris Palmen:
Daar ben ik het helemaal mee eens, zeker als het gaat om besluiten die
genomen worden, besluiten waar mensen mee te maken hebben. Dan is het
heel erg belangrijk dat mensen gewoon weten waarop het besluit is
gebaseerd en dat zij vragen kunnen stellen, maar ook dat het besluit
gemotiveerd is en aan dat soort waarborgen voldoet. Het is ook
belangrijk dat er ook in de bezwaarschriftprocedure contact is met
mensen en dat mensen daarin gehoord worden. Al dat soort zaken horen er
natuurlijk bij. Op dit moment hebben wij de fiscaal belangenbehartiger;
dat is aanstaande. Op dit moment is er ook een toevoeging mogelijk. Wij
hebben daar iets meer ruimte voor gekregen. Ik weet niet of u daar
specifiek op doelt?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nee, want dat amendement ken ik heel goed; dat heb ik zelf ingediend.
Het gaat mij om de vraag of we al voldoende doen aan rechtsbescherming
voor mensen, met name wat betreft de portefeuille van de
staatssecretaris. Ik stel de vraag nu namelijk aan haar. We weten uit de
praktijk namelijk dat dit gewoon specifieke kennis is, die niet overal
makkelijk beschikbaar is. Ik maak me daar wel zorgen over, ook omdat we
kaartjes hebben gezien waaruit bleek dat het ontzettend veel uitmaakt
waar je woont voor de vraag of je überhaupt in de buurt
rechtsbescherming kunt krijgen. Ik was benieuwd hoe de staatssecretaris
daarnaar kijkt. Is ze ook bereid om daarin een stap te zetten?
Staatssecretaris Palmen:
Ik ben zeker bereid om daar verder over na te denken. Ik vind het
namelijk heel erg belangrijk dat mensen gewoon dichtbij hulp kunnen
ervaren, in welke vorm dan ook. Dat kan inderdaad bij een bibliotheek of
bij servicepunten zijn, maar dat moet in ieder geval lokaal en
dichtbij.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik zou het ook heel mooi vinden als we in de voortgangsrapportage
specifiek op dit punt de komende tijd verder worden meegenomen, omdat
dit echt een prangend probleem is.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel. Dit is eigenlijk de portefeuille van mijn collega; die zal
er zo meteen ook op terugkomen.
Dan ga ik nu door met de beantwoording van de vragen. De vraag van een
aantal van de fracties was wat het kabinet doet om opvolging te geven
aan de aanbeveling van de commissie om lef te tonen en het
toeslagenstelsel af te schaffen. Er werd gevraagd waarom dit nou zo lang
duurt. Mijn antwoord hierop is dat ik de urgentie deel. Ik heb
natuurlijk ook gezien waar de moeilijkheid zit. Als mensen per direct in
financiële nood komen bij een hoge terugvordering, bijvoorbeeld als de
hoogte van de terugvordering twee of drie keer hun jaarsalaris is,
hebben ze echt een probleem. Dan wil je dus ook zo snel mogelijk van die
hele hoge terugvordering af. Daarnaast heb je te maken met de
systematiek van een voorschot, waarbij je eigenlijk op voorhand moet
inschatten hoe hoog je inkomen dat jaar gaat zijn. Dan krijg je te maken
met onzekerheid. Daarnaast is er ook de verschrikkelijk ingewikkelde
wet- en regelgeving waar je gewoon niet meer doorheen komt. Dat moet
urgentie krijgen. Tegelijkertijd betekent dit dat er stappen zijn die we
nu kunnen zetten, dat er stappen zijn voor de iets langere termijn en
dat er een stip aan de horizon is, namelijk de echte herziening van het
gehele stelsel.
Die inkomensondersteunende regelingen zijn dus ontzettend ingewikkeld.
Dat betekent dat we zorgvuldig moeten handelen als we dit willen gaan
afschaffen, omdat er ongelofelijk veel mensen afhankelijk zijn van
toeslagen. Er moet een goed alternatief zijn. De consequenties en de
opties moeten voor iedereen inzichtelijk zijn. Daarover moeten we met
elkaar het debat voeren. Maar er is in ieder geval hele brede steun voor
het afschaffen van het toeslagenstelsel an sich, ook vanuit de
enquêtecommissie. Ik ondersteun en deel die ambitie, ook wat mevrouw Van
Eijk en de heer Sneller aangaven. Maar het is ook heel erg belangrijk om
goed draagvlak te krijgen voor de oplossingen die we hier met elkaar
vinden. Daarvoor is het belang te groot. De effecten zijn te groot. En
dat wil het kabinet niet alleen doen. We nemen een initiatief, maar we
gaan zeker met mensen in de Kamer in gesprek om ervoor te zorgen dat
alle alternatieven en opties goed voor het voetlicht komen.
We hebben een voorstel gedaan om in het voorjaar met een brief over de
keuzeopties en varianten te komen. Daarover gaan we uiteraard met uw
Kamer in gesprek. Het is niet de bedoeling om andere en eerdere
onderzoeken over te nemen, maar juist om nu urgentie te gaan aanjagen.
In het najaar van dit jaar vindt er een gerichtere uitwerking plaats,
volgend op het debat dat we met uw Kamer hebben gevoerd. De ambitie is
om begin volgend jaar het proces verder te brengen met wet- en
regelgeving, die dan in consultatie kan gaan. Dat wat betreft de
stelselherziening op iets langere termijn.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van die vraag.
Begrijp ik het dan goed dat op toeslagen, belastingen en
inkomensondersteuning — volgens mij kan het een niet zonder het ander en
heb je het allemaal nodig — het kabinet in het voorjaar met de opties
komt waar het debat met de Kamer over wordt gevoerd, wat moet leiden tot
een richting voor verdere uitwerking in september en wetsvoorstellen in
januari of ergens in 2026? Ik vind dat héél ambitieus en zou dat
ontzettend toejuichen, maar dan kom ik wel terug op de vraag die ik heb
gesteld in mijn inbreng; heel veel andere fracties hebben die vraag ook
gesteld. Ja, deze interruptie is te lang, hè? Ik realiseer het me nu.
Maar het is mijn eerste! Het feit dat de budgettaire kaders en de
huidige inkomensverdeling daarin leidend zijn, kan heel erg beperkend en
knellend werken om echt een keer in de volle breedte met elkaar van
gedachten te wisselen, om iedereen uit de schuttersputjes te krijgen en
het juiste debat te voeren. Ik ben dus heel erg op zoek: zit die ruimte
daar nog ergens in, vraag ik de staatssecretaris.
Staatssecretaris Palmen:
Wat mij betreft zeker. Ik vind het heel erg belangrijk om juist met
elkaar dit debat te voeren en om alternatieven en opties met elkaar te
bespreken.
De heer Sneller (D66):
Ik ben blij met die woorden van mevrouw Van Eijk, en eigenlijk ook met
de beantwoording van de minister van Sociale Zaken op dit punt. Hij zei
eigenlijk: wat in de kabinetsreactie staat, namelijk "binnen de huidige
budgettaire kaders", gaat waarschijnlijk niet werken. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is daarom hoe het tijdpad dat zij net schetst past bij
de budgettaire besluitvorming, die ook nodig is om ervoor te zorgen dat
het echt kans van slagen heeft.
Staatssecretaris Palmen:
Dat zullen we natuurlijk moeten bespreken op het moment dat de opties
wat concreter op tafel liggen. Ik kan daar op dit moment natuurlijk niet
zomaar op vooruitlopen.
De heer Sneller (D66):
Ik vroeg niet om hoeveel geld het gaat en of de staatssecretaris dat kan
leveren. Ik vroeg hoe het tijdpad daarnaast past. Zij zegt: dit voorjaar
komen wij met de richting. In september moet die richting er dus liggen.
Dat is ook rondom Prinsjesdag, en dan heb je het alweer over begrotingen
en financiële besluitvorming. Als je in het voorjaar al wetsvoorstellen
hebt, loopt het weer niet synchroon met de besluitvorming die we hebben
over de begrotingen die nodig zijn. Ik hoop dat dat inderdaad samen kan
gaan, want ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Van Eijk zegt,
namelijk dat er extra geld nodig zal zijn als je wil dat dit echt gaat
slagen. En dat willen we inderdaad zo breed. Ik was ook blij met de
woorden dat dat het doel is hiervan.
Staatssecretaris Palmen:
Zeker. Nogmaals, daar zullen we natuurlijk in de toekomstige debatten
verder over door gaan praten met elkaar.
De voorzitter:
Ja, meneer Sneller. De heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Misschien nog even als aanvulling: voor goede plannen is altijd geld,
meneer Sneller. Maar dan mijn vraag. Ik ben positief verrast, zeg ik
richting de staatssecretaris, met deze toelichting, de kalender die ze
hier schetst. Die gaat volgens mij ook iets verder dan die in de
kabinetsreactie. Daar ben ik dus positief door verrast. Maar stel nu dat
dit toch te ambitieus is en dat we hier toch echt nog een aantal jaar
mee bezig zijn, wat ik best voorstelbaar acht. Dan kan het dus goed zijn
om toch ook nog even te kijken naar de korte termijn. Is de
staatssecretaris dan ook bereid om het huidige toeslagenstelsel, dat
eigenlijk uit zijn voegen bast, in ieder geval niet verder te laten
groeien en daar waar mogelijk ook al verder in te krimpen? Daar worden
al wat handreikingen voor gedaan in de kabinetsreactie, maar ik hoor
daar graag nog iets meer over.
Staatssecretaris Palmen:
Zeker, ook daarvoor komen we dit voorjaar met plannen. Ik hoop niet dat
ik verwarring heb geschapen. Een totale herziening van het hele stelsel
schudden we natuurlijk niet zomaar uit onze mouw. Dat vergt wat langere
tijd, maar voor de hervorming van het toeslagenstelsel hebben we een
behoorlijk ambitieus pad neergelegd.
De heer Flach (SGP):
Dan toch even, zodat ik straks niet met verwarring terugga naar boven.
De staatssecretaris zegt terecht: ik hoop dat ik geen verwarring heb
gezaaid. We hebben natuurlijk de herziening van het hele stelsel, die
dan ook samenhangt met andere vormen van inkomensondersteuning en het
belastingstelsel. Als ik het goed begrijp, is dat dus niet wat in het
voorjaar in wetgeving komt te liggen.
Staatssecretaris Palmen:
Nee, echt het toeslagenstelsel zelf, dat natuurlijk ook te maken heeft
met en invloed heeft op de andere stelsels.
De voorzitter:
Als u wilt interrumperen, graag bij de microfoon gaan staan. Mevrouw
Inge van Dijk, het woord is aan u.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik wil graag interrumperen. Inderdaad: duidelijkheid. De Kamer is
volgens mij altijd in de veronderstelling geweest dat we het in
gezamenlijkheid gaan doen. Nu lijkt het een beetje alsof we maar één
kant van de medaille gaan oppakken. Dus mijn eerste vraag is: klopt dat?
Mijn tweede vraag betreft inderdaad wat de heer Sneller ook aangaf. We
gaan een discussie voeren over een stelsel met financiële consequenties.
Dat is gewoon zo. Die financiële consequenties worden neem ik aan
tijdens die debatten gewoon wel aan de voorkant in beeld gebracht, zodat
we weten "als we hiervoor kiezen, betekent dat dat we dit moeten gaan
ophalen met elkaar en moeten gaan fiksen", zodat we niet dadelijk een
mooi plaatje hebben maar geen geld, waardoor het weer niet gaat
gebeuren.
Staatssecretaris Palmen:
Dat hoort er ook bij, dat je als je plannen en alternatieven voorstelt
ook kijkt naar de financiële consequenties. Ja.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk had nog een tweede vraag gesteld. Die moet u even
herhalen, mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Die gaat over dat er volgens mij bij een aantal van ons het beeld leeft
dat we nu alleen over een herziening van het toeslagenstelsel hebben,
terwijl de Kamer in de veronderstelling is dat er een integraal voorstel
gaat komen voor het belasting- en toeslagenstelsel.
Staatssecretaris Palmen:
Ja, maar dat is minder snel in de tijd dan het toeslagenstelsel zelf. De
kinderopvang en de toeslagen zelf, dat stelsel, zullen we eerder
aanpakken, maar wel in lijn laten lopen met de grote stelselherziening.
Maar u begrijpt dat dat meer tijd kost.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat ik begrijp wat de staatssecretaris zegt, maar dat geeft mij
wel meteen een zorg. Op het moment dat we dat niet goed genoeg uitlijnen
met elkaar, kan het natuurlijk zijn dat we vervolgens bij de andere
stelselherziening toch in onze eigen voet hebben geschoten. Ik heb daar
dus wel zorgen over en ik wil dan toch echt een oproep doen. Ja, fijn
ambitie — ik ben heel blij om dat te horen — maar zorg wel dat we de
integraliteit goed bewaken en laat ons als Kamer zien wat de
consequentie is in het totale verhaal.
Staatssecretaris Palmen:
Uiteraard. Dat ben ik helemaal met u eens.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris geeft aan dat het nog even kan duren. Volgens mij
werd net de oproep gedaan door een Kamerlid — ik dacht de heer Flach —
dat we het wel moeten gaan afbouwen, zodat steeds minder mensen
afhankelijk worden van die toeslagen. Hoe meer mensen afhankelijk
blijven of worden, hoe lastiger het is om die toeslagen af te schaffen
zonder dat mensen in hun bestaanszekerheid geraakt worden. Is het ook de
ambitie van dit kabinet dat de komende tijd, in afwachting van de
definitieve stelselwijziging, de toeslagen en premies verlaagd gaan
worden, zodat je die omslag makkelijker kan maken of heeft het kabinet
daar nog geen plan voor? Als je bij Prinsjesdag weer allemaal
zorgtoeslagen verhoogt et cetera — dat kan — bemoeilijk je het op korte
termijn aanpassen van het stelsel. Ik ben benieuwd naar de visie van de
staatssecretaris hierop.
Staatssecretaris Palmen:
U heeft daar ook een vraag over gesteld, namelijk hoe het kan dat we
hebben gezegd dat we in deze regeerperiode een aantal bestaande
toeslagen gaan verhogen. Dat heeft natuurlijk te maken met dat je op dit
moment mensen ook niet door die armoedegrens wilt laten zakken en dat je
dan ook af en toe nog zult moeten werken met een toeslag. Het betekent
ook dat we nu al werken aan het verder afbouwen van toeslagen. Laat ik
ingaan op bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag zelf. We werken met een
verschuiving in de inkomensgrenzen, waardoor ouders minder
geconfronteerd zullen worden met terugvorderingen. Dat aspect proberen
we nu al zo veel mogelijk te bereiken. We proberen ook om mensen zo veel
mogelijk aan de hand mee te nemen. We proberen de toeslag voorzichtig
aan te vragen en niet meer op het maximale te gaan zitten, maar wat
lager. We doen dat allemaal om er maar voor te zorgen dat we mensen zo
min mogelijk met die hoge terugvorderingen opzadelen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris zegt wel dat we proberen om mensen zo min mogelijk
gebruik te laten maken van toeslagen, maar als ik naar de plannen van
het kabinet kijk, zie ik het tegenovergestelde. Ja, ten aanzien van de
kinderopvangtoeslag is de ambitie om daarvan af te stappen en ik hoop
dat dit ook zo snel mogelijk gebeurt. Maar als ik kijk naar andere
toeslagen waarvan mensen ook afhankelijk zijn, constateer ik dat die
niet afgebouwd worden. Sterker nog, er zijn plannen om die te verhogen.
Ik snap dat dit in het huidige stelsel makkelijk en wenselijk is om
ervoor te zorgen dat het geld bij juiste mensen komt. Alleen ondervang
je daarmee niet wat, volgens mij, een groot deel van de Kamer wil,
namelijk dat wij zo snel als mogelijk is van de toeslagen afgaan. Mijn
vraagt blijft: is de staatssecretaris het met mij eens dat als wij geld
blijven rondpompen in de toeslagen — neem bijvoorbeeld de zorgtoeslag —
het daarmee wel moeilijker wordt voor dit kabinet om nog deze periode
met een realistisch plan komen om dat hele belasting- en
toeslagenstelsel te hervormen?
Staatssecretaris Palmen:
Ja. Maar nogmaals, je zult er op korte termijn toch voor moeten zorgen
dat mensen niet door die armoedegrens zakken. Dus ja … Maar dat neemt
niet weg dat die ambitie er absoluut ligt en wij die inzet ook graag met
u delen.
De voorzitter:
U heeft nog vijf interrupties, meneer Ceder. U kunt nog even vooruit. Ze
duren wel maximaal 45 seconden. Dat weet u.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik had het niet moeten zeggen.
Dit is voor mij een belangrijk punt. Wij willen sneller af van de
toeslagen en het belastingstelsel. Voor veel partijen is het belangrijk
dat het belastingstelsel daarin ook wordt meegenomen, want ze kunnen
niet blind instemmen met de kinderopvang en niet weten welke gevolgen
dat heeft voor het toekomstige belastingstelsel. Dat snap ik. Maar
tegelijkertijd gebruikt het kabinet, in plaats van er op andere manieren
voor te zorgen dat de bestaanszekerheid op orde is, de toeslagen vaak.
Ik voorzie dat dat ook komende Prinsjesdag weer gaat gebeuren. Het
gevolg daarvan is dat het moeilijker wordt om van een stelsel af te
komen, waarvan wij allemaal af willen. Ik merk aan de antwoorden van de
staatssecretaris — dat proef ik tenminste — dat het kabinet nog niet
goed heeft nagedacht over hoe dit in verhouding tot elkaar staat, hoe
heel zorgvuldig dit proces uitwerken en in de tussentijd toeslagen
ophogen elkaar bijten en hoe dit ervoor zorgt dat we dat doel niet
realiseren. Mijn vraag is of het kabinet kan toezeggen, en dat kan ook
schriftelijk, dat het hoe dit zich tot elkaar verhoudt …
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
… toch gaat uitwerken.
Staatssecretaris Palmen:
Het is prima om dat nog even op een rij te zetten.
De voorzitter:
Dat was een hele lange vraag met een kort antwoord, maar wel een
toezegging.
De heer Flach (SGP):
Een groot deel van de Kamer wil uiteindelijk van de toeslagen af. Het
zijn uiteindelijk toch een soort lapmiddelen, omdat je niet rond kan
komen van een salaris of een uitkering. Dat is niet ideaal. Als we dit
ambitieuze traject in het voorjaar van 2026 in een wet voorgelegd
krijgen, dan is een van de varianten zeker niet stoppen met toeslagen.
Dan gaat dat dus echt over de korte termijn. Dat vraag ik dus even ter
check aan de staatssecretaris. Dan komt de langetermijnkeuze of we
uiteindelijk gaan stoppen met toeslagen pas later in de tijd samen met
de herziening van het belastingstelsel en andere inkomensondersteuning.
Heb ik dat goed samengevat?
Staatssecretaris Palmen:
Ja hoor, u vat dat heel mooi samen.
Volgens mij heeft meneer Flach ook de vraag gesteld of er ook wordt
gekeken naar de verbetering van de manier waarop toeslagen worden
berekend. Gaat het kabinet ook kijken naar het breder inzetten van
actuele loongegevens van de loonaangifteketen, zoals bijvoorbeeld UWV en
SVB al doen? Ook dat is een nadrukkelijke ambitie van Toeslagen. Er
wordt zo snel mogelijk gewerkt vanuit de actualiteit, door gebruik te
maken van de polisadministratie en de loonaangifteketen om het voorschot
dat mensen nu nog ontvangen zo goed mogelijk te laten aansluiten. U
ontvangt daar, zoals gezegd, in het voorjaar van dit jaar verdere
keuzeopties van.
De heer Omtzigt vroeg of toeslagen automatisch worden toegekend zodra
het inkomen en vermogen in de fiscaliteit van mensen vaststaat. U had
het vooral over dat kruisje op het aangiftebiljet. Ik heb toevallig
gisteren nog met de ambtenaren besproken of we dat al kunnen doen.
Iedereen vindt het een heel positief idee. Wij staan daar zeker positief
tegenover. Maar ook al klinkt het heel simpel, je kunt niet zomaar een
blokje op het aangiftebiljet toevoegen. Daar heb ik even iets langer de
tijd voor nodig, maar ik sta daar zeker positief tegenover. Ik heb
hierover destijds als Kamerlid natuurlijk ook een motie ingediend, omdat
ik heel erg positief tegenover het meer proactief toekennen van
inkomensrechten sta. Ik wil hier later nog op terugkomen.
De heer Dijk (SP):
Ik heb net even gefascineerd zitten luisteren naar de discussie over het
afschaffen van de toeslagen en een nieuw belastingstelsel dat daarmee
gepaard gaat. Ik vraag me altijd af waarom dit zo ingewikkeld wordt
gemaakt. Als je de kinderopvang gratis maakt, je overgaat van een
stelsel van huurtoeslag naar huursubsidie of je de huren fors verlaagt,
je een inkomensafhankelijke zorgpremie invoert en je het eigen risico
daarbij afschaft, dan ben je al een heel end. Nu wordt er steeds door
het kabinet en heel veel andere partijen gezegd: we willen héél graag
van die toeslagen af; mensen mogen niet door de bodem heen zakken. Maar
vervolgens wordt die discussie zo midden in de arena gegooid, mag
iedereen er een tijdje omheen staan dansen en komt er eigenlijk geen
beslissing. Ik heb hierover twee vragen. Komt er van het kabinet op
korte termijn een plan om die toeslagen af te schaffen, in lijn met wat
ik bijvoorbeeld net bepleitte? Dat is de visie van de SP; dat snap ik.
Het zal niet een-op-een hetzelfde zijn. Maar komt er zo'n plan? En kan
het kabinet garanderen dat mensen met een bescheiden inkomen er door die
plannen niet op achteruitgaan?
Staatssecretaris Palmen:
Dat zijn natuurlijk allemaal vraagpunten die bij de uitwerking heel
belangrijk zijn. Dit kabinet heeft ook al afgesproken te werken aan een
inkomensonafhankelijke vorm van kinderopvangtoeslag. Wat dat betreft
zijn er dus al wat stappen gezet.
De voorzitter:
De heer Dijk had nog een tweede vraag.
Staatssecretaris Palmen:
U wilde de garantie dat mensen er niet op achteruitgaan, maar die vraag
heb ik al beantwoord: dat vind ik een heel belangrijk uitgangspunt.
De voorzitter:
Heel goed. U continueert.
Staatssecretaris Palmen:
Volgens mij heb ik de vragen onder het blokje toekomst een heel end
beantwoord.
Dan nog de vragen die zien op de tegenwoordige tijd: wat doen we nu? Er
was een vraag van de heer Flach en van mevrouw Van Eijk van de VVD. Hoe
zorgen we ervoor dat die signalen binnen de overheid nu wel serieus
genomen worden? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de signalen en de
acties die worden ondernomen? En wat zou er nu gedaan worden met een
memo-Palmen? Ik denk dat als er nu nog een memo-Palmen geschreven wordt,
er wel wat andere processen in gang gezet zouden worden. Maar even
serieus: het is natuurlijk ontzettend belangrijk om juist de signalen
vanuit de ambtenarij, de mensen die het dichtst bij mensen in de
samenleving staan, zo serieus mogelijk te nemen. Het is belangrijk om
ambtenaren de vrijheid te laten ervaren om die signalen door te geven,
hen te laten zien dat dat gewaardeerd wordt en dat we het juist
toejuichen om te blijven werken aan deze hele belangrijke signalen. Wat
dat betreft werken we, ook ik, hard aan een open en veilige werkcultuur
waarin het juist enorm gewaardeerd wordt als mensen dit soort signalen
doorgeven. Ook bij het maken en ontwikkelen van nieuwe wet- en
regelgeving vind ik het belangrijk om de uitvoering steeds dichterbij te
hebben, goed te betrekken bij wat mogelijk is, zeker voor degenen voor
wie het bedoeld is, dus ook de ouders. Dus die leercirkels,
feedbackmodules, maatwerktafels en casuïstiek, en beraden die we met
elkaar houden, zijn heel belangrijk en moeten we toejuichen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Eens met wat de staatssecretaris zegt: dat moeten we zeker toejuichen.
De vervolgvraag is dan hoe die informatie, die hartstikke waardevol is,
ook bij de Kamer terechtkomt.
Staatssecretaris Palmen:
Over het algemeen zullen deze signalen ook met de Kamer gedeeld worden.
Met name als het gaat om bijvoorbeeld de signalen uit de hersteloperatie
gaat dat via de voortgangsrapportages. Maar ik vind het ook belangrijk
om uw Kamer via de stand van de uitvoering te blijven informeren, ook
actief door Toeslagen zelf, over de belangrijkste signalen die we met
elkaar tegenkomen. Ik zorg er zelf ook voor dat ik contact heb met de
uitvoeringsorganisaties. Uw Kamer is ook uitgenodigd om een rondetafel,
technische briefing, werkbezoek of wat dan ook met Toeslagen te hebben,
zodat we elkaar ook beter informeren op een tijdig moment.
Er is nog gevraagd hoe we omgaan met kleine ondernemers. Dat is
eigenlijk een fiscale vraag: hoe gaan we om met de terugvorderingen? Als
het goed is, heeft de minister van Sociale Zaken daar al heel eventjes
op geantwoord. Dat ziet met name op de boete, want de hoogte van de
boete moet altijd in verhouding staan tot de naheffings- of
navorderingsaanslag en tot de aard en de ernst van de beboetbare
gedraging. Die proportionaliteit is ook vastgelegd in het Besluit
Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Daar heeft de Nationale ombudsman
nog over geadviseerd ten aanzien van de parlementaire enquête: je moet
die matiging goed toepassen. Ook de fout van een overheid, mocht daarvan
sprake zijn, kan een omstandigheid opleveren die matiging in ieder geval
voor kan schrijven.
Mevrouw Van Eijk vroeg wanneer het wetsvoorstel op het terrein van de
boetes naar de Kamer komt. Ze vroeg ook met name naar de afschaffing van
de verzuimboete. Dat wetsvoorstel is inmiddels in internetconsultatie
gegaan. Het is openbaar. Daar kunt u ook zelf op inloggen. Op het moment
dat dat klaar is, zullen de opmerkingen verwerkt worden en uiteindelijk
met uw Kamer gedeeld worden.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Kan er een inschatting worden gegeven over wanneer dat dan gaat zijn? Ik
begrijp dat dat afhankelijk is van de reacties uit de consulatie et
cetera. Maar ik wil graag iets meer gevoel bij de planning die dit
kabinet heeft voor al die wetsvoorstellen die nog onze kant op gaan
komen.
Staatssecretaris Palmen:
Vindt u het goed als ik daar even in de tweede termijn op terugkom? Dan
kan ik even navragen wat het tijdpad voor dit wetsvoorstel is. Ik weet
namelijk niet precies hoeveel weken de internetconsultatie duurt.
Dan vroeg mevrouw Van Eijk ook naar de georganiseerde fraude. Wat doen
we nu met de fraudebestrijding? Die moet natuurlijk ook plaatsvinden.
Dat is ook zo. Wat dat betreft is het ook van belang dat Toeslagen
blijft kijken naar signalen van fraude. Signaalregistratie en kijken
naar verwijtbaarheid en sanctioneren zijn zaken die weer beter worden
opgestart. Daarbij moet men wel realiteitszin houden, dus proportioneel
zijn, niet doorschieten in fraudebeleid, maar ook niet de ogen sluiten
als er fraude gepleegd wordt.
Dan vroeg de heer Mulder van de PVV: hoe is het mogelijk dat we nog
steeds te maken hebben met een Bulgarenfraude? De voorgaande
staatssecretaris heeft ook aangegeven dat de dienst Toeslagen die
signalen heeft ontvangen. Naar aanleiding van die signalen hebben de
FIOD en het Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld. Op die manier
komen deze signalen ook naar voren en vindt een zogenaamd tripartiet
overleg plaats. Op het moment dat de FIOD en het OM er aanleiding toe
zien, wordt het opgenomen voor verder onderzoek in de strafrechtketen.
Dat was het blokje heden.
Dan heb ik nog één blokje over verleden. De heer Van Baarle van DENK
vroeg: welke inspanningen gaat het kabinet leveren om te achterhalen
waarom en hoe discriminerende risicomodellen tot stand hebben kunnen
komen en wie is hiervoor verantwoordelijk? In het verleden hebben we
helaas gezien dat een aantal zaken mis zijn gegaan. Dat is ook
bevestigd, onder andere door de AP en het College voor de Rechten van de
Mens, maar ook door de parlementaire enquêtecommissie. We hebben
natuurlijk hieruit kunnen opmaken dat de inzet van algoritmes tot heel
veel problemen heeft geleid en in individuele gevallen zelfs heeft
kunnen leiden tot discriminatie. Daar moeten we natuurlijk van leren.
Dat betekent ook dat wij de situatie, als het gaat om de inzet van
algoritmes, beter moeten waarborgen. Op dit moment doet Toeslagen dit
met name door de aselecte steekproef ook ten opzichte van de populatie
te zetten, zodat je zeker weet dat eenieder in dezelfde grondslagen
dezelfde kans heeft om geselecteerd te worden. Ik denk dat dat heel erg
belangrijk is.
Dan vroeg de heer Van Baarle vervolgens ook nog: zijn er nog mensen
werkzaam bij de hersteloperatie die destijds betrokken waren? De mensen
die toen direct bij de ontwikkeling betrokken zijn geweest, zijn bij
mijn weten nu niet meer op deze afdelingen werkzaam. U moet zich
realiseren dat de risicomodellen met name door data-analisten en
gespecialiseerde medewerkers worden gemaakt en dat we op dit moment ook
aan het kijken zijn hoe we die teams veel meer multidisciplinair kunnen
maken, zodat mensen elkaars taal ook beter zullen spreken.
Zijn er nog personele consequenties verbonden aan misstanden? Ik kan
natuurlijk niet een openbaar functioneringsgesprek houden en we hebben
op dit moment niet de mogelijkheid om medewerkers individueel te
sanctioneren. We hebben het Pikmeerarrest gehad, dat daarvoor zorgde,
maar dit is wel onderwerp van bespreking.
De heer Van Baarle (DENK):
Op alle drie de punten van de beantwoording van de staatssecretaris heb
ik een vervolgvraag, allereerst de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren.
Het is tot op de dag van vandaag niet duidelijk hoe tijdens dat
kroningsweekend in die broedkamers is gekomen tot het gebruik van de
indicatoren die deze verschrikkelijke uitkomsten gehad hebben. Mijn
vraag is: is de regering bereid om een ultieme poging te wagen om te
kunnen reconstrueren hoe dat heeft kunnen gebeuren en waarom het besluit
is genomen om de leeftijd van het bsn als proxy voor migratieachtergrond
te gebruiken? Waarom zijn nationaliteit en dubbele nationaliteit erin
gekomen? We weten het gewoon niet. Is de regering bereid een ultieme
poging te wagen om dat te achterhalen?
Staatssecretaris Palmen:
Natuurlijk kunnen we daar nog een poging toe wagen. Ik vind het ook
prima om dat te doen, zeker als het erom gaat om iets te leren van die
besluitvorming. Maar ik kan u daar op dit moment natuurlijk geen
antwoord op geven, want dan ga ik hier staan gissen over hoe dat toen
tot stand is gekomen. Die vraag kan ik nu niet beantwoorden, maar ik wil
hier nog wel naar kijken.
De heer Van Baarle (DENK):
Mag ik het dan als een toezegging zien dat de regering die ultieme
poging gaat wagen om dat te achterhalen? En dan is mijn vraag natuurlijk
wanneer ik een terugkoppeling zou kunnen krijgen met het antwoord op de
vraag of die poging om dit nog te achterhalen, volgens de regering
haalbaar is en of die mogelijkheid is gevonden.
Staatssecretaris Palmen:
Ik snap wat u bedoelt. Op korte termijn kunnen we er een eerste
inschatting van geven of het inderdaad nog realistisch is om deze
gegevens terug te halen. Daar kan ik u dus op korte termijn nader over
informeren.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank. Dat is in ieder geval mooi. Vervolgens heb ik nadrukkelijk een
vraag gesteld over de modellen die op dit moment in den brede worden
toegepast door de overheid. Dan hebben we het zeker over leren. Mijn
vraag was of bij elk risicomodel, elk algoritme dat op dit moment
toegepast wordt, nauwgezet gedocumenteerd wordt wie hiervoor de opdracht
heeft gegeven en met welke reden welke indicator in het model wordt
toegepast. Ergo, kunnen we straks van elk model achteraf reconstrueren
waarom dat erin zit, zodat we aan mensen in het land ook kunnen
uitleggen waarom ze eventueel door zo'n model zijn geselecteerd? Dat kan
in het geval van de toeslagenouders niet meer, helaas, maar we moeten
ervoor gaan zorgen dat dat in de toekomst wel gebeurt. Wordt dat nu
nauwgezet in elk geval, in elk stadium van modelontwikkeling
gedocumenteerd?
Staatssecretaris Palmen:
Ik vind dat een wat lastige vraag. Mijn collega gaat daar zo meteen ook
nog wat nader op in. Het is natuurlijk ook een wettelijk vereiste dat
mensen navolgbaar moeten weten waarom zij geselecteerd zijn. Dus het is
wel heel erg van belang dat wij dat in ieder geval doen. Alleen kan ik u
niet beloven dat dat in het verleden altijd zo is gebeurd. Als u vraagt
of elke overheidsinstantie dat doet, kan ik dat op dit moment natuurlijk
niet zeggen. Ik kan alleen zeggen: ho eens even, we moeten ervoor zorgen
dat het navolgbaar is en dat het goed gedocumenteerd en geregistreerd
wordt.
De heer Van Baarle (DENK):
Volgens mij zei u dat de minister van Binnenlandse Zaken daar wellicht
nog op zal ingaan. Dat wacht ik dan nog af. En zo niet, dan wordt dit
misschien een motie die ik ga indienen.
Tot slot het derde punt, de sanctionering. Ik kan heel goed begrijpen
dat deze staatssecretaris, deze regering, niet man en paard kan noemen
en kan zeggen welke individuele medewerker als gevolg van de
toeslagenmisdaad een sanctie opgelegd heeft gekregen of is ontslagen. Ik
kan me wel voorstellen dat er in algemene zin aantallen genoemd kunnen
worden of dat op z'n minst onderkend kan worden dat er iemand ontslagen
is of dat er sancties zijn opgelegd als gevolg van de toeslagenmisdaad.
Het kan toch niet zo zijn dat duizenden mensen de ellende in zijn
geholpen door mensen die binnen de overheid werken — dat is een feit —
maar dat dit totaal geen consequenties heeft gehad? Kan dus op z'n minst
in algemene zin aangegeven worden dat ook het sanctioneringsmechanisme
binnen de overheid zijn beloop heeft gehad?
Staatssecretaris Palmen:
Ik kan daar natuurlijk niet diep op ingaan. Dat snapt u. Natuurlijk
kunnen wij geen sancties opleggen. Het antwoord op de vraag die u mij
stelt, kan ik u niet zomaar geven, maar wat er gebeurd is, en zeker wat
mensen is aangedaan in de toeslagenaffaire, is onderwerp van gesprek. U
moet echt van mij aannemen dat er ook in ambtelijk Nederland een enorme
schok heeft plaatsgevonden. Mensen zijn zich werkelijk rot geschrokken
van wat hier is gebeurd, ook wanneer zij werkzaam zijn geweest bij deze
afdelingen. In die zin trekken wij er dus lering uit. Daarmee maken we
het onrecht niet ongedaan — dat snap ik — maar we moeten daar wel van
leren.
De heer Van Baarle (DENK):
De staatssecretaris geeft aan geen sancties te kunnen opleggen. Ik
probeer het gewoon even heel goed te begrijpen. Moet ik nou concluderen
dat als gevolg van de toeslagenmisdaad niemand binnen de overheid een
sanctie opgelegd heeft gekregen en dat er niemand is ontslagen? Moet ik
dat concluderen? Dat zou ik heel ernstig vinden.
Staatssecretaris Palmen:
Ik ga hier verder geen antwoord geven. Het spijt me, maar dit is geen
vraag voor een openbaar debat.
Dan ben ik aan het einde gekomen van mijn inbreng.
De voorzitter:
Dan danken wij u daarvoor, maar er is nog een enkele vraag.
De heer Omtzigt (NSC):
Er zijn vragen blijven liggen. Ik hoopte daar gewoon antwoord op te
krijgen, in plaats van via interrupties. Dat zijn de volgende vragen.
Welke processen bij de Belastingdienst voldoen wel aan de AVG en welke
niet? Wanneer horen we dat? Krijgen we inderdaad een overzicht van wat
er bij de Broedkamer gespeeld heeft? Dertien wetten werden jarenlang
overtreden. Houdt de Belastingdienst zich op dit moment wel aan alle
wetten?
Staatssecretaris Palmen:
We komen binnenkort terug op de Broedkamer. We doen nog een laatste
poging om te achterhalen of we daar nog iets meer zicht op kunnen
krijgen.
Dan de vraag of de Belastingdienst zich aan de AVG houdt. We hebben
diverse privacyfunctionarissen in dienst. Zoals u weet, zijn de
privacyfunctionarissen in dezen eigenlijk gezanten van de AP. Er is
binnen ambtelijk Nederland dus in ieder geval een heel systeem opgetuigd
om daar wat meer zorg voor te dragen. Daarmee kan ik natuurlijk niet
garanderen dat dat overal bij alles en iedereen gebeurt, maar dat is wel
de lijn die we uitzetten.
De heer Omtzigt (NSC):
Deze antwoorden zijn niet voldoende. Even voor de helderheid: ik stel
hier nu al ongeveer tien jaar lang vragen over of de Belastingdienst aan
de AVG voldoet. De Belastingdienst voldoet daar niet aan. De rapportages
die we zien, laten zien dat slechts enkele processen aan de AVG voldoen
en de grote meerderheid van de processen niet. Totaal niet. Gegevens
worden gedeeld, het is nog steeds een grote bende en er worden allerlei
mensen aangesteld, maar ik wil gewoon een rapportage hebben over wanneer
de Belastingdienst aan de AVG voldoet. Laat dat volstrekt helder zijn.
Ik verwacht daar een toezegging op. Ik kom er als belastingplichtige
niet mee weg als ik zeg: ja, ik ga proberen te achterhalen wat ik nog
kan.
Er zijn hier tig vragen gesteld over de Broedkamer. Ik wil echt weten
wie bedacht heeft dat data-analisten hebben kunnen klooien met het aan
elkaar knopen van allerlei systeempjes, terwijl ze zich
wetgevingstechnisch nergens aan hielden. Ik verwacht dat daarover de
onderste steen boven komt. Als daar een ADR-onderzoek of wat dan ook
voor nodig is, dan komt dat er. Er ligt een stapel Kamervragen waar je u
tegen zegt. Daaruit is echt niks naar boven gekomen. Dat kan niet waar
wezen. Ik hoor graag — ik neem aan dat deze drie vragen binnen twee
weken schriftelijk beantwoord worden — of de Belastingdienst zich nu wel
aan de wetten houdt. Er waren dertien wetten waar ze zich jarenlang niet
aan hielden. Dat was de grond van het probleem. Ik vraag maar even om
schriftelijke antwoorden, want ik snap dat dat niet allemaal
onmiddellijk kan.
Ik zou DENK dan ook willen bijvallen in dit geval. Als we na al die
jaren nog steeds geen inzage kunnen hebben … Dat gaat niet over wie er
gestraft is bij de ambtelijke dienst. Maar ik heb hier nog een motie
ingediend omdat de klokkenluider ontslagen werd. Niet de huidige
staatssecretaris maar iemand anders had ons van informatie voorzien, zal
ik maar gewoon eerlijk zeggen. Als nu blijkt dat er in al die jaren
vooral veel geschrokken is bij de Belastingdienst, maar dat nog niemand
daar consequenties van heeft ondervonden, dan is dat best een belediging
voor alle toeslagenouders. En dan druk ik me mild uit. Ik hoop dus enig
inzicht te krijgen in of daar wel maatregelen voor zijn genomen.
Staatssecretaris Palmen:
Ook dat kan ik op dit moment sowieso niet beantwoorden, maar ik wil daar
uiteraard wel schriftelijk op terugkomen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik had voorspeld dat dit een extra interruptie zou kosten. Ik had twee
vragen gesteld die niet beantwoord zijn. De eerste vraag is of het
kabinet nog steeds van mening is dat institutioneel racisme heeft
plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft net een antwoord gegeven op
een vraag die over dit onderwerp ging, maar ze heeft op deze concrete
vraag nog geen antwoord gegeven. Het antwoord is denk ik: ja, het
standpunt is niet gewijzigd. Maar het feit dat ik geen antwoord krijg,
roept toch de vraag op of het kabinet dit expliciet wil bevestigen. De
tweede vraag ging over de AVG. De staatssecretaris had aangegeven dat ze
een deel van de beantwoording zou doen en dat minister Uitermark een
ander deel zou doen. Hoe of op welke termijn kunnen we ervoor zorgen dat
de Belastingdienst de grondslag krijgt, zodat gemeenten vooraf ingevulde
aanvragen en dus die gegevens van de Belastingdienst kunnen krijgen? Die
twee vragen had ik gesteld. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad.
Staatssecretaris Palmen:
Op beide vragen wil ik schriftelijk terugkomen, als u dat goedvindt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil even bevestigd hebben dat de staatssecretaris nu nog niet kan
beantwoorden of het kabinetsstandpunt afwijkt van Rutte IV en daarvoor,
namelijk het standpunt dat er sprake is geweest van institutioneel
racisme in de toeslagenaffaire. Klopt het dat de staatssecretaris die
vraag nu niet kan beantwoorden?
Staatssecretaris Palmen:
Nee, het vorige kabinet heeft dat geconcludeerd. Deze vraag is in het
huidige kabinet natuurlijk nog niet aan de orde geweest. Ik kan de vraag
daarom op dit moment niet beantwoorden.
De voorzitter:
De staatssecretaris komt er schriftelijk op terug. Ik neem aan dat u een
interruptie hebt in de richting van de staatssecretaris, meneer
Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Zeker, voorzitter. Ik wil toch nog even doorgaan op de eerdere
opmerkingen over consequenties voor mensen die bijvoorbeeld bij de
Belastingdienst hebben gewerkt en dingen hebben gedaan die niet deugen.
U gaf zelf het voorbeeld … Nee, de minister gaf het voorbeeld …
De voorzitter:
De staatssecretaris.
De heer Edgar Mulder (PVV):
De staatssecretaris voor Toeslagen gaf als voorbeeld dat er
data-analisten waren en dat het niet meer helemaal te herleiden was. Ik,
en ik denk de meesten met mij, snap dat een data-analist die een
programma heeft gemaakt daar niet persoonlijk voor ter verantwoording
wordt geroepen. Maar de staatssecretaris weet nog beter dan ik dat er
ook mensen heel actief bezig zijn geweest om zaken onder de pet te
houden en te verdonkeremanen. Iets met een memo ... Er zijn een hoop
dingen gebeurd die echt heel erg waren en die niet kunnen, waardoor
levens vernietigd zijn en de Staat uiteindelijk, al is dat misschien
iets minder belangrijk, 14 miljard betaalt. Ik kan gewoon niet geloven
dat die mensen geen consequenties ondervinden van wat ze misdaan hebben.
Het was een pure misdaad. U kunt geen namen noemen, maar er moet op de
een of andere manier wel een soort verantwoording worden afgelegd aan de
Tweede Kamer, de ouders en de samenleving over waarom mensen deze
misdaden bewust hebben begaan.
Staatssecretaris Palmen:
Dit is een herhaling van eerdere vragen. Ik heb daar al eerder antwoord
op gegeven. Ik kom daar schriftelijk op terug. We nemen dit mee in de
schriftelijke reactie.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Toch nog één vraag naar aanleiding van de terechte vraag van collega
Ceder. Ik snap dat alle technische vragen van de heer Omtzigt niet
gelijk top of mind zijn. Die zou ik ook niet kunnen beantwoorden. Maar
feit is dat Rutte IV heeft erkend dat er sprake was van institutioneel
racisme. Ik mag toch hopen dat het kabinet-Schoof I daar niet aan
twijfelt en dat het gewoon nog steeds erkend wordt.
Staatssecretaris Palmen:
Nogmaals, ik kom daar nog op terug in de tweede termijn, dus sneller dan
...
De voorzitter:
Sneller dan het licht.
Staatssecretaris Palmen:
Precies.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het
woord is aan haar.
Minister Uitermark:
Dank, voorzitter. Ook ik spreek graag een woord van dank aan de leden
van de enquêtecommissie, die veel werk hebben gehad aan het rapport dat
hier voor ons ligt. Het is een dik rapport. Dat rapport laat ook zien
dat er nog heel veel werk aan de winkel is. We hebben veel te veel oog
gehad voor de wet en voor het systeem van de overheid en te weinig voor
het recht en voor de mensen. Waar wij blind waren, moeten we de ogen
voortaan wijd open houden; niet alleen de ogen, maar ook de oren. Want
de mensen moeten weer centraal gaan staan. Dat moeten we met elkaar gaan
doen, want dat kan het kabinet niet alleen doen. Dat moeten we met
elkaar doen, hier in Den Haag, maar ook buiten Den Haag, daar waar de
uitvoering de regels naar de mensen toe brengt. We moeten dat gaan doen
door te werken aan een meer rechtvaardige en vooral meer menselijke
overheid. Dat heb ik u vandaag eigenlijk bijna allemaal zien en horen
omarmen. Voor mij betekent dit ook een belangrijke opgave als het gaat
om een sterke democratische rechtsstaat en goed bestuur. Niet voor niks
heeft dit kabinet een flinke som geld neergelegd voor de opgave die het
heeft vanuit goed bestuur, namelijk 200 miljoen structureel. Daarmee
kunnen we wat!
In een sterke democratische rechtsstaat moeten we mensen beschermen
tegen onrecht en willekeur. Daarvoor zijn wetten nodig die allereerst
goed en begrijpelijk zijn, maar die ook degelijk, doenbaar en
uitvoerbaar zijn. In de uitvoering van die wetten moet er ook recht
worden gedaan aan mensen. Dat is voor mij een heel belangrijk begrip,
want wanneer doe je recht aan mensen? Dat is ook de kern van goed
bestuur.
Recht doen aan mensen betekent ook dat we verder kijken dan de wet
alleen, want wie de wet leest, kent het recht nog niet. Als we het dus
hebben over recht, moeten we meer kijken naar rechtsbeginselen en die
meer centraal stellen, ook in het handelen van de overheid. Het betekent
ook dat we soms de wet- en regelgeving moeten aanpassen, zodat we
uitzonderingen kunnen maken en meer maatwerk mogelijk kunnen maken. Van
belang is vooral ook een cultuuromslag. Ik heb meerderen van u namelijk
horen zeggen dat het ook een kwestie van een cultuuromslag is, een
beweging die we met elkaar moeten maken om daadwerkelijk in ons handelen
meer oog te hebben voor mensen.
Voor ambtenaren geldt bijvoorbeeld sinds twee weken de nieuwe ambtseed.
Als een ambtenaar de eed gaat afleggen, ontvangt hij of zij ook een
toelichting, waarin de ambtenaar erop wordt gewezen dat zijn of haar
handelen ertoe doet voor de burger. In deze eed staat daarom onder
andere dat de ambtenaar iedereen rechtvaardig behandelt. Dat betekent
dat de ambtenaar niet alleen de regels respecteert, maar daarbij ook
kijkt naar wat rechtvaardig is en naar wat het betekent voor
mensen.
Het centraal stellen van die rechtsbeginselen betekent dus ook dat we de
wet- en regelgeving moeten aanpassen om maatwerk te kunnen leveren. Een
belangrijke ambitie hierbij is dat het kabinet onevenredige hardheden,
waardoor mensen in de knel komen, gaat opsporen, agenderen en aanpakken.
Dit is neergelegd in het regeerprogramma. Daarmee laten we zien dat het
ons echt ernst is. We markeren de belangrijkheid daarvan. Binnen het
ministerie van BZK wordt een programmaorganisatie ingericht die mij gaat
helpen om de coördinerende rol bij deze aanpak van hardheden verder uit
te werken. Deze zal zich gaan verbinden met de mensen in de aangesloten
organisaties die de aanpak van hardheden als speerpunt hebben. In het
bijzonder noem ik hierbij ook de verbinding met het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid als het gaat om de WOW.
Het oplossen van geconstateerde onevenredige hardheden is onder mijn
aanvoering een verantwoordelijkheid voor de hele ministerraad. Jaarlijks
zal een rapport worden uitgebracht met de titel Hardheden en
oplossingen. Maar het is niet iets wat wij als kabinet alleen kunnen
doen. Het vraagt iets van ons allemaal, ook van u als Kamer en van de
samenleving. Dit gaat veelomvattend en moeilijk zijn, maar we moeten ook
ergens beginnen. Dat begin is het ophalen van signalen. Ik heb meerdere
woordvoerders vandaag ook horen praten over concrete mensen en concrete
situaties. Die zijn vaak juist zo illustratief voor hoe de burger
uiteindelijk in de knel komt door een optelsom van handelingen van de
overheid. Dat is niet altijd zo bedoeld, maar ze werken wel zo
uit.
Daar hebben wij veel te leren, dus het begint met het ophalen van
signalen over concrete situaties van mensen en met actief luisteren naar
mensen, om te horen waar zij in hun contacten met de overheid
tegenaanlopen. Wij maken daarbij ook gebruik van organisaties die nu al
signalen van mensen ontvangen, zoals gemeenten, maar ook de Nationale
ombudsman, die daar natuurlijk veel kennis over heeft, departementen,
maar ook bijvoorbeeld de rechtspraak en publieke dienstverleners zoals
het UWV en de SVB. Ik hecht eraan om te zeggen dat voor de burger de
overheid één geheel is, geen verzameling van losse delen.
Ik richt het team dat nu aan de slag gaat, zo in dat dit de aanpak voor
de komende jaren gaat oppakken en in goede samenwerking komt tot een
uitwerking van een aanpak die gebaseerd is op casuïstiek. Ik zal uw
Kamer hierover dit voorjaar uitgebreider informeren. Ik hecht er ook aan
om dit eerst nog goed door te spreken met de organisaties die samen met
mij deze uitdaging aan zullen gaan. Vooruitlopend hierop kan ik alvast
wel melden dat ik constateer dat de goede wil om het goed te doen voor
mensen breed aanwezig is bij de genoemde mensen. Daaraan zie ik ook dat
we aan het begin van een nieuwe tijd staan, waarin we met elkaar kijken
door een andere bril en vinden dat de overheid dichter bij de mensen
moet zijn en ook voorbij de regels moet kunnen kijken als het gaat om
rechtdoen aan mensen.
Wij gaan investeren in een gezamenlijke aanpak, in oog en oor hebben
voor hetgeen mensen concreet als onevenredige hardheid hebben ervaren;
dat ze in de knel gekomen zijn door handelen van de overheid. We gaan
kijken hoe we dat verder kunnen oplossen en vooral actief in beeld
kunnen krijgen wat dat concreet betekent. Belangrijker nog, we gaan
vanuit de casuïstiek kijken naar de onderliggende patronen; de patronen
in de systeemwereld die ten grondslag liggen aan het ontstaan van die
problemen. Waar nodig gaan we daarop bijsturen.
Ik wil investeren in de ontwikkeling van een werkwijze en een houding
bij overheden waarmee wij dit onder de knie gaan krijgen. Bij deze
aanpak van hardheden heb ik ook het plan om een raad in te stellen voor
de aanpak van hardheden, met daarin partijen en personen die mij vanuit
het mensperspectief zullen bijstaan in het doorontwikkelen van die
aanpak.
Ik streef naar een overheid die weer menselijk, toegankelijk en dichtbij
is. Zo werk ik onder andere ook aan constitutionele toetsing en een
aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht, zodat meer gewicht toekomt
aan grondrechten en de beginselen van behoorlijk bestuur. Ik zal
daarover zo meteen nog iets meer zeggen, in antwoord op uw vragen, ook
over de planning. Het kabinet heeft dit opgenomen in het regeerprogramma
en daarmee geeft het ook opvolging aan de aanbevelingen van de
parlementaire enquêtecommissie. In het regeerprogramma wordt verder ook
de aanbeveling inzake persoonlijk contact opgevolgd.
Zo regelen we drie verbeteringen met het wetsvoorstel over versterking
waarborgfunctie van de Algemene wet bestuursrecht. Ten eerste moet op
een besluit worden vermeld hoe de geadresseerde in contact kan komen met
het bestuursorgaan. De bedoeling is dan dat de geadresseerde iemand te
spreken krijgt die het betreffende besluit op basis van het individuele
dossier ook kan uitleggen.
Als tweede wordt voorgeschreven dat in principe altijd contact wordt
opgenomen als een bezwaarschrift is ingediend. Dan kan worden bezien of
een probleem eenvoudig kan worden opgelost en nadere uitleg worden
geboden waardoor het volledig doorlopen van de bezwaarprocedure niet
meer nodig is. En dan kan worden vastgesteld of een zaak zonder
hoorzitting kan worden afgedaan en worden geïnventariseerd op welke
wijze een zinvolle invulling kan worden gegeven aan de verdere
procedure.
Als derde wordt de hoorplicht bij financiële beschikkingen aangepast,
zodat er bijvoorbeeld bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag in
zo'n geval eerst contact kan worden opgenomen. In het regeerprogramma
staat dat wij een overheid willen met de mogelijkheid van persoonlijk
contact. Wij werken daarom ook aan onze proactieve en burgergerichte
dienstverlening. Ook onderzoeken we hoe de overheid wettelijk beter
aanspreekbaar is op discriminerende handelingen. Ik kom daar zo meteen
nog op terug in antwoord op uw vragen. Het regeerprogramma heeft nog een
nadere uitwerking nodig. Dat is vandaag ook al meerdere keren genoemd.
Zo streven we ernaar de kabinetsreactie op het rapport van de
Staatscommissie rechtsstaat, waarmee ook een samenhang bestaat met het
rapport van deze enquêtecommissie, nog voor de zomer naar u toe te
sturen.
Ik zal nu uw vragen langslopen. Ik heb daarvoor vier blokjes. Als eerste
heb ik de algemene voortgangsvragen. Door GroenLinks-PvdA, NSC en BBB is
gevraagd naar de planning van de uitvoering van de aanbevelingen over de
waarborgfunctie van de Awb, de verzelfstandiging van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State, de constitutionele toetsing
en de reactie op het rapport van Amnesty.
Het wetsvoorstel Versterking waarborgfunctie Awb is in de eerste helft
van vorig jaar in internetconsultatie geweest. Gelijktijdig zijn toen
ook uitvoeringstoetsen gedaan. Inmiddels zijn er maar liefst 60
uitvoeringstoetsen ontvangen. Er zijn ook meer dan 150 adviezen en
reacties binnengekomen. Momenteel worden al deze reacties beoordeeld en
verwerkt in een nieuwe versie van het wetsvoorstel. Er vinden ook
overleggen plaats met uitvoeringsorganisaties over de uitvoerbaarheid
van die voorstellen. Het is het streven dat een aangepast wetsvoorstel
voor de zomer van dit jaar aan de Raad van State voor advies kan worden
aangeboden.
Voor de verzelfstandiging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State zal het kabinet binnenkort de contouren schetsen. Op
basis daarvan wil het kabinet ook zo snel mogelijk een wetsvoorstel
indienen. Daarin treed ik ook samen op met de staatssecretaris
Rechtsbescherming, die ook op nadere vragen zal ingaan. Dan is …
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek. U heeft een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Over de versterking waarborgfunctie Awb. In de kabinetsreactie staat
heel duidelijk dat er geen middelen beschikbaar zijn. Nu weet ik uit
andere wetgevingstrajecten dat de minister van Financiën soms zegt: dat
wetsvoorstel mag niet naar de Raad van State, want er zijn geen
financiën beschikbaar voor de uitvoering. Nu zegt de minister wel: we
gaan 'm gewoon voor de zomer naar de Raad van State sturen. Mag ik er
dan van uitgaan dat het ambitieniveau en de voortgang niet belemmerd
worden door het gebrek aan financiën?
Minister Uitermark:
U kunt denk ik uitgaan van de woorden over mijn planning. Ik ben van
plan om dat voor de zomer van 2025 aan de Raad van State te zenden. Op
dit moment bekijken we alle adviezen en alle toetsen die zijn gedaan.
Die nemen we mee in de reactie. Maar de planning is nu dat we dit voor
de zomer doen.
De heer Dijk (SP):
De heer Sneller van D66 stelt een hele terechte vraag. Die had ik
eigenlijk ook. Ik heb die vragen eigenlijk bij alle aanbevelingen. Ik ga
ze toch stellen, ook bij de andere bewindspersonen. Ik heb goed
geluisterd naar de Kamer, die duidelijk zegt dat alle aanbevelingen
overgenomen moeten worden. Ik heb net geluisterd naar de minister van
Sociale Zaken. Die zei iets vergelijkbaars. Dat geldt dus ook voor de
aanbevelingen die geld gaan kosten. Ik wil hier nu wel weten hoe u dat
gaat doen.
Minister Uitermark:
Ik geef u net aan dat we bezig zijn met het verwerken van al die 60
toetsen en al die reacties die we binnen hebben gekregen. Pas daarna zal
ik u kunnen zeggen wat onze inschatting is van wat dit verder financieel
betekent. De planning is om het voor de zomer naar de Raad van State te
sturen. Nogmaals, dat vergt afstemming tussen mij en de staatssecretaris
Rechtsbescherming.
De heer Dijk (SP):
Dan ga ik de vraag van de heer Sneller nog een keer heel concreet maken.
Dat betekent dat financiën geen belemmering zijn.
Minister Uitermark:
Nee, dan heeft u mijn woorden niet goed begrepen. We zijn nu bezig met
het verwerken van alle uitkomsten van de toetsen en adviezen. Het wordt
vervolgd. Ik doe nu nog helemaal geen uitspraak over de vraag of de
financiën een belemmering zijn. Daar heb ik op dit moment nog geen
concreet zicht op. U zult het echt nog even moeten afwachten.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
In vervolg hierop. Kan het ook betekenen dat de Kamer over een paar
maanden te horen krijgt: sorry, het gaat niet lukken, want er is geen
geld? Bijvoorbeeld de ABD, sociale advocaten, de Autoriteit
Persoonsgegevens, het recht op persoonlijk contact: allemaal dingen die
we willen en die geld kosten, terwijl er nog geen geld is. Kan de
uitkomst van de hele voorjaarsbesluitvorming straks zijn: het is helaas
niet gelukt; we gaan het niet uitvoeren, want er is geen geld
beschikbaar? Dan hebben we volgens mij vandaag een heel ander
gesprek.
Minister Uitermark:
Ik denk dat u nu de vraag verbreedt van de ABD naar de bredere
aanbevelingen. Daar is het net ook al over gegaan. Ik hecht aan een goed
samenspel. Ik heb echt wel gehoord vanmorgen, eigenlijk de hele dag al,
dat een aantal van u zegt dat het te langzaam gaat. Ik zie uw kritiek
ook als een aansporing om het verder te brengen. Het kabinet heeft
aangegeven hoe we nu ervoor staan. Volgens mij is er een heldere
afspraak dat er een voortgangsrapportage komt, waarin de voortgang op
alle aanbevelingen zal worden gerapporteerd. Dan kunt u goed de vinger
aan de pols houden.
Ik was gebleven bij de constitutionele toetsing. Daar zijn twee vragen
over gesteld. De vraag van BBB ging over de wezenlijke stappen sinds
februari 2024. De vraag van de anderen zag op de voortgang van het
voornemen in het regeerprogramma om het verbod op het toetsen van wetten
aan de Grondwet af te schaffen en om een grondwettelijk hof in te
stellen. Voor wat het laatste onderdeel betreft, werk ik samen met de
staatssecretaris Rechtsbescherming aan deze belangrijke opdracht uit het
hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Ik kan u zeggen dat wij dat
met veel prioriteit hebben opgepakt. Daar komen veel vraagstukken onder
weg, die wij zorgvuldig met elkaar hebben doordacht. Het gaat ook om een
contourennota, waarin wij de contouren schetsen waarlangs de vragen die
eronder wegkomen, uitgedacht zijn. Ik ben blij dat ik kan zeggen dat we
daar een heel eind mee op streek zijn en dat ik verwacht dat ik die
binnenkort naar de Kamer kan sturen.
Als het gaat om de acties die door het vorige kabinet zijn ingezet, ga
ik iets verder terug, naar vorig jaar. Onder het vorige kabinet werd er
al gewerkt aan constitutionele toetsing. Er is namelijk gereageerd op de
initiatiefnota van het lid Omtzigt over constitutionele toetsing. Er is
ook ingegaan op het toetsingskader. Ook is het onderzoek van de
Universiteit Maastricht, dat in opdracht van mijn ministerie werd
verricht naar de grondwettelijke beperkingssystematiek, aan de Kamer
aangeboden. Ik ben verheugd dat dit onderwerp steeds meer in de
belangstelling is komen te staan en dat we nu met elkaar flinke stappen
gaan zetten op het gebied van constitutionele toetsing.
Dan was er nog een vraag gesteld over het Amnesty-rapport. Amnesty
bespreekt in het rapport de risico's op etnisch profileren en
discriminerende controles door verschillende overheidsorganisaties. Het
rapport geeft een overzicht van de maatregelen die volgens Amnesty nodig
zijn voor een effectieve aanpak van etnisch profileren en
discriminerende controles. In de reactie worden de maatregelen die het
kabinet al treft, en de verdere inzet van het kabinet op etnisch
profileren, uiteengezet. Ik noem de instelling van verschillende externe
adviescommissies bij de uitvoeringsorganisaties, die adviseren over het
ethisch omgaan met risicoscans en het aselect selecteren in aanvulling
op risicogericht toezicht.
Dan heb ik een vraag van de heer Omtzigt: klopt het dat met het
wetsvoorstel Versterking waarborgfunctie Awb uitvoering wordt gegeven
aan mijn motie over de burgerlus, en waarom duurt het zo lang? Ja, het
klopt dat daaraan daarmee uitvoering wordt gegeven. De positie van een
burger in procedure bij de bestuursrechter wordt versterkt doordat een
burger de gelegenheid kan worden gegeven om zijn beroepsgronden verder
te onderbouwen. De bestuursrechter kan de burger bij de burgerlus om
aanvullende bewijzen vragen. Momenteel worden de uitvoeringstoetsen, de
reacties op en de adviezen over het wetsvoorstel bestudeerd. We gaan de
komende maanden hierover in gesprek met de publieke dienstverleners en
met de rechtspraak. Het is mijn streven om het wetsvoorstel zo snel
mogelijk aan de Raad van State aan te bieden voor advies.
Dan kom ik bij de beantwoording van de volgende vragen over de Awb,
hardheden en persoonlijk contact. Wat betreft hardheden is mij gevraagd
of de regering kan aangeven hoe de cyclus wordt ingericht en wat zij
verwacht van de Tweede Kamer. Ik heb daarover net al iets gezegd. Er is
een programmateam geïnstalleerd bij BZK. Er komt een raad die daarin
adviserend zal optreden. Ik ben bezig met de uitrol van de aanpak.
Daarover zal ik uw Kamer in het voorjaar verder informeren. We vinden
het vooral belangrijk om vanuit de casuïstiek te leren. Zoals ik net
zei, zijn hier voorbeelden genoemd die heel treffend weerspiegelen hoe
de regels op iemand uitwerken. Het is mijn vaste overtuiging dat juist
vanuit de casuïstiek en de problematiek heel duidelijk zichtbaar wordt
wat de patronen zijn die daaraan ten grondslag liggen en dat daar de
leeropdracht ligt voor ons als overheid. Het is dus belangrijk om
daarvan te leren en om zo te zorgen dat onevenredige hardheden waardoor
onze burgers in de knel komen, kunnen worden voorkomen.
In de eerste cyclus heeft het opsporen dus de meeste aandacht. Dat doen
we via een aantal wegen. Naast het uitvragen bij de in het
regeringsprogramma genoemde organisaties, waarvan uw Kamer er overigens
ook een is, maken we gebruik van instrumenten die inmiddels zijn
ingericht en die zorgen dat signalen direct in het contact met de burger
worden verwerkt. Denkt u daarbij bijvoorbeeld aan het door collega Van
Eijk genoemde signaalreglement bij de Belastingdienst. Ook kijk ik op
welke manier bijvoorbeeld een aanmeldpunt voor professionals uit de
praktijk en burgers kan worden ingericht, om zo op een hele
laagdrempelige manier signalen te ontvangen. Net is in de Kamer genoemd
dat de ambtenaren die in de praktijk en de uitvoering werken het meeste
zicht hebben op burgers die in de knel raken. Dat is ook mijn
overtuiging. Ik vind het belangrijk om op deze manier, in aanvulling op
de meldingsmogelijkheden die er al zijn, ook op mijn ministerie
laagdrempelig casuïstiek te kunnen aanbrengen.
Met alle betrokken partijen brengen we de verkregen signalen in
samenhang en bepalen we wat nodig is om de meest urgente onevenredige
hardheden op te lossen. Zoals gezegd gaan we aan de hand van concrete
casuïstiek zorgvuldig aan de slag. Wat kunnen we eraan doen? Het gaat
vooral om leren hoe de burgers op deze manier, door toedoen van de
overheid, ernstig zijn bekneld. Vaak was dat onbedoeld. En hoe kunnen we
dat aanpakken?
De heer Omtzigt (NSC):
Dank voor de uitgebreide uitleg over hoe de oplossingen voor die
hardheden gaan werken. De vraag is wanneer aan de Tweede Kamer, de
Eerste Kamer, de Ombudsman en iedereen die verder gevraagd wordt, wordt
gevraagd om input te leveren. En hoe zorgen we dat we daarover met
elkaar een gesprek hebben? Dan kunnen wij aan deze kant van de Tweede
Kamer wellicht een proces inrichten waardoor we met z'n allen kunnen
kijken welke hardheden we samen aan de regering willen voorleggen.
Minister Uitermark:
Ja, dat is denk ik een hele cruciale vraag. We zijn nu hard aan de slag
om zo'n proces in te richten. Die vraag heeft mij ook al vanuit meerdere
kanten bereikt, ook omdat er jaarverslagen van organisaties komen.
Iedereen zoekt het goeie moment. We zijn nu aan de slag met het
inrichten van dat proces. Zoals ik net ook aangaf, zullen we ergens
tussen nu en 1 april een proces hebben ingericht voor het ophalen van
signalen. Het is mijn ambitie om in september van dit jaar het eerste
rapport Hardheden en oplossingen aan uw Kamer te kunnen presenteren, en
om dat jaarlijks te herhalen.
De heer Omtzigt (NSC):
September lijkt me ... Ik snap het, maar dat betekent dat we hier ergens
in mei met elkaar een gesprek hebben, open, schriftelijk of hoe dan ook,
over welke hardheden de Kamer aan kan geven. Dan kunnen we zeggen: die
wetten, die werken niet en daar krijgen we tientallen mails over, want
mensen komen knetter klem te zitten bij het UWV of als ze een rijbewijs
willen aanvragen bij het CBR. Of ze komen bij jeugdzorg klem te zitten,
waar er volgens het Europese antifoltercomité, dat daar een bezoek heeft
afgelegd, nog steeds kinderen in illegale grepen worden genomen. Dat
soort totale hardheden in beleid kunnen we dan aanleveren. Ik denk dan
ook aan kinderen die uit huis geplaatst zijn, maar niet teruggeplaatst
worden en, aan ouders die geen contact kunnen hebben met hun kinderen.
Mensen hebben van de uitvoering van dergelijk beleid ongelooflijk veel
pijn en last. We horen dus van de regering een datum, ergens in mei,
waarop we hierover kunnen overleggen. Dan zullen wij ook een aantal van
deze mensen vragen om daarover hier te spreken, want dan wordt het
duidelijk waar we het over hebben.
Minister Uitermark:
Ja. Ik houd ervan om een concrete richting aan te geven en daarom gaf ik
net aan: in het eerste kwartaal. Wat mij betreft heeft u die datum voor
1 april. En uw Kamer weet mij goed te vinden. Maar het gaat mij juist
ook om de instanties daarbuiten: de externe instanties, maar ook burgers
zelf en mensen in de praktijk. Ik wil dat natuurlijk niet voor elke
hardheid, maar wel daar waar het echt onevenredig hard knelt en onze
burgers door de overheid worden vermorzelt. Dus u krijgt van mij een
datum.
Er is een vraag gesteld over het recht op persoonlijk contact. Laat ik
vooropstellen dat ik persoonlijk contact tussen de overheid en de burger
echt superbelangrijk vind, want het draagt bij aan een snelle oplossing
van vragen en discussies, zodat problemen en geschillen eerder worden
opgelost. Ik ben er diep van overtuigd dat je in een goed gesprek heel
veel kunt oplossen.
Het recht op contact wordt niet in die letterlijke vorm vastgelegd,
omdat niet kan worden geregeld dat zo'n recht in alle gevallen kan
worden verwezenlijkt. Wel wordt in het wetsvoorstel Versterking
waarborgfunctie Awb op onderdelen een verplichting voorgesteld om dat
contact tot stand te brengen. Ik noemde net ook al die drie
verbeteringen. Dus als het gaat om besluiten, dan moet worden vermeld
hoe de geadresseerde in contact kan komen met het bestuursorgaan. Dus
krijgt u een besluit van de overheid, dan moet daar gewoon een
contactmogelijkheid op worden vermeld, zodat u ook iemand te spreken kan
krijgen die het besluit kan toelichten op basis van het individuele
dossier. Maar het initiatief daartoe ligt bij de burger. Die moet daar
dan wel toe in staat zijn en dat is die burger ook, omdat de
contactgegevens in het besluit zullen worden opgenomen.
Ten tweede wordt er voorgeschreven dat er in principe altijd contact
wordt opgenomen bij een bezwaarschrift. En dan ligt het initiatief niet
bij de burger maar bij de overheid. Dat contact dient ertoe om te bezien
of een probleem eenvoudig kan worden opgelost en om nadere uitleg te
bieden. Daardoor is het volledig doorlopen van de bezwaarprocedure
wellicht niet meer nodig. Verder biedt het ook de mogelijkheid om vast
te stellen of een zaak zonder hoorzitting kan worden afgedaan of om te
kijken op welke wijze juist een zinvolle invulling aan de verdere
procedure kan worden gegeven.
Ten derde wordt de hoorplicht bij financiële beschikkingen zo aangepast
dat bijvoorbeeld bij de terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag
eerst ook contact wordt opgenomen.
Los van het recht gaat het natuurlijk ook om de mogelijkheid om met de
overheid in contact te treden. Samen met publieke dienstverleners werkt
het kabinet aan de structurele borging van overheidsbrede loketten in de
praktijk. Daar kunnen mensen terecht als ze iets moeten regelen met de
overheid, maar ook als ze vragen hebben waar meerdere
uitvoeringsorganisaties bij betrokken zijn. Op dit moment zijn er in
acht gemeenten overheidsbrede loketten ingericht, maar dat wordt in dit
kwartaal uitgebreid tot 25. Daarbij geldt ook het principe dat er geen
onjuiste deur is. Dus bij die brede overheidslocaties bent u gewoon aan
de goede deur en wordt er gezorgd dat uw probleem adequaat wordt
opgepakt.
Persoonlijk contact is een middel, maar geen doel op zichzelf. Een
bestuursorgaan dient zo veel mogelijk open te staan voor persoonlijk
contact, maar in sommige gevallen gaat het om erg grote aantallen. Het
vastleggen van een recht op contact, een afdwingbaar in de wet
neergelegd recht op contact in alle gevallen, maakt daarom geen
onderdeel uit van de plannen. Maar we bevorderen wel dat er op bepaalde
momenten zo veel mogelijk persoonlijk contact tot stand komt.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Over het laatste punt heb ik nog een vraag. Ik zie dat het kabinet een
paar stapjes neemt en die lijken me op zich een vooruitgang. Maar het
advies was: zet het recht op persoonlijk contact in de wet. Het kabinet
zegt "dat kan niet", maar ik ben dan gewoon benieuwd waarom niet.
Hoeveel geld kost het? Hoeveel fte's kost het? Wat zijn precies de
bottlenecks? Als we met elkaar zeggen dat het wél gewoon in de wet moet,
wat is er dan nodig om dat wel te laten lukken?
Minister Uitermark:
Dat is een heel specifieke vraag. Ik zal er in tweede termijn een
specifieker antwoord op geven.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank aan de minister voor de toelichting, die heel helder was. Ik
begrijp dat zij een heel duidelijk onderscheid maakt tussen het recht op
persoonlijk contact en de mogelijkheid tot persoonlijk contact, en dat
het recht vooral ziet op besluiten, bezwaarschriften, beschikkingen et
cetera. Maar onze zorg zit juist veel meer in het proces daarvoor, op
het moment dat een burger informatie moet aanleveren maar geen idee
heeft wat er precies mee wordt bedoeld. Je hebt het dan bijvoorbeeld
over het aanvraagformulier voor een toeslag. Juist in die fase zouden we
graag zien dat dat recht beter wordt geborgd. Kan de minister in de
tweede termijn ook daar specifiek op terugkomen?
Minister Uitermark:
Ja, voorzitter, dat zal ik doen. Ik begrijp de vraag ook.
Dan heeft de heer Sneller gevraagd of zijn beeld klopt dat het kabinet
nu terugtrekkende bewegingen maakt ten opzichte van het eerdere
ambitieniveau waar het de Wet versterking waarborgfunctie Awb betreft.
Dat beeld klopt niet; er is geen sprake van een terugtrekkende beweging.
Het is voor het kabinet belangrijk om in te zetten op een meer
menselijke maat. Daar is dit wetsvoorstel heel belangrijk in. Met dit
wetsvoorstel worden aanpassingen doorgevoerd om de dienstverlening van
de overheid te verbeteren en om het persoonlijk contact te bevorderen —
we hadden het er zojuist al over — maar ook om de menselijke maat te
versterken en hardheden te voorkomen. Ik vind dat echt essentieel om te
komen tot beter bestuur en tot een overheid die mensen meer centraal
stelt, een overheid die meer naast de mensen staat in plaats van soms
tegenover hen.
Maar tegelijkertijd is het net als bij andere wetsvoorstellen belangrijk
dat nieuwe regels uitvoerbaar zijn en dat er voldoende middelen en
menskracht beschikbaar zijn. Dat geldt nog eens te meer bij aanpassingen
aan de Awb, want de Awb is een álgemene wet bestuursrecht, die van
toepassing is op vrijwel al het overheidshandelen en die dus voor alle
bestuursorganen in Nederland gevolgen heeft.
Ik gaf u net aan dat we druk bezig zijn met die 60 toetsen en 150
adviezen en reacties. Ik zou de publieke dienstverleners en ook andere
belanghebbenden zoals de rechtsprekende instanties echt tekortdoen als
ik deze inbreng niet zorgvuldig bestudeer en serieus neem. Het is
bijvoorbeeld niet de bedoeling dat een bepaald onderdeel van het
wetsvoorstel contraproductief uitwerkt of in de praktijk geen
toegevoegde waarde blijkt te hebben. Om daar meer zicht op te krijgen
vinden er de komende tijd dus gesprekken plaats met
uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak. Zoals gezegd is het het
streven om het wetsvoorstel verder uit te werken en zo snel mogelijk aan
te bieden aan de Raad van State.
De heer Sneller (D66):
Dank. In de kabinetsreactie stond dat reacties nader moesten worden
gewogen. Dat is meestal Haags jargon voor "nou, gezien de reacties weten
we het zo net nog niet." Ik ben dus blij met deze woorden. Mijn andere
huivering was bij de zin "ook is op dit moment nog niet voorzien in
financiële dekking". Ik weet namelijk gewoon uit alles wat de minister
nu zegt dat de Haagse boekhoudregels zeggen dat het extra geld gaat
kosten. Dat was dus de reden dat ik wat aarzelde of het wel gaat
gebeuren, want we weten hoe moeilijk het is om op de begroting van BZK
een veel kleiner bedrag te vinden dan wat er nodig zal zijn.
Minister Uitermark:
Ik begrijp uw vraag, maar het antwoord kan ik u vandaag gewoon nog niet
geven. Dar heb ik echt beter zicht voor nodig.
Dan heeft de heer Sneller maar ook de heer Omtzigt gevraagd naar de
bezwaartermijn van zes weken. Waarom willen wij die, anders dan het
enquêterapport aanbeveelt, bij financiële beschikkingen handhaven?
Willen we toch eens naar die aanbeveling kijken en bezien wat er wel
mogelijk is? Ik ben me er heel goed van bewust dat het voor een burger
grote gevolgen kan hebben als een bezwaarschrift niet inhoudelijk wordt
behandeld omdat het te laat is ingediend. Ik weet dat echt. Ik ben in
mijn vorige leven jarenlang rechter geweest; ik heb het zelf ook
meegemaakt.
Wat is er mogelijk? Als iemand te laat is, zijn er redenen voor
verschoonbaarheid mogelijk. Er kan een reden zijn om een uitzondering te
maken wat betreft de zeswekentermijn. Dat is het ventiel. Ik wijs erop
dat het kabinet eerder een verlenging van de bezwaar- en beroepstermijn
voor het sociale domein heeft voorgesteld, namelijk in de
preconsultatieversie van het wetsvoorstel Versterking waarborgfunctie
Awb. Maar zowel uitvoeringsinstanties als rechtsprekende instanties
lieten in hun reactie daarop weten dat verlenging van de termijn ook
negatieve gevolgen heeft en dat het hanteren van verschillende termijnen
in verschillende domeinen kan leiden tot verwarring en meer
complexiteit. Ook lieten de instanties weten dat het te laat indienen
van een bezwaarschrift doorgaans niet wordt veroorzaakt door de lengte
van een termijn, maar door een, al dan niet tijdelijk, verminderd
doenvermogen. Daarom heeft het kabinet in de kabinetsreactie de
aanbeveling over verlenging van de termijn niet overgenomen.
Maar ik heb u vanmorgen ook goed gehoord. Ik heb gehoord hoeveel belang
u hecht aan dit onderdeel. Vanwege de grote gevolgen voor burgers sta ik
er dus positief tegenover om de verlenging van de bezwaartermijn
nogmaals te onderzoeken. Dan zal ik daar vanzelfsprekend het perspectief
van burgers ook bij betrekken; daar was een vraag over gesteld. Dit zal
ik doen bij het verwerken van de consultatiereacties en de
uitvoeringstoetsen wat betreft het wetsvoorstel Versterking
waarborgfunctie Awb. Dat gebeurt in nauwe samenhang met een mogelijke
verdere verruiming — dat is namelijk de andere optie — van de regeling
voor de verschoonbaarheid wat betreft de termijnoverschrijding.
De heer Sneller (D66):
Mooi. Dat is een mooie stap, denk ik. Ik zou u het volgende willen
meegeven als denkrichting. Waarom zit alleen het sociaal domein in die
preconsultatie? Die financiële beschikkingen zitten natuurlijk vooral
daar, maar misschien is het wel een oplossingsrichting om die financiële
beschikkingen als categorie te nemen en dit daarvoor van toepassing te
verklaren. Als je namelijk naar het criterium van verschoonbaarheid gaat
kijken en daaraan gaat sleutelen, ga je daarover meer rechtszaken
krijgen. Maar dat wil je volgens mij juist voorkomen. Maar nogmaals, het
is denk ik een mooie handreiking als u daar nog een keer serieus naar
wil kijken.
Minister Uitermark:
Ja, dat gaan we doen. Ik neem uw suggestie ook mee.
Dan was er nog een vraag van de heer Sneller: het kabinet wil het recht
op vergissen wettelijk regelen, maar waarom dan alleen voor de
toeslagen? Het recht op vergissen geeft invulling aan het uitgangspunt
van vertrouwen in de burger. De minister van Sociale Zaken heeft net ook
nog een keer benadrukt dat dat een belangrijk uitgangspunt is. Mevrouw
Rikkers is opgevoed met het motto "vertrouwen is goed, maar controleren
is beter", maar ik ben zelf opgevoed met het motto "wie goed doet, goed
ontmoet". We gaan in ieder geval meer uit van vertrouwen in de burger.
Dat vind ik een belangrijk uitgangspunt.
In het regeerprogramma staat dat het kabinet zal bezien of een verdere
versterking van het recht op vergissen uniform en domeinoverstijgend
gerealiseerd kan worden. Maar het is niet zo dat het kabinet dit
uitsluitend voor het domein van de toeslagen wil regelen. Zoals ook in
de kabinetsreactie staat, zal het recht op vergissen ook worden
opgenomen in het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid. Met dat
voorstel krijgen publieke dienstverleners op het terrein van sociale
zekerheid verschillende mogelijkheden om passend te reageren op een
overtreding.
Maar het kabinet zal ook nagaan of het mogelijk en wenselijk is om in
andere sectoren een regeling te treffen die invulling geeft aan dit
genoemde uitgangspunt, het recht op vergissen. Conform de toezegging aan
uw Kamer van de voormalige minister voor Rechtsbescherming wordt het
aspect van het vergisrecht momenteel ook betrokken bij het verwerken van
de internetconsultatiereacties en de uitvoeringstoetsen wat betreft het
wetsvoorstel Versterking waarborgfunctie Awb.
Dan denk ik dat ik door de vragen in dit mapje heen ben. Dan heb ik nog
twee mapjes over. Dat is ten eerste het mapje discriminatie en AI. Als
eerste is gevraagd door de heer Van Baarle van de fractie van DENK en
door de heer Omtzigt van NSC waarom het onderzoek over eenzijdig
overheidshandelen vooruitgeschoven wordt en wanneer het wetsvoorstel
verwacht kan worden. Het wordt niet vooruitgeschoven. Op dit moment
wordt onderzocht hoe het kabinet er uitvoering aan zal geven. Wat mij
betreft is de vraag niet meer óf het kabinet er uitvoering aan zal
geven, maar hoe. De overheid is bij haar handelen nu al gebonden aan
artikel 1 van de Grondwet, dat discriminatie verbiedt op grond van
godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht,
handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook. Maar de
Algemene wet gelijke behandeling heeft een iets ander toetsingskader dan
artikel 1 van de Grondwet. Ik zal uw Kamer dit voorjaar informeren over
de voortgang van het onderzoek, maar het is wel technische materie. Ik
kan uw Kamer aanbieden om via een technische briefing nader te worden
geïnformeerd over de hoe-vraag.
De vraag over institutioneel racisme is eigenlijk net al door mijn
collega beantwoord.
Dan is er de vraag: kan het kabinet aangeven wanneer het
doorlichtingsinstrument bij de hele rijksoverheid wordt ingevoerd? Ik
zie het echt als een toegevoegde waarde dat de staatscommissie
discriminatie met externe en onafhankelijke expertise onderzoek doet
naar het versterken van de aanpak van institutioneel racisme. Ik vind
het van belang dat overheidsorganisaties uiteindelijk ook zelf deze
doorlichting doen, omdat het zal bijdragen aan meer bewustwording binnen
de eigen organisatiecultuur over discriminatie en racisme. Het
instrument kan door overheidsorganisaties worden gebruikt om erachter te
komen of in hun eigen organisatie sprake is van risicofactoren die al
dan niet onbedoeld tot institutioneel racisme kunnen leiden. Het is
ontwikkeld voor overheidsdiensten met burgercontacten, maar het
voornemen is om het instrument ook geschikt te maken voor
beleidsdepartementen van de rijksoverheid. Daar bestaat veel interesse
voor dit instrument. Het is in enkele pilots al getest en daarmee
vervult het een voortrekkersrol. Het eindrapport van de staatscommissie
zal halverwege volgend jaar verschijnen, maar dit voorjaar verwacht ik
een tussenrapportage over het doorlichtingsinstrument en de public
sector equality duty. Naar aanleiding van deze tussenrapportage zal ik
bezien of we al kunnen duiden hoe en wanneer er opvolging gegeven gaat
worden aan het rapport van de staatscommissie. Maar het is nu nog net
iets te vroeg om daar toezeggingen over te doen.
Dan is er een vraag van GroenLinks-PvdA, van meneer Stultiens. Hij
vraagt hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat discriminatie van de
werkvloer wordt verbannen. De afgelopen paar jaar is er al het nodige
gedaan binnen de rijksoverheid, maar de aanpak is eerlijk gezegd gewoon
te versnipperd en de effecten zijn onvoldoende. Daarom wil ik toe naar
een veel meer gestructureerde aanpak van dit belangrijke probleem.
Rijksbreed zullen daarom periodiek beleids- en effectrapportages over
discriminatie en racisme worden opgeleverd, waardoor de rijksoverheid
veel meer inzicht krijgt in beleid, de targets voor de inzet en het
effect daarvan. Op basis daarvan kan ik dan weer beter monitoren en
sturen. Er zullen in ieder geval ook maatregelen worden genomen op het
gebied van de normstelling, de handelingsvaardigheid van leidinggevenden
— dat is een heel belangrijk element — de voorzieningen om te melden en
de handhaving. Daarbij zal ik de aanpak verbreden naar de verschillende
juridische gronden van discriminatie. Verder zal ik het onderzoek dat
gedaan is specifiek naar discriminatie en racisme op de werkvloer weer
gaan herhalen. Om leidinggevenden te ondersteunen in de aanpak en de
handhaving van discriminatie en racisme op de werkvloer zal ik een
handreiking opleveren. Ik zal u in het voorjaar nader informeren over
deze aanpak. We hebben ook al een commissiedebat hierover gehad, waarin
ik duidelijk heb aangegeven dat ik mij hiervoor zal inspannen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Korte dubbelcheck. Het was dus hiervoor te versnipperd en dat gaan we nu
meer centraal bij de minister van BZK leggen. Dat betekent dus dat zij
zich ook verantwoordelijk voelt voor alle ambtenaren bij andere
ministeries, niet alleen voor die van haarzelf.
Minister Uitermark:
Deze discussie hebben we in het commissiedebat ook al gevoerd. Iedere
minister is verantwoordelijk voor zijn eigen departement. Ik heb daar
stelselbreed over de departementen een coördinerende
verantwoordelijkheid in, maar die neem ik wel heel serieus.
Dan is de vraag gesteld door de heer Van Baarle of ik kan toezeggen dat
de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme permanent wordt
gemaakt en ook dat zijn budget wordt uitgebreid. Dat kan ik nu niet
toezeggen, want daar moet nog besluitvorming over plaatsvinden. Dat is
bekend, denk ik. Ik ben het wel met u eens dat de NCDR voldoende
financiële middelen moet hebben om zijn taken goed te kunnen uitvoeren.
Uit de evaluatie volgt, zo kan ik zeggen, dat de NCDR een waardevolle
aanvulling is op het stelsel voor de aanpak van discriminatie en ook dat
rollen, taken en verwachtingen zich op dit moment verder
uitkristalliseren. Daar ga ik de komende tijd het gesprek verder over
aan met de Nationaal Coördinator, met het oog op het besluit over
verdere verlenging. Ik zal uw Kamer in het voorjaar informeren, dus nu
dit voorjaar, over de verlenging van de NCDR.
Ik heb nog een vraag van de heer Van Baarle en die gaat over de
risicomodellen, namelijk of ik kan garanderen dat alle stappen voor de
ontwikkeling van risicomodellen goed worden gedocumenteerd. Er zijn
verschillende wettelijke kaders die de overheidsorganisaties verplichten
om onderdelen van de ontwikkeling van risicomodellen te documenteren.
Het kan bijvoorbeeld gaan om de AVG, maar ook om de Awb of de
AI-verordening. Als het om persoonsgegevens gaat — dat is natuurlijk
belangrijk — dan vereist de AVG in heel veel gevallen een data
protection impact assessment, een zogenaamde DPIA, om die te
documenteren. Het is ook belangrijk om te zeggen dat als het gaat om een
hoogrisico-AI-systeem, de AI-verordening vanaf volgend jaar augustus
verplicht om uitgebreide documentatie bij te houden. Voor verdere vragen
verwijs ik naar het commissiedebat dat, uit mijn hoofd, op 28 januari
wordt gehouden en dat zal gaan over algoritmen.
Er is ook nog een ander vraag gesteld. Vindt u dat het gebruik van
nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen moet worden verboden? Ik
vind het belangrijk om te zeggen dat oneigenlijk gebruik van
nationaliteit en etniciteit in risicoprofielen moet worden
teruggedrongen. Dat het niet mag voorkomen, daar ben ik het mee eens.
Momenteel toetsen heel veel overheidsorganisaties de inzet van
profileringsalgoritmen op mogelijke discriminatie. Zoals ik zei, zijn de
hoogrisico-AI-modellen met name belangrijk. Die moeten ook in het
Algoritmeregister worden geplaatst. Overheden gebruiken ook het
algoritmekader. Hoe dat het beste kan worden geborgd, is een van de
belangrijke vragen waar de staatscommissie tegen discriminatie en
racisme zich nu over buigt. Ik verwacht de eindrapportage halverwege
volgend jaar, zoals ik net zei. Ook het College voor de Rechten van de
Mens is bezig met het herzien van hun toetsingskader voor het voorkomen
van etnisch profileren bij het gebruik van risicoprofielen. Ik verwacht
het nieuwe toetsingskader op korte termijn. Ik zal op basis van het
kader dan de nodige acties nemen om etnisch profileren bij het gebruik
van risicoprofielen te voorkomen.
Ik ben nu bijna door dit blokje heen. Er was nog de vraag of ik het eens
ben met de ADR dat de opruimactie van mogelijk vervuilde modellen niet
is geslaagd. Die opvatting deel ik niet. Met de uitvoering van Motie#21,
de motie van Marijnissen van de SP, aangevuld met de motie van Klaver
van GroenLinks die ging over het opsporen van onrechtmatig of
onbehoorlijk gebruik van dergelijke afkomstgerelateerde indicatoren,
zijn echt belangrijke stappen gezet en daarover is ook aan uw Kamer
gerapporteerd. De ADR heeft naar de uitvoering van deze motie gekeken en
constateert dat alle departementen waarborgen hebben getroffen voor een
accurate en ook volledige uitvoering van die Motie#21, maar ondertussen
is niet stilgezeten. Ik blijf mij inzetten voor maatregelen die de
controleerbaarheid vergroten en de transparantie naar de burger toe
verhogen als het gaat over het gebruik van data van burgers. Dat doe ik
bijvoorbeeld door middel van het Algoritmeregister, waarover het lid
Koekkoek ook vragen heeft gesteld. Zoals gezegd, in het commissiedebat
van 28 januari zal het specifiek gaan over algoritmen.
Volgens mij ben ik dan door dit blokje heen.
De heer Van Baarle (DENK):
De minister gaf aan dat de vraag over institutioneel racisme al
beantwoord zou zijn. Die heeft de staatssecretaris niet beantwoord. Ik
heb 'm wel in mijn eerste termijn letterlijk gesteld. De vraag was
namelijk of dit kabinet, net zoals het voorgaande kabinet, erkent dat er
sprake was van institutioneel racisme bij de toeslagenmisdaad. Kan de
minister daar alsnog antwoord op geven?
Minister Uitermark:
Kijk, ik vind het heel belangrijk dat we onze woorden altijd zorgvuldig
kiezen en ook dat we ons besluitvorming zorgvuldig doen. U vraagt nu of
het kabinet dat vindt. Het oude kabinet vond dat. Als u nu aan mij
vraagt of het kabinet dat ook vindt, zal ik dat eerst met het kabinet
moeten bespreken. Het is geen flauw antwoord. Maar het hangt echt af van
welke definitie je dan gebruikt. Dus wij zijn zorgvuldig met onze
woorden en daarom sluit ik me aan bij het antwoord dat de
staatssecretaris heeft gegeven, maar misschien kunnen we u in de tweede
termijn al een antwoord geven.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is het gevolg van de PVV in de regering: dan mag je dit soort
woorden niet meer gebruiken. Dat zien we hier in de praktijk. Ik word er
eerlijk gezegd gewoon heel erg boos om. Maar laten we dat antwoord maar
even afwachten. Het is natuurlijk niet zo dat deze minister de PVV boos
moet maken, hè? Daar moet deze minister heel erg voor uitkijken.
Minister Uitermark:
Voorzitter?
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ga een vraag stellen.
De voorzitter:
Ik heb het idee dat de minister even wil reageren op uw woorden.
Minister Uitermark:
Ja, want ik hecht aan een zorgvuldige besluitvorming en de woorden die u
net gebruikt, laat ik graag voor uw eigen rekening.
De voorzitter:
U continueert uw interruptie.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik snap dat deze woorden voor mijn rekening gelaten worden. We hebben na
jaren knokken in deze Kamer — verschillende Kamerleden hebben daarop
gezwoegd — eindelijk voor elkaar gekregen dat door de vorige regering,
die onder leiding stond van Rutte, ook niet de makkelijkste persoon,
onderkend werd dat er sprake was van institutioneel racisme. Daar is
gewoon voor gestreden. Ik zie nu dat daaraan wordt afgedaan, omdat het
niet wordt onderkend. Ik hoop gewoon op een goed antwoord in de tweede
termijn, dan kunnen we deze discussie met elkaar vergeten. Laten we op
een vrolijker noot afsluiten.
Voorzitter, ik ga toe naar een vraag. Het overheidshandelen onder de
Algemene wet gelijke behandeling stellen, wordt nu onderzocht. Kan de
minister haar intentie aangeven voor wanneer er een wetsvoorstel naar de
Kamer gestuurd wordt? Zou de minister willen aangeven dat dit
bijvoorbeeld voor het einde van het jaar gebeurt? Het onderzoek is bijna
afgerond. Kan er iets over gezegd worden?
Minister Uitermark:
Daar kom ik graag in de tweede termijn op terug.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank. Dan de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. De
minister weet dat die bij motie van DENK en D66 is ingesteld. De
minister begrijpt dat wij er enorm aan hechten dat dit instituut wordt
doorgezet, want dit is het instituut dat de overheid scherp dient te
houden. We laten dit instituut, dat ook plannen moet gaan uitvoeren, nu
bungelen. Als deze persoon op dit moment niet eens weet of zijn functie
in de komende tijd nog bestaat, dan kan hij zijn werk toch niet doen? Ik
zou dus in ieder geval graag van de minister de intentie, gewoon de
intentie, willen horen dat die in welke vorm dan ook gecontinueerd gaat
worden en anders ga ik er in de tweede termijn een motie over
indienen.
Minister Uitermark:
Ook hierop ga ik toch zeggen … Kijk, als u de tekst in het
regeerprogramma leest, dan ziet u gewoon dat er een meerjarenprogramma
komt. Maar we zijn nog niet zo ver dat we nu het besluit over de
verlenging al in het kabinet besproken hebben. Dus ik ga hier nu geen
intentionele uitspraken doen, maar het is niet mijn intentie om ineens
tot een koerswijziging te komen.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb nog één interruptie, dus die ga ik inzetten op de doorlichting.
Over de NCDR ga ik dan een motie indienen. Jaren geleden heeft mijn
voorganger, de heer Azarkan, een motie ingediend om de rijksoverheid
door te lichten op institutioneel racisme. Dat is jaren geleden. Ik moet
constateren dat we het jaren later hebben over een aantal pilots — het
is heel zinvol dat die doorlichtingsinstrumenten er zijn — zonder dat we
antwoord hebben op de vraag of die pilots bij de hele rijksoverheid
toegepast gaan worden om die doorlichting te gaan uitvoeren. Kan de
minister aangeven dat het ook de intentie is dat alle
uitvoeringsorganisaties, en daarna ook alle andere relevante onderdelen
van de rijksoverheid, een doorlichtingsinstrument voor institutioneel
racisme gaan toepassen op hun beleid en hun organisatie?
Minister Uitermark:
Ik proef het ongeduld, maar volgens mij heb ik net heel duidelijk
aangegeven dat er in ieder geval bij de beleidsdepartementen van de
rijksoverheid veel interesse is voor dit instrument, dat het instrument
nu in pilots verder wordt getest, en dat ik eigenlijk binnenkort de
tussenrapportage verwacht. Dan kunnen we hier verder over spreken. Maar
het zou echt voor mijn beurt praten zijn als ik er nu al iets over zou
zeggen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik sluit me aan bij de vraag van DENK als het gaat om het aanspreekbaar
maken van de overheid op het gebied van discriminatie. Er liggen
namelijk een boel adviezen, vanuit het enquêterapport, de Nationaal
Coördinator, de staatscommissie, het College voor de Rechten van de Mens
en de parlementaire onderzoekscommissie. Eigenlijk staan alle flinke
namen in dit lijstje. Toch is het ministerie al vijftien maanden bezig
met een eigen onderzoek. Ik ben zo benieuwd waarom deze adviezen niet
overtuigend genoeg zijn. Wat moet er nog worden toegevoegd voordat de
minister zegt: ik ga dit gewoon in de wet opnemen?
Minister Uitermark:
U heeft het nu over het in de AWGB opnemen van eenzijdig
overheidshandelen. Ik heb net ook aangegeven dat het wat mij betreft
niet meer de vraag is óf we het gaan doen, maar hóé we het gaan doen.
Dat kan op twee technische manieren. Ik heb net al aangegeven dat het
best wel technisch is om dat in het kader van dit debat uit te leggen.
Ik denk dat het zinvol zou zijn om daar een technische briefing over aan
te bieden — dat is wat ik uw Kamer net heb aangeboden — zodat we daar
voortgang op kunnen maken.
De voorzitter:
Knikken en vragend kijken reken ik ook als een interruptie hoor, meneer
Stultiens. Nee, grapje.
Minister Uitermark:
Ik kom bij de laatste vragen. De heer Omtzigt vroeg of er een voorstel
komt voor een uniforme herstelwet. Op dit moment is er nog geen
wetsvoorstel. Er lopen twee sporen. De NSC-fractie is met het onderwerp
bezig en het kabinet heeft een reactie gestuurd op het rapport van de
Nationale ombudsman, met als titel Herstel bieden: een vak apart. Wat
betreft een mogelijk initiatiefwetsvoorstel van NSC heb ik bij de
behandeling van de begroting toegezegd dat daar dan ambtelijke bijstand
zou worden verleend. Ik heb ook begrepen dat er inmiddels een mooie
Herstel en compensatie TOP heeft plaatsgevonden, waar de eerste ideeën
zijn gedeeld. Mijn ministerie heeft begrepen dat momenteel wordt bekeken
hoe het vervolg wordt vormgegeven. Ik wacht dat verdere proces af.
In de kabinetsreactie op het rapport van de Nationale ombudsman hebben
wij als kabinet aangegeven zorg te willen dragen voor in ieder geval de
totstandkoming van een leernetwerk met niet-vrijblijvende feedbackloops.
Verder willen wij vooral de geleerde lessen terugbrengen in structurele
en institutionele verbeteringen in het systeem, bijvoorbeeld als het
gaat om kaderstellingbeleid, organisatie, procesinrichting en
uitvoering. In dat proces bekijken we ook de optie van kaderwetgeving,
waartoe ook de motie van het Kamerlid Van Vroonhoven oproept. Wat mij
betreft zouden we daarna kunnen bezien of een algemene herstelwet een
optie is.
Dan is er een vraag gesteld door mevrouw Koekkoek van Volt. Zij geeft
aan dat er meer ruimte moet komen voor tegenspraak binnen de overheid en
tussen departementen, dat adviezen van ambtenaren te vaak in een la
verdwijnen en dat er een cultuurverandering nodig is. Ik vind
cultuurverandering zelf ook belangrijk. Dat heb ik net ook al benadrukt.
Als het gaat om de cultuur van macht, tegenmacht en tegenspraak, dan
denk ik dat zowel tegenspraak als samenspraak erg belangrijk zijn. Als
het gaat om tegenspraak binnen het Rijk, kan ik zeggen dat er eigenlijk
veel gebeurt. Er wordt volop ingezet op het kunnen, durven en mogen
uitspreken van meningen over allerlei zaken die van belang zijn voor
goede besluitvorming. Persoonlijk hecht ik er veel waarde aan dat er
binnen de departementen op alle niveaus voldoende ruimte voor is, want
op die manier kunnen we elkaar ook scherp houden op wat er speelt, en
kunnen we goeie besluiten nemen voor de burger. Dat vind ik een
belangrijk onderdeel van ons ambtelijk vakmanschap. Maar het is niet
altijd makkelijk. Met lezingen en dialogen wordt gestimuleerd dat
daarover het gesprek wordt gevoerd in de rijksdienst. Dat doen we samen
met de medezeggenschap bij het Rijk. Daar worden dilemma's en drijfveren
besproken, maar ook morele vraagstukken komen daarbij aan bod. Vooral
ook leren is heel belangrijk. Ik zet mij in voor het vergroten van het
lerend vermogen bij de overheid, waarbij het belangrijk is dat je je
kunt uitspreken maar ook dat er wordt geluisterd, en dat er ruimte is
voor reflectie en het gezamenlijk leren van fouten. Ik zie echt dat dat
onderwerp bij de organisaties van de rijksdienst hoog op de agenda staat
en dat daar voldoende ruimte voor is binnen de overheid.
Dan de vraag van NSC hoe we de cultuurverandering borgen die hoort bij
proactieve dienstverlening in de uitvoering. Vanuit de coördinerende rol
van het ministerie van BZK wordt dit jaar samen met publieke
dienstverleners en medeoverheden een visie op de proactieve
dienstverlening opgesteld. Dat gebeurt volgens een aanpak waarbij ook de
burgers actief worden betrokken. De hele transformatie van publieke
dienstverlening naar een meer mensgerichte en ook proactieve benadering
is bij de publieke dienstverleners maar ook bij de gemeenten al in gang
gezet. Die bestaande praktijk en die werkwijze nemen we ook mee in de
visie. Met deze inventarisatie en ook de gezamenlijke aanpak ten behoeve
van een visie op proactieve dienstverlening wordt de
overheidsdienstverlening vanuit de eenoverheidgedachte ingericht,
waarbij we dus echt de cultuurverandering meenemen die daarvoor nodig
is.
Dan de tweede vraag van de heer Omtzigt. Wat is de stand van zaken van
de Wet bescherming klokkenluiders? Ik kom in het voorjaar met een brief
aan uw Kamer over de stand van zaken, waarin ik informatie opneem over
het komende wetsvoorstel. Dat heb ik ook al toegezegd in het debat van 3
december. Morgen komt dit thema weer aan de orde in een tweeminutendebat
in de Kamer.
Voorzitter. Dan ben ik door mijn vragen heen.
De heer Flach (SGP):
Ik wil even checken of ik bij de minister aan het goede adres ben voor
vragen over de afsplitsing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State.
Minister Uitermark:
Die vragen zullen worden beantwoord door de staatssecretaris.
De heer Flach (SGP):
Prima. Dan slik ik mijn interruptie nog even in.
De voorzitter:
Dat zouden meer mensen moeten doen.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik had een vraag gesteld over de wetenschappelijke standaard voor het
gebruik van modellen en algoritmes. Hoe wordt die ontwikkeld? Hoe wordt
gezorgd dat modellen openbaar en controleerbaar zijn, net als
algoritmes, en dat de bijsluiter er komt, conform het
hoofdlijnenakkoord?
Minister Uitermark:
Vindt u het goed dat ik daar in de tweede termijn op terugkom? Want ik
heb die beantwoording hier niet bij de stukken zitten.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik stelde een vraag over macht en tegenmacht. Daarover hoor ik de
minister vooral zeggen: er vindt veel plaats binnen departementen, er is
sprake van intervisie, mensen spreken met elkaar en je leert van elkaar.
Zo vat ik het even in mijn eigen woorden samen. Dat is natuurlijk
positief. Tegelijkertijd vind ik het antwoord nogal mager als ik kijk
naar de brandbrief die vorig jaar november binnenkwam. Die brief is
gestuurd naar deze minister. Vanuit verschillende departementen gaven
verschillende ambtenaren daarin aan: de sfeer is dusdanig dat ik me
eigenlijk niet onafhankelijk kan bewegen. Dat vat ik dan ook even in
mijn eigen woorden samen. Er werd ook gesproken over discriminatie en
racisme. Dus wat gebeurt er nu nog meer? Als er nu niet nog meer
gebeurt, zou ik de minister willen vragen of zij ook actie gaat
ondernemen, want het kwam natuurlijk van verschillende departementen. Ik
begrijp dus dat het niet alleen via het departement van deze minister
kwam, maar dat het dus kennelijk rijksbreed is. We hebben juist heel
hard onafhankelijke ambtenaren nodig om dit soort affaires te
voorkomen.
Minister Uitermark:
Er gebeurt het nodige, kan ik zeggen. De signalen die bleken uit de
brandbrief, passen namelijk ook bij het beeld dat we zelf hadden
opgehaald uit zowel het PER als het kwalitatieve onderzoek daarna. Daar
heb ik uw Kamer, denk ik, ook al brieven over geschreven. Ik heb in het
commissiedebat dat daarover ging, ook aangegeven dat ik het echt
verschrikkelijk vind dat 29% van de ambtenaren met een biculturele
achtergrond discriminatie of racisme ervaart op de werkvloer van de
overheid. Dat vind ik echt verschrikkelijk. Dat betekent ook dat ik me
daar proactief voor in zal zetten.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik weet dat deze minister zich dat aantrekt. Dus ik stelde mijn vraag
eigenlijk breder. Ik maak me namelijk zorgen over het volgende. Binnen
het Rijk en binnen de uitvoering moet tegenspraak niet alleen
gefaciliteerd worden, maar daar moet ook iets mee gedaan worden. Daarom
heb ik in mijn eigen inbreng de optie van de noodrem op tafel gelegd. Ik
zou graag van de minister horen hoe zij daarover denkt. Ik zei ook in
mijn eigen inbreng al dat ik me kan voorstellen dat het nogal een
drastische maatregel is, maar ik wil in ieder geval die denkrichting
meegeven. Ik hoop daarop ook een reflectie van de minister te horen. Je
kunt namelijk mensen in hun kracht zetten, maar uiteindelijk hebben we
heel weinig aan de empathie van deze minister en aan de zaken die nu al
lopen als het systeem niet meewerkt.
Minister Uitermark:
Ik ben een beetje op zoek naar de omvang van de vraag, want de noodrem
gaat volgens mij weer over iets heel anders. De bredere vraag is
natuurlijk: hoe kun je je eigen geluid laten horen, zowel binnen de
overheid alsook bij de uitvoering? Want daar gaat de noodrem natuurlijk
over. Ik denk dat het belangrijk is dat je je kunt uitspreken. Maar je
hoopt dan ook dat er iemand is die naar je luistert als je je
uitspreekt. Uiteindelijk is dat een dialoog en zul je ook weer naar het
antwoord van de ander moeten luisteren. Ik vind dat bij een echte
dialoog ook hoort dat je dat met elkaar op een veilige manier doet. Die
ruimte is er gewoon binnen de overheid, kan ik zeggen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Mogelijk, maar ...
Minister Uitermark:
Met deze toelichting begrijp ik de vraag iets beter.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister. Ik geef graag het woord aan de
staatssecretaris van Justitie.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Als vierde bewindspersoon die namens het kabinet spreekt,
hoef ik niet alle waardering te herhalen die de collega's voor mij ook
hebben uitgesproken voor het werk van de enquêtecommissie. Het spreekt
voor zich dat ik me daarbij volledig aansluit. U ziet het niet, maar
hier ligt het rapport. Dat betekent eigenlijk dat wij allen met de hand
op de Bijbel spreken op dit moment. Het rapport is een erkenning voor
het leed dat is aangericht. Dat is de essentie. Op basis hiervan is
alles in gang gezet om de situatie te verbeteren. Als staatssecretaris
Rechtsbescherming heb ik allerlei onderwerpen in de portefeuille die
samenkomen in de toeslagenaffaire. Het zijn onderwerpen die niet beperkt
zijn tot de toeslagenproblematiek, maar daarin wel samengekomen zijn op
een wijze die lerend is en die ons allen noopt tot actieve inzet en
urgentie, elke dag weer. Morgen spreek ik met vier ouders, slachtoffers
van de toeslagenaffaire, die te maken hebben gehad met
uithuisplaatsingen. Dat soort gesprekken zijn erg nuttig en belangrijk
om de urgentie elke dag weer te ervaren.
Ten eerste is de jeugdbescherming een kernonderwerp voor mij. Op 19
december heb ik hierover een wetsvoorstel in consultatie gegeven.
Belangrijke pijlers daarin zijn het uitbreiden van de kosteloze
rechtsbijstand bij jeugdbeschermingsmaatregelen, het beleggen van de
beslissing van het opvoedperspectief bij de kinderrechter, het
verplichte omgangsplan na uithuisplaatsing en verlaging van de
wettelijke leeftijdsgrens voor het hoorrecht door de kinderrechter,
zodat de stem van kinderen beter zal worden gehoord in
kinderbeschermingszaken. Dat is namelijk een les die de toeslagenaffaire
ons duidelijk heeft geleerd.
Een tweede onderdeel, voordat ik kom op de specifieke vragen, betreft
het versterken en verstevigen van de rechtshulp aan burgers. Ook is een
belangrijk onderdeel van de rechtsstaat dat burgers goede toegang hebben
tot het recht en de rechter. De enquêtecommissie wijst er terecht op dat
er sprake is van beperkingen en versnipperingen. In dat kader zijn er
stappen gezet met de stelselvernieuwing rechtsbijstand. Zo zijn er de
lessen uit de pilotfase over onder andere een betere samenwerking tussen
professionals om burgers integraal te helpen met hun problemen. Heel
belangrijk vind ik het Juridisch Loket. Dat is versterkt met structureel
14 miljoen euro zodat het waar mogelijk meer problemen in een vroeg
stadium kan doen oplossen. In aanvulling daarop ga ik stappen zetten in
de richting van een landelijk dekkend netwerk dat burgers overal in het
land toegang geeft tot sociaaljuridische hulp en ondersteuning in de
eerste lijn. Ik kom daar straks op terug. Er wordt al goed samengewerkt,
maar de relatie tussen Rijk en gemeenten kan nog beter. Ik heb middelen
vrijgemaakt voor een kwartiermaker, die gaat verkennen hoe dit
landelijke netwerk het beste vormgegeven kan worden. Hiermee handelen we
dus in lijn met de motie van de leden Van Nispen en Palmen. Hiermee geef
ik ook al antwoord op de vraag van de heer Stultiens, maar ik kom daar
zo ook nog op terug.
Een ander kernelement is de gesubsidieerde rechtsbijstand. In het kader
van de stelselvernieuwing loopt er op dit vlak van alles, waarover ik
geregeld met u van gedachten wissel. Veel genoemd is al, in verband met
de sociale advocatuur, het rapport van de commissie-Van der Meer II, dat
dit voorjaar, begin maart, zal verschijnen. Dat zal een verdere impuls
geven aan de gesprekken en het denken over de gesubsidieerde
rechtsbijstand. Dat is het onderwerp van het commissiedebat op 13 maart
aanstaande.
Ik ga nu over tot de beantwoording van de specifieke vragen die zijn
gesteld. Ik begin bij de Autoriteit Persoonsgegevens en, meer in het
algemeen, de thematiek van gegevensbescherming. Daarna zal ik spreken
over de toegang tot het recht inclusief sociale advocatuur. Dan zal ik
wat opmerkingen maken en vragen beantwoorden over het bestuursrecht en
de bestuursrechtspraak. Daarna zal ik een enkele opmerking maken over
wetgevingskwaliteit. Ten slotte zal ik spreken over de
jeugdbescherming.
Ik besteed relatief veel tijd aan de Autoriteit Persoonsgegevens, omdat
die de aandacht had van veel van de leden van uw Kamer. Alvorens ik de
vragen van de leden Van Dijk en Ceder beantwoord, heb ik enige algemene
opmerkingen, met name over het budget voor de Autoriteit
Persoonsgegevens.
Het is evident, ook voor dit kabinet, dat de bescherming van
persoonsgegevens een grondrecht is en essentieel is voor een
rechtvaardige samenleving, want hoe meer we digitaal actief zijn, des te
meer persoonsgegevens er worden verwerkt. Daarmee neemt dus ook het
belang toe van het op een correcte manier omspringen met
persoonsgegevens. Het belangrijkste instrument om de verwerking van onze
gegevens in goede banen te leiden, is de Algemene verordening
gegevensbescherming, de AVG. Het belang van het naleven van de regels
geldt natuurlijk niet alleen voor burgers en bedrijven; het geldt ook,
of zelfs vooral, voor de overheid bij de uitoefening van haar taken. De
overheid moet het goede voorbeeld geven bij de naleving van de wet. We
werken er als kabinet aan om dat te verbeteren. Daarbij hoort inderdaad
een sterke en goed gefinancierde Autoriteit Persoonsgegevens als
waakhond. Dit is ook voor de enquêtecommissie en de leden van uw Kamer
evident en belangrijk. Daarom vormt het een van de aanbevelingen.
Ik wil duidelijk zijn: het is voor ons niet anders. De Autoriteit
Persoonsgegevens wordt goed gefinancierd. Het budget is gegroeid naar 49
miljoen euro structureel. Dat was vijf jaar geleden nog maar 24 miljoen.
Dat is dus een verdubbeling. Dat dit niet genoeg is en dat het budget
nog een keer verdubbeld zou moeten worden met nog 50 miljoen, draagt
niet per se bij aan een betere toepassing van de regels van het
gegevensbeschermingsrecht. Goed toezicht op de naleving van de AVG is
een onmisbaar onderdeel, maar het ziet met name op toezicht achteraf.
Investeren in maatregelen aan de voorkant draagt mogelijk meer bij aan
een goede toepassing van de gegevensbeschermingsregels om incidenten te
voorkomen. Daarbij komt uiteraard — dat is evident — dat de middelen van
de rijksoverheid schaars zijn en dat dit kabinet niet ziet dat door het
budget te laten groeien naar structureel 100 miljoen euro, op een goede
wijze wordt omgegaan met de schaarse middelen. De Autoriteit
Persoonsgegevens is als onafhankelijke autoriteit bovendien vrij om te
bepalen hoe zij haar middelen verdeelt over de taken die zij heeft. Veel
van die taken zijn schaalbaar. De autoriteit kan naar eigen inzicht
accenten leggen bij de uitoefening van toezicht.
Een paar jaar geleden zijn er vergelijkingen gemaakt tussen de budgetten
voor dergelijke toezichthouders in andere lidstaten van de Europese
Unie. Het gaat hier immers om een Europese verplichting en om een
identiek takenpakket, dat is beschreven in de AVG. Uit de vergelijking
kwam naar voren dat Nederland in de Europese top zit als het gaat om het
financieren van deze gegevensbeschermingsautoriteit. Sinds die
vergelijking is het budget, zoals gezegd, verdubbeld. Ik verwacht dus
dat het beeld nu niet anders is en zeker niet slechter.
Uiteraard volgt dit kabinet ook de ontwikkelingen die een hoger budget
zouden rechtvaardigen, bijvoorbeeld wanneer we aan de Autoriteit
Persoonsgegevens een nieuwe taak gaan toekennen. In elk geval is het van
belang dat er een deugdelijke en kwantificeerbare onderbouwing is van
het budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens. Op dit moment voorziet
de regering niet in aanvullende middelen op dit punt. Tot zover het
budget van de Autoriteit Persoonsgegevens.
De heer Dijk (SP):
Dit was typisch een van de aanbevelingen die over werd genomen door de
Kamer waarbij ik de reactie van het kabinet echt onbegrijpelijk vond. U
geeft namelijk net zelf aan: als wij het takenpakket uitbreiden, kunnen
we daarvoor wel degelijk meer geld gebruiken. Nou, volgens mij heeft u
steun van de Kamer om dat te gaan doen. Dan is de vraag: welke taken
moeten worden uitgebreid om de Autoriteit Persoonsgegevens te
versterken? Want dat is een van de aanbevelingen uit het rapport.
Staatssecretaris Struycken:
Het is essentieel dat de Autoriteit Persoonsgegevens budget heeft voor
de taken die aan haar zijn toegekend. Dat is voortdurend onderwerp van
gesprek. Ik voeg daaraan toe dat als er extra taken worden toegekend uit
hoofde van Europese regelgeving of op andere bases, er uiteraard ook
extra budget komt. De analyse is dat de Autoriteit Persoonsgegevens op
dit moment haar taken adequaat kan vervullen. Voor zover er taken bij
komen, zal er worden voorzien in extra budget.
De voorzitter:
U continueert.
Staatssecretaris Struycken:
Dan continueer ik met het antwoord op de vraag van mevrouw Van Dijk hoe
de overheid zichzelf corrigeert na onrechtmatige gegevensdeling. Dat
komt inderdaad voor. Wanneer gegevens onrechtmatig zijn gedeeld, kan dat
aan het licht komen doordat de verstrekkende organisatie dit meldt, maar
ook doordat de ontvanger tot deze conclusie komt. In beide gevallen moet
de verwerkingsverantwoordelijke organisatie daar consequenties aan
verbinden. Dat kan een correctie zijn van persoonsgegevens, een
verwijdering ervan of een beëindiging van de verwerking. Dat gebeurt
door de functionaris gegevensbescherming. Die houdt intern toezicht op
verwerkingen van de betreffende organisatie. Dat is voor de overheid
niet anders. De Autoriteit Persoonsgegevens is in laatste instantie de
onafhankelijke toezichthouder die kan optreden tegen onrechtmatige
verwerking.
In elk geval — ik zei het al — moet de overheid het goede voorbeeld
geven bij de naleving van de wet. We aanvaarden dat de AVG niet altijd
goed is nageleefd door de overheid. De heer Omtzigt noemde dat ook al.
Dat heeft terecht de onverminderde aandacht van de Kamer en het kabinet.
We werken er als kabinet aan om dat te verbeteren. Onze reactie op het
WODC-rapport Naleving AVG door overheden geeft handvatten bij die
verdere verbetering. Onze reactie staat geagendeerd voor het
commissiedebat Bescherming persoonsgegevens. Dan gaan we graag verder
met u in gesprek.
Dit gaat over toezicht, maar als het gaat over advisering omtrent
verwerking van gegevens binnen overheden, dan is er ook een loket bij
het ministerie van Binnenlandse Zaken voor vraagstukken over
gegevensdeling. Bij het ministerie van Justitie en Veiligheid is een
taskforce actief die de overheden adviseert over gegevensdeling.
In het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat staat in aanbeveling 7
de oproep om te komen met een algemene grondslag voor gegevensdeling.
Dan kom ik bij een vraag van de heer Ceder. Dat is ook van belang in de
context van de grote mate van niet-gebruik van inkomensondersteuning.
Als ik het goed begrijp, is dat de strekking van de vraag van de heer
Ceder.
Het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening van het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet al een eerste stap om de burger
beter te kunnen helpen. Hoewel ik de achterliggende gedachte van de
aanbeveling onderschrijf, namelijk mensen helpen in het waarborgen van
met name hun bestaanszekerheid, zitten er veel juridische en praktische
haken en ogen aan. Het gaat, oneerbiedig gezegd, om bakken met
persoonsgegevens, waaronder gevoelige data, zoals medische gegevens. Wij
willen recht doen aan het grondrecht op privacy van de betrokkenen en
daarbij is er ook een risico dat de gegevens oneigenlijk worden gebruikt
of in de verkeerde handen vallen. Ik wil hier dus samen met de minister
van Binnenlandse Zaken en andere betrokken bewindspersonen heel
zorgvuldig naar kijken. We komen hierop terug bij de kabinetsreactie op
het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit loopt al een tijdje. De staatssecretaris geeft aan dat het lastig
is, omdat er veel juridische haken en ogen zijn. Een tijdje geleden
hebben we hier de Autoriteit Persoonsgegevens gehad. Die zei dat er op
veel onderdelen van de AVG veel koudwatervrees leeft bij instellingen.
Heel veel kan gewoon, als je het gesprek aangaat. Je zou de AP ook
kunnen vragen wat wel of niet mogelijk is. Mijn vraag aan de
staatssecretaris ten aanzien van dit specifieke probleem is of hij al
voorgelegd heeft aan de AP wat er wel of niet kan. Je kan het natuurlijk
ondervangen in die zin dat iemand, een inwoner van een gemeente,
toestemming geeft dat de Belastingdienst gegevens kan delen met de
gemeente. Dat zijn twee overheidsinstanties en we gaan uit van de
integriteit van ambtenaren. Zo'n probleem zou het dus niet zijn op het
moment dat daar ook toestemming voor wordt gegeven. Is dat overwogen? Zo
nee, kan de staatssecretaris dat meenemen en ook toezeggen? Volgens mij
hebben we hier twee heel concrete punten waar we dit probleem mee kunnen
oplossen en waarmee de mensen die nu onder bestaanszekerheid ...
De voorzitter:
Ja, ja, ja, helder!
De heer Ceder (ChristenUnie):
... onder het minimum vallen, al geholpen worden door de overheid.
Staatssecretaris Struycken:
Een tijdje geleden was ik te gast op een feestje van de Autoriteit
Persoonsgegevens, althans, het was een feestje over het Europees
handvest voor de rechten van de mensen. Ik mocht daar spreken. Mijn
kernthema was handelingsverlegenheid. Ik constateerde daar dat er in het
land heel veel handelingsverlegenheid bestaat als het gaat om verwerking
van persoonsgegevens. Dat betekent dat mensen minder doen dan wél kan.
Dat werd breed onderkend, ook door de Autoriteit Persoonsgegevens zelf.
Het is mijn verwachting dat zij ook meer zal inzetten op toelichten,
adviseren in zekere zin, van wat wél kan of op toelichten van de wijze
waarop het wel kan. Ik heb goede hoop dat dat ook op de onderwerpen die
door de heer Ceder worden aangesneden, bijvoorbeeld het belangrijke
onderwerp van de bestaanszekerheid, positieve effecten kan hebben. Dat
hoop ik ook, want dat betekent dat we geen wetgeving nodig hebben om het
mogelijk te maken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat de staatssecretaris het gehad heeft over
handelingsverlegenheid. Diezelfde handelingsverlegenheid constateer ik
nu bij dit kabinet. Als het niet is voorgelegd aan de AP — het klopt dat
er inderdaad heel veel kan — dan kan het zo zijn dat we al twee jaar een
discussie voeren over de AVG en het mogelijk maken van gegevensdeling,
terwijl dit eigenlijk allang kan. Het is dan gewoon nog niet voorgelegd
aan de AP, die daar een advies over kan geven. Dat zou ik bijzonder
treurig vinden. Mijn vraag is dus of de staatssecretaris de AP kan
vragen of de Belastingdienst onder de huidige wetgeving gegevens kan
delen met de gemeenten en of hij het antwoord kan terugkoppelen aan de
Kamer. Het antwoord kan ja zijn, maar het kan ook nee zijn. Als het
antwoord ja is, dan hebben we al jaren tijd verspild en hebben mensen
onnodig onder het bestaansminimum geleefd. Ik hoop dat we dat vandaag
kunnen rechttrekken. Zou de staatssecretaris dat kunnen toezeggen en ook
zo snel mogelijk de reactie van de AP daarop aan de Kamer kunnen
toezenden?
Staatssecretaris Struycken:
Het is mijn indruk dat die analyse gemaakt is. Mijn ministerie moet
daartoe ook in staat zijn. In geval van twijfels kan advies van de
Autoriteit Persoonsgegevens van belang zijn. Ik heb de indruk dat die
analyse al gemaakt is, maar ik weet zeker dat er in de komende maanden
in het kader van de bestaanszekerheid voortdurend naar gekeken wordt,
bijvoorbeeld bij de voorbereiding van onze beleidsreactie op het rapport
van de Staatscommissie rechtsstaat en ook in het algemeen, gezien de
vele aandacht die er is voor de bestaanszekerheid, met name ook op het
ministerie van mijn collega, minister Van Hijum. Als blijkt dat daar
meer mogelijk is, zullen we onmiddellijk actie ondernemen, want dat is
een snelle manier om het leven van veel mensen te verbeteren.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga hier toch op door. De staatssecretaris geeft aan dat er
waarschijnlijk al onderzoek naar gedaan is. Als dat zo is, dan ontvang
ik dat graag. Als uit dat onderzoek blijkt dat het onder de huidige
regelgeving kan, dan hoeven we niet te wachten tot het kabinet met een
onderzoek of een nieuw voorstel komt. Dan kunnen alle
belastingambtenaren en gemeenteambtenaren, in de honderden gemeenten die
wij kennen, morgen starten met kijken hoe ze die gegevens kunnen
uitwisselen. Dan blijkt dat er de afgelopen jaren een barricade is
opgeworpen die er juridisch gewoon niet is en dat er een monster of een
spook is gecreëerd. Ik hoop dat de urgentie hiervan is doorgedrongen.
Als blijkt dat er geen wetswijziging nodig is en de Belastingdienst
vandaag zonder belemmering kan starten met het delen van gegevens met
gemeenten die deze gebruiken om de meest kwetsbaren te helpen, dan zie
ik niet waarom we dat niet zo snel mogelijk uitzoeken om er snel
uitsluitsel over te geven. Kan de staatssecretaris toezeggen dat we dat
rapport, als het er is, kunnen krijgen? Als het er niet is, wil ik een
bevestiging dat het er niet is. Dan vraag ik hem om die vraag alsnog met
spoed voor te leggen aan de AP en het antwoord naar de Kamer toe te
sturen.
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb niet bedoeld te zeggen dat er een onderzoeksrapport is of iets
dergelijks. Ik heb gezegd dat de analyse vermoedelijk is gemaakt en dat
die heeft geleid tot mijn opmerkingen over gegevensdeling in het
algemeen. Maar het is belangrijk dat de heer Ceder hier aandacht voor
vraagt, ook van mij. Ik zal mij daarover nader laten informeren en
onmiddellijk acteren als er meer mogelijkheden zijn bij dit specifieke
onderwerp van gegevensdeling door de Belastingdienst met gemeenten.
De voorzitter:
Prima. U gaat verder. De heer Ceder wilde een toezegging over het
toezenden naar de Kamer.
Staatssecretaris Struycken:
Ik hoorde u vragen om een toezegging om de Autoriteit Persoonsgegevens
daarover te consulteren. Dat heb ik uitdrukkelijk niet willen zeggen. We
maken een eigen analyse. Als blijkt dat er mogelijkheden zijn, zullen we
u daarover onmiddellijk informeren. Als blijkt dat advies van de
Autoriteit Persoonsgegevens toch opportuun is op dit specifieke
onderwerp, zullen we dat advies inwinnen. We zullen in ieder geval
daarover in de komende maanden rapporteren, zodra we er iets over kunnen
zeggen. Ten slotte zei ik toe, en dat is misschien wel het
belangrijkste, dat als er mogelijkheden zijn, we onmiddellijk in actie
zullen komen om die onder de aandacht te brengen, omdat dat zo snel
resultaat kan hebben.
De voorzitter:
Prima. U gaat verder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Kort op dit punt, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort, heel kort.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb specifiek gevraagd om toe te zeggen om die analyse, als die er
is, want misschien is die er niet, naar de Kamer toe te zenden. Het gaat
om een toezegging maar misschien ook om een informatieverzoek.
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb u verstaan. Ik zei u dat ik u zal informeren wat de analyse is
geweest en wat de mogelijkheden zijn.
De voorzitter:
Prima. U gaat verder.
Staatssecretaris Struycken:
Ik kom nu op het onderwerp rechtsbijstand.
De heer Sneller (D66):
Excuus, ik dacht dat de staatssecretaris nog even terug zou komen op het
budget van de AP. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft zelf ook de
conclusies van de parlementaire enquêtecommissie onderschreven in een
brief aan de informateurs en gezegd: op dit moment kunnen wij met het
budget, dat inderdaad gegroeid is, onze wettelijke taak onvoldoende
uitvoeren. Dat is toch een serieus signaal. Ik hoop dat de
staatssecretaris, net als de andere bewindspersonen hebben gedaan, zegt
dat hij hoort wat de Kamer zegt, dat het onvoldoende is. De
motie-Stultiens is aangenomen en die zegt dat het ook varianten kunnen
zijn. Maar eigenlijk blijft de staatssecretaris bij: "nee, het is zo
genoeg".
Staatssecretaris Struycken:
Dat is niet wat ik gezegd heb; "nee, het is zo genoeg". Ik heb gezegd
dat we voortdurend de analyse maken op basis van de taken die thans zijn
toegekend aan de autoriteit. We denken opnieuw, elke keer weer over
budget wanneer er nieuwe taken aan de autoriteit worden toegekend. We
hebben ook kennisgenomen van de brief van de autoriteit aan uw Kamer en
de bijlage daarbij, met een groot aantal taken die de autoriteit voor
zichzelf in gedachten heeft. Dat zijn ook deels taken die nu niet bij de
autoriteit zijn belegd, of nog niet bij de autoriteit zijn belegd, dus
het is een toekomstperspectief. De vraag is natuurlijk ook steeds hoe
die bedragen onderbouwd zijn. Die combinatie van factoren brengt mee dat
het kabinet nu geen extra middelen gereserveerd heeft ten laste van
andere posten. Bij de keuzes die het kabinet heeft gemaakt bij de
allocatie van gelden, heeft het gekozen om die gelden nu te besteden aan
verbetering van de eerstelijns sociaaljuridische hulpverlening, in de
overtuiging dat de Autoriteit Persoonsgegevens thans in staat is te doen
wat nodig is, op basis van de haar toegekende taken.
De heer Sneller (D66):
Maar dit is geen toekomstmuziek. De zin begint met: op dit moment kan de
AP door gebrek aan middelen haar wettelijke taken onvoldoende uitvoeren.
Dat is de zin.
Staatssecretaris Struycken:
Dat is niet wat wij herkennen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dit roept wel vragen op. "Dat is niet wat wij herkennen." Wordt hier dan
gesteld dat de AP liegt? Dat denk ik niet. Ik hoorde eerder ook dat er
gesteld werd dat de AP achteraf toezicht houdt, maar de AP heeft
natuurlijk ook de wettelijke taak om voorlichting te geven. Juist daar
wil dit kabinet op inzetten, werd net gezegd. Dat lijkt me dus nog een
extra reden om nog eens goed naar dat budget te kijken, los van dat je
de AP op zich serieus moet nemen als die stelt dat ze op dit moment te
weinig middelen heeft.
Staatssecretaris Struycken:
Ik zou nooit willen beweren dat de AP liegt. Het gaat hier uiteraard om
een analyse van de benodigde middelen en de wijze waarop er begroot en
gerekend wordt. Ook zit er in de brief van de autoriteit een zeker
toekomstperspectief in de inschatting van wat ze nodig heeft om haar
taken uit te voeren. Dat is het contrast met thans. Er is voortdurend
gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens over de benodigde middelen en
de inzet daarvan. De Autoriteit Persoonsgegevens opereert zeer autonoom,
als zbo. Ze maken ook hun eigen keuzes daarin. Daar zit ook een element
van discussie in. Ik noemde de schaalbaarheid van inzet al. Als wij de
overtuiging zouden hebben dat de autoriteit thans niet in staat is om
het toezicht uit te oefenen dat wij met uw Kamer van belang achten, dan
zouden wij daar onmiddellijk in voorzien.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik heb het idee dat we er een beetje omheen draaien. De AP stelt: wij
hebben een wettelijke taak. Dat hebben we hier met z'n allen
afgesproken. De AP kan die wettelijke taak nu al niet uitvoeren.
Vervolgens stelt het kabinet: we willen niet op toezicht achteraf maar
op voorlichting vooraf inzetten. Nou, dat doet de AP. Dan wordt hier nu
gesteld "als wij die inschatting zouden maken ..." en "het beeld wordt
niet herkend". Voor de discussie zou het wel handig zijn om concreter te
hebben waarom dat dan niet herkend wordt of waarom er dan een andere
inschatting gemaakt wordt. Nu is het eigenlijk een beetje "de AP stelt
dit en het kabinet stelt dat", terwijl ik inconsistentie hoor in wat het
kabinet zelf aan ambities voorlegt.
Staatssecretaris Struycken:
Wat het laatste punt betreft: de autoriteit heeft inderdaad een rol in
de advisering. Dan is het nog wel de vraag of dat algemene advisering is
of specifieke advisering aan bijvoorbeeld specifieke bedrijven. Dat is
ook onderdeel van het takenpakket en van het gesprek daarover. Maar het
is niet alleen de autoriteit die een rol heeft bij het adviseren over de
inrichting van de bescherming van persoonsgegevens en bij het adviseren
over wat wel kan. Dat is een veel bredere taak die niet alleen bij de
autoriteit belegd moet worden. Dat geldt meer in het algemeen ook voor
gegevensbescherming en overigens ook voor allerlei andere taken die de
Autoriteit Persoonsgegevens noemt als taken waarbij zij mogelijk een rol
zou kunnen spelen. Het is steeds opnieuw weer de vraag waar die taak ook
in de toekomst belegd zou moeten worden. Ook voor de advisering over de
bescherming van persoonsgegevens geldt dat die niet geconcentreerd hoeft
te zijn bij alleen de autoriteit. We kijken naar het totale palet aan
maatregelen en gelden om serieus gevolg te geven aan de aanbeveling van
de enquêtecommissie om de bescherming van persoonsgegevens in het
algemeen zeer serieus te nemen en in het bijzonder ook binnen de
overheden. Dat heeft een prioriteit, maar dat is niet alleen een kwestie
van budget voor de AP.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, want er werd net al aangegeven dat er ook andere plekken zijn waar
advies ingewonnen kan worden. Zoals ik het begreep, waren dat wel
plekken waar een gewoon mens geen toegang tot heeft. Ik bedoel dat als
iets op een departement van JenV plaatsvindt, een gewone burger dan
natuurlijk niet kan komen met een vraag als: "Ik heb van de
Belastingdienst deze brief met deze beslissing gekregen. Daar is een
selectie bij gemaakt; wat kan ik hiermee?" Dat kan natuurlijk niet. De
AP is daarin wel een autoriteit die erkend wordt en inmiddels herkend
wordt. Misschien niet door iedereen maar wel meer dan de andere
organisaties die net genoemd werden. We hebben een erkende autoriteit
met een wettelijke taak. Zou het ook van daaruit niet logischer zijn om
daar veel concretere stappen in te maken? Niet alles hoeft met een zak
geld opgelost te worden, maar nu lijkt het wel een beetje alsof het
kabinet zegt: wij zijn dat van mening, en wat de AP vindt, is dan
jammer.
Staatssecretaris Struycken:
Laat ik vooropstellen, laat ik herhalen dat het onze intentie is om de
bescherming van persoonsgegevens zo goed mogelijk te borgen, op allerlei
manieren. Preventie is daar een heel belangrijk onderdeel van, in
combinatie met een evenwichtiger handelingsperspectief, het wegnemen van
de handelingsverlegenheid. Dat betekent dat de Autoriteit
Persoonsgegevens daar een grote rol in kan spelen, mede gezien haar
wettelijke taak. Dat betekent binnen de overheid dat de rol kan worden
gespeeld door — "instanties" kan ik niet zeggen — de taskforce die ik
benoemde. Maar wat mij betreft is het breder. Het betekent ook dat in de
eerstelijnshulpverlening bijvoorbeeld via het Juridisch Loket en
websites geïnvesteerd kan worden in meer kennis over wat wel en wat niet
kan en met name hoe gegevensverwerking mogelijk is. Dat is een bredere
opdracht, zo versta ik het rapport, dan alleen maar eentje voor de
Autoriteit Persoonsgegevens met een bijpassend budget. Het gaat om de
strekking van wat het rapport zegt: meer geld besteden, meer aandacht
besteden aan een adequate basis voor de gegevensverwerking en een goed
begrip van de gegevensverwerking, in combinatie met adequaat toezicht.
Dat is een mix. Daar moet een zekere balans in zitten. Het is onze
overtuiging dat die balans gezocht moet worden, meer dan alleen maar in
de benodigde financiering voor de Autoriteit Persoonsgegevens.
Dan kom ik nu toch op de toegang tot het recht, de rechtsbijstand. De
heer Ceder vroeg aandacht voor de gesubsidieerde rechtsbijstand, de
plannen, de ideeën en de planning. Ik zei al dat de stelselvernieuwing
rechtsbijstand, die al enige jaren loopt, zich nu in een laatste fase
bevindt en eind van het jaar wordt afgerond met een slotrapportage. Nu
wordt verder uitgewerkt welke verbeteringen en aanpassingen uit dit
vernieuwingstraject ook een aanpassing van de wet behoeven. De
verbeteringen zien vooral op een versterkte eerste lijn en een betere
samenwerking in en tussen de eerste en tweede lijn. Dat klinkt als
ambtelijk jargon. De eerste lijn is inderdaad dat loket waar mensen die
geen idee hebben waar ze naartoe moeten, kunnen binnenlopen, dus voor de
echt heel basale juridische vragen. Onder de tweede lijn verstaan we de
rechtspraak. Als ik doel op samenwerking, ziet die ook op een beweging
naar voren vanuit de rechtspraak en op versterking van alternatieve
manieren van conflictoplossing, zoals mediation.
Dat is een behoefte die landelijk bestaat. Het lid Kostić vroeg daar
terecht aandacht voor: hoe zit het met de landelijke dekking? Er zijn in
dit land voorzieningen als het Juridisch Loket, maar ook sociale
rechtsraadslieden en rechtswinkels, waar mensen kosteloos terechtkunnen
als zij problemen hebben, bijvoorbeeld met de overheid, maar niet
alleen. Ik heb zelf letterlijk in dat loket gezeten en heb geconstateerd
dat heel veel arbeidsmigranten daar hun heil vinden als het gaat om
ondersteuning bij werkgevers die hen slecht hebben behandeld. Die
kosteloze bijstand is essentieel en we moeten ervoor zorgen dat die
hulpverlening toereikend is, ook in regio's waar er minder aanbod is.
Aan het Juridisch Loket heb ik daarom gevraagd of zij in de regio's een
coördinerende rol kunnen gaan spelen. Die coördinatie gaat om het beter
afgestemd krijgen van het eerstelijnsaanbod in de betreffende regio's.
Het Juridisch Loket heeft in kaart gebracht in welke gebieden mogelijk
onvoldoende rechtshulp aanwezig is, om te kijken of zij daar de
dienstverlening moeten gaan aanbieden. Daarnaast ben ik naar aanleiding
van de motie-Van Nispen/Palmen bezig met het aanstellen van een
kwartiermaker. Deze kwartiermaker zal verdere voorstellen ontwikkelen
voor een betere landelijke dekking en regie. Hier geldt ook voor dat de
behoefte voor de ene regio anders is dan voor de andere. Ik denk dus
niet dat we komen tot één vorm of tot één methode. Ik denk dat we hier
ook ruimte moeten laten voor lokale — ik zou bijna "eigenaardigheden"
willen zeggen — invulling van het aanbod.
Dan de sociale advocatuur. Dat is de kern van de gesubsidieerde
rechtsbijstand. Ik zet in op twee lijnen om het probleem rondom het
tekort en de aantrekkelijkheid van het beroep aan te pakken. Het beroep
moet voor jonge juristen aantrekkelijk zijn om in te werken en om in te
blijven werken. Daar zit namelijk de pijn: er zijn te veel jonge sociaal
advocaten die na een aantal jaren weer uitstromen. Dat betekent
onvermijdelijk dat er een redelijke vergoeding moet komen. Aan de andere
kant betekent het ook dat er voor de jonge juristen bestaanszekerheid
is. Voor die redelijke vergoeding wachten wij op het rapport van de
commissie-Van der Meer II. Die commissie is op dit moment het rapport
aan het afronden. Wij verwachten het rapport nog dit voorjaar.
Dat rapport geeft de basis voor vervolgmaatregelen voor het plan van
aanpak voor de sociale advocatuur. Bij dat plan van aanpak werken we
samen met de Nederlandse orde van advocaten, de Vereniging Sociale
Advocatuur Nederland en de Raad voor Rechtsbijstand. Wij vinden het
essentieel dat we komen tot een gezamenlijke visie op de toekomst van de
sociale advocatuur. Dan gaat het om meer dan geld. Inmiddels is er een
brede overtuiging dat er meer moet gebeuren dan alleen geld om de
sociale advocatuur aantrekkelijk te laten blijven, ook voor jongere
generaties juristen, en om op allerlei wijzen de dienstverlening en de
kwaliteit daarvan te waarborgen. We zijn druk bezig om te werken aan die
toekomstvisie, ter voorbereiding op het commissiedebat op 13 maart
aanstaande. Voordien zult u hierover een separate brief krijgen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik snap op zich dat we wachten op de commissie-Van der Meer II om te
weten wat we precies moeten doen. Maar de vraag blijft staan of het
kabinet daarvoor geld gereserveerd heeft. Of kan straks de uitkomst zijn
dat de commissie 100 miljoen adviseert maar dat het niet gaat gebeuren
omdat er geen geld is? Dan vind ik het uitstellen en doorschuiven
namelijk wel problematisch.
Staatssecretaris Struycken:
Er zijn op dit moment geen reserveringen gemaakt, bij gebreke van de
wetenschap hoeveel er nodig is. We zijn dus in afwachting van dat
rapport. De hoop is dat we met dat rapport verder kunnen. Dan zullen we
gaan beoordelen of nadere middelen mogelijk zijn. Ik was blij verheugd
dat in deze Kamer deze morgen vrij breed werd uitgesproken dat die extra
middelen er moeten komen als die nodig zijn.
De heer Dijk (SP):
Het is mooi dat u daarover verheugd bent. Maar wat vindt u zelf?
Staatssecretaris Struycken:
Ik vind dat de middelen moeten komen die nodig zijn om aan sociaal
advocaten een redelijke vergoeding te betalen voor hun werk.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Dat is één, op de sociale advocatuur.
Dan dezelfde vraag als het gaat om sociaaljuridische ondersteuning,
waarover u hiervoor sprak. We moeten hiernaar vragen, want dit was wat
moeilijker uit de reactie van het kabinet te halen. Geldt dit ook voor
de sociaaljuridische ondersteuning? Als de Kamer al die aanbevelingen
heeft overgenomen, is het fijn als het kabinet reageert met "wij zien
dat". De collega naast u, de minister van Sociale Zaken, heeft net
aangegeven: wij nemen die aanbevelingen allemaal over. Dan is het ook
fijn als het kabinet aangeeft: "Wij zijn ook bereid om daar geld en
middelen voor vrij te maken, want wij vinden dit zó belangrijk. Deze
schandalen hebben zich voorgedaan en wij willen niet blind zijn voor
mens en recht. Dus ja, ook het kabinet gaat hiervoor centen
uitgeven."
Staatssecretaris Struycken:
In het regeerprogramma is geld vrijgemaakt voor extra rechtsbijstand en
verbetering van de eerstelijnshulpverlening. Dat is een antwoord op dit
rapport. Het is een stap om de rechtsbescherming in Nederland te
verbeteren. Ik zei al dat het meer is dan dat. De rechtsbescherming, de
sociale advocatuur en de gesubsidieerde rechtsbijstand vergen namelijk
meer aandacht en een structurelere heroriëntatie op de visie op de
toekomst en het geschikte model voor sociale advocatuur. Maar het is een
bredere kwestie, zo merkte u terecht op. De rechtsbijstand en de
rechtshulp worden immers ook op andere wijze gegeven. Dat maakt allemaal
onderdeel uit van de brief die we gaan schrijven ter voorbereiding op
het commissiedebat en die brief zou u kunnen zien als een nadere
invulling van dit onderdeel van de kabinetsreactie op het rapport dat we
vandaag bespreken.
Dan kom ik op het blokje bestuursrechtspraak. De heer Flach vroeg welke
stappen gezet zijn ten aanzien van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State en hoe zij zelf hebben gereflecteerd op dit rapport.
Zowel de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als de
bestuursrechters hebben op hun rol in de kindertoeslagenaffaire
gereflecteerd en die reflecties hebben geleid tot rapporten met
aanbevelingen en actiepunten. En die zijn vervolgens opgepakt binnen de
rechterlijke macht zelf.
Sindsdien kennen bestuursrechters meer gewicht toe aan rechtsbescherming
van het individu en zoeken zij actief naar feiten, naar bewijs en de
gevolgen van besluiten. Besluiten van bestuursorganen worden ook meer
indringend dan voorheen getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Er
heeft in het kader van samenspraak en tegenspraak ook een dialoogtraject
plaatsgevonden tussen bestuursrechters en ouders en kinderen, die te
maken hebben gehad met de kinderopvangtoeslagaffaire.
Dan kom ik op de verzelfstandiging.
De heer Flach (SGP):
Daar ging ook mijn vraag over en misschien is het goed dat ik die kan
verduidelijken. Er komt een contourenbrief over de verzelfstandiging van
de Afdeling bestuursrechtspraak. Ik ben nog steeds op zoek naar een
goede probleemanalyse en een antwoord op de vraag in hoeverre die
splitsing, zoals die wordt geadviseerd in het rapport, daar nou echt een
oplossing voor is. Is er wellicht geen andere, even adequate oplossing
voor het scheiden van die twee verantwoordelijkheden van de Raad van
State?
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter, ik stond op het punt om te gaan zeggen dat de
probleemanalyse onderdeel zal zijn van de contourennota. Ik merk daarbij
wel op dat het regeerprogramma de basis biedt. Verzelfstandiging zal er
zijn, maar in de verdere uitwerking zijn nog keuzes te maken. Dat zal
onderdeel zijn van de brief die dit voorjaar naar de Kamer komt. Ik zeg
u toe dat we daarin opnieuw aandacht zullen besteden aan de vraag welk
probleem hiermee wordt opgelost.
De voorzitter:
Als de staatssecretaris kan afronden, zou ik dat waarderen.
Staatssecretaris Struycken:
Ja ...
Minder procedures tegen burgers vanuit de overheid. Ik neem dan maar
slechts de vrijheid u te wijzen op het actieplan dat een bijlage was bij
de brief Voortgang aanpak versterking toegang tot het recht van 13
december. Een belangrijke bijlage daarbij is het actieplan Meer
vertrouwen, minder onnodige procedures. Dat richt zich op het
terugdringen van onnodige procedures in het bestuursrecht en vormt de
basis voor een handreiking voor al die overheden die keuzes moeten maken
over het al dan niet procederen.
Voorzitter, u merkt dat ik een hele snelle selectie maak uit de dingen
die ik nog zou willen zeggen.
In het kader van mijn verantwoordelijkheid voor de wetgevingskwaliteit
nog een enkel woord over de doenvermogentoets. In antwoord op de heer
Sneller: ja, ook het kabinet vindt integraal dat beleid moet voldoen aan
de doenvermogentoets. Het doenvermogen kan ook onderdeel zijn van de
evaluatie en de invoeringstoets voor zover het reeds bestaand beleid
betreft. De doenvermogentoets is een van de vele toetsen in het kader
van het Beleidskompas. Het Beleidskompas vormt de basis voor de
kwaliteit van wetgeving, iets wat, zo weet ik, ook de volle aandacht
heeft van de heer Sneller in zijn hoedanigheid van rapporteur voor de
wetgevingskwaliteit.
Dan een antwoord aan mevrouw Van Eijk. Wanneer een wetsvoorstel sterk
wordt gewijzigd, er een negatief advies is en het wetsvoorstel wordt
aangepast, is het opportuun dat er ook opnieuw uitvoeringstoetsen worden
gedaan. Dat is echter wel een keuze van de bewindspersoon die
verantwoordelijk is voor het betreffende wetsvoorstel. Altijd worden de
resultaten inzichtelijk gemaakt. In bepaalde gevallen kan dat dus
betekenen dat er een nieuwe uitvoeringstoets wordt gedaan. Onderdeel van
het programma verbetering wetskwaliteit is in het algemeen om meer zicht
te hebben op de benodigde toetsen, om daar meer aandacht voor te hebben
en om daar ook sneller toe over te gaan. Het ligt voor de hand dat je
dat ook gebruikt wanneer een wetsvoorstel sterk wordt aangepast.
Ik kom bij mijn laatste opmerkingen. Die zien op een onderwerp waar het
misschien niet allemaal mee begonnen is, maar dat wel een pregnant en
pijnlijk onderdeel is van de toeslagenaffaire, namelijk de positie van
kinderen. De heer Flach vroeg naar de positie van de rechtsbescherming
van kinderen en de rol van kinderrechters. In het regeerprogramma is
nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de familie- en jeugdrechtspraak.
Kinderrechters krijgen meer tijd voor jeugdbeschermingszaken, zodat
ouders en kinderen zich gedurende de procedure en op de zitting meer
gehoord en betrokken voelen. Ook het reflectierapport van de familie- en
jeugdrechters bevat specifieke aanbevelingen om de werkwijze te
optimaliseren, zoals tijd op zitting en één gezin, één rechter. De
rechtspraak heeft het projectteam Doorvoeren en Uitvoeren
Reflectierapport Familie en jeugd — het is makkelijker om de afkorting
te gebruiken; die luidt namelijk DURF — ingericht. Dat team begeleidt
kinderrechters bij de implementatie van aanbevelingen ter
verbetering.
Ik wees u al op het wetsvoorstel ter versterking van de
rechtsbescherming van de jeugdbescherming, dat op 19 december in
consultatie is gegaan. In lijn met de motie van het lid Westerveld wordt
ook onderzocht hoe de bijstand aan minderjarigen kan worden verbeterd en
welke vorm dat dan zou moeten krijgen. In lijn met de motie van de leden
Bruyning en Ceder gaan we in gesprek met de rechtspraak om kinderen in
kindvriendelijke ruimtes te horen. In het wetsvoorstel wordt bovendien
de wettelijke termijn verkort waarbinnen een met spoed verleende
machtiging betreffende een uithuisplaatsing ter zitting moet worden
behandeld. Allemaal maatregelen die een antwoord zijn op het rapport dat
nu voor ons ligt.
De heer Omtzigt vroeg nog naar de commissie-Hamer en de uit huis
geplaatste kinderen. De commissie-Hamer, u weet het wellicht, maakt een
rapport over de omstandigheden waaronder uithuisplaatsing heeft
plaatsgevonden. De commissie komt naar verwachting eind maart met haar
rapport. De instelling is verlengd om de commissie meer tijd te geven om
tot bevindingen te komen na aanvankelijke opstartproblemen. De rapporten
zullen erg behulpzaam zijn bij de verdere begeleiding van ouders en
kinderen en het vormen van beleid op dat punt.
Daarmee zou ik willen afsluiten op dit moment.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (NSC):
We wachten eigenlijk al jaren op inzicht in hoeveel kinderen er uit huis
zijn geplaatst, om ze daarna te kunnen helpen. Het rapport van de
commissie-Hamer wordt nu uitgesteld, maar er is natuurlijk een
onbevredigende stand van zaken. In 2019 en 2020 werd duidelijk dat er
sprake was van een toeslagenschandaal. Toen werd duidelijk dat er sprake
was van uithuisplaatsingen. Nu, in 2025, hebben we dat inzicht niet. Wij
ontmoeten ouders met uit huis geplaatste kinderen. Dat zijn
uithuisplaatsingen die niet opgelost zijn. Zij krijgen enige
ondersteuning van het Ondersteuningsteam, dat zijn best doet. Maar het
is schandelijk dat er uithuisplaatsingen hebben plaatsgevonden. Tot op
de dag van vandaag is niet duidelijk of er een verband was. Ook zijn ze
niet opgelost. Komt die oplossing in zicht?
Staatssecretaris Struycken:
Mede dankzij het lid Omtzigt is er veel aandacht voor de ondersteuning
van ouders die dit hebben meegemaakt. Dat geldt uiteraard ook voor hun
kinderen. Voor hen is het namelijk misschien nog pijnlijker. Dat
Ondersteuningsteam is actief. Het is ook nog steeds actief bezig met het
identificeren van de mensen die hiermee te maken hebben gehad. Dat zijn
koppelingen die van tijd tot tijd plaatsvinden op basis van de
Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT. Er heeft in
oktober weer een koppeling plaatsgevonden. Daardoor komen er nog steeds
nieuwe ouders die hiermee te maken hebben in beeld. Die ouders worden
uitgenodigd om ondersteuning te ontvangen. Er komen nog steeds honderden
ouders in beeld die ondersteund moeten worden bij de situatie die is
ontstaan door kinderbeschermingsmaatregelen in het verleden.
Er zijn wel concrete resultaten. Wat betreft de situaties waarin er een
uithuisplaatsing heeft plaatsgevonden, ga ik wat getallen noemen. In 45
gevallen … Ik noem eerst een geval. Bijna 1.200 mensen hebben zich
aangemeld voor ondersteuning door het Ondersteuningsteam. Daarvan
krijgen er op dit moment 380 ondersteuning. Er zijn 531
ondersteuningstrajecten afgerond. Wat de resultaten betreft: "In 45
gevallen was er sprake van een verbetering van de bezoekregeling. In 21
gevallen is een uithuisplaatsing voorkomen. In 137 gevallen was er
sprake van gezinsherstel. In 57 gevallen was er sprake van
terugplaatsing." Dat zijn resultaten die erg … Die cijfers zijn een
reflectie van de complexiteit van de casuïstiek. Het is maatwerk in
extremis. Dat Ondersteuningsteam heeft mijn volle aandacht en krijgt het
budget dat nodig is om onverminderd hulp te kunnen blijven bieden aan de
mensen die zich aanmelden voor ondersteuning.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik blijf dit een moeilijk onderwerp vinden. Ik zal u uitleggen waarom. U
hoort hier het getal 1.200. 1.200 toeslagenouders hebben hun kinderen
uit huis geplaatst zien worden. Het lukt ons als Staat 157 keer om tot
gezinshereniging te komen en 21 keer om uithuisplaatsing te voorkomen.
Ik weet niet wat ik de regering moet vragen. Ik weet ook niet wat ik van
de vorige regering moet vinden. Maar ik vind het na al het werk dat hier
gedaan is wel een buitengewoon trieste conclusie dat er honderden en
honderden trajecten zijn, maar dat er maar 47 eindigen met een
"verbetering van de bezoekregeling". Ik ken ouders die hier moesten
janken. De kinderen waren niet alleen uit huis geplaatst, maar ze konden
ze niet eens zien. Het wordt als een succes gemeld. En ik weet dat het
Ondersteuningsteam zijn uiterste best doet. Ik zie het dan maar als een
persoonlijk falen; het is ons hier, in deze Tweede Kamer, niet gelukt om
de kwetsbare kinderen die uit huis zijn geplaatst bij het
toeslagenschandaal, te herenigen met hun ouders. Ik verwacht nu geen
antwoord van de staatssecretaris, maar ik zou wel een nadere reflectie
willen horen op het rapport-Hamer wat betreft de vraag hoe wij als Staat
zijn omgegaan met deze buitengewoon kwetsbare jongeren.
Staatssecretaris Struycken:
Die oproep nemen wij zeer ter harte, want het is evident dat het kwaad
van de toeslagenaffaire hierbij het scherpst te voelen is, juist als het
gaat om deze jonge mensen. Dit verdient dus onze permanente aandacht.
Het trieste is dat juist wat dit betreft herstel niet altijd mogelijk
is. We kunnen het namelijk niet ongedaan maken. We kunnen wel maximale
ondersteuning bieden, maar dat leidt niet altijd tot een situatie
waarbij het lijkt alsof de toeslagenaffaire er nooit is geweest. Juist
hier staat maatwerk voorop. Het zijn per definitie heel kwetsbare
situaties met mensen en jonge mensen die zeer getraumatiseerd zijn.
Daarom moeten we hier heel zorgvuldig mee omgaan. Ik ben het geheel eens
met de emotie die de heer Omtzigt uitdrukte, namelijk dat we die
getallen niet als successen moeten zien. Ze zijn mager en pover, maar ze
maken in zekere zin duidelijk hoe ernstig de situatie is en hoeveel
aandacht dit kabinet moet blijven houden voor alle denkbare vormen van
herstel. Het rapport van de commissie-Hamer zal een nieuwe aanleiding
zijn om ons daarop te bezinnen en om te zien of er meer kan in termen
van herstel van het aangedane leed.
De voorzitter:
Tot zover de termijn van de regering. Ik ga schorsen voor het diner tot
20.15 uur. Een vraag nog van de heer Ceder. O, u bent door uw
interrupties heen, hoor ik net.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is een ordevoorstel, even een vraag. Er is toegezegd in de tweede
termijn terug te komen op mijn vraag over institutioneel racisme,
namelijk of het antwoord ja of nee is. Ik bedenk me dat het antwoord
voor mij relevant is voor de vraag of ik een motie wil indienen. Dus
mijn vraag is of het kabinet daar in het begin van de tweede termijn
antwoord op kan geven, omdat het voor mij heel relevant is.
De voorzitter:
Dat is bij dezen overgebracht aan het kabinet. Ik schors tot 20.15
uur.
De vergadering wordt van 19.13 uur tot 20.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Nou, als alle selfies gemaakt zijn, wil ik graag heropenen. Aan de orde
is deel twee van het debat over het rapport van de parlementaire
enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. De eerste termijn
hebben we voor de dinerpauze afgerond. We gaan nu aan de tweede termijn
beginnen. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Stultiens, van
de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dag, voorzitter. Ik zou graag …
De voorzitter:
Had ik u het woord gegeven? Dat dacht ik niet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Excuses, voorzitter.
De voorzitter:
Ik weet niet wat u gedronken heeft tijdens het diner, maar we zijn een
beetje vrijpostig geworden! Ik geef het woord aan de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Excuses, voorzitter, en dank u wel. Ik had gevraagd of ik eerst antwoord
kan krijgen op de vraag die ik in eerste termijn had gesteld. Dan kan ik
bepalen of ik een motie ga indienen.
De voorzitter:
Helder. Tot u spreekt de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Ik kom graag even terug op de vraag van de heer
Ceder. U als Voorzitter heeft het kabinet gevraagd om terug te komen op
de vraag over institutioneel racisme. Staatssecretaris Van Rij uit het
vorige kabinet heeft op 30 mei 2022 per brief al erkend dat er binnen de
Belastingdienst en Toeslagen sprake is geweest van institutioneel
racisme. Aan die kwalificatie is niets veranderd. Dit kabinet heeft daar
ook geen ander standpunt over.
De voorzitter:
Prima. Dan de heer Stultiens met zijn termijn.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. "Een volgend schandaal kan morgen weer gebeuren." Daar
begonnen we mee en dat is eigenlijk de kern van het debat vandaag. Het
wordt al snel een technisch debat en dat is ook belangrijk, maar we
moeten niet vergeten dat het gaat over al die duizenden ouders, gezinnen
en hun kinderen die door overheidshandelen en door de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van de rechtspraak, het kabinet en de Kamer diep de
vernieling in zijn geholpen. Daarom hebben we dit debat vandaag.
Een belangrijk punt in het rapport was dat wij als Kamer de plicht
hebben om er alles aan te doen om te voorkomen dat dit weer kan
gebeuren. Dat zeiden we met z'n allen of bijna met z'n allen ook voor de
zomer. Ik heb daarom moeten constateren dat de reactie van het kabinet
nog niet goed genoeg was. Meerdere partijen zeiden dat vandaag. We
missen de urgentie. Er werd nog veel doorverwezen en sommige
aanbevelingen werden gewoon simpelweg gelijk naast zich neergelegd. Ik
zag vandaag kleine toenaderingen van het kabinet, maar de oproep blijft
staan. Het is nog niet af en er moet echt een beter pakket komen. Daarom
een motie, met brede steun.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de overheid er alles aan moet doen om te voorkomen dat
een volgend schandaal morgen weer kan gebeuren;
overwegende dat een ruime Kamermeerderheid van links tot rechts de
analyse, conclusies en aanbevelingen uit het rapport heeft onderschreven
(35867, nr. 9);
constaterende dat het kabinet sommige aanbevelingen van de commissie
vooruitschuift, sommige aanbevelingen verder onderzoekt en sommige
aanbevelingen vooralsnog weigert uit te voeren;
van mening dat hiermee geen recht wordt gedaan aan het belangrijke werk
van de enquêtecommissie en dat er niet alles aan gedaan wordt om een
volgend schandaal te voorkomen;
verzoekt de regering om de kabinetsreactie voor 1 april 2025 aan te
vullen op bovenstaande punten en daarbij het advies van de
Staatscommissie rechtsstaat te betrekken;
verzoekt de regering om daarna twee keer per jaar een
voortgangsrapportage te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens, Dijk, Inge van Dijk,
Van Eijk, Van Baarle, Koekkoek, Sneller, Kostić en Ceder.
Zij krijgt nr. 14 (35867).
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, tot slot. Er zijn vandaag belangrijke uitingen gedaan door
het kabinet over hardheden, goed bestuur, betrouwbare wetgeving, oog
voor de uitvoering. Ik wil graag benoemen — dat was niet het thema van
het debat vandaag — dat dat geldt voor het hele kabinet en voor alle
terreinen en ook voor alle mensen in ons land, dus ook voor
vluchtelingen en statushouders. En ik weet, dat was vandaag niet het
onderwerp van het debat. Ik heb het er niet over gehad, maar ik vind het
belangrijk om te benoemen dat geldt voor het hele kabinet dat deze
belangrijke principes overeind blijven staan. Ik hoop, tot slot, dat de
Kamer wederom met brede steun de motie steunt en dat we binnenkort een
betere reactie hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dijk, SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik begon dit debat met de vraag aan het kabinet
hoe zij nou met zo'n reactie konden komen. Ik heb in eerste termijn
uiteengezet waarom ik het een gekke kabinetsreactie vond en vervolgens
heb ik ook gezegd dat dat vraagt om een Tweede Kamer die haar tanden
toont, die dit niet accepteert, die niet toestaat dat dit weer op deze
manier zo kan gebeuren. Ik heb goed geluisterd naar alle andere
partijen. Misschien kunt u zich voorstellen dat als je een debat ingaat
en je de kabinetsreactie ronduit onvoldoende, onvolledig en onacceptabel
vindt en er hier partijen zijn van links tot rechts die het daar voor
het overgrote deel mee eens zijn, daar ook op proberen te duwen, dat
weer wat hoopvol stemt.
Vervolgens gaat het kabinet reageren en ik moet zeggen dat dat dan weer
teleurstellend was. Bij tijd en wijle werden er wel dingen toegezegd,
maar als wij een parlementaire enquêtecommissie hebben gehad met zo'n
dik rapport vol met aanbevelingen en conclusies en deze Kamer heeft
gezegd "die willen we allemaal overnemen" en daar bij sommige niet eens
een begin mee wordt gemaakt, dan is dat teleurstellend. Ik heb daar een
patroon in ontdekt en dat patroon is geld. En dat baart mij zorgen. Als
deze Kamer een aantal keren, een flink aantal keren heeft gedebatteerd
over een toeslagenschandaal, heeft gedebatteerd over verschillende
overheidsdiensten die niet goed functioneren, die dezelfde patronen
vertonen, dan mag geld nooit een reden zijn en dan moet er gezocht
worden naar centen om dingen beter te organiseren en om problemen op te
lossen.
De heer Stultiens heeft namens heel wat partijen een goede motie
ingediend met een algemeen verhaal over hoe er naar deze aanbevelingen
moet worden gekeken en ik voeg daar nog een aantal moties aan toe. Dat
doe ik specifiek op die punten waarop ik het kabinet heb ondervraagd en
waarvan ik vind, waarvan de SP vindt, dat er niet of onvoldoende geld
bij geleverd is. Dat moet snel concreter worden gemaakt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de waakhondfunctie van de Autoriteit Persoonsgegevens
toeneemt met de digitalisering van maatschappij en overheid;
constaterende dat de omvang en het budget van de Autoriteit
Persoonsgegevens momenteel niet voldoende zijn om deze rol te
vervullen;
verzoekt de regering een uitgebreidere reactie te geven op de
aanbevelingen van de parlementaire enquête Fraudebeleid en
Dienstverlening om het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens
stapsgewijs structureel te verhogen, hier een inschatting van benodigde
investeringen bij te maken, en dit voor de zomer aan de Kamer voor te
leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Van Baarle, Koekkoek en
Kostić.
Zij krijgt nr. 15 (35867).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen te vaak onvoldoende terechtkunnen met problemen
die veroorzaakt zijn door complexe regels en regelingen;
verzoekt de regering een uitgebreidere reactie te geven op de
aanbevelingen van de parlementaire enquête Fraudebeleid en
Dienstverlening voor een landelijk dekkend netwerk voor hulp en
ondersteuning bij sociaal-juridische vraagstukken, hier een inschatting
van de benodigde investeringen bij te maken, en dit voor de zomer aan de
Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Van Baarle, Koekkoek en
Kostić.
Zij krijgt nr. 16 (35867).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de uitdagingen voor de sociaal advocatuur groot zijn
en de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening
heeft aanbevolen te investeren in de vergoedingen voor sociaal advocaten
om het tekort terug te dringen;
overwegende dat de commissie-Van der Meer II over enkele weken met een
rapport komt over de redelijke vergoeding en we dan dus weten welk
bedrag nodig is om de sociaal advocatuur toekomstbestendig te
maken;
verzoekt de regering na ommekomst van het rapport van de commissie-Van
der Meer II dit budget beschikbaar te stellen en zodoende deze
aanbevelingen van de parlementaire enquête Fraudebeleid en
Dienstverlening over te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Van Baarle, Koekkoek en
Kostić.
Zij krijgt nr. 17 (35867).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het recht op laagdrempelig contact met de overheid
ervoor zorgt dat mensen vroegtijdig kunnen worden geholpen en dat
maatschappelijk kosten kunnen worden voorkomen;
verzoekt de regering een uitgebreide reactie te geven op de aanbeveling
van de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening voor een
recht op persoonlijk contact met de overheid, hier een inschatting van
benodigde investeringen bij te maken, en dit voor de zomer aan de Kamer
voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Ceder, Van Baarle,
Koekkoek en Kostić.
Zij krijgt nr. 18 (35867).
De heer Dijk (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Dan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. We hebben breed in deze Kamer geconstateerd dat
de kabinetsreactie op het rapport van de enquêtecommissie te min is, dat
het onduidelijk is hoe het kabinet een flink aantal aanbevelingen gaat
uitvoeren, dat er doorverwezen wordt naar onderzoek en andere
instanties, en dat andere aanbevelingen überhaupt niet worden opgevolgd.
Het is goed dat de heer Stultiens een breed ondertekende motie heeft
ingediend die het kabinet vraagt om snel met een herziening daarvan te
komen. Het is ook goed dat het kabinet zelf aangeeft dat deze reactie
een startpunt is. Dus laten we hopen dat in de komende tijd de opvolging
van de aanbevelingen concreter door het kabinet geformuleerd wordt en
dat we de discussie dan kunnen hervatten. Laten we daarin een positieve
grondhouding hebben.
Voorzitter. De toeslagenmisdaad was een voorbeeld van institutioneel
racisme. Daar heb ik in mijn bijdrage ook op ingezoomd. Ik ben blij dat
de staatssecretaris de toezegging heeft gedaan om na te gaan of er nog
een ultieme poging kan worden gedaan om te bekijken of we kunnen
achterhalen hoe die discriminerende risicomodellen zijn opgesteld. Ik
zie de reactie van de staatssecretaris binnenkort dus graag tegemoet. Op
een tweetal punten wil ik op dit onderwerp nog een motie indienen.
Allereerst gaat het over de documentatie van de totstandkoming van
risicomodellen. Daar heeft de regering op geantwoord. Zij heeft met name
geantwoord dat er gedocumenteerd wordt naar aanleiding van waarborgen
die gesteld worden. Maar ik vind het gewoon belangrijk dat we dadelijk
voor elk risicomodel dat we benutten en gaan opstellen helder hebben
waarom het is opgesteld, wat erin zit, waarom dat erin zit en wanneer
dat besluit is genomen, zodat overheidsbesluiten op grond van zo'n model
ook herleidbaar zijn. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie in het duister tast
over de vraag hoe risicomodellen tot stand zijn gekomen;
van mening dat wij hieruit lering dienen te trekken en dat
overheidshandelen uitlegbaar dient te zijn;
verzoekt de regering om als beleid te hanteren dat bij de totstandkoming
van een risicomodel gedocumenteerd wordt op basis van welk besluit en
welke argumentatie dit model is ontwikkeld, waarom indicatoren erin zijn
opgenomen en op welke wijze waarborgen worden getroffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Dijk en
Kostić.
Zij krijgt nr. 19 (35867).
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik heb het ook gehad over de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme. De evaluatie laat zien dat dit een instituut
is met een positieve meerwaarde voor het antidiscriminatiebeleid. Wat
ons betreft kun je discriminatie niet met daadkracht bestrijden als je
dit instituut nog langer laat bungelen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en
Racisme is ingesteld, die zorgt voor rijksbrede afstemming van het
antidiscriminatiebeleid en de overheid hierop scherp houdt;
overwegende dat uit de evaluatie volgt dat de geïnterviewden meerwaarde
zien in de NCDR en dat rollen en taken zich momenteel
uitkristalliseren;
van mening dat de strijd tegen discriminatie niet gebaat is bij het in
onzekerheid laten verkeren van de NCDR;
verzoekt de regering om het instituut van de Nationaal Coördinator tegen
Discriminatie en Racisme voort te zetten en zo spoedig mogelijk aan te
geven op welke wijze de regering dit gaat doorvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Kostić.
Zij krijgt nr. 20 (35867).
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Tot slot. Deze motie is mede ingediend door het lid Kostić.
Goed dat u mij daaraan herinnert, dank u wel. Tot slot heb ik nog een
tweetal moties over de aanbevelingen in algemene zin.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet het wetsvoorstel voor de Wet versterking
waarborgfunctie Awb in voorbereiding heeft, maar dat het niet voorzien
heeft in een financiële dekking;
verzoekt de regering om de noodzakelijke financiële dekking veilig te
stellen zodat de uiteindelijke uitvoering van de wet niet in het geding
komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 21 (35867).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie naar het
regeerakkoord van het kabinet-Rutte I verwijst, waarin een taakstelling
van 180 miljoen euro voor fraudebestrijding in de sociale zekerheid was
opgenomen;
overwegende dat deze taakstelling heeft geleid tot verkeerde prikkels
bij de rijksoverheid en destructieve gevolgen voor de
toeslagenouders;
verzoekt de regering om als uitgangspunt te nemen dat er geen
taakstellingen voor fraudebestrijding in de sociale zekerheid worden
gehanteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Dijk en
Kostić.
Zij krijgt nr. 22 (35867).
De heer Van Baarle (DENK):
Ik bedank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we dit debat en gesprek met elkaar
hebben kunnen voeren. Ik zei aan het begin van mijn betoog dat ik bij
dit debat altijd Esther voor ogen heb gehad. Ik heb ook de vraag gesteld
wat er vandaag de dag nodig is om te voorkomen dat dit nog een keer kan
gebeuren. Er zijn een aantal dingen waar verbetering dient op te
treden.
Allereerst het toeslagenstelsel. Ik heb al heel vaak aangegeven dat het
niet alleen belangrijk is dat we uitspreken dat we naar een ander
belasting- en toeslagenstelsel gaan, maar dat we daarin ook stappen gaan
zetten en beseffen dat er urgentie is. Ik begrijp de discussie in de
Kamer dat het goed moet gebeuren; daar ben ik het helemaal mee eens.
Alleen is de beleving van mijn fractie dat het 'm niet alleen zit in de
techniek, maar vooral in de vraag welke keuzes we maken. Wij gaan over
die keuzes. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat ik het best ingewikkeld
vond dat het kabinet vraagt om een open gesprek met de Kamer, terwijl we
dat gesprek volgens mij al heel lang met elkaar voeren en ook
richtinggevende moties hebben ingediend. Ik snap dat het ingewikkeld is,
maar met name ten aanzien van de kinderopvangtoeslag denk ik dat het
echt een kwestie is van keuzes maken. Ik denk dat we hier vandaag als
Kamer die keuzes kunnen maken en richting kunnen geven aan het kabinet.
Daarom heb ik met een aantal andere Kamerleden een motie geformuleerd
die specifiek vraagt om uiterlijk voor de zomer van 2025 het
wetsvoorstel te publiceren, zodat er een consultatie kan plaatsvinden en
we de wet ook echt dit jaar gaan behandelen. Ik vind het ook belangrijk
om daarbij gelijk te kijken naar de vereenvoudiging van de zorgtoeslag
en het kindgebonden budget, zodat we de juiste stappen kunnen zetten.
Daarom ook de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie concludeert dat
politici blind zijn voor de gevolgen voor mensen wanneer het stelsel van
toeslagen niet grondig wordt hervormd;
overwegende dat reeds enkele jaren wordt gewerkt aan het afschaffen van
de kinderopvangtoeslag, in het hoofdlijnenakkoord nog eens is bevestigd
dat de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft, maar er nog geen
wetsvoorstel aan de Kamer is voorgelegd;
verzoekt het kabinet om het wetsvoorstel voor hervorming van de
kinderopvangtoeslag uiterlijk in de zomer van 2025 te publiceren voor
consultatie en nog voor het einde van het jaar bij de Kamer in te
dienen, en gedurende 2025 waar mogelijk stappen te zetten in een verdere
vereenvoudiging van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Van Eijk, Sneller en
Stultiens.
Zij krijgt nr. 23 (35867).
Een korte vraag van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb plannen gezien om de kinderopvangtoeslag te vereenvoudigen. We
kennen de plannen voor het vereenvoudigen van de zorgtoeslag: een lagere
nominale premie en dan minder zorgtoeslag. Dat snap ik. Op welke wijze
wil de ChristenUnie het kindgebonden budget vereenvoudigen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Deze discussie heeft de heer Omtzigt heel vaak met de heer Grinwis
gehad. Wij hebben daar een visie op, maar ik heb in de motie ook
aangegeven dat het aan het kabinet is om daarin stappen te zetten, juist
omdat we een vereenvoudiging willen. Als u de visie van de ChristenUnie
wil horen, dan verwijs ik naar het verkiezingsprogramma. Maar de heer
Omtzigt kennende, kent hij dat, dus dan weet hij ook wat onze plannen
daarmee zijn.
De heer Omtzigt (NSC):
Het kindgebonden budget is op zich een vrij simpele regeling. Het is
namelijk een bedrag, en dat loopt met een paar euro af per €100 die je
meer verdient als alleenstaande of als echtpaar. Waar de huurtoeslag
heel ingewikkeld is, en de kinderopvangtoeslag dramatisch ingewikkeld
is, ben ik heel benieuwd welke grote vereenvoudigingsslag er in het
kindgebonden budget beschikbaar is. Want we zeggen iedere keer dat we
het hier afschaffen, maar als je het afschaft, dan raak je gezinnen. Dat
is volgens mij niet helemaal de bedoeling van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Eens. Daarom verwijs ik nogmaals naar ons totaalpakket aan hervormingen.
Als het kabinet van mening is dat vereenvoudiging betekent dat het
kindgebonden budget ongemoeid wordt gelaten of wellicht een aanpassing
in het licht van de bredere stelselwijziging behoeft, dan zal dat
geconcludeerd moeten worden. Waar mijn motie op ziet, is dat er in ieder
geval wel een begin van een richting in het antwoord zit, met name ten
aanzien van de zorgtoeslag. Ik heb net in mijn betoog aangegeven dat ik
een beweging zie die volgens mij heel onwenselijk is, namelijk dat de
zorgtoeslag belangrijker wordt gemaakt in een periode waarin we volgens
mij als Kamer zeggen dat die minder belangrijk moet worden gemaakt. Dus
ik wil graag van de kabinetsleden een antwoord op de vraag hoe zij in
het licht van de totale stelselwijziging dat denken te gaan doen. Dat
hoeft niet in één keer, maar een stip op de horizon, de richting en de
derde termijn vinden wij als partij wel heel belangrijk.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Omtzigt (NSC):
Dank voor het antwoord. Ik zie dus dat er inderdaad wel voorstellen
gedaan worden voor de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag. Maar de
partijen hier in de Kamer hebben echt nog wel moeite om voor de
huurtoeslag en voor het kindgebonden budget een alternatief te
verzinnen. Laten we daar ook gewoon eerlijk over zijn. Het zou een grote
stap zijn om bij twee van de vier toeslagen iets te doen. Dat is niet
mis. Ik ben echter niet voor het idee dat je even via een hamerslag van
die andere twee toeslagen kan afkomen. Je bent dan namelijk ook de
ondersteuning van gezinnen kwijt en daar hecht de ChristenUnie volgens
mij best wel aan.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zeker. Als u de motie goed leest, ziet u daarom ook dat de huurtoeslag
nu niet in deze motie genoemd wordt. Het voorstel van de ChristenUnie is
dat we van de huurtoeslag naar de huursubsidie willen. Maar ik denk dat
de heer Omtzigt wel weet welke richting wij op willen. Ik hoop op steun
van Nieuw Sociaal Contract daarbij.
Voorzitter. Daarnaast is het een belangrijk punt voor ons geweest dat
het staatsrechtelijke systeem op de schop gaat. Wij zien nu namelijk dat
de splitsing van de Raad van State en het onderbrengen onder de
rechterlijke macht een beweging is die het kabinet inzet. Dat vinden we
heel goed. Tegelijkertijd zien wij dat het vraagstuk over de aanvullende
inkomensvoorzieningen blijft liggen. Daarom heb ik ook de volgende
motie. Ik denk namelijk dat als je gaat splitsen het heel logisch en
belangrijk is dat je zorgt dat je de vraagstukken rondom aanvullende
inkomensvoorzieningen bij een en dezelfde rechtsprekende instantie
belegt. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
wordt opgemerkt dat er een principiële onzorgvuldigheid in het
staatsrechtelijk systeem is, omdat er vier hoogste rechtscolleges op
bestuursrechtelijk gebied zijn met elk een bestuursrechtelijke expertise
waarvan er twee uitspraken doen op het gebied van (aanvullende)
inkomensondersteuning;
constaterende dat het kabinet de aanbeveling van de commissie overneemt
om de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State af te splitsen
van de Raad van State en onder te brengen bij de rechterlijke
macht;
verzoekt het kabinet om bij de verdere uitwerking van de splitsing van
de Raad van State te onderzoeken of en hoe vraagstukken over
(aanvullende) inkomensvoorzieningen bij één rechtsprekende instantie
kunnen worden ondergebracht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 24 (35867).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Volgens mij heeft de heer Dijk net een goede motie ingediend
over het overnemen van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer
II. Ik dacht dat staatssecretaris Struycken dat in het debat eigenlijk
ook zei, dat er erkend werd dat er genoeg bijstand zou moeten zijn. Daar
horen natuurlijk ook voldoende middelen bij. Dus ik ben benieuwd naar de
appreciatie van de staatssecretaris op deze motie. Maar als de woorden
die zowel mevrouw Palmen als de heer Struycken hebben uitgesproken
terecht blijken te zijn, dan kan ik me niet voorstellen dat die anders
zal zijn dan oordeel Kamer.
Voorzitter. Mijn tijd is op, dus ik zal afronden. Ik zie dat de heer
Omtzigt nog een vraag heeft.
De voorzitter:
Heeft u al afgerond?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat doe ik bij dezen, voorzitter.
De heer Omtzigt (NSC):
Even voor de helderheid: de ChristenUnie bedoelt bij de hervorming van
de zorgtoeslag, toch de hervorming die hier bedoeld was, namelijk fors
lagere nominale zorgpremie en de rest van de zorgkosten te financieren
via de belastinginkomsten, toch?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Uit mijn hoofd gezegd, pleiten wij voor ... Ik moet terugkomen op de
vraag of het precies is wat u zegt. Als ik nu ja zeg, dan moet ik daarop
terugkomen.
De voorzitter:
Hè, jammer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Wat ik in de motie zeg, is dat het kabinet met een voorstel zou moeten
komen. Ik kom zo bij u terug om te kijken hoe u dit precies duidt. De
heer Omtzigt is een scherp persoon en ik zal kijken of hij het zo
duidt.
De voorzitter:
U vraagt een derde termijn aan, begrijp ik.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, ik ga proberen dit onder ons te regelen.
De heer Omtzigt (NSC):
Nee, ik zou dit graag publiek willen doen, desnoods aan de
interruptiemicrofoon wanneer ik aan de beurt ben. Het gaat me er echt om
of de ChristenUnie met deze motie bedoelt dat de nominale premie
omlaaggaat en dat er dus meer financiering van het zorgstelsel
plaatsvindt via het belastingstelsel. Anders kom je niet van de
zorgtoeslag af; tenminste, niet van een groot deel daarvan.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij is het antwoord bevestigend, maar ik kom zo bij u terug
wanneer u op dat onderwerp ingaat.
De voorzitter:
Bel de heer Grinwis maar even. Die vertelt het zo wel.
De heer Sneller, D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de serieuze
beantwoording. Aan de ene kant hebben we volgens mij een goed en stevig
debat gehad. Aan de andere kant leek het alsof de Kamer en het kabinet
langs elkaar heen aan het praten waren, want hier was het gevoel van
links tot rechts dat de kabinetsreactie eigenlijk onvoldoende
tegemoetkwam en onvoldoende recht deed aan de aanbevelingen en de
analyse van de parlementaire enquêtecommissie, terwijl de minister van
Sociale Zaken eigenlijk zei: onze basishouding is eigenlijk dat wij alle
aanbevelingen omarmen. Dat resulteert dan toch in de onbevredigende
slotsom dat ik de motie van de heer Stultiens mede heb
ondertekend.
Toch heb ik ook een aantal goede antwoorden gehoord. Dat geldt
bijvoorbeeld voor het financiële realisme van de minister van Sociale
Zaken: als je die toeslagen wil afschaffen, zal extra geld nodig zijn.
Ik heb van de staatssecretaris ook goed gehoord dat afschaffing het doel
van de gesprekken is. Ik heb van de minister van Binnenlandse Zaken ook
gehoord dat zij nog eens wil kijken naar die bezwaartermijnen. Ik
waardeer die beweging.
Dan de vraag waarom die financiële kwestie steeds zo terugkomt. Aan de
ene kant, waren de financiën voor deze onderwerpen nu niet zo'n groot
issue geweest als deze onderwerpen echt een prioriteit waren geweest.
Dan waren die geregeld. Het is niet alleen zo belangrijk dat ze geregeld
zijn om te zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens haar wettelijke
taak kan vervullen, maar ook omdat inhoudelijke beleidswijzigingen vaak
worden gestuit, of ergens niet mogen worden ingediend, of uiteindelijk
niet tot stand komen omdat de financiering voor de uitvoering ervan niet
gerealiseerd is. Dat is waarom het uiteindelijk een showstopper is als
er geen geld is. Voor de sociale advocatuur is het problematisch om geen
geld te hebben om opvolging te geven aan de aanbevelingen. Dat is
problematisch voor die doelgroep, maar ook voor de doelgroep die er
gebruik van maakt. Ik was blij met wat de staatssecretaris daarover zei,
maar ik denk dat veel mensen en veel fracties toch denken, ook op basis
van wat er tijdens Rutte III gebeurd is: de bewindspersoon kan het
willen, maar uiteindelijk moet het collectief het ook regelen. In eerste
termijn zei ik over goede voornemens: het gaat ook om de uitvoering en
om de resultaten. Ik hoop dat het duidelijke signaal aanstaande dinsdag
ertoe leidt dat we nog een stevigere reactie krijgen van het
kabinet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Inge van Dijk, CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Toen was het alweer de tweede termijn. Waar
staan we nu? De Kamer heeft eigenlijk bijna volledig duidelijk gemaakt
dat er qua ambitie niet een tandje, maar wel echt een tand bij moet. Het
kabinet heeft ons gehoord, maar wat nu? Gaan we nu naar huis met het
gevoel dat het goed komt, en dan niet voor ons maar voor al die mensen
die geraakt zijn en misschien nog wel geraakt worden? Volgens mij zou
iedereen dat het liefst willen. Dat we periodiek inzicht krijgen in de
voortgang van de aanbevelingen is belangrijk om als Kamer vinger aan de
pols te kunnen houden. Maar gaan we daarin ook de oproep van de Kamer —
tand erbij! — terugvinden? Dat is mijn laatste vraag voor nu.
Voorzitter. Daarnaast willen wij meer prioriteit voor de uitvoering,
zodat het fundament waarop we onze stelsels bouwen weer een stabiel
fundament wordt. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het succesvol opvolgen van de adviezen van de
parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening, mede
valt of staat met de kracht van de uitvoering;
constaterende dat sinds begin 2023 jaarlijks de Staat van de Uitvoering
wordt gepubliceerd, waarin de belangrijkste knelpunten voor de publieke
dienstverlening worden geïdentificeerd en concrete oproepen worden
gedaan hoe het beter kan;
constaterende dat hierin ook wordt geconcludeerd dat de grote
uitvoeringsproblemen die organisaties en beleidsterreinen overstijgen,
niet worden opgelost, terwijl de urgentie toeneemt;
overwegende dat opvolging van de cruciale oproepen uit de Staat van de
Uitvoering de hoogste prioriteit verdienen, waaronder het versnellen van
complexiteitsreductie, betrekken van de uitvoering vanaf het
allerprilste begin van beleidsvorming en het op gang brengen van
gegevensuitwisseling tussen publieke dienstverleners;
verzoekt de regering om opvolging te geven aan de oproep uit de Staat
van de Uitvoering 2024 om met de politieke en ambtelijke leiding van de
departementen een voortrekkersrol op te pakken in de verandering van het
beleidsproces, en vóór de zomer een plan van aanpak richting de Kamer te
sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 25 (35867).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van Volt, voorzitter, dank. O, dat zei u ook? Dan viel de microfoon uit.
Sorry. Daarom zaten we zo te ginnegappen. Ik hoorde: van … En toen bleef
het stil.
De voorzitter:
Serieus? Goed dat ik het weet, want er zijn microfoonproblemen. Maar als
er nu halverwege al dingen wegvallen … Ik zit de hele avond al slimme
dingen te zeggen, maar dat valt dus niemand op.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, het valt weg, voorzitter. Sorry!
De voorzitter:
Waar was u ook alweer van?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Volt.
De voorzitter:
O ja.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de bewindspersonen, aan de ondersteuning
en aan de collega's voor het debat. Dit kabinet zegt heel vaak: wij
kijken naar wat wél kan. Als je betrokken bent bij of slachtoffer bent
van het toeslagenschandaal en je hebt het debat vandaag gevolgd, dan
twijfel ik erg of je het gevoel hebt dat dit kabinet wil geven, namelijk
dat het wel kan. Dat is echt zonde, want het was een collectief falen.
Er is een kabinet op gevallen. De Kamer heeft het grootste, sterkste
middel ingezet dat we hebben, namelijk een parlementaire
enquêtecommissie.
En nee, niet alles hoeft vandaag opgelost te worden. Ik zei al in mijn
inbreng: in de politiek is er eigenlijk nooit sprake van grote stappen
snel thuis, maar je moet wel het vertrouwen hebben dat het op een
gegeven moment goed komt. Dat vertrouwen is er op dit moment bij mij nog
niet. Daarom heb ik ook meerdere moties meegetekend, die het kabinet
oproepen te komen met een sterke reactie en concretere acties. Nogmaals,
het hoeft niet allemaal morgen opgelost, maar het moet wel heel
duidelijk zijn welke richting we opgaan en welk tijdpad we ongeveer voor
ogen hebben om dit echt op te lossen. We zijn verplicht om dat
vertrouwen in de overheid en de rechtsstaat terug te brengen. Dat geldt
ook wel voor de democratie. Die moet functioneren. We moeten problemen
kunnen oplossen als die zich voordoen.
Dus, kabinet, laat zien dat het kan. Kom met een betere reactie, waaruit
veel meer actie en toekomstperspectief spreekt. Laten we er alsjeblieft
voor zorgen dat we laten zien dat dit morgen niet meer zomaar weer kan
gebeuren.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Fijn dat er zo weinig moties worden ingediend. Mevrouw Van
Eijk, VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Dank aan het kabinet voor de uitgebreide
reactie en voor de toezeggingen die zijn gedaan. Ook waardeer ik de
voorzichtige beweging van het kabinet richting de Kamer. De motie van de
heer Stultiens heb ik mede ingediend, omdat we het kabinet de
gelegenheid willen geven om op onderdelen een heroverweging te verwerken
op zijn eerste reactie, zodat die minder star en dogmatisch is, met meer
ruimte voor varianten en alternatieven, en zodat die rechtdoet aan de
aanbevelingen of aan de strekking daarvan.
Richting de collega's in de Kamer zeg ik dat we alle voorstellen en
eventuele budgettaire consequenties die vanuit het kabinet naar de Kamer
worden gestuurd, telkens opnieuw zullen wegen. Onze houding daarbij zal
zijn: hoe kan het wél om uiteindelijk recht te doen aan de aanbevelingen
van de commissie? Dat is dus in lijn met de motie van 25 april. Het is
een herkansing voor het kabinet om tot een betere uitvoering te komen
van de eerder aangenomen motie. Daarnaast dien ik een motie van de heer
Ceder mede in, ten aanzien van het afschaffen van de kinderopvangtoeslag
en de invoering van de nieuwe financieringssystematiek. Beide thema's
zijn voor de VVD echt prioritair.
Volgens mij zijn een paar vragen die ik in de eerste termijn heb gesteld
nog niet beantwoord. Die zou ik dan toch nog even onder de aandacht van
het kabinet willen brengen. Dat gaat over het punt van de rode draad, de
tijdlijn en de samenhang in relatie tot de aanbevelingen. Maar dat is
misschien een mooi punt om ook in de voortgangsrapportage op de een of
andere manier te verwerken, zodat wij beter kunnen gaan volgen hoe zaken
met elkaar samenhangen, welke prioriteiten er zijn en hoe dat in de
volgorde der dingen kan gaan. Door mijn collega's is ook al gevraagd
naar de planningsbrief.
Dan een vraag die ook door de heer Omtzigt is gesteld. Hij gaf aan dat
die ook schriftelijk beantwoord mag worden, maar ik heb niet gehoord of
die ook daadwerkelijk schriftelijk wordt beantwoord. Die vraag gaat over
de eventuele prikkels die een rol zouden kunnen spelen bij
fraudebestrijding en over inzicht geven in de opbrengsten die op dit
moment zijn ingeboekt in de departementale begrotingen, met taakstelling
als kwalificatie. Wordt dat ook op die manier door de
uitvoeringsorganisaties gevoeld?
Ten slotte heb ik een vraag ten aanzien van de uitvoeringstoetsen. De
Kamer hecht daar groot belang aan. Wat gebeurt er op het moment dat naar
aanleiding van een uitvoeringstoets een wetsvoorstel grondig wordt
gewijzigd? Wordt de uitvoeringsorganisatie dan opnieuw in de gelegenheid
gesteld om die advisering te doen? Kan daar nog een toelichting op
worden gegeven?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Omtzigt, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Omtzigt (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het was een grote parlementaire enquête, waarbij
er ook groot leed bestond in de samenleving. Daarom was het belangrijk
dat die parlementaire enquête plaatsvond. De commissie deed vergaande
aanbevelingen. Van deze vergaande aanbevelingen zegt het kabinet het
volgende. Ze gaan grondwettoetsing mogelijk maken, ze gaan een
grondwettelijk hof opzetten, ze gaan de Raad van State na 400 jaar een
keer splitsen, ze gaan het recht op vergissen vastleggen, er komt een
wetsvoorstel over proactieve dienstverlening, er komt een wetsvoorstel
dat de handhaving aanpast, de Algemene wet bestuursrecht wordt aangepast
met onder andere de burgerlus, en — de minister gaf het net toe — de
bezwaartermijnen van zes weken worden opgerekt als dat kan.
Ik zag een in mijn ogen zeer ambitieuze agenda voor de stelselwijziging
rondom toeslagen bij de staatssecretaris Herstel en Toeslagen. Wij als
Tweede Kamer moeten misschien maar eens de tijdelijke commissie voor
hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel gaan oprichten, zoals
Inge van Dijk en ik gevraagd hebben. Dat is wel de tegenhanger hiervan,
zeg ik erbij.
De Kamer heeft met een eerdere motie van de SP en DENK al uitgesproken
dat eenzijdig overheidshandelen onder de Algemene wet gelijke
behandeling gebracht moet worden. Dat was vandaag dus geen discussie
meer. Er komt een procedure rondom hardheden. Daarvan zullen we zien wat
er in mei gebeurt. Dan zal er een ontmoeting met slachtoffers van het
UWV-drama plaatsvinden met een aantal ministers.
Voorzitter. Ik heb zelden een parlementaire enquête gezien waarbij er
zulke ingrijpende wijzigingen doorgevoerd zijn door het kabinet. Was dat
nodig? Ja, dat is nodig. Is mijn verlanglijstje hiermee klaar? Nee,
absoluut niet. Mijn verlanglijstje is nog lang. Ik zie de minister van
Binnenlandse Zaken kijken: hem tevreden krijgen lukt toch niet. Maar er
is echt veel aan de hand. Er zijn grote dingen misgegaan in het
kinderopvangtoeslagschandaal, bij het UWV en in Groningen. Er wordt nu
grondig verbouwd aan de Nederlandse rechtsstaat om de
checks-and-balances beter te maken. Dat wilde ik toch even benoemen als
tegenwicht, want er zijn hier ook een aantal parlementariërs die doen
alsof er helemaal niks gedaan wordt. Ik vind het heel belangrijk om die
regelmatige updates van het kabinet te ontvangen en de eerste dus ook
aan het eind van het jaar. Dan zien we inderdaad aanbeveling voor
aanbeveling waar we staan, of we moeten bijsturen en of we nog iets
anders moeten.
Voorzitter. Dat betekent ook wat voor de komende discussie over OCTAS.
Het heeft mij jaren gekost van zeuren, schreeuwen, verontwaardigd zijn,
debatten eisen, tijdlijnen eisen en weet ik niet wat allemaal eisen
samen met vooral collega Leijten en collega Azarkan om het
toeslagenschandaal boven tafel te krijgen. En daarna duurde het nog drie
jaar voordat iedereen hier echt zag dat het toeslagenstelsel hervormd
moet worden. Er waren wel voorstellen voor hervorming, want er waren
meerdere partijen die zeiden dat het toeslagenstelsel niet werkt. Het
duurde echter jaren totdat het besef er was dat, als je wilt voorkomen
dat het nog een keer gebeurt, dit een ingrijpende wijziging van het
toeslagenstelsel vergt. Daarom is het mijn stellige wens dat wij niet
dezelfde fout maken bij wat er nu in de WIA gebeurt. Er ligt een rapport
van OCTAS. Dat is gevraagd door de Kamer en het vorige kabinet. Dat zegt
dat er echt iets moet gebeuren. De helft van de mensen die minder dan
35% arbeidsongeschikt zijn, heeft geen werk. De helft van de mensen die
tussen de 35% en 80% arbeidsgeschikt zijn, haalt niet meer dan de helft
van het resterende verdienvermogen en heeft een zeer lage uitkering. Dat
zijn geen tekenen van een wet die buitengewoon goed werkt. De hardheden
en het feit dat het UWV nu gaat terugvorderen, omdat de burgers zouden
moeten weten dat ze vier jaar geleden een te hoge uitkering hebben
gekregen: echt waar, doe ons dit niet aan! Dat betekent ook dat de Kamer
hier feitelijk ofwel de lessen leert en het systeem dus vergaand gaat
hervormen ofwel blijft aanmodderen en wel gaat zien waar dat gaat
eindigen.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal andere vragen. Ik heb voor
staatssecretaris Palmen de vraag of onder artikel 8.42 van de Awb alle
dossiers samengesteld zijn bij de integrale herbeoordeling. Als die er
zijn, kunnen die immers aan de ouders gestuurd worden.
Ik heb gevraagd om het actieplan begrijpelijke taal. Ik heb ook gevraagd
om vier of vijf brieven van het UWV of de Belastingdienst gewoon in een
laag taalniveau. Daar zal ook ik als persoon mee geholpen zijn, want ook
ik zie brieven die ik niet begrijp. Begrijp dit dus niet verkeerd. Maak
daar begrijpelijke taal van!
In verband met de Belastingdienst wil ik graag weten welke processen wel
en niet voldoen aan de AVG. Ik sluit me aan bij de vragen van DENK over
de Broedkamer. Er liggen rapporten uit 2015 en 2016 en die zijn
schandelijk. Daar moet opheldering over komen. Het kan niet waar zijn
dat de parlementaire enquête daar niet uit kwam. Ik wil ook weten welke
wetten er nog overtreden worden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zal allereerst terugkomen op de vraag van de heer Omtzigt. Ik kan die
bevestigen. Positief! Ik heb dat net ook buiten de microfoon om gedaan.
Dat klopt.
Het tweede gaat over de AVG. Ik heb net een debat gehad met de heer
Struycken. Volgens mij heeft de heer Omtzigt ook een vraag gesteld over
de koppeling tussen gegevens bij de Belastingdienst en de gemeenten,
waarmee heel veel mensen geholpen zouden kunnen worden. Ik heb net
geprobeerd om te kijken of er sprake is van een analyse hiervan en of er
sprake is geweest van een verzoek aan de AP om te kijken of dit
überhaupt kan. De heer Omtzigt zit al best lang in de Kamer en heeft ook
de AVG en de hele wetsdoorloop daarvan meegemaakt. Ik vraag me af wat
het oordeel van de heer Omtzigt is ten aanzien van de vraag of het nu al
kan. Ik heb daar wel mijn vraagtekens bij. Zijn we nu niet al twee jaar
tegen een soort spook aan het lopen, terwijl we per direct ...
De heer Omtzigt (NSC):
Wij hebben hier zeer veel AVG-spoken gezien. De AVG was de wet waarvan
ik in de eerste termijn zei: die wordt niet gehandhaafd bij de overheid.
Al de mensen die onterecht als fraudeur aangemerkt zijn, vinden hun
gegevens overal binnen de overheid terug en de overheid weet niet met
wie die gegevens gedeeld zijn. Was dat met gemeentes en met andere
instellingen van de overheid? Daar kon alles gedeeld worden, maar bij
het oplossen van problemen wordt de AVG gebruikt als een schaamlap om ze
niet op te lossen. Dat hebben we gezien bij de uithuisplaatsingen. Bij
de behandeling van het wetsvoorstel bleek dat het helemaal niet nodig
was, maar dat de gegevens over de uithuisplaatsingen gekoppeld hadden
kunnen worden, waardoor die ouders een jaar eerder geholpen hadden
kunnen worden. En ook hier vraag ik me ernstig af of de AVG de grote
belemmering is. Het is voor mij hét wetsvoorstel geworden dat tegen de
burger gebruikt wordt. Het wordt gehandhaafd om bijvoorbeeld te zien of
een voetbalclub wel of niet foto's online heeft staan, maar het wordt
niet gehandhaafd bij de overheid. Ik denk dus dat het kan, maar ik weet
het niet zeker. Daarvoor wacht ik echt nog even op het antwoord van de
staatssecretaris voor Rechtsbescherming.
Ik noemde het voorbeeld van de belastinginspecteur uit Enschede, van het
Stella-team daar, die zei: als ik mensen wil helpen die in de problemen
zitten en die tegelijkertijd een invordering hebben van het UWV, het
CJIB en de Belastingdienst, dan mag ik dat niet weten als overheid. Ik
zou wel opheldering willen hebben waarom dat niet zou kunnen. Als iemand
drie vorderingen tegelijk van de overheid heeft, en je moet het
bestaansminimum garanderen, dan gaat het nog weleens een keertje
mis.
Voorzitter. Die Broedkamer is dus verschrikkelijk geweest.
Econometristen moet je niet loslaten bij de Belastingdienst, zeg ik
maar. Ik wil weten wat daar precies gebeurd is. Er zijn uitgebreide
vragen over gesteld en rapporten over geschreven. Er zijn dertien wetten
overtreden.
Voorzitter. Ik heb nog een vraag openstaan, maar een aantal vragen mogen
ook schriftelijk. Wat betreft de Raad van State heb ik gevraagd of het
echt zo is dat de staatsraden nu gaan over het ontslag van de rechters,
dus dat de adviseurs van de regering formeel rechters kunnen
ontslaan.
Bij de uithuisplaatsingen verwacht ik uitgebreid commentaar. Dit is geen
gemakkelijk dossier. Dit is niet een dossier dat je makkelijk oplost.
Maar er zou binnen een halfjaar een herbeoordeling zijn van alle
uithuisplaatsingen. Dat is een motie van twee jaar geleden. Het lijkt
erop dat we wachten totdat alle kinderen meerderjarig zijn, voordat we
dit probleem dichtdoen, in plaats van dat we het proberen op te
lossen.
Voorzitter. Het zou een trieste conclusie zijn van dit debat als die
kinderen die de zwaarste prijs betaald hebben voor dit schandaal, tot op
de dag van vandaag blijven betalen. Daarom hoop ik ook dat in elke
voortgangsrapportage duidelijk gemaakt wordt wat er gedaan wordt voor
deze groep getroffen jongeren en hun ouders.
Dank u wel.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Omtzigt gaf aan dat hij zelf nog wel een langere wensenlijst
had. Die hebben wij ook. De vraag gaat over onze gedeelde wensenlijst
van voor de zomer; de negentien aanbevelingen die we met z'n allen
hebben gesteund, ook NSC. Mijn vraag is eigenlijk simpel: staat NSC nog
steeds achter die motie van destijds? Zo ja, gaat NSC dan ook de motie
steunen om vast te houden aan deze eerdere motie?
De heer Omtzigt (NSC):
Ik ben nooit zo'n voorstander van moties om vast te houden aan eerdere
moties. Wij staan altijd achter de moties waarvoor wij gestemd hebben,
zeg ik tegen de heer Stultiens. Dat lijkt mij heel helder. Ik geef aan
wat hier wel uitgevoerd wordt en ik wacht inderdaad ook op antwoorden.
Als u aan de NSC-fractie vraagt of de AP er precies 50 miljoen bij moet
krijgen, dan is mijn antwoord dat de AP een begroting had van 26 miljoen
in 2021 en van 49 miljoen dit jaar. Deze is bijna verdubbeld. En nog een
verdubbeling? Het kan. Maar ik weet en ik zeg het maar: we hebben
vandaag dit debat, maar ik heb in andere debatten ook nog een hele serie
wensen. Of dat betekent dat er 50 miljoen extra naar de AP gaat, daar
zet ik openbaar even een vraagteken bij, als het op die manier
geïnterpreteerd wordt, maar ik vind wel dat de AP haar functies goed
moet kunnen uitoefenen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat laatste deel had ik niet gevraagd, maar dank voor het antwoord. Dan
blijft de vraag staan of NSC de oproep deelt van inmiddels een
meerderheid van de Kamer dat als er opnieuw naar wordt gekeken, ook de
aanbevelingen moeten worden uitgevoerd die nu nog niet uitgevoerd zijn.
Net kregen we een lijst met dingen die wel gebeuren. Die erken ik. Maar
er is een minstens zo lange lijst van punten waarop nog verder
onderzocht wordt, of waarover wordt gezegd: dat gaan we niet doen.
Daarover zegt de Kamer nu dat dit wel moet gebeuren. Staat NSC achter
die oproep?
De heer Omtzigt (NSC):
Hier wordt in een bijzinnetje even gezegd dat er een minstens zo lange
lijst is van dingen die niet gebeuren als die wel gebeuren. Hier wordt
de Grondwet gewijzigd en er worden instellingen opgezet. Er worden
minstens vijf wetsvoorstellen ingediend. Ja, er zijn dingen die niet
gebeuren en er zijn dingen die niet naar de zin van GroenLinks-Partij
van de Arbeid gebeuren. Maar om dat even weg te doen als dat hier
helemaal niks gebeurt, gaat mij toch net even iets te ver. Ik heb de
Partij van de Arbeid nog nooit een grondwetswijziging zien indienen over
grondwettelijke toetsing. GroenLinks overigens wel. Mevrouw Halsema. Die
mag u claimen. Maar wat er gebeurt is vrij ingrijpend. Wij staan
daarvoor en wij wachten gewoon op de jaarlijkse rapportages over op
welke wijze alle punten worden uitgevoerd.
U heeft net bij het interruptiedebat met de heer Ceder al gezien dat het
voor sommige dingen verrekte ingewikkeld is. Wij roepen hier: alle
toeslagen afschaffen. De heer Ceder gaf al eerlijk aan: de huurtoeslag
afschaffen, dat doen we niet, we maken er een subsidie van. Dat is
overigens een bijzonder goede denkrichting, die ik kan steunen, kan
begrijpen. Ik leg daar maar even naast dat het kindgebonden budget
afschaffen mij ook niet zo'n goed idee lijkt, want dat betekent dat de
kinderarmoede fors toeneemt. Ik weet dat ook de Partij van de
Arbeid-GroenLinks daar geen voorstander van is. Ik wacht gewoon even af
hoe de regering dat gaat uitvoeren en heb daar misschien net iets meer
vertrouwen in, zeker met deze vier bewindspersonen, dan u.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat was een mooi college toeslagen, waar ik het trouwens voor een groot
deel mee eens ben. Ik zei de helft, omdat ik in mijn termijn vijf
aanbevelingen heb genoemd die nog verder onderzocht worden en vier die
niet worden uitgevoerd.
De heer Omtzigt (NSC):
Welke wilt u nu uitgevoerd hebben?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik wil gewoon dat we met de Kamer zeggen: neem het hele rapport
over. Zoals de voorzitter gisteren zei, dreigt het in een la te
belanden. Ik hoop dat NSC zich schaart achter de oproep van de rest van
de Kamer. Dat hoop ik.
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter.
De voorzitter:
Nee, de heer Stultiens is nog bezig. Hij heeft het woord.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik was bijna klaar. Ik hoop dat NSC zegt: inderdaad staan wij naast de
toeslagenouders en nemen wij het hele rapport over. En ja, ik erken dat
sommige aanbevelingen langer duren en niet morgen geregeld zijn. Maar ik
hoop wel dat NSC dezelfde urgentie die alle partijen hier noemen, blijft
uitdragen.
De heer Omtzigt (NSC):
Die urgentie is voor mij elke dag duidelijk. Daarom doe ik als
fractievoorzitter dit debat. Daarom ziet u op al deze thema's meerdere
Kamervragen van mij voorbijkomen. Ik zal niet rusten voordat die dingen
opgelost zijn. Dat weet u sinds ik met dat toeslagenschandaal bezig ben.
Als u net doet alsof ik zou accepteren dat dit rapport in een la zou
belanden, zou dat echt bizar zijn. De quote dat het rapport in een la
belandt, terwijl ik u zeg dat we tot en met grondwetswijzigingen gaan om
het rapport uit te voeren en er hier een agenda is uitgerold met een
heel aantal wetsvoorstellen die ik net allemaal opgesomd hebt, is een
beeld dat heel graag door anderen geschapen wordt, maar dat niet
helemaal de waarheid is. Ja, op een aantal punten wilt u nog meer. Een
van de vier voorstellen die u noemde, gaat om de Autoriteit
Persoonsgegevens. Daar ben ik heel open in. Als er op dit moment extra
middelen beschikbaar zouden zijn … Stel dat er in één keer een pot geld
voorbijkomt vanwege verkeerde ramingen of wat dan ook en dat daar 50
miljoen uit zou komen. Dan zou ik niet weten of die volledige 50 miljoen
naar de Autoriteit Persoonsgegevens gaat, omdat er ook in andere
dossiers zeer noodzakelijke dingen te doen zijn. U vraagt mij in
eerlijkheid hoe het zit. Volgens mij denkt de heer Stultiens dat zelf
ook, want hij heeft een amendement ingediend van 10 miljoen en niet van
50 miljoen. Ik denk dat de discussie hier open gevoerd zal worden.
De voorzitter:
Nee, we gaan echt naar de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Dit zijn woordspelletjes en dat vind ik een beetje flauw. U weet dat er
aanbevelingen liggen en dat de Kamer uitspreekt: alle conclusies, alle
aanbevelingen. Niemand heeft gezegd dat er voor de Autoriteit
Persoonsgegevens per se 100 miljoen moet zijn. Maar de reactie die we nu
krijgen, is wat summier. Hetzelfde geldt voor de sociale advocatuur,
voor de sociaaljuridische ondersteuning en bijstand en voor netwerken
daarvoor in het hele land. Het zijn summiere keuzes en ik had verwacht
dat NSC ook zou zeggen: inderdaad, op die punten schiet het kabinet te
kort in de ambitie — ik vind dat niet zo'n mooi woord — om daar geld
voor beschikbaar te stellen of in ieder geval te zeggen dat het deze
bedragen goed kan gebruiken. Dat had toch in de reactie kunnen zitten?
Dat ziet u toch ook wel? Dat had toch ook u geholpen om dat te
verbeteren?
De heer Omtzigt (NSC):
Op initiatief van NSC zijn er twee posten in het hoofdlijnenakkoord
opgenomen, eentje voor goed bestuur en eentje voor bestaanszekerheid.
Beide zijn enige honderden miljoenen. Een aantal van deze aanbevelingen
zijn uitgevoerd en u noemt precies degene op die niet uitgevoerd worden.
Bij de rechtsbijstand heeft staatssecretaris Struycken er nu voor
gezorgd dat bij uithuisplaatsingen eindelijk rechtsbijstand beschikbaar
is voor ouders en kinderen, zodat het nooit een probleem kan zijn. Ik
denk dat dat zeer terecht is. Ik wacht even het rapport van Van der Meer
af. Als u vraagt of er altijd precies genoeg geld beschikbaar is voor
alles wat we willen, is het antwoord helaas "nee". Zelfs niet als mijn
schattingen van de fouten in de ramingen kloppen.
De heer Dijk (SP):
Ik laat het hierbij. Ik heb het geprobeerd. Ik heb een andere vraag. U
triggerde mij toen u de heer Ceder ging interrumperen over een lagere
nominale zorgpremie en de rest inkomensafhankelijk. Ik zie steeds meer
wetenschappers en verzekeraars zeggen dat dat een goed idee is. Pleit
NSC hier nu voor een inkomensafhankelijke zorgpremie met een lagere
nominale premie en de rest via de belastingen?
De heer Omtzigt (NSC):
Nee. Wij hebben deze motie niet ondertekend. Ik vond het wel bijzonder
dat de VVD die wel heeft ondertekend, met de uitleg die de ChristenUnie
eraan gegeven heeft. Die geeft als uitleg: wij pleiten voor een lagere
nominale zorgpremie en meer via het loonstrookje. Dat had ik niet
helemaal verwacht. Ik ben heel benieuwd hoe zich dat gaat uitspinnen. Ik
weet niet precies wat de beste vereenvoudiging hier is, maar er zijn bij
ons niet a priori forse dingen die niet mogen bij de hervorming van het
toeslagenstelsel. U ziet hier dus geen blokkade van mij op
voorstellen.
Als wij hier in de Kamer "maar ik wil dit niet", "ik wil dat niet" en
"ik wil dat er nooit iemand op achteruitgaat" gaan zeggen, dan weet u
één ding: dan komt er nooit een hervorming van de grond. Daarom sta ik
er ook vrij open in. Wij hebben twintig zetels. Er zal echt een breed
compromis gevonden moeten worden voor de herziening van het
toeslagenstelsel, waarbij er ook keuzes zullen zijn waarmee je het als
partij niet helemaal eens bent. Hier liggen voor ons dus geen blokkades,
behalve de enige twee die ik inderdaad openbaar op tafel legde. Ik zie
geen alternatief voor een vorm van huurtoeslag. Dat kan een subsidie
zijn, maar als je 'm afschaft dan zakt een aantal mensen volledig door
het ijs. Dat kan gewoon niet. Ik zie ook weinig alternatief voor iets
dat lijkt op een kindgebonden budget. Of je moet de kinderbijslag enorm
gaan ophogen, maar dan geef je ook aan mensen met een hoog inkomen veel
meer geld. Nou, dat is denk ik niet helemaal wat je wilt. Wat betreft
alle andere dingen staan we echt open voor wat daar uitkomt. Anders had
ik het rapport zelf wel geschreven. U weet dat dat geen loos dreigement
is.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Ik doe het in één zin: het is fijn dat u daarvoor openstaat. Ik heb de
afgelopen weken echt heel veel mensen in de zorg, verzekeraars en
wetenschappers gesproken. Zij zeggen: "Het is nu echt tijd om die
nominale premie flink te gaan verlagen. Dat zorgt er ook voor dat we
niet meer met elkaar hoeven te concurreren op een premie. Dan kunnen we
gaan investeren in preventie. Dan krijgen we een inkomensafhankelijke
zorgpremie, waardoor we heel veel rompslomp van zorgtoeslag kunnen
oplossen." Het zou echt een grote overwinning zijn als Nieuw Sociaal
Contract dit binnenkort ook zou vinden.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb één aanvulling daarop: er is op dit moment een
inkomensafhankelijke zorgpremie. Met de inkomensafhankelijke bijdrage
financier je de helft van het inkomen. Bij de werknemers betaalt de
werkgever die. De gemiddelde werknemer ziet die dus niet. De gemiddelde
gepensioneerde ziet de inkomensafhankelijke bijdrage op zijn loon- of
pensioenstrookje staan. Dat is een fors bedrag. Die is er dus al. Wat de
heer Dijk hier voorstelt, is een verschuiving. Het is nu ongeveer
fiftyfifty. Hij zegt: doe de nominale premie naar 20%, en 80% via het
loonstrookje. Dat is ongeveer wat ik daar zie.
De heer Flach (SGP):
Ik heb de heer Omtzigt nu drie keer horen zeggen dat hij er geen
voorstander van is om het kindgebonden budget af te schaffen en dat hij
daar ook niet echt een alternatief voor ziet omdat dat zou leiden tot
een toename van de kinderarmoede. Wat vindt de heer Omtzigt van het
voornemen waarmee het kabinet zich bezighoudt, wat ook een vurige wens
van de SGP is, om aan de slag te gaan met een eenkindregeling? Is dat
een alternatief waarin hij zich wel zou kunnen vinden?
De heer Omtzigt (NSC):
Nu wordt het laat op de avond. Het is eerder geprobeerd, en toen dacht
iedereen: o, een huishoudtoeslag. Dat is het geweldige. Volgens mij
stond dat in het regeerakkoord van Rutte II. Ik moest toen al lachen,
omdat de definitie van een huishouden niet geüniformeerd is voor alle
toeslagen. Als je thuis samenwoont en één kind van boven de 18 hebt, dan
is dat kind een separaat huishouden voor de zorgtoeslag, maar voor de
andere toeslagen is het dat niet. Bij de huurtoeslag is een inwonend
iemand ook nog een partner voor die toeslag. Het uniformeren van het
huishoudbegrip is niet gemakkelijk. Formeel gezien zou je zeggen: als je
vier dingen in één regeling stopt, dan wordt het eenvoudiger. Maar men
kwam er toen achter dat het daarmee ingewikkelder werd. Voor sommigen
onder u: dat lijkt een beetje op de Omgevingswet; het is één wet, maar
die is wel zo dik geworden. Je kunt iets samenvoegen en dan wordt het 'm
niet.
Wij staan dus open voor een idee van een eenkindregeling. Dan doe je het
kindgebonden budget en de kinderbijslag bij elkaar. Maar om nou te
zeggen dat dat een geweldig grote vereenvoudiging oplevert? In alle
eerlijkheid moet het antwoord daarop zijn: nee, dat is geen heel grote
vereenvoudiging. Maar ook daar ligt geen blokkade bij ons om dat samen
te voegen.
De heer Flach (SGP):
Met dat laatste ben ik blij, overigens. Ik stimuleer het kabinet van
harte om daar wel mee aan de slag te blijven. De parallel met een gezin,
of een huishouden, gaat volgens mij niet helemaal op. Die zijn inmiddels
namelijk lastiger te definiëren. Een kind definiëren lijkt me nog steeds
vrij eenvoudig.
De heer Omtzigt (NSC):
Dan komt de heer Flach van een koude kermis thuis. Als hij zou kijken
naar de definitie van een kind, dan zie je bij co-ouders, gescheiden
ouders die precies dezelfde hoeveelheid zorgtaken op zich nemen, al
onmiddellijk een probleem zich voordoen wat betreft de rechten. Als je
twee kinderen hebt en gaat scheiden, dan zorg je dat het ene kind bij de
ene ouder gaat wonen, en het andere kind bij de andere ouder. Dan krijg
je allebei best een hoog kindgebonden budget.
De voorzitter:
Helder.
De heer Omtzigt (NSC):
Als u denkt dat dit een eenvoudige is, dan komt u — ik zeg het maar zelf
— echt vast te lopen.
De voorzitter:
Niet nog een vraag, meneer Flach.
De heer Omtzigt (NSC):
U krijgt antwoorden, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat lekker in het ledenrestaurant zitten, op mijn kosten.
De heer Omtzigt (NSC):
Die wijn was lekker. Maar zelfs als het aan de voorkant eenvoudig lijkt,
dan heb je het nog niet over kinderen met veel zorgbehoefte die dubbel
kinderbijslag krijgen, of andere zaken, en laat staan over de export van
de kinderbijslag, want het ene is wel te exporteren en het andere niet.
Maar daar ga ik ...
De voorzitter:
Een andere keer ...
De heer Omtzigt (NSC):
Ook geen andere keer, want u gaat er geen tijd voor inruimen,
voorzitter. Dus dat kan ik ook vandaag niet doen.
De voorzitter:
Heel kort, heel afrondend.
De heer Flach (SGP):
Toch denk ik dat als je aan de goede kant begint, namelijk niet bij de
ouders maar bij het kind, het een eenvoudige definitie blijft. Dat lijkt
me juist in het licht van dit debat een wel heel toepasselijke.
De heer Omtzigt (NSC):
Het lijkt inderdaad een zeer eenvoudige definitie, want een kind is een
kind en bestaat. Maar daar waar je moet kijken wie er voor het kind
zorgt ... Ik heb het dan nog niet eens gehad over de voorstellen om
drie- of vieroudergezinnen te hebben, want daar werd het helemaal
dramatisch in de uitvoering. Ik zeg "in de uitvoering", zodat iedereen
me goed verstaat. De Belastingdienst zei: dan kunnen we het helemaal
niet meer. Dit is helaas niet eenvoudig, maar dat is precies waarvoor we
hier een wetsbehandeling hebben, want je wilt dat het geregeld wordt en
je wilt het voor gescheiden ouders. Dat is gewoon de normaalste zaak van
de wereld. Het moet op een nette manier geregeld worden op het moment
dat je dat doet. En daar zouden we dan ook voor zorgen.
Voorzitter, ik heb nog één motie. Hopelijk gaat de minister van
Binnenlandse Zaken die overbodig maken of omarmen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord staat: "Er komt een
wetenschappelijke standaard voor het gebruik van modellen en algoritmes.
Beide moeten openbaar en navolgbaar zijn. De bijsluiter maakt duidelijk
waarvoor ze wel en waarvoor ze niet bedoeld zijn en gebruikt kunnen
worden.";
constaterende dat overheidshandelen vaak gebaseerd is op abstracte en
soms geheime modellen en op algoritmes;
verzoekt de regering voor april aan te geven:
hoe de wetenschappelijke standaard voor het gebruik van modellen en algoritmes wordt samengesteld;
hoe afdwingbaar gemaakt wordt dat modellen en algoritmes openbaar en navolgbaar zijn;
hoe de bijsluiter zal worden opgesteld voor modellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Six Dijkstra.
Zij krijgt nr. 26 (35867).
Dank u wel. We zijn weer helemaal bij. We gaan luisteren naar de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik onderdruk de neiging om nog verder in te gaan
op kindregelingen en gezinsdefinities.
Voorzitter. Dank voor dit debat. Wat ik overhoud aan dit debat, is meer
vertrouwen, vertrouwen dat dit kabinet echt werk maakt en wil blijven
maken van een cultuurverandering binnen de overheid, waarbij er meer oog
is voor de menselijke maat. Ik hoop echt dat dat ook bij de luisteraars
en de gedupeerden het beging is van het herstel van weer een klein
beetje vertrouwen. Als dat zaadje eenmaal gepland is, dan kan dat ook
gaan groeien.
Bij de aanbevelingen zie ik een combinatie van verrassende snelheid en
ambitie en handelingsverlegenheid anderzijds. Namens de SGP roep ik
nogmaals op tot zorgvuldige snelheid.
Voorzitter, dan nog drie vragen aan drie verschillende bewindspersonen.
De eerste is voor secretaris Palmen. De kalender voor de
kortetermijnstelselherziening toeslagen is helder. Graag zou ik een
inschatting krijgen van de staatssecretaris van hoelang dit traject van
de totale herziening, waarin ook het belastingstelsel en andere
inkomensvoorzieningen worden meegenomen, ongeveer gaat duren.
De tweede is voor staatssecretaris Struycken. Kan de staatssecretaris
een brief toezeggen met de stand van zaken van de aanbevelingen van de
Adviescommissie rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid, 2024, om de
rol van kinderrechters te versterken en om bijvoorbeeld regierechters
aan te stellen, die alle zaken van één gezin behandelen?
Tot slot een vraag aan minister Van Hijum. Ik zou graag de toezegging
van de minister krijgen dat de gegevens die beschikbaar zijn uit de
loonaangifteketen breder ingezet gaan worden, ook bij toeslagen. Kan
worden toegezegd dat dit nader wordt uitgewerkt door het ministerie van
SZW en dat het onderdeel wordt van de Taakopdracht hervorming belasting-
en toeslagenstelsel?
Voorzitter, zeer tot uw vreugde heb ik verder geen moties.
De voorzitter:
Heerlijk. U moet vaker langskomen. Dan gaan we nu luisteren naar het lid
Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Als deze bewindspersonen serieus zijn over het voorkomen dat
mensen weer worden vertrapt door de overheid, dan raad ik ze aan om
straks even te polsen hoe slachtoffers van het toeslagenschandaal naar
dit debat hebben geluisterd. Ik heb dat wel gedaan en tot nu toe heb ik
vooral veel teleurgestelde reacties gehoord. Het is veel ambtelijke en
wollige taal. De heer Omtzigt had het net over begrijpelijke taal en dan
verzoek ik de bewindspersonen toch maar om dat mee te nemen in de
communicatie hier. Ik denk dat dat misschien ook een beetje zou
helpen.
Ik vertrouw erop dat deze bewindspersonen echt wel de goede bedoelingen
hebben. Laat ik dat in ieder geval zeggen. Maar wat ze tot nu toe laten
zien en leveren, is volgens ons echt niet te rijmen met alle lessen uit
het rapport van de commissie en met de urgentie van de problemen. We
moeten niet vergeten dat het rapport er al sinds februari ligt, en dat
de problemen al veel langer bekend zijn. Het rapport concludeert dat dit
morgen weer kan gebeuren. En het gebeurt eigenlijk nu alweer. Dat zei de
heer Omtzigt ook al. Vinden deze bewindspersonen dat ze echt het
maximale doen? Past dat bij de urgentie die u net schetste?
Een van de belangrijkste lessen uit het rapport komt erop neer dat de
grondrechtenschendingen plaats konden vinden doordat de rechtsstaat met
voeten werd getreden. Dit werd aangejaagd door een soort ophitspolitiek,
waarbij mensen werden ontmenselijkt en waarbij er beleid werd gevoerd op
basis van gevoel in plaats van op basis van feiten. Dat is een probleem
dat niet alleen een risico vormt wat betreft de dossiers waar deze
bewindspersonen zich mee bezighouden, maar ook wat betreft alle andere
dossiers, met name als het gaat over grondrechtschendingen. Het rapport
vraagt ook wat dit betreft om reflectie. Ik heb daarover een aantal
vragen gesteld aan de bewindspersonen. Geen van die vragen is
beantwoord. Dat is misschien wel waar ik me de meeste zorgen over maak.
Ik snap dat dit gevoelig ligt. Dit zijn namelijk allemaal
NSC-bewindspersonen, die met een aantal partijen in dit kabinet zitten
die niet zo heel veel om de rechtsstaat geven. Maar juist daarom daag ik
ze uit om heel stevig te staan voor de rechtsstaat en tegen de
ophitspolitiek. Ik vraag dus alsnog om antwoorden op de vragen die ik
aan alle bewindspersonen — en dan bedoel ik echt alle bewindspersonen
afzonderlijk — heb gesteld in de eerste termijn.
De Nederlandse orde van advocaten heeft meerdere voorstellen van dit
kabinet uit het regeerprogramma beoordeeld als "in strijd met de
rechtsstaat". Ik citeer de orde: "Uit het regeerprogramma spreekt een
overheid die bepaalde mensen categorisch effectieve toegang tot het
recht en een eerlijke gang naar de rechter wil ontzeggen. Er is zelfs
sprake van voorzienbaar misbruik van bevoegdheid (…) De overheid kan
daarmee niet pretenderen een volwaardige rechtsstaat te zijn, alle mooie
verklaringen ten spijt." Ik vraag deze bewindspersonen hoe ze, gezien
deze feiten, erop kunnen vertrouwen dat de rechtsstaat en onze burgers
bij hen in goede handen zijn. Hoe kunnen wij daarop vertrouwen?
Voorzitter. De Kamer wil dat alle aanbevelingen uit het rapport van de
enquêtecommissie uitgevoerd worden. Ik heb nog niet gehoord of dat echt
gaat gebeuren. Ik wil daar heel graag duidelijkheid over. Daarom dien ik
een aantal moties mede in met GroenLinks-PvdA en de SP. Voor ons blijft
dat echt de ondergrens: voer al die aanbevelingen uit. Morgen is er een
aflevering van De onmisbaren over de sociale advocatuur. Die wordt om
20.30 uur uitgezonden bij de NPO. Dat is alvast een kijktip voor dit
kabinet en voor deze bewindspersonen. Kijk daarnaar. Misschien zorgt dat
voor enige actie. We hebben ook nog een motie mede ingediend met DENK.
Die gaat er hopelijk voor zorgen dat mensen niet meer worden vertrapt op
basis van hun achtergrond en hun achternaam.
Tot slot, om af te ronden: volgens mij heeft dit kabinet alle kennis en
alle middelen om door te pakken. Pak dus alsjeblieft door. Wij helpen
daar heel graag bij. Hoe langer we wachten, hoe groter het risico dat
straks nog meer mensen vertrapt gaan worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik had geen moties, voorzitter!
De voorzitter:
Heerlijk, heerlijk, heerlijk. De laatste spreker van de zijde van de
Kamer is mevrouw Rikkers-Oosterkamp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Geheel in lijn met mijn inbreng zal ik geen
moties indienen. Volgens ons voegt dat op dit moment namelijk niets toe.
Voor nu wil ik wel heel graag mijn dank uitspreken voor de toezeggingen
die zijn gedaan en mijn vertrouwen uitspreken dat dit kabinet het anders
gaat doen. Ik heb er vertrouwen in dat u anders gaat kijken, dat u gaat
kijken naar wat er wel kan. Vandaar dat ik geen moties heb.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft ook bijna geen tekst. Ik schors tot 21.40. Dan gaan we luisteren
naar de bewindspersonen.
De vergadering wordt van 21.21 uur tot 21.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen, keurig op tijd. Het woord is aan de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden van de Tweede Kamer voor
hun reactie in de tweede termijn en voor het goede debat. We hebben
zeker het gevoel van urgentie geproefd in deze Kamer als het gaat om de
opvolging van de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie
Fraudebeleid en Dienstverlening. Er is ook nadrukkelijk de behoefte om
de voortgang te bewaken op alle aanbevelingen. Ik heb namens het
voltallige kabinet aangegeven dat we recht willen doen aan alle
aanbevelingen. Natuurlijk kunnen we met elkaar discussiëren over het hoe
en soms over het tempo. Soms wijken onze meningen gemotiveerd af; dan
kunnen we een debat hebben over de redenen daarvoor en kan dat — dat
heeft het debat ook laten zien — soms ook tot een ander oordeel leiden.
En ja, soms kunnen ook financiële redenen eraan ten grondslag liggen dat
je iets niet meteen doet, want niet alles kan nu eenmaal tegelijk.
Maar er mag echt geen twijfel bestaan over de motivatie en de inzet van
het kabinet om alles uit de kast te halen om herhaling van het
toeslagenschandaal te voorkomen. Wij realiseren ons terdege dat wij voor
de opdracht staan om een begin te maken met het herstel van vertrouwen,
door wetgeving te verbeteren en te vereenvoudigen, door de uitvoering de
ruimte en het vertrouwen te geven dat men nodig heeft en door oog te
hebben voor mensen in de praktijk. We zullen daarop blijven sturen, ook
in de prioriteiten die we intern te stellen hebben. Soms doen we dat met
minder mensen, omdat dat ook de taakstelling is die we met elkaar in te
vullen hebben, maar dan nog staan we ervoor om die wetgeving met
prioriteit aan uw Kamer voor te leggen. Ik heb u ook toegezegd dat wij
bereid zijn om in de voortgangsrapportage iedere keer, te beginnen vanaf
het laatste kwartaal van 2025, te laten zien wat de voortgang op de
verschillende onderdelen is.
Er zijn twee vragen gesteld die ik zal beantwoorden en dan zal ik zelf
op drie moties ingaan. De eerste vraag was van de heer Flach, namelijk
of gegevens in de loonaangifteketen ook gebruikt zullen kunnen worden
bij de toeslagen. Op basis van het regeerprogramma wordt dat onderzocht.
Dat is dus iets wat we op dit moment in beeld brengen. We zullen dat ook
betrekken bij de uitwerking van de vereenvoudiging van de
inkomensondersteuning en de verbetering van de dienstverlening. We komen
daar bij de Kamer dus op terug.
De tweede vraag is gesteld door het lid Kostić. Die gaat over de
samenwerking binnen het kabinet in relatie tot de rechtsstaat. Wij staan
als kabinet voor grote opgaven. Binnen deze samenwerking hebben we echt
de ambitie om de grote opgaven van deze tijd aan te pakken. De tijd van
het leveren is daarbij natuurlijk ook aangebroken. Dat geldt in brede
zin, maar zeker ook voor dit onderwerp. De afspraken die we daarbij
hebben gemaakt over de rechtsstaat staan als een huis. Die staan niet
ter discussie. Er is ook nog geen voorstel geweest van dit kabinet dat
zich buiten de grenzen van de rechtsstaat heeft bewogen. Sterker nog,
met de voorstellen die we ook vandaag hier hebben besproken denk ik dat
we werken aan een verdere versterking van de rechtsstaat.
Ik zou willen ingaan op drie moties, te beginnen bij de motie op stuk
nr. 14, van de heer Stultiens en een hele hoop mede-indieners. Deze
motie zou ik willen ontraden. Ik heb u net al aangegeven dat wij als
kabinet echt staan voor de manier waarop wij deze aanbevelingen
opvolgen. Dat doen we namelijk vanuit het perspectief van
uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid, en soms ook betaalbaarheid. Het
eerste deel van het dictum vraagt indirect om extra middelen. Als je
alles een-op-een zou uitvoeren, zouden die ook acuut beschikbaar moeten
zijn. Vanwege het ontbreken van een dekking zal ik u deze motie dus
ontraden. Wat betreft het tweede deel heb ik de Kamer toegezegd
jaarlijks over de aanbevelingen te rapporteren. Ik vind het ook
belangrijk om nog even te memoreren dat we in de zomer de aanbevelingen
van de commissie rechtsstaat tegemoet zullen zien. Ook daar zal een
reactie op gegeven worden. Of, ik zeg het niet helemaal goed. Het is wat
later op de avond aan het worden. Die reactie komt rond de zomer naar de
Kamer en vertoont natuurlijk enige raakvlakken met de discussies die we
vandaag hebben gehad. Dus als dat het eerste moment kan zijn waarop we
met elkaar de thermometer bespreken, dan is de tweede rapportage
voorzien in het laatste kwartaal van '25.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga 'm even afpellen. Ik denk dat we het voor een groot deel met
elkaar eens kunnen worden. Het flauwe antwoord is: ik heb een
meerderheid, dus ik doe het lekker zo. Dat is niet mijn bedoeling, dus
ik ga kijken hoe we elkaar kunnen vinden. Voor de zomer snap ik, maar
wat is mijn angst? Als je bijvoorbeeld zegt "het wordt 1 juli", dan weet
ik hoe het hier gaat. Dan gaat er geen debat meer komen voor de zomer
over het rapport. Dat zou ik zonde vinden. Daarom heb ik opgeschreven 1
april, maar dat mag van mij ook 1 mei zijn. Mijn angst is bij 1 juli dat
het over de zomer heen getild wordt. Dan krijgen we de begrotingen en
Prinsjesdag en dan ben je weer maanden verder. Dat is mijn angst. Dan ga
ik zo op het tweede punt in.
Minister Van Hijum:
Ik weet niet beter dan dat wij echt voor de zomer de kabinetsreactie
willen versturen aan de Kamer. Dus als dat de formulering kan zijn, dan
zouden we elkaar daarop kunnen vinden. Trouwens, ik zeg dat wel, maar ik
moet eigenlijk rechts van mij kijken want de minister van BZK staat
daarvoor aan de lat en ook de staatssecretaris. Voor de zomer.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan gaan we het preciezer maken, want "voor de zomer" betekent hier vaak
de donderdag voor het reces en dat is precies wat ik niet vraag. Daarom
had ik 1 april opgeschreven. Ik wil best meebewegen en er 1 mei van
maken, maar we moeten wel tijd hebben om het te lezen en het debat te
kunnen voeren als Kamer.
De voorzitter:
Het wordt de woensdag voor het reces denk ik.
Minister Van Hijum:
Kijk, er wordt echt met man en macht aan de reactie gewerkt, maar ik kan
niet meer toezeggen dan voor de zomer '25 op dit moment.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik even broeden op de formulering op dat punt. Dan de dekking.
Daar ben ik enigszins verbaasd over, want hoe kunnen wij als Kamer nou
dekking aanleveren terwijl er nog best wel uitgewerkt moet worden wat de
varianten zijn? Dat was juist wat we in de motie voor april vroegen.
Bijvoorbeeld het toeslagenstelsel hervormen, daar heb je heel veel
manieren voor, sommige duur en sommige goedkoop. Voor recht op
persoonlijk contact geldt hetzelfde, net als voor de sociale advocatuur.
Ik snap dus niet zo goed waarom nu de Kamer een dekking moet leveren
terwijl we juist vroegen aan het kabinet om varianten in beeld te
brengen. Dan kunnen we als Kamer wegen voor welke optie kiezen met welke
dekking.
Minister Van Hijum:
Ik zeg niet dat de Kamer een dekking moet leveren. Ik zeg dat er uit de
een-op-een opvolging van deze aanbevelingen op dit moment, naar de
letter, want dat is wat hier gevraagd wordt … Ik heb aangegeven dat wij
u willen meenemen in hoe we deze aanbevelingen uitvoeren, opvolgen en de
dilemma's daarbij willen aangeven en daarover periodiek willen
rapporteren. Dat is het stelsel dat wij u voorstellen. U zegt: ja, maar
ik wil toch eigenlijk acuut een aanvullende complete dekking van alle
aanbevelingen, dus dekking in inhoudelijke zin. Dat betekent dan dat je
voor zaken als sociale advocatuur, Autoriteit Persoonsgegevens en
waarborg Awb extra middelen nodig hebt. Wij vatten deze motie dus echt
op als: het een-op-een nu uitvoeren heeft financiële gevolgen. Als u dat
aanneemt, dan zullen we dat in het kabinet moet bespreken. Maar dat is
hoe deze motie zich verhoudt tot wat wij als alternatief hebben
voorgesteld.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan wordt het wel weer een beetje een woordenpuzzel tussen wat we een
paar uur geleden hoorden en nu. Want eerst was het: eigenlijk omarmen we
het rapport en de aanbevelingen. Nu is het eigenlijk: nee, maar het mag
geen geld kosten. Ik heb het bewust best vaag geformuleerd en verwezen
naar de vorige motie met varianten. Maar als het nu is "ontraden, want
we gaan geen geld uitgeven", dan zijn we volgens mij niet nog tot elkaar
gekomen vandaag.
Minister Van Hijum:
Volgens mij — ik wil daar ook helemaal geen afbreuk aan doen — hebben we
een goed debat, waarin we wel degelijk toenadering hebben gehad, van
twee kanten. Daar zijn we u ook erkentelijk voor. Maar er zijn op de
punten waarbij financiën een rol spelen — ik noem maar even het punt van
de sociale advocatuur en het proces dat we nodig hebben om daar tot een
goede weging van ambitie en middelen te komen — iedere keer concrete
procesafspraken gemaakt. En als u met deze motie aangeeft "we nemen
eigenlijk geen genoegen met die toezegging", dan kan ik niet anders dan
dat opvatten als een impliciete financiële claim dat dat nu acuut
geleverd moet worden. Ja, dat kunnen wij niet doen.
De voorzitter:
Helder, duidelijk. Ik wil de vragenstellers beperken tot de eerste
ondertekenaars van de motie, want anders gaat het echt nachtwerk worden.
Maar omdat u er al staat, zou ik zeggen: even één vraag aan de minister.
Ja, het leven is hard. Het lid Kostić, het woord is aan u.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik moest wel naar de microfoon lopen, want ik hoorde iets heel
wereldvreemds. De bewindspersoon zei net dat dit kabinet nog niet met
iets is gekomen dat in strijd is met de rechtsstaat. Volgens mij heb ik
een aantal dingen genoemd. Volgens mij heb ik de orde van advocaten
genoemd, die het programma van dit kabinet heeft doorgelicht en een
flink aantal punten heeft beoordeeld als in strijd met of gevaarlijk
voor de rechtsstaat. Dat brengt me tot mijn punt. Het is eigenlijk de
vraag die ik in de eerste termijn heb gesteld. Mijn vraag was niet: hoe
gaan jullie met elkaar om? Dat is ook heel interessant, maar daar weten
we alles van. Mijn vraag ging over het grootste punt van het rapport.
Dat gaat namelijk over meer dan alleen praktische stappen, zoals wetten
aanpassen. Het gaat over de volgende vragen. Hoe praat je over mensen?
Hoe borg je die grondrechten? Hoe zorg ervoor dat je niet alleen maar
vanuit de onderbuik regeert, op basis van gevoelens in de samenleving?
Dat is gebeurd. Dat heeft dit kabinet gedaan als het gaat om asiel. Hoe
zorg je ervoor dat je het op basis van feiten en medemenselijkheid doet?
Ik heb gevraagd om daarop te reflecteren. Dit is de derde keer dat ik
dat moet vragen en dat vind ik zorgwekkend. Dus kan deze bewindspersoon
daar in ieder geval op reflecteren? Ik vraag de anderen dus alvast om
mijn vraag in die zin ook echt te beantwoorden.
Minister Van Hijum:
Volgens mij is de reden waarom we dit debat met elkaar voeren nou juist
dat grondrechten met voeten zijn getreden in de toeslagenaffaire. Dat
had een hele andere aanleiding dan wat het lid Kostić hier nu aangeeft,
namelijk dat de overheid geen oog had voor de rechten van mensen, dat de
mechanismen om die rechten te beschermen ontbraken en dat we er dus ook
lessen uit moeten trekken om die mechanismen te versterken. Dat is
precies wat we hier natuurlijk doen, waarom er een constitutioneel hof
komt, en waarom wij meer maatwerk in de uitvoering willen voor
professionals die met verstand en gevoel de praktijk kunnen beoordelen.
Volgens mij werkt dat allemaal ter versterking van de democratische
rechtsstaat en ter bescherming van de grondrechten, en werken wij wat
dat betreft ook con amore met alle partijen aan de uitvoering van die
aanbevelingen.
De voorzitter:
Helder. De volgende motie voor deze minister.
Minister Van Hijum:
Dat is de motie op stuk nr. 22 van de heer Van Baarle over
taakstellingen voor de fraudebestrijding. Die achten wij overbodig, want
er worden op het terrein van sociale zekerheid geen taakstellingen voor
fraudebestrijding gehanteerd.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 23 van de heer Ceder c.s. Ook die
moet ik ontraden en dat heeft alles te maken met dat de deadlines die
hierin genoemd worden, namelijk de zomer van 2025 voor de consultatie en
het einde van het jaar voor het wetsvoorstel, ook niet haalbaar zullen
zijn. Overigens is het zo dat de staatssecretaris Participatie en
Integratie samen met deze staatssecretaris bezig is met de uitwerking
van het stelsel. Donderdag 23 januari is er een commissiedebat
Kinderopvangtoeslag, waar die stelselherziening op de agenda staat. Maar
vanwege de timing en de ambities die in deze motie staan, ontraad ik de
motie. Voor het overige kan ik nog inhoudelijke kanttekeningen maken bij
de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, maar dat zal ik omwille van
de tijd niet doen.
De voorzitter:
Ik geef even het woord aan de heer Ceder en dan kom ik daarna bij u,
meneer Van Baarle. Dit ging namelijk over zijn motie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil geen motie indienen die onhaalbaar is, maar dan vraag ik wel aan
de minister wat er wel mogelijk is. Want het doel van deze motie is
natuurlijk ook om duidelijkheid te hebben, zodat we als Kamer in ieder
geval weten waar we aan toe zijn. Ik zou dus graag willen weten welke
deadline wel acceptabel zou zijn. Dan de vereenvoudiging van de
zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Ik heb net een interruptiedebat
gehad met de heer Omtzigt. Die vroeg naar de visie van de ChristenUnie,
maar die staat niet in deze motie. Ik zou graag willen dat het kabinet
met voorstellen komt. Dat hoeft niet onze visie te zijn, maar er moeten
wel stappen gezet worden.
Minister Van Hijum:
Dat begrijp ik. Het wetsvoorstel wordt begin 2026 verwacht. Dat is
gewoon conform het traject dat met uw Kamer al is besproken. Dan over
het zetten van mogelijke stappen in de vereenvoudiging. Wij komen hoe
dan ook in de eerste helft van dit jaar met een document als basis voor
de discussie met de Kamer over de bredere vereenvoudiging van toeslagen,
fiscaliteit en inkomensondersteuning. Dat zal ook inzicht bieden in hoe
we met de zorgtoeslag en het kindgebonden budget omgaan. Als u volgens
die kalender de motie aanpast, dan is die overbodig, want dan zijn we
het eens over het proces.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Als u het heeft over 2026, heeft u het dan over de consultatie of over
het indienen?
Minister Van Hijum:
Dan heb ik het over het indienen. De consultatie zal rond de zomer zijn,
net ervoor of erna, en het indienen gebeurt dan begin 2026.
De heer Van Baarle (DENK):
Over de reactie op mijn motie over die taakstelling: klopt het dat ik de
minister hoor zeggen dat er in de sfeer van de sociale zekerheid op dit
moment niets is dat lijkt op een taakstelling als het gaat om
fraudebestrijding, en dat er ook geen geraamde opbrengsten zijn die
rieken naar een taakstelling in de sfeer van de sociale zekerheid? Het
feit dat ze er niet zijn, betekent niet dat dat ook het uitgangspunt van
het beleid is. Het kan zo zijn dat dit nu niet zo is, maar ik vraag de
regering om een formeel besluit dat dat ook nooit gaat gebeuren. Ik
vraag het kabinet formeel te besluiten dat we geen taakstellingen
krijgen voor fraudebestrijding in de sociale zekerheid. Volgens mij is
dat namelijk nooit formeel categorisch uitgesloten en besloten door het
kabinet. Ik zou dat graag willen zien in reactie op dit rapport.
Minister Van Hijum:
Wij hebben geen voornemens in die richting, dus in die zin herhaal ik
dat dat overbodig is. Een taakstelling is iets in de strekking van: we
leggen u op dat u zoveel uit die boetes moet halen en het beleid
daarvoor moet aanscherpen. Dat is niet aan de orde.
De voorzitter:
Prima. Dank aan deze minister. Dan de staatssecretaris, denk ik. Het
woord is aan haar.
Staatssecretaris Palmen:
Dank u wel, voorzitter. De overige moties worden door mijn twee
collega's geapprecieerd. Ik behoud mij voor om wat vragen te
beantwoorden die in de eerste termijn gesteld zijn, waarvan een
beantwoording is toegezegd.
In de eerste plaats noem ik de trajecten die we hebben lopen als het
gaat om de stelselherzieningen. Daar kunnen wij vier trajecten in
onderscheiden, dus het is ook niet zo vreemd dat dat makkelijk door
elkaar gegooid wordt.
Het eerste is natuurlijk het huidige toeslagenstelsel. Dat ligt nu in
consultatie en voor de zomer verwachten wij daarover een wetsvoorstel
bij uw Kamer te hebben.
Dan noem ik de herziening van de kinderopvang, waar de minister het
zojuist over heeft gehad. Daarover vindt volgende week het debat plaats
met de staatssecretaris van Participatie en Integratie. Die appreciatie
is al geweest.
Dan hebben we het derde traject, de overige toeslagen. Dat gaat dus over
belastingen en toeslagen. Daar komt in het voorjaar van dit jaar een
brief over, mede vanuit mijn collega-staatssecretaris van
Financiën.
Als vierde komt alles samen in een brede hervormingsagenda
inkomensondersteuning, waar de minister van Sociale Zaken en mijn
collega Fiscaliteit mee bezig zijn. Die is al eerder aangekondigd, in
het najaar van afgelopen jaar. Dat is dus de samenhang van de vier
trajecten die nu lopen.
Nog even terugkomend op de vraag van mevrouw Van Eijk. Zij vroeg of ik
in de tweede termijn terug kon komen op dat wetsvoorstel van de
verbetermaatregelen, dus dat eerste traject. Nogmaals, dat ligt nu in
consultatie en voor de zomer komt het wetsvoorstel.
Dan hadden met name de heer Omtzigt en de heer Van Baarle een aantal
vragen over de mogelijkheid om nog een reconstructie of iets dergelijks
te bereiken als het gaat om de Broedkamer en
risicoclassificatiemodellen. Daarnaast werd gevraagd om terug te komen
op hoeveel mensen gesanctioneerd zijn naar aanleiding van de
toeslagenaffaire. Ook is gevraagd naar een overzicht met wetten die door
de Belastingdienst overtreden zijn en de processen waarin niet voldaan
wordt aan de AVG. Ik heb toegezegd dat we hier per brief op terugkomen,
dus dat gaan we uiteraard ook doen. Omdat het gaat om de Belastingdienst
en om Toeslagen, doe ik dat samen met mijn
collega-staatssecretaris.
Dan de vraag van meneer Omtzigt over de 8:42-dossiers, alle op de zaak
betrekking hebbende stukken op basis waarvan het eerste besluit is
genomen. Ik deel absoluut met u dat ouders gewoon recht hebben op die
dossiers. Daar hoeven we niet over te discussiëren. Dat lukt op dit
moment onvoldoende. Dat moet sneller. Daar wordt hard aan gewerkt, en ik
ga vrijdag kijken bij de hersteloperatie hoe dat nu precies zit.
Daarnaast is de commissie-Van Dam gevraagd om hier heel kritisch naar te
kijken. Zij komen daar volgende week, de 23ste, in het rapport ook op
terug. Dus dat betekent dat ik nu nog niet concreter kan zijn dan dat.
Maar ik kom hierop terug. Dit waren voor zover mij bekend de vragen die
aan mij gesteld zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister van Binnenlandse Zaken.
Minister Uitermark:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 18. Die gaat
over het recht op persoonlijk contact. Daar was door de heer Stultiens
ook een vraag over gesteld en die zal ik ook hierbij betrekken. Hij
vroeg om een nadere toelichting waarom het kabinet er nu niet voor kiest
om het recht op contact in ongeclausuleerde vorm als een vorm van
absoluut recht in de wet op te nemen. Ik heb net uitgelegd wat we wel
gaan doen met de waarborgfunctie Awb en welke vormen van contact daarin
wel worden gefaciliteerd. U vroeg mij om aan te geven of het in geld of
fte zit. Daar zit het eigenlijk niet met name in. Het zit met name in de
uitvoerbaarheid van de regel. Een recht op contact kan namelijk heel
moeilijk absoluut zijn. Ook heeft niet iedereen behoefte aan contact.
Het is ook belangrijk om te noemen dat bijvoorbeeld een dienst als de
Belastingdienst dat ook niet kan waarmaken. Ik kan de motie zoals ze nu
is geformuleerd wel oordeel Kamer geven, omdat die motie de regering
verzoekt om een uitgebreide reactie te geven op de aanbeveling van de
enquêtecommissie over een recht op persoonlijk contact. Ook verzoekt de
motie om daarbij een inschatting van de benodigde investeringen te
maken. Dat kan ik doen. Dat zal ik ook doen. Dan kan de Kamer dat
betrekken bij haar eigen meningsvorming hierover.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 19 van de heer Van Baarle over
risicomodellen. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. Het documenteren van
algoritmische modellen is onderdeel van de stappen die worden beschreven
in het algoritmekader. Ook in het advies van de Autoriteit
Persoonsgegevens van eind vorig jaar inzake de risicomodellen wordt
benadrukt dat bepaalde waarborgen in acht dienen te worden genomen. Maar
de precieze invulling van deze uitleg zal verder invulling moeten
krijgen na de analyse van de internetconsultatie Algoritmische
besluitvorming en de Awb, en de uitkomsten van de analyse van de
casuïstiek door de uitvoering, die ook naar aanleiding van het advies is
aangekondigd. Maar ik kan 'm dus oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 20. Deze motie vraagt om het mandaat van de
Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme te verlengen. Ik
verzoek u om die motie aan te houden, want ik zal de Kamer in het
voorjaar informeren over de verlenging, zoals ik ook had toegezegd
tijdens de begrotingsbehandeling. Ik kan nu niet vooruitlopen op de
besluitvorming over die verlenging, omdat de gesprekken over de rol van
de NCDR nu nog plaatsvinden. Dat gebeurt ook op basis van de evaluatie
die uw Kamer al eerder heeft ontvangen. Dus ik vraag het lid Van Baarle
om de motie aan te houden tot de besluitvorming in het voorjaar is
gedeeld met uw Kamer. Zo niet, dan zal ik de motie het oordeel ontijdig
geven.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ga er nog even over nadenken. Mijn frustratie is namelijk dat de NCDR
een grote opdracht heeft gekregen voor de toekomst, namelijk om met het
meerjarenplan te komen, maar dat de NCDR tegelijkertijd nog steeds
bungelt en niet weet of de NCDR straks nog bestaat. Die frustratie
blijft voor mij, dus ik denk er even over na of ik 'm aanhoud. Dan wordt
het dus ontijdig.
De voorzitter:
Prima. Heel goed.
Minister Uitermark:
Dan de motie op stuk nr. 21. Die is ook van de heer Van Baarle en gaat
over het wetsvoorstel voor de Wet versterking waarborgfunctie Awb. Deze
motie is overbodig, omdat het voorstel dat de regering zal doen, hoe dan
ook financiële dekking zal moeten hebben.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 25 van mevrouw Van Dijk. Die kan ik
oordeel Kamer geven. Zij verzoekt om een voortrekkersrol op te pakken in
de verandering van het beleidsproces en om voor de zomer een plan van
aanpak richting de Kamer te sturen. Oordeel Kamer, want een goed
beleidsproces met oog voor de uitvoerbaarheid en de leefbaarheid van
mensen vinden we als kabinet heel belangrijk. Het Beleidskompas dat
wordt gehanteerd, geeft daar ook richting aan. Dat geeft richting aan de
werkwijze die helpt bij het anders inrichten van het beleidsproces,
waardoor we ook een beter inzicht krijgen in de maatschappelijke impact
en de uitvoerbaarheid van nieuw of aangepast beleid, maar ook de Staat
van de Uitvoering en de daarin opgenomen adviezen zijn erg belangrijk
voor het kabinet, net als de adviezen van de Raad voor het Openbaar
Bestuur. Ik zal de Kamer dus graag informeren over de wijze waarop we
met die adviezen omgaan.
Dan de motie op stuk nr. 26 van de heer Omtzigt over de
wetenschappelijke standaard, het afdwingbaar maken dat de modellen en
algoritmes openbaar en navolgbaar zijn en hoe de bijsluiter zal worden
opgesteld. Ik verzoek het lid Omtzigt om de motie aan te houden, omdat
er een commissiedebat is op 28 januari. Er komt nog een brief over. De
wijze waarop het er nu staat, is niet goed uitvoerbaar. Er wordt nu
gekeken hoe hier wél uitvoering aan kan worden gegeven. Dat zal ik bij
die brief betrekken.
De voorzitter:
De heer Omtzigt deelt mee dat hij hiernaar gaat kijken. Als hij de motie
toch gewoon in stemming laat brengen en dus niet aanhoudt …
Minister Uitermark:
Dan vind ik de motie ontijdig.
De voorzitter:
Dan ontijdig.
Minister Uitermark:
Dat was het.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
Eerst mijn appreciatie van de vier resterende moties. De eerste is de
motie op stuk nr. 15 van de heer Dijk. Deze motie over het budget van de
Autoriteit Persoonsgegevens preludeert op structurele verhoging van dat
budget. Daar zijn geen middelen voor. Ik moet de motie dus
ontraden.
De motie op stuk nr. 16 betreft een landelijk dekkend netwerk. De
motie-Van Nispen/Palmen is onlangs aangenomen. Daar volgen allerlei
acties op. De Kamer wordt daarover geïnformeerd. Deze motie is dus
overbodig.
De motie op stuk nr. 17 van de heer Dijk gaat over additioneel budget
voor de sociale advocatuur. Het is nog niet bekend hoeveel er nodig zal
zijn. Daarmee is het een blanco cheque, dus ik moet die motie
ontraden.
De motie op stuk nr. 24 van de heer Ceder: oordeel Kamer.
Ik heb nog drie vragen te beantwoorden.
De heer Dijk (SP):
Ik wil in twee zinnen reageren. Ik constateer dat alles wat geld kost
afgewezen wordt door dit kabinet. Ik vind het zeer teleurstellend. Ik
werd optimistischer gaandeweg dit debat, maar nu zie ik weer dat de
reactie van het kabinet op alles wat mogelijk geld kost, is: dat doen we
niet; dat willen we niet. Heel teleurstellend.
De voorzitter:
Dat waren zeven zinnen. Nog drie vragen.
Staatssecretaris Struycken:
Ik begin met de vraag van mevrouw Van Eijk over uitvoeringstoetsen. Ik
heb daar summier op geantwoord. Het gaat met name over
uitvoeringstoetsen in het geval na negatief advies een wetsvoorstel
sterk wordt aangepast. Er zijn geen expliciete afwegingskaders voor het
omgaan met die situatie. Het is dan aan de beleidsverantwoordelijke
bewindspersoon om een afweging te maken in het kader van het voorstel en
die afweging overigens ook expliciet te maken in de toelichting. Daarbij
moeten dan opnieuw de uitvoeringsconsequenties worden gewogen en ook
moet inzichtelijk worden gemaakt hoe dat wordt gedaan. Het staat de
verantwoordelijke bewindspersoon uiteraard vrij om die nieuwe
uitvoeringstoets te laten uitvoeren, maar die bewindspersoon is daar
niet toe verplicht. Ik beveel het wel van harte aan, omdat de
uitvoerbaarheid centraal staat in het denken van dit kabinet op dit
moment, mede, of juist naar aanleiding van, het rapport van de
enquêtecommissie waarover we vandaag spreken.
De vraag van de heer Flach betreft in feite de kinderrechtspraak. Daar
komen we graag en ook uitvoerig op terug, en wel in de eerstvolgende
voortgangsbrief Jeugd die dit voorjaar aan uw Kamer wordt
gestuurd.
Dan de vraag van de heer Omtzigt over de Afdeling bestuursrechtspraak en
het scenario dat leden van de Afdeling bestuursrechtspraak zouden worden
ontslagen door de raden van de Afdeling advisering. Er is een uitstekend
boek verschenen over de Raad van State. Daaruit heb ik geleerd dat er
inderdaad een grondwettelijke raad bestaat. Ik kan het boekje erg
aanbevelen. De staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn voor
het leven benoemd. De grondwettelijke Raad van State — dat is dus een
afzonderlijk orgaan — is bevoegd om de staatsraden van beide afdelingen
in het uiterste geval te ontslaan op basis van wettelijk omschreven
gronden. De grondwettelijke raad is paritair samengesteld uit beide
Afdelingen, met drie personen uit elke Afdeling. Daarnaast zijn er de
Koning als voorzitter en de vicevoorzitter. Er wordt bij gewone
meerderheid besloten, maar daarbij heeft de voorzitter van de
vergadering een doorslaggevende stem. Die voorzitter van de vergadering
zal meestal de vicevoorzitter zijn, verwacht ik. Hoe het ook zij, ik kom
hierop terug in de Contourennota verzelfstandiging Afdeling
bestuursrechtspraak.
Dank u.
De voorzitter:
Daar zien we dan naar uit. Tot zover dit debat. Dank aan de vier
bewindspersonen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik sluit de vergadering van 15
januari.
Sluiting
Sluiting 22.10 uur.