Nota naar aanleiding van het verslag
Wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering (Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D01292, datum: 2025-01-20, bijgewerkt: 2025-01-22 13:15, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36489-6).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij 36489 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen
Onderdeel van kamerstukdossier 36489 -6 Wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering (Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen).
Onderdeel van zaak 2024Z00287:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z00538:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-24 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-02-29 14:00: Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen (36489) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-01-23 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 489 Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 20 januari 2025
Inleidende opmerkingen
De regering dankt de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid voor het verslag dat zij heeft uitgebracht bij het wetsvoorstel Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen. De regering verontschuldigt zich voor de vertraagde afhandeling van de voorliggende nota naar aanleiding van het verslag. Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66 en de SP. Hierna ga ik in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen. Daarbij volg ik zoveel mogelijk de indeling en volgorde van het verslag. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal opgenomen in deze nota en is cursief weergegeven. Na de passages met vragen en opmerkingen uit het verslag volgt telkens de reactie van de regering. In een aantal gevallen was sprake van soortgelijke vragen van de verschillende fracties. Deze vragen heb ik, waar mogelijk, gezamenlijk beantwoord.
Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van Boek 2 en Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten met het oog op het aanpassen van de regels inzake de digitale algemene vergadering van rechtspersonen en de regels voor digitale oproeping voor de algemene vergadering (Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen) (hierna: het wetsvoorstel). Zij begrijpen de behoefte om algemene vergaderingen van privaatrechtelijke rechtspersonen via huidige en toekomstige elektronische communicatiemiddelen te kunnen houden. Zij zien de voordelen voor de rechtspersonen in de zin van tijd- en kostenbesparing. Echter zien de aan het woord zijnde leden ook enkele mogelijke nadelen. Zij zullen daar in het onderstaande nader op ingaan. De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen het doel van het wetsvoorstel tot het faciliteren van elektronische communicatiemiddelen ondersteunen en hebben nog een aantal vragen en opmerkingen bij het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de bijbehorende stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen. De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel gelezen. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
Vraag 1
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zien absoluut de voordelen van het digitaal vergaderen. Tijdens de coronajaren was onze samenleving afhankelijk van deze vergadermogelijkheid en daarna zijn bedrijven, organisaties en deelnemers de gemakken en voordelen van digitaal vergaderen blijven zien. Voornoemde leden hebben echter ook de vrees dat het louter digitaal vergaderen de kwaliteit van de besluitvorming niet ten goede komt. Aan digitaal vergaderen kleeft het risico van gebrek aan interactie. Deze leden zien het belang van persoonlijk contact en de beperking van mogelijkheden voor aandeelhouders om te spreken en (andere) risico’s die samenhangen met het digitaal vergaderen. Kwaliteit van de besluitvorming valt of staat met een gedegen afwegingsproces, zo menen deze leden. Tijdens de vergadering moet goed naar elkaar geluisterd kunnen worden en moeten bedoelingen achter de gesproken woorden ook gehoord en begrepen kunnen worden. Daarnaast moeten deelnemers goed op elkaar kunnen reageren. Erkent de regering dat bij fysieke besluitvorming de kwaliteit van besluitvorming beter geborgd is? Zo nee, kan de regering uitleggen hoe het bovengenoemde geborgd kan worden bij een volledig digitale vergadering?
Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om een volledig digitale vergadering te houden. De rechtspersoon bepaalt daarbij zelf of zij daar al niet gebruik van wenst te maken. Het wetsvoorstel is in die zin dan ook faciliterend in plaats van normerend, met respect voor de autonomie van de rechtspersoon en haar soevereiniteit ten aanzien van interne kwesties. De rechtspersoon kan namelijk zelf bepalen of en zo ja, in welke gevallen, zij (volledig) digitaal wenst te vergaderen. Om zoveel als mogelijk administratieve lasten voor rechtspersonen te beperken, zijn geen techniek gebonden randvoorwaarden voor het houden van een digitale algemene vergadering opgenomen.
Uit voorgaande volgt dat het aan de onderneming of organisatie zelf is om te bepalen of zij al dan niet (volledig) digitaal wenst te vergaderen. De aandeelhouders, respectievelijk leden, van de rechtspersoon kunnen het beste inschatten of dit opportuun is. Dat sluit aan bij het stelsel van check-and-balances dat ons ondernemingsrecht voor rechtspersonen kent.
Ik deel de visie van de leden van de NSC-fractie dat tijdens een algemene vergadering aandeelhouders, respectievelijk leden, zoveel mogelijk volwaardig en interactief – met wederzijds begrip en gelijkwaardige interventiemogelijkheden – moeten kunnen participeren.
Terecht merken deze leden op dat de kwaliteit van de besluitvorming valt of staat met een gedegen afwegingsproces. In het wetsvoorstel is daarom de verplichting opgenomen dat de leden en aandeelhouders de vergadering rechtstreeks moeten kunnen volgen met beeld en geluid én dat zij met beeld en geluid kunnen deelnemen, door te kunnen stemmen, maar ook door het woord te kunnen voeren. Deze verplichting is opgenomen in de artikelen 2:117a en 2:227a BW (nieuw). Door deze verplichting wordt zo veel mogelijk geborgd dat er interactie tussen bestuur, aandeelhouders, leden en andere vergadergerechtigden, kan plaatsvinden.
Indien de voorzitter van de vergadering, in weerwil van deze verplichtingen, deelnemers aan de algemene vergadering stelselmatig negeert of vragen structureel niet beantwoordt, kan sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht jegens de algemene vergadering of schending van de wederzijds in acht te nemen redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Wanneer door de rechtspersoon in strijd met inlichtingenplicht of de redelijkheid en billijkheid wordt gehandeld, kan een genomen besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 BW vernietigbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat deelnemers volwaardig kunnen participeren. Daarmee wordt zoveel mogelijk de kwaliteit van de besluitvorming geborgd.
Vraag 2
In het kader van hun streven naar goed bestuur en goede besluitvorming vragen de leden van de NSC-fractie zich daarom af of het wel verstandig is om naamloze vennootschappen (nv), besloten vennootschappen (bv) en verengingen van eigenaars (VvE) de mogelijkheid te geven om hun vergaderingen volledig digitaal te beleggen. Het voordeel van een hybride vergadering is namelijk dat aan de deelnemers de keuze wordt gelaten. Zeggenschap van de leden of aandeelhouders hierover wordt nu geborgd via de statuten. Tenzij de statuten anders bepalen, zo komt nu artikel 38, lid 6 van Boek 2 BW te luiden, kan de bv, nv of VvE de algemene vergadering digitaal uitschrijven. Heeft de regering nog overwogen om deze bepaling om te draaien, in die zin dat leden of aandeelhouders expliciet moeten toestemmen als zo’n mogelijkheid in de statuten wordt opgenomen? Zo nee, kan de regering uitleggen, waarom niet?
Allereerst verduidelijk ik graag dat het voorgestelde artikel 38 lid 6 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) enkel ziet op verenigingen. Er is voor gekozen om de volledige digitale vergadering voor verenigingen op een laagdrempelige manier mogelijk te maken, zonder noodzaak van een statutenwijziging met de daarbij behorende moeite en – voor een kleine(re) vereniging – soms hoge kosten. Uitgangspunt is dat de algemene ledenvergadering van de vereniging (met inbegrip van de VvE) een machtiging aan de vereniging moet verlenen om volledig digitaal te vergaderen. De machtiging kan in een voorafgaande vergadering worden verleend, voor bepaalde of onbepaalde tijd en/of voor een of meerdere opvolgende vergadering(en). Tenzij de statuten anders bepalen, besluit de algemene ledenvergadering bij gewone meerderheid of een vereniging al dan niet volledig digitaal kan vergaderen.
Voor de N.V., B.V., coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij geldt dat inderdaad een statutenwijziging nodig is om volledig digitaal te kunnen vergaderen. Voor een statutenwijziging van een N.V. en B.V. volstaat een instemmend besluit van een gewone (volstrekte) meerderheid, tenzij de statuten anders bepalen (zie de artikelen 2:121 lid 1 BW en 2:231 lid 1 BW). Voor wijziging van de statuten van een coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij is in beginsel een gekwalificeerde meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig, maar de statuten kunnen een andere stemverhouding voorschrijven (zie artikel 2:43 lid 1 jo. artikel 2:53a BW). Kortom, volledig digitaal vergaderen is in deze gevallen slechts mogelijk na een daartoe strekkende, expliciete, statutenwijziging.1 Het voorstel is daarmee in overeenstemming met hetgeen door de leden van de NSC-fractie naar voren is gebracht.
Vraag 3
De leden van de NSC-fractie constateren dat dit wetsvoorstel enkel ziet op bv’s, nv’s en VvE’s. Niet duidelijk wordt waarom alleen deze vormen van rechtspersonen hiertoe worden aangewezen. Kan de regering hierop een nadere toelichting geven?
Graag verduidelijk ik dat het wetsvoorstel niet alleen ziet op N.V.’s, B.V.’s en VvE’s, maar nadrukkelijk ook op verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties. Dit volgt uit de artikelen 2:38 lid 6 en 2:53a BW (nieuw). De stichting kent wettelijk geen algemene vergadering. Daarom valt de stichting buiten het bereik van dit wetsvoorstel.
Vraag 4
In navolging van de Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) en anderen vragen de leden van de NSC-fractie speciale aandacht voor deelnemers van de vergadering die minder digitaal vaardig zijn. Met name bij het organiseren van VvE-vergaderingen kan dit een issue zijn. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat maar liefst 21% van de Nederlanders over onvoldoende digitale basisvaardigheden beschikt. Voornoemde leden schrikken van dit percentage. Kan de regering uitleggen waarom er dan toch voor gekozen is om alleen onder verwijzing naar de redelijkheid en billijkheid hen alsnog tegemoetkoming te bieden? Waarom is niet gekozen voor een inspanningsverplichting bij de rechtspersonen?
Ik benadruk dat het aan de organisatie zelf is én blijft om een keuze te maken om al dan niet digitaal te vergaderen. De rechtspersoon heeft hieromtrent autonomie. Om volledig digitaal te kunnen vergaderen is ofwel een statutenwijziging nodig, waarmee de algemene aandeelhoudersvergadering moet instemmen, ofwel is het nodig dat de algemene ledenvergadering van de vereniging hiertoe een machtiging afgeeft. De aandeelhouders, respectievelijk leden, bepalen aldus zelf of zij fysiek, hybride of volledig digitaal willen vergaderen.
Ik ben het met de leden van de NSC-fractie eens dat ook digitaal minder vaardige leden de mogelijkheid moeten hebben om volwaardig deel te nemen aan de volledig digitale algemene vergadering. Dat speelt inderdaad met name bij de vereniging en de VvE.2 In het wetsvoorstel is dan ook als uitgangspunt opgenomen dat de digitale vergadering moet voldoen aan dezelfde c.q. materieel equivalente randvoorwaarden als een fysieke vergadering. Dat betekent dat de leden volwaardig moeten kunnen deelnemen aan een digitale vergadering. Onderdeel daarvan is dat degene, die namens de VvE de digitale vergadering bijeenroept, uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW) een inspanningsverplichting heeft om digitaal minder vaardige leden in staat te stellen deel te nemen aan de digitale vergadering. Deze inspanningsplicht kan er bijvoorbeeld uit bestaan dat duidelijke instructies voor deelname worden gegeven, praktische hulp wordt verleend of te faciliteren dat een lid bij iemand anders de vergadering digitaal kan bijwonen of, omgekeerd, iemand ter plekke bijstand krijgt.
Verder ben ik het met de leden van de NSC-fractie eens dat het percentage van rond de 20 procent van de Nederlanders, die over onvoldoende digitale vaardigheden beschikken, hoog is.3 Dit hangt vaak nauw samen met laaggeletterdheid onder de Nederlandse bevolking. Zo’n 2,5 miljoen Nederlanders is laaggeletterd. Van de laaggeletterden in Nederland kan ruim 30 procent niet goed omgaan met een computer.4 Uit onderzoek blijkt dat het kunnen lezen, schrijven en begrijpen van teksten noodzakelijk zijn voor participatie in de digitale samenleving.5 Maatregelen die de regering neemt ter bestrijding van laaggeletterdheid kunnen dus ook bijdragen aan digitale inclusie.6
Uit onderzoek blijkt dat extra aandacht nodig is op het vlak van digitale vaardigheden bij ouderen en bij lager opgeleiden.7 De regering voelt de urgentie om in te zetten op een (digitaal) vaardiger Nederland.8 In het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering wordt er gewerkt aan digitale inclusie.9 Zo kunnen gemeenten via het interdepartementale programma Tel mee met Taal (van OCW, SZW, VWS en BZK) praktische cursussen voor digitale vaardigheden aanbieden in bibliotheken, buurthuizen en ROC’s. Via de app Digihandig kunnen mensen thuis oefenen om vaardig te worden met hun smartphone. Via het programma Digitaal Burgerschap richten bibliotheken zich op het vergroten van kennis en weerbaarheid van mensen in de online informatiesamenleving. Ook kunnen minder digitaal vaardigen met vragen over digitale apparaten en diensten telefonisch terecht bij de gratis Digihulplijn.10
Daarnaast werken de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Alliantie Digitaal Samenleven aan lokale ondersteuningsnetwerken voor digitale inclusie, samen met publieke, private en maatschappelijke partijen.11
1. Doel en aanleiding wetsvoorstel
Vraag 5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering nader te onderbouwen waarom met het mogelijk maken van een volledig digitale vergadering de betrokkenheid van leden en aandeelhouders bij verenigingen en ondernemingen gestimuleerd zou worden. Dat het gebruik maken van elektronische communicatiemiddelen eraan bijdraagt dat leden en aandeelhouders kunnen deelnemen aan de algemene vergadering nemen deze leden graag aan. Zij begrijpen echter niet waarom de al toegestane hybride vormen van vergadering daarvoor onvoldoende zijn. Kan de regering daar nader op ingaan?
Het nadeel van een hybride algemene vergadering is dat deze vorm van vergaderen extra kosten met zich mee brengt. De rechtspersoon moet in dat geval namelijk zowel fysiek als digitaal de algemene vergadering mogelijk maken. Dit maakt de hybride vergadering in veel gevallen minder aantrekkelijk. Om die reden is ervoor gekozen om in dit wetsvoorstel de volledig digitale algemene vergadering mogelijk te maken, zonder de mogelijkheden van een hybride vergadering te willen uitsluiten.
Door volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken, kunnen ook aandeelhouders en leden deelnemen die door bijvoorbeeld ziekte, handicap of verblijf in het buitenland niet in staat zijn om fysiek aanwezig te zijn bij de algemene vergadering. Deze aandeelhouders en leden kunnen bij de digitale vergadering wel deelnemen, waardoor mogelijk de betrokkenheid van de aandeelhouders en leden bij de rechtspersoon kan worden vergroot.
Uit ervaringen in het buitenland met volledig digitaal vergaderen blijkt dit ook. In de Verenigde Staten heeft de invoering van een volledig digitale vergadering geleid tot een hogere participatie tijdens de vergadering.12 Ook in Duitsland, Ierland en Hongarije zijn positieve ervaringen met de digitale algemene vergadering.13
Ter verduidelijking vermeld ik nog dat ook de hybride vorm van vergaderen onder dit wetsvoorstel nog steeds mogelijk blijft. De aandeelhouders, respectievelijk leden, bepalen welke vorm van vergaderen zij prefereren.
Vraag 6
De aan het woord zijnde leden zijn bevreesd dat in het geval er geen ruimte meer is voor een fysieke vergadering en er enkel digitaal vergaderd gaat worden, dat dan aandeelhouders of leden die minder digitaal vaardig zijn of zich wellicht geremd voelen om via een digitaal kanaal te communiceren juist in hun actieve deelname worden belemmerd. Kan de regering ook hier nader op ingaan?
In reactie op een vergelijkbare vraag van leden van de NSC-fractie is gewezen op de vele maatregelen die de regering neemt ter bevordering van het vaardiger maken van Nederland, ook op digitaal gebied. In aanvulling daarop zij opgemerkt dat de algemene vergadering zelf bepaalt of zij digitaal wenst te vergaderen en of dat in haar geval opportuun is.
Daarbij merk ik verder op dat – indien wordt gekozen om een volledig digitale algemene vergadering mogelijk te maken – gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel verplicht wordt. Daarnaast is vereist dat de deelnemer aan de vergadering digitaal het woord moet kunnen voeren en moet kunnen stemmen. Hiertoe heeft de rechtspersoon een inspanningsverplichting. Deze verplichtingen zijn opgenomen opdat de deelnemer – gelijk aan de fysieke algemene vergadering – volwaardig moet kunnen deelnemen aan de volledig digitale algemene vergadering.
Vraag 7
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen over de zorgen die leven bij aandeelhouders over de kwaliteit van vergaderingen die geheel of gedeeltelijk digitaal gehouden worden. Dit komt, zo lijkt een breed gedeeld sentiment, de kwaliteit van bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) niet ten goede. Deze leden vragen daarom of de regering niet ten principale een rol voor zichzelf weggelegd ziet om de kwaliteit van het ondernemingsbestuur en de besluitvorming te verbeteren. Waarom wordt hier in het wetsvoorstel (en toelichting) niets over gezegd? Wat is de visie van de regering op dit punt?
Onze wetgeving schept, waar mogelijk en nodig, concrete kaders en heldere randvoorwaarden voor de onderneming. Verwezen zij naar Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in de wet verankerde code voor goed bestuur van beursgenoteerde vennootschappen (Corporate Governance Code).14 De Monitoring Commissie Corporate Governance Code controleert of en hoe beursgenoteerde bedrijven zich aan deze code houden. Goed bestuur en besluitvorming hebben aldus de aandacht van de regering.
Meer in het algemeen zet de regering zich in voor goed bestuur binnen een rechtspersoon, met inachtneming van de bevoegdheden van de algemene vergadering. Ter illustratie zij gewezen op de wettelijke bepalingen over de décharge van het bestuur inzake de jaarrekening (artikelen 2:101 en 2:210 BW), verhoogde eisen aan het bestuurs- en jaarverslag (artikel 2:394 BW), de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders (artikel 2:9 BW), de invoering, in specifieke gevallen, van een civielrechtelijk bestuursverbod bij apert wanbeleid (met name de artikelen 106a e.v. Faillissementswet, 2:20 e.v. BW en 2:298 BW) en de mogelijkheid een enquêteprocedure te starten bij de Ondernemingskamer (artikel 2:344 e.v. BW). Daarnaast is recentelijk het civielrechtelijk bestuursverbod geëvalueerd15 en is een expertgroep verzocht om voorstellen te doen voor modernisering van het NV-recht. Ik zal uw Kamer te zijner tijd berichten over de uitkomsten en het standpunt van de regering daarover.
Dit biedt maatwerk en geeft gehoor aan de wens uit de praktijk tot het mogelijk maken van een volledig digitale algemene vergadering. Daarnaast kan de digitale algemene vergadering ervoor zorgen dat de betrokkenheid van aandeelhouders, respectievelijk leden, wordt vergroot, waardoor de kwaliteit van de besluitvorming wordt verbeterd.
Vraag 8
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden er op dit moment zijn voor het gespreid houden van een aandeelhoudersvergadering (in een fase van overleg en een fase van besluitvorming). Zij vragen bovendien op welke manier de Nederlandse wetgeving op dit punt overeenkomt of verschilt met die van omliggende landen.
Bij gespreid vergaderen wordt eerst een informatieve bijeenkomst georganiseerd waar dialoog mogelijk is, zonder dat er direct nadien een stemming plaatsvindt en de stemmingsuitslag wordt vastgesteld. Korte tijd na de informatieve bijeenkomst wordt vervolgens een algemene vergadering voor de stemming c.q. het vaststellen van de stemmen georganiseerd. Tot deze vergadering hoeven aandeelhouders geen fysieke toegang te krijgen.16
Een dergelijk gespreide algemene vergadering is in enkele omringende landen in beperkte mate mogelijk. Zo is de gespreide algemene vergadering naar Duits recht mogelijk voor de (Duitse) coöperatie. De vergadering voor de Duitse coöperatie bestaat uit een hybride of volledig digitale «bespreekfase» en een schriftelijke of digitale «stemfase» waarin enkel de stemmen worden uitgebracht.17 In Groot-Brittannië is de gespreide algemene vergadering ook mogelijk.18
Naar huidig Nederlands recht is het mogelijk om voorafgaand aan de algemene vergadering een informatieve sessie te organiseren. In de praktijk komt het voor dat dergelijke informatieve sessies voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering worden gehouden voor met name grote aandeelhouders.19
Het wettelijke inlichtingenrecht (artikelen 2:107 lid 2 en 2:217 lid 2 BW) geldt ook voor de tweede vergadering, waardoor aandeelhouders ook tijdens de tweede vergadering vragen kunnen stellen en er op de tweede vergadering ook discussies kunnen plaatsvinden. Dit zal voor veel rechtspersonen een extra last geven, waardoor gespreid vergaderen veelal als inefficiënt en daarmee onaantrekkelijk wordt ervaren.20
Om gespreid vergaderen efficiënt en aantrekkelijk te maken, zal een wetswijziging nodig zijn. Op dit moment zie ik echter geen aanleiding om tot een dergelijke wijziging over te gaan, nu mij geen breed gedragen praktijkbehoefte is gebleken. Die indruk wordt bevestigd door een deeladvies van de Expertgroep modernisering NV-recht d.d. 30 maart 2021. Uit dit advies blijkt dat de expertgroep niet unaniem van mening is dat er een dergelijke wijziging moet komen.21
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie stellen dat de coronacrisis heeft laten zien dat het technisch en sociaal-maatschappelijk wenselijk is dat verenigingen en andere privaatrechtelijke rechtspersonen digitaal kunnen vergaderen. Daarom hebben zij ook de Tijdelijke wet Covid-19 Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 434) gesteund, waardoor een wettelijke grondslag werd gecreëerd voor onder andere besturen van rechtspersonen, onder bepaalde voorwaarden, te bepalen dat aandeelhouders of leden enkel digitaal konden deelnemen aan vergaderingen. Zijn er bij de toepassing van de Tijdelijke wet nog knelpunten naar voren gekomen? Is geïnventariseerd hoe vaak procedures aanhangig zijn gemaakt waarin tussen partijen in geschil was hoe de Tijdelijke wet moest worden geïnterpreteerd?
Onder de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid konden aandeelhouders respectievelijk leden hun vragen voorafgaand aan de algemene vergadering bij het bestuur indienen. Deze vragen werden tijdens de algemene vergadering beantwoord en op de website van de rechtspersoon gepubliceerd. Het bestuur moest zich ervoor inspannen dat tijdens de vergadering nadere vragen konden worden gesteld, tenzij dit in het licht van de omstandigheden niet kon worden gevergd. In de praktijk betekende dit veelal dat er tijdens de algemene vergadering minder interactie was tussen het bestuur en de deelnemers. Daarnaast bleek het vaak niet mogelijk om live aan de stemming deel te nemen.22
Deze knelpunten zijn in het wetsvoorstel ondervangen door het gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel verplicht te stellen, zodat zoveel mogelijk wordt geborgd dat interactie mogelijk is tussen bestuur, aandeelhouders respectievelijk leden en andere vergadergerechtigden. Daarnaast wordt straks verplicht dat de leden en aandeelhouders de vergadering rechtstreeks kunnen volgen met beeld en geluid en dat zij aan de beraadslaging kunnen deelnemen. Ook moeten stemgerechtigde deelnemers tijdens de volledig digitale algemene vergadering live kunnen stemmen.
Er zijn mij geen procedures bekend waarbij tussen partijen in het geschil was hoe de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid met betrekking tot de digitale algemene vergadering moest worden geïnterpreteerd.
Vraag 10
De leden van de VVD-fractie begrijpen de stelling van de regering dat digitaal vergaderen voor een vermindering van het aantal reisbewegingen zorgt en daarmee een milieuvriendelijk, CO2-reducerend en duurzaam alternatief is voor fysieke vergaderingen. Kan een inschatting worden gemaakt van de vermindering van het aantal reisbewegingen die er zal zijn als gevolg van het wetsvoorstel? Hoeveel CO2 wordt gereduceerd als gevolg van het wetsvoorstel?
De veronderstelling dat digitaal vergaderen voor minder reisbewegingen zorgt en zo een milieuvriendelijk en duurzaam alternatief kan zijn voor fysieke vergaderingen, berust op het ervaringsfeit dat minder reizen en milieuvriendelijker werken over het algemeen tot een CO2-winst leidt.
Op dit moment ontbreken helaas zowel een nulmeting als een concreet en betrouwbaar inzicht in een divers palet van andere relevante factoren, zoals: het aantal straks te vervallen reisbewegingen, de afstand en duur ervan, het gebruikte transportmiddel en de eventueel gebruikte brandstof, de hoeveelheid aandeelhouders, leden van verenigingen of aangeslotenen bij de rechtspersoon die het betreft, zowel in absolute zin als per rechtspersoon, de besparing aan distributie van papieren stukken, de met een fysieke vergadering bespaarde energiebehoefte alsmede het aantal rechtspersonen dat van een volledig digitale algemene vergadering gebruik zal gaan maken.
Artikel V van het wetsvoorstel voorziet in een wetsevaluatie na 5 jaar. Ik zeg u graag toe dat ik bij die gelegenheid in overleg met het betrokken bedrijfs- en verenigingsleven zal bezien of het redelijkerwijs mogelijk is om een op z’n minst globale indicatie van de verwachte CO2-reductie te geven.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de regering al enkele jaren voornemens is digitale vergaderingen beter mogelijk te maken voor rechtspersonen. In dat kader verwijzen zij bijvoorbeeld naar een van de voortgangsbrieven over de voortgang van de modernisering van het ondernemingsrecht van 27 juni 2022 (Kamerstukken 29 752, nr. 15). Hierin schreef de Minister voor Rechtsbescherming over dit onderwerp dat niet elke rechtspersoon behoefte heeft aan digitaal vergaderen, onder andere omdat het (exclusief) digitaal vergaderen ook nadelen heeft. Zo schreef de Minister dat digitaal vergaderen bijvoorbeeld als afstandelijk kan worden ervaren. Ook komt de interactie tussen bestuur en leden soms niet goed uit de verf. Daarna schreef hij dat hij ruimte wil bieden voor de individuele behoeften van rechtspersonen en de hiervoor gesignaleerde nadelen zoveel mogelijk ondervangen in de inrichting en vormgeving van de regeling. Kan de regering uiteen zetten hoe deze nadelen in het voorliggende wetsvoorstel zijn ondervangen en welke alternatieven zijn overwogen om deze nadelen te ondervangen?
Allereerst is gekozen om de regeling facultatief te maken, dat wil zeggen: het is en blijft aan de rechtspersoon zelf om te kiezen of men fysiek, hybride of digitaal vergadert. Autonomie van de rechtspersoon staat hierin voorop. Er zijn hierbij verschillende alternatieven overwogen.23 Een overwogen alternatief is dat het bestuur beslist in welke vorm de vergadering wordt gehouden. Deze optie sluit aan bij de regeling zoals deze was neergelegd in de Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Een ander overwogen optie legt de beslissingsbevoegdheid bij de aandeelhouders en leden, waarbij de statuten gewijzigd moeten worden. Uiteindelijk is aansluiting gezocht bij de tweede optie, waarbij is toegevoegd dat voor verenigingen – met inbegrip van VvE’s – een machtiging van de algemene vergadering tot volledig digitaal vergaderen volstaat, waardoor het voor de vereniging niet nodig is de statuten te wijzigen om volledig digitaal te vergaderen. Voor deze optie is gekozen omdat op deze manier leden en aandeelhouders zeggenschap behouden over de vormgeving van hun eigen algemene vergadering.
Met de genoemde mogelijke nadelen van het digitaal vergaderen is in het wetsvoorstel rekening gehouden. Zo is in de artikelen 2:117a en 2:227a BW (nieuw) voorzien in de verplichting om gebruik maken van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel, dat zowel beeld als geluid doorgeeft, waardoor deelnemers – naast de mogelijkheid om te stemmen – ook het woord kunnen voeren. Hierdoor wordt de volwaardige participatie van deelnemers en interactie tussen bestuur en deelnemers zoveel mogelijk geborgd.
Daarnaast is de voorzitter van de algemene vergadering er verantwoordelijk voor dat de aandeelhouders of leden een redelijke kans krijgen om vragen te stellen. Dat is naar bestaand recht al zo voor een fysieke of hybride vergadering, en dat uitgangspunt geldt ook voor de volledig digitale vergadering. Het bestuur is gehouden hier naar beste weten op te antwoorden. Indien deelnemers stelselmatig worden genegeerd of vragen structureel niet worden beantwoord, kan sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht van het bestuur of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Wanneer door de rechtspersoon in strijd met de redelijkheid en billijkheid is gehandeld, kan onder omstandigheden een genomen besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 BW vernietigbaar zijn. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn indien de voorzitter van de volledig digitale algemene vergadering een kritische deelnemer geen mogelijkheid geeft om een vraag te stellen of te reageren zonder hiervoor een goede reden te hebben.
2. Het huidige stelsel
2.1. Digitaal vergaderen op grond van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie weten dat in de coronaperiode de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid het mogelijk maakte om een volledig digitale algemene vergadering te houden. Deze leden kunnen zich voorstellen dat vanwege de pandemie toen een digitale vergadering deze enige optie was, maar vragen waarom een toen uit nood geboren oplossing permanent mogelijk moet worden. Kan de regering hier nader op ingaan? Kan de regering daarbij de reactie vanuit de Vereniging van Effectenbezitters betrekken die meent dat de interactie bij volledig digitale vergaderingen onvoldoende uit de verf komt en de corporate governance zou schaden?
De ervaringen die in de afgelopen jaren, naar aanleiding van de coronapandemie, zijn opgedaan met de tijdelijk gecreëerde wettelijke mogelijkheid van een volledig digitale algemene vergadering wijzen uit dat de mogelijkheid om volledig digitaal te vergaderen een waardevolle aanvulling kan zijn voor die ondernemingen en verenigingen die daar aan behoefte hebben. Denk met name aan de internationaal opererende onderneming die veel buitenlandse aandeelhouders heeft die nu (nog) niet deelnemen aan de jaarlijkse vergadering of aan de landelijk opererende vereniging waarbij alle leden vanuit alle hoeken van Nederland naar de vergaderplaats moeten afreizen. Dit wetsvoorstel voorziet voor deze rechtspersonen, leden en aandeelhouders in een reële behoefte.
Vanuit het bedrijfs- en verenigingsleven klinkt een sterke roep om een wettelijke regeling die voorziet in de mogelijkheid om volledig digitaal te vergaderen. Dit blijkt ook uit de verschillende consultatiereacties, onder meer van Stichting VvE Belang, Vastgoed Management Nederland (VGM NL) en Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen (VEUO).
Daarnaast is, gezien de voortschrijdende digitalisering en technische ontwikkelingen, de tijd rijp voor het introduceren van de mogelijkheid van een volledig digitale algemene vergadering. De introductie van een permanente regeling voor een volledig digitale vergadering kan bovendien een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en concurrerend houden van het Nederlands vestigingsklimaat.
Ik heb de zorgen van onder meer de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), zoals in de consultatie naar voren gebracht, serieus genomen. In dit wetsvoorstel is getracht deze zorgen te ondervangen, allereerst doordat een statutenwijziging nodig is om de volledig digitale vergadering mogelijk te maken. Dit betekent dat de betrokkenheid van de aandeelhouder bij de invoering van de digitale algemene vergadering bij een BV of NV is gewaarborgd. Verder bevat de wet ook waarborgen door het gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel bij het digitaal vergaderen verplicht te stellen, waardoor deelnemers, naast de mogelijkheid om digitaal te stemmen, tijdens de vergadering ook het woord kunnen voeren. Op die manier wordt geborgd dat aandeelhouders of leden volwaardig kunnen deelnemen aan de besluitvorming van de vergadering. Ik meen dat er hiermee een gebalanceerd voorstel voorligt dat aan de genoemde zorgen tegemoet komt. De door de aan het woord zijnde leden genoemde vrees van de VEB voor het schaden van de corporate governance deel ik niet.
Vraag 13
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid een grondslag gaf om in bepaalde (nood)omstandigheden digitaal te vergaderen ook zonder statutaire grondslag of machtiging. Hoe vaak is hier gebruik van gemaakt? Voorzag deze bepaling in een duidelijke behoefte van rechtspersonen? Heeft deze bepaling in de praktijk tot conflicten geleid?
Om de verspreiding van COVID-19 te beperken, waren fysieke bijeenkomsten in de jaren 2020–2022 niet of slechts in (zeer) beperkte mate mogelijk. Om die reden heeft de wetgever destijds reden gezien om een voorziening te treffen om volledig digitaal te kunnen vergaderen. Over de tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van Boek 2 BW is destijds informeel overleg gepleegd met diverse partijen uit het werkveld. Zij onderstreepten de noodzaak van deze afwijkingen, zoals deze waren opgenomen in de Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.24
Veel vennootschappen hebben gebruik gemaakt van de in de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid geboden mogelijkheid om een volledig digitale of hybride algemene vergadering te houden. Van de in 2021 gehouden algemene vergaderingen van Nederlandse beursvennootschappen met aandelen die worden verhandeld op een Nederlandse markt was 82% volledig digitaal, 4% hybride en 14% fysiek.25 In 2022 staan deze percentages op 15% volledig digitaal, 28% hybride respectievelijk 57% fysiek.26 Het verschil valt vermoedelijk te verklaren door de afwijkende situatie in 2021 en 2022 rondom de COVID-19 uitbraak en de daarbij behorende noodzaak om fysieke bijeenkomsten zoveel mogelijk te beperken.
Over het MKB en verenigingen zijn geen cijfers bekend, maar uit signalen die zijn ontvangen van belanghebbenden volgt dat veelvuldig gebruik is gemaakt van de voorzieningen uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Dat is ook logisch te verklaren, aangezien de meeste rechtspersonen (al dan niet op grond van een wettelijke verplichting) ten minste jaarlijks een vergadering uitschrijven – en deze vergadering deels tijdens de COVID-19 pandemie gehouden is.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Afdeling onder andere heeft gevraagd om te voorzien in een regeling om in noodgevallen (zoals Covid-19) digitale vergaderingen mogelijk te maken, zoals ook was voorzien in de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. De regering schrijft dat er momenteel een traject loopt om het staatsnoodrecht te herzien en in dat kader te bezien of een noodregeling voor digitaal vergaderen nodig is. Kan de regering expliciteren wanneer en in welk wetstraject dit zal worden meegenomen? Is dat de aangekondigde Noodwet rechtspleging, die in de routekaart is voorzien in 2025? Deze leden merken op dat het wetstechnisch niet heel ingewikkeld zou zijn om de noodregeling uit de Tijdelijke wet (eventueel in licht gewijzigde vorm) op te nemen in onderhavig wetsvoorstel. Waarom is hier niet voor gekozen als deze noodvoorziening wel in een behoefte voorzag?
Het is juist dat in dit wetsvoorstel geen voorziening is opgenomen om in bepaalde (nood)situaties volledig digitaal te vergaderen, ook zonder statutaire grondslag of machtiging, mogelijk te maken. Momenteel wordt herziening van het staatsnoodrecht onderzocht. Daarbij zal ook onderzocht worden of het treffen van een nadere (nood)regeling voor de digitale algemene vergadering nodig is en zo ja, onder welke voorwaarden. Daarbij is inderdaad denkbaar dat de regeling die was voorzien in de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid als basis kan dienen. Er wordt hierbij goed gekeken naar de te stellen randvoorwaarden voor het houden van een volledige digitale vergadering in noodsituaties, indien inderdaad wordt besloten om een voorziening te treffen.
Daarnaast wordt breder bekeken of verdere noodvoorzieningen wenselijk zijn, waarbij inderdaad aanpassing van onder meer de Noodwet rechtspleging zal worden bezien. Deze wet zal op zijn vroegst in 2025 in consultatie worden gebracht.27 Omwille van coherentie van het bredere staatsnoodrecht is er voor gekozen geen voorziening voor noodsituaties in dit wetsvoorstel op te nemen. Hiermee wordt onnodige versnippering van het staatsnoodrecht voorkomen.
Vraag 15
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast naar een appreciatie van het voorstel van onder andere Eumedion om een overgangsbepaling op te nemen die een beursvennootschap verplicht om bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van de wet aan de algemene vergadering het voorstel te doen om ten minste in noodsituaties de mogelijkheid te hebben om een volledig digitale algemene vergadering uit te schrijven. Wat zijn de voor- en nadelen hiervan en is de regering bereid hierop te reageren?
Zoals hiervoor reeds aangegeven is in dit wetsvoorstel geen voorziening opgenomen om in bepaalde (nood)situaties digitaal vergaderen, ook zonder statutaire grondslag of machtiging, mogelijk te maken. Reden hiervoor is, zoals aangegeven, o.a. om onnodige versnippering van het staatsnoodrecht te voorkomen.
Op grond van dit wetsvoorstel kunnen rechtspersonen wel zelf een noodregeling opnemen. Het wetsvoorstel biedt rechtspersonen daarmee maatwerk. Voorstelbaar is dat rechtspersonen een bepaling in de statuten opnemen of machtiging afgeven, waarin is opgenomen dat volledig digitaal vergaderd wordt in geval van bijvoorbeeld een epidemiologische uitbraak, oorlogssituatie of een natuurramp.
Het voordeel van het niet opnemen van een dergelijke verplichting tot statutenwijziging is dat hiermee kosten voor vennootschappen bespaard worden.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
3.1. Introductie facultatieve regeling voor een volledig digitale vergadering
Vraag 16
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in veel andere landen het houden van een volledig digitale algemene vergadering al (permanent) mogelijk is. Welke ervaringen zijn er uit die landen bekend ten aanzien van de toegankelijkheid voor deelnemers tot die vergaderingen, in welke mate aandeelhouders of leden met minder digitale vaardigheid toch volwaardig kunnen deelnemen en of de volledige digitale vergaderingen inderdaad een volwaardig alternatief voor een fysieke of hybride vorm van vergaderen zijn?
In verschillende EU-lidstaten, zoals bijvoorbeeld in Oostenrijk, Duitsland, Tsjechië, Slovenië, Estland en Zweden, is het mogelijk om een volledig digitale algemene vergadering te houden.28
De mogelijkheid tot een digitale vergadering volgt uit de Aandeelhoudersrichtlijn. Deze richtlijn noemt drie vormen van digitale deelname, waarvan lidstaten minimaal één dienen toe te staan.29 EU-lidstaten moeten een digitale vergadering in enige vorm aldus toestaan. In Nederland is het mogelijk om hybride te vergaderen (artikelen 2:117a en 2:227a BW).
In diverse lidstaten zijn, evenals in dit wetsvoorstel, waarborgen voor de (volledig) digitale vergadering ingebouwd, zoals bijvoorbeeld het verplicht stellen van het gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel. De digitale algemene vergadering is c.q. wordt daarmee in Nederland, maar ook in andere lidstaten, een volwaardig alternatief voor een fysieke of hybride vorm van vergaderen.30 Van bijzondere ervaringen in deze EU-landen met de deelname van mensen die minder digitaal vaardig zijn is niet gebleken.
Vraag 17
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar noodsituaties. Het lijkt hen logisch in noodsituaties de mogelijkheid te kunnen bieden om een aandeelhoudersvergadering volledig digitaal te organiseren zonder daarvoor op dat moment de statuten te hoeven wijzigen. Deze leden vragen waarom in deze wet niet al een bepaling is opgenomen die vennootschappen verplicht in hun statuten op te nemen dat bij een noodsituatie overgegaan kan worden op een geheel digitale vergadering. Deze leden vragen bovendien waarom de regering stelt dat de noodzaak tot het treffen van een dergelijke regeling noodzakelijk is, terwijl daar in de Tijdelijke wet COVID-19 al een bepaling voor was opgenomen.
In de antwoorden op de vragen 13 en 14 is reeds nader ingegaan op het herziening van het staatsnoodrecht in relatie tot dit wetsvoorstel. In aanvulling hierop vermeld ik nog dat voor wat betreft de volledig digitale algemene vergadering de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid op 1 februari 2023 is komen te vervallen. Om die reden wordt op dit moment onderzocht of, zoals de aan het woord zijnde leden impliceren, een voorziening bij noodsituaties tot volledig digitaal vergaderen zonder statutenwijziging nodig is.
3.2. Voorwaarden voor de hybride en volledige digitale vergadering
Vraag 18
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat voor de meeste rechtspersonen een statutaire grondslag voor het houden van een volledig digitale vergadering nodig wordt. Daarbij bepaalt de rechtspersoon zelf de inhoud van die statutaire bepaling(en). Begrijpen de aan het woord zijnde leden het goed dat dat ook kan betekenen dat alleen het bestuur kan beslissen of de algemene vergadering volledig digitaal plaatsvindt? Waarom wordt tenminste niet wettelijk vastgelegd dat een meerderheid van de algemene vergadering nodig is voordat de mogelijkheid tot volledig digitaal vergaderen in de statuten kan worden vastgelegd? Waarom schrijft het wetsvoorstel niet voor dat besluitvorming tot het opnemen van de mogelijkheid van een volledig digitale algemene vergadering in de statuten met een versterkte gekwalificeerde meerderheid moet worden genomen? Naar de mening van de aan het woord zijnde leden heeft een dergelijk besluit wel degelijk een ingrijpend karakter omdat het de wijze waarop het bestuur van een rechtspersoon gecontroleerd kan worden betreft. Naar de mening van deze leden kan een digitale vergadering een andere impact hebben of dynamiek krijgen dan een fysieke vergadering met als gevolg dat het moeilijker wordt om een bestuur te verantwoording te roepen. Kan de regering hier nader op in gaan? Hoe en zo ja, op welke manier kan een minderheid van bijvoorbeeld activistische aandeelhouders nog invloed uitvoeren op een besluit om enkel nog digitaal te vergaderen?
Volledigheidshalve verwijs ik allereerst naar het antwoord op vraag 2, waarin onder andere wordt ingegaan op het vereiste van statutenwijziging om volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken. Ter verduidelijking benadruk ik dat in geval van een N.V., B.V., onderlinge waarborgmaatschappij en coöperatie een statutenwijziging noodzakelijk is om volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken. Hiervoor is in ieder geval een meerderheid van de aandeelhouders nodig (zie de artikelen 2:121 lid 1 BW, 2:231 lid 1 BW en artikel 2:43 lid 1 jo. artikel 2:53a BW).31
Een dwingend voorschrift van een gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit komt weinig voor in Boek 2 BW en is over het algemeen voorbehouden aan besluitvorming over ingrijpende voorstellen (bijvoorbeeld een besluit tot splitsing van de vennootschap (artikel 2:334ee BW)). Hier is niet voor gekozen in voorliggend wetsvoorstel. Reden hiervoor is om het zoveel mogelijk aan de rechtspersoon zelf te laten om te bepalen hoe zij tot het besluit komt om al dan niet volledig digitaal te vergadering. Het is immers mogelijk dat statuten van een rechtspersoon bepalen dat een gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit nodig is om volledig digitaal vergaderen mogelijk te maken. Hiermee biedt dit wetsvoorstel ruimte voor maatwerk.
Een minderheid van aandeelhouders moet conform de Corporate Governance Code volwaardig kunnen deelnemen aan de algemene vergadering en aldus haar standpunt naar voren kunnen brengen. Vervolgens kan de algemene vergadering – met al dan niet inachtneming van dit standpunt – haar besluit nemen. Op grond van de artikelen 2:121 BW en 2:231 BW besluit de meerderheid van de algemene vergadering vervolgens of de volledig digitale vergadering mogelijk wordt. Dat past bij het uitgangspunt dat dit wetsvoorstel zoveel mogelijk de autonomie van een rechtspersoon inzake interne kwesties wil waarborgen, om aldus maatwerk mogelijk te maken.
Vraag 19
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening van de regering dat ook bij een digitale aandeelhoudersvergadering sprake moet kunnen zijn van volwaardige participatie en bijbehorende interactie. Daartoe wordt verplicht gesteld dat de leden en aandeelhouders met beeld en geluid aan de beraadslaging kunnen deelnemen. Hoe wordt vastgelegd en in de praktijk vormgegeven dat die deelnemers dat recht ook kunnen gaan uitoefenen? Hoe kan worden voorkomen dat kritische leden of aandeelhouders ervan weerhouden worden om bestuursleden te kunnen aanspreken op het gevoerde en te voeren beleid?
In mijn antwoorden op de vragen 1 en 11 heb ik uiteengezet dat dit wetsvoorstel de verplichting tot het gebruik van een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel voorschrijft. Deze verplichting borgt een volwaardige deelname van leden respectievelijk aandeelhouders aan de algemene vergadering. In aanvulling daarop benadruk ik dat de rechtspersoon een inspanningsplicht heeft om alle deelnemers volwaardig te laten participeren. Ook moet de rechtspersoon in de oproep tot vergadering informatie opnemen over de procedure voor deelname aan de algemene vergadering en het uitoefenen van het stemrecht door middel van een elektronisch communicatiemiddel (zie artikel 2:114 lid 1 onderdeel c BW (nieuw)). Dit moet ervoor zorgen dat de deelnemers daadwerkelijk aan de digitale vergadering kunnen deelnemen die gelijkwaardig is aan een fysieke algemene vergadering.
Bij een digitale vergadering waar deelnemers stelselmatig worden genegeerd of vragen structureel niet worden beantwoord, kan sprake zijn van een schending van de inlichtingenplicht jegens de deelnemers en/of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid (ex artikel 2:8 BW). Hier kan bijvoorbeeld ook sprake van zijn indien aandeelhouders willekeurig worden behandeld. Indien dit het geval is, kan de betreffende deelnemer hier een beroep op doen en kan het genomen besluit vernietigbaar zijn. Ditzelfde geldt al voor fysieke algemene vergaderingen.
Vraag 20
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat een rechtspersoon een inspanningsverplichting heeft om leden of aandeelhouders die minder digitaal vaardig te zijn toch deel te kunnen laten nemen aan een vergadering. Die inspanningsverplichting vloeit voort uit de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 2:8 BW. De aan het woord zijnde leden menen dat in dit geval de bepaling ten aanzien van redelijk en billijkheid te weinig specifiek is. Waarom kiest de regering er niet voor om expliciet wettelijk te verankeren dat een rechtspersoon verplicht wordt om deelnemers die niet op eigen kracht aan een digitale vergadering kunnen deelnemen te faciliteren zodat zij alsnog in staat worden gesteld om daadwerkelijk deel te nemen aan een vergadering?
Uit artikel 2:8 BW vloeit voort dat degene die de digitale vergadering bijeenroept inspanningen dient te verrichten wanneer bij hem bekend is dat er aandeelhouders respectievelijk leden (kunnen) zijn die niet of in minder mate beschikken over digitale vaardigheden of faciliteiten. Doel hiervan is om deze digitaal minder vaardige deelnemers alsnog in staat te stellen deel te nemen aan de volledig digitale vergadering. Ook uit de memorie van toelichting is opgemerkt dat een dergelijke inspanningsverplichting voor de rechtspersoon bestaat (Kamerstukken II 2023/24, 36 489, nr. 3, p. 14). Gelet hierop zie ik geen reden om een dergelijke inspanningsverplichting expliciet in de wet te verankeren.
Vraag 21
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering in kan gaan op de risico’s voor de positie van de aandeelhouder doordat voor het oproepen van een aandeelhoudersvergadering de instemmingsverplichting vervalt.
Voor alle rechtspersonen geldt op dit moment dat er gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid om langs elektronische weg op te roepen, tenzij de statuten anders bepalen. Deze oproeping vereist een leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat aan de rechtspersoon voor dit doel is bekend gemaakt, zoals een e-mailadres of een ander soort elektronische berichtenbox. Daarnaast moet de aandeelhouder of vergadergerechtigde met digitale oproeping hebben ingestemd. Deze laatste voorwaarde, het instemmingsvereiste inzake de oproeping, wordt onder dit wetsvoorstel geschrapt.
Indien geen elektronisch adres bekend is, dan zal alsnog op een andere wijze opgeroepen moeten worden, bijvoorbeeld door het plaatsen van de oproep in een landelijk dagblad bij de NV (artikel 2:113 lid 2 BW) of het oproepen per brief bij de BV (artikel 2:223 lid 1 BW).
In de praktijk vindt oproeping overigens al vaak (tevens) plaats via de website van de vennootschap.32 Dat werkt in de praktijk goed. De omstandigheid dat een genomen besluit op een algemene vergadering die vooraf is gegaan door een gebrekkige oproeping op grond van artikel 2:15 lid 1 BW vernietigbaar is, vormt een passende prikkel voor vennootschappen om zorgvuldig op te roepen. Ik voorzie dan ook geen risico’s van het schrappen van het instemmingsvereiste met betrekking tot de oproeping.
Vraag 22
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er al een aantal vennootschappen is die een mogelijkheid heeft tot het uitschrijven van een geheel digitale aandeelhoudersvergadering. Nieuwe aandeelhouders hebben dan dus beperkte zeggenschap over de vergadervorm. Is dat niet onwenselijk, zo vragen deze leden. Hoe kunnen de belangen van deze nieuwe aandeelhouders beter geborgd worden?
Voor zover mij bekend hebben sommige vennootschappen in hun statuten al de mogelijkheid tot volledig digitaal vergaderen vastgelegd, vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.33 Nieuwe aandeelhouders in een rechtspersoon die volledig digitaal vergadert, kunnen dit op het moment van het kopen van de aandelen weten. Voor het volledig digitaal vergaderen is namelijk vereist dat dit is vastgelegd in de statuten. Als daarin is voorzien in een digitale vergadering, en een eventuele aandeelhouder dit bijzonder bezwaarlijk acht, kan de aspirant-aandeelhouder afzien van de koop. Buitenlandse aandeelhouders kunnen in het digitaal vergaderen juist een prikkel zien om aandeelhouder te worden. Zij kunnen immers digitaal aan de algemene vergadering deelnemen, en hoeven daarvoor niet naar Nederland te komen. Zeggenschap als aandeelhouder, over de wijze waarop de algemene vergadering vergadert, kan op de gebruikelijke wijze worden uitgeoefend.
Vraag 23
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat er casussen zijn waarin tegen de wil van een minderheid van de aandeelhouders in een omschakeling naar geheel digitaal vergaderen is doorgezet. Deze leden vragen of de regering bekend is met deze casussen en het met hen eens is dat dit onwenselijk is. Deze leden vragen bovendien waarom er daarom niet voor gekozen wordt de lat voor goedkeuring van dergelijke besluiten te verhogen, bijvoorbeeld naar 75%, omdat deze drempel ook al bij een aantal andere belangrijke besluiten gehanteerd wordt.
Hiervoor heb ik in mijn antwoord op vraag 18 aangegeven waarom er niet voor is gekozen voor een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering om een volledig digitale algemene vergadering mogelijk te maken.
Ik merkte verder al op dat enkele beursvennootschappen recent in hun statuten een bepaling hebben opgenomen die het mogelijk maakt om, zodra de wet volledig digitaal vergaderen toestaat, meteen digitaal te kunnen vergaderen. Dit betreffen veelal vennootschappen die bij een beursgang hun statuten meteen hebben aangepast en/of vennootschappen met een geconcentreerd aandeelhouderschap.34 Hierbij merk ik op dat de meerderheid van de aandeelhouders in deze vennootschappen – na beraadslaging door de algemene vergadering – met deze statutenwijziging heeft ingestemd.
Overigens is mij ook een geval bekend waarbij de meerderheid van de aandeelhouders tegen een dergelijke statutenwijziging heeft gestemd.35 Hierbij zij herhaald dat de aandeelhouders zelf bepalen of zij al dan niet volledig digitaal wensen te vergaderen, en hoe daartoe wordt besloten. Maatwerk voor iedere rechtspersoon is daarbij het devies.
Vraag 24
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het risico van toepassing van deepfaketechnologie wordt benoemd. Dat vinden zij terecht. Onder andere door deepfaketechnologie nemen de risico’s rond identiteitsfraude de komende jaren alleen maar toe. De regering meent dat het enkel en alleen aan de betrokken rechtspersoon is om te bepalen welke maatregelen passend zijn om deze risico’s te beperken, en dat bij of krachtens statuten (en voor verenigingen in de oproeping) rechtspersonen zelf voorwaarden kunnen stellen aan het gebruik van elektronische communicatiemiddelen. Deze leden hebben aandacht gevraagd voor het beperken van de risico’s rondom deepfaketechnologie, zoals bij de wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186). Dankzij dit wetsvoorstel zijn een aantal eisen vastgelegd voor systemen van gegevensverwerking die worden gebruikt voor het online passeren van notariële akten en in een verordening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) is voorzien in passende beveiligingsmaatregelen zoals het versleutelen van data, minimaal opslag van data en opslag van data alleen bij Nederlandse of Europese bedrijven. Deze leden merken op dat onderhavig wetsvoorstel geen enkele wettelijke waarborg bevat dat dergelijke eisen in de praktijk bij verenigingen en andere rechtspersonen zullen worden gesteld. Kan de regering motiveren waarom niet is gekozen voor een set minimale waarborgen om risico’s rond deepfaketechnologie te beperken, gelet op het grote risico op identiteitsfraude met grote gevolgen voor het rechtsverkeer? Is hierover overleg gevoerd met experts op het gebied van digitale criminaliteit en de risico’s van deepfake? Zo nee, kan dat alsnog gebeuren?
Ik deel de zorgen van de leden van de VVD-fractie over het mogelijke gebruik van deepfaketechnologie met betrekking tot de identificatie van deelnemers aan een algemene vergadering. Naar aanleiding hiervan heeft de regering in 2022 door experts onderzoek laten doen naar de risico’s van deepfaketechnologie, het juridisch kader hieromtrent en naar maatregelen die denkbaar zijn om deze risico’s te beperken. Dit heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport «Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving».36 Naar aanleiding van dit onderzoek is op 16 juni 2023 een beleidsreactie aan de Tweede Kamer gezonden.37 Eén van de conclusies van het onderzoek is dat onwenselijk gebruik van deepfakes of deepfaketechnologieën via het huidig recht in algemene zin goed te adresseren is. In dit kader verwijs ik verder nog naar de Europese AI-verordening (Verordening (EU) 2024/1689, PbEU 2024, L 2024/1689) die regelt dat specifieke AI-systemen aan minimale transparantieverplichtingen moeten voldoen, zoals deepfakes.38 De Ministeries van BZK, JenV en EZ werken aan verschillende acties om de implementatie van deze EU-wetgeving goed te laten verlopen.39
Er is bewust niet gekozen om aan het gebruik van middelen om deelnemers te identificeren minimale technische eisen te stellen, zoals het gebruik van bepaalde software, hardware of andere voorzieningen. Het bij of krachtens de wet verplichten van bepaalde te gebruiken voorzieningen kan leiden tot ongewenste nieuwe administratieve lasten, mede omdat het risico zal verschillen van rechtspersoon tot rechtspersoon. Zo zullen bij een groot internationaal bedrijf de risico’s rondom deepfaketechnologie eerder groter zijn dan bij een plaatselijke buurtvereniging. Van een groot internationaal bedrijf mag daarom worden verwacht dat zij voldoende waarborgen inbouwt om een betrouwbare identificatie van de deelnemers aan de digitale vergadering te borgen. Ook hierbij is maatwerk het devies.
Vraag 25
Is de regering voorts bereid ondernemingen en verenigingen bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel beter te informeren over deze risico’s en de maatregelen die zij kunnen treffen deze risico’s te beperken? Is hier bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne een geschikt instrument? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie van de regering hierop.
Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat voorlichting hier een goede rol kan spelen. De regering werkt aan campagnes om meer bewustwording te creëren over deepfakes. Zo geeft de website www.slachtofferwijzer.nl informatie over de gevaren van deepfakes en hoe deze te herkennen.40 Waar het gaat over bewustwording van deepfakes in het kader van desinformatie, is het uitgangspunt dat de rechtspersoon de informatie op waarde kan inschatten. Om de burger en daarmee de rechtspersoon, daarbij te helpen, heeft het Netwerk Mediawijsheid met subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de website www.isdatechtzo.nl opgezet, waar onder andere informatie te vinden is over hoe deepfakes werken en hoe deze kunnen worden herkend.
In aanvulling hierop ben ik bereid om in overleg met andere betrokken departementen en met betrokken organisaties, zoals VNO-NCW, Ondernemend Nederland (ONL) en MKB Nederland, aandacht te vragen voor de door de VVD-fractie genoemde risico’s en best practices om deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen. In algemene zin merk ik overigens op dat rechtspersonen steeds meer geavanceerde software ter beschikking staat om – ook direct – deepfakes te herkennen en tegen te gaan.41
Vraag 26
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel regelt dat een rechtspersoon zelf bepaalt of de algemene vergadering volledig digitaal plaatsvindt en onder welke voorwaarden en dat voor de meeste rechtspersonen een statutaire grondslag wordt voorgeschreven. Deze leden lezen dat de rechtspersoon zelf de inhoud van de statutaire bepaling(en) bepaalt en dat daarin bijvoorbeeld kan staan dat het bestuur beslist of de algemene vergadering volledig digitaal plaatsvindt. Ook kan in de statuten staan dat de mogelijkheid van volledig digitaal vergaderen voor bepaalde besluiten wordt uitgesloten of dat juist het houden van fysieke vergaderingen volledig wordt uitgesloten. Deze leden wijzen erop dat er signalen uit de praktijk zijn dat een volledig digitale algemene vergadering een negatieve impact kan hebben op de rol die de algemene vergadering heeft binnen de checks and balances van een vennootschap en dat het wetsvoorstel wel degelijk ingrijpende besluiten betreft. Deelt de regering de mening dat een vereiste van besluitvorming met versterkte meerderheid daarom toch op zijn plaats kan zijn, ook ter bescherming van de positie van minderheidsaandeelhouders? Zo nee, kan de regering dat toelichten? Deze leden geven ook aan dat het de duidelijkheid en zekerheid, zeker voor minderheidsaandeelhouders, zou bevorderen als vennootschappen in ieder geval vooraf zouden vastleggen onder welke voorwaarden en bij welk soort besluiten een volledig digitale vergadering kan plaatsvinden en bij welke niet. Deelt de regering deze mening en is zij bereid om dit mee te nemen in het wetsvoorstel?
In mijn antwoorden op de vragen 2 en 18 ben ik reeds ingegaan op de besluitvorming van de rechtspersoon met betrekking tot de volledig digitale vergadering. Volledigheidshalve verwijs ik hiernaar.
Voor wat betreft de vraag onder welke voorwaarden en bij welk soort besluiten een digitale vergadering zal plaatsvinden en bij welke niet, het volgende. Ten eerste zal de rechtspersoon voorafgaand aan de statutenwijziging de algemene vergadering informeren over de voorgenomen statutenwijziging. In deze kennisgeving zal voor zover van toepassing ook moeten staan onder welke voorwaarden en omstandigheden, en voor welke besluiten volledig digitaal vergaderen mogelijk wordt. Het is aan de rechtspersoon zelf om te bepalen in welke situaties zij al dan niet volledig digitaal wenst te vergaderen. Het wetsvoorstel biedt de rechtspersoon daarmee de mogelijkheid tot maatwerk bij gelijktijdig respect voor de interne autonomie.
3.3. Digitale oproeping
Vraag 27
De leden van de SP-fractie merken dat zij enig ongemak voelen bij een mogelijk gevolg van deze wet waarin mensen die geen toegang hebben tot digitale middelen zouden kunnen worden uitgesloten van een algemene ledenvergadering (ALV) omdat er is besloten door de vereniging of de organisatie om te besluiten een digitale ALV te houden. Hoewel er sprake moet zijn van draagvlak en redelijkheid vanuit een bestuur om hier rekening mee te houden, is het niet uitgesloten dat een kleine minderheid van leden die geen digitale vaardigheden of middelen heeft, op deze manier niet zou kunnen meedoen aan een ALV. Dit is een verschil met de fysieke en de hybride mogelijkheid die er nu is binnen de wetgeving. Vindt de regering het voldoende geborgd dat deze groep wél kan deelnemen aan een ALV? Op welke manier kan de regering ervoor zorgen dat de positie van deze groep mensen kan worden versterkt? Is er nagedacht over de mogelijkheid om enkel bij geen bezwaar tot een digitale ALV over te gaan, zodat niemand op deze manier gepasseerd wordt?
In mijn antwoorden op de vragen 4 en 5 heb ik nader uiteengezet hoe de algemene digitale vergadering ook voor leden respectievelijk aandeelhouders, die digitaal minder vaardig zijn, toegankelijk moet zijn. Op de rechtspersoon rust hiertoe een inspanningsverplichting.
Daarbij merk ik nog op dat ook een fysieke vergadering in sommige gevallen niet voor iedereen toegankelijk is. Denkbaar is dat sommige leden niet aan een fysieke algemene vergadering kunnen deelnemen door bijvoorbeeld een fysieke beperking of ernstig lichamelijk ongemak. Aldus heeft ook de fysieke algemene vergadering zijn beperkingen. In dit wetsvoorstel is ervoor gekozen om de keuze op welke manier vergaderd wordt, bij de algemene vergadering van de rechtspersoon te laten, zodat zij kan beslissen of zij al dan niet en onder welke omstandigheden digitaal wenst te vergaderen. Dat is op zich nu niet anders.
Hierbij herhaal ik dat het bestuur van de vereniging of VvE, indien hem bekend is dat er leden zijn die niet of in mindere mate beschikken over digitale vaardigheden of faciliteiten, inspanningen dient te verrichten om deze leden in staat te stellen daadwerkelijk deel te nemen aan de vergadering. Dit vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Een dergelijke verplichting van de vereniging of VvE kan ook door de algemene vergadering in de machtiging tot digitaal vergaderen worden vastgelegd. Voorstelbaar is ook dat de algemene ledenvergadering bepaalt dat enkel tot digitaal vergaderen wordt overgegaan indien alle leden hiermee instemmen. Ik wil dit vanuit de maatwerkgedachte en de autonomie van een rechtspersoon over interne kwesties zoveel mogelijk aan de vereniging of organisatie zelf laten.
4. Verhouding tot Europees recht
Vraag 28
De leden van de NSC-fractie constateren dat het wetsvoorstel in overeenstemming is met de Richtlijn nr. 2007/36/EG. Deze richtlijn schrijft de lidstaten voor dat zij beursvennootschappen moeten toestaan hun aandeelhouders in de gelegenheid te stellen om langs elektronische weg deel te nemen aan de algemene ledenvergadering. Voornoemde leden vragen de bevestiging van de regering dat het Europese recht dus niet voorschrijft dat de Nederlandse wetgever verplicht is om aan bv’s, nv’s en VvE’s de mogelijkheid te bieden om volledig digitale vergaderingen uit te schrijven? Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden een reactie van de regering op dit punt.
Artikel 8 lid 1 Aandeelhoudersrichtlijn (Richtlijn nr. 2007/36/EG) schrijft inderdaad voor dat lidstaten aandeelhouders van beursvennootschappen in de gelegenheid moeten stellen om langs elektronische weg aan de algemene vergadering deel te nemen. Het Europese recht schrijft voor – en verplicht Nederland daarmee – om het mogelijk te maken dat aandeelhouders langs elektronische weg kunnen deelnemen aan een algemene vergadering. Deze verplichting is vastgelegd in de artikelen 2:117a en 2:227a BW, en biedt de mogelijkheid tot het hybride vergaderen. Inherent hieraan is dat het EU-recht als zodanig – zoals de leden van de NSC-fractie terecht opmerken – Nederland niet verplicht tot de introductie van een volledig digitale vergadering.
5. Advies en consultatie
5.1. Internetconsultatie en adviezen
Vraag 29
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat verschillende geconsulteerde partijen terecht aandacht hebben gevraagd voor de positie van personen die digitaal minder vaardig zijn. Met name bij sommige verenigingen van eigenaren, kunnen personen sterk hechten aan deelname aan fysieke vergaderingen. Ook de Afdeling betwijfelt of met het wetsvoorstel en de toelichting daarop de belangen van de digitaal minder vaardige burger voldoende zijn gewaarborgd. Kan de regering hierop nader reflecteren? Hoe kan de positie van deze burgers nog beter worden gewaarborgd? Acht de regering het bijvoorbeeld wenselijk om wettelijk vast te leggen dat de keuze van een VvE om voortaan over te gaan op digitaal vergaderen (en dus niet hybride of fysiek) een versterkte of gekwalificeerde meerderheid vereist? Deze leden vrezen dat een aantal personen zonder de mogelijkheid van op z’n minst hybride vergaderen tussen wal en schip zal vallen. Hoe kan dit risico worden beperkt? Welke mogelijkheden heeft een kleine groep digitaal minder vaardige burgers om te bevorderen dat mogelijkheden voor hybride vergaderingen voor hen beschikbaar blijven?
Allereerst verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 4, 5 en 27, waarin ik uiteen heb gezet hoe digitaal minder vaardige leden respectievelijk aandeelhouders volwaardig kunnen deelnemen aan de algemene vergadering. Hierbij merk ik nog op dat in het geval van de VvE geldt dat de algemene vergadering een machtiging aan de VvE moet geven voor het volledig digitaal vergaderen. De meerderheid van de leden zal dus moeten instemmen met het volledig digitale vergaderen. Zoals in de toelichting is opgemerkt, zal de algemene vergadering van de vereniging bij de vraag of volledig digitaal wordt vergaderd en zo ja, onder welke voorwaarden, moeten bezien of er personen zijn die digitaal minder vaardig zijn en hoe aan hun wensen tegemoet kan worden gekomen (Kamerstukken II 2023/24, 36 489, nr. 3, p. 13, 14).
Vraag 30
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat bij een digitale vergadering waar aandeelhouders stelselmatig worden genegeerd of vragen structureel niet worden beantwoord, er volgens de regering sprake kan zijn van schending van de inlichtingenplicht jegens aandeelhouders of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Kan de regering nadere omstandigheden en voorbeelden geven van situaties waarin naar het oordeel van de regering sprake is van een schending van de inlichtingenplicht of jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid, zodat ook de rechter meer handvatten heeft om te beoordelen of er inderdaad sprake was van schending van de inlichtingenplicht jegens aandeelhouders? Hoe kan de rechter dat goed beoordelen? Op grond van welke criteria en omstandigheden moet de rechter dit bepalen?
De vraag wanneer sprake is van schending van de inlichtingenplicht of schending van de jegens elkander in acht te nemen redelijkheid en billijkheid is diverse keren in jurisprudentie aan bod gekomen. Hieruit blijkt, samengevat, het volgende. In het algemeen heeft de algemene vergadering recht op gegevens die aandeelhouders nodig hebben voor de uitoefening van hun stemrecht ten aanzien van besluiten zoals bestuurdersbenoemingen- en ontslagen, bezoldigingsbeleid, vaststelling van de jaarrekening, statutenwijziging en goedkeuring van bestuurdersbesluiten.42 Indien hier niet aan wordt voldaan, zal in beginsel sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht.43 In dat geval kan de aandeelhouder een vordering tot informatieverstrekking instellen.44
Ook buiten de algemene vergadering kan er sprake zijn van een informatieplicht van het bestuur en raad van commissarissen tegenover de aandeelhouders. Onder omstandigheden moet het bestuur uit hoofde van artikel 2:8 BW op verzoek van een aandeelhouder tijdig relevante informatie verschaffen.45 Die omstandigheden kunnen zijn belangenverstrengeling binnen het bestuur, waarbij een minderheidsaandeelhouder niet in het bestuur is vertegenwoordigd46 of het voornemen tot transacties of besluiten die mogelijk leiden tot benadeling van de aandeelhouder.47
Er kan bijvoorbeeld ook sprake zijn van schending van de inlichtingenplicht wanneer het bestuur aandeelhouder(s) zonder goede reden het woord ontneemt of willekeur toepast in welke aandeelhouders zij wel en welke zij niet aan het woord laat.
Vraag 31
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het wenselijk acht dat ten tijde van de besluitvorming over statutenwijziging om digitaal vergaderen mogelijk te maken, alle deelnemers, leden en aandeelhouders kennis moeten kunnen hebben nemen van een regeling of protocol waarin de modaliteiten voor het uitschrijven van een volledig digitale vergadering zijn opgenomen, en zo ja, wat de regering voornemens is te doen om dit zoveel mogelijk te bevorderen.
De algemene vergadering beslist over een statutenwijziging. Hiervoor is in elk geval een meerderheid nodig. De rechtspersoon zal de voorgenomen statutenwijziging vooraf aan de vergadering kenbaar moeten maken.48 Het ligt op de weg van de rechtspersoon om dan ook de regeling of protocol waarin de modaliteiten zijn opgenomen te overleggen, zodat de algemene vergadering zo goed mogelijk is geïnformeerd. Vennootschappen die al een regeling voor de digitale vergadering in hun statuten hebben opgenomen, hebben in veel gevallen een dergelijk protocol opgesteld.49
Indien volledig digitaal vergaderen door statutenwijziging mogelijk wordt, dan moeten in de oproeping van de algemene vergadering de procedure voor digitale deelname aan de algemene vergadering en de digitale uitoefening van het stemrecht worden opgenomen.
Vraag 32
De leden van de SP-fractie constateren dat er de nodige kritiek is geleverd vanuit particulieren op de nieuwe mogelijkheid voor het organiseren van een digitale ALV. Deze kritiek is echter in de memorie van toelichting vrij beperkt toegelicht terwijl veel inbrengen hierover zijn geleverd. Voornoemde leden horen graag wat de grootste pijnpunten zijn waar deze personen tegenaan zijn gelopen en op welke manier de wetgeving hier al in is aangepast. Kan de regering meer uitgebreid reflecteren op de zorgen over het gebrek aan interactie, persoonlijk contact en de zogenoemde andere zorgen?
Via de internetconsultatie zijn inderdaad veel reacties van particulieren binnengekomen, waarbij een aanzienlijk deel lijkt ingegeven door een oproep van de Vereniging voor Effectenbezitters om te reageren op de internetconsultatie.50 Met de VEB brengen veel van deze particulieren als kritiekpunt naar voren dat zij in hun beleving de digitale vergadering vanwege onder meer de beperkte interactie inferieur vinden aan de fysieke vergadering.51 Voor de N.V., B.V., onderlinge waarborgmaatschappij en coöperatie is echter statutaire verankering als voorwaarde voor de digitale algemene vergadering voorgeschreven. Hierdoor ligt de keuze om volledig digitaal te vergaderen bij de algemene vergadering.
Daarnaast is in het wetsvoorstel opgenomen dat deelname aan de digitale vergadering langs een tweezijdig audiovisueel communicatiemiddel mogelijk moet zijn (zie artikel 2:117a lid 2 en 2:227a lid 2 BW). Doel hiervan is om qua interactie het fysiek vergaderen zoveel mogelijk te laten benaderen, met live participatie door de deelnemers, zowel door te kunnen stemmen als door het woord te kunnen voeren. Op die manier wordt geborgd dat aandeelhouders of leden volwaardig kunnen deelnemen aan de besluitvorming van de algemene vergadering. Dit laat uiteraard de verplichting van het bestuur om te handelen conform de redelijkheid en billijkheid onverlet (artikel 2:8 BW).
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Bij een statutenwijziging moet op straffe van nietigheid een notariële akte worden opgemaakt (artikel 2:124 en 2:234 BW). Bestuurders zijn verplicht om een authentiek afschrift van de gewijzigde statuten te deponeren in het handelsregister (artikel 2:126 en 2:236 BW).↩︎
Beursgenoteerde bedrijven zullen minder te maken hebben met digitaal minder vaardige aandeelhouders, nu aandelen van deze bedrijven (veelal) digitaal worden verhandeld en zij aldus veelal zullen beschikken over voldoende digitale vaardigheden.↩︎
Uit onderzoek van CBS/Eurostat blijkt dat in 2023 83% van de Nederlanders tussen de 16 en 75 jaar over digitale basisvaardigheden beschikt. Zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023/45/nederlanders-digitaal-steeds-vaardiger en https://ec.europa.eu/eurostat/web/interactive-publications/digitalisation-2024.↩︎
Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/laaggeletterdheid/hulp-bij-verbetering-digitale-vaardigheden.↩︎
A.J.A.M. van Deursen & E.J. Helsper, (2020). Digitale vaardigheden: Een onderzoeks- en beleidsagenda. University of Twente. Raadpleegbaar via: https://ris.utwente.nl/ws/portalfiles/portal/250787276/Rapport_Digitale_Vaardigheden.pdf.↩︎
Deze maatregelen zijn genoemd in de Kamerbrief d.d. 14 juli 2023 en meer recent de Kamerbrief van 1 juli 2024. Zie Kamerstukken II 2022/23, 28 760, nr. 114 en Kamerstukken II 2023/24, 28 760, nr. 115. In dit kader is op 23 september 2024 een reactie op het aangeboden rapport «Onderzoek integrale aanpak basisvaardigheden volwassenen» door Stichting Lezen en Schrijven aan Tweede Kamer gezonden. Zie Kamerstukken II 2023/24, 28 760, nr. 116.↩︎
D.A. de Vries, J.T. Piotrowski & C.H. de Vreese (2024), Eindrapport onderzoek digitale competenties (DIGCOM). Amsterdam School of Communication Research, University of Amsterdam. Raadpleegbaar via: https://open.overheid.nl/documenten/2d466bc4-67b1-40e5-b58a-6ac3d2f2d121/file.↩︎
Zie o.a. Regeerprogramma 2024, p. 77.↩︎
De geactualiseerde Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren 2024 is als bijlage verzonden bij de brief aan de Tweede Kamer d.d. 22 december 2023. Zie Kamerstukken II 2023/24, 26 643, nr. 1112. Zie in dit kader ook Kamerstukken II 2024/25, 26 643, nr. 1231.↩︎
Zie achtereenvolgend https://www.telmeemettaal.nl/nieuws/nieuwsoverzicht/2024/07/04/minister-stuurt-brief-aan-tweede-kamer-over-toekomst-van-aanpak-basisvaardigheden-volwassenen-vanaf-2025, https://digihulp.nl en https://www.digihandig.nl/↩︎
Zie https://vng.nl/sites/default/files/2023-10/vng_handreiking_lokale_ketenaanpak_oktober_2023_1.pdf en https://digitaalsamenleven.nl/app/uploads/2023/10/20230462-Handboek-lokale-aanpak-voor-digitale-inclusie-v12.pdf. Zie in dit kader https://vng.nl/projecten/lokale-ketenaanpak-digitale-inclusie#:~:text=De%20lokale%20ketenaanpak%20helpt%20gemeenten,helpen%20digitaal%20vaardig%20te%20worden.↩︎
A. van der Krans, «De toekomst van de AVA: fysiek, hybride of virtueel: leg de keuze bij de vennootschap», Ondernemingsrecht 2019/4, p. 21–23↩︎
Zie voor wat betreft Duitsland: https://www.bmj.de/SharedDocs/Pressemitteilungen/DE/2022/0726_virtuelle_HV.html. Uit navraag door de Permanente Vertegenwoordig van Nederland bij de Europese Unie bij verschillende EU-lidstaten blijkt dat de volledig digitale vergadering in veel lidstaten mogelijk is. Duitsland, Ierland en Hongarije hebben hierbij expliciet aangegeven dat de volledig digitale vergadering positief is ontvangen. Aangezien de mogelijkheid tot het houden van een volledig digitale algemene vergadering in de verschillende lidstaten veelal pas kort geleden is ingevoerd, zijn geen verdere ervaringen met de digitale vergadering gerapporteerd.↩︎
Raadpleegbaar via: https://www.mccg.nl/publicaties/code/2022/12/20/corporate-governance-code-2022. De Corporate Governance Code is wettelijk verankerd in het Besluit inhoud bestuursverslag. Vgl. ook artikel 2:391a lid 2 onderdeel e BW.↩︎
Zie Kamerstukken II 2022/23, 34 253, nr. 14.↩︎
Zie B.J. de Jong, «Modernisering van de algemene vergadering: volledig virtueel en in de tijd gespreid vergaderen», Ondernemingsrecht 2021/81.↩︎
Zie § 43b I Genossenschaftsgesetz. Zie ook O. Oost & K. van Vught, «De digitale algemene vergadering. Hinweise aus Deutschland», Ondernemingsrecht 2023/46.↩︎
Zie het rapport van de Financial Reporting Council d.d. oktober 2020. De FRC reguleert accounts, boekhouders en verzekeringswiskundigen en stelt o.a. de Britse Corporate Governance op. Raadpleegbaar via: https://media.frc.org.uk/documents/AGM_best_practice_guidance.pdf.↩︎
Vgl. in dit kader Principe 4.2.2 van de Corporate Governance Code.↩︎
Zie B.J. de Jong, «Modernisering van de algemene vergadering: volledig virtueel en in de tijd gespreid vergaderen», Ondernemingsrecht 2021/81.↩︎
Het Advies Modernisering NV-recht d.d. 30 maart 2021 is als bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 juni 2021 gestuurd. Zie Kamerstukken II 2020/21, 29 752, nr. 14. Voorstanders van een dergelijke gespreide vergadering zijn beleggersverenigingen als de VEB en Eumedion. VNO-NCW is daarentegen geen voorstander van een gespreide algemene vergadering.↩︎
Zie R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2020», Ondernemingsrecht 2020/142.↩︎
Dit blijkt ook uit het advies van de (informele) expertgroep d.d. 30 maart 2021. Bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 juni 2021. Zie Kamerstukken II 2020/21, 29 752, nr. 14.↩︎
Kamerstukken II 2019/20, 35 434, nr. 3, p. 20 (MvT).↩︎
Zie R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2021», Ondernemingsrecht 2021/95.↩︎
R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2022», Ondernemingsrecht 2022/77.↩︎
Zie Kamerstukken II 2023/24, 29 668, 26 956, nr. 70.↩︎
Vgl. A. van der Krans, «De toekomst van de AVA: fysiek, hybride of virtueel: leg de keuze bij de vennootschap», Ondernemingsrecht 2019/4.↩︎
Zie artikel 8 Aandeelhoudersrichtlijn (Richtlijn 2007/36/EG betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders aan beursgenoteerde bedrijven). Het gaat om de volgende vormen van digitale deelname: een realtimetransmissie van de algemene vergadering, een realtimecommunicatie in twee richtingen, waardoor de aandeelhouder zich vanaf een andere locatie tot de algemene vergadering kan richten en een mechanisme voor het uitbrengen van stemmen, hetzij voorafgaand aan, hetzij tijdens de algemene vergadering, zonder dat een volmachthouder moet worden aangewezen die lijfelijk bij de vergadering aanwezig is.↩︎
In onder meer Oostenrijk, Slovenië, Estland en Zweden is verplicht gesteld dat deelnemers digitaal moeten kunnen deelnemen, het woord moeten kunnen voeren en digitaal moeten kunnen stemmen.↩︎
Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat voor verenigingen het uitgangspunt geldt dat, tenzij de statuten anders bepalen, twee derde van de leden moet instemmen met een statutenwijziging (zie artikel 2:43 BW). Met betrekking tot digitaal vergaderen geldt dat de algemene ledenvergadering de vereniging kan machtigen om digitaal te vergaderen. Het is bij een vereniging aldus niet nodig om hiervoor de statuten te wijzigen.↩︎
Zie bijvoorbeeld: https://www.ing.com/Investors/Shareholders-meeting/Annual-General-Meeting.htm, https://www.asml.com/en/investors/shares/shareholder-meetings/agm-2024 en https://ir.kpn.com/shareholder-center/shareholder-meetings/default.aspx.↩︎
Het gaat om de vennootschappen CTP, FL Entertainment, MFE-MediaForEurope, RHI Magnesita, Trivago, SBM Offshore, NX Filtration, Ebusco, Cabka, Argenx, Lava Therapeutics en Pharvaris. Zie R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2022», Ondernemingsrecht 2022/77, R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2023», Ondernemingsrecht 2023/90 en R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergadering 2024, Ondernemingsrecht 2024/74.↩︎
R. Abma, «Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2023», Ondernemingsrecht 2023/90.↩︎
De meerderheid van de aandeelhouders van Alfen N.V. stemden recent tegen een statutenwijziging die volledig digitaal vergaderen mogelijk zou maken. Zie: https://alfen.com/nl/search?search_api_fulltext=agm%202024&f%5B0%5D=f_document_type%3AAnnual%20General%20Meeting.↩︎
B. van der Sloot, Y. Wagensveld & B.J. Koops, Deepfakes: De juridische uitdagingen van een synthetische samenleving, Tilburg: Tilburg Institute for Law, Technology, and Society, 2021. Bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer d.d. 17 januari 2022. Zie Kamerstukken II 2021/22, 26 643, nr. 815.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 26 643, nr. 1041.↩︎
Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 300/2008, (EU) nr. 167/2013, (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1139 en (EU) 2019/2144, en de Richtlijnen 2014/90/EU, (EU) 2016/797 en (EU) 2020/1828 (verordening artificiële intelligentie).↩︎
Zie Kamerstukken II 2024/25, 26 643, nr. 1261.↩︎
Raadpleegbaar via: https://slachtofferwijzer.nl/artikelen/wat-zijn-deepfakes-gevaar.↩︎
Zie bijvoorbeeld https://thesentinel.ai/ en https://www.intel.com/content/www/us/en/newsroom/news/intel-introduces-real-time-deepfake-detector.html#gs.2i4bt3↩︎
Zie C.D.J. Bulten, M.P. Nieuwe Weme, G.P. Oosterhoff & P.H.M. Broere (red.), Handboek Enquêterecht (Serie Van der Heijden Instituut nr. 175), Deventer: Wolters Kluwer 2022/41.5, en de aldaar genoemde verwijzingen.↩︎
Zwaarwichtige belangen kunnen zich verzetten tegen het verschaffen van de gevraagde informatie door het bestuur en de raad van commissarissen (zie artikel 2:107 en 2:217 BW).↩︎
Zie C.D.J. Bulten, M.P. Nieuwe Weme, G.P. Oosterhoff & P.H.M. Broere (red.), Handboek Enquêterecht (Serie Van der Heijden Instituut nr. 175), Deventer: Wolters Kluwer 2022/41.5, en de aldaar genoemde verwijzingen.↩︎
Hoge Raad 1 maart 2002, NJ 2002/296 (Zwagerman Beheer).↩︎
Ibidem.↩︎
Hof Amsterdam (OK) 1 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4103, r.o. 3.18.↩︎
De bestuurders en commissarissen dienen de algemene vergadering alle informatie te verschaffen, zodat de algemene vergadering tot een voldoende gefundeerde besluitvorming kan komen. Zie o.a. Principe 4.2 Corporate Governance Code. Zie ook R. Abma e.a., De algemene vergadering van Nederlandse beursvennootschappen (Recht en Praktijk nr. ONR9), Deventer: Wolters Kluwer 2017/2.5.↩︎
Zie bijvoorbeeld CTP: https://ctp.eu/files/2024/03/CTP-2024-AGM-Terms-and-conditions-hybrid-general-meeting.pdf, SBM Offshore: https://www.sbmoffshore.com/sites/sbm-offshore/files/documents/2022/AGM/SBMO%202022%20AGM%20-%20Policy%20Virtual%20General%20Meetings%20-%20FINAL.pdf, RHI Magnesita: https://ir.rhimagnesita.com/wp-content/uploads/2023/04/shareholder-guide-agm-2023-final.pdf en Cabka: https://investors.cabka.com/static-files/fe23a10d-a0dc-4305-90e2-2d6d5fcfbfb0.↩︎
Zie https://www.veb.net/artikel/08952/aandeelhoudersvergadering-graag-altijd-de-mogelijkheid-om-fysiek-bij-te-wonen.↩︎
Deze reacties zien voornamelijk op de digitale aandeelhoudersvergadering en niet als zodanig op de digitale algemene ledenvergadering van de vereniging. De mogelijkheid om als vereniging een digitale algemene ledenvergadering te organiseren is overwegend positief ontvangen.↩︎