Debat over het advies van de commissie voor de Werkwijze om de hoorzittingen met beoogd bewindspersonen in de huidige opzet te continueren (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D01430, datum: 2025-01-16, bijgewerkt: 2025-01-17 09:16, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-16 14:30: Debat over het advies van de commissie voor de Werkwijze om de hoorzittingen met beoogd bewindspersonen in de huidige opzet te continueren (Plenair debat (overig)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Advies continuering van hoorzittingen in de huidige opzet met beoogd bewindspersonen
Advies continuering van hoorzittingen in de huidige opzet met beoogd
bewindspersonen
Aan de orde is het debat over het advies van de
commissie voor de Werkwijze om de hoorzittingen met beoogd
bewindspersonen in de huidige opzet te continueren.
De voorzitter:
Dan is nu aan de orde een debat over het advies van de commissie voor de
Werkwijze om de hoorzittingen met beoogd bewindspersonen in de huidige
opzet te continueren. Het betreft een debat over de eigen werkzaamheden
van de Kamer. Daarom zit de Kamervoorzitter ook in zijn hoedanigheid als
voorzitter van de commissie voor de Werkwijze in vak K. De leden kunnen
hem vragen stellen over het advies. Dan hebben we een regulier
debat.
Het woord zal gevoerd worden door de heer Sneller als eerste spreker in
dit debat. Hij doet dat namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
De heer Sneller (D66):
Voorzitter. Ruim een halfjaar geleden ontvingen we als Kamer de
kandidaat-bewindspersonen voorafgaand aan hun beëdiging voor een
hoorzitting. Het doel daarvan was om kandidaat-bewindspersonen te kunnen
bevragen op hun geschiktheid en motivatie. Ook gaf het de kandidaten de
gelegenheid om bepaalde zaken, bijvoorbeeld uit hun verleden, toe te
lichten of persoonlijke accenten te leggen. Zo brachten de hoorzittingen
meer transparantie in het formatieproces, de zwarte doos van het
Nederlandse staatsrecht. De commissie voor de Werkwijze beveelt op basis
van een evaluatie, waar ik de Griffie hartelijk voor dank, de Kamer dan
ook aan om door te gaan met de hoorzittingen. Ook heeft de commissie
twee aanbevelingen gedaan om het proces verder te verbeteren. Die deel
ik, en ik zou daar nog aan willen toevoegen dat het goed zou zijn als de
Kamer de brief van de formateur over de zakelijke en de financiële
belangen voortaan vóór de hoorzittingen kan krijgen.
Voorzitter. Iedere hoorzitting kende haar eigen dynamiek, afhankelijk
van de behoeften van de commissie en de antwoorden van de
bewindspersonen. Zo bood de hoorzitting minister Faber de kans om met
"mijn tweet klopte niet" haar eerdere uitspraak recht te trekken. Goed
dat we dat in die fase uit de weg konden krijgen. Staatssecretaris Szabó
gaf tijdens het gesprek zijn visie op digitalisering van de overheid, en
het werd duidelijk dit iemand is met verstand van zaken. Zeker bij
bewindspersonen die "van buiten" kwamen, was zo'n inhoudelijke schets
vaak nuttig. En ja, over minister Keijzer leerden we uiteraard dat ze
van ajourbreien houdt.
Ik ben dan ook blij met de vele positieve reacties. Critici die vreesden
voor spektakelpolitiek kregen ongelijk. Ik kan me dan ook vinden in
bijvoorbeeld de woorden van mevrouw Rajkowski van de VVD, die na de
hoorzitting van de commissie Binnenlandse Zaken zei: fijn om te zien dat
deze hoorzitting geen circus is geworden maar ook niet tergend saai; de
Kamer heeft laten zien waardig met dit nieuwe instrument om te kunnen
gaan. Mevrouw Lahlah liet weten het een goede zaak te vinden dat
Nederlanders sneller dan vroeger konden zien wie er aan de knoppen
zouden komen. Collega Postma van NSC vond de hoorzittingen in het
algemeen geslaagd, en mevrouw Rikkers van de BBB gaf tijdens de
vergadering van de commissie voor de Werkwijze over de evaluatie te
kennen de hoorzittingen te willen doorzetten.
Ook van de kant van de bewindspersonen kregen we een aantal positieve
reacties. Minister Uitermark keek terug op een hoorzitting met "terechte
vragen" en minister Bruins vond de zijne "heel inhoudelijk en prettig".
Positieve geluiden dus, uit oppositie en coalitie, uit kabinet en
Kamer.
Het verbaast me dan ook dat een aantal partijen nu alweer van de
hoorzittingen af willen. Dit standpunt wordt aangevoerd door een aantal
partijen die niet eens aan een hoorzitting hebben deelgenomen! De
staatsrechtelijke primeur die we beleefden geeft daar volgens mij
eerlijk gezegd echt geen enkele aanleiding toe. Wat me nog wel het meest
verbaasde, was dat ik daar ook de naam de PVV tussen zag staan. We gaan
het zo meteen horen van de heer Markuszower zelf, maar in 2020, in 2021
en in 2023, toen D66 in de coalitie zat en de PVV in de oppositie,
steunden ze ons. Nu de rollen één keer omgedraaid zijn en er een paar
kritische vragen zijn gesteld aan kandidaat-bewindspersonen van de PVV,
wil de partij het plan opeens de nek omdraaien en zijn ze ertegen? Kom
op. Dat kan ik me niet voorstellen, maar we gaan het zo van hem horen.
Ik kan me niet voorstellen dat het zo slap is.
Voorzitter. We streven allemaal naar een transparante en integere
overheid. Deze hoorzittingen dragen daaraan bij en hebben zich wat mij
betreft bewezen. Reden genoeg dus om dit instrument een vaste plek te
geven in ons staatsrecht.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De staatsrechtelijke kennis van de heer Sneller is onbetwist. Ik geef
hierbij ook meteen aan dat de hoorzittingen niet een soort dramatisch
circus of spektakel zijn geworden. Daar zit mijn punt ook niet. Maar kan
de heer Sneller zich nog verder rekenschap geven van het feit dat deze
openbare hoorzittingen met kandidaat-ministers een bijzonder vreemde
eend in deze staatsrechtelijke bijt zijn? Linksom of rechtsom suggereert
u met deze hoorzittingen toch dat de Kamer een soort instemming moet
betonen met deze kandidaat-ministers. Dat zien we in de VS, in de EU en
misschien ook in andere landen. Maar dat staat haaks op hoe wij het
bestel hebben ingericht. Kan de heer Sneller zich daar toch nog wat
rekenschap van geven met, zoals ik al zei, zijn staatsrechtelijke kennis
in het achterhoofd?
De heer Sneller (D66):
Ik denk dat we hebben getracht om deze hoorzittingen vorm te geven
binnen de Nederlandse staatsrechtelijke context. Ik denk ook dat we
daarin geslaagd zijn. Ik heb het zelf verwoord als het midden tussen een
kennismakingsgesprek en een sollicitatiegesprek. Wij benoemen namelijk
geen ministers en staatssecretarissen, maar het is juist ook een kenmerk
van het Nederlandse staatsrecht dat wij een zeer onbevredigend proces
van kabinetsformatie hebben. Deze hoorzittingen kunnen daar in enige
mate wel in tegemoetkomen; dat hebben ze ook laten zien. Volgens mij kan
dit juist een verrijking zijn voor een deel van het Nederlands
staatsrecht. Volgens mij past het dus en is het van meerwaarde.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Als ik het goed begrijp, komt de heer Sneller hiermee dus ook terug op
zijn begrip van transparantie. Die zou hierdoor groter worden, maar het
intransparante is toch eigenlijk vaak de vraag hoe die partijen aan die
kandidaat-bewindslieden komen et cetera? Daar hebben we natuurlijk nog
steeds geen zicht op, laat staan invloed op. Wat is in het opzicht van
transparantie dan de winst van deze gesprekken? Is het nou werkelijk
anders dan wanneer je deze gesprekken gewoon netjes een plek zou geven
na de beëdiging?
De heer Sneller (D66):
Nu vraagt de heer Van Dijk naar de meerwaarde. Die is volgens mij breder
dan alleen de transparantie. Dat heb ik ook gezegd. De hoorzittingen
geven ons ook de gelegenheid om kandidaat-bewindspersonen te bevragen op
hun geschiktheid en motivatie. Daar kan natuurlijk van alles uit komen.
Ik denk dat het ook een gelegenheid kan zijn om bijvoorbeeld vragen te
stellen over zakelijke belangen. Ik denk dat die dan ook op een
bevredigende manier op dat moment kunnen worden geadresseerd in plaats
van hoe het in het verleden weleens is voorgekomen. Een
onderzoeksjournalist doet onderzoek en komt ergens achter. Dan is er
hier het mondelinge vragenuur. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij minister
Hoekstra; hij staat 2-0 achter en moet opeens allemaal uitleg geven,
terwijl hij zegt "ik heb dit aan de formateur laten weten". Zo'n
hoorzitting geeft de gelegenheid om dat proactief op tafel te leggen en
het daarmee ook te adresseren en weg te nemen. Nou, datzelfde geldt voor
eventuele afspraken of uitspraken uit het verleden, die bijvoorbeeld van
context kunnen worden voorzien. Anders gaan die in een commissiedebat
over een heel ander onderwerp toch opeens een rol spelen en worden er
dingen voor de voeten geworpen. Dat gebeurt er namelijk als je dit niet
doet. Dan verrommelt het daarna juist het parlementaire proces. Ik denk
dus dat de meerwaarde wat dat betreft veel breder is.
Als laatste waarom "ervóór" belangrijk is. Dat hangt ook samen met de
motie uit 2021 die ik noemde. Die heb ik ingediend bij het debat over de
voorlichting van de Raad van State over de verenigbaarheid van het ambt
van Kamerlid en dat van, in dat geval, een staatssecretaris in een
demissionair kabinet. Na die voorlichting trokken alle drie de
staatssecretarissen zich uiteindelijk terug uit de Kamer om alleen maar
staatssecretaris te zijn. Dat gedoe hadden we ook kunnen voorkomen — ook
deze staatssecretarissen stonden allemaal op een 1-0 achterstand — als
wij in zo'n hoorzitting, voorafgaand aan de beëdiging, serieus met hen
hadden stilgestaan en hun hadden gevraagd: hoe ziet u dat in het licht
van artikel 57 van de Grondwet? Dan hadden zij waarschijnlijk gezegd:
wij dachten dat het kon, maar als u er problemen mee heeft, dan zeg ik
mijn Kamerlidmaatschap op. Dan hadden we al dat gedoe en de schade voor
het aanzien van de Kamer en het kabinet niet gehad.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor het uitvoerige antwoord, waarin de heer Sneller heel veel
zegt. Het principiële punt blijft wel: de Kamer is wat mij betreft en
wat de SGP betreft niet aan zet om te beoordelen of de bewindspersonen
geschikt zijn of niet. Dat staat wat mij betreft ook wel haaks op hoe
wij de vertrouwensregel vormgeven. Als een bewindspersoon hier komt,
heeft hij het vertrouwen totdat het tegendeel blijkt. Zou er voor een
deel tegemoet kunnen worden gekomen aan de wensen van de heer Sneller
door zo'n kennismakingsgesprek toch achteraf te doen, in de juiste
volgorde?
Ik wil nog even een punt maken over het doorvragen op zakelijke belangen
of over de vraag of er nog andere dingen verborgen zitten die ook de
pers niet naar boven heeft gehaald. Daar hebben we toch juist die
uitgebreide screening voor? Er kan toch niet een gedachte zijn dat de
Tweede Kamer dat ook nog een keer dunnetjes over gaat doen?
De heer Sneller (D66):
Dat zijn volgens mij drie vragen in één. Wat betreft de
vertrouwensregel: we hebben juist laten zien dat we het op een nette
manier kunnen doen die de vertrouwensregel recht overeind laat. Ik zie
ook niet hoe de positie van de bewindspersonen die nu hoorzittingen
hebben gehad in het dagelijks verkeer met de Kamer of in het
functioneren van de vertrouwensregel anders is dan van degenen van
voorgaande generaties, bij wie dat niet het geval was. Ik heb daar ook
nog niemand een punt van horen maken of daarover een punt naar voren
horen brengen.
Een kennismaking achteraf heeft wat mij betreft toch echt een heel ander
karakter en heeft ook een nauwere reikwijdte. Dat zou je uiteraard ook
kunnen doen. Het woord "slap aftreksel" klinkt een beetje badinerend,
maar het voldoet minder aan de functies die ik voor me zie. Die kunnen
die hoorzittingen wel bereiken.
Dan het derde punt over het nog een keer dunnetjes overdoen van wat er
door de formateur is gedaan. Er zit ook een mate, juist in de
vertrouwensregel ... Wij krijgen die brief van de formateur nu pas vlak
voor de regeringsverklaring, terwijl daar eigenlijk zo veel andere
dingen op de agenda staan. Het is een inhoudelijk debat waar dat
eigenlijk onder geschoven is, terwijl je ziet dat het later wel weer
opeens opkomt. Het is niet zo dat wij nog een extra onafhankelijk
expertisebureau inhuren. We hebben volgens mij ook een andere vorm
gevonden dan die van de senaat of van het Europees Parlement, waar ze
allerlei opvraagbevoegdheden en dat soort dingen hebben. Die hebben we
onszelf niet toegeëigend.
Ik doe hier dus ook niet alsof wij het allemaal nog eens dunnetjes over
zouden gaan doen. Het gaat om in de openbaarheid vragen kunnen stellen
en om nadere verduidelijking kunnen vragen. Bij bepaalde bewindspersonen
kan er ook voortschrijdend inzicht komen, bijvoorbeeld over het op
afstand plaatsen van zakelijke belangen. Iemand kan denken dat hij het
met de formateur goed geïnterpreteerd heeft, maar er is ook een
controlerende macht. Als die er anders naar kijkt, kan iemand daar
rekenschap van geven en vóór de beëdiging ervoor zorgen dat het op een
andere manier geregeld of op afstand gezet wordt. Dat zijn allemaal
varianten. Elke keer zal zich weer een andere aangelegenheid voordoen,
maar het is nuttig dat dat vóór de beëdiging plaatsvindt, ook voor het
aanzien van de politiek. Als daarna weer dingen moeten worden
teruggedraaid, is dat altijd slechter voor het aanzien van de politiek
dan wanneer het van tevoren wordt gerepareerd.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage en de beantwoording van de interrupties. Dan gaan
we nu luisteren naar de heer Markuszower, die spreekt namens de fractie
van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Sowieso leuk om de heer Bosma eens in vak K te
zien. Ik hoop niet dat hij er appetijt van krijgt en er vaker wil
zitten. Maar als dat wel zo is, kunnen wij daar als Kamer voor zorgen
door vaker van dit soort debatten te organiseren.
Voorzitter. Vandaag bespreken we op verzoek van de D66-fractie de vraag
of wij als Tweede Kamer de hoorzittingen met kandidaat-bewindspersonen
willen continueren. Bij de recente kabinetsformatie heeft de Tweede
Kamer, ook met steun van onze fractie, voor het eerst hoorzittingen
gehouden met beoogde bewindspersonen. Twee slimmeriken, te weten de
heren Van Hout en Maarsen, hebben in het Tijdschrift voor
Constitutioneel Recht hun licht laten schijnen op deze hoorzittingen.
Aan de 28 kandidaat-bewindspersonen zijn volgens hen 581 vragen gesteld.
68% van de vragen zag op beleidsinhoudelijke onderwerpen. 38% van de
vragen ging over uitlatingen die door de respectievelijke kandidaten of
hun collega's in het verleden in andere functies waren gedaan. Een soort
katholieke biechtprocedure dus met een quasiconstitutioneel sausje
eroverheen gegooid, in combinatie met wat morele linkse verhevenheid.
24% van de vragen ging over open deuren als motivatie, samenwerking en
geschiktheid van de kandidaten. Voor de wiskundigen in deze zaal: omdat
sommige vragen meerdere codes van de twee slimmeriken toegekend konden
krijgen, tellen de percentages op tot boven de 100%. Maar het beeld dat
ik zojuist schetste, is duidelijk. De gehouden hoorzittingen leverden
geen zichtbare toegevoegde waarde op. Immers, beleidsinhoudelijk konden
de kandidaten niks anders dan het hoofdlijnenakkoord reciteren. Het
regeerakkoord was namelijk bij lange na nog niet gesloten.
Beleidsinhoudelijke kennis is nooit een voorwaarde om
kandidaat-bewindspersoon te zijn. Sommigen van u zullen zeggen "om
bewindspersoon te zijn", maar ik zeg hier "om kandidaat-bewindspersoon
te zijn".
Dat de hoorzittingen schuren of konden schuren met onze Grondwet, was
natuurlijk bekend, ook bij de geestelijk vaders — of moet ik zeggen
"moeders" of "personen"? — van D66. In 2020 zei het D66-Kamerlid Van
Meenen nog dat deze hoorzittingen een kennismakingsgesprek zouden moeten
zijn, en geen sollicitatiegesprek. Zijn opvolger, onze zeer gewaardeerde
collega de heer Sneller, rekte dit enigszins op door te zeggen dat de
hoorzittingen zich juist tussen die twee begrippen zouden moeten
bewegen. Naast bijdragen aan meer transparantie rond het formatieproces,
moeten deze hoorzittingen, zo zei Sneller, Kamerleden de mogelijkheid
bieden kandidaat-bewindspersonen te bevragen op onder andere hun
geschiktheid en motivatie.
In de praktijk zien wij dus dat het allemaal anders heeft uitgepakt. De
Grondwet werkt nou eenmaal zo dat de vertrouwensregel pas ingaat vanaf
het moment dat een nieuw kabinet is aangetreden en van vertrouwen
uitgaat zolang er geen wantrouwen is uitgesproken. De
kandidaat-bewindspersonen bevonden zich dus in een staatsrechtelijk
niemandsland bij de hoorzittingen en kregen inhoudelijk weinig relevante
vragen. Met hun antwoorden werd eigenlijk politiek niks gedaan. Dat is,
zoals de heer Van Dijk volgens mij net ook al noemde, anders dan bij
bijvoorbeeld de congressional hearings in de USA van onze grote vriend
en nieuw herkozen president Donald Trump — wat heerlijk om dat te kunnen
zeggen, hè, voorzitter? — en zelfs anders dan bij de hoorzittingen die
dat nutteloze EU-parlement organiseert met de
kandidaat-Eurocommissarissen. De hoorzittingen die wij hier als
experiment voerden zijn zowel staatsrechtelijk als inhoudelijk nutteloos
gebreken. Daar is dat dus niet zo, hier wel.
Voorzitter. Daarom zegt onze fractie vandaag — ik heb nog vijf seconden,
dus ik ga het halen — dat het een leuk experiment was, maar wel een in
de categorie "eens, maar nooit weer".
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng.
De heer Sneller (D66):
Is dat nou de echte reden?
De heer Markuszower (PVV):
Ja.
De heer Sneller (D66):
Is het nou eerlijk dat het alleen maar is omdat het politiek niks heeft
opgeleverd?
De heer Markuszower (PVV):
En omdat het staatsrechtelijk botst en omdat de kwaliteit van de vragen
van zo'n niveau was dat we denken: wat heeft dit nou nog voor zin? Als u
wilt weten wat iemand vond van een uitspraak die vijftien, acht of vier
jaar geleden is gedaan en of er wel genoeg afstand wordt gedaan, dan is
dat natuurlijk allemaal a waste of time. Dat leidt tot niks. Als u
impliceert dat wij dit doen omdat we bang zouden zijn voor het lage
niveau van vragen dat gesteld is aan onze kandidaten, dan zeg ik: nee,
daar zijn wij niet bang voor. Maar ik vind het wel a waste of time;
zonde van de tijd.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij is het namelijk als volgt. Dat is ook wat uit de evaluatie
kwam. De commissie voor de Werkwijze heeft gezegd: ga gewoon door. De
PVV wilde daartegen stemmen. Dat is waarom we dit debat hebben. Dan
hebben we dat even duidelijk. Wat mij betreft waren we gewoon
doorgegaan, want ik denk — dat heb ik ook geciteerd — dat het voor heel
veel Kamerleden en ook voor sommige bewindspersonen wel degelijk wat
heeft opgeleverd. En wat betreft de open deuren: ik weet wel welke
fractie veel van die opendeurenvragen had, maar ja, dat hoort er ook een
beetje bij. Iedereen mag dat toch zelf inbrengen. De motie die de heer
Markuszower zelf ook heeft gesteund, laat het vrij dat al dat soort
dingen ook aan de orde kunnen komen. Ik heb het over die persoonlijke
accenten en dat er publieke toelichtingen kunnen komen. Die kunnen er
toch de ene keer pregnanter in zitten dan een andere keer? Daarom moeten
we het toch niet meteen, na één keer, helemaal weer bij het grofvuil
gooien?
De heer Markuszower (PVV):
Als dat het enige bezwaar zou zijn, zou ik de heer Sneller misschien nog
gelijk geven. Maar ik heb er ook helemaal geen spijt van dat we destijds
die motie steunden. Ik heb er eigenlijk ook helemaal geen spijt van dat
we die hoorzittingen hebben georganiseerd. Ik vond het een leuk
experiment, maar wel een eenmalig experiment. Het levert politiek,
staatsrechtelijk namelijk niets op, zoals ik in mijn inbreng zei. Dat
moeten we niet wegwuiven. Sterker nog, het wringt te veel met de
Grondwet. Voor onze fractie blijkt het in de praktijk meer te wringen
dan dat we konden bevroeden toen we instemden met het experiment. We
konden het misschien wel bevroeden, maar hoe het in de praktijk zou
uitwerken, moest zich nog uitkristalliseren. Ik was niet onder de indruk
van de hoorzittingen. Dat is dus ook een kwalitatief oordeel. Ik vind
het politiek zonde van de tijd, want ik zie gewoon dat er niks mee
gedaan wordt. Ik zie niet dat die bewindslieden anders in de wedstrijd
zijn gaan zitten. De kennismaking met de bewindslieden kan tegenwoordig
via de eigen socialmediakanalen. X is bijvoorbeeld een geweldig medium.
Daar kunnen de bewindslieden zich introduceren aan de Kamer. De
respectievelijke Kamercommissies kunnen ook in een vroeg stadium na de
benoeming in contact komen met de bewindslieden. Tijdens het debat over
de regeringsverklaring en het hoofdlijnenakkoord kan de
minister-president zijn clubje verdedigen. Uiteindelijk zie ik de
meerwaarde niet. Maar ik heb niet per se spijt van het experiment.
De heer Sneller (D66):
De heer Markuszower maakt er een karikatuur van, die volgens mij onnodig
is en geen recht doet aan wat we als Kamer georganiseerd hebben. Het
doet volgens mij ook geen recht aan de mate waarin de
kandidaat-bewindspersonen daar serieus aan mee hebben gewerkt. Volgens
mij hebben we juist laten zien dat het wel degelijk in de
staatsrechtelijke context van Nederland past en dat we dat op een hele
goeie, zorgvuldige en serieuze manier kunnen doen als Kamer. Volgens mij
begon de heer Markuszower tijdens de allereerste vergadering over de
uitwerking van de motie, die na de afgelopen verkiezingen plaatsvond,
opeens over "vertrouwensregel dit, vertrouwensregel dat". Al de keren
dat de heer Markuszower in de oppositie zat en dat D66 als
coalitiepartij dit voorstel deed, heb ik hier nooit een woord over
gehoord. Het riekt dus gewoon naar opportunisme. Ik had het niet gedacht
van de PVV, maar ze lopen weg van dit initiatief na een aantal keer een
paar kritische vragen te hebben gehad die de heer Markuszower niet
zinden. Dat vind ik gewoon echt teleurstellend, omdat dit het instrument
uiteindelijk de nek omdraait en daarmee ons formatieproces verarmt. En
dat is zonde.
De heer Markuszower (PVV):
Dat zijn insinuaties die lekker klinken, maar natuurlijk niet echt
hardgemaakt kunnen worden. Ik kan het volgende wel hardmaken. Ik citeer,
niet uit mijn eigen werk. De analisten die voor het Tijdschrift voor
Constitutioneel Recht iets hebben geschreven, zeggen het volgende. Deze
mensen zijn dus geen lid van de Tweede Kamer en hebben geen
kandidaat-bewindspersonen voorgesteld. Zij zeggen: "Bovendien blijkt dat
de oppositie" — partijen als D66 — "het de beoogde ministers Klever en
Faber moeilijker heeft gemaakt, dan de initiële analyse van ons. Want 14
van de 18 vragen van de oppositiepartijen aan Klever waren niet
beleidsinhoudelijk van aard. Bij Faber gold dat voor 20 van de 28
vragen. Bovendien, de beleidsinhoudelijke vragen die wel werden gesteld
aan hen, waren niet altijd zuiver beleidsinhoudelijk." Met andere
woorden, er is bij die hoorzittingen niet met een oprechte interesse
gevraagd naar wat ze van plan waren om te doen, naar wat hun achtergrond
is, naar hun kennis en kunde. Er is door de oppositiepartijen, die dus
geen deel uitmaakte van de beoogde coalitie, gewoon politiek bedreven
bij de hoorzittingen. Dat mag, zeker als het een experiment is. Ik zeg
ook niet dat wij, als wij aan de andere kant hadden gezeten, dat niet
hadden gedaan. Maar laat me alles bij elkaar optellen. Het niveau van de
vragen was laag. De vragen die werden gesteld, waren zeer politiek
gekleurd. Daar is een potje van gemaakt door de oppositiepartijen. Dat
gekoppeld aan het feit dat het constitutioneel, dus staatsrechtelijk,
wringt met de vertrouwensregel, heeft mijn fractie tot de conclusie doen
komen dat het geen enorme meerwaarde heeft, en dus een waste of time is.
Ik zal het vertalen voor de Handelingen: het is zonde van onze tijd. We
hebben betere dingen te doen. Er zijn te weinig woningen. Er zijn te
veel asielzoekers. Laten we daar nou iets aan doen. Er is te weinig geld
voor de mensen in Nederland. Laten we daar nou iets aan doen. Het
experiment met die hoorzittingen was leuk, maar doe het alsjeblieft niet
nog een keer, ook niet als wij in ze oppositie zouden komen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb eigenlijk een heel andere vraag. Ik was aan het begin heel
kritisch over de hoorzittingen, net als u. Maar ik heb gemerkt dat er
ook een intense nieuwsgierigheid was, op een positieve manier, naar wie
de nieuwe kabinetsploeg nou eigenlijk was. Ik moet eerlijk bekennen dat
ik een deel van de bewindspersonen ook gewoon niet kende, omdat heel
veel bewindspersonen van buiten kwamen. Ik heb gemerkt dat er ontzettend
veel aandacht voor was. Er was veel media-aandacht. Veel mensen hebben
via de livestream meegekeken om te zien hoe die gesprekken verliepen en
wat dit voor mensen waren: wie gaan straks Nederland besturen, hoe gaan
ze dat doen en wat is hun motivatie? Ik heb daar eigenlijk heel
positieve dingen over gehoord. Met dat als conclusie wil ik zeggen dat
ik er eigenlijk wel gecharmeerd van ben, omdat je op die manier de
politiek en onze Kamer toch wat meer openheid geeft en dichter bij
mensen brengt. Is de heer Markuszower het met mij eens dat het dit wel
gebracht heeft?
De heer Markuszower (PVV):
Ik ben het zeker met mevrouw Postma eens dat dat ook de intentie van
mijn fractie was toen we voor dit experiment stemden. We dachten dus dat
het zeker iets leuks zou zijn om te doen, zodat mensen zich wat beter
kunnen presenteren aan de Nederlandse bevolking. Maar laat ik het dan zo
zeggen: voor de bewindslieden die onze fractie heeft voorgedragen, heeft
het niet zo veel opgeleverd. Daar zijn vooral vervelende vragen aan
gesteld. Onze bewindslieden zijn er dus niet per se beter uit gekomen.
Voor sommigen geldt dat misschien wel. Sommige bewindslieden ken ik
overigens nog steeds niet en sommige zijn ook alweer weg. De vraag is
dus of je dat steeds nog een keer moet doen. Er zijn zo veel kanalen,
zoals de eigen kanalen van de ministeries. Ik zie dat ze allemaal heel
veel woordvoerders in dienst hebben, wat mij betreft te veel. Maar oké,
ze hebben allemaal woordvoerders in dienst. Op die manier kunnen ze zich
presenteren. Ze hebben socialmediakanalen waar ze zelf wat op kunnen
pielen. X schijnt hartstikke goed te zijn, hoor ik van iedereen. Daar
kunnen ze zich uiten. We hebben heel snel heel veel debatten met alle
bewindslieden. Daar kunnen ze zich ook presenteren. Ik zie overigens
bewindslieden die zich wel hebben gepresenteerd en die helemaal geen
goede beurt hebben gemaakt als ze dat deden. Ik denk dus dat de
hoorzittingen uiteindelijk noch voor de bewindslieden, noch voor de
Kamer een meerwaarde hebben. Natuurlijk zijn er hier en daar leuke
gesprekjes en is er hier en daar een leuke kennismaking, maar hadden
EenVandaag, De Telegraaf of het AD dat niet ook kunnen faciliteren?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ben het niet geheel met de heer Markuszower eens als hij beschrijft
dat bepaalde bewindslieden er slechter uit zijn gekomen. Ik mocht zelf
een van de hoorzittingen voorzitten met twee bewindslieden van de PVV.
Over het algemeen was dat gewoon een aardig gesprek. De hoorzittingen
met andere bewindslieden kwamen er eigenlijk ook wel heel goed uit. Ook
de tussentijdse hoorzittingen met de twee nieuwe bewindspersonen van NSC
waren toch op zo'n manier neergezet dat het wel gesprekken waren. Wie
hebben we tegenover ons? Wat is de inhoud? Wat zijn de zaken waarvoor de
persoon zich gaat inzetten? Juist met de charmante manier waarop de
commissie voor de Werkwijze aan het begin heeft gezegd … Elke keer
herhaalde de voorzitter van de hoorzitting dat het echt een hoorzitting
was, maar dat de Kamer niet bij machte is om de
kandidaat-bewindspersonen naar huis te sturen. Daardoor had ik het idee
dat de balans juist heel goed gevonden was, ook naar buiten toe. Het
spijt mij om te horen dat de PVV daar anders over denkt.
De heer Markuszower (PVV):
Helemaal anders denk ik er niet per se over. Natuurlijk zijn er leuke
momenten geweest bij de hoorzittingen en hebben we kanten van de
kandidaat-bewindspersonen leren kennen die niet breed bekend waren. Niet
alles is dus negatief, maar ik denk dat heel veel van die dingen ook
naar buiten waren gekomen op een later moment of op een ander moment of
via een ander kanaal of een ander medium. Ik zeg dus niet dat alles
verschrikkelijk was. Ik heb net wel wat cijfers genoemd die daarop
duiden; objectief gezien waren veel vragen nutteloos. Maar dat wil niet
zeggen dat het geen leuke momenten heeft opgeleverd voor de
bewindslieden of voor de Kamer of dat er wat chemie gekweekt kon worden.
Dat is allemaal leuk, maar we hebben er veel tijd aan moeten besteden.
Als je je afvraagt wat de meest effectieve manier is om onze tijd te
besteden, dan vind ik de hoorzittingen eigenlijk jammer. Het was een
leuk experiment, maar ik vind het niet de moeite waard om het te
continueren. Dat is met name omdat er andere mogelijkheden zijn voor
bewindslieden en de Kamer om elkaar te leren kennen die helemaal niet de
suggestie wekken dat we rommelen aan de vertrouwensregel en tegen de
Grondwet aan duwen, want dat doen we toch wel een beetje met die
hoorzittingen.
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn laatste vraag. We hebben alle hoorzittingen tegelijk gedaan. Juist
die bundeling zorgde ervoor dat veel Nederlanders gingen klaarzitten om
het nieuwe kabinet te volgen. Dat zijn althans de berichten die ik
kreeg. In die zin had het de positieve connotatie van een
voetbalwedstrijd, waarbij je gaat kijken, gaat aanschouwen, gaat
luisteren wat eraan komt. Juist die informatiedrang van mensen om de
personen van het kabinet te leren kennen, heb ik als positief ervaren.
De heer Markuszower geeft aan: kunnen we dat niet allemaal apart doen in
een interview in het Algemeen Dagblad of De Telegraaf of bij de NOS? Dat
is allemaal zo versnipperd. Dit had juist zo'n grote reikwijdte voor
mensen die hier, ook via social media, bij betrokken waren.
De heer Markuszower (PVV):
Nou, dat is ook een interessante invalshoek, die ik wel kan volgen.
Ikzelf hoorde bij mijn zeer beperkte achterban … Ik had weinig
voorkeursstemmen; meneer Bosma had er veel meer! Hij kijkt mij nu aan.
Ikzelf hoorde toch in mijn omgeving, na al die maanden waarin er was
gepraat en geformeerd: ga nou eens aan de slag. Dus dan waren er
eindelijk kandidaat-bewindspersonen en dan moesten we nog eens twee
weken wachten totdat de Kamer haar plasje eroverheen had gedaan. Ze
konden dus nog niet aan de slag. Ik vond het eerlijk gezegd, als ik er
zo over nadenk — dit staat niet in mijn spreektekst, dus ik doe het à
l'improviste — eigenlijk niet daadkrachtig overkomen als politiek.
Mensen zijn naar de stembus gegaan. We hadden negen maanden of zo
onderhandeld en eindelijk bewindspersonen gevonden — een paar zijn er
zelfs gestruikeld nog voordat ze waren benoemd — en toch gingen ze niet
aan de slag. Dat was een soort anticlimax. Dat hoorde ik uit mijn
omgeving, hoor; ik doe dit even uit mijn hoofd. Ik begrijp wat mevrouw
Postma zegt, maar ik deel het niet helemaal, omdat ik uit mijn omgeving
andere geluiden hoorde, zo van: ga nou eens eindelijk aan de slag en hou
op met praten; doe gewoon goede dingen voor het land.
De heer Sneller (D66):
Even voor de feitelijke correctie: donderdag, vrijdag, maandag,
woensdag. Dat waren de hoorzittingen.
De heer Markuszower (PVV):
Een week dus.
De heer Sneller (D66):
Niet twee weken. Minder dan een week, inderdaad.
De heer Markuszower (PVV):
Oké. Sorry. Dan heb ik 50% ongelijk. Maar die andere 50% staat. Een
week.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De heer Markuszower noemt met name de inefficiëntie van de
hoorzittingen, onder andere door de kwaliteit van de vragen en
dergelijke. Maar is dat nu niet juist een reden om het proces te
verbeteren in plaats van het helemaal af te schaffen? En zo ja, waar
ziet u dan de grootste verbetering in?
De heer Markuszower (PVV):
Als je het zou willen verbeteren, is dat zeker een goed aanknopingspunt,
maar ik heb dus ook andere redenen. Het schuurt toch te veel met de
Grondwet. Ik heb ook genoemd dat het geen meerwaarde heeft, omdat we er
politiek eigenlijk niks mee kunnen doen. Een voorbeeld is als een
kandidaat-bewindspersoon enorm blundert, de verkeerde antwoorden geeft
of ruzie maakt tijdens die hoorzittingen en alles verkeerd doet wat je
maar verkeerd kunt doen. Toch heeft de Kamer dan niet het middel om op
basis van die hoorzittingen te zeggen "we doen het niet", want zolang
een meerderheid van de Kamer, dus de coalitie, een kandidaat blijft
steunen, kan die gewoon benoemd worden. Al die dingen bij elkaar plus
het feit dat die kennismaking ook via andere kanalen kan, maken dat wij
zeggen: natuurlijk kan je het verbeteren en daar kunnen we heel veel
tijd, moeite en aandacht aan besteden, maar we kunnen ook gewoon de
Grondwet nog een keer met z'n allen lezen en kijken hoe we het wat
netter kunnen regelen. Als er behoefte is aan meer contact tussen
kandidaat-bewindspersonen en de bevolking, laten we dan een
mediamomentje voor ze creëren. Al die woordvoerders op het ministerie
hebben anders niks te doen, en die worden wel van ons belastinggeld
betaald.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dan toch nog een vervolgvraag. Op het moment dat de motie-Sneller werd
ingediend, was ook al bekend dat de Kamer niet gaat over de
benoembaarheid van de bewindspersonen, maar toch heeft een grote
meerderheid van de Kamer daarmee ingestemd. Dan ben ik toch heel erg
benieuwd waarom u toen wel hebt ingestemd en nu datzelfde argument gaat
gebruiken om dit instrument tegen te houden.
De heer Markuszower (PVV):
Ik wil mezelf helemaal niet betichten, en onze fractie zeker ook niet,
van voortschrijdend inzicht. Dat zijn toch woorden die niet echt bij mij
passen. Maar in onze optiek hebben we ingestemd, met veel overtuiging,
met een experiment. Dat experiment hebben we gedaan. Ik vond het een
leuk experiment. Ik heb ook helemaal geen spijt dat we daarvoor hebben
gestemd. Alleen zeggen we nu: eenmalig en niet nog een keer. Dat is een
heel heldere lijn. We kunnen als Kamer best een keer wat proberen. Dat
hebben we gedaan. Het heeft niet opgeleverd wat we ervan verwachtten,
dus laten we het gewoon niet meer doen.
De heer Sneller (D66):
Over dat experimentele: als de heer Markuszower het wil afschaffen, kan
hij een motie indienen om het weer af te schaffen. Maar in die motie,
waar hij voor heeft gestemd, staat niks dat suggereert dat het eenmalig
is. Daarvan wou ik even een bevestiging van de heer Markuszower
hebben.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, klopt. Alles is altijd definitief, maar tegelijkertijd — ik wil
geen filosoof zijn — is ook alles tijdelijk in het leven. Elke paus is
natuurlijk uiteindelijk een tussenpaus. Elk voorstel is geldig zolang
het geldig is. Als het er niet meer is, is het er niet meer. Dat is
natuurlijk logisch.
De heer Sneller (D66):
Het is inderdaad geen filosoof.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, maar het klopt wel wat ik zeg.
De heer Sneller (D66):
Je hebt experimentenwetten. Je hebt moties die zeggen "laten we iets één
keer proberen" en je hebt moties die dat niet zijn. Het zijn twee
verschillende categorieën. Dit zit in deze categorie: niet eenmalig.
De heer Markuszower (PVV):
Maar vindt de heer Sneller … Hij heeft het ook over wetten. Volgens mij
gaat dit over een soort orde, over een soort handleiding, over een soort
werkwijze. Dat is toch heel anders dan de wet. Hier als Kamer bespreken
we gewoon hoe de orde gaat. Dat kan één keer zus gaan en dat kan één
keer zo gaan. Ik heb heel veel gedaan in het verenigingsleven. Daar
hadden we bijna elk jaar bij de alv nieuwe voorstellen, die dan weer
werden verworpen. Deze Kamer is gewoon een levendig orgaan. Dit is geen
wet en dit is ook geen experimentele wet, maar dit was gewoon een
eenmalig iets. Dat was leuk. Ik vind het nu toch niet meer zo leuk, dus
doen we het niet meer.
De heer Van Nispen (SP):
Toen de heer Markuszower zei "een leuk experiment, maar niet meer",
dacht ik even dat hij doelde op de kabinetsdeelname van de PVV. Maar dat
is natuurlijk niet zo, want dat is helemaal geen leuk experiment. Maar
dat even daargelaten ...
De heer Markuszower (PVV):
Mag ik daar wel op ingegaan of niet?
De heer Van Nispen (SP):
Nee ... Ja, tuurlijk, tuurlijk, maar ik wil ...
De voorzitter:
Nee, straks.
De heer Van Nispen (SP):
Laat ik eerst mijn vraag stellen, en uiteraard krijg ik dan een
weerwoord. De heer Markuszower gebruikt ... Ik ben het eens met zijn
conclusie; ik zal dat straks ook zeggen. De SP is nooit voorstander
geweest van de hoorzittingen. Overigens heb ik wel mijn
verantwoordelijkheid genomen door als voorzitter van een Kamercommissie
daaraan bij te dragen, omdat we dat als Kamer zo hadden afgesproken.
Maar mijn vraag is de volgende. De heer Markuszower gebruikt de snelheid
als een van de argumenten: ga nou eens wat doen. Eerst hebben jullie
maandenlang zitten onderhandelen. Dat duurde maar eindeloos en de
problemen van de mensen, die konden niet wachten. We weten al die
verkiezingsbeloftes nog. Dan duren die hoorzittingen nog een paar dagen
extra en is het argument opeens: daar kunnen we niet op wachten. Wat
vindt de heer Markuszower eigenlijk zelf van dat argument?
De heer Markuszower (PVV):
Ik wilde eigenlijk kort op het eerste reageren, maar ik zal even met het
laatste beginnen. Wat het laatste betreft: dat was een steunargument in
de wisseling die ik had met mevrouw Postma. Dat is zeker niet mijn
hoofdargument. Mevrouw Postma zei het volgende. Ik citeer even vrij dat
zij in haar omgeving hoorde: het was eigenlijk heel leuk, we hebben die
bewindslieden beter leren kennen en het was heel nuttig. Ik heb gezegd
dat ik in mijn omgeving wat anders hoorde. Ik hoorde: ga nou eens aan de
slag na al die maanden. Toen zei ik per ongeluk twee weken, maar het was
een week. Dit was voor mij wat inkleuring, maar zeker niet mijn
hoofdargument.
Wat onze deelname betreft begrijp ik heel goed dat de SP andere dingen
wil. De SP wil bijvoorbeeld meer asielzoekers, wij minder. Ik begrijp
dus heel goed ...
De heer Van Nispen (SP):
Dat is feitelijk onjuist en dat weet de heer Markuszower.
De heer Markuszower (PVV):
Oké, maar ik begrijp dus heel goed dat de SP ons liever niet in het
kabinet heeft zoals heel veel Nederlanders. Maar ik zeg daar ook bij dat
heel veel Nederlanders op ons hebben gestemd, met een grote factor meer
dan op de SP deze keer. Misschien is dat de volgende keer anders; dat
kan allemaal. Wij hopen met dat mandaat van onze kiezers — het zijn toch
2,5 miljoen mensen of zo geweest — goede dingen te doen voor onze
kiezers. Dat doen we nu in het kabinet. En als het de volgende keer op
een andere plek is, dan zullen we daar ons best doen, zoals de SP nu
voor haar kiezers op die plek goed haar best doet.
De heer Van Nispen (SP):
De mensen willen oplossingen voor hun problemen, die ze inderdaad nog
steeds niet zien, dus dat even vooropgesteld. Maar dan noem ik toch even
een van de andere argumenten. De heer Markuszower citeerde veelvuldig
dat artikel uit het Tijdschrift voor Constitutioneel Recht.
De heer Markuszower (PVV):
Een goed artikel.
De heer Van Nispen (SP):
Heel goed. Maar daar verbond hij de conclusie aan dat het toch vooral
dankzij de gebrekkige kwaliteit van de vragenstellers was dat
doorzettingen geen succes waren. Nogmaals, dat trek ik mij niet aan,
want ik heb daar niet aan meegedaan; dat vond de heer Markuszower. Zou
het nou ook niet iets te maken kunnen hebben met de kwaliteit van
sommige beantwoorders van die vragen, dus dat sommige vragen dusdanig
beantwoord werden dat ze nog een keer gesteld moesten worden en nog een
keer gesteld moeten worden, of dat er hele rare dingen waren gezegd of
gedaan in het verleden waar maar geen goede opheldering over kwam? Zou
dat er misschien ook iets mee te maken gehad kunnen hebben?
De heer Markuszower (PVV):
Met wat te maken? Dat wij nu niet voor zijn? Nee?
De heer Van Nispen (SP):
Met het feit dat de heer Markuszower zegt: het leek eigenlijk nergens
op, want de kwaliteit was onvoldoende. De heer Markuszower weet dat aan
de kwaliteit van de vragenstellers. Mijn vraag is: zou het ook iets te
maken kunnen hebben met de mensen die de vragen moesten beantwoorden,
met de kandidaten?
De heer Markuszower (PVV):
Dan zou ik al die vragen en antwoorden moeten bestuderen en daar een
inhoudelijk oordeel over geven. Dan zou ik dus mogelijk bewindspersonen
die ik als coalitiepartij steun nu hier moeten affakkelen. Waarom zou ik
dat nu doen? Ik hoef u dat snoepje toch niet te geven?
De heer Van Nispen (SP):
Het lijkt heel flauw, maar de heer Markuszower probeert een oordeel te
vormen over de kwaliteit. Ik heb ook een paar van die hoorzittingen
gezien en zelfs een paar voorgezeten. Als je dan al iets vindt van de
kwaliteit ... Nogmaals, principieel en staatsrechtelijk ben ik geen
voorstander van het middel, maar de kwaliteit kun je toch niet louter
wijten aan degenen die de vragen stelden. De heer Markuszower heeft toch
ook bepaalde hoorzittingen gezien, ook van kandidaten van zijn partij,
waarvan je kan zeggen: nou, ja ... Nou ja, goed, ik laat het
hierbij.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Markuszower.
De heer Markuszower (PVV):
Ik heb niet alleen gezegd dat de kwaliteit van de vragen niet goed is.
Ik heb een aantal argumenten genoemd waarom wij het een eenmalig
experiment vinden. Dat ziet erop dat het schuurt met de Grondwet, dat de
vragen en antwoorden — dat geef ik u dan ook — niet leiden tot zo'n
meerwaarde dat ik daar de kwalificatie "goede besteding van onze tijd"
aan moet geven. Ik heb ook nog gezegd dat die bewindslieden zich op een
heel andere manier kunnen introduceren, zowel binnen de Kamer als
daarbuiten. Dat waren mijn drie hoofdargumenten. Natuurlijk kunnen we al
die 500 en nog wat vragen en antwoorden gaan analyseren. Natuurlijk
zullen daar goede vragen tussen hebben gezeten en slechte antwoorden
natuurlijk ook, maar andersom was het meer waar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan ga ik het woord geven aan de heer Diederik van
Dijk, die namens de SGP-fractie zijn eerste termijn gaat houden. Gaat uw
gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreek ik mede namens collega Grinwis
van de ChristenUnie.
Voorzitter. Wie een betrouwbaar kompas zoekt om een staatsrechtelijke
koers te bepalen, doet er goed aan om met regelmaat het werk van Groen
van Prinsterer te lezen. Hij was in de negentiende eeuw onder meer
intensief bezig met staatsrechtelijke vernieuwingen en daarbij merkte
hij eens het volgende op: "Ik behoor niet tot de onvoorwaardelijke
vrienden van al wat oud is. Ook mij bevalt wat nieuw is, namelijk
wanneer het niet tegen waarheid en recht strijdt." Tot zover Groen. Met
deze houding heeft de SGP gekeken naar het eerste experiment dat de
Kamer heeft uitgevoerd met hoorzittingen met beoogde bewindspersonen, en
zonder op voorhand alles te willen neersabelen — dat ga ik ook niet doen
— blijft voor de SGP dan toch de conclusie dat het voortzetten van het
huidige experiment niet wenselijk is.
Voorzitter. Wie zakelijk naar de hoorzittingen met
kandidaat-bewindspersonen kijkt, ziet al snel drie belangrijke
knelpunten. Ten eerste. Het grootste probleem is dat de voorafgaande
ondervraging van bewindspersonen niet past bij onze staatsrechtelijke
kaders. De hoorzittingen gaan uit van de gedachte dat het volk directe
zeggenschap heeft over de benoeming van bestuurders en die gedachte
klopt gewoon niet, want de Kamer benoemt geen bewindspersonen. De SGP
gaat niet uit van wantrouwen, maar wil de vertrouwensregel hooghouden.
Het argument dat voorafgaande hoorzittingen de democratische controle en
het mandaat van de bewindspersonen zouden versterken, slaat de plank
mis. Het tegendeel is eerder waar. De hoorzitting onderstreept juist dat
de Kamer geen bevoegdheid heeft. Er is dus ook geen besluit van de Kamer
dat het mandaat van een bewindspersoon kan versterken.
In de tweede plaats zouden de hoorzittingen moeten leiden tot meer
transparantie. De SGP constateert dat de hoorzittingen als zodanig daar
weinig aan bijdragen. Beperkingen in de transparantie zitten vooral in
de fase van voordracht van bewindslieden en juist daarin is niets
veranderd. Het zoeken van kandidaten blijft zich grotendeels aan onze
waarneming onttrekken. Meer transparantie is met name ontstaan door
openbaarmaking van de getoetste belangen van bewindspersonen, maar dat
staat los van de hoorzittingen. De hoorzittingen blijken weinig toe te
voegen aan de uitgevoerde toets. Waar de hoorzitting ook geen verschil
maakt, is in de rol van de media. Die waren en blijven actief op zoek om
meer duidelijkheid te bieden over de personen en achtergronden van de
voorgestelde bewindspersonen.
Het derde probleem is het karakter van de hoorzittingen. Dat past
eigenlijk niet bij wat er feitelijk gebeurt. De ambtelijke evaluatie
geeft aan dat eigenlijk geen sprake is van een echte hoorzitting, maar
meer van een kennismaking. De enige winst van dit experiment is — dat
moeten we de voorstanders eerlijk nageven — een nieuw woord in het
woordenboek: de kennismakingshoorzitting. De SGP vindt die opbrengst
echter zo mager dat we niet om die reden alsnog het experiment willen
continueren.
Voorzitter. De SGP constateert dat men met de hoorzitting een
buitenlandse plant heeft willen overpoten in Nederlandse bodem en die
gaat hier niet bloeien. Nederland heeft nu eenmaal niet het stelsel van
bijvoorbeeld de Europese Unie of de Verenigde Staten. Als we al iets van
een kennismaking zouden willen, moeten we iets zoeken wat past bij de
Nederlandse staatsrechtelijke bodem.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Er is nog een vraag van mevrouw Postma aan u. Dus
als u nog even blijft staan, geef ik het woord aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik was wat laat met opstaan. U dient ook een motie in, las ik in de
krant, waarbij u volgens mij aan gaat geven dat de hoorzittingen in deze
vorm eigenlijk niet meer door zouden moeten gaan. Geeft u dan eigenlijk
ook aan dat ze in een andere vorm wel door kunnen gaan of is dat niet
ter sprake?
De voorzitter:
En de "u" is de heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor de vraag. Dat laat ik bewust open in die motie, maar wat mij
betreft, wat de SGP betreft, is het wel degelijk mogelijk om te kijken
naar zo'n kennismakingsgesprek tussen Kamer en bewindspersonen. Dat kan
op allerlei manieren. Ik kan me dat best voorstellen als iets goeds,
maar dan wel in de goede volgorde, dus gewoon na de beëdiging. Dan zou
ik het me goed kunnen voorstellen. In de Eerste Kamer gebeurt het al
jaren dat een nieuwe bewindspersoon nader kennismaakt met de commissie,
dat er vragen kunnen worden gesteld. Laten we dat dan een "serieuze
conversatie" noemen, maar wel in de juiste volgorde en niet met een
instrument — dat is het belangrijkste punt dat ik hier wil maken — dat
wezensvreemd is aan ons staatsrechtelijk bestel. Dat is het
belangrijkste. Dat is ook het belangrijkste aan een motie als die nodig
is, maar niet een openbare hoorzitting met kandidaat-ministers voordat
zij benoemd zijn.
Mevrouw Postma (NSC):
Als het kabinet geïnstalleerd is, dan hebben we hier plenair een
kennismaking met het kabinet, met name met de minister-president. Is de
heer Van Dijk niet bang dat zoiets juist snel van de agenda zal
verdwijnen als we alsnog een gesprek, zoals de heer Van Dijk het noemt,
laten plaatsvinden op zo'n manier? Nou ja, het zijn nogal een aantal
kabinetsleden die we dan willen spreken. Dat kost een aantal dagen. Dan
heb je ook wat, denk ik. Is de heer Van Dijk niet bang dat dat dan snel
van de agenda verdwijnt?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nee, eigenlijk zeg ik dat ook met enige overtuiging. Ik heb een aantal
jaren in de Eerste Kamer gezeten. Daar is het heel gebruikelijk. Ook als
er tussendoor een nieuwe bewindspersoon komt, wordt zo snel mogelijk
daarna een kennismakingsgesprek gevoerd. Dan kun je ook wat persoonlijke
dingen vragen of vragen naar bepaalde speerpunten. Je mag het niet te
politiek maken, maar er is wel even een kennismaking. Dan voorkom je ook
dat een persoon er misschien al maanden zit en daarna misschien pas een
keer een eerste debat heeft. Dus nee, dit hoeft niet weg te lopen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn laatste vraag aan de heer Van Dijk. Ik heb zelf ook even geworsteld
met hoe je dit staatsrechtelijk inbrengt. We hebben als commissie voor
de Werkwijze met elkaar overlegd en ervoor gekozen dat elke
commissievoorzitter aan het begin van het debat duidelijk zou
uitspreken: dit is een hoorzitting, maar de Kamer is niet bij machte de
beoogde bewindspersonen naar huis te sturen. Dat vond ik zelf een zeer
charmante oplossing, zoals het het Nederlands poldermodel misschien wel
betaamt. Is de heer Van Dijk het met mij eens dat dit toch ook wel een
oplossing met charme was?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het woord "charme" vind ik mooi gekozen. Tegelijkertijd vind ik het
veelzeggend dat zo'n disclaimer dan wel moet worden opgemerkt. Dat zegt
iets. Blijkbaar hebben ze een instrument in het leven geroepen dat niet
zomaar vanzelf spreekt. Daarom moeten we daar wel bij voorbaat bij
opmerken: denk erom, dit betekent niet dit of dat. Eigenlijk vind ik dat
eerder een onderstreping van het feit dat dit niet de goede
aanvliegroute is. Openbare hoorzittingen met een kandidaat-minister
voorafgaand aan de benoeming passen gewoon niet in het bestel zoals wij
dat hebben ingericht.
De heer Sneller (D66):
De heer Van Dijk zegt nu al een aantal keer: het is wezensvreemd, het
past hier niet. Maar we hebben toch ook gezien dat het wel past en dat
het wel kan? Of kan de heer Van Dijk duidelijk aangeven waar het is
misgegaan?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Misgegaan eh … Ik heb er bewust voor gekozen om niet te zeggen: het werd
toch een spektakel of een circus. Ik wil wegblijven van dat soort
woorden in die zin, maar het is een instrument dat niet past bij ons
bestel. Het past inderdaad bij een Europees Parlement, bij een VS of bij
landen waar het parlement ook een zekere instemming moet betonen met de
kandidaat-ministers. Dat kennen wij hier uitdrukkelijk niet. Dus ik vind
dat het instrument niet past.
De heer Sneller (D66):
Of bij 200+ gemeenten in Nederland, waar het volgens meneer Van Dijk dan
ook zou passen. Maar ik hoor eigenlijk niet waarom het niet past, wat er
dan precies niet past of waarom dat een probleem zou zijn. Hij stelt dat
het hier niet zal groeien in deze bodem, terwijl we in de evaluatie
hebben gezien — en dat was ook de aanbeveling van de commissie voor de
Werkwijze — dat het prima heeft gefunctioneerd voor wat het moest
doen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik verval misschien in herhaling, maar nogmaals: openbare hoorzittingen
met kandidaat-ministers passen bij een stelsel waar de
volksvertegenwoordiging een stem in heeft. Die stem heeft de Kamer niet.
Ministers worden bij koninklijk besluit beëdigd. Op dat moment geldt dat
die persoon het vertrouwen heeft van de Tweede Kamer, totdat dat
vertrouwen wordt opgezegd. Dat is het plaatje.
Dank u.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Postma. Zij
spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u, voorzitter. Mooi om de Voorzitter in vak K te zien zitten. "Niet
te vaak", zegt hij.
Voorzitter. De hoorzittingen kunnen, mits ze de goede vorm hebben, de
politiek dichter bij de mensen brengen en bijdragen aan versterking van
het vertrouwen in de politiek. Het kan een mooie vorm zijn van
kennismaken. Daarbij is het wel de kunst dat de voorzitter goed voorzit,
zodat er een gesprek ontstaat waarin kritisch wordt gesproken over de
inhoud, maar wel met respect naar de persoon. Uit het interruptiedebatje
dat ik had met de heer Markuszower concludeer ik een beetje dat dat wat
hem betreft wat miste, maar met een kabinet met zo veel bewindspersonen
van buitenaf hadden de hoorzittingen wat ons betreft toch wel een extra
cachet. We kwamen zaken over bewindspersonen te weten die horen bij een
echte manier van kennismaken met elkaar — de nutteloze, maar toch leuke
weetjes. We hadden het net al over ajourbreien. Ik heb het opgezocht;
het blijkt een vorm van breien te zijn waar je af en toe steekjes moet
laten vallen. Als we mevrouw Keijzer erop betrappen dat zij ons vertelt
dat ze thuis een steekje heeft laten vallen, dan moeten we het dus
wijten aan het ajourbreien! We hebben ook geleerd dat Eddie van Marum —
ik kende hem hiervoor niet — muskusrattenbestrijder en uitvaartverzorger
was. Daarnaast zijn er wel degelijk inhoudelijke vragen gesteld en
alvast wat politieke voorzetjes gedaan. Denk hierbij aan de militaire
steun aan Oekraïne, aandacht voor vrouwen bij Defensie en het
milieubeleid bij IenW.
Voorzitter. De gesprekken bleken door veel mensen gevolgd te worden. Er
waren livestreams van de Tweede Kamer en van de NOS, en de pers was ruim
aanwezig om verslag te doen. Nu heb ik eigenlijk een vraag aan de
Voorzitter, aangezien hij ook in vak K zit. Kan de Voorzitter inzicht
geven in hoeveel views de hoorzittingen hebben opgeleverd op de
livestreams? En heeft de Voorzitter enig zicht op wat het aantal views
was, bijvoorbeeld bij de NOS? Is daarnaar gekeken, en is daarin een
vergelijking te trekken met bijvoorbeeld het vragenuurtje, dat toch
altijd goed bekeken wordt door Nederlanders?
Voorzitter. Het moet duidelijk zijn wat de rol van de Kamer is in deze
hoorzittingen. De Kamer is niet bij machte om een beoogd bewindspersoon
na de hoorzitting naar huis te sturen, zoals bij de Europese Commissie
en het Europees Parlement wel het geval is. Ik zei het net al: de
voorzitters van de hoorzitting gaven hier ook duidelijk invulling aan
door dit aan het begin van de hoorzitting zo te benoemen. Het is
belangrijk om dat in het vervolg ook te blijven doen. Kan de Voorzitter
toezeggen dat dat in het vervolg ook zo zal zijn?
De heer Markuszower (PVV):
Ik wil het noch de Voorzitter, die in vak K zit — ik heb het dus niet
over u, meneer Van der Lee — noch mevrouw Postma heel lastig maken, maar
de views op zich zeggen natuurlijk niet zo veel. Zo kijken de media ook
niet; die kijken vooral naar de herhaling en of mensen worden
vastgehouden. Als je nou echt iets met die views wil doen, zou je
eigenlijk moeten kijken naar de volgende zaken. Hoeveel mensen keken er
naar de eerste hoorzitting en hoeveel naar de laatste? Zit daar een
groot verschil tussen? En hoeveel mensen schakelden in aan het begin en
zijn tussendoor uitgeschakeld? Ik vraag me af of de Voorzitter deze
cijfers kan vinden. Ik vraag dit ook een beetje om hem te pesten! Ik zou
het hem niet kwalijk nemen als hij deze cijfers niet kan vinden, want
dit is te gedetailleerd. Ik weet ook niet of onze organisatie hiertoe
geëquipeerd is; ik denk eigenlijk dat het niet lukt. Maar als hij de
cijfers niet kan vinden, dan kunnen we eigenlijk niets met het naakte
cijfer dat aangeeft of er veel of weinig views waren. Is mevrouw Postma
het daarmee eens?
Mevrouw Postma (NSC):
Deze toevoeging is absoluut nodig om echt een goed oordeel te vellen,
maar ik durfde de Voorzitter in dezen niet te overvragen. Mocht de
Voorzitter dit mee willen nemen, dan zou ik hem daar eeuwig dankbaar
voor zijn. Wel vind ik de vergelijking mooi met het mondelinge
vragenuurtje, want daarvan weet ik dat het toch een van de meest bekeken
momenten is van de debatten van de Tweede Kamer.
Niet alle fracties hebben deelgenomen aan deze hoorzittingen. Dat deden
ze bewust niet. Mijn vraag aan deze fracties is: wat gaan zij doen als
we hiermee doorgaan en deze fracties in het kabinet zitten? Komen de
bewindspersonen dan niet opdagen uit principe? Of gaat de attitude ten
opzichte van deze hoorzittingen dan toch veranderen? Mijn vraag aan de
Voorzitter is: hoe is hierin voorzien? Het is immers een uitnodiging van
de Kamer aan het kabinet om mee te doen en het kabinet gaat over zijn
eigen afvaardiging. Hoe ziet de Voorzitter dit?
Dan mijn laatste punt. De minister-president is nadrukkelijk
uitgezonderd van de hoorzittingen, omdat hij het debat over de
regeringsverklaring een week later doet. Dat is immers de kennismaking
met de minister-president en dat zouden wij graag zo willen
houden.
Wij steunen dit initiatiefvoorstel met de wijzigingen die door de
commissie voor de Werkwijze zijn verwoord en zien dit als een goede
toevoeging om de politiek dichter bij de mensen te brengen.
De heer Markuszower (PVV):
Ik permitteer het mij om, voor de staatsrechtelijke zuiverheid, de
volgende vraag aan een NSC'er te stellen. Mevrouw Postma zegt: we
onderwerpen de premier niet aan zo'n hoorzitting, want hij komt toch
snel aan de beurt bij het debat over de regeringsverklaring of, in dit
geval, over het hoofdlijnenakkoord. Waarom gunt de NSC-fractie de
minister-president wél het privilege om zich te presenteren via een
debat, dat inderdaad snel komt, maar gunt zij dat niet aan een andere
bewindspersoon, die ook snel aan bod komt in een debat? In het
staatsrecht is onze minister-president immers niks meer dan een primus
inter pares. Qua staatsrechtelijke zuiverheid volg ik de lijn van NSC
dus niet, terwijl ik weet dat NSC juist daaraan zo gehecht is.
Mevrouw Postma (NSC):
Heel vak K is bij dat debat natuurlijk gevuld, dus in principe worden
alle bewindspersonen daar gepresenteerd. Maar we zien wel dat de
minister-president daar het woord pakt. Juist die hoorzittingen vooraf
geven wat ons betreft een mogelijkheid aan de andere bewindspersonen om
zich kenbaar te maken aan Nederland, om hun motivatie te laten zien, om
te laten zien wie zij zijn en waar zij zich voor willen inzetten.
De heer Markuszower (PVV):
Dat beantwoordt niet helemaal mijn vraag, maar er wat dieper op ingaand:
in dat debat wordt zo'n minister-president bijvoorbeeld niet gevraagd of
hij in zijn vrije tijd cavia's voedt, breit of marathons loopt — wat nu
wel het geval is. De minister-president krijgt dus van de NSC-fractie
een uitzonderingspositie, ondanks dat hij primus inter pares is. De
minister-president wordt in de gedachten van NSC niet onderworpen aan
een hoorzitting — wel snel aan een eerste debat, maar daarin worden geen
persoonlijke vragen gesteld. Dat gaat echt over inhoud. Dus ik begrijp
niet zo goed waarom de NSC-fractie onderscheid maakt tussen de ene
minister, die van Algemene Zaken, en de andere kandidaat-ministers.
Mevrouw Postma (NSC):
In principe staat het de Kamer vrij om elke vraag te stellen die het wil
stellen, maar we zien vanuit de traditie dat we het in het debat bij de
regeringsverklaring met name over de inhoud willen hebben met elkaar.
Het lijkt mij perfect om dat te doen. Het staat de heer Markuszower en
zijn fractie vrij om ook vragen te stellen over cavia's en
hardlopen.
De heer Markuszower (PVV):
Eerlijk gezegd betwijfel ik dat, zeg ik tegen mevrouw Postma via de
voorzitter. Want de voorzitter van het debat gaat over de orde van het
debat, en zo'n caviavraag ... Laten we het niet ridiculiseren. Als een
van de fractievoorzitters zou zeggen "nou, meneer Schoof, vertelt u eens
aan Nederland wat u in uw vrije tijd doet", dan is dat eigenlijk buiten
de orde voor zo'n groot debat. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat
dat binnen de orde valt. Misschien zouden we aan de voorzitter moeten
vragen wat hij zou doen in zo'n geval. Ik constateer toch dat de hele
opzet van de hoorzittingen enorm verschilt van het debat bij de
regeringsverklaring. Daar is mevrouw Postma het toch mee eens? Dat heeft
een heel andere opzet. Daarom vraag ik aan de NSC-fractie: waarom
zonderen ze de premier, uiteindelijk is dat gewoon de minister van
Algemene Zaken, uit? Waarom krijgt die ene minister die uitzondering?
Waarom gunnen ze die ene minister die uitzondering, terwijl alle andere
kandidaat-ministers die uitzondering niet wordt gegund?
Mevrouw Postma (NSC):
We hebben hier een verschil van inzicht, want ik hoor de heer
Markuszower het woord "gunnen" noemen. Ik weet niet of de term
"uitvlucht" de lading denkt, maar zo voelt het wel. Wij zien die
hoorzittingen toch ook echt als een moment voor de beoogd bewindspersoon
om wat meer te laten zien van de motivatie om die functie te bekleden.
Als ik terugdenk aan de reacties die ik kreeg van de bewindspersonen van
NSC, dan hebben zij dit over het algemeen ook als positief ervaren.
Sommigen gaven toe dat ze het wel een beetje spannend vonden, maar over
het algemeen zagen ze het toch ook als een gelegenheid om te laten zien
wat hen motiveert en wat zij graag willen bereiken, voordat ze ineens in
een commissiedebat of een plenair debat zitten waarin het meteen over de
inhoud gaat.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik toch wel verrast ben door de hele insteek
van mevrouw Postma, die spreekt namens NSC, de partij die staat voor
staatsrechtelijke zuiverheid et cetera. Nu krijg ik bijna het idee dat
deze hoorzittingen zo goed zijn omdat het de politiek wat dichter bij de
burger brengt. Er worden een aantal persoonlijke weetjes opgelepeld,
waarvan ik denk: "So what, wie interesseert dat nou? Waar zijn we nou
precies mee bezig?". Ik probeer toch even wat dichter bij NSC te komen.
Een staatsrechtgeleerde als Paul Bovend'Eert doet het af als een
politiek toneelstukje, wat gewoon niet past binnen ons parlementaire
stelsel. Kan mevrouw Postma daar ook nog wat rekenschap van geven? Hoe
waardeert zij dat?
Mevrouw Postma (NSC):
Maar u doet de hoorzittingen nu wel tekort, vind ik, door te zeggen dat
daar wat liflafjes worden uitgedeeld en dat het dat dan ook is. Voor
mijn fractie is het wel degelijk mogelijk om die hoorzittingen op zo'n
manier in het bestel in te bedden dat het past en er niet tegenstrijdig
mee is. Dat is voor ons heel belangrijk; daar kijken we ook naar. Maar
wij reflecteren daar anders op, merk ik al, als partij. Maar dit is wel
onze conclusie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Even voor de duidelijkheid: ik ben er juist steeds bij vandaan gebleven
om de hoorzittingen een beetje weg te zetten. Mij viel juist op hoezeer
mevrouw Postma benadrukte hoe mooi het was dat die weetjes werden
gedeeld, dicht bij de burger et cetera. Ik vraag eigenlijk om een
reflectie aan de hand van een staatsrechtsgeleerde, hoe zich dit
instrument nou verhoudt tot ons stelsel? Daar wringt toch iets? Het past
niet. Voelt mevrouw Postma dat helemaal niet? Kan ze daar toch nog iets
meer rekenschap van geven?
Mevrouw Postma (NSC):
De heer Van Dijk bekijkt echt nauwkeurig hoe het in het staatsstelsel
past. Ik bekijk daarnaast ook hoe je vanuit het gedachtegoed de politiek
die wij hier met elkaar bedrijven dichter bij mensen brengt. Wat doen we
nou om ervoor te zorgen dat mensen in Nederland zien wie hen gaan
besturen, wat voor mensen dat zijn en wat hun bedoelingen en idealen
zijn? Dat is iets wat wij ook heel zwaar meewegen: hoe zorg je nou voor
die open en transparante blik? Zeker in dit geval kwamen heel veel
ministers en bewindspersonen van buiten; ik benoemde dat al. Wij vonden
dus dat dit wel echt een moment was waarop je kon zien dat mensen de
behoefte hadden om meer te weten over die personen. Naar ons idee kan
dat dus wel.
De heer Van Nispen (SP):
Het is mij toch nog niet helemaal duidelijk. Ik heb dit laatste antwoord
goed gehoord, en ook het hele betoog. Het is mij toch nog niet helemaal
duidelijk wat volgens NSC nou het doel is, of wat de meerdere doelen
zijn, van deze hoorzittingen. Is dat nou vooral dat laatste, de politiek
dichter bij mensen brengen doordat ze de mensen die hen gaan besturen
beter leren kennen? Of is er nog meer?
Mevrouw Postma (NSC):
Voor ons is het belangrijk dat we kunnen zien wie onze bestuurders zijn.
Ik noemde net de leuke weetjes — die horen er ook bij — maar ik heb ook
een aantal inhoudelijke voorbeelden genoemd. Hoe weet je nou wat voor
vlees je in de kuip hebt? Daarvoor vind ik het wel heel belangrijk om
gewoon te zien wie je nou eigenlijk voor je hebt. Er is ook een
hoorzitting geweest met een bewindspersoon die kritische vragen kreeg,
volgens mij van GroenLinks-PvdA, over een bepaald vermogen dat hij in
box 3 had. Hij had alles heel netjes aangeleverd, zoals dat hoort bij
een bewindspersoon, maar dat zat er net niet bij, terwijl hij wel over
box 3 ging. Hij heeft die dag toegezegd: oké, ik ga er meteen voor
zorgen dat dat transparant is en ik zoek dat uit. Daar zit het 'm voor
mij ook in.
De heer Van Nispen (SP):
Het is dus vooral een kennismaking, en dan weer geen
sollicitatiegesprek, maar het is toch ook wel een vorm van screening? En
die wordt dan mede een taak van de Kamer, die eigenlijk helemaal niet
over alle informatie beschikt om precies die vragen te stellen? Zo
begrijp ik dan toch het antwoord van NSC. Ik ben echt nog zoekende naar
wat die doelen zijn. Het kan hier en daar wel wat opgeleverd hebben in
de ogen van mevrouw Postma, maar waren dit nou de doelen van de
hoorzitting? Is dit nou waaraan je als Tweede Kamer je tijd moet
besteden? Dat is wat mij bezighoudt.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is in die zin een kennismaking; dat klopt. Tegelijkertijd is het ook
een manier waarop wij als Kamer vragen kunnen stellen die ons
bezighouden. Dat is in die hoorzittingen ook veelvuldig gebeurd. Er zijn
daarbij vragen geweest, soms kritische vragen, over uitspraken in het
verleden die echt besproken moesten worden met de Kamerleden, maar er
waren ook vragen over wat nou de inhoudelijke inzet op bepaalde dossiers
is. Wat ons betreft is het dus en-en-en. Het is meer dan een
kennismakingsgesprek.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een beetje dezelfde zoektocht. Voordat de heer Van Nispen
interrumpeerde, dacht ik: hé, een kennismaking; volgens mij kunnen we er
met elkaar echt over doordenken hoe we de politiek dichter bij de burger
kunnen brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan livestreams met burgers waarin
ze rechtstreeks vragen kunnen stellen. Er zijn honderdduizend ideeën.
Laat ze met een bus door het land gaan; dan komen ze ook nog overal.
Maar vooral de laatste zin over vragen die Kamerleden gesteld moeten
hebben of willen stellen, triggerde me. Als ik dat zo beluister, zijn
die vragen zo wezenlijk dat daar bijna van afhangt of we echt iets met
die bewindspersoon willen. Maar ja, daarvoor hebben we een heel ander
instrument. Daar is het dus juist niet voor bedoeld.
Mevrouw Postma (NSC):
Nee, het zijn de vragen die bij veel mensen leven, denk ik. Zo'n idee
van een livestream met vragen van burgers die je binnen kan halen, zou
volgens mij hetzelfde type vragen opleveren. Ik noemde net het voorbeeld
van de staatssecretaris over box 3, omdat dat voorbeeld inhoudelijk zo
klopte. Het geeft immers juist die dialoog aan die wij als Kamer ook met
elkaar aan kunnen gaan.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar als ik de argumenten van NSC zo hoor, zou het dus net zo goed een
kennismakingsgesprek na de installatie kunnen zijn.
Mevrouw Postma (NSC):
Nee, wat ons betreft niet, want daar mis je net die extra laag in. Mijn
angst bij een kennismakingsgesprek na een installatie is dat het
makkelijk wegzakt, makkelijk aan het einde van de agenda komt en
daardoor misschien helemaal niet doorgaat, want dan zijn er andere
dingen waar we ons mee bezig willen houden. Die angst bemerkte u
misschien al in het interruptiedebatje dat ik net met de heer Van Dijk
had. Juist het gesprek met beoogde bewindspersonen maakt dat je net die
laag dieper kan gaan.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Tot slot. Als we het met elkaar echt belangrijk vinden dat we de
politiek dichter bij de burger brengen en als we bewindspersonen in
contact willen brengen met de inwoners, kan dat niet laag op de agenda
komen. Dan gaan we dat gewoon doen met elkaar. Ik heb dus eigenlijk geen
enkel argument gehoord waarom het nou per se vóór de installatie moet,
maar in ieder geval heel hartelijk dank voor de beantwoording.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik deel met mevrouw Van Dijk dat het een mooi instrument is om de
politiek dichter bij de burger te brengen.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng en de beantwoording van de interrupties. We gaan
luisteren naar de heer Van Nispen namens de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. De SP heeft de hoorzittingen met bewindspersonen altijd een
aparte figuur gevonden. We zijn er nooit voorstander van geweest. Ons
belangrijkste bezwaar is dat we als Tweede Kamer de positie niet hebben
om hier echt een zinvolle bijeenkomst van te maken. Het past gewoon niet
in de staatsrechtelijke verhoudingen. We hebben eerst een Tweede
Kamerverkiezing van volksvertegenwoordigers. Dan gaan in de nieuwe
Tweede Kamer partijen kijken welke meerderheden mogelijk zijn. Dan
sluiten de partijen die dan "coalitiepartijen" genoemd kunnen worden een
akkoord en wijzen zij bewindspersonen aan. Dat doet niet de Tweede Kamer
en daar hoeft de Tweede Kamer ook niet mee in te stemmen of expliciet
vertrouwen in uit te spreken. Dat kúnnen we helemaal niet. Op grond van
het ongeschreven staatsrecht, de vertrouwensregel, hebben
bewindspersonen vanaf dat moment het vertrouwen totdat het tegendeel is
uitgesproken. Die regel staat nergens; dat is gewoonterecht, maar dit is
wel een essentiële staatsrechtelijke regel.
Als je een hoorzitting gaat houden met een kandidaat-bewindspersoon, wat
voor een bijeenkomst wordt dat dan? Het is meer dan een gezellige
kennismaking met een kopje koffie. Het gaat niet alleen over koetjes en
kalfjes, maar het is minder dan een sollicitatiegesprek, want de Tweede
Kamer stelt deze personen niet aan. In de handleiding staat dan ook:
"Van het uitspreken van een oordeel of stemming over de beoogde
bewindspersonen na afloop van de hoorzittingen zal geen sprake zijn,
gelet op de vertrouwensregel en de grondwettelijke bevoegdheid van de
regering tot het benoemen van ministers en staatssecretarissen." Het is
dus geen kennismaking en geen sollicitatie. Het leidt niet tot een
oordeel of een stemming. Het is dus eigenlijk net niks wat de SP
betreft, en het past ook niet.
De SP heeft niet meegedaan aan deze eerste ronde van hoorzittingen. Wel
hebben we het democratisch genomen besluit om dit te gaan doen,
gerespecteerd. Ik heb zelf als toenmalig voorzitter van de commissie
Justitie en Veiligheid enkele hoorzittingen voorgezeten. We gaan daar
dus ook helemaal niet flauw over doen. Maar nu de vraag opnieuw
voorligt, steunt de SP opnieuw het hele concept van de hoorzittingen
niet, om de redenen die ik gaf. Ik zie ook niks in de genoemde functie
van screening. Want ik ben toch helemaal niet in staat om met enkele
vragen de geschiktheid of de integriteit van kandidaat-bewindspersonen
te toetsen? We mogen er toch van uitgaan dat kandidaten goed gescreend
zijn door mensen die wel over die informatie beschikken. Je maakt de
Tweede Kamer hiermee medeverantwoordelijk voor fouten en
onzorgvuldigheden bij de selectie van kandidaten. Dat vind ik ook
onzuiver. Dat moeten we gewoon echt niet doen.
Er komt voor mijn fractie nog iets bij. Misschien is dat voor mij
persoonlijk. Dat weet ik niet. Ik herinner me heel goed die week van die
hoorzittingen. We hadden op dat moment een belangrijk wetgevingsoverleg,
namelijk het verantwoordingsdebat over het jaarverslag en de slotwet
Justitie en Veiligheid. Ik zie mevrouw Michon-Derkzen knikken. Dat ging
over miljarden. Is het geld goed besteed? Zijn de doelen behaald? Het
ging echt over miljarden. Het aantal aanwezige Kamerleden? Drie. Het
aantal aanwezige journalisten? Nul. Maar de zaal ernaast zat bomvol, met
camera's erbij en met journalisten. Het kon niet op. Er waren meer dan
tien Kamerleden. Ze waren daar allemaal, want er was een hoorzitting
bezig met een kandidaat, terwijl dat dus eigenlijk helemaal nergens over
gaat. Ja, misschien had de media de hoop op wat spektakel.
In de handleiding staat expliciet: "Er kan worden besloten andere
commissieactiviteiten op te schorten voor het inplannen van de
hoorzittingen en ook plenaire vergaderingen dienen te worden afgestemd
op de hoorzittingen". Sorry, het moet eigenlijk niet gekker
worden.
Voorzitter. We kunnen als Tweede Kamer echt beter dan dit. Laten we niet
zelf het circus organiseren. Een hoorzitting dreigt een soort talkshow
te worden, waarin handigheid het wint van de inhoud. Er is al genoeg
ophef en sensatie. Daar hoeven we niet per se aan bij te dragen. We
hebben hier minder van nodig in plaats van meer. Dus noem mij ouderwets,
maar ik gun ons als parlement wat parlementaire saaiheid en
degelijkheid, met wetten, debatten over beleid, diepgravende onderzoeken
en echte oplossingen voor echte problemen van mensen. Daar kunnen we
onze tijd goed voor gebruiken.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan nu luisteren naar mevrouw Lahlah. Zij
spreekt namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens de laatste kabinetsformatie heeft de
Kamer voor het eerst gebruikgemaakt van het instrument van hoorzittingen
voor kandidaat-bewindspersonen. Dit experiment, ingevoerd na een breed
gesteunde motie, heeft ons als Kamer waardevolle inzichten gegeven in de
mogelijkheden maar ook in de beperkingen van dit instrument. Daarnaast
heeft ook de samenleving een beter beeld gekregen van de wijze waarop
bewindspersonen worden benoemd. Deze personen, die vaak voorafgaand aan
de start van een kabinet helemaal niet bekend zijn in de samenleving,
zullen in de jaren daarop heel vaak in de media verschijnen. Enerzijds
biedt het Kamerleden dus de kans om de beoogd bewindspersonen te
bevragen op eerdere uitspraken en handelen, wat bijdraagt aan meer
transparantie en publieke controle.
Anderzijds constateert ook mijn partij dat de Kamer geen formele rol
speelt in de benoeming van bewindspersonen. De eindverantwoordelijkheid
ligt immers bij de coalitiepartijen, bij de formateur en uiteindelijk
bij de Kroon. Maar dat is niets nieuws, want dat wist de Kamer anderhalf
jaar geleden ook al, toen een ruime meerderheid voor de motie stemde.
Verder bleek dat sommige hoorzittingen nauwelijks — ik zou willen
zeggen: minder — meerwaarde hadden. Beoogde bewindspersonen kwamen met
ontwijkende antwoorden en de samenwerking tussen fracties om een
diepgravend inhoudelijk gesprek te voeren, kon beter. Maar dat neemt
niet weg dat er juist ook hoorzittingen waren waarin echt hele mooie
gesprekken ontstonden tussen de Kamer en de beoogd
bewindspersonen.
Mijn fractie vond, in tegenstelling tot mevrouw Postma van NSC, die nu
net wegloopt, daarnaast het ontbreken van een hoorzitting met de beoogd
premier een gemiste kans, zeker bij een politiek onbekende kandidaat,
zoals in dit geval. Een van de argumenten om geen hoorzitting met de
beoogd premier te houden, was dat deze persoon in de campagne al volop
in beeld is geweest als lijsttrekker van doorgaans de grootste partij.
Daar was nu echter geen sprake van. Een hoorzitting had dus wel degelijk
toegevoegde waarde kunnen hebben. Wat ons betreft zou het goed zijn om
dit alsnog te regelen. Ik wil graag een reactie van de
Kamervoorzitter.
Voorzitter. Alles afwegende ziet mijn fractie meer kansen dan bezwaren.
Hoorzittingen kunnen bijdragen aan een betere toegankelijkheid van de
politiek en ze vergoten het vertrouwen in onze democratie. Het geeft een
krachtig signaal dat de Kamer serieus werk maakt van haar controlerende
taak, vooral wanneer er een bredere samenwerking is tussen oppositie en
coalitie. We hebben immers als gehele Kamer belang bij een goede en
inhoudelijke kennismaking met de beoogde bewindspersonen.
Concluderend is GroenLinks-PvdA dan ook een voorstander van het
continueren van het instrument hoorzitting. Ik hoop van harte dat een
meerderheid van de Kamer dit ook is. Ik ben ervan overtuigd dat we dan
als Kamer én als samenleving meer betrokken zijn bij de formatie van een
nieuwe kabinetsploeg.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Michon-Derkzen.
Zij spreekt namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een korte bijdrage. In oktober 2023 heeft
mijn fractie tegen de motie-Sneller gestemd. Wij waren en zijn tegen de
hoorzittingen vanwege allerlei argumenten die hier al zijn gewisseld. De
heer Diederik van Dijk zei het mooi. Ook in de bijdrage van de heer Van
Nispen kon ik mij zeer vinden. De Kamer heeft formeel geen rol om over
de geschiktheid of over de kwaliteit van beoogde bewindspersonen een
oordeel te vellen, dus doe ook niet alsof je dat wel hebt. Ik was ook
zeer voor een van de voorstellen van de werkgroep-Van der Staaij,
namelijk om met een nieuwe bewindspersoon een hoofdlijnendebat te
hebben, zodat je op korte termijn al met elkaar over de inhoud kan
praten. Ik ben zeer voor informele kennismakingen na benoeming, maar om
nou vóór de benoeming, die door de Kroon geschiedt, semisollicitaties en
semikennismakingen te houden, met alle druk van dien, en als Kamer een
schepje op die hele spektakelpolitiek te doen, waar we toch al met z'n
allen in zitten, daar is mijn fractie zeer op tegen. Elk voorstel dat
vanmiddag langs zal komen om te stoppen met hoorzittingen zal mijn
fractie steunen.
Daar wil ik het bij laten.
De heer Sneller (D66):
Ik wil alleen tegen collega Michon-Derkzen zeggen dat we het de
afgelopen jaren steeds 180 graden oneens zijn geweest op dit onderwerp,
maar dat ik wel heb gewaardeerd hoe collega Michon-Derkzen, ook in
commissie voor de Werkwijze, heeft meegewerkt aan het zorgen dat we het
op een goede manier organiseren en aan het op een goede manier
interpreteren van de motie. Dat heb ik gewaardeerd.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nou, graag gedaan. Een compliment van de heer Sneller.
Overigens moet ik niet met de heer Sneller in debat gaan, zeg ik via de
voorzitter, maar ik vind dat we hier ons aan die staatsrechtelijke
regels moeten houden, omdat het al moeilijk zat is om binnen de regels
die we met elkaar hebben te werken, zowel binnen de wet als binnen onze
eigen regels in het Reglement van Orde. We moeten ervoor zorgen dat we
zo netjes mogelijk ons werk doen. Daarmee vind ik het wel, met alle
goede bedoelingen van de heer Sneller, opmerkelijk dat hij zo zo'n vurig
pleidooi blijft houden voor de hoorzittingen, terwijl hij toch altijd,
met alle boeken op zijn desk, voor alle bestaande regelgeving is. Daar
wil ik hem ook mee complimenteren; daar blijft hij gewoon tot het einde
mee doorgaan. Maar dat doe ik dan ook.
De heer Van Nispen (SP):
Mooi, dit soort complimenten. Ik heb een vraag over een voorstel dat
mevrouw Michon-Derkzen doet, namelijk het voorstel voor een
hoofdlijnencommissiedebat kort na het aantreden van de bewindspersoon.
Mogelijk — ik weet dat niet — kan dat deels het karakter gaan dragen van
een kennismaking of het uit de wereld helpen van bepaald gedoe. Maar het
kan voor degenen die dat willen vooral ook over de inhoud van beleid
gaan. Er is dan een regeerprogramma of een coalitieakkoord en er is een
persoon die dat kan verdedigen. Per beleidsterrein kan je dan dus een
soort commissiedebat hebben over de hoofdlijnen van het beleid van de
komende jaren. Heb ik dat voorstel van mevrouw Michon-Derkzen zo goed
begrepen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben dat een keer gedaan bij de commissie voor Justitie en
Veiligheid, waar de heer Van Nispen en ik allebei in zitten. Daar hebben
we op een bepaald moment na het verschijnen van het hoofdlijnenakkoord
of het regeerprogramma — het heeft altijd weer een andere naam — een
hoofdlijnendebat gehad over specifieke thema's. Ik vond dat toen goed en
nuttig. Het was ook echt op de inhoud. We konden over en weer echt even
elkaar de nieren proeven op de inhoud. Dat is ons werk. We moeten
inhoudelijk ons werk doen. We moeten ervoor zorgen dat er oplossingen
komen voor de problemen in ons land. Wij gaan hier als commissie zelf
over. Ik zal in de commissie een dergelijk voorstel niet blokkeren. Ik
vind dit juist goed.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng en de antwoorden op de interrupties. We gaan
luisteren naar mevrouw Wijen-Nass namens BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. BBB is mede opgericht om het
vertrouwen van burgers in de politiek te herstellen. Dat willen we doen
door burgers meer te betrekken bij beleid en door transparantie te
vergroten. Ook nieuwe ideeën kunnen helpen om de oude bestuurscultuur te
doorbreken. Toen de motie van de heer Sneller om
kennismakingshoorzittingen in te voeren, werd ingediend, steunde mijn
fractie deze dan ook. We zagen hierin een kans om transparantie te
bevorderen en de bestuurscultuur te vernieuwen. Het zou ook mogelijk
moeten zijn om zo'n doel te bereiken met hoorzittingen. Maar we moeten
vaststellen dat de praktijk weerbarstig is. Daarbij hoort ook reflectie.
Hoewel we destijds hebben ingestemd met het organiseren van
hoorzittingen, constateren we met teleurstelling dat ze niet het
gewenste effect hebben gehad. Want wij vinden dat ze, in plaats van bij
te dragen aan vertrouwen en openheid, hebben geleid tot meer
polarisatie. Na de coalitieonderhandelingen verdeelt dit huis zich
standaard in coalitie en oppositie, zelfs met een extraparlementair
kabinet. Door die hoorzittingen wordt dat alleen maar versterkt. Van het
uitspreken van een oordeel of stemming zou geen sprake zijn in de
hoorzittingen, ook gelet op de vertrouwensregel en het grondwettelijke
stelsel rondom de benoeming van de bewindspersonen.
Maar de hoorzittingen zijn niet echt een kennismaking geworden.
Oppositiepartijen konden inhakken op kandidaat-bewindspersonen en na de
volgende verkiezing kan het natuurlijk weer omgekeerd zijn. Dat is geen
transparantie of breken met de oude bestuurscultuur. Dat is met een
nieuw instrument de oude bestuurscultuur voortzetten. Voor de mensen
thuis kan het een boeiend spektakel zijn, maar het draagt niets bij aan
het herstel van vertrouwen in de politiek, integendeel. Het voedt de
polarisatie en schaadt het aanzien van het huis. Vertrouwen winnen we
niet door kandidaten af te rekenen op een oude tweet of een uitlating
uit het verleden. Vertrouwen winnen we door bewindspersonen te
beoordelen op wat zij daadwerkelijk presteren.
Voorzitter. Hoorzittingen zijn niet bedoeld als een overhoring over
zaken uit het verleden, maar dat gebeurde wel. Het veranderde in een
podium voor kritiek, soms met meer aandacht voor het effect op de eigen
achterban dan op de inhoud. Dat kan een ontmoedigend effect hebben. Dat
is niet de bedoeling van zo'n kennismaking. Natuurlijk mag zo'n
hoorzitting kritisch zijn, maar er is wel een grens. Ik ben benieuwd
waar die grens ligt, meneer de voorzitter. Daar zou ik straks graag een
antwoord op krijgen.
Tot slot. Mijn fractie zal de motie van de heer Diederik van Dijk
steunen. Ik heb die zojuist ook mee ondertekend.
Dank u wel.
De voorzitter:
Een ogenblik. De heer Sneller heeft nog een vraag aan u.
De heer Sneller (D66):
We hadden de commissie voor de Werkwijze op 22 oktober. Daar zei de
fractiegenoot van mevrouw Wijen-Nass: BBB is ervoor om dit voort te
zetten. Dus het is niet alleen zo dat de motie is gesteund door BBB,
maar nadat we de evaluatie hadden gekregen zei ook BBB: we moeten ermee
doorgaan. Ik vraag me af wat er sindsdien dan is gebeurd.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We hebben het hier als fractie op een later moment nog uitgebreid over
gehad. Wat ik zojuist heb genoemd, was voor ons eigenlijk de aanleiding
om te zeggen: we willen dit toch liever niet doorzetten. Dat was wat een
meerderheid van de fractie vond. We vinden het geen toegevoegde waarde
hebben. Het kost heel erg veel tijd en het is meer een spektakel. Dat is
de reden dat de BBB toch tegen het voortzetten van deze hoorzittingen
is.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan tot slot in deze termijn luisteren naar
mevrouw Inge van Dijk. Zij spreekt namens de fractie van het Christen
Democratisch Appèl, ook wel bekend als het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Er ligt een aangenomen motie om hoorzittingen
met toekomstige bewindspersonen toe te voegen aan de werkwijze van de
Kamer, een motie waar het CDA tegen heeft gestemd. Dit debat geeft ons
de kans om nog een keer goed uit te leggen waarom we vinden dat deze
hoorzittingen niet bijdragen aan waar het om zou moeten draaien in de
Kamer, namelijk het vertegenwoordigen van de Nederlandse bevolking en
het bewaken van de democratie.
De hoorzittingen vervullen geen functie in ons democratisch proces. Er
volgt geen wijziging van een wet en ook de samenstelling van het kabinet
staat niet ter discussie. Dat is anders in het Europees Parlement, waar
hoorzittingen wél een nuttige functie hebben. Daar worden aanstaande
Eurocommissarissen gegrild en er volgt een stemming. In Nederland werkt
het anders. Hier geldt de vertrouwensregel. Bewindspersonen genieten het
vertrouwen tot het tegendeel is bewezen. De beoordeling van de
integriteit en geschiktheid is een taak van de formerende partijen en de
formateur. De grondwettelijke bevoegdheid tot het benoemen van ministers
en staatssecretarissen ligt bij de regering. Dit is de reden waarom er
niet gestemd wordt bij onze hoorzittingen. De enige rol die de
hoorzittingen in de Nederland dus vervullen, is die van een
kennismakingsgesprek.
Voorzitter. Door zo'n kennismakingsgesprek dik aan te zetten, zoals we
bij de hoorzittingen doen, wekken we de schijn van versterking van de
parlementaire controle of versterking van de democratie en de
rechtsstaat. Het risico van lege spektakelpolitiek ligt op de loer omdat
het formeel geen functie vervult, maar wel de indruk moet achterlaten
dat er wat belangrijks gebeurt, namelijk inhoudelijke parlementaire
controle, terwijl daar geen sprake van is. Transparantie is het doel,
maar verwarring en afleiding zijn het resultaat van de hoorzittingen.
Natuurlijk kunnen kennismakingsgesprekken nuttig zijn, maar dat kan ook
achteraf, direct na aantreden.
Voorzitter. Ik heb nog één vraag voor u. In de opzet van de
hoorzittingen staat als doel van de hoorzittingen dat het gaat om
bewindspersonen te bevragen naar hun geschiktheid en motivatie.
Tegelijkertijd staat er dat er geen sprake zal zijn van het uitspreken
van een oordeel of stemming over de beoogde bewindspersonen na afloop
van de hoorzitting, gelet op de vertrouwensregel en de grondwettelijke
bevoegdheid van de regering tot het benoemen van ministers en
staatssecretarissen. Er staat hier "zal geen sprake zijn", maar ik neem
aan dat er "kan geen sprake zijn" bedoeld wordt. Dit raakt precies de
kern van de vertrouwensregel.
Dank je wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. We zijn aan het einde van de eerste
termijn van de zijde van de Kamer. De Voorzitter, en dan bedoel ik de
heer Martin Bosma als voorzitter van de commissie voor de Werkwijze,
heeft aangegeven direct zijn beantwoording te kunnen geven. We gaan ook
naar hem luisteren. Ik zal hem met de heer Bosma aanspreken, anders
wordt het, ook in de Handelingen, wat verwarrend wie nou op welk moment
de voorzitter is. Dus ik geef het woord aan de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
U zit toch een beetje in mijn stoelpoten te zagen; ik hoor het al. Fijn
om eens in vak K te staan. De zaal weer eens van deze kant bekijken,
geeft toch een geheel ander perspectief. Ik begin maar vast.
Er is een lastige vraag gekomen van mevrouw Postma over het aantal
views. Op de achtergrond is de DVR aan het tellen. Wellicht is er aan
het eind van mijn verhaaltje een antwoord op mijn app verschenen. Zo
niet, dan laat ik u dat schriftelijk weten, zoals men vaak zegt in vak
K. U ziet dat ik al helemaal groei in mijn rol die bij deze plaats
hoort.
Vandaag doen we iets wat we niet te vaak moeten doen, namelijk over
onszelf praten. Maar ik denk dat het toch nuttig is dat we dat even
doen. Het gaat toch om een belangrijk onderwerp. Ik moet eerlijk zeggen
dat het wel een onderwerp naar mijn hart is, want hier ging mijn
maidenspeech over in het jaar onzes Heren 2007. Toen lag er een voorstel
— let op: de voorzitter zit agressief ja te knikken — van mevrouw Femke
Halsema om hoorzittingen te houden en om dat meteen vast te leggen in
het Regelement van Orde. Het was dus iets anders dan het voorstel van de
heer Sneller.
Net zoals vandaag de groten uit de Nederlandse politiek bijeen zijn
gekomen in deze zaal, was dat in 2007 ook zo. Toen waren meneer
Pechtold, meneer Van der Staaij, Halbe Zijlstra, Agnes Kant, Jan de
Vries en Wijnand Duyvendak er. Femke Halsema stond op deze plaats,
natuurlijk toen nog op het Binnenhof. Wie zat er achter haar? Een jonge
en veel belovende beleidsmedewerker: de heer Tom van der Lee. Hij heeft,
denk ik dan, een zekere vinger in de pap gehad bij het schrijven van dat
voorstel. Het is leuk dat we hier vandaag dan weer in deze verhoudingen
zijn. Ik heb nog even gekeken naar wat ik toen allemaal voor briljante
dingen heb gezegd over dat voorstel. Ik moet het toch even vertellen. Er
is door mij een zinnetje uitgesproken dat sindsdien weinig meer heeft
weerklonken, namelijk: de Partij voor de Vrijheid steunt mevrouw
Halsema. Ja, het kan aan alle kanten verkeren. Maar zo is het wel
gegaan.
De voorgeschiedenis van wat we vandaag bespreken, kent u natuurlijk
allemaal. De motie-Sneller die bij meerderheid is aangenomen, is
vervolgens door ons als Kamerorganisatie uitgevoerd, loyaal en vol
liefde. We hebben een handleiding geschreven. Dat was ook nog wel even
ingewikkeld. We hebben de voorzitters geïnstrueerd. Zij moesten iets
doen wat ze nog nooit gedaan hadden, namelijk zo'n
kennismakingshoorzitting voorzitten. We moesten veel schuiven met
zaaltjes, want er was al een programma. We moesten contact opnemen met
de kandidaat-bewindspersonen. Er moest natuurlijk geschakeld worden met
Algemene Zaken et cetera.
Ik stel vast dat dat in organisatorisch-formele zin allemaal goed is
gegaan. De Kamerorganisatie heeft dat in voldoende mate opgepakt. Ik
onthoud me verder van een kwalitatief oordeel over hoe dat gegaan is. De
Kamer is verdeeld over hoe dat inhoudelijk is gegaan. Ik heb met veel
belangstelling uw waardeoordelen beluisterd. De commissie voor de
Werkwijze heeft een aantal keren gekeken naar die hoorzittingen. De
eerste keer was de commissie ernstig verdeeld. De heer Sneller wilde het
uiteraard zo stevig mogelijk opzetten. Mevrouw Michon stond precies aan
de andere kant en zei: we moeten het helemaal niet doen. Dat was na de
motie-Sneller. Vervolgens is daar chocola van gemaakt door de griffier
van de commissie voor de Werkwijze, de heer Miguel Israel, die sindsdien
verdwenen is uit de Kamerorganisatie en die we nog steeds naarstig
missen. Daar is een compromis uitgerold, waar bijvoorbeeld, mevrouw
Lahlah, in stond dat de minister-president niet zou worden gehoord. Ik
heb toen als Voorzitter dat compromis verdedigd. Dat is uitgevoerd en
dat is wat hier uiteindelijk is gebeurd.
Vervolgens, nadat de hoorzittingen gehouden waren, hebben wij een
ambtelijke terugblik geproduceerd, waarin bijvoorbeeld staat dat het
heeft bijgedragen aan de transparantie. Voor de rest hebben we ons
onthouden van een oordeel. U heeft de brief gelezen: we hebben gezien
dat er een meerderheid was in de commissie voor de Werkwijze, dus we
hebben gezegd dat het gewoon kan voortgaan. Dat is het punt waarop wij
staan. Het Presidium heeft het aan de commissie voor de Werkwijze
gevraagd. Die brief kwam op de stemmingslijst terecht. Toen ontstond een
zekere commotie en wilden allerlei fracties daar iets over zeggen. Zo
zijn we vandaag hier gekomen. Mijn positie als Voorzitter is duidelijk,
namelijk: luister gewoon naar de meerderheid. Als de meerderheid zegt
hoorzittingen te willen doen, dan doen we het. Als de meerderheid zegt
ze niet te willen, dan doen we het niet. Ik leg me gewoon neer bij die
meerderheid. Ik verdedig het compromis zoals dat is neergezet door de
commissie voor de Werkwijze.
Er waren 126.000 views voor alle hoorzittingen. Ik weet niet of dat heel
veel of heel weinig is, maar dit zijn de cijfers. Hebben mensen met
plezier gekeken? Bij kijkcijfers hoort vaak ook waardering. Dat weet ik
niet. Dit is eigenlijk wat ik u vandaag heb willen vertellen.
Er was nog een vraag van mevrouw Postma over bewindspersonen die niet
willen. Daar hebben we niets over vastgelegd. Daarover staat niets in de
motie. Als ze niet willen, denk ik dat ze ook niet verplicht zijn om te
komen. Dat is de stand van zaken.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik vind dit antwoord wel komisch. Ik vond de vraag al bijzonder. Dat is
nou precies het hele punt. Het zijn geen bewindspersonen, het zijn
gewoon burgers. Die kun je natuurlijk nooit dwingen om te komen
opdraven.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geeft dat ook eigenlijk niet een beetje aan dat we ons bezighouden met
een bijzondere figuur?
De heer Martin Bosma (PVV):
Een "bijzondere figuur" is al te zeer een waardeoordeel. Dat zult u niet
van mij horen. U heeft het standpunt gehoord van de commissie voor de
Werkwijze.
Tot zover mijn bijdrage, meneer de voorzitter.
O ja, ik wil nog één ding aan u vragen. Dat is om duidelijk te zijn. Als
we gaan stemmen over de brief van de commissie voor de Werkwijze en u
die verwerpt, heeft u alleen een brief verworpen. Dan weten we niet wat
we moeten doen. Ik hoop dus dat u duidelijk zult zijn. Ik hoop dat dat
gebeurt — dat lijkt mij het meest logische — in de vorm van een motie,
zodat wij als Presidium weten waar we aan toe zijn.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Bosma en daarmee ook aan de voorzitter van de commissie
voor de Werkwijze en de Voorzitter van de Kamer. We gaan wat mij betreft
gelijk door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Dan kom ik
als eerste spreker weer uit bij de heer Sneller, die het woord voert
namens de fractie van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Het is goed dat we dit debat hebben gehad en dat de
meningen transparant op tafel liggen. Eigenlijk zijn er volgens
tegenstanders twee redenen om het af te schaffen: deels de kwaliteit en
deels de staatsrechtelijke inpasbaarheid. Ik constateer gewoon dat in
het kader van die staatsrechtelijke inpasbaarheid eigenlijk door niemand
concreet hard wordt gemaakt wat er nou misgaat of waarom het niet werkt.
Volgens mij hebben we laten zien, zoals ook uit de evaluatie blijkt, dat
het gewoon goed heeft gefunctioneerd en dat de vertrouwensregel op geen
enkele manier geweld aan is gedaan. Je kunt altijd vragen stellen over
de kwaliteit van de vragen en, zoals de heer Van Nispen terecht zei,
over de kwaliteit van de antwoorden. De ene was beter dan de andere, dus
dat is volgens mij onvoldoende reden om ervan af te stappen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We gaan toch even lekker door op dat staatsrecht, nu we hier zijn. Het
staatsrecht regelt ook de verhouding tussen Kamer en kabinet. Tussen
Kamer en kabinet hebben we de ongeschreven regel van de
vertrouwensregel. De hoorzittingen zijn daarmee niets. Het zijn
gesprekken tussen beoogde bewindspersonen, mensen zonder enige titel of
gewicht, en de Kamer. Daarmee is het niets. Omdat je het voorafgaand aan
de benoeming door de Kroon doet, heeft het het karakter van: nou, we
zullen nog wel even zien hoe u ervoor staat. Je kunt precies zo'n zelfde
gesprek voeren na de benoeming. Dan heeft het een heel ander karakter.
De heer Sneller doet dit in zijn voorstel juist vóór de benoeming.
Daarmee wekt hij de indruk dat er wel degelijk consequenties kunnen
zitten aan dit soort vragenrondes. Die zijn er niet in de verhouding
Kamer-kabinet of -beoogd kabinet, maar die gaan via de media natuurlijk
wel spelen. Dat is er staatsrechtelijk onjuist aan.
De heer Sneller (D66):
Via de media is iets opeens staatsrechtelijk onjuist? Dat is niet het
staatsrecht. De vertrouwensregel betreft het verkeer tussen Kamer en
kabinet. Nu komt er een soort U-bocht dat de media mee zouden kijken en
dat dit het staatsrechtelijk problematisch maakt. Het is toch een
tamelijk zwak argument om het staatsrechtelijke probleem via die bocht
te moeten zoeken.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Hierop doorgaand: er is dus geen enkel staatsrechtelijk argument te
noemen om het juist wel voorafgaand aan de benoeming te doen, omdat de
Kamer geen enkel instrument heeft om er consequenties aan te verbinden.
Het is dus puur een kennismaking. Het is altijd goed om kennis te maken
met wie dan ook in het leven. Maar het doet niks. Het doet dus niks in
de verhouding tussen Kamer en beoogd bewindspersoon. Daarom vind ik het
ook vreemd dat u dat zelf blijft verdedigen. Daarmee is het niks. Omdat
het vóór de benoeming door de Kroon is, wordt er wel gewicht aan
toegekend. Dat is onjuist. Dat is mijn verhaal.
De heer Sneller (D66):
De enigen die de suggestie wekken dat er hierin iets met de
vertrouwensregel is en dat wij daar nog mensen gaan wegsturen of iets
dergelijks, zijn degenen die er niet aan willen, die tegenstander zijn
van die hoorzittingen. Ik wek die suggestie niet. Volgens mij heb ik
steeds gezegd: het is het midden tussen een kennismaking en een
sollicitatiegesprek. Wij stemmen uiteindelijk niet. Dat staat ook heel
netjes in die handreiking. Er is uiteindelijk geen stemming of zo.
Volgens mij zijn het juist mevrouw Michon-Derkzen en de anderen die
ervanaf willen, die stellen dat het staatsrechtelijk een probleem is.
Nou, dan mag die kant stellen wat het probleem is en dan is het: de
vertrouwensregel is nog niet in werking getreden. Nee, dat heb ik ook
nooit gezegd. We hebben gewoon een hoorzitting met de
kandidaat-bewindspersonen. Dat is heel goed gegaan.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot. Het is niet het begin van een sollicitatiegesprek. Het is een
kennismaking. Die kennismaking kan ook heel goed nadat alle
bewindspersonen zijn benoemd. Dat is wat ik hier tot slot op wil zeggen.
Meneer Sneller keert het om en zegt: omdat u niet zegt waarom het
staatsrechtelijk verboden is, moet het mogelijk zijn. Nee,
staatsrechtelijk is het niks en wordt het ook niks, dus kan je het net
zo goed niet doen. Dat is mijn portee.
De heer Sneller (D66):
Maar dus is het staatsrechtelijk geen probleem, tenzij iemand mij
aanwijst wat nou staatsrechtelijk het probleem is. Dat doet ook mevrouw
Michon-Derkzen niet. Mevrouw Michon-Derkzen vraagt mij om uit te leggen
waarom het staatsrechtelijk iets is waarvan ik niet pretendeer dat het
het is. Dat is natuurlijk een onmogelijk verhaal.
De heer Markuszower (PVV):
Verdergaand op dat pretenderen: de heer Sneller zegt zelf dat dit ergens
tussen een kennismaking en een sollicitatie in zit. Bij een sollicitatie
is het in de volksmond zo dat je ergens op solliciteert en het dan wordt
als de sollicitatiecommissie je goed acht. De Kamer, zo is al gezegd,
gaat helemaal niet over wie bewindspersoon wordt, alleen maar over wie
bewindspersoon blijft. Dat is de vertrouwensregel. Door de suggestie te
wekken dat het bijna een sollicitatiegesprek is, tegen een
sollicitatiegesprek aanhikt of ergens in het midden tussen een
kennismaking en een sollicitatie zit, kan je zeggen of zou je kunnen
deduceren dat onze Grondwet of ons staatsrecht niet goed geregeld is en
dat je dus een Kamer, een sollicitatiecommissie of een hoorzitting nodig
hebt om het allemaal rond te breien. Er is alleen maar een probleem bij
mensen die er een probleem in willen zien. Dat ben ik met de heer
Sneller eens. De heer Sneller ziet er geen probleem in. Ik zag er ook
geen probleem in. Daarom heb ik ingestemd met het experiment. Maar
inmiddels kan je wel zeggen, zeker als de heer Sneller persisteert in de
kwalificatie dat het toch bijna een sollicitatie is, dat we eigenlijk
nieuw staatsrecht gaan schrijven. Daar doen wij niet aan mee.
De heer Sneller (D66):
Het is niet bijna een sollicitatiegesprek. Dat is wat de heer
Markuszower ook terecht zegt. Als je zegt dat het ergens daartussenin
zit, geef je daarmee ook aan hoever het is van alleen maar een
kennismakingsgesprek, want in de toekomst zal er wel een
vertrouwensregel in werking treden met degenen die te gast zijn voor
deze hoorzitting. Dat geeft het natuurlijk toch een uniek karakter. Dat
is wat ik geprobeerd heb tot uitdrukking tot brengen met die
kwalificatie. Dat is, denk ik, ook reëel.
De voorzitter:
U was bijna klaar met uw tweede termijn?
De heer Sneller (D66):
Nee, ik had nog 37 seconden van u, voorzitter. We horen ook argumenten
met een beetje een valse tegenstelling: als we dit afschaffen, dan zou
iedereen ineens bij wetgeving zijn. Ja, sorry hoor. Dat is natuurlijk
niet wat er gaat gebeuren. Dat komt dan van de partijen die wegblijven,
maar wel kijken en het dan een "talkshow" noemen. Dat is toch ook wel
fraai! Die toon werd gezet door de heer Van Nispen zelf.
Ten slotte, voorzitter. Ik moest echt denken aan de motie-Kolfschoten
…
De voorzitter:
Een ogenblik dan, want u spreekt de heer Van Nispen aan en die wil daar
nog even iets over zeggen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik kan best tegen een stootje, zeker van de heer Sneller. Ik vind het
allemaal prima. Maar je kunt de SP niet verwijten op de een of andere
manier inconsistent te zijn of niet open te zijn over de redenen van
wegblijven. Bovendien neem ik als toenmalig voorzitter mijn
verantwoordelijkheid om bij te dragen aan iets waar ik het niet mee eens
ben, maar waar een democratische meerderheid voorstander van was. Ga mij
dus nou niet verwijten dat ik daar niet bij aanwezig was. Om die reden
heb ik dat natuurlijk ook kunnen zien.
Dan stelt de heer Sneller dat ik zou hebben gezegd dat als we dit
afschaffen, iedereen dan weer aanwezig is bij wetten. Wanneer heb ik dat
gezegd?
De heer Sneller (D66):
Nee, ik zeg dat u de valse tegenstelling creëert met het
wetgevingsoverleg en dan we dit soort dingen minder nodig hebben en
wetgeving meer. Ik ben het van harte met de heer Van Nispen eens dat we
meer aandacht voor wetgeving moeten hebben. Maar de heer Van Nispen
creëert in zijn inbreng een soort valse tegenstelling. De suggestie
wordt gewekt door de heer Van Nispen dat als we dit afschaffen, we dan
wel opeens met z'n tienen bij zo'n wetgevingsoverleg zitten. Ik vrees
dat dat gewoon niet het geval is. Dat is ook een slechte reden om te
zeggen dat we daarom van de hoorzittingen af zouden moeten.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is dus precies wat ik niet heb gezegd. Ik heb meerdere argumenten
gegeven. Ik heb gezegd dat ik vind dat het niet binnen onze
staatsrechtelijke verhoudingen past en dat het in ieder geval niks
toevoegt, om even weg te blijven bij het vorige debat of het wel of niet
regelrecht in strijd is met. Ik vind het in ieder geval niks toevoegen,
omdat ik vind dat het niet past.
Ten tweede heb ik gezegd dat ik vind dat wij medeverantwoordelijk worden
voor een soort screening, terwijl je helemaal niet beschikt over die
informatie. Ons wordt zelfs verweten: waarom heb je dat toen niet
gevraagd over die belangen en die zakelijke verhoudingen? Hoe kun je dat
nou toch weten? Dat vind ik er ook problematisch aan.
Ten derde komt daar nog mijn persoonlijke frustratie bij dat er nul
aandacht was voor een belangrijk wetgevingsoverleg dat over miljarden
ging. Er waren drie mensen vanuit de Kamer en nul journalisten. Maar in
de zaal daarnaast was er volop aandacht voor het politieke theater
waarvan ik inderdaad vond dat het het karakter van een talkshow had. De
persoon die het meest handig was, kwam er leuk uit. Die maakte een
grapje hier en daar, een kwinkslag en die deed het leuk in de media. Dat
vind ik het karakter hebben van een talkshow. Dat vind ik niet passen
bij de Tweede Kamer. Ik heb nergens gezegd dat als we dat afschaffen, er
weer tien Kamerleden bij het wetgevingsoverleg zitten. Ik weet ook wel
hoe het werkt. Maar het heeft mij gestoord: de aandacht vanuit de Kamer
en vanuit de media, wel voor die hoorzittingen en niet voor dat
belangrijke wetgevingsoverleg. Gun mij dus even om die persoonlijke
frustratie te uiten. Dat speelde bij mij mee, maar dat was geen
hoofdargument. Ik denk dat de heer Sneller dat heel goed heeft
gehoord.
De heer Sneller (D66):
Ja, we hebben die andere argumenten de revue laten passeren. Daar hebben
we het uitgebreid over gehad en daar ben ik het voornamelijk mee
oneens.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Sneller (D66):
Laten we inderdaad hopen dat er meer aandacht is van zowel de Kamer als
de media voor wetgeving. Ik denk alleen dat sommige van deze
hoorzittingen tekort wordt gedaan door ze weg te zetten als een
talkshow, dat wat ze hebben gebracht tekort wordt gedaan door het op die
manier te diskwalificeren en dat dat onnodig is. Ik ben blij dat de heer
Van Nispen de suggestie heeft weggenomen.
De motie-Kolfschoten ging in 1971 erover dat we de kabinetsformatie
anders moeten aanvliegen, namelijk beginnen met een debat in de Kamer
voordat de Koning, destijds de toenmalige koningin, een formateur
benoemt. Dat mislukte en daarna heeft het heel lang geduurd voordat het
weer kwam. Nu is het staande praktijk geworden dat de Kamer het voortouw
heeft. Laten we hopen dat, nu de meerderheid waarschijnlijk besluit om
het niet te doen, we het ooit weer terugzien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Ik kijk naar de heer Markuszower. Die ziet af van
zijn tweede termijn. De heer Diederik van Dijk wil wel een tweede
termijn houden. Er was al sprake van een motie die hij in formele zin
nog niet heeft ingediend en hij is van plan om dat nu in tweede termijn
namens de SGP te doen. Gaat uw gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de heer Bosma voor zijn kwieke
beantwoording.
Voorzitter. Ik wil graag de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Kamer tijdens de afgelopen kabinetsformatie een
eerste proef heeft gedaan met hoorzittingen voorafgaand aan de benoeming
van bewindspersonen;
overwegende dat het belang van transparantie niet noodzaakt tot een
hoorzitting voorafgaand aan de benoeming van bewindspersonen;
constaterende dat de hoorzittingen en het vormen van een oordeel over de
geschiktheid van kandidaat-bewindspersonen niet passen binnen de
staatsrechtelijke kaders, aangezien de Kamer anders dan parlementen in
andere landen geen voorafgaande instemming verleent met de benoeming van
bewindspersonen;
constaterende dat de hoorzittingen het karakter van een kennismaking
droegen;
spreekt uit een openbare kennismaking niet voorafgaand aan de benoeming
van bewindspersonen te organiseren en niet het karakter van een
hoorzitting te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Van Nispen,
Michon-Derkzen, Grinwis en Wijen-Nass.
Zij krijgt nr. 104 (36471).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we naar de heer Van Nispen in tweede
termijn. Nee, die ziet daarvan af. Mevrouw Lahlah, ook geen tweede
termijn. Mevrouw Michon-Derkzen, niet. Mevrouw Wijen-Nass, nog wel. Dan
geef ik haar het woord namens de fractie van BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Allereerst wil ik de heer Bosma
bedanken voor zijn beantwoording en ook de commissie voor het gedane
werk. Ik wil toch nog één puntje benadrukken, meneer de voorzitter. We
kunnen wel willen dat er meer aandacht is vanuit de media en vanuit de
Kamer voor die WGO's bijvoorbeeld — dat was een heel terecht punt dat
werd aangeraakt — maar wat verwachten we als er in de zaal daarnaast dan
zo'n poppenkast wordt opgevoerd? Dat is ook precies de reden dat wij af
willen van deze hoorzitting en ook de motie van de heer Diederik van
Dijk hebben meeondertekend.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan kijk ik nog naar mevrouw Inge van Dijk. Zij
heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Er is één motie ingediend.
Dan moet ik toch even weer naar vak K kijken, want we hebben een heel
nieuwe wijze van het appreciëren van moties. Ik weet dat de Voorzitter
daarvoor geijverd heeft, dus ik ben benieuwd hoe hij deze motie gaat
appreciëren en daartoe geef ik hem het woord.
De heer Martin Bosma (PVV):
Wat leuk om dat eens te doen, voorzitter! Het is aan de Kamer om te
bepalen wat zij wil met deze hoorzittingen. Wij als Presidium zullen
daar uitvoering aan geven. Ik kan deze motie dan ook niet anders dan
oordeel Kamer geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan aanstaande dinsdag, 21 januari, stemmen over deze motie. We gaan
ook een tijdje schorsen, omdat het debat dat nog gaat plaatsvinden, de
tweede termijn, het vervolg van het debat over het rapport van de
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen, vervroegd is, maar niet
vroeger kan beginnen dan 19.15 uur in verband met de aanwezigheid van
drie bewindslieden. Het wordt dus een kwartiertje vervroegd, maar
vroeger dan dat lukt niet. Dus tot dat moment zijn we geschorst.
De vergadering wordt van 16.18 uur tot 19.16 uur geschorst.