[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Kamerstuk 35447-28) en de nahangprocedure voor drie artikelen van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Kamerstuk 35447-30)

Regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D01328, datum: 2025-01-16, bijgewerkt: 2025-01-21 13:59, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D01328).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z05769:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2025D01328 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over het Ontwerpbesluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Kamerstuk 35 447, nr. 28) en de nahangprocedure voor drie artikelen van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Kamerstuk 35 447, nr. 30).

De voorzitter van de commissie,

Pool

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Tilburg

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de bewindspersonen

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Bgs). Deze leden delen de mening van de regering dat het in het geval van zwaarwegende algemene belangen, zoals de bestrijding van fraude en de georganiseerde criminaliteit, beter mogelijk moet worden dat er binnen samenwerkingsverbanden gegevens verwerkt kunnen worden. Dat neemt niet weg dat ook naar de mening van deze leden eveneens het zwaarwegende belang van de bescherming van de persoonsgegevens gewaarborgd moet blijven. Over de bescherming van dat laatste belang hebben zij enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit de toelichting dat de regering niet van zins is om het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om voor iedere voorgenomen verwerking van persoonsgegevens binnen een samenwerkingsverband een onafhankelijke rechterlijke toetsing in te voeren over te nemen. Deze leden lezen ook dat de regering van mening is dat er afdoende andere waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat gegevensdeling binnen de perken blijft. Daarbij wordt onder andere gewezen op de rechtmatigheidsadviescommissies, de onafhankelijke coördinerend functionaris voor de gegevensbescherming (FG) en het feit dat onafhankelijke, periodieke privacy audits verplicht zijn, waarvan de resultaten aan de AP moeten worden gezonden. Hieruit maken deze leden op dat er geen sprake van zal zijn dat er bij iedere verstrekking van gegevens aan het samenwerkingsverband voorafgaand een rechtmatigheidstoets zal plaatsvinden. Zo wordt van de rechtmatigheidsadviescommissie alleen verwacht dat zij controleert of bepaalde werkwijzen binnen het samenwerkingsverband of de vervaardiging van bepaalde producten door het samenwerkingsverband rechtmatig zijn (p. 53 toelichting bij Artikel 1.13). Dat maakt het naar de mening van deze leden van extra belang dat de toetsing achteraf op orde is. De genoemde periodieke privacy audits vinden voor de eerste keer twee jaar na inwerkingtreding van de wet plaats en vervolgens iedere vier jaar (artikel 1.18). Deelt de regering de mening dat het voor de waarborging van de rechtmatigheid van de gegevensdeling en -verwerking het beter zou zijn om de privacy audits niet om de vier jaar maar om de twee jaar verplicht te stellen? Zo ja, kan daar alsnog toe over worden gegaan? Zo nee, waarom niet?

Voorts lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de evaluatie van de wet zich ook zal richten op de doeltreffendheid en effecten van de waarborgen die de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wgs) en het Bgs bevatten om de bescherming van persoonsgegevens te versterken. «De onafhankelijke privacy audits kunnen voor de wetsevaluatie worden gebruikt als input» (p. 28). Aangezien voor de eerste keer deze audits na twee jaar moeten worden gehouden, waarom vindt de eerste wetsevaluatie dan ook niet kort daarna plaats in plaats van de nu voorziene vijf jaar?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er voorzien is in een invoeringstoets om op het eerste moment dat er iets zinvols kan worden gezegd over de effecten van dit besluit, met name ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, te beoordelen wat die effecten zijn. Zo nee, waarom niet en kan dit alsnog geregeld worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 4 april 2024 over het ontwerpbesluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden alsmede de brief van 18 december 2024 over de nahangprocedure voor drie artikelen van het Bsg. Deze leden achten het van belang dat samenwerkingsverbanden tijdig relevante gegevens kunnen uitwisselen met het oog op het uitvoeren van hun wettelijke taken en de taken van de samenwerkingsverbanden, voorzien van adequate waarborgen voor privacy. Het tijdig uitwisselen van relevante gegevens is een belangrijk wapen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

De leden van de VVD-fractie stellen dat met de inwerkingtreding van de Wgs op 1 maart 2025 en de meeste artikelen van het BGS een waardevolle stap wordt bereikt.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de praktische gevolgen van het uitvoering geven aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over de banken die deelnemen aan de publiek-private taskforces van het Financieel Expertisecentrum (FEC) niet in een ministeriële regeling maar in het besluit zelf aan te wijzen. Stel dat er een bank die op dit moment nog niet deelneemt, kenbaar maakt aan het FEC te willen deelnemen, kan de regering dan toezeggen dat zij streeft de wijziging van het Bgs binnen twee à drie maanden te voltooien? Ook vragen deze leden of het FEC zelf is geraadpleegd over deze wijziging. Zo ja, wat is de strekking van het advies van het FEC ten aanzien hiervan?

De leden van de VVD-fractie delen de constatering in het advies van de Afdeling dat hetzelfde onderwerp op grond van de in de Wgs opgenomen delegatiebepalingen in bepaalde gevallen zowel op het niveau van de wet, als op het niveau van het besluit of van een ministeriële regeling worden geregeld. Dit leidt volgens de Afdeling op sommige punten tot een complex en moeilijk toegankelijk geheel van regels. Deze leden delen het standpunt van de Afdeling en van de regering om bij de wetsevaluatie te bezien of het nodig is om regels te herschikken tussen de wet en het besluit. Wel vragen zij de regering of het complexe en moeilijk toegankelijke geheel van regels het gevolg is van verzoeken van samenwerkingsverbanden en mensen die in de uitvoering elke dag werken aan het veilig houden van Nederland, of dat dit (vooral) het gevolg is van het opvolging geven aan adviezen van de Afdeling, de AP of de Kamer? Deze leden vragen voorts of het onderwerp complexiteitsreductie als apart onderdeel van de wetsevaluatie kan worden vormgegeven en of ook alle samenwerkingsverbanden specifiek op dit onderwerp zullen worden bevraagd in het kader van de wetsevaluatie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Deze leden hebben ook geconstateerd dat de Minister van Justitie en Veiligheid inmiddels een brief naar de Kamer heeft gestuurd met het genomen besluit als bijlage. Deze leden hebben nog enkele vragen over de gemaakte keuzes.

De leden van de NSC-fractie stellen dat de Wgs mogelijkheden biedt die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor burgers. Het uitwisselen van informatie over burgers tussen verschillende publieke en private organisaties kan, net als veel opsporingsmiddelen, grote invloed hebben op de gronderechten van burgers. Het is noodzakelijk dat hier voldoende waarborgen en rechtsbescherming tegenover staan. Deze leden constateerden al eerder dat de Wgs de instelling van een rechtmatigheidsadviescommissie regelt. Deze heeft tot taak de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in het samenwerkingsverband structureel te beoordelen bij nieuwe verwerkingen en wijziging in bestaande verwerkingen. Ook doet de commissie voorstellen aan het samenwerkingsverband om mogelijke onrechtmatigheden op te lossen. De Afdeling heeft erop gewezen dat de rechtmatigheidsadviescommissie in het stelsel van de Wgs een belangrijke waarborg vormt voor een zorgvuldige verwerking van gegevens binnen een samenwerkingsverband. Tijdens de parlementaire behandeling is benadrukt dat de rechtmatigheidscommissie een stevige positie heeft en dat zij geacht wordt onafhankelijk te opereren. De nota van toelichting herhaalt dit. De Afdeling was echter van oordeel dat dit uitgangspunt wel tot uitdrukking kwam in de voorgeschreven werkwijze, maar minder in de geschetste samenstelling. Zij deed een suggestie ter verbetering: een extern element toevoegen aan de commissie, bijvoorbeeld in de vorm van een externe voorzitter. Deze leden hebben ook kennisgenomen van het advies van de AP die heeft aangegeven dat moet worden voorzien in rechterlijke toetsing.

De leden van de NSC-fractie constateren dat de regering deze adviezen niet heeft overgenomen in het genomen besluit en zij hebben kennisgenomen van de reactie van de regering op het advies van de Afdeling hierover. Deze leden zijn van oordeel dat meer onafhankelijkheid nodig is bij de rechtmatigheidstoetsen dan nu gewaarborgd is en dat deze bij voorkeur wordt ingericht in de vorm van rechterlijke toetsing zoals ook de AP voorstelt. Dit zou het geheel, gelet op hoe ingrijpend de uitvoering van de Wgs kan zijn, wat deze leden betreft zuiverder maken, temeer omdat mensen die in beeld komen niet altijd ook verdachte zijn. Deze leden vragen de regering daarom of zij bereid is het besluit op dit punt te heroverwegen. Deze leden vragen of de betreffende rol niet bij de rechter-commissaris kan worden belegd. Kan de regering daarop reflecteren en zijn antwoord onderbouwen? Hebben capaciteitsproblemen in de rechtspraak invloed gehad op de gemaakte keuze? Indien de regering niet overgaat tot het invoeren van een rechterlijke toets, is zij dan bereid om te heroverwegen om dwingend voor te schrijven dat de rechtmatigheidsadviescommissie een externe voorzitter moet hebben, zoals de Afdeling suggereert, zodat in ieder geval geen beroep wordt gedaan op de capaciteit van de rechterlijke macht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van nahangprocedure voor drie artikelen van het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Deze leden hebben hier geen vragen of opmerkingen over.

II Reactie van de bewindspersonen