Antwoord op vragen van het lid Lahlah over het bericht ‘Grondrechten onder druk: demonstratierecht splijt politiek en samenleving’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D01833, datum: 2025-01-20, bijgewerkt: 2025-01-21 10:39, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1071).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede namens: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z15079:
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: A. Lahlah, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1071
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Grondrechten onder druk: demonstratierecht splijt politiek en samenleving» (ingezonden 4 oktober 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 20 januari 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 391.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Grondrechten onder druk: demonstratierecht splijt politiek en samenleving»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Wat is uw definitie van een vreedzame demonstratie? Hoe ziet u de balans tussen handhaving van de openbare orde en het waarborgen van het recht op vreedzaam protest en hoe voorkomt u dat vreedzaam protest ten onrechte als ordeverstorend wordt gekwalificeerd?
Deelt u de mening dat de vrijheid om te demonstreren nooit afhankelijk mag zijn van de mate waarin het past binnen de over het algemeen gedeelde maatschappelijke consensus? Hoe gaat u ervoor zorgen dat juist ook ongemakkelijke, provocerende protesten hun plek behouden binnen onze democratie?
Hoe gaat u uw voornemen invullen om scherper onderscheid te maken tussen vreedzaam demonstreren en openbare ordeverstoringen? Wie bepaalt volgens u waar die grens ligt? En hoe gaat u voorkomen dat het criterium van «openbare ordeverstoring» steeds vaker en strakker wordt toegepast op protesten die politiek onwelgevallig zijn?
Antwoord 2, 3 en 4
Het kabinet wil kijken hoe er een scherper onderscheid gemaakt kan worden tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties. Het doel of de boodschap van een actie mogen geen rol spelen bij de beoordeling van een demonstratie. De concrete uitwerking van dit deel van het regeerprogramma zal mede gebaseerd worden op de uitkomsten van het eerder aangekondigde onderzoek dat wordt uitgevoerd via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).
Het demonstratierecht beschermt vreedzame demonstraties. Dat is een ruim begrip. Ook demonstraties die tot een ernstige verstoring van de openbare orde of het verkeer leiden kunnen vallen onder de reikwijdte van de bescherming van het demonstratierecht.2 Dit laat onverlet dat opgetreden kan worden tegen strafbare feiten die binnen de context van een vreedzame demonstratie plaatsvinden, met dien verstande dat strafrechtelijk optreden in lijn moet zijn met de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Voorbeelden van strafbare feiten zijn het niet opvolgen van een bevel van de politie of demonstreren op een locatie waarvan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (WOM) heeft besloten dat dit verboden is.
Van een niet-vreedzame demonstratie is volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) sprake indien organisatoren en deelnemers van de demonstratie gewelddadige intenties hebben, oproepen tot geweld of anderszins de grondslagen van een democratische samenleving verwerpen.
Het is aan de overheid om waar mogelijk te faciliteren dat een demonstratie kan plaatsvinden op de plek waar, het tijdstip wanneer of de wijze waarop demonstranten zelf willen demonstreren.3 De WOM biedt hiervoor duidelijke kaders. Tegelijkertijd acht ik het zeer onwenselijk dat demonstraties tezamen gaan met wanordelijkheden, gevaarzettend handelen en het overtreden van wet- en regelgeving. Het demonstratierecht mag van dit kabinet dan ook geen vrijbrief zijn voor het doelbewust, stelselmatig overtreden van wet- en regelgeven noch voor bewust ontwrichtende acties.
Vraag 5 en 7
Hoe wilt u de publieke discussie over het demonstratierecht en de balans tussen grondrechten en het handhaven van de openbare orde bevorderen? Worden maatschappelijke organisaties hierin meegenomen? Zo nee, bent u bereid hen hier wel bij te betrekken?
Wat vindt u ervan dat uit opinieonderzoek van EenVandaag4 blijkt dat de helft van de respondenten (49%) voor inperking van het demonstratierecht is? Deelt u de opvatting dat het beschermen van uitingen die niet op steun kunnen rekenen van een meerderheid in de samenleving de kern van het demonstratierecht vormt? Waarom wel of niet?
Antwoord 5 en 7
Dergelijke opvattingen sterken mij wel in de noodzaak om het handelingsperspectief te verstevigen om – waar dat nodig is – sneller en effectiever op te kunnen treden tegen bewust ontwrichtende acties.
Zoals ik eerder in uw Kamer heb aangegeven wil ik daarnaast een brede dialoog bevorderen over de maatschappelijke effecten van de verschillende wijzen waarop in Nederland gedemonstreerd wordt en het gewenste optreden van de overheid daarbij. Hoe ervaren verschillende betrokkenen, zoals het lokaal gezag, deze maatschappelijke effecten en welk optreden wordt door hen als wenselijk ervaren? Hoe vinden we een goed evenwicht tussen het beschermen van het demonstratierecht en het beschermen van andere legitieme belangen in onze samenleving, zoals het voorkomen van strafbare feiten, ontwrichtende acties en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen? Over deze vragen voer ik ook een open gesprek met onder andere demonstranten, burgemeesters, politie, het Openbaar Ministerie, de Nationale ombudsman, maatschappelijke organisaties als Amnesty International en andere ervaringsdeskundigen.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC)-onderzoek over of het huidige kader van het demonstratierecht nog voldoende aansluit bij de actuele ontwikkelingen, gericht zal zijn op het versterken van het demonstratierecht in plaats van het inperken daarvan?
Antwoord 6
Het onderzoek zal, met medenemen van actuele ontwikkelingen in binnen- en buitenland, kijken naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader. Het onderzoek richt zich op twee typen situaties:
de categorie van ontwrichtende demonstraties: acties waarbij demonstranten de grenzen van het recht opzoeken of zelfs overschrijden, met als doel maximale publieke aandacht te generen en/of besluitvorming af te dwingen, en
de categorie van demonstraties waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het gedrang kunnen komen.
De verwachting is dat dit onderzoek zomer 2025 afgerond zal worden. Na publicatie van het onderzoek wordt desgewenst voor uw Kamer een technische briefing verzorgd. Over de uitkomsten van dit onderzoek en de vervolgstappen naar aanleiding daarvan gaan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik met uw Kamer in gesprek.
Vraag 8
Hoe wordt de politie ondersteund in hun taak om niet alleen de openbare orde, maar ook het recht op demonstratie te handhaven? In hoeverre zijn extra middelen of trainingen nodig om deze balans te waarborgen?
Antwoord 8
In het kader van de politietaak heeft de politie een belangrijke rol bij het in goede banen leiden van demonstraties en het waarborgen van de veiligheid van alle aanwezigen. Het politieoptreden is gericht op de-escalatie en dialoog, waarvoor politiemedewerkers worden opgeleid en getraind. Deze taak verricht de politie onder verantwoordelijkheid van en in nauwe samenwerking met het bevoegd gezag: de burgemeester en de officier van justitie. Demonstraties die uit de hand lopen en waar relschoppers aanwijzingen van het lokaal gezag negeren dan wel bewust de wet overtreden vergen grootschalige politie-inzet. Zoals de korpschef in haar dringende signaal eind vorig jaar aangaf legt dit een grote fysieke en mentale druk op onze politiemensen en gaat de grootschalige inzet daarnaast ten koste van andere taken van de politie. Denk bijvoorbeeld aan aanwezigheid in de wijk en opsporing van ernstige strafbare feiten zoals zedendelicten, drugscriminaliteit en online-criminaliteit. In de lokale driehoeken is de beschikbare politiecapaciteit dan ook geregeld onderwerp van de integrale afweging die bij het faciliteren van demonstraties worden gemaakt. Zoals wordt opgemerkt in de brief aan uw Kamer van 10 januari jl. over actuele dilemma's over demonstreren in Nederland: het zou niet nodig moeten zijn dat demonstraties zoveel vragen van onze politiemensen.
Vraag 9 en 10
Deelt u de zorgen dat strenge maatregelen zoals in Engeland een verstommend effect kunnen hebben op het maatschappelijk debat in een democratische rechtstaat? Zijn er concrete plannen om vergelijkbare maatregelen in Nederland te overwegen?
Hoe kijkt u naar de scherpe veroordeling van de Verenigde Naties (VN) van veroordelingen van activisten in Engeland tot celstraffen van vijf jaar voor het blokkeren van wegen? Kunt u reflecteren op de gevaren van zulke strenge maatregelen, en hierbij specifiek ingaan op de risico’s van een potentieel «freezing» effect»?
Antwoord 9 en 10
In het eerdergenoemde onderzoek dat via het WODC zal worden uitgevoerd, wordt ook betrokken hoe in andere Europese landen, waaronder Engeland, wordt omgegaan met het demonstratierecht. Bij de beoordeling van de uitkomsten daarvan zal het kabinet ook de aspecten zoals benoemd in de vraag meewegen.
AD, 28 september 2024, Grondrechten onder druk: demonstratierecht splijt politiek en samenleving(www.ad.nl/politiek/grondrechten-onder-druk-demonstratierecht-splijt-politiek-en-samenleving~a831c7ec/).↩︎
EHRM (GK) 15 oktober 2015, no. 37553/05 (Kudrevicius e.a. t. Litouwen), r.o. 92.↩︎
EHRM (GK) 7 februari 2017, nos. 57818/09 en 14 anderen (Lashmankin e.a. t. Rusland), r.o. 405.↩︎
EenVandaag, 3 mei 2024, Vooral kiezers van rechtse partijen vinden dat demonstratierecht ingeperkt moet worden: «Maar dat is echt héél moeilijk» (eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/vooral-kiezers-van-rechtse-partijen-vinden-dat-demonstratierecht-ingeperkt-moet-worden-maar-dat-is-echt-heel-moeilijk/).↩︎