Lijst van vragen over Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32034-54)
Digitale leermiddelen
Lijst van vragen
Nummer: 2025D01212, datum: 2025-01-16, bijgewerkt: 2025-01-21 13:41, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D01212).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z19242:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-26 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-01-15 10:00: Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-03 10:00: Leermiddelen in het funderend onderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-10 14:00: Digitalisering in het onderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
2025D01212 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief d.d. 22 november 2024 inzake de digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32 034, nr. 54).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Nr | Vraag |
1 | Hoeveel schoolbesturen nemen er nu deel aan het School-CERT1? |
2 | Is het de ambitie om op den duur alle schoolbesturen deel te laten nemen aan het School-CERT en wat is de verwachte groei in deelname? |
3 | Op welke manier vinden vakspecifieke kaders aansluiting bij de leermiddelbrede kwaliteitsalliantie? |
4 | Wat zijn de implicaties van het afbouwen van het Nationaal Groeifonds voor de projecten van het Nationaal Onderwijslab AI? |
5 | Is bekend in hoeveel gevallen schoolbesturen er reeds voor hebben gekozen om hun vraag te bundelen om via gezamenlijke aanbestedingen met scherpe programma’s van eisen samen meer invloed uit te kunnen oefenen op prijs en kwaliteit? |
6 | Hoeveel zou het kosten om in afzonderlijk het po2 en vo3 digitale leermiddelen (informatiedragers) te vergoeden vanuit de school? |
7 | Hoeveel zou het kosten om in afzonderlijk het po en vo digitale leermiddelen (informatiedragers) te vergoeden vanuit de school, op scholen met een positieve achterstandsscore? |
8 | Wat zouden de effecten op de vraag- en aanbodkant zijn van het vergoeden van digitale leermiddelen (informatiedragers)? |
9 | Wat zouden de effecten op de vraag- en aanbodkant zijn van het loslaten van de gratis schoolboeken en welke overige neveneffecten verwacht u? |
10 | Welk effect heeft het streven naar een op de individuele leerling toegespitste balans tussen digitale- en papieren middelen op de werklast van leraren? |
11 | Hoe ziet de rol van de leraren eruit bij de besluitvorming van de kwaliteitsalliantie en de gesprekken over de vorming van een nieuw landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen? |
12 | Welke investeringen blijft u de komende jaren doen ter vergroting van de kennisbasis over de effectiviteit van leermiddelen en komen deze bovenop de investeringen die u al noemt in uw brief? |
13 | Op welke manier gaat u met de onderwijssector verkennen hoe de maatregelen binnen de AI-verordening kunnen worden vormgegeven? |
14 | Wat maakt de financiële ondersteuning via stichtingen en gemeenten complex en waar richten de oplossingen zich op die u verkent met de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid? |
15 | Hoeveel vo-scholen hebben afgelopen jaar problemen ondervonden met de levering van leermiddelen en welke rol speelt de toename van uitgevers hierbij die hun Lifo-producten nu rechtstreeks aan scholen leveren? |
16 | Welke publieke waarden stelt u centraal bij de toekomstige inrichting van de infrastructuur? |
17 | Op welke manier is het budget voor SIVON vastgesteld en is dat bedrag toereikend voor het uitvoeren van activiteiten en het bereiken van de doelen? |
18 | Welke publieke en private partijen zijn door onderzoekers van Highberg en Berenschot geraadpleegd en/of bevraagd bij de totstandkoming van het onderzoek en aanbevelingen en is hierbij een uitsplitsing te maken tussen de markt voor digitale leermiddelen (in de klas) en de markt voor ondersteunende soft- en hardware (ten behoeve van de onderwijsorganisatie)? |
19 | Welke stappen worden gezet om toegankelijkheid van digitale leermiddelen te verbeteren? |
20 | Wat is bekend over het gebruik van apparaten naast smartphones, zoals chromebooks, en de invloed ervan op de concentratie, sociale interactie en mentaal welbevinden van scholieren? |
21 | Welke concrete criteria worden gehanteerd om te bepalen of digitale leermiddelen effectief zijn in specifieke onderwijscontexten? |
22 | Hoe zorgt u ervoor dat leraren structureel blijven leren en ondersteund worden als het gaat om digitale vaardigheden en bewustzijn rond privacy en veiligheid? |
23 | Is de kwartiermaker bekend en zo ja, kan deze naam gedeeld worden? |
24 | Hoe gaat de kwartiermaker ervoor zorgen dat de leraren goed zijn vertegenwoordigd in deze kennisalliantie? |
25 | Per wanneer start de kwartiermaker voor de kwaliteitsalliantie voor leermiddelen? |
26 | Op welke manier worden betrokken partijen na afronding van de kwartiermakersfase meegenomen in het verdere verloop van de kwaliteitsalliantie en de besluitvorming hierover? |
27 | Hoe verhoudt de kwartiermaker (en de kwaliteitsalliantie voor leermiddelen) zich tot het landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen waar onder andere NRO en SLO bij betrokken worden? |
28 | Welke partijen naast NRO en SLO zijn/worden betrokken bij de totstandkoming van het landelijk kwaliteitskader? |
29 | Klopt het dat de effectieve inzet van leermiddelen in het klaslokaal ook onderwerp van gesprek is voor de kwaliteitsalliantie en wat is de afweging om dit onderwerp te behandelen door de kwaliteitsalliantie? |
30 | Waarom en op welke gronden is er op voorhand voor gekozen om vakspecifieke kwaliteitskaders te ontwikkelen in plaats van te kijken naar de haalbaarheid van een generiek kwaliteitskader? |
31 | Hoe worden onderwijsprofessionals meegenomen in de totstandkoming van het kwaliteitskader? |
32 | Klopt het dat ontoegankelijke digitale leermiddelen leerlingen met een visuele beperking vaak uitsluiten van gewoon meedoen in de klas/het regulier onderwijs? |
33 | Welke stappen zijn er inmiddels gezet om via wet- of regelgeving toegankelijkheid van digitale leermiddelen óók voor leerlingen met een beperking te borgen? |
34 | Bent u van plan om in het eerste kwartaal van 2025 gesprekken aan te gaan met de relevante partijen in het veld (verenigd in de rondetafel Toegankelijk Publiceren aan de Bron) om concrete stappen te zetten richting heldere wet- of regelgeving voor toegankelijke digitale leermiddelen? |
35 | Worden leraren digitale vaardigheden bijgebracht op basis van kaders van de Europese standaarden zoals de DigCompEdu of gebruikt u hiervoor nieuwe nationale kaders? |
36 | Hoe en met welke (structurele) middelen zorgt u ervoor dat er een structureel professionaliseringsaanbod komt voor leraren en leraren in opleiding om bij leraren digitale vaardigheden en bewustzijn rond privacy, veiligheid en data-ethiek te vergroten? |
37 | Op basis van welke kaders worden leraren digitale vaardigheden bijgebracht? |
38 | Hoe wordt ervoor gezorgd dat scholen op tijd op de hoogte zijn van de eisen uit de nieuwe AI-verordening? |
39 | Hoe gaat u ervoor zorgen dat schoolleiders en leraren niet alleen technologie kunnen gebruiken, maar ook begrijpen hoe AI-systemen werken? |
40 | Hoe wordt de technologie die het Nationaal Onderwijslab AI ontwikkelt toegankelijk gemaakt voor leraren die weinig ervaring en kennis over AI hebben? |
41 | Over welke digitale vaardigheden moeten leraren volgens u minstens beschikken om leerlingen adequaat te ondersteunen en bewust te maken van de risico’s van digitalisering? |
42 | Klopt het dat er geen landelijke cijfers beschikbaar zijn over het gebruik van generatieve AI, zoals ChatGPT, door docenten en/of leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs? |
43 | Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele maatregelen in het onderwijsveld ten aanzien van de AI-verordening? |
44 | Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de gesprekken tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de complexe ondersteuning van ouders en scholen bij de aanschaf van devices en welke oplossingsrichtingen zijn hierbij onderwerp van gesprek? |
45 | Ligt uw streven dat alle leerlingen over een device kunnen blijven beschikken, waarover u in gesprek bent met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in het verlengde van de uitvoering van de motie van het lid Westerveld, nu persoonlijke apparaten, zoals telefoons en eigen tablets/laptops, niet meer toegestaan zijn in de klas en er een behoefte is aan een duidelijk plan voor verantwoorde en goed beheerde onderwijsdevices?4 |
46 | Wat klopt er van de constateringen van het ICILS5-rapport, waaruit blijkt dat Nederland en Azerbaijan de enige OESO-landen zijn zonder concreet beleid ten aanzien van expliciete bekostiging voor devices voor funderend onderwijs?6 |
47 | In hoeverre bent aan de slag om beleid te ontwikkelen en uit te voeren dat ervoor zorgt dat financiële «noodconstructies» niet langer nodig zijn, zoals genoemd in motie van het lid De Hoop c.s., die uw ambtsvoorganger destijds heeft overgenomen?7 |
48 | In hoeverre bestaat er een verband tussen de beperkte ondersteuningsmogelijkheden en het ontbrekend beleid ten aanzien van bekostiging van devices voor scholen? |
49 | Bestaat er een verband tussen het ontbreken van beleid ten aanzien van bekostiging van devices voor scholen en kansenongelijkheid en maakt het deze kansenongelijkheid ook zichtbaar in de klas? |
50 | Hoe verklaart u de discrepantie tussen de alternatieve berekening van diverse marktpartijen (resellers), die stelt dat voor het onderbrengen van devices onder de Wet Gratis Schoolboeken, lang niet een structurele bekostiging van € 516 miljoen per jaar nodig is, en uw antwoord op 23 september 2024 op schriftelijke vragen van het lid Pijpelink, waarbij u dit wel stelde?8 |
51 | Kunt u een beeld geven van de belangrijkste professionaliseringsvragen die de basis moeten vormen van de innovatieve professionalisering waarvoor u samenwerkt met de Vlaamse Minister van Onderwijs, Justitie en Werk? |
52 | Kunt u een eerste schets geven van de manier waarop in uw optiek de innovatieve docentprofessionalisering eruitziet en de manier waarop leraren en schoolleiders daar tijd voor zouden krijgen? |
53 | Heeft u al een beeld van een eventuele praktische uitvoering van de innovatieve docentprofessionalisering en de (balans in de) rol van lerarenopleidingen, opleiders in de scholen en commerciële aanbieders? |
54 | Op welke wijze gaat er bij de innovatieve docentprofessionalisering op het gebied van digitale vaardigheden rekening gehouden worden met de reeds bestaande werkdruk? |
55 | Is het u bekend welke gemeenten nu geen enkele (subsidie)regeling hebben getroffen om devices beschikbaar te stellen voor leerlingen en wordt het wel of niet mee kunnen doen in de klas voor leerlingen in armoede daardoor niet in grote mate afhankelijk van de gemeente waar zij wonen? |
56 | Stelt het Rijk eigen devices beschikbaar voor hergebruik voor leerlingen in het funderend onderwijs en zo ja, om hoeveel devices gaat het jaarlijks en aan welke kwaliteitseisen moeten deze voldoen? |
57 | Hoeveel van de 5.000 tot 8.000 laptops en desktops die jaarlijks voor hergebruik beschikbaar worden gesteld vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken komen ten goede van leerlingen die deze niet zelf kunnen betalen? |
58 | Werkt u actief mee in het beschikbaarstellen van devices voor hergebruik in het onderwijs of in (lokale) minimaregelingen en zo ja, om hoeveel devices gaat dit per jaar? Tot welk aantal kan dit op langere termijn oplopen? |
59 | Welke mogelijkheden verkent u om de financiële ondersteuning voor leerlingen die een device nodig hebben te vergemakkelijken en op welke termijn kunt u uitsluitsel geven over uw lopende gesprek met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om dit te verkennen? |
60 | Ontstonden deze leveringsproblemen bij de distributeurs of bij de uitgevers die rechtstreeks leveren? |
61 | Wat was de aard van deze leveringsproblemen en om hoeveel scholen ging het? |
62 | Hoe vaak is er sprake van LiFo-aanbod en hoe vaak is LiFo nog de enige optie voor scholen in het voortgezet onderwijs? Zijn hier landelijke cijfers over beschikbaar? |
63 | Is bekend hoeveel kilo aan voor eenmalig gebruik gemaakte (leerwerk)boeken wordt geproduceerd per jaar? |
64 | Hoeveel kilo aan papier wordt jaarlijks weggegooid door het model van leerwerkboeken? |
65 | Wat wordt het tijdpad en wie werken er straks mee aan het verdiepend onderzoek naar de structuur en werking van de leermiddelenmarkt in het funderend onderwijs, dat u samen met de Minister van Economische Zaken gaat uitvoeren en waarbij u tevens wilt ingaan op het feit dat het overgrote deel van deze sector in buitenlandse handen is? |
66 | In hoeverre voldoet onderwijstechnologie aan de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken opgestelde Kinderrechten Impact Assessment (KIA)? |
67 | Hoeveel procent van de educatieve uitgeverijen en distributeurs in Nederland is momenteel in handen van private equity of buitenlandse investeerders? |
68 | Welke instrumenten heeft de overheid om de invloed van private equity-partijen op de onderwijsmiddelenmarkt te reguleren? |
69 | Bestaat er momenteel een divers en concurrerend aanbod van digitale leermiddelen en is het aanbod divers genoeg om lock-ins en afhankelijkheden van één leverancier of enkele leveranciers te voorkomen? |
70 | Is er sprake van een divers en concurrerend aanbod van administratieve onderwijssoftware, waaronder ook het leerlingenvolgsysteem en de elektronische leeromgeving en hoe wordt erop toegezien dat dergelijke software, waarin veel gevoelige persoonsgegevens van minderjarigen worden verwerkt, veilig en privacyvriendelijk is? |
71 | Welke aanbieders van digitale leermiddelen zijn er nog in Nederlandse handen uitgesplitst in het po en vo? |
72 | Klopt het dat het KPMG-onderzoek geen uitspraken doet over het beschikbare aanbod van leermiddelen waar een school op dat moment uit kon kiezen (en zich voornamelijk richt op enkel LiFo-producten) en daarmee geen inzicht biedt in de keuzevrijheid van scholen? |
73 | Klopt het dat het KPMG-onderzoek zich focust op het gemiddelde prijsniveau en geen uitspraken doet over de korting die leveranciers bieden aan scholen? Of zit deze korting daarin meegerekend? |
74 | Klopt het dat het KPMG-onderzoek geen aandacht heeft voor de prijs van leermiddelen inclusief btw en daarmee geen aandacht schenkt aan de impact van de btw-verlaging op digitale leermiddelen in 2020? |
75 | Klopt het dat er voor het primair onderwijs geen soortgelijke cijfers over de leermiddelenmarkt beschikbaar zijn en welke argumenten zijn er om geen soortgelijk onderzoek in het primair onderwijs te laten doen? |
76 | Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Economische Zaken uitvoeren naar de leermiddelenmarkt? |
77 | Welke onderzoeksvragen worden er in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen gesteld door de onderzoekers? |
78 | Klopt het dat de voorlopige bevindingen van het KPMG-onderzoek nog niet geschikt zijn voor enige vorm van besluitvorming/beleidsvorming, zoals vermeld op pagina 2 van het onderzoek, en geldt dit ook voor de uitspraken gedaan in de Kamerbrief over het aanbod en prijsontwikkeling? |
79 | Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht besteed aan het algehele aanbod van leermiddelen en de vraag in hoeverre een school nog keuze had tussen LiFo-aanbod en andere leermiddelen? |
80 | Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht besteed aan de vraag in hoeverre scholen daadwerkelijk gebruik maken van de licenties die zij verplicht zijn af te nemen in het LiFo-model? |
81 | Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht geschonken aan de verlaging van het btw-tarief op digitale leermiddelen van het hoge naar het lage btw-tarief die in 2020 plaatsvond? |
82 | Hoeveel financiële middelen werden de afgelopen drie jaar aan SIVON toegekend, hoe zijn deze middelen specifiek besteed en tot welke resultaten heeft dit geleid? |
83 | Wat zijn de belangrijkste redenen waarom sommige scholen ervoor kiezen om zich niet bij SIVON aan te sluiten en dus niet voldoen aan uw oproep om SIVON hun belangen op het terrein van passende ict-producten en diensten te laten behartigen ter uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Pijpelink9? |
84 | Wat is de huidige verdeling van het marktaandeel van grote technologiebedrijven zoals Google, Microsoft en Apple in het Nederlandse onderwijs? |
85 | In hoeverre voldoen techbedrijven aan de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken opgestelde Kinderrechten Impact Assessment? |
86 | Welke afspraken zijn er momenteel met internationale technologiebedrijven over de bescherming van persoonsgegevens van leerlingen in het Nederlandse onderwijs? |
87 | De genoemde producten van grote techbedrijven (Word, Powerpoint en chromebooks) betreffen zowel hard- of software, op welk van deze twee categorieën slaat de opmerking dat er meer alternatieven moeten komen om uit te kiezen? |
88 | Hoe wilt u het gebruik van open materiaal op scholen verder vergroten? |
89 | Met betrekking tot welke afspraken over het toepassen van een keurmerk en (open) standaarden werkt u samen met Edu-V en leveranciers en welke afspraken zijn er reeds gemaakt? Merkt u dat deze effectief zijn en in hoeverre draagt dit bij aan het verminderen van de afhankelijkheden van Big Tech? |
90 | Leidt het grootschalig aanbieden van goedkope onderwijslicenties aan leerlingen, zoals een Microsoft 365 Education-pakket, tot een afhankelijkheid van diensten van één leverancier in het latere werkende leven en ziet u een meerwaarde in het blootstellen van leerlingen aan alternatieve software in het onderwijs om zo niet te afhankelijk te worden van één leverancier, nu en in de toekomst? |
91 | Waarom wordt het onderzoek door KPMG naar het gebruik en de ontwikkeling in prijzen en kosten van leermiddelen alleen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd? |
92 | Kunnen scholen korting krijgen op lesmethodes bij distributeurs als zij deze inkopen samen met anderen schoolproducten en zo ja, tot welke kortingen kan dit leiden? |
93 | Kunt u concretiseren wat de precieze problematiek is die geschetst wordt over het gebruik van toepassingen van Big Tech-bedrijven? |
94 | Heeft u een evaluatie van de subsidieregeling voor SIVON laten uitvoeren, zoals gepland voor 2024, en wat zijn hieruit de belangrijkste resultaten en daarnaast de belangrijkste inzichten ten aanzien van kosteneffectiviteit? |
95 | Welke meetbare gegevens of cijfers zijn beschikbaar over de bijdrage van SIVON aan een betere prijskwaliteitverhouding voor leermateriaal en hardware? |
96 | Welke inzichten of data zijn beschikbaar over hoe scholen de dienstverlening en activiteiten van SIVON beoordelen? |
97 | Zijn er onderzoeken of enquêtes uitgevoerd onder scholen om hun ervaring met SIVON te toetsen en zo ja, wat waren de belangrijkste uitkomsten? |
98 | Geeft de eerste verkenning door Dialogic van kansen en knelpunten van alternatieven voor de producten van Big Tech in omringende landen, zoals België, Frankrijk en Duitsland, u een helder beeld van de kosten van Research & Development en ontwikkeling van dergelijke alternatieven (al dan niet op Europees niveau) en kunt u hierop de overtuiging baseren dat dat kosten zijn die de Nederlandse overheid kan «matchen» en dat die niet van invloed zijn op de budgetten voor het onderwijs? |
99 | Bent u van plan om bij het onderzoek naar alternatieven voor de producten van Big Tech, en wellicht ook op Europees niveau, te verkennen hoe innovatieve regulering en nauwkeurig afgewogen publiek-private samenwerking kunnen leiden tot een situatie waarin het onderwijs (wellicht via Kennisnet en/of SIVON en uiteraard andere autoriteiten) de regie voert op digitalisering? |
100 | In hoeverre zijn schoolbesturen in staat om veilige ict te garanderen tegenover grote techbedrijven? |
101 | Is de betere omgang met gevoelige leerlinggegevens door grote internationale technologiebedrijven een gevolg van uitgevoerde DPIA10’s of doordat SIVON samen met SURF daarover afspraken met deze partijen tot stand heeft gebracht? |
102 | Op welke termijn verwacht u het vervolgonderzoek ter uitvoering van de motie van het lid Kathmann af te ronden en de conclusies met de Kamer te delen en wie voert dit onderzoek uit?11 |
103 | Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolgonderzoek naar volwaardige alternatieven voor Big Tech-diensten? |
104 | Op welke manier is door de onderzoekers van Highberg en Berenschot in hun advies om een gemeenschappelijke inkoopvoorziening in te richten rekening gehouden met de Wet Markt en Overheid? |
105 | Hoe zou de overheidssubsidie nodig voor een toekomstbestendige inkoopvoorziening doorberekend worden in de prijs die scholen betalen bij het afnemen van deze diensten? |
106 | Wilt u publieke waarden in de aanbestedingstrajecten van SIVON expliciet verplicht stellen, zoals aspecten als duurzaamheid, financiële flexibiliteit, informatiebeveiliging en privacy (IBP), veilige, doeltreffende beheers- en beveiligingsmogelijkheden en toegankelijkheid van hardware en software? |
107 | Hoe borgt u dat er bij SIVON zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende expertise in huis is om een grotere rol in de digitaliseringsstrategie van het onderwijs, zowel op stelsel-, bestuurs- als schoolniveau (ook op de langere termijn) uit te kunnen voeren? |
108 | Uit welke begrotingspost of fonds komt de € 8 miljoen die aan SIVON wordt toegekend? |
109 | Welke specifieke activiteiten voor de hele sector worden gefinancierd met de € 8 miljoen voor SIVON? |
110 | In hoeverre onderkent u het belang van aansluiten bij publieke waarden niet alleen in de basisinfrastructuur, maar juist ook in de volle breedte van digitalisering in het onderwijs, als voorwaarde voor het digitale onderwijsecosysteem van besturen en scholen? |
111 | Wilt u de Total Economic Impact van keuzes ten aanzien van digitalisering in het onderwijs leidend laten zijn in uw beleidskeuzes?12 |
112 | Hoeveel financiële middelen zijn de afgelopen drie jaar aan SIVON beschikbaar gesteld, hoe zijn deze middelen besteed en wat waren daar de resultaten van? |
113 | Wat zijn de belangrijkste redenen voor scholen om zich niet aan te sluiten bij SIVON? |
114 | Hoe wordt bepaald welke infrastructuuronderdelen onder publieke regie vallen in het voorgestelde toekomstplan? |
115 | Kan nader worden toegelicht welke onderdelen van de basisinfrastructuur volgens de onderzoekers van Highberg en Berenschot aan grondige herziening toe zijn? |
116 | Kunt u op een rij zetten met welke sectorpartijen u gesprekken voert over digitalisering in het onderwijs en met welke partijen bent u nog van plan in gesprek te gaan? |
117 | Is op dit moment reeds duidelijk aan welke activiteiten SIVON € 8 miljoen gaat uitgeven? |
118 | Welke publieke waarden stelt u centraal bij de toekomstige inrichting van de technologische basisinfrastructuur? |
119 | Op welke manieren faciliteert u het aanbieden van devices door Stichting Leergeld, het Nationaal fonds Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds en met welke regelmaat staat u met deze partijen in contact over het aanbieden van digitale leermiddelen? |
120 | Is het beschikbaarstellen van devices voor kinderen in het onderwijs primair een taak voor gemeenten, het onderwijs, het Rijk of private partijen en wat verwacht u van elk van deze partijen? |
121 | Past het breder uitrollen van Open Source Software in de maatschappij bij uw rol en welke verantwoordelijkheid hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsmede van Economische Zaken hierin? |
1 School-CERT is een sectoraal CERT voor het bekostigd primair en voortgezet onderwijs in Nederland. CERT staat voor Computer Emergency Response Team. 2 po: primair onderwijs 3 vo: voortgezet onderwijs 4 Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 163. 5 ICILS: internationaal onderzoek naar de digitale geletterdheid van leerlingen in het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs. 6 Krepel, A., Karssen, M., Buisman, M., Conijn. J., Schreurs, B., Booij G., & Farzan, K. ICILS 2023, «De digitale geletterdheid van Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs», Amstelveen: Kohnstamm Instituut. 7 Kamerstuk 32 034, nr. 47. 8 Parlisnummer: 2024D34428, antwoord op vraag 9. 9 Kamerstuk 36 560 VIII, nr. 24 10 DPIA: data protection impact assessment. 11 Kamerstuk 32 761, nr. 277. 12 Forrester, «The Total Economic Impact™ Of Apple Devices For K-12 Education, https://education-static.apple.com/smart-investment/2023_Forrester_TEI_K-12_Education_Report.pdf. |