Conceptverslag Waterstof, groen gas en andere energiedragers
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D02149, datum: 2025-01-16, bijgewerkt: 2025-01-22 13:29, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-16 14:00: Waterstof, groen gas en andere energiedragers (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Waterstof, groen gas en andere energiedragers
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 16 januari 2025 overleg gevoerd met mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, over:
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 5 oktober 2023 inzake voortgang Delta Rhine Corridor (29826, nr. 198);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 9 oktober 2023 inzake rapport van KIWA/DNV over waterstofkwaliteit (32813, nr. 1304);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 30 oktober 2023 inzake instrumentarium hernieuwbare waterstof (32813, nr. 1314);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 9 februari 2024 inzake aanpassingen bijmengverplichting groen gas (32813, nr. 1352);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 1 maart 2024 inzake openstelling SDE++ 2024 (31239, nr. 387);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 24 april 2024 inzake antwoorden op vragen commissie over openstelling SDE++ 2024 (Kamerstuk 31239-387) (31239, nr. 392);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 28 maart 2024 inzake lokale waterstofinitiatieven (32813, nr. 1370);
de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 april 2024 inzake rapport over studie maatschappelijke kosten-batenvergelijking waterstofdragers (32813, nr. 1385);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 8 mei 2024 inzake stand van zaken energiediplomatie en import van waterstof, en reactie op de gewijzigde motie van het lid Erkens c.s. over gesprekken met betrouwbare partners faciliteren over langetermijncontracten met de Nederlandse energiesector voor de levering van energie (Kamerstuk 32813-1344) (29023, nr. 512);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 22 mei 2024 inzake onderzoek regionale groen gaspotentie (32813, nr. 1392);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 30 mei 2024 inzake voortgang waterstofbeleid (32813, nr. 1395);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 2 juni 2023 inzake energiediplomatie en import van waterstof (29023, nr. 431);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 7 juni 2024 inzake voortgang implementatie RED III (31239, nr. 396);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 10 juni 2024 inzake voortgang demonstratieprojecten waterstof op zee (33561, nr. 64);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 23 juni 2023 inzake vormgeving instrumentarium hernieuwbare waterstof (32813, nr. 1272);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 28 juni 2023 inzake voorkeurslocaties demonstratieprojecten waterstof op zee (33561, nr. 58);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 3 juli 2023 inzake voortgang ontwikkeling transportnet voor waterstof (32813, nr. 1275);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 14 juli 2023 inzake nadere uitwerking bijmengverplichting groen gas (32813, nr. 1283);
de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 27 juni 2024 inzake voortgang en procedure Delta Rhine Corridor (29826, nr. 212);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 25 oktober 2024 inzake onderzoeksrapport Water voor waterstof (32813, nr. 1417);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 22 november 2024 inzake kabinetsvisie waterstofdragers (32813, nr. 1424);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 10 december 2024 inzake voortgang waterstofbeleid (32813, nr. 1435);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 9 december 2024 inzake voortgang notificatie bijmengverplichting groen gas (32813, nr. 1433);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 5 december 2024 inzake scope en vervolg Delta Rhine Corridor (29826, nr. 216);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 13 januari 2025 inzake onderzoek meerkosten en impact bijmengverplichting groen gas (32813, nr. 1465).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Thijssen
De griffier van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Nava
Voorzitter: Thijssen
Griffier: Teske
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Erkens, Flach, Grinwis, Kröger, Postma, Thijssen, Vermeer en De Vos,
en mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president.
Aanvang 14.00 uur.
De voorzitter:
We gaan beginnen. Welkom bij deze bijeenkomst van de vaste
Kamercommissie voor Klimaat en Groene Groei. Aan de orde is een
commissiedebat over waterstof, groen gas en andere energiedragers. Ik
heet de minister van harte welkom. Welkom aan de leden mevrouw Postma
van NSC, die dadelijk naar een plenair debat moet maar hier nu gelukkig
wel is, de heer Erkens van de VVD, de heer Bontenbal van het CDA, de
heer Grinwis van de ChristenUnie en de heer Vermeer van BBB. Ik stel
voor dat we in de eerste termijn maximaal vier interrupties op elkaar
doen. Daarna kijken we hoeveel tijd we hebben voor het aantal
interrupties aan de minister.
Het woord is aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik begrijp dat het plenaire debat al vervroegd is naar
14.30 uur, dus ik moet zo inderdaad snel vertrekken. Maar gelukkig heb
ik even tijd om mijn inbreng te leveren.
Het blijkt nog niet zo makkelijk om die waterstofeconomie of
-verbindingen op te zetten, terwijl we die wel nodig hebben voor het
behoud van onze economie in de toekomst. Ik wil een aantal punten van
dit hele netwerk uitlichten.
Ten eerste het transport via de pijplijnen. Voor de Delta Rhine Corridor
is het van belang dat deze waterstof- en CO2-lijn wordt
doorgezet. Het is goed dat de ontbundeling van TenneT nu definitief is.
Is de minister het met NSC eens dat we moeten gaan beginnen? Zijn de
investeringen klaar? Wanneer kan de schop in de grond? Wanneer voorzien
we het eerste transport? Kortom, wat is de status van de planning en,
belangrijker, welke eventuele knelpunten moeten volgens de minister nog
aangepakt worden? Daarnaast heeft NSC de vraag wat de status is van het
onderzoek naar andere waterstofverbindingen, bijvoorbeeld van Rotterdam
via Amsterdam naar de Eemshaven, met de aftakking naar Chemelot. Hoe
staat het met de raffinageroute? Kan de minister daar ook een update van
geven?
Ten tweede de opslag. Als we veel waterstof gaan gebruiken, zullen we
die moeten opslaan. Daarvoor moeten er meer cavernes ontwikkeld worden
dan we nu beschikbaar hebben. Er staan er vier in de planning. Maar hoe
heeft de minister hierin voorzien? Is dat voldoende? Strookt een tijdpad
van het gereed hebben van de opslag met het klaar hebben van het
transportnetwerk? Of hebben we straks wel een transportnetwerk, maar
nauwelijks mogelijkheid voor opslag?
Ten derde de herkomst van geïmporteerd waterstof. Waterstof kunnen we
natuurlijk ook verkrijgen en importeren uit het buitenland, bijvoorbeeld
uit het mondiale Zuiden. Voor een goede productie is het noodzakelijk om
ook te letten op goede arbeidsomstandigheden daar, op goed gebruik van
water en op de milieudruk die het levert. Op deze omstandigheden hebben
we in een B2B-markt weinig zicht, terwijl voor de productie van
waterstof veel water wordt gebruikt. Dit kan de vrouwen die daar leven
nogal in de problemen brengen. Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor
de watervoorziening. Bij gebruik van veel water heb je het probleem dat
de bronnen die zij nodig hebben vervuild kunnen raken en dat zij geen
toegang meer hebben tot water.
Voorzitter. Het zou daarom goed zijn dit onderwerp onder te brengen bij
het IMVO-convenant voor hernieuwbare energie, onder leiding van Kees
Vendrik bij de SER. Hier zijn talloze energiebedrijven en ngo's
vrijwillig bij aangesloten om zorg te dragen voor deze onderwerpen.
Momenteel gaat dat dus vooral om windenergie en zonne-energie, maar mijn
fractie zou graag zien dat dit uitgebreid wordt naar waterstof. Ziet de
minister hier mogelijkheden toe? Kan zij dit toezeggen?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Kröger. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik weet niet hoeveel interrupties we doen, voorzitter.
De voorzitter:
We doen maximaal vier interrupties op elkaar. En van harte welkom,
mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA! Wat is uw vraag?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Je moet het aantal interrupties altijd even natellen!
De voorzitter:
Hoe zou dat nou kunnen!
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het geheel met mevrouw Postma eens. Het zou heel goed zijn als
wij ook imvo-regels voor de import van waterstof maken. Er is een motie
van onze hand om een impactassessment te doen, waarin je echt ziet welke
risico's er liggen. Ik vraag me af of de fractie van NSC het dan ook met
mij eens is dat wij partijen die subsidie krijgen in de waterstofketen,
zich als onderdeel daarvan bijvoorbeeld ook laten aansluiten bij zo'n
IMVO-convenant.
Mevrouw Postma (NSC):
De kracht van het IMVO-convenant van de SER is juist de vrijwilligheid.
Bedrijven en ngo's zetten zich dus vrijwillig in om tot elkaar te komen.
Een andere specifieke kracht van het IMVO-convenant voor hernieuwbare
energie was dat je een extra puntje kreeg bij je tender voor wind op zee
als je eraan meedeed. In de praktijk bleek dit goed te werken. Er werden
goede dialogen aangegaan tussen vakbonden, ngo's en bedrijven, juist
omdat bedrijven en ngo's met elkaar aan het werk waren om oplossingen te
vinden. Mevrouw Kröger doelt hier iets meer op een verplichting. Wat
gaan we met de subsidies doen? Is dat bijvoorbeeld een voorwaarde om
subsidie te krijgen? Of dat een goede voorwaarde is, betwijfel ik in
dezen. Ik zou eerst graag willen kijken of dit gewoon via de weg kan
gaan waarbij het vorige convenant is ingezet, en dat is nu
vrijwilligheid met elkaar. En stel dat dat niet werkt, dan zou dat een
optie kunnen zijn, maar ik zou eerst die eerste weg in willen
slaan.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dank. We kregen ook een stuk over groen gas. Ik moet helaas
concluderen: groen gas is gewoon duur. Het wetsvoorstel bijmenging groen
gas krijgen we nog, dus ik wil het nu alleen hebben over de extra kosten
die worden doorberekend aan met name huishoudens. Die zijn hoog: tussen
de 4 en 12% per kuub, waarbij volgens CE Delft de bovengrens verwacht
wordt. Als je dat dan even omrekent: volgens het Nibud verbruikt een
gezin gemiddeld 1.200 kuub gas per jaar, dus dat is dan zo'n €144 extra
op de energierekening. Mijn vraag aan de minister: hoe heeft zij de
berekening van deze opslag vastgesteld? Krijgen alle partijen die straks
onder het ETS vallen dezelfde opslag of is er de mogelijkheid dat
huishoudens een minder grote opslag krijgen en de prijs dus op andere
spelers, die daar ook in vallen, wordt doorberekend? Heeft de minister
daar een keuze in gemaakt, of heeft zij die niet gemaakt?
Voorzitter. In de begrotingsbehandeling heb ik als NSC al aandacht
gevraagd voor het energiefonds: mensen met lage en middeninkomens die
hun energierekening niet kunnen betalen en hiervoor een aanvraag doen.
Tot mijn grote verdriet is het energiefonds nu stopgezet; onbestaanbaar
in deze tijd van het jaar. Deelt de minister dit en kan zij toezeggen om
zorg te dragen voor de voortzetting van het fonds? Helemaal omdat dit in
de toekomst belangrijk is als de gasrekening weer duurder gaat worden en
er waarschijnlijk nog meer mensen komen met een moeilijk betaalbare
energierekening. Wat is de status van de onderhandelingen over het
energiefonds? En met een blik naar de toekomst: hoe kan dit fonds
doorgezet worden, en hoeveel geld moet er dan extra in om mensen met
lage en middeninkomens niet in de kou te laten staan?
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoorde mevrouw Postma wat vragen stellen over groene waterstof, met
eigenlijk geen woord over dat dat extreem duur is. En vervolgens gaat
het over groen gas, en dat zou heel duur zijn. Tuurlijk, groen gas is
duurder en we moeten dat niet bagatelliseren, maar als je het vergelijkt
met groene waterstof dan is dat een schijntje. Dus waar staat NSC als
het gaat om de toepassing van groen gas? Pleit NSC hier zeg maar voor
het downscalen van bijmengverplichtingen? En op welke gronden dan? Is
dat op basis van dat de productie voorlopig tegenvalt en we de klok
gelijk moeten zetten, of neemt ze hier echt een beetje afstand van groen
gas, terwijl voor groene waterstof geldt: "holadijee"?
Mevrouw Postma (NSC):
Nou, voor de kosten van groene waterstof heb ik geen holadijee geroepen,
want die zijn inderdaad aanzienlijk. Wat ik hier vooral belangrijk vind,
is niet om te zeggen dat we niet door moeten gaan met groen gas, maar
wel dat je bewust de keus moet maken voor waar je de rekening neerlegt.
En als die rekening wordt neergelegd bij huishoudens en dat dan
inderdaad 14 cent extra is per kuub, dan kunnen wij als politiek ook wel
inschatten dat dat betekent dat een groot deel, een groter deel zelfs,
van de huishoudens die energierekening gewoon niet meer kan betalen. En
als ik dan ook nog zie dat dat energiefonds, waar u ook hard voor
gepleit heeft en waar uw minister de eerste aanzet toe heeft gezet, niet
doorgaat, dan maak ik mij toch ernstig zorgen over huishoudens die hun
rekening in de toekomst niet kunnen betalen. Dát is wat ik aan wil
stippen. We zijn hier nu om de keuze te maken voor hoe we die rekening
laten neerdalen. En dat is mijn vraag, hè. In de stukken zag ik
bijvoorbeeld ook dat het, als je de glastuinbouw wel onder het ETS2 zou
laten vallen, dus onder deze berekeningen, nog duurder wordt. Is dat een
politieke keuze die we met elkaar willen? Dus vandaar mijn vraag: welke
keuze maakt de minister voor die huishoudens?
De heer Bontenbal (CDA):
Dan borduur ik voort op de vraag van collega Grinwis. Mevrouw Postma
zegt dat de bijmengverplichting wel moet blijven. Dat hoor ik haar
zeggen. Dat staat ook in het hoofdlijnenakkoord. Een terechte vraag is
waar de kosten dan terechtkomen. Maar die kosten zijn er, en dan zou ik
ook wel willen weten waar NSC wil dat die kosten terechtkomen. Kijk, het
gasverbruik in de bebouwde omgeving is iets van 10 miljard kuub. Stel
dat het op 10 cent komt aan meerkosten — ergens tussen die 4 en 12, dus
laten we zeggen 10; makkelijk sommetje — dan heb je het over 1 miljard
euro per jaar, even grofweg in die ordegrootte. Dus dan ben ik wel
benieuwd waar dat moet komen. Moet de glastuinbouw bijvoorbeeld meedoen?
Of zegt u: "We gaan die bijmengverplichting gewoon over al het
gasverbruik doen"? Dan hebben we het over 30 miljard kuub en doet de
industrie ook mee, ook met het ETS1. Dus mijn vraag is: waar gaan we die
kosten dan beleggen? Of gaat u het versleutelen via de energiebelasting?
Dat is ook nog een optie.
De voorzitter:
Collega's, even over de interrupties: graag kort en bondig, en dan een
vraag stellen. Want er is nog een lid bij gekomen: welkom, meneer Flach
van de SGP. En ik weet dat er dadelijk nog iemand komt. We willen
natuurlijk ook echt ruim de tijd hebben voor een goed debat met de
minister, dus graag kort en bondig vragen, en zo ook het antwoord.
Mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is precies de vraag die ik ook aan de minister heb gesteld: hoe zien
die doorberekeningen er dan uit? Zij geeft nu in haar brief aan dat zij
eigenlijk iedereen die onder het ETS2 valt in die berekening meeneemt en
het zo wil omslaan. Ze twijfelt nog of ze de glastuinbouw daar wel of
niet in moet zetten. Daarom zou ik daar ook graag zicht op willen
hebben: hoe gaat die berekening eruitzien, wat neem je wel of niet mee?
Dat groen gas een mogelijk goede optie is, dat deel ik wel, maar we
moeten er altijd even voor zorg dragen dat iedereen daarin meekan. Het
tweede punt dat daarbij geldt: ik stel dat groen gas nog redelijk
ontwikkeld moet worden. Daar moeten dus ook nog subsidies naartoe als de
SDE++ en dat soort zaken. Kloppen die in verhouding? Hoe kunnen wij dit
zo slim mogelijk afstellen? Dat is eigenlijk mijn betoog: dat die
kwetsbare huishoudens, die vaak niet makkelijk kunnen overstappen naar
andere manieren, in de toekomst toch een energierekening krijgen die ook
hun een beetje is toegenegen.
De voorzitter:
De heer Bontenbal, nog een vraag?
De heer Bontenbal (CDA):
Ja. Wat vindt u zelf? Dus de vraag stellen, dat snap ik; die wordt door
ons allemaal gesteld. Maar hoe zou uzelf willen dat het gebeurde? Een
korte vraag, toch?
De voorzitter:
Complimenten, meneer Bontenbal, wat goed gedaan! Mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat gaf ik net al aan: voor mij is het belangrijk om ervoor te zorgen
dat die huishoudens de rekening wel kunnen blijven betalen in de
toekomst. En wat mij betreft zijn er twee elementen. De eerste vraag is:
moet je voor iedereen dezelfde opslag doen of niet? Dus het zou best
kunnen zijn dat wij ervoor kiezen om de huishoudens minder te laten
betalen, zodat die energierekening betaalbaar blijft in de toekomst, en
het dan inderdaad bij anderen neer te zetten. Maar ik wil daarvoor eerst
graag de afweging van de minister hebben: hoe heeft zij dat pad berekend
om die analyse goed te maken? En ten tweede constateer ik dat er, als
het voor huishoudens veel duurder wordt — en de energie wordt al duurder
— veel meer mensen in de knel komen, dus dat het energiefonds waar we
het net over hadden, veel meer nodig is. Daarom vraag ik de minister nu
al om samen met haar collega, de staatssecretaris, te gaan kijken naar
hoe we dat in de toekomst moeten bezien. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat
die mensen niet letterlijk in de kou komen te zitten?
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog. U heeft nog 30 seconden.
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn laatste punt gaat over een actueel thema: de leveringszekerheid en
de gasvoorraden. Er is de afgelopen weken veel te doen geweest over de
hoeveelheid reserves die we nog hebben in de gasvoorraad. Kan de
minister aangeven of we nog genoeg gas hebben? De periode van
dunkelflaute, met dat grauwe en windstille weer waarbij zonnepanelen en
windparken geen opbrengst hadden, duurde dit jaar extra lang. Door de
klimaatverandering en de opwarming van de zee in de zomer, zo begreep ik
dat het KNMI aangaf, zullen de periodes van dunkelflaute in de toekomst
langer zijn. Heeft de minister de langere periodes van dunkelflaute
meegenomen in haar berekeningen van de vulgraad, of is alleen nog de
koude periode meegenomen? Is de minister bereid om te kijken of de
berekening voor volgend jaar moet worden aangepast?
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Erkens, met uw inbreng.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. We willen ons land schoon en veilig doorgeven aan de
volgende generaties. En we willen ook dat we energieonafhankelijker
worden. Energiedragers zoals waterstof en groen gas zijn cruciale
onderdelen van beide ambities. Zeker nu het stroomnet volloopt, zijn
energiedragers die de druk op het stroomnet verminderen, van groot
belang. We zien helaas dat de droom van groene waterstof snel uit elkaar
aan het spatten is. De kosten van groene waterstof lijken minder snel te
dalen dan verwacht en veel aangekondigde investeringen gaan daardoor in
rook op. Bloomberg schreef eind december nog: groene waterstof beweegt
van hype naar nederigheid door torenhoge kosten. Een grootschalig
gebruik van groene waterstof in 2030 lijkt daardoor helaas onmogelijk te
zijn geworden. Dat betekent wat de VVD betreft dat het beleid zich hier
ook rekenschap van moet geven. Dus: bijsturen. Bijsturen op twee
vlakken: op wat we van onze industrie vragen; en ook op welke vormen van
waterstof we de komende jaren inzetten. Allereerst bijsturen op wat we
de industrie vragen. De huidige doelen en grootschalige verplichtingen
voor het gebruik van nog niet bestaande hoeveelheden groene waterstof,
zoals aangegeven in de RED III, zouden de industrie de nek omdraaien, en
zijn op dit moment niet realistisch. Daarom vraag ik de minister: vindt
zij het doel van 42% groene waterstof in de industrie nog realistisch?
En draait het niet om CO2-reductie in de industrie in plaats
van het toepassen van een specifieke techniek?
Voorzitter. Gelukkig hebben we als Nederland ook nog lidstaatkeuzes om
die verplichtingen realistischer te maken. We kunnen het doel minder
stringent en meer haalbaar maken door waterstofgebruik voor de productie
van ammoniak vrijwel volledig uit te zonderen alsook door circulaire
waterstof niet mee te tellen onder fossiele waterstof. Is de minister
daartoe bereid?
Voorzitter. Het meest zorgwekkende voorstel — dat trouwens nog uit de
vorige periode stamt — is het op bedrijfsniveau opleggen van
verplichtingen voor het gebruik van groene waterstof — per bedrijf, als
enige land in Europa op dit moment. Dit terwijl de industrie al in zwaar
weer zit, het gelijke speelveld op veel vlakken al verdwenen is, de
infrastructuur er nog niet ligt, en groene waterstof onvoldoende
beschikbaar en te duur is. Dit doorkruist ook mogelijk plannen die al
gemaakt zijn op het gebied van waterstof en verduurzaming. Het is dus
een slecht idee. Kunnen we ons niet beter aansluiten bij de aanpak van
onze buurlanden op dit vlak voor de implementatie van deze richtlijn, in
plaats van ons zelf in de voet te schieten met extra eisen en een
mogelijke nationale kop? Een meer realistische inzet voor het gebruik
van groene waterstof zou mogelijk ook weer geld kunnen vrijspelen voor
andere verduurzamingsroutes voor de industrie. Hoe kijkt de minister
hiernaar?
Voorzitter. Het tweede is het bijsturen op welke vorm van waterstof we
de komende jaren gaan gebruiken, dus alle kleuren behalve grijs,
fossiele waterstof. Groene waterstof blijft de komende jaren duur, dus
de focus zal daar de komende jaren blijven liggen op kostendaling,
innovatie, demonstratieprojecten enzovoort. We willen wel af van de
uitstoot die komt kijken bij het huidige verbruik van waterstof. Het zou
dus goed zijn om serieuzer in te zetten op andere vormen van
koolstofarme waterstof, zoals blauwe waterstof. Ik ben blij dat de
minister in haar meest recente brief ook aangeeft dat zij dit gaat doen.
Hoe staat het bijvoorbeeld met het afsluiten van
langetermijn-importcontracten met Noorwegen op dit vlak? Moet er geen
herijkte blauwewaterstof-importstrategie ontwikkeld worden? En zo ja, is
de minister bereid om dit te doen? Zorgt de SDE++-regeling voor CCS ook
voor voldoende prikkels om met blauwe waterstof aan de slag te
gaan?
Voorzitter. Naast blauwe waterstof moeten we ook meer inzetten op
innovatie. Kerncentrales kunnen mogelijk zorgen voor goedkopere
productie van paarse waterstof, aangezien ze 24 uur per dag, 7 dagen per
week kunnen produceren en daarmee ook elektrolysers aan de slag kunnen
houden. Is het kabinet bereid om op dit vlak een pilot te bekijken voor
een elektrolyseproject bij de kerncentrale van Borssele, om hier ook
verder onderzoek naar te kunnen doen, want het is er gewoon heel weinig
wereldwijd?
Voorzitter, afrondend nog twee diverse punten. We zijn blij om te horen
dat er duidelijkheid is gekomen over de Delta Rhine Corridor. De VVD
hoort van betrokken partijen dat de opleverdatum van 2032 mogelijk zelfs
naar voren gehaald kan worden, mits het Rijk bereid is om
juridischeversnellingsopties in te zetten. Is de minister bereid om daar
samen met betrokken partijen naar te kijken? En hoe staat het met het
afdekken van het vollooprisico in de Delta Rhine Corridor? Tot slot
vindt de VVD het belangrijk dat in de toekomst ook de
ammoniakbuisleidingen wel worden gerealiseerd. Kan de minister toezeggen
dat ze gaat kijken hoe dit alsnog kan? En wanneer kan ze duidelijkheid
geven over de tijdslijn?
Voorzitter. Mijn allerlaatste punt gaat over de bijmengverplichting
groen gas die door de motie-Erkens/Vermeer dit kwartaal naar de Kamer
gaat komen. Wanneer komt die bijmengverplichting naar de Kamer? En hoe
ziet de tijdslijn er wat de minister betreft uit qua vervolgstappen? Hoe
gaat de minister ervoor zorgen dat zij ook voorkomt dat de
energierekening door deze bijmengverplichting niet fors zal stijgen? Er
is bijvoorbeeld een zogeheten buy-out voor energieleveranciers indien
zij de verplichting niet kunnen waarmaken. Is het mogelijk dat de
opbrengsten van deze buy-outs dan ook ingezet kunnen worden om de
energierekening van huishoudens te dempen. Want het zou vrij gek zijn
als zij wel de kosten betalen maar tegelijkertijd de groene gasproductie
nog niet bijgebeend is? En is de minister bereid ...
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Erkens?
De heer Erkens (VVD):
Ik ga afronden, voorzitter. Mijn laatste twee zinnen. Is de minister
bereid om een inputvrijstelling voor de productie van groen gas uit te
werken voor het aankomende Belastingplan om dubbele belastingheffing te
voorkomen, net als voor waterstof in dit Belastingplan is gebeurd? En
wil de minister ook kijken naar doelen voor de RES-regio's op het gebied
van groen gas omdat ook gemeentes en RES-regio's om duidelijkheid
vragen?
Dank voor uw coulance, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben wel blij met deze realitycheck van de VVD voor groene waterstof.
Alleen, mij puzzelt nog even: is dit dezelfde VVD en is dit dezelfde
meneer Erkens als die uit 2022? Toen ging meneer Erkens samen met
oud-collega Boucke voorop en sprak hij van "koploper groene waterstof",
"verdubbelen doel voor 2030 van 4 naar 8 gigawatt", et cetera. Hoe
verhoudt de Erkens van 2022 zich tot de Erkens van begin 2025?
De heer Erkens (VVD):
Dit is nog steeds dezelfde persoon, dus het is goed dat de heer Grinwis
dit vraagt. John Maynard Keynes zei ooit: ik pas mijn standpunten aan
als de feiten veranderen. De realiteit op de grond is gewoon dat de
kostendaling van groene waterstof niet waargemaakt wordt. De realiteit
is ook dat heel veel investeringen niet doorgaan; dat betekent dan ook
dat je realistisch moet kijken naar je standpunt en dingen moet kunnen
herzien.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een vraag op dit punt, omdat ik wel het contrast zie tussen
de gigantische ambities, het feit dat er nu een minister is die heel erg
schrapt in de subsidie voor groene waterstof en nu dit betoog van de
heer Erkens over een realitycheck. Hoe verstandig is het dan om juist
die groenewaterstofsubsidie weg te halen? Wat is het nou voor beleid om
eerst enorme ambities op te tuigen en vervolgens de financiering weg te
halen?
De heer Erkens (VVD):
Het grote, grote leeuwendeel van het geld voor groene waterstof zit nog
in het klimaatfonds. Dus ik heb in mijn inbreng ook gezegd: focus nog
steeds op demonstratieprojecten, het verder opschalen, het aanleggen van
infrastructuur en ga zo door, maar kijk in de tussentijd of je er wel
voor kan zorgen dat de industrie al de overstap naar
CO2-vrije waterstof kan maken. Dus dat betekent misschien
niet dat je de hoeveelheden groene waterstof in 2030 hebt, waarvan je
twee, drie jaar geleden met elkaar dacht dat die er dan zouden zijn,
maar het betekent wel dat je pragmatisch kijkt naar inderdaad toch de
aanleg van de infra, de randvoorwaarden, de kostendaling en in de
tussentijd andere vormen van de inzet van koolstofarme waterstof, om
ervoor te zorgen dat we wel een stap met elkaar zetten en niet blijven
produceren op de manier waarop we dat nu doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heet ik welkom een nieuw lid van de Tweede Kamer,
mevrouw De Vos van Forum voor Democratie. U bent nét beëdigd, begrijp
ik; gefeliciteerd daarmee! U heeft verzocht om mee te doen aan dit
debat. Dat wordt formeel allemaal geregeld, maar dat ís nog niet
geregeld. Dus ik moet even aan de collega's vragen of zij akkoord zijn
dat mevrouw De Vos meedoet aan dit debat. Dat zijn ze. Hartstikke goed.
Welkom bij dit debat. Dan is nu de beurt aan de heer Bontenbal van het
CDA met zijn inbreng.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. We hebben het vorige maand, vorig jaar, onder andere
gehad over de raffinageroute. Het werd duidelijk dat de correctiefactor
op 0,4 werd gezet. Wij hebben ons daar kwaad over gemaakt, omdat
waterstof in raffinage daarmee niet meer zo interessant wordt en een
bedrijf dat daar nu in geïnvesteerd heeft, het daardoor moeilijk krijgt
qua businesscase. Omdat men die correctiefactor in het buitenland niet
toepast, krijg je natuurlijk ook dat de import van waterstof
interessanter wordt. Collega Vermeer en ik hebben een motie ingediend,
waarvan we graag zouden zien dat die werd uitgevoerd, namelijk om gewoon
eens met die partijen te gaan praten om toch tot een ander voorstel te
komen. Mijn vraag is simpelweg: hoe staat het met de uitvoering daarvan?
Ik heb de partijen in kwestie eens even gecontacteerd en er blijkt nog
nul contact te zijn geweest. Dat vind ik echt niet oké, zeker omdat die
fabriek op de Maasvlakte al in aanbouw is. Als wij willen dat bedrijven
ook nog maar een beetje investeren in Nederland, moeten we ze serieus
nemen.
Het tweede punt gaat over de Delta Rhine Corridor. Daar is al iets over
gezegd door collega Erkens. Het is goed dat we inderdaad proberen 'm nog
wel zo snel mogelijk te gaan bouwen. Wat is snel, als je naar de
deadlines kijkt? Wat er wel wat er gebeuren, is dat bijvoorbeeld bij
Chemelot, het industrieterrein in Limburg ... Het verbaast me dat
collega Erkens daar niet over begonnen is; het is immers zijn
thuisbasis. Maar het niet of te laat beschikbaar zijn van infrastructuur
zorgt er ook voor dat bedrijven buiten hun schuld straks niet kunnen
verduurzamen of te laat verduurzamen. Dat zijn wel de bedrijven die we
straks een flinke CO2-heffing aan hun broek hangen, maar die
bedrijven hebben dat handelingsperspectief dan helemaal niet. Hoe wil de
minister daarmee omgaan? En wat is haar boodschap aan de industrie die
afhankelijk is van een snelle realisatie van die Delta Rhine
Corridor?
Dan de netwerktarieven voor elektrolyse.
De voorzitter:
Voordat u daarmee verdergaat, heeft u een interruptie van de heer
Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik had te weinig spreektijd, dus helaas kon ik niet alles noemen, dus
dan moet je keuzes maken, zo zeg ik tegen collega Bontenbal. Ik kom even
terug op zijn opmerking. Waar het mij om gaat is wat je doet als de
randvoorwaarden er niet zijn voor de industrie om te verduurzamen, en
tegelijkertijd alle fiscale prikkels wel bijten. Wat doe je dan? We
hebben in het verleden gepleit voor een hardheidsclausule in
bijvoorbeeld de CO2-heffing. Dat blijkt juridisch moeilijk te
zijn, maar ik ben ook benieuwd waar dat volgens de minister staat. Er
waren blijkbaar ook alternatieve routes mogelijk. Dat is één route. De
tweede zou natuurlijk kunnen zijn dat je gaat werken met certificaten.
Op sommige plekken zou je misschien dus al meer gebruik kunnen maken van
blauwe of groene waterstof en dan zou je het natuurlijk ook kunnen
verhandelen. Het is wel complex om het zo te doen, maar zijn het ook de
twee routes die de heer Bontenbal ziet? Want ik zou niet weten hoe je
het anders oplost. Dit zijn voor mij de twee routes.
De heer Bontenbal (CDA):
We hadden ooit een mooie motie liggen over die hardheidsclausule, die is
aangehouden. Nee, die is volgens mij nooit in stemming gebracht. De heer
Erkens knikt van wel. In ieder geval, ik ben daar groot voorstander van.
Over de tweede route zegt u: niet op bedrijfsniveau. Dat begrijp ik ook.
Wat dat betreft zit ik op dezelfde lijn als de VVD. Dat kan ook
weleens.
De heer Erkens (VVD):
Dat is altijd goed.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat is zeker niet altijd goed, kan ik uit ervaring zeggen.
De voorzitter:
Daar ga ik me niet over uitlaten. Meneer Bontenbal, u vervolgt uw
betoog. U heeft nog drie minuten.
De heer Bontenbal (CDA):
Daar wil ik me wél over uitlaten. De kosten van groenewaterstofproductie
zijn in Nederland erg hoog. Nou, we hebben het er net al over gehad hoe
hoog die zijn. Een deel van die kosten zit natuurlijk in de nettarieven.
Welke mogelijkheden ziet de minister om daar iets aan te doen? Ik denk
dat elektrolyse en nettarieven ook onderwerpen zijn waar ze goed naar
moeten kijken.
Dan wilde ik toch wat dieper ingaan — ik kon het niet laten — op de
documenten over de verschillende waterstofroutes. Het is goed dat het
kabinet een visie op waterstof maakt en vrij technisch is gaan kijken
naar al die routes, naar al die waterstofdragers. Maar als ik in de
achtergronddocumenten en die studies duik, zie ik dat de verschillende
routes worden beoordeeld aan de hand van het gewicht dat wordt gehangen
aan publieke belangen. Dat snap ik, maar dat gewicht per publiek belang
is gebaseerd op wat een groep belanghebbenden er aan gewicht aan heeft
gehangen, en dat vind ik wel een beetje gek, want het wegen van publieke
belangen is typisch iets waar de politiek voor besteld is. Ik zou dus
willen vragen: begrijpt u mijn ongemak daarover? Als je de belangen
anders weegt — dat staat ook gewoon in die documenten — komt er namelijk
een andere voorkeursroute uit.
Dat geldt eigenlijk ook voor de kleur. In het verdiepingsdocument staat
het volgende. "In deze visie wordt uitgegaan van een groene kleur van de
waterstofdrager. Andere kleuren kunnen invloed hebben op de publieke
belangen. Hiermee kan mogelijk ook de waardering van de waterstofdragers
wijzigen." Dat zijn twee punten die van best politiek belang zijn en die
dus de uitkomst bepalen van de visie op waterstof zoals de minister die
in haar brief heeft opgeschreven. Daar zou ik dus graag een reactie op
krijgen.
Dan groengas. De bijmengverplichting moet er komen. De vraag is
inderdaad wel: wat wordt de reikwijdte daarvan? Ik denk dat de
glastuinbouw er wel onder moet vallen, omdat ik simpelweg niet zie hoe
energieleveranciers de bijmengverplichting kunnen toepassen als ze
sectoren moeten gaan uitsluiten. Aan mijn collega's die dat wél
voorstellen, zou ik dus willen vragen hoe dat dan praktisch in zijn werk
gaat. Hoe gaat een leverancier met een deel van de glastuinbouw in zijn
portefeuille dat doen? Ja, we moeten wel nadenken over compensatie. Daar
zijn meerdere routes voor. De energiebelasting kan zo'n route zijn, maar
dan pas je wel gewoon de bijmengverplichting toe, die dan haar
uitwerking heeft op de manier waarop de gasprijs tot stand komt.
Ik las ook ergens in een brief: misschien moeten we maar gaan
differentiëren in de energiebelasting op groengas. Nou, mijn advies aan
de minister is echt: doe dat alsjeblieft niet; begin er niet aan. Dit
voorstel is al zo vaak langsgekomen, ook voor elektriciteit. Het is een
doodlopende weg. Ga niet aan de energiebelasting rommelen met een
differentiatie, want daar gaan we nooit uitkomen. Niet doen dus.
De voorzitter:
Rondt u af, alstublieft?
De heer Bontenbal (CDA):
Ja. Ik kom nog op mijn laatste puntje, en dat is ook een hobby, namelijk
de hybride warmtepomp. In combinatie met het bijmengen van groengas, zo
blijkt ook uit onderzoek van CE Delft, is het de meest voordelige
verduurzamingsoptie. Daarom begrijp ik nog steeds niet dat het kabinet
niet fors inzet op die route. Ik ben er nog steeds boos over dat de
normering eraf is. Mijn vraag is simpelweg: hoe gaan we de hybride
warmtepomp toch fors stimuleren? Het AD berichtte erover. Ze doen het
ook veel beter dan gedacht. Het is doodzonde als we van alle opties de
hybride route niet zo zouden stimuleren. Dat is mijn boodschap aan de
minister.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Ergin.
De heer Erkens (VVD):
Ik kom even terug op groengas en de bijmengverplichting. Ik denk dat de
heer Bontenbal er gelijk in heeft dat het compleet onuitvoerbaar wordt
als je sectoren ervan gaat uitsluiten. Tegelijkertijd moeten we ook niet
doof zijn voor het geluid van de glastuinbouw dat het stapelen van al
het beleid dat op ze afgekomen is, de sector klem kan zetten. Eén route
zou dus kunnen lopen via de energiebelasting, maar er is ook een andere
route. Is de heer Bontenbal het met mij eens dat kijken naar alle
verplichtingen die er zijn en dan besluiten een deel daarvan te
schrappen als er een nieuwe maatregel voor in de plaats komt die ook
effectief is, een andere route kan zijn?
De heer Bontenbal (CDA):
Absoluut. Ik vind het heel raar dat dit kabinet … Laat ik eerlijk zijn:
ook vorige kabinetten deden dat. Zij maakten hele pakketten voor de
glastuinbouw en sloten dan allerlei deals, maar hielden bepaalde fiscale
maatregelen daar dan gewoon buiten. Dan werd er onderhandeld met de
glastuinbouw en werd ondertussen even de energiebelasting verhoogd. Ik
heb dat altijd heel raar gevonden. Maak nou één pakket voor de
glastuinbouw waar alles in zit en neem dit daar dan in mee. Ik waarschuw
voor onuitvoerbaarheid, want ik denk dat het voor energieleveranciers
onuitvoerbaar wordt om twee verschillende gasprijzen te gaan hanteren
voor sectoren. Dat is ondoenlijk. Stel, je hebt een energieleverancier
die alleen maar consumentenklanten in zijn bestand heeft en een
energieleverancier die de helft van zijn gas aan de glastuinbouw en de
andere helft aan consumenten levert. Hoe gaan ze dat dan met al die
certificaten verrekenen? Volgens mij kan dat niet. Daar wil ik dus voor
waken.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een vraag van de heer Grinwis. Nee, toch niet.
Maar de heer Vermeer heeft nog wel een vraag.
De heer Vermeer (BBB):
Ik sta nog steeds volledig achter het schrappen van de verplichting tot
het gebruik van een warmtepomp. Maar hoe kijkt de heer Bontenbal naar
het volgende? Er zijn heel veel positieve geluiden over het gebruik van
die warmtepomp, dus dan zou je zeggen dat een verplichting niet nodig
is, want dan staan er nu al rijen mensen bij de installateurs om ze te
verzoeken deze dingen te installeren. Zelf heb ik daar ook opdracht toe
gegeven. Dat is natuurlijk ook omdat wij willen weten hoe dingen werken.
Maar als het toch al zo interessant is, waarom is er dan nog steeds een
verplichting nodig? Hoe ziet de heer Bontenbal dat ten opzichte van de
waarschuwingen van netbeheerders dat het net het op heel veel plekken
eigenlijk niet aankan dat er zo veel geëlektrificeerd wordt?
De voorzitter:
De heer Bontenbal, kort en krachtig.
De heer Bontenbal (CDA):
Nou, dat laatste is volgens mij vooral relevant als het over
full-electricwarmtepompen gaat, want als je 5 kilowatt extra op je net
zet keer 100 woningen, dan kan die trafo in de wijk het niet aan. Maar
als jij een hybride warmtepomp hebt, met zo'n unit van 1 kilowatt ...
Dat is nou juist de kracht van de hybride warmtepomp: die heeft geen
groot effect op het elektriciteitsnet. En je hebt altijd gas als
back-up, maar het neemt een hele grote hap uit je gasvraag. Het succes
van de hybride warmtepomp is met name de efficiency, zoals ik net
citeerde uit het AD-artikel. Het blijkt meer reductie op te leveren dan
men gehoopt had. Leveranciers zijn nu ook bereid om te kijken of ze daar
garanties voor kunnen geven. Dat is dus ook goed nieuws. Hebben we nog
een push nodig? Ja, want die dingen zijn nog duur; daar moeten we
eerlijk over zijn. En wil je de komende jaren die kostprijsverlaging
afdwingen, dan moet je normeren. Met subsidies alleen gaat dat minder
effectief.
Daarnaast ben ik het meest kwaad over het volgende. Wij hebben het hier
elke keer over het vestigingsklimaat voor bedrijven. Vervolgens komen we
met die normering. Dan gaan er vijf grote fabrikanten fabrieken bouwen
om in Nederland massaal die hybride warmtepompen te produceren. En dan
zet dit kabinet daar een streep onder. Als wij bedrijven in Nederland en
het vestigingsklimaat serieus willen nemen, dan moeten wij niet zo met
het bedrijfsleven omgaan. Normering gaat op de lange termijn gewoon het
meest effectieve instrument zijn. Ik zou dus zeggen: iets minder
populisme en gewoon doen wat nodig is, dus kom gewoon terug naar die
hybride route, want die is gewoon het meest effectief.
De voorzitter:
De heer Vermeer heeft nog een vraag.
De heer Vermeer (BBB):
Dat populisme noemen is op zich al populisme. Dat wilde ik nog even
melden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ga er toch nog even op door, want ik ben het helemaal met de heer
Bontenbal eens — dat wist hij al — als hij zegt dat de hybride
warmtepomp een geweldige stap voorwaarts is, ook met de normering.
Maar mijn vraag is als volgt. Wij hoorden eerder deze week van een
partij die er vandaag niet bij is — we zullen er dus niet te veel over
zeggen — dat er geen extra geld naar het klimaat mag. Normeren is voor
die partij ook ingewikkeld. Hoe kun je dan nog klimaatmaatregelen nemen
en een stap vooruitzetten in de energietransitie? Heeft de heer
Bontenbal daar ideeën over? Of lopen we dan toch een beetje vast in een
vierkante cirkel?
De heer Bontenbal (CDA):
Het is heel simpel. Deze coalitie heeft in het hoofdlijnenakkoord
afgesproken het klimaatdoel overeind te houden, maar intussen zijn er
twee dingen gebeurd. Er is vertraging in projecten gekomen, zoals bij de
maatwerkafspraken. Op een aantal terreinen is er vertraging, dus dat
gaat gewoon minder megatonnen opleveren. En ten tweede heeft deze
coalitie ook een aantal maatregelen geschrapt.
Het lijkt mij dus een ontzettend ingewikkelde exercitie om nu nog het
klimaatdoel te halen. Daarnaast hebben we in de vorige coalitie
werkelijk elke maatregel omgekeerd, dus ik zou niet weten waar het nog
vandaan moet komen. Tja, BECCS, maar daar zijn een aantal collega's het
dan weer niet mee eens. Dus welke maatregelen je nog zou moeten nemen,
zou ik inmiddels niet meer weten. Collega Grinwis is intelligenter dan
ik, dus misschien heeft hij nog ergens iets in z'n binnenzak zitten aan
maatregelen, maar ik zou het niet weten. En als je er ook geen geld voor
wilt reserveren, dan gaat het dus via normeren en beprijzen. Maar dat is
vaak veel vervelender voor al die burgers waar onder andere de
BoerBurgerBeweging voor zegt op te komen. Dat lijkt me dus heel
lastig.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis met zijn inbreng.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag over een van de grootste
bottlenecks uit de energietransitie. Kortweg gezegd: waar de productie
van duurzame elektronen een grote vlucht heeft genomen — denk aan al die
zonnepanelen en aan de windturbines op land en op zee — hapert de
toename van duurzame moleculen, terwijl dat zeker driekwart van het
energieverbruik omvat. Zonder groene waterstof geen groene industrie,
maar ook niet voldoende elektriciteitsaanbod voor als de zon niet
schijnt en de wind niet waait. Ik kijk naar de warmtetransitie. Niet
alleen warmtenetten, maar bijvoorbeeld ook groen gas is gewoon nodig om
de energievoorziening van de toekomst schoon, betrouwbaar en betaalbaar
te maken. Maar de transitie stokt aan alle kanten.
Voorzitter. Allereerst over waterstof. Vraag, aanbod en infrastructuur
kijken nog steeds voornamelijk naar elkaar, waardoor groene waterstof
nog amper een rol van betekenis speelt in de energiemix. De industrie
wacht met het oppakken van de stevige RED III-doelen. Kan de minister
duidelijkheid geven over hoe ze aan deze verplichtingen wil gaan
voldoen? Hoe voorkomt ze dat we als land straks enkel en alleen
CO2-doelen binnen onze grenzen realiseren doordat we de
industrie ons land uit hebben gejaagd, zonder dat de wereld er ook maar
een broeikasgasje duurzamer op geworden is? Maakt het kabinet dit al
lopende proces niet erger als we als enige land in de Europese Unie de
nogal hoge groenewaterstofdoelen plompverloren neerleggen bij de
industrie? Hoe wil de minister dat deze klassieke kip-eikwestie wordt
doorbroken? Volgens mij is het daarvoor het belangrijkste dat de vraag
op gang komt. Moet Nederland niet zowel nationaal als in Europees
verband meer inzetten op vraagcreatie door te normeren op eindproducten,
zodat bijvoorbeeld elke auto die in de Europese Unie wordt verkocht, in
ieder geval ten dele wordt geproduceerd met groen staal? Ik hoor graag
de gedachten van de minister hierover. Is de minister bereid om in
EU-verband het gesprek te voeren over het normeren van de vraag?
Ik ben benieuwd of de minister nationale mogelijkheden ziet,
bijvoorbeeld als het gaat om eisen stellen bij woningbouw of op het
inkoopbeleid van de rijksoverheid. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld
aan het opnemen van de eis om groen staal te gebruiken bij tenders voor
de bouw van windmolens of bij aanbestedingen van infrastructuur. Graag
een reactie.
Voorzitter. De kostprijs van groene waterstof is momenteel en
waarschijnlijk nog jarenlang extreem hoog. Klopt het dat de kostprijs
van eindproducten waarschijnlijk nauwelijks stijgt als we groene
waterstof zouden gaan normeren, terwijl de vermindering van
CO2-uitstoot wel substantieel is? Ik ben benieuwd naar de
inschatting van de minister hierover.
De kostprijs van en de enorme inspanningen voor groene waterstof baren
me overigens wel zorgen. Zijn we met de plannen voor productie,
transport en import van groene waterstof wel op de goede weg of moeten
we het over een andere boeg gooien? Bij de onvolprezen podcast Studio
Energie pleitte Rob Vasbinder bijvoorbeeld voor een andere route met
zout, namelijk via natriumhydroxide en met gebruik van een natrolyzer en
een alkalyzer. Ik ben benieuwd of de minister muziek ziet in deze vorm
van productie, opslag, transport en omzetting. Hoe het ook zij, welke
rol ziet de minister in de tussentijd voor koolstofarme waterstof en
slimme langetermijncontracten, waar collega Erkens het ook al over
had?
Voorzitter. Dan een ander punt. De marges voor duurzame energie zijn
vaak flinterdun. Dat is echt een groot verschil met het fossiele
tijdperk. Kijk naar de raffinageroute die IenW met die gekke
correctiefactor heel ingewikkeld dreigde te maken. Er waren meerdere
Kamervragen en moties nodig om dat te repareren. Zo'n beleidswijziging
maakt het verschil tussen een net wel rendabele fabriek of een zwaar
verlieslatende fabriek. Wanneer komt definitief duidelijkheid over de
hoogte van de correctiefactor?
Ook de hoogte van een nettarief is cruciaal voor een rendabele
businesscase voor waterstofproductie. Kunt u bevestigen dat
electrolysers bij aanlandingen van wind op zee een netto positieve
impact hebben op de belasting van het net? Vrijstelling van nettarieven
lijkt mij dan op zijn plaats. Is de minister bereid zich in te zetten
voor een locatiegebonden vrijstelling?
Dan de Delta Rhine Corridor. Met schroom snijd ik dat thema aan, want
iedere keer als een politicus daarover begint, is er weer een jaar
vertraging. De scope is inmiddels beperkt, maar nu komt het erop aan
vergunningsprocedures te versnellen. Hoe gaat de minister dat doen en
wanneer kan de realisatie beginnen? Hoe wil ze borgen dat ook
marktpartijen commitment geven, zodat men kan gaan bouwen?
Dan groen gas. Het doel is 2 miljard kuub groen gas in ons land in 2030.
De productie in 2023 was slechts 280 miljoen kuub. Het wetsvoorstel is
vertraagd. Dat roept de vraag op of 2 miljard kuub in 2030 haalbaar is.
Tot wanneer gaat de bijmengverplichting eigenlijk gelden; tot 2040? Is
verdere fasering raadzaam? Als het wetsvoorstel Jaarverplichting groen
gas komend jaar, na al een jaar vertraging, van kracht moet worden, moet
het wel voor de zomer in de Kamer liggen. Gaat dat lukken, ook gelet op
de gesprekken met de Europese Commissie?
De Kamer wil in meerderheid de glastuinbouwsector buiten ETS2 houden.
Mijn fractie wil dat ook, gelet op de sectorale CO2-heffing
en de afbouw van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw. Daarbij
willen we een te grote lastenstijging voorkomen, die dan bovendien niet
meer nodig is om de klimaatdoelen in de glastuinbouw te bereiken. Maakt
het kabinet ook deze keuze? En hoe wil het dat doen; via verdiscontering
tot opgave per ETS2-sector met een bevroren aandeel voor de
glastuinbouw? Of wordt de opgave verdeeld over de bestaande
ETS2-sectoren? Wat betekenen de diverse keuzemogelijkheden voor het
wetsvoorstel?
Ten slotte. Wat is de visie op de allocatie van het geproduceerde groen
gas, vooral in het landelijk gebied of juist ook in de monumentale
binnensteden? Hoe gaat de minister daarop sturen?
De voorzitter:
Dank, meneer Grinwis. U heeft een vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
De heer Grinwis had het over de RED III-doelstelling. We hebben collega
Erkens horen zeggen dat er wellicht een uitzondering zou moeten zijn
voor de productie van ammoniak. We zien eigenlijk in heel Europa
handelingsverlegenheid bij de implementatie van die richtlijn. Wat zou
wat de heer Grinwis betreft de Nederlandse overheid daarmee moeten
doen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat de doelen voor groen waterstof in RED III te hoog gegrepen
zijn voor 2030. Daarom heb ik al eerder, in de vorige periode, met name
met collega Erkens bepleit om ook blauwe waterstof of koolstofarme
waterstof in te zetten. Dat mag dan niet onder die definitie. Als het
helpt om ammoniak vrij te stellen in het bereiken van de afspraken die
zijn gemaakt op Europees niveau, prima. Maar ik denk eerlijk gezegd dat
er een realitycheck op RED III nodig is in Brussel. Nu hebben wij als
enige lidstaat gekozen om hup, die doelen door te rollen naar onze
industrie. Daarom vraag ik ook naar het normeren van de vraag. Als je
namelijk alleen maar de doelen doorrolt naar onze industrie, dan zeg je
eigenlijk tegen onze industrie, die afhankelijk is van waterstof, "zoekt
u uw heil maar over de grens". Dat past niet in onze visie op een echt
serieuze groene transitie, waarbij je in de toekomst niet alleen
consumeert maar ook hier produceert.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de beurt aan de heer Vermeer. Gaat uw gang.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De energietransitie moet aansluiten bij wat onze
mensen, boeren en bedrijven nodig hebben en kunnen dragen. Dat is best
ingewikkeld, hoorden we hier ook al in de vorige bijdrages. Waterstof is
altijd gepresenteerd als essentieel voor de energietransitie en onze
positie als waterstofhub in Noordwest-Europa is daarin wellicht een
kans. BBB pleit voor betaalbare en realistische oplossingen. Zo kunnen
kustregio's wellicht een voortrekkersrol spelen in de productie van
waterstof, maar u hoorde ook dat ik wel wat voorbehouden inbouw, omdat
het tot nog toe allemaal niet oplevert wat het belooft. Mestvergisting
biedt boeren de kans om bij te dragen aan de productie van duurzame
energie en tegelijkertijd een eerlijk inkomen te verdienen, of in ieder
geval de kosten van het kwijtraken van de mest te verlagen.
Maar de kostprijs van groene waterstof moet omlaag, bijvoorbeeld door
vrijstelling van netwerktarieven zoals in Duitsland. We hebben in het
hoofdlijnenakkoord gezegd dat we excessieve verschillen met buurlanden
willen bestrijden. Alleen hebben we daarvoor nog geen voorstel
ontvangen. Kan de minister aangeven hoe zij ook met de collega's van
Financiën eraan werkt om dit recht te gaan trekken? Die Delta Rhine
Corridor is natuurlijk cruciaal. Er wordt nu gepraat over oplevering in
2032, maar eigenlijk is 2028 toch wel gewenst. Is dat echt
mogelijk?
De raffinageroute — de heer Bontenbal had het daar ook al eerder over —
kan de vraag naar waterstof vergroten, maar dan moet er natuurlijk echt
gekeken worden naar die correctiefactor. Het doel moet zijn om
CO2 te besparen. Het doel moet niet zijn om ... Ja, wat is
eigenlijk het doel van die correctiefactor? Ik snap daar eigenlijk
helemaal niets van. Je moet in een transitie altijd voor de korte
termijn kijken naar de best mogelijke oplossing tegen de laagste kosten.
Eigenlijk wordt hier gewoon een drempel opgeworpen, die de
CO2-reductie gaat beperken in de praktijk.
Ook blauwe waterstof — hier eerder genoemd als realistische
tussenoplossing — maakt geen onderdeel uit van de SDE-regelingen. Hoe
kunnen wij dit gaan veranderen? Mestvergisting kan jaarlijks 1,5 tot 3,5
miljard kuub aan groen gas opleveren, waarmee we 10% van onze
CO2-doelen halen. Maar de landbouw kan geen aanspraak maken
op het Klimaatfonds voor investeringen daarin. Hoe kan de minister
stappen zetten om hier toch wat mogelijk te maken?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben blij dat de heer Vermeer begint over toegang voor de
landbouwsector tot het Klimaatfonds. CDA, GroenLinks-PvdA en
ChristenUnie doen met plezier een poging om opnieuw een voorstel in te
dienen, zodat de BBB daar wel voor kan stemmen. Want wat schetst mijn
verbazing: dit pleidooi staat haaks op het stemgedrag van de BBB vlak
voor het kerstreces. Ik kan mij voorstellen dat toen de vermoeidheid had
toegeslagen. Maar er lag een prachtig voorstel. Er lag een amendement
mét geld, 5 miljard, en een amendement zonder geld, voor als het
allemaal "moeilijk, moeilijk, moeilijk" lag in de coalitie om voor een
amendement te stemmen. Dit was bedoeld om voor de landbouwsector de
toegang te openen tot het Klimaatfonds, maar de BBB stemde toen
tegen.
De heer Vermeer (BBB):
Dat heeft helemaal niets met vermoeidheid te maken. Ik was nog scherp
tot het laatste moment, vond ik zelf in ieder geval. Ik was wel moe,
maar dat betekent niet dat we daardoor domme besluiten genomen hebben.
Dit had ook gewoon te maken met de afspraken die we binnen de coalitie
hadden over hoe wij met de begrotingsregels om zouden gaan. Ik geef weer
wat wij graag zouden willen. Maar daarvoor moeten er nieuwe afspraken
worden gemaakt binnen de coalitie, en die zijn er nu nog niet.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog. U heeft nog twee minuten.
De heer Vermeer (BBB):
Nog twee minuten? Dat is wel heel weinig. De energietransitie loopt vast
omdat elk ministerie op zijn eigen eiland zit. We hebben een ministerie
van Klimaat dat gaat over de bijmengverplichting, een ministerie van
Infrastructuur dat zich met biobrandstoffen en de raffinageroute
bemoeit, en het ministerie van Landbouw dat iets met mestvergisting
doet. Gisteren heb ik nog gesproken met de tankstationhouders van de
club die Drive heet. Die zitten weer met andere problemen. Zij proberen
juist meer transitiebrandstoffen en waterstof aan te bieden, maar
vervolgens worden ze via IenW weer beperkt met maatregelen en mogen ze
niet eens een snellaadstation combineren met andere brandstoffen. Ook
hier wordt de vooruitgang en de transitie tegengehouden.
We staan op een kruispunt. We hebben op 13 januari een brief van de
minister gekregen over de bijmengverplichting voor groen gas. Meerdere
collega's hebben het daar al over gehad. Er werden forse verhogingen van
de gasprijs genoemd. Ik ga voor het komende jaar 52,428 cent per kuub
betalen. Daar zou op termijn 13 à 14 cent bovenop kunnen komen. Er wordt
in de brief ook gemeld dat deze meerkosten vooral hoog zijn voor de
glastuinbouw. Ik pleit dus ook voor wat de heren Bontenbal en Grinwis
aangaven: wij moeten één pakket kiezen voor de glastuinbouw, over alle
ministeries en regelingen heen, en dat geldt eigenlijk voor alles wat we
hier doen. We moeten kappen met dat in silo's behandelen waardoor de ene
wet de andere tegenwerkt, want dat is volgens mij het grootste probleem
waardoor we nu niet de snelheid maken die we moeten maken. Dit geldt ook
voor de voedings- en genotmiddelenindustrie en, zoals u weet, de horeca.
Dat gaat natuurlijk doorberekend worden in de prijzen voor de
consument.
De voorzitter:
Rondt u af, alstublieft?
De heer Vermeer (BBB):
Ik wou afsluiten. Mag ik nog één afsluitende regel toevoegen?
De voorzitter:
Ja, graag. U heeft nog 20 seconden.
De heer Vermeer (BBB):
Deze stijgende nettarieven, die ook worden veroorzaakt door de
bijmengverplichtingen, zijn geen kwestie van gokken met de portemonnee,
maar een kwestie van met zekerheid zorgen dat die portemonnee leger
wordt.
Dank u wel.
De heer Erkens (VVD):
De heer Vermeer had het over toegang tot het Klimaatfonds voor de
landbouw. Ik heb bij de begroting volgens mij ook al gezegd dat wij daar
niet zo'n voorstander van zijn, omdat daar andere routes voor gekozen
zijn. Maar voor het principe ben ik wel benieuwd naar het volgende.
Aanvragen voor het Klimaatfonds worden, voor ze gehonoreerd worden,
vanuit de sector altijd gecombineerd met normerende en beprijzende
maatregelen. Hoe zou de heer Vermeer daarnaar kijken?
De heer Vermeer (BBB):
Als we het hebben over toegang tot het Klimaatfonds, dan horen daar
voorwaarden bij. Daar moeten we het gewoon over hebben. Dat lijkt me
logisch.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik zou iets meer duiding willen van collega Vermeer over hoe hij het
ziet rond die uitzondering voor de glastuinbouw op die
bijmengverplichting. Hoe ziet hij dat? Denkt hij dat de glastuinbouw
uitgezonderd kan worden van die bijmengverplichting? Ik begrijp dat daar
ook discussies over zijn in het kabinet. Ik zie ook in de beslisnota die
meegestuurd is dat het kabinet er intern niet uit is gekomen. Dat staat
in de beslisnota. Het is volgens mij vooral minister Keijzer die
dwarsligt. Dat heb ik vernomen. Ik vermoed dat dat komt doordat de BBB
de glastuinbouw wil ontzien, en dat kan ik me ook voorstellen. Maar is
het te doen om de glastuinbouw uit te zonderen van die
bijmengverplichting? Of zegt u: nee, er moet in dat pakket compensatie
komen? Ik denk zelf namelijk dat het uitzonderen gewoon niet mogelijk
is.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zat niet bij die besprekingen in het kabinet. Ik heb ook niet precies
uit de nota kunnen halen wie daarvoor of -tegen was. Maar ik kan me wel
heel goed voorstellen dat BBB-bewindspersonen strijden voor de
glastuinbouw. Ik kan wel bevestigen dat dat zo is. Ik denk dat het heel
ingewikkeld is om in die bijmengverplichting een onderscheid te maken
tussen dat deel van het gas dat je gebruikt om je kassen te verwarmen en
dat deel dat je gebruikt voor je warmtekrachtcentrales als
energieproducent, wat weer de rol is van de glastuinbouw. Dat is ook een
hele ingewikkelde kwestie. De glastuinbouw heeft bij het uitrollen van
het gasnetwerk en het energienetwerk in Nederland een hele belangrijke
rol gekregen in de stabilisatie van het elektriciteitsnet. Daar hebben
ze inspanningen voor geleverd en investeringen voor gedaan.
Ze hebben dus eigenlijk twee businessmodellen in één. Aan de ene kant
produceren ze voedsel, bloemen of wat dan ook, en aan de andere kant
hebben ze een rol in het energienetwerk. Ik weet niet hoe we dat goed
kunnen differentiëren. Als dat niet te differentiëren is, moet je
waarschijnlijk toe naar het helemaal uitzonderen van de
bijmengverplichting, of moet je in het totaalpakket kijken naar
compensatie, zoals de heer Bontenbal net aangaf. Maar dan moeten we daar
ook de fiscale maatregelen in meenemen, en niet alleen op het terrein
van Klimaat en Groene Groei. Daar maken we echt fouten in door zaken
niet integraal te bekijken. Dat geldt ook voor die tankstations, want
daar gebeuren dus ook dingen die eigenlijk ingaan tegen de
energietransitie en de wensen die we op dat gebied hebben. Dat is
volgens mij de belangrijkste uitdaging voor ons allemaal. Ik vind dus
dat er meer woordvoerders van KGG bij Financiën, Fiscaliteit en EZ
moeten aansluiten, zodat we dit beter integraal kunnen benaderen.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, uw punt, alstublieft. De antwoorden worden steeds
langer, en de interrupties ook. Op deze manier gaan we het vandaag niet
redden voor 18.00 uur. Meneer Erkens, uw laatste interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Nog even over de bijmengverplichting voor groen gas. De heer Vermeer en
ik hebben daar samen een motie over ingediend. Volgens mij zijn wij
allebei voorstander van die bijmengverplichting, ook omdat dit een
verdienmodel kan zijn voor de landbouw in Nederland. Maar als je
inderdaad de glastuinbouw uitzondert, betekent dit naast alle
uitvoeringsproblemen ook dat huishoudens meer gaan betalen voor hun
energierekening. De kosten worden daardoor voor de huishoudens hoger.
Hoe kijkt de heer Vermeer naar het punt dat ik net ook bij de heer
Bontenbal maakte? Ik gaf aan dat we misschien ook een andere maatregel
die eerder genomen is kunnen schrappen als er een bijmengverplichting
zou komen voor de glastuinbouw, om ervoor te zorgen dat die maatregelen
niet stapelen. Je zou dan natuurlijk hetzelfde bereiken voor de
glastuinbouw: hen helpen en tegelijkertijd de bijmengverplichting
mogelijk maken. Is dat niet iets wat u ook zou moeten meegeven aan de
minister?
De heer Vermeer (BBB):
Eigenlijk heb ik dat net in het antwoord op de heer Bontenbal al precies
uitgelegd. Moet ik het nog herhalen of is de voorzitter daar niet zo'n
voorstander van?
De voorzitter:
Nee. Mevrouw Kröger, gaat uw gang met uw inbreng.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. In de energietransitie valt op dat sommige
onderwerpen maar weinig aandacht krijgen — ik denk bijvoorbeeld aan
energiebesparing — terwijl andere onderwerpen bijna tot een hype leiden,
zou je kunnen zeggen. En ja, we hebben groene waterstof nodig. Zeker.
Dat is zeker belangrijk. Maar het is wel een stuk van een oplossing voor
een aantal vrij specifieke toepassingen. Binnen het waterstofbeleid is
er een verwarrende mismatch — die is door meerdere woordvoerders
genoemd, maar wellicht met een andere uitkomst — tussen de enorme
ambities enerzijds en de realisatiekracht en het beleid anderzijds. Daar
heb ik een paar vragen over.
Hoe denkt de minister dat de binnenlandse vraag naar waterstof zich gaat
ontwikkelen? Hoeveel waterstof is er nou echt nodig, en in welke
sectoren? Is zij het met mij eens dat, waar mogelijk, elektrificatie
altijd de prioriteit heeft, maar dat er, waar nodig, gestuurd moet
worden op het gebruik van waterstof en de overstap naar groene
waterstof? Waar stuurt zij op en hoe doet zij dit specifiek? Hoe is dit
onderdeel van de maatwerkafspraken? Past zij haar plannen, bijvoorbeeld
het Nationaal Plan Energiesysteem, aan als blijkt dat waterstofprojecten
langer gaan duren dan voorzien of als blijkt dat er een andere prognose
komt? Is de minister het met mij eens dat er in het beleid juist voor
groene waterstof een extra stimulans zou moeten zitten? Op welke manier
zou er gedifferentieerd kunnen worden in de CO2-impact van
waterstof? Overweegt de minister om bijvoorbeeld een apart tarief voor
waterstof in te voeren in de energiebelasting in 2026, en dan te
differentiëren naar CO2-uitstoot? Waarom is er, gegeven de
ambitie aan de productiekant, gekozen voor de stevige bezuiniging op
waterstof vanuit het Klimaatfonds? Welke impact gaat dat hebben? Ik lees
daar eigenlijk niets over in de brief, terwijl het toch wel een flinke
beleidswijziging is.
Is de minister het met mij eens dat er juist aan de vraagkant — collega
Grinwis begon daar ook al over — sturing nodig is, en dat dat het liefst
ook op Europees niveau gebeurt? Is dat dan ook haar inzet voor de green
industrial deal? Excuus, de Clean Industrial Deal. "Green" is "clean"
geworden in Europa. Collega Grinwis had het bijvoorbeeld al over een
verplicht percentage groen staal. Dat maakt voor de eindgebruiker van
bijvoorbeeld een auto eigenlijk maar weinig uit, of zeer beperkt wat
uit, terwijl het wel een enorme stimulans kan geven. Welke kans ziet zij
daarvoor? Is zij bereid daarvoor in Europa te gaan staan? Welke kans
ziet zij voor het opnemen van dit soort criteria in aanbestedingen? De
rijksoverheid of overheden zijn immers een groot gebruiker van onder
andere staal.
Voorzitter. Dan over de Delta Rhine Corridor. Welke gevolgen heeft het
besluit om de gelijkstroomkabel uit het project te halen voor de
elektrificatie van de industrie, voor de aanpak van netcongestie in
Noord-Brabant en Limburg, en voor de uitrol van wind op zee? Welke extra
maatschappelijke kosten zijn hiermee gemoeid? Ik stel de vragen, maar de
antwoorden die ik vanuit de sector krijg, zijn zeer, zeer verontrustend.
Waarom heeft de minister ervoor gekozen om op deze manier
CO2-opslag en waterstof te prioriteren boven elektrificatie?
Zijn echt alle mogelijkheden op tafel geweest? Is de breedte van de
strook het primaire probleem, met daarin de planning? Is er ook gekeken
naar aanleg op verschillende dieptes? Voor de Noord-Brabantse gemeenten
zijn de zorgen groot over het transport van ammoniak over het spoor. Wat
gaat de minister hier concreet mee doen? Nu dreigen mensen hierin de
dupe te worden.
Zijn alle financiële middelen er al voor de aanleg van de waterstofpijp
of zijn er nog commitments voor nodig van marktpartijen? Dit zou toch
net zo goed tot vertraging kunnen leiden? Is er een analyse geweest van
hoe reëel de planning aan de waterstofkant is en welke impact het heeft
als de marktpartijen nog niet aan boord zijn aan de afnamekant? Kan hier
een second opinion op komen? Ik maak me er grote zorgen over dat er nog
steeds vertraging komt, maar dat we dan wel de elektrificatie gemist
hebben. Dat zou maatschappelijk gezien toch ongelofelijk zonde
zijn.
Voorzitter. Dan een paar vragen over de productie van waterstof uit wind
op zee. De kosten die netbeheerders op dit moment moeten betalen aan
re-dispatch nemen alleen maar toe, of die zijn er al en gaan alleen maar
toenemen. Dat zijn natuurlijk uiteindelijk maatschappelijke kosten, die
bij ons allemaal belanden. Hoe zorgen we ervoor dat deze uitgaven
vermeden worden door een prikkel te creëren om van al die overtollige
stroom op piekmomenten waterstof te produceren? Wat is daarvoor nodig in
het prijsmechanisme? Hoe kijkt de minister daarnaar?
Ik heb ook vragen over de ecologische impact van elektrolyse op zee en
de demonstratieprojecten die daarmee gedaan worden.
De voorzitter:
Rondt u af, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
O, jeetje, voorzitter.
De voorzitter:
Ik doe het ook niet graag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb dan een vraag over wat er gedaan wordt met de uitkomsten van het
onderzoek naar de milieueffecten van elektrolyse op zee. Hoe worden die
betrokken bij de demonstratieprojecten?
Tot slot, er zijn grote zorgen over de risico's van de import van
waterstof, met name met betrekking tot mensenrechtenschendingen,
waterschaarste, land grabbing en een aantal andere grote
maatschappelijke problemen. Op welke manier gaat deze minister ervoor
zorgen dat in de afspraken die gemaakt worden over de import van
waterstof, ook daadwerkelijk de imvo-criteria gaan gelden? Is zij bereid
om dat als voorwaarde te stellen aan partijen die voor de waterstofketen
subsidie ontvangen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. Dan is het de beurt aan de heer Flach voor zijn
inbreng.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Enthousiasme is aanstekelijk: wie herkent dat
niet als je op werkbezoek gaat? Zeker in het energieveld gebeuren mooie
dingen. Zo was ik deze week in mijn eigen regio, de Smart Delta
Drechtsteden, op het eerste emissieloze baggerschip, mede mogelijk
gemaakt door de ons aller bekende Regio Deal. Tegelijkertijd is het
belangrijk om het geheel te blijven bekijken. Hoe passen ontwikkelingen
in het geheel van het energiesysteem? Wat is een optimale inpassing? Dat
geldt ook voor waterstof en groen gas.
De industrie kan niet zonder waterstof, hetzij door import van
waterstofdragers, bijvoorbeeld uit zonovergoten landen, hetzij door
blauwe en groene waterstof van eigen bodem. Waterstofproductie voor
elektriciteitscentrales is echter minder aantrekkelijk, vanwege de
omzettingsverliezen. Overtollige stroom kan energetisch beter worden
weggezet via power to heat, zoals elektrische boilers. De rol van
waterstof moet niet overschat worden, maar we moeten wel snel aan de
slag, want we kunnen niet om waterstof heen.
Een groot knelpunt is het hoge nettarief voor elektrolysers. Komt er een
vrijstelling voor elektrolysers op strategische locaties, vraag ik de
minister. Dan dragen elektrolysers, maar ook batterijen, juist bij aan
het balanceren van het net. Ik begrijp dat de ACM dwarsligt in verband
met Europese regels. De vraag is waarom het dan wel in Duitsland kan.
Hoe kijkt de minister aan tegen een elektrolyseconvenant met het
bedrijfsleven, zodat investeringsbereidheid omgezet wordt in
daden?
De industrie maakt zich terecht zorgen over de RED III-verplichting voor
groene waterstof, zeker bij ammoniakproductie. Groene waterstof is er
nog nauwelijks en zal duur zijn. Tegelijkertijd is er voor
groenewaterstofproductie zekerheid nodig over waterstofafname. Hoe gaat
de minister ervoor zorgen dat de verplichting afgestemd wordt op de
haalbaarheid en betaalbaarheid ervan? Gaat zij samenwerken met
buurlanden voor een vergelijkbare implementatie van de Europese
verplichting? Wordt bij ammoniakproductie de mogelijkheid geboden om
blauwe in plaats van groene waterstof in te zetten? Wat gaat de minister
doen om bij specifieke productgroepen het gebruik van groene waterstof
aan de vraagkant te stimuleren? Dat is ook al door enkele collega's
genoemd.
Het kabinet bezuinigt 1,2 miljard euro op energieopslag en waterstof.
Wat betekent dit voor de slag die juist gemaakt moet worden?
De Delta Rhine Corridor is een belangrijke schakel in het noodzakelijke
waterstofnet. Het is goed dat gestart wordt met de waterstof- en
CO2-leidingen. De eerder opgegeven opleverdatum blijft echter
buiten beeld. Hoe worden vergunningsprocedures versneld? Worden
subsidiebeschikkingen met einddatum 2028 verlengd?
Voor cluster 6-industrie is regionale waterstofinfrastructuur nodig. Hoe
wordt gezorgd voor de regionale aftakkingen van de backbone in de
gebieden waar de meeste potentie is? Gaat Gasunie dit bijvoorbeeld doen?
Bedrijven die investeren in waterstofterminals of hun fabriek
omschakelen, willen zekerheid over een wateraansluiting. Wat kan de
minister bieden? Komen er garantstellingen?
Voor waterstofproductie is in het Belastingplan een inputvrijstelling
geregeld. Voor groen gas wordt nog steeds dubbel betaald: bij productie
en gebruik. Wil de minister met haar collega van Financiën ook kijken
naar een inputvrijstelling voor groen gas?
Bij groen gas ligt de focus op de gebouwde omgeving. Een scenariostudie
hiernaar laat zien dat inzet van groen gas met hybride warmtepompen voor
de laagste maatschappelijke kosten zorgt. We moeten echter niet vergeten
dat groen gas in de mobiliteitssector, waar het benzine en diesel
vervangt, meer CO2-winst oplevert. Wat is het
langetermijnperspectief voor de inzet van groen gas?
Hoe dan ook moet de biogasproductie omhoog. Het beleid is echter
versnipperd over drie ministeries. Hoe wordt gezorgd voor daadkracht om
productie te stimuleren? Worden ook versnellingsgebieden aangewezen voor
biogasproductie via mestvergisting, vraag ik de minister.
Voorzitter. Dan de glastuinbouw. Bij de glastuinbouw is al sprake van
een stapeling van heffingen. Die is voldoende om de afgesproken
CO2-reductie te halen. De Kamer heeft een motie aangenomen om
te voorkomen dat ETS2 daarbovenop komt. Maar ook de prijsverhoging
vanwege de bijmengverplichting verzwaart de lasten en komt bij tuinders
veel harder aan dan bij anderen. Ik roep de minister op ervoor te zorgen
dat tuinders niet kopje-onder gaan. Lastenverzwaringen moeten niet
verder gaan dan nodig is voor het sectorale doel. We hebben hun
flexibele wkk's ook hard nodig voor de leveringszekerheid.
Tot slot. Projecten voor duurzame warmte uit vloeibare biomassa hebben
een probleem. Ze hebben te maken met een forse kostenverhoging door de
afschaffing van het verlaagde accijnstarief voor de zware stookolie.
Ondertussen gaat de SDE-subsidie naar nul vanwege de gasreferentie. Kan
de minister ervoor zorgen dat er gecorrigeerd wordt voor de
accijnsverhoging?
De voorzitter:
Was dat het, meneer Flach? Ja? Dank u wel voor uw inbreng. Sorry, meneer
Grinwis, u wilde nog een interruptie, maar helaas: u heeft er al vier
gehad. We hebben een kersverse, nieuwe collega, mevrouw De Vos, die op
haar eerste dag ook meteen een inbreng doet bij dit debat. Ga uw
gang.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Onze huidige energieproductie is nog
slechts een derde van onze energieproductie van een decennium geleden.
Een derde! Deze dramatische achteruitgang is geen natuurverschijnsel,
maar het gevolg van bewust beleid, van klimaatbeleid dat ook dit kabinet
van PVV, VVD, NSC en BBB een-op-een voortzet. Dat is in één woord samen
te vatten: de energietransitie. Want ook dit kabinet wil een
klimaatneutraal Nederland in 2050, met nul CO2-uitstoot. De
Groninger gaskraan is gesloten en de putten worden, as we speak,
dichtgestort met 500 meter cement. Onder dit kabinet is zelfs begonnen
aan de afbraak van de gehele infrastructuur. Het tekort aan aardgas
wordt ondertussen gecompenseerd met lng, dat per tanker uit de Verenigde
Staten wordt geïmporteerd en acht keer zo veel CO2 uitstoot
als ons eigen aardgas. De logica is ver te zoeken.
In eigen land zet dit kabinet ondertussen vol in op "groene energie", op
een Noordzee die is volgebouwd met windturbines en weilanden die zijn
geasfalteerd met zonnepanelen, op biomassa, restwarmte en aardwarmte, en
tot slot op waterstof om deze onvoorspelbare en onbetrouwbare
energievormen te kunnen opslaan en vervoeren. Laat duidelijk zijn: deze
vormen van groene energie zijn niet rendabel. Waterstof is bijvoorbeeld
zes keer zo duur als aardgas, en zonne- en windenergie hebben altijd een
back-up nodig. Groene energie draait op dwang en op subsidie, op kosten
die de belastingbetaler moet ophoesten. Bovendien dekken deze
energievormen op dit moment slechts zo'n 12% van onze totale
energiebehoefte. "Klimaatneutraal in 2050" betekent dus een totale
transformatie van ons energiesysteem, van onze leidingen, van ons
straatbeeld en van ons landschap.
Voorzitter. Ik kan voor deze radicale metamorfose helaas niet één goede
reden bedenken. Allereerst omdat er geen klimaatprobleem is. Als de
reconstructies kloppen, wat nog maar zeer de vraag is, is de wereldwijde
temperatuur sinds 1850 met ongeveer 1 graad gestegen. Dat is niet iets
uitzonderlijks. Rond het jaar 1000 begon de warme middeleeuwse periode,
waarin de Vikingen naar Groenland trokken om landbouw te bedrijven.
Vanaf 1450 maakten we een kleine ijstijd door, zoals vastgelegd in de
prachtige schaatstaferelen van Hollandse meesters als Hendrik Avercamp.
Sinds 1850 wordt het langzaam weer wat warmer. De zeespiegel is sinds
1890 met 24 centimeter gestegen. Dat is 1,86 millimeter per jaar. Ook
dat is niets uitzonderlijks. 10.000 jaar geleden waren er nederzettingen
op Doggerland, dat nu tientallen meters onder het oppervlak van de
Noordzee ligt.
Voorzitter. Het klimaat en de zeespiegel zijn niet stabiel. Dat waren ze
niet en dat worden ze niet. Maar zelfs als je gelooft dat er een
klimaatprobleem is, dan zullen Nederlandse maatregelen deze volgens het
KNMI met hooguit 0,00007 graden kunnen beperken. Dat is een totaal
insignificant, zelfs onmeetbaar verschil.
Voorzitter. Nederland had een uitmuntend energiesysteem, met aardgas uit
eigen bodem en een betrouwbaar elektriciteitsnet. We zien dat nu
allemaal voor onze ogen verdwijnen. Ons elektriciteitsnet barst uit haar
voegen en dreigt uit te vallen. Industrie en zelfs huishoudens moeten
inmiddels maanden tot jaren wachten op een aansluiting en overbruggen
die op dieselgeneratoren. De energieprijzen gaan door het dak en zijn
voor steeds meer huishoudens en ondernemers niet meer op te brengen.
Honderdduizenden Nederlanders kunnen hun energierekening niet of bijna
niet meer betalen.
Voorzitter. Dit alles omdat de mensen die het in dit land voor het
zeggen hebben, zijn gegrepen door de groene gekte. Zij zijn bereid om
daar onze gehele economie voor op te offeren. Dat is niet duurzaam, dat
is gewoon heel duur. Forum voor Democratie wil dan ook stoppen met deze
waanzin. Het Groningenveld kan gewoon weer open. De Groningers moeten we
uiteraard ruimhartig compenseren. We maken het gebied
aardbevingsbestendig en we gaan door met boren, zodat we de volgende
generaties geen puinhoop nalaten, maar een welvarend land.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de kant van de Kamer. Is twintig minuten genoeg, minister?
Ja? Dan zien we elkaar om 15.30 uur weer terug. Dan is dit debat nu
geschorst.
De vergadering wordt van 15.08 uur tot 15.44 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Klimaat en
Groene Groei. Aan de orde is het debat over waterstof, groen gas en
andere energiedragers. De minister had laten weten dat ze iets langer
nodig had, maar we kunnen nu beginnen aan de eerste termijn aan de zijde
van het kabinet. Het woord is aan de minister. Gaat uw gang.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. Bedankt voor de paar minuten extra. Er is een hele set
vragen gesteld, die ik in vijf blokjes ga beantwoorden. Ik begin met
alles over groene waterstof: de infrastructuur, de ambities die zijn
gesteld en de vraag hoe het nu gaat in de uitvoering. Daarna heb ik een
apart blokje over de Delta Rhine Corridor. Vervolgens ga ik het hebben
over koolstofarme waterstof en behandel ik de overige vragen die over
waterstof gesteld zijn. Daarna komt blokje vier, over groen gas, en tot
slot heb ik blokje vijf, met nog een aantal overige vragen.
Voorzitter. Voordat ik inga op alle gestelde vragen, heb ik eerst een
paar noties vooraf. Hierover zijn opmerkingen gemaakt door verschillende
Kamerleden. Een aantal jaar geleden zijn er een aantal ambitieuze
plannen neergelegd voor de productie van groene waterstof. Ik denk dat
er niemand is die het belang van groene waterstof niet onderschrijft,
maar we zien allemaal dat de realisatie in de praktijk minder snel gaat
dan we aanvankelijk gepland en gehoopt hadden. Ik geloof dat de heer
Bontenbal die woorden gebruikte. Het is nu zaak om op een goede manier
om te gaan met die tegenvallers in de uitvoering, op zo'n manier dat we
alle betrokken partijen ... Dat geldt overigens ook voor groen gas.
Daarbij zie je dat zich in de uitvoering soortgelijke problemen
voordoen. Daar ga ik zo wat specifieker op in. Het is nu zaak om de
waterstofproductie goed op gang te brengen, op zo'n manier dat de
Nederlandse industrie en het Nederlandse bedrijfsleven dat goed kunnen
doen. We willen in Nederland een koplopersrol blijven vervullen.
Ik noemde al even ons bedrijfsleven en de industrie. Ik ga gelijk in op
de vraag die door de heer Erkens en de heer Grinwis is gesteld, namelijk
of de doelstelling van 42% nog realistisch is. Moeten we niet beter
aansluiten bij hoe het in onze buurlanden gebeurt? De verplichting van
42% geldt op lidstaatniveau. Nederland wil het realiseren van die
verplichting invullen met een combinatie van subsidie en normering.
Vandaar de jaarverplichting. Althans, de regeling die we net
geconsulteerd hebben. Daarbij maken we gebruik van de uitzonderingen die
door de Europese Unie zijn toegestaan. Het gaat dan om ammoniak. Volgens
mij vroeg de heer Flach daar ook naar. We verplichten dit langs de route
van een realistisch ingroeipad. We hebben daarvoor twee ingroeipaden
geconsulteerd. Ik noem ze maar even "laag" en "hoog". De reacties daarop
zijn binnen. De consultatie sloot op de dag in december waarop we dit
debat oorspronkelijk zouden voeren. Die reacties worden nu bekeken en
verwerkt. Vervolgens moet er een definitief voorstel komen. Daarbij
kijken we natuurlijk ook naar wat de landen om ons heen doen, maar ik
moet er wel bij zeggen dat Nederland hierin vooroploopt, dus dat de
buurlanden vooral naar ons kijken. Je ziet in de hele waterstofsituatie
dat iedereen naar elkaar kijkt en wacht op een stap van de ander. De
interesse in wat wij doen en de keuzes die Nederland hierin maakt, is
groot.
In aanvulling op die vraag vroeg de heer Erkens: als je iets meer
realistisch inzet op het gebruik van groene waterstof, zou dat dan geld
kunnen vrijspelen in het Klimaatfonds? Ik wil daar voorzichtig mee zijn,
want een nieuwe sector opbouwen kost tijd en geld. We hebben iets
gepland ten aanzien van de ontwikkeling van groene waterstof, zoals ik
net al zei. Het gaat nu in de uitvoering anders dan we gedacht en
gehoopt hadden. Dat hebben we ook gezien bij wind op zee. Je moet iets
soms even de tijd geven en zijn werk laten doen in de tijd. Daarbij
geldt dat investeringszekerheid dan wel een belangrijke voorwaarde is.
En daar hoort natuurlijk ook weer stabiel en voorspelbaar
overheidsbeleid bij.
Zonder die gereserveerde klimaatfondsmiddelen is het dus de vraag of de
waterstofketen zich op tijd ontwikkelt voor het halen van de
klimaatdoelen. Maar bij Voorjaarsnota zal het kabinet aangeven welke
verdeling voor 2025 we voor ogen hebben. Op hoe dat er precies uit zal
zien, kan ik nu niet vooruitlopen, maar ik schets nu even dat ik
terughoudend ben om daar nu al een herverdeling in te maken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik wil nog even ingaan op de RED III-verplichting. Volgens mij vroeg de
heer Grinwis of het niet tijd is dat er in Europa een realitycheck op
die doelstelling komt. Ik neem aan dat je het uiteindelijk niet doet om
de industrie te belasten, maar om een bepaald doel te bereiken. Je ziet
nu dat grote fabrikanten, onder andere die van fertilizers, ervoor
kiezen om naar delen van de wereld te gaan waar die regels er helemaal
niet zijn. Die fabrikanten zitten dan nog steeds op dezelfde aardbol,
maar ze zijn dan wel buiten je bereik en je economische invloedssfeer
komen te liggen. Ik hoor dat andere lidstaten juist ook naar ons kijken
en daarom vraag ik de minister of zij ruimte ziet om in Europa met
andere lidstaten die realitycheck op te starten.
Minister Hermans:
Ja, zeker. Dat gesprek voer ik ook met mijn collega's, precies vanuit
dit oogpunt. Ik doe dat ook met het oog op de Clean Industrial Deal,
want daarin gaan hopelijk een aantal afspraken gemaakt worden die de
industrie in Europa, en dus niet alleen die in Nederland, helpen in de
verdere verduurzaming. Dus ik voer dat gesprek. Ik zal dat gesprek ook
blijven voeren om met elkaar tot realistisch en gewogen beleid te
komen.
Ik vind het wel belangrijk dat we daarbij ambitie blijven uitstralen,
want dit is natuurlijk wel wat hoort bij een transitie en bij zo'n grote
overgang in je hele energiesysteem en energievoorziening. Daarin zitten
lastige en ingewikkelde momenten. We komen straks bijvoorbeeld nog even
te spreken over de kosten van onder andere groen gas en hoe we daarmee
omgaan. Deze hele exercitie is niet alleen maar makkelijk. Er horen
ingewikkelde momenten en keuzes bij en daar moeten we doorheen als
Nederland en als Europese Unie. En ja, in het belang van het gelijke
speelveld doe ik er natuurlijk alles aan om het zo veel mogelijk in
afstemming en overeenstemming met buurlanden te doen.
De heer Flach (SGP):
Ik snap heel goed dat je in een transitie soms even lastige hobbels moet
nemen. Daar loop ik ook helemaal niet voor weg, maar als je ziet dat
groene waterstof er eigenlijk niet of niet voldoende is en dat
fabrikanten van kunstmest, die daarvan heel veel gebruiken, naar landen
als Pakistan gaan, dan heb je dus ook de milieuwinst of de
CO2-reductiewinst niet. Dat zijn toch zeker twee rode
vlaggetjes op basis waarvan je moet zeggen "dit zijn geen hobbels in een
transitietraject, dit noopt tot een echte realitycheck"? Moeten we dan
niet gaan kijken of deze richtlijn wel realistisch is en of we dit wel
kunnen doen? Schieten we hiermee ons doel zelfs niet voorbij?
Minister Hermans:
Natuurlijk, dat is het gesprek dat we voeren. Maar er zijn verschillende
routes. Je kunt wel zeggen "dan doen we het helemaal niet meer", maar
dat lijkt mij dus niet verstandig. Wij kiezen voor ingroei. In de
consultatie hebben we twee verschillende ingroeipaden geconsulteerd,
juist om die reden, want ik ben ook benieuwd hoe de industrie en hoe de
sector hier zelf tegen aankijken.
Ik noemde de Clean Industrial Deal al, want er spelen nu allerlei
ontwikkelingen. Je moet natuurlijk altijd oppassen dat je met het ene
goede doel of de ene goede intentie het andere aan de kant schuift of
overboord gooit. Soms moet je een keus maken en wel een stap
vooruitzetten. En daar is die jaarverplichting wel belangrijk voor. We
hebben het er allemaal over dat de markt zich moet gaan ontwikkelen,
maar daar horen ook zekerheid en richting bij. Soms kan dan zo'n doel en
zo'n percentage echt behulpzaam zijn om echt te zien wat er nodig is. Ik
hoop dat die consultatie ons goede handvatten of goede input geeft om
daar de balans in te vinden en om samen met de sector en de industrie
tot een goede afweging te komen.
De voorzitter:
Collega's, jullie hadden van mij een antwoord tegoed op de vraag hoeveel
interrupties ik wil toestaan. Wat mij betreft het liefst zo veel
mogelijk, maar we beginnen met vier. Maar als u het kort en krachtig
houdt, hoop ik naar zes te kunnen gaan.
Mevrouw Kröger heeft een interruptie en daarna meneer Erkens en meneer
Vermeer. Mevrouw Kröger, ga uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop inderdaad dat de minister, wanneer zij in Europa over realisme
praat, vooral benadrukt dat je de vraagkant moet ontwikkelen en dat je
niet, zoals nu, naar de jaarverplichting moet kijken. Ik denk dat het
ongelofelijk belangrijk is om wel de markt aan te jagen. Mijn vraag is
dus of er aan de vraagkant ... Ik heb een aantal vragen gesteld over
bijvoorbeeld het gebruik van met groene waterstof geproduceerd staal.
Kan daar geen percentage voor worden vastgesteld? Je kunt op
verschillende manieren de vraagkant stimuleren. Hoe kijkt de minister
daarnaar? En is dat de boodschap waarmee ze naar Europa gaat wanneer er
gesproken wordt over de Clean Industrial Deal?
Minister Hermans:
Dat ben ik helemaal met mevrouw Kröger eens: je moet de productie
stimuleren, maar ook de vraagkant. Het gaat om beide aspecten. Aan de
productiekant loopt er natuurlijk al het een en ander. Zo kijken we nu
naar de jaarverplichting en subsidies. Maar daar zou je natuurlijk ook
bij de vraagkant naar willen kijken. Dat moeten we verder uitwerken om
tegelijkertijd én te verduurzamen én onze concurrentiepositie niet te
verslechteren.
Ik weet dat mevrouw Kröger een aantal specifieke vragen gesteld heeft.
Ik zal daar zo op ingaan. Maar alvast in reactie op deze vraag: ja, het
is het allebei, vraag en productie.
De heer Erkens (VVD):
Het indicatieve doel van 42% is op dit moment een Europese verplichting.
Die kun je of op lidstaatniveau opleggen, waardoor bedrijven toch de
ruimte krijgen om iets meer met deze veranderende realiteit om te gaan,
of je kunt ze individueel op bedrijfsniveau opleggen. Van het voorstel
dat in consultatie is geweest, is de industrie echt geschrokken en de
berekeningen laten nu ook zien dat het onze concurrentiepositie wel eens
zou kunnen slopen. Het draait dus om het opleggen van die verplichting
op bedrijfsniveau. Is de minister daarom bereid om, voordat de wet naar
de Kamer komt, te kijken of een verplichting op bedrijfsniveau wel
verstandig is en of het niet beter is om het als een indicatief doel
voor de hele sector op lidstaatniveau vast te stellen? Want dan loop je
ook meer in de pas met andere landen.
Minister Hermans:
Je consulteert een voorstel niet voor niks. Ik vind daarom dat het dan
ook aan mij of aan het kabinet is om open naar alle inbreng en alle
input uit die consultatie te kijken. Ik zal dit punt serieus meenemen,
want uiteindelijk gaat het natuurlijk over de vraag of zo'n regeling
straks wel uitvoerbaar is en in balans met "hoe stimuleer je de vraag?"
Ik zei dat zojuist ook al in reactie op de vraag van mevrouw
Kröger.
De heer Erkens (VVD):
Mijn punt ging over de klimaatgelden en niet over de productiekant.
Volgens mij wil je met demonstratieprojecten en innovatie de
kostendaling en de opschaling van groene waterstof doorzetten. Maar als
je niet zou besluiten om een verplichting op bedrijfsniveau op te
leggen, zul je ook minder aan vraagsubsidiëring moeten doen.
Vraagsubsidiëring zal, denk ik, ook wezenlijk duurder uitvallen door de
hoge kostprijs van waterstof, want waarschijnlijk komt die rond de €14
per kilo te liggen en niet rond de €6 of €7, zoals een aantal jaren
geleden door TNO is uitgerekend. Dat betekent ook dat je waarschijnlijk
niet voldoende geld in het Klimaatfonds zult hebben om die ambitie waar
te maken. Vandaar dus mijn vraag.
Minister Hermans:
Dat begrijp ik. Die vraag is ook terecht. We doen daar op dit moment ook
onderzoek naar. We verkennen nu wat je kunt doen, gegeven de huidige
marktsituatie én de budgettaire ruimte, om de vraagkant te stimuleren.
Je kunt de vraagkant met subsidies stimuleren, maar je kunt de vraagkant
ook normeren. Daar stelden de heer Grinwis en mevrouw Kröger vragen
over. Je kunt dat bijvoorbeeld doen door op eindproducten te
normeren.
Heel specifiek werden volgens mij groen staal en groene kunstmest
genoemd. Daar wordt op dit moment extern onderzoek naar gedaan. De
uitkomsten daarvan verwachten we volgende maand en die zullen we
natuurlijk ook met de Kamer delen. Die uitkomsten zal het kabinet ook
gebruiken om de mogelijkheden of de opties voor de normering van groene
waterstof in eindproducten mee te kunnen nemen. We willen dat overigens
ook Europees inbrengen, want ook hier geldt weer: je doet dit bij
voorkeur en het liefst Europees. Het zou ook een onderdeel van de
principeafspraken in zo'n Clean Industrial Deal kunnen zijn.
Ik weet ook dat niet heel lang geleden zo'n 90 Nederlandse partijen een
oproep hebben gedaan aan Eurocommissaris Hoekstra om Europese
afzetmarkten voor schonere industriële producten te creëren. Zo zie je
dat er vanuit verschillende kanten de oproep wordt gedaan om hier
serieus naar te kijken. Dat doet het kabinet dus en dat gebeurt ook
Europees.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
De minister gaf net aan dat we het bij de Voorjaarsnota ook weer over de
verdeling moeten hebben. Maar het is dan wel essentieel voor de Kamer
dat we bij de verdeling van die gelden goed kunnen zien wat het
rendement van een bepaalde oplossingsrichting is. Hoe efficiënt is die
oplossingsrichting? Leidt die tot hogere productiviteit? Is die
economisch haalbaar? We kunnen die euro's namelijk maar één keer
uitgeven. Hoe zorgen we ervoor dat we die op de slimste manier gaan
inzetten?
Minister Hermans:
Ik check het even. Bij het nadenken over hoe je een subsidie kunt
vormgeven en hoe je vraag en productie kunt stimuleren, wordt er
natuurlijk altijd een impactanalyse gemaakt — laat ik het zo noemen — op
verschillende aspecten. Er wordt gekeken wat de verwachte opbrengst is
van de euro die je inzet. Dat is natuurlijk altijd een inschatting; dat
kun je nooit tot achter de komma met 100% zekerheid stellen. Maar zo
wordt er natuurlijk een afweging gemaakt bij de vormgeving van
subsidies. Daarom zit er in de voorwaarden om aanspraak te maken op het
Klimaatfonds ook de combinatie van normeren en beprijzen. Dat kun je
ondersteunen met subsidiërende maatregelen.
Ik beantwoordde net al een vraag van de heer Grinwis, maar ik heb er nog
veel meer voor mij liggen. Een daarvan gaat over de kostprijs van groene
waterstof. Die is momenteel hoog, en dat blijft waarschijnlijk nog een
tijdje zo. De vraag is of het klopt dat de kostprijs van eindproducten
waarschijnlijk nauwelijks zal stijgen als we groene waterstof gaan
normeren terwijl de vermindering van de CO2-uitstoot wel
substantieel is.
De heer Grinwis wil weten wat mijn inschatting daarvan is. De
verwachting is dat de prijs van eindproducten niet significant stijgt
als het gebruik van groene waterstof wordt genormeerd. Ik noemde net al
het externe onderzoek dat wordt gedaan naar groen staal en groene
kunstmest. Die uitkomsten zijn natuurlijk ook in het kader van deze
vraag heel relevant, om te kijken waar je op kunt inzetten en waar je
mogelijk een stap extra kunt zetten. Dat hebben de 90 partijen die ik
net noemde ook bij de Commissie onder de aandacht gebracht.
Dan een vraag van de heer Flach, over een elektrolyseconvenant met het
bedrijfsleven om de investeringsbereidheid die er is om te zetten in
daden. Het idee van zo'n convenant en de gedachte daarachter sluiten
heel erg aan bij waar ik en het kabinet nu graag de focus op leggen. Ik
heb het dan over het daadwerkelijk realiseren van projecten en ideeën
die er in veelvoud zijn, maar nu ook echt van de grond moeten komen. Er
lopen op dit moment voorbereidingen voor een traject om samen met
onderzoeksinstellingen en bedrijven te onderzoeken hoe we de kosten en
de risico's van elektrolyseprojecten sneller omlaag kunnen brengen. Als
dit een succesvol traject wordt, kan een convenant wat mij betreft een
goed middel zijn om de resultaten daarvan ook in de praktijk te
brengen.
De heer Flach vroeg mij ook naar regionale aftakkingen in de backbone
van de waterstofinfrastructuur, en of de Gasunie dit gaat oppakken. Het
is belangrijk dat we de infrastructuur en de backbone hebben om die
waterstofmarkt voor elkaar te krijgen. Het gaat om een landelijke
backbone, die begint met het ontsluiten van de vijf industriële
clusters, het ontsluiten van de opslag in de Eemshaven, dus ook in het
noorden van het land, en het ontsluiten van Duitsland, het
achterland.
Intussen kijkt de Gasunie met Hynetwork — dat is de dochteronderneming
die verantwoordelijk is voor het netwerk — waar je op termijn
aftakkingen kunt realiseren zodat je ook regio's, en daarmee dus ook
cluster 6-bedrijven, goed bereikt. Waar die aftakkingen precies moeten
komen, is natuurlijk ook afhankelijk van de waterstofvraag. Daarvoor
zijn de Cluster Energiestrategieën van die cluster 6-bedrijven
belangrijk. De CES'en komen als het goed is in januari van dit jaar naar
buiten. Netbeheer Nederland onderzoekt daarnaast samen met Hynetwork de
mogelijkheden voor de regionale infrastructuur. Met al die kennis bij
elkaar zullen we bezien hoe we in de toekomst met de regionale
aftakkingen om kunnen gaan. Ik verwacht dat we de Kamer daar na de zomer
nader over kunnen informeren.
De heer Flach vroeg mij naar de bedrijven die investeren in terminals
voor waterstof of hun fabriek omschakelen. Die willen zekerheid over hun
waterstofaansluiting. Welke zekerheden kan de minister bieden? Het hele
formele antwoord is dat ik die zekerheid niet kan bieden; dat is niet
aan mij. Dat is aan Hynetwork, die ik net ook al noemde. Zij zijn
bevoegd om overeenkomsten te sluiten voor de aansluiting op het
transportnet. Ik kan wel zeggen dat ik weet dat Hynetwork op dit moment
met veel bedrijven gesprekken voert over een bindend aansluitings- en
transportcontract. Hynetwork Services heeft die bedrijven natuurlijk ook
nodig om het net te vullen. Dat in reactie op de vraag van de heer
Flach.
De heer Grinwis, de heer Bontenbal, de heer Vermeer en de heer Flach
vroegen mij of er een vrijstelling komt als elektrolysers op
strategische plekken worden ingezet. Zij vroegen waarom dat in Duitsland
wel gebeurt en in Nederland niet, of nog niet. De ACM is exclusief
bevoegd om de nettarieven vast te houden. Daarbij moeten zij zich houden
aan het Europees kader, waarin het kostenveroorzakingsbeginsel
natuurlijk een belangrijk uitgangspunt is. De ACM heeft al toegezegd dat
zij bepaalde vormen van tariefdifferentiatie, bijvoorbeeld naar locatie
en tijd, nader wil onderzoeken. Dat gebeurt dus.
In het ibo dat nu loopt en in de loop van het voorjaar openbaar wordt,
wordt breder gekeken naar locatiesturing van elektrolyse, juist ook om
het elektriciteitsnet te ontlasten. Ik weet niet wanneer de ACM hier
exact mee komt, maar al die informatie samen kan daar mogelijk ruimte in
bieden. Ik weet inderdaad dat er in Duitsland soms — hoe zeg ik dit op
de goede manier? — regels op een andere manier worden toegepast. Dat
heeft met de interpretatie van Europese regelgeving te maken. We hebben
het hier al vaak over de volumecorrectieregeling gehad; dat is daar ook
zo'n voorbeeld van. Daarom zet ik mij er binnen de EU samen met
collega's voor in — dit hebben we afgelopen december in de Energieraad
en de Milieuraad meermaals onder de aandacht gebracht — om in Europa
echt werk te maken van verdere harmonisatie van de methodologie die
wordt gebruikt voor netwerktarieven voor elektrolyse, voor
batterijopslag en voor de industrie. Dat over de elektrolysers en de
tarieven.
De voorzitter:
Minister, voor u verdergaat, is er een vraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik snap de reactie van de minister, want die is in lijn met de eerdere
reacties hierover.
Minister Hermans:
Dat is goed nieuws.
De heer Vermeer (BBB):
Of dat goed nieuws is, weet ik niet. Ik vind van niet, want Duitsland is
inderdaad lid van dezelfde EU. Wat kunnen wij als Kamer doen? Want we
kunnen wel verwijzen naar de ACM en allerlei Europese regels, maar daar
wordt gewoon 100% korting toegepast zonder locatie- of tijdsframe-eisen
op te stellen. Wat kunnen wij dan als Kamer doen om hier toch wat te
forceren? Want dit zorgt er gewoon voor dat multinationals niet
investeren in Nederland, maar in Duitsland.
Minister Hermans:
Nog even over de ACM. De ACM is in Nederland bevoegd — zo hebben we dat
geregeld in de wet — om die tarieven vast te stellen. Zij mogen dus ook
onderzoek doen naar andere vormen van tariefstelling, waarin je
bijvoorbeeld rekening houdt met locatie en tijd, zoals ik dat net
noemde. Daar kan ik als minister dus niet op ingrijpen. Misschien nog
wel even in aanvulling daarop: ja, in Duitsland worden regels soms
anders geïnterpreteerd. Het is wel zo dat de Duitse toezichthouder
onlangs ook een proces gestart is voor een herziening van de
nettariefmethodiek. Ik denk dat in dat kader het Europese gesprek dat ik
met mijn collega-ministers heb over het harmoniseren van methodologieën
wel behulpzaam is, omdat we natuurlijk allemaal wel op regelmatige basis
het gesprek voeren met onze toezichthouders.
De heer Erkens (VVD):
Ik wil misschien iets verder doorgaan op dit onderwerp. Maar het klopt:
volgens mij is het op dit moment een bevoegdheid van de ACM.
Tegelijkertijd zien we bij meerdere dossiers wel dat de ACM soms een
andere interpretatie heeft van die Europese regels, waardoor het
speelveld ook niet gelijk is. Dat geldt inderdaad voor elektrolyse, maar
bijvoorbeeld ook voor de volumecorrectieregeling, die alleen in
Nederland voor het bedrijfsleven is afgeschaft, waardoor dat niet meer
echt kan concurreren met bedrijven zoals Aldel. Is dit misschien ook een
onderwerp dat de minister richting de Clean Industrial Deal zou moeten
oppakken? Het gaat dan aan de ene kant om harmonisatie, en dan blijft
het bij de toezichthouder, of om meer ruimte om politiek toch iets meer
te gaan sturen hierop, omdat het natuurlijk ook gaat om enorme
financiële belangen in de komende jaren.
Minister Hermans:
Sowieso zal ik dit punt meenemen in de gesprekken over de Clean
Industrial Deal. In mijn reguliere overleg met de ACM zal ik — en dat
heb ik eerder al gedaan — het specifiek hebben over de
volumecorrectieregeling en ook over dit onderwerp, gewoon om een
toelichting, een uitleg daarover te krijgen, zodat ik dat ook gewoon
goed kan blijven volgen en ik het ook hier kan toelichten, waar
mogelijk. Dat is iets anders dan dat ik erop kan ingrijpen, maar dat
hoorde ik u ook niet op die manier zeggen.
De voorzitter:
En dan is er ook nog een vraag van de heer Bontenbal, kort en
krachtig.
De heer Bontenbal (CDA):
Ja, voorzitter. Ik zou iets meer stevigs willen horen. We hebben het
rapport van Draghi gehad. Ook daar zit de energietransitie als
belangrijke component in. En ik begin er ook steeds meer van overtuigd
te raken dat we gewoon veel harder moeten harmoniseren tussen lidstaten.
Want we concurreren niet alleen met de rest van de wereld, maar we
concurreren intern gewoon ook. En als Europa nog enigszins wil mee
kunnen komen in de energietransitie wereldwijd, dan moeten we dat samen
doen. Dus zou u er toch niet een voorvechter van moeten zijn om een heel
groot programma te maken van het harmoniseren van allerlei beleid, van
subsidieregelingen, van fiscale regelingen? Want het is gewoon één grote
spaghetti. En Draghi zegt: dat moet anders.
Minister Hermans:
Ik dacht even dat de heer Bontenbal in de richting van de ACM en de
wijze waarop we nu tarieven stellen, meer van mij wilde ... Maar dit kan
ik toezeggen, omdat dit in lijn ligt met de inzet die ik al heb
gepleegd. Ik ben bereid om daar een schep bovenop te doen en er een
schop bij te zetten. Het zijn ook de ons omringende landen die hier op
dezelfde manier over denken. Afgelopen december, aan de vooravond van de
Energieraad, had ik een bijeenkomst met een aantal landen, waar ook
specifiek dit punt gemaakt werd. Die landen zijn onder andere
Oostenrijk, Duitsland, Denemarken en — even een vreemde eend in deze
bijt, in deze zin — Zwitserland. Ik zal met die landen het voortouw
nemen om te kijken of we hierin samen kunnen optrekken. Ik zal dat in
ieder geval zelf doen, maar ik probeer met deze landen een bondje te
sluiten.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ja. Dat betekent dan natuurlijk ook wel wat voor de inzet van Nederland,
want dan zal Nederland ook zelf een aantal dingen anders moeten doen.
Dus dan is mijn vervolgvraag: "Oké, wat gaan we dan met de
CO2-heffing doen, met de IKC, met energiebelastingen, met de
SDE+, en al die andere dingen waar we allemaal totaal iets anders
doen?". Gaat u daar dan ook een schets voor geven? Gaat de minister daar
dan ook een schets voor geven, en misschien al wat extra acties
ondernemen om dat ten minste te harmoniseren met een land als Duitsland,
dat toch een land is waar we gewoon heel veel mee te doen hebben?
Minister Hermans:
Hierbij zijn er twee elementen: de korte en de lange termijn. Dus: wat
kan je op de korte termijn doen om het gelijke speelveld en het
concurrentievermogen van Nederland met de ons omringende landen te
verbeteren? Daar kijk ik serieus naar. Daar is dat ibo natuurlijk ook
belangrijk voor. Maar in de industrie kennen we wel een paar
instrumenten die daarvoor iets zouden kunnen doen. Dat is de ene kant.
Het is natuurlijk wel afhankelijk van wat voor financiële ruimte er is
en hoe we dat krijgen ingepast. Het andere is de langere termijn, en dat
zit dan meer op het harmoniseren. Tja, dan zullen we zelf ook naar dit
soort instrumenten voor de langere termijn moeten kijken. Als ik ja zeg
op dat ik dit in Europees verband ga doen, dan zal dit daarbij horen.
Dat kan ik nu niet even snel voor de vuist weg zeggen. Daar wil ik wel
echt even over nadenken, ook om even goed een beeld te krijgen van hoe
al die verschillende instrumenten op elkaar inwerken, en ook voor hoe
dat allemaal precies in de landen om ons heen is geregeld. Dat weet ik
niet van elk instrument dat u zojuist opnoemde.
De heer Vermeer (BBB):
Het antwoord op de vraag over de ACM triggerde mij nog wel. Welke
instrumenten heeft de minister zelf om, naast de toezichthoudende rol
van de ACM, in te grijpen op de tariefstructuren en de keuzes hierin?
Welk mandaat heeft zij van de Kamer nodig om daarop in te kunnen
grijpen? Dus welke instrumenten heeft de minister op dit terrein?
Minister Hermans:
Het stellen van tarieven is aan de ACM. Ik heb dus geen instrumenten op
dat terrein. Dat is hoe we in de wet de toezichtstructuur geregeld
hebben. Ik kan nagaan hoe het zit als zich crisis- en noodsituaties
voordoen. Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Als de heer Vermeer het op
prijs stelt, kan ik daar nog op terugkomen. Maar in algemene zin is dit
hoe wij dit geregeld hebben.
De heer Vermeer (BBB):
Dan nog één korte vervolgvraag: is de minister bereid om de wet hierop
aan te passen?
Minister Hermans:
Nou, nee, dat ga ik … De vraag is even: welk probleem los ik dan op? Ik
wil nooit op voorhand zeggen dat ik niet bereid ben om te kijken naar
een wetswijziging, een verandering, een verandering van een
beleidsregel, of hoe iets ook geregeld is. Ik wil ervoor waken dat ik,
door even in te grijpen op zo'n bevoegdheid, daarmee voor het oog
mogelijk iets repareer, maar een ander probleem groter maak. Dit gaat me
echt even te snel. Laat ik het zo zeggen: ik ga nu niet zeggen dat ik de
wet nooit zou willen wijzigen, maar ik ga ook niet zeggen dat het mijn
insteek is om de wet te wijzigen. Ik wil kijken welke mogelijkheden de
wet op dit moment biedt in het geval van crisissituaties of onvoorziene
noodsituaties. Daar wil ik op terugkomen. In dat licht kan ik u schetsen
wat er wel en niet kan. Dan kunnen we op grond daarvan het gesprek
verder voeren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Er ligt al sinds april 2024 een motie van collega Flach en mij om
harmonisering op de netwerktarieven tussen Duitsland, België en
Nederland te bereiken, om te voorkomen dat er alleen maar elektrolysers
of grote batterijen net over de grens worden geplaatst en niet meer bij
ons. Het puzzelt mij toch even: wat is nou de urgentie waarmee de ACM en
de minister dit aanpakken? Ik heb soms het idee dat de ACM heel tevreden
is met een korting van 60%, 65% op de tarieven. Maar als je dan zegt
"maar in Duitsland en België doen ze een volledige vrijstelling", hoor
je: ja, maar die interpreteren de regels verkeerd. Dan heb ik een beetje
het gevoel van "dominee en koopman". Uiteindelijk staan we dan met ons
eigen gelijk lekker aan de zijlijn, terwijl dit een enorme urgentie
heeft. Kan ik ervan op aan dat er een eindpunt zit aan deze discussie en
dat er op een gegeven moment sprake is van gelijke monniken, gelijke
kappen, dus dat we op dezelfde manier omgaan met onze netwerktarieven
als Duitsland en België?
Minister Hermans:
Laat ik beginnen met te zeggen dat die urgentie er bij mij is. Die voel
ik en die deel ik. Die zal ik dus ook, zoals ik net toezei aan de heer
Bontenbal, met … Ik was even de naam kwijt van de groep landen waarmee
ik in Brussel sprak, maar dat is de Pentagroep. In een volgende
bijeenkomst met hen, maar ook in een-op-eencontact met collega's zal ik
een plan maken voor hoe wij dat gezamenlijk niet alleen op de agenda
krijgen, maar ook hoe wij daar actie op kunnen ondernemen. We zullen
daar ook met de betrokken Eurocommissarissen — dit speelt natuurlijk in
verschillende portefeuilles — mee aan de slag gaan. Dat is één.
Het tweede is het onderzoek van de ACM dat ik net noemde, naar de
locatie- en tijdafhankelijke tarieven. Ik zoek even uit wanneer dat
onderzoek komt. Dat is mogelijk een mooi moment om er in mijn overleg
met de ACM meer over te horen. Ik ben er alleen terughoudend in — dat
wil ik wel benadrukken — om op de stoel van de ACM te gaan zitten als
het gaat over het stellen van tarieven. Ik herhaal: voor het
harmoniseren, dus voor hoe we dat doen in Europa, wil en zal ik mij
absoluut hard en sterk maken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag op dit punt. We gaan natuurlijk een heel debat voeren
over nettarieven. We krijgen ook een ibo. Er komt van alles aan, maar de
minister is nu heel terughoudend in … Uiteindelijk wordt er toch op
basis van het algemeen belang, een belangenafweging, gekeken welke
kaders je meegeeft en hoe de tarieven eruit komen te zien. Dat is toch
een rol voor de politiek, voor de minister en de Kamer. Wat gaan we
anders doen in het hele debat over het ibo nettarieven als we niet gaan
sturen? Dat is toch het hele idee?
Minister Hermans:
Dat snap ik. Terwijl dit debat gaande is, denk ik: hoe zorgen we ervoor
dat we dit debat op een goede manier kunnen voeren? Dat is eigenlijk wat
mevrouw Kröger zegt. We zitten in een transitie die eigenlijk allerlei
nieuwe vragen opwerpt over hoe tarieven tot stand komen, hoe we dat in
Nederland doen en hoe het in buurlanden gebeurt. We zijn die
energievoorziening opnieuw aan het vormgeven. Dat leidt ook tot allerlei
vragen over de ordening die we hebben in onze elektriciteit- en
energiemarkt.
Voorzitter, als u mij toestaat: laat mij even nadenken over hoe we hier
een open discussie over kunnen voeren zonder dat ik gelijk morgen
allerlei ingrepen ga doen in hoe tarieven worden vastgesteld. Dan heb ik
het over dit moment. Ik heb al toegezegd aan de heer Vermeer dat ik ga
kijken wat er binnen de huidige wet- en regelgeving wel en niet kan in
onvoorziene en noodsituaties. In aanloop naar het debat over de
nettarieven — ik heb even niet scherp wanneer dat is, maar ik heb het
ergens zien staan in de agenda — biedt dat wel de ruimte om daar op een
open manier een discussie over te voeren. Als het goed is, denk ik even
na over hoe we dat op een goede manier doen, want ik ben het met mevrouw
Kröger en eigenlijk iedereen die daar vragen over stelt, eens dat je
daar wel op een open manier het debat over moet kunnen hebben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg mij ten aanzien van groene waterstof of
elektrificatie prioriteit heeft, en of er daar waar waterstof echt nodig
is omdat elektrificatie niet kan, gestuurd wordt op groen. Hoe doen wij
dat dan precies? In het NPE, waar al een aantal keren aan is
gerefereerd, heeft het kabinet de visie op de transitie richting 2050
vormgegeven. Daarin is het uitgangspunt: directe elektrificatie daar
waar het kosteneffectief is. Dat neemt niet weg dat we weten dat we
waterstof ook hard nodig zullen hebben. Die is uiteindelijk groen, maar
in de tussentijd hebben we ook de andere koolstofarme opties nodig om
daar te komen. Dus we zullen alle vormen moeten ontwikkelen op weg naar
de groene waterstof in het eindplaatje, het eindbeeld dat we ook in het
NPE geschetst hebben. Dat over de vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger vroeg ook of ik bereid ben om het NPE aan te passen als
blijkt dat waterstofprojecten langer duren dan gepland. Het NPE wordt
periodiek aangepast. In 2026 is weer een aanpassing voorzien. Dan kijken
we opnieuw naar het integrale plaatje van onze energievoorziening,
waaronder ook waterstof. Daarin wordt natuurlijk de stand van dat moment
meegenomen.
De heer Bontenbal vroeg mij naar de visie op waterstofdragers. Hij ging
in op de methodologie, die ook in de bijlage beschreven is. Hij vroeg
eigenlijk: het wegen van publieke belangen is toch bij uitstek en in de
allereerste plaats aan — vooral, moet ik zeggen — de politiek? Dat ben
ik ook helemaal met de heer Bontenbal eens. Misschien ook om mogelijke
verwarring daarover weg te nemen: de visie op waterstofdragers is
gemaakt op basis van de multicriteria-analyse, die een objectief inzicht
biedt in alle publieke belangen die er te dienen zijn en in het effect
van een besluit op de verschillende belangen. Onderdeel van die analyse
was ook een gevoeligheidsanalyse, waarbij gekeken is wat er gebeurt als
je de publieke belangen op een andere manier weegt. Op basis van al die
bouwstenen heeft het kabinet een besluit genomen, of een weging gemaakt
over hoe wij met die waterstofdragers omgaan. Dat is in de brief van,
volgens mij, december aan de Kamer gestuurd. Het is wel zo — nu refereer
ik aan wat de heer Bontenbal zei en wat ook in de bijlage geschreven
staat — dat die weging ter toetsing aan een aantal partijen is
voorgelegd, gewoon om een gevoel te krijgen bij hoe zij ernaar kijken en
hoe zij het wegen, en om te kijken of er een andere set van wegingen uit
voortkomt. Uiteindelijk heeft de politiek de afweging gemaakt, op basis
van de multicriteria-analyse en de gevoeligheidsanalyse die daar
onderdeel van was.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Op zich maakt het niet zo veel uit welke volgorde het kabinet heeft. Het
hangt natuurlijk af van wat je er vervolgens in het beleid mee doet. Ik
ga ervan uit dat er allerlei initiatieven zullen zijn om met
waterstofdragers aan de slag te gaan. Bedrijven zullen zich melden,
enzovoorts. Dan doet het er pas toe wat de overheid gaat doen. Dan doet
die weging er ook toe. Ik ben dan vooral benieuwd hoe de prioritering
die in de visie zit, vertaald gaat worden in beleid. Even heel flauw
gezegd: komt er eerder een subsidieregeling voor de waterstofdragers die
meer prioriteit hebben? Worden daar eerder vergunningen voor verleend?
Dan gaat het namelijk in de praktijk echt effect hebben. Dan doet die
weging er namelijk wel toe en kunnen we er in de Kamer misschien nog een
beetje over discussiëren. En zeker omdat je echt niet alle informatie
hebt, zou ik zeggen: kijk als overheid eerst wat er aan projecten komt
en geef heel veel ruimte.
Minister Hermans:
Wat dat laatste betreft: dat is eigenlijk ook hoe die visie geschreven
is. Het biedt ruimte voor toeleveringsketens van meerdere
waterstofdragers. Natuurlijk spreekt de visie wel een aantal voorkeuren
uit, maar er worden geen heel rigoureuze keuzes gemaakt over wat er wel
en niet mag, juist ook om te kijken wat er loskomt, wat er aan
voorstellen komt. Maar het geeft natuurlijk wel een beetje richting om
er, als het er straks allemaal ligt, keuzes in te kunnen maken. Maar er
is geen keihard ja of nee; het laat juist die ruimte.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
De vraag over de regionale waterstofinfrastructuur heb ik
behandeld.
Er is een aantal vragen gesteld over de raffinageroute. Ik meen dat bij
de begrotingsbehandeling de motie-Bontenbal/Flach is ingediend. Nee, het
was de motie-Vermeer/Bontenbal, over de raffinageroute.
Bontenbal/Vermeer, excuus. Ik zie het moment nog wel voor me, net als
het interruptiedebat dat we erover hadden, dus excuus voor de verwarring
met de volgorde van de namen. Deze motie heeft aan mij en aan de
staatssecretaris van IenW gevraagd om te onderzoeken hoe we breder met
het instrumentarium van mobiliteit maar specifiek met de raffinageroute
kunnen omgaan, om ervoor te zorgen dat er een grotere bijdrage geleverd
kan worden aan de verduurzaming van de industrie en het stimuleren van
elektrolysers. Dat onderzoek wordt nu uitgezet. De resultaten verwachten
we in maart van dit jaar en die zullen we natuurlijk delen met de Kamer.
Wij zullen die betrekken bij de vraag welke consequenties ze hebben voor
het beleid. De correctiefactor an sich, de regeling, moet ook nog
geconsulteerd worden. Dat is natuurlijk ook nog allemaal input die wordt
opgehaald.
De heer Bontenbal (CDA):
Dit vind ik echt niet oké. De Kamer is volgens mij helder geweest. Er
ligt een motie. Het moet niet 0,4 worden. Er is gewoon toegezegd dat er
met de sector gepraat wordt. Dan gaan we toch niet weer een onderzoekje
doen en wachten tot maart? Zo kun je toch niet met het bedrijfsleven
omgaan? Ik ben er geweest. Er staat een gloednieuwe fabriek; daar wordt
op dit moment aan gebouwd, met spullen die tientallen miljoenen kosten.
Dat wordt gedaan door een van de oliebedrijven die hier nogal eens
kritiek krijgen omdat ze te weinig zouden doen, maar dat is wel het
bedrijf dat het als eerste aandurft om een waterstoffabriek te bouwen.
En dan gaan we tussentijds zeggen: o ja, met die correctiefactor gaan we
het toch anders doen. Dan duikelt de businesscase in elkaar. Dit is toch
niet de manier waarop wij in Nederland een transitie voor elkaar
krijgen? Als wij dit type bedrijven willen wegjagen uit Nederland,
moeten we vooral zo doorgaan. Ik begrijp dat echt niet. Ik vind echt dat
er binnen twee weken een afspraak moet zijn met bijvoorbeeld dat
bedrijf, maar ook met de brancheorganisatie van deze bedrijven, om te
komen tot een overleg over wat wel acceptabel is, zodat er nog een
beetje een markt komt. Anders gaat het helemaal nooit meer werken met
die transitie van ons.
Minister Hermans:
Ik ben het heel erg eens met de heer Bontenbal dat we duidelijkheid en
richting moeten geven en dat we, zeker in zo'n transitie, dingen niet
onnodig lastiger, ingewikkelder of onzekerder moeten maken. Dat hier
verschillende belangen of invalshoeken door elkaar lopen, is volgens mij
duidelijk. Ik heb er, vanuit mijn belang, mijn verantwoordelijkheid voor
de industriesector en de verduurzaming aldaar, een bepaalde opvatting
over of een bepaalde insteek bij. Ik ben hierover overigens goed in
overleg met de staatssecretaris van IenW. Er wordt weleens een ander
beeld geschetst, maar dat is absoluut niet aan de orde. Hier werken
belangen weleens tegen elkaar in. Het is niet zo dat er niet over
gesproken is. Er is gesproken met de sector, met de brancheorganisatie.
Als het gevoel is dat dat onvoldoende of niet serieus genoeg is geweest,
dan is dat niet goed. Dan trek ik mij dat persoonlijk aan en zal ik mij
er ook persoonlijk voor inzetten dat ... Dan zal ik persoonlijk dat
gesprek voeren en ervoor zorgen dat dat plaatsvindt, want de enige
manier waarop je dit voor elkaar krijgt, is door met elkaar in gesprek
te zijn. Verder blijft het zo dat de regeling met die correctiefactor
geconsulteerd moet worden. Dat is sowieso onderdeel van de regels en
procedures zoals we die hebben afgesproken. Dat neemt niet weg dat over
het principe an sich het gesprek gevoerd kan worden. Dat zal ik dan
persoonlijk initiëren.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Maar waar gaan we dan uiteindelijk uitkomen? Er is een
investeringsbeslissing genomen en er is, op basis van bepaalde
beleidsuitgangspunten, een aanvang gemaakt met de bouw van die fabriek.
Ik vind het zelf bijna een staaltje onbetrouwbaar bestuur dat de
spelregels daarna, gedurende de wedstrijd, zijn gewijzigd, in dit geval
door IenW. Zoals collega Bontenbal al zei: als dit de manier is waarop
de Nederlandse overheid tijdens de energietransitie spelregels gaat
wijzigen en een investeringsklimaat gaat creëren dat gaat van "het kan
net wel" naar "het kan niet", gaat daarvan niet alleen een signaal uit
voor toevallig deze waterstoffabriek, maar beïnvloedt dat ook het hele
investeringsklimaat voor de energietransitie. Heel veel industriële
bedrijven zullen zich de volgende keer achter de oren krabben en denken:
dit risico gaan we niet nog een keer lopen; dan gaan we het mooi ergens
anders in de wereld doen, waar de rode loper voor ons wordt uitgerold.
Gaat de minister van haar collega van IenW accepteren dat op deze manier
wordt gegokt met het industriële klimaat, het investeringsklimaat, de
energietransitie in Nederland?
Minister Hermans:
De staatssecretaris van IenW is niet aan het gokken met het
investeringsklimaat. Die woorden doen geen recht aan de inzet die hij
pleegt, vind ik. Maar ik zei net wel: je kunt hier vanuit verschillende
invalshoeken en op verschillende manieren naar kijken. Ik deel dat we
investeringszekerheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid willen. Een
helder getal voor de correctiefactor biedt op zich duidelijkheid, maar
als die duidelijkheid een verkeerd effect heeft, namelijk dat
investeringen niet meer gedaan worden dan wel dat projecten stil komen
te liggen, gaat er iets niet goed. Dat vind ik niet goed, in het kader
van de transitie niet en ook niet in het kader van de samenwerking of de
wederzijdse verantwoordelijkheid die we hebben om met elkaar in gesprek
te zijn en te blijven. Daarom zei ik net toe in de richting van de heer
Bontenbal: als dat gesprek met de sector, de branche — naar mijn weten
heeft er een gesprek plaatsgevonden — niet naar tevredenheid is geweest,
dan is dat niet goed en zal ik me daar ook persoonlijk voor inzetten.
Daarmee kan ik niet zeggen wat morgen of volgende week de oplossing is,
maar het begint wel hier, en dat zeg ik hiermee toe.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, u heeft al vier interrupties gebruikt. Nu zitten we niet
heel ruim in de tijd, maar ik wil wel naar zes gaan. Maar dan wel écht
kort maar krachtig.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Wat ons betreft hoeft daar helemaal geen
onderzoek naar plaats te vinden. Wij hebben ons gecommitteerd aan
klimaatdoelen. De keuze was over een correctiefactor. Daarover is
politiek, door de Kamer, gekozen dat die aangepast moest worden. Dus ik
wil de minister toch vragen om eraan mee te helpen dat die consultatie
dan maar zo snel mogelijk naar de Kamer toe komt en dat wij ons dan
kunnen uitspreken over wat de correctiefactor moet zijn. Want op deze
manier is het geen gok, maar een zekerheid dat we die klimaatdoelen niet
halen en dat bedrijven vertrekken.
Minister Hermans:
De consultatie is breed, voor iedereen; ook iedereen in de sector kan
daarop reageren. Zodra dat gebeurt, kan ik natuurlijk de Kamer daarover
informeren, maar ik wil eigenlijk al daarvoor dat gesprek gevoerd
hebben. Ik zal in elk geval de Kamer ook informeren over de uitkomsten
en het verloop van dat gesprek.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Dan een vraag van de heer Grinwis, een hele technische, namelijk: hoe
kijk ik naar de mogelijkheden van waterstofopslag en -vervoer in de vorm
van natriumhydroxide? In de kabinetsvisie op waterstofdragers is naar
meerdere stoffen gekeken. Het potentiële palet aan waterstofdragers is
breder, zeker als je allerlei innovatieve stoffen meeneemt zoals
natriumhydroxide. Die waterstofdragers moeten zich op technologisch vlak
vaak nog wel veel verder ontwikkelen en bewijzen voordat ze gereed zijn
voor de markt. Mogelijk kunnen ze dus een rol gaan spelen, maar dan zal
dat wel op de langere termijn zijn. De verwachting is nu dat dat niet in
de komende tien jaar is, maar het kabinet houdt die ontwikkelingen in de
gaten en neemt nieuwe inzichten ook mee bij actualisaties van de
kabinetsvisie op waterstofdragers.
Tarieven, daar hebben we het over gehad. Mevrouw Kröger vroeg mij nog of
groene waterstof ook onderdeel is van de maatwerkafspraken. Ik kijk even
in de richting van mevrouw Kröger, voor of ik die vraag goed heb
begrepen. "Soort van" lijkt het, dus ik ga een poging doen om die vraag
te beantwoorden. In de maatwerkafspraken is scope 1 van de
emissiereductie leidend; dat is waar we op focussen. En de inzet van
groene waterstof wordt erbij betrokken als een van de mogelijke routes
om te verduurzamen.
Dan vroeg de heer Flach, maar volgens mij ook mevrouw Kröger, naar de
bezuiniging op de energieopslag van waterstof in het Klimaatfonds, en
naar de betekenis en het effect daarvan. De korting van 1,2 miljard
betekent dat er de komende jaren ongeveer 15% aan budget minder
beschikbaar is. Voor waterstof staat nog steeds een substantieel bedrag
gereserveerd in het Klimaatfonds, van ongeveer 7 miljard euro. Daarmee
kunnen we nog steeds een grote slag maken, maar het vraagt wel om
scherpere keuzes. Niet alles kan direct.
Dan vroeg mevrouw Postma, en ik zal die vraag nog wel gewoon
beantwoorden, voorzitter: "Als we veel waterstof gaan gebruiken, moeten
we die ook opslaan, en daarvoor moeten er meer cavernes ontwikkeld
worden dan er nu beschikbaar zijn. Hoe gaat de minister hierin
voorzien?" We zijn bezig. Er wordt gewerkt aan de aanleg van vier
cavernes. Ik ben me ervan bewust dat het maken — ik heb geleerd dat dat
"logen" heet — van nieuwe cavernes tijd kost. Daarom is het belangrijk
om vooruit te plannen en vooruit te werken. In het Klimaatfonds is ook
geld gereserveerd voor een tweede tranche cavernes. In het NPE is de
conclusie dat op termijn minstens tientallen zoutcavernes in Nederland
nodig zijn voor de waterstofopslag.
Voorzitter, dit was groene waterstof en infrastructuur. Dan kom ik bij
de DRC, maar ik zie dat er een vraag is.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vraag over groene waterstof.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zat heel lang te wachten op een antwoord op de vraag over
differentiatie in de energiebelasting naar CO2-uitstoot van
waterstof. Kijkt de minister daarnaar als mogelijkheid om groene
waterstof te stimuleren?
Minister Hermans:
Ik heb die vraag gezien.
De voorzitter:
Die komt zo nog.
Minister Hermans:
Ik check even waar ik die vraag heb. Zag ik die nou net hier? Ja, ik heb
hem, excuus. Hij zat achter een nietje. De vraag is dus of dat zou
kunnen. Het antwoord is dat die differentiatie nu niet aan de orde is,
en dat dat nu ook niet wordt overwogen. Daarin speelt mee dat
differentiëren ook niet zomaar kan. De voetafdruk, als ik het zo maar
even mag omschrijven, is niet fysiek aan het molecuul te zien. Daarom is
het ook voor de uitvoerbaarheid niet mogelijk is om te differentiëren
naar CO2-uitstoot.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met het tweede mapje: de Delta Rhine Corridor.
Minister Hermans:
Ja, dat is de Delta Rhine Corridor. Begin december heb ik samen met de
minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van VRO een
brief gestuurd waarin we een besluit hebben genomen over hoe we omgaan
met de vertraging die al in juni gecommuniceerd was. In de maanden die
daarop volgden, toen er eigenlijk allerlei second opinions — laat ik het
zo noemen – over de planning werden gegeven, bleek helaas dat die
vertraging groter ging worden dan al was gecommuniceerd in juni.
Dat stelde ons voor een ingewikkeld dilemma. Ja, we hadden een hele
mooie ambitie met alle betrokken partijen over hoe die Delta Rhine
Corridor eruit zou moeten komen te zien qua reikwijdte — dat zou er
onderdeel van zijn — en ook op welke termijn die Delta Rhine Corridor
gerealiseerd zou moeten worden. Helaas is dat ideaalplaatje niet
mogelijk omdat uit de planningen die net na de zomer steeds meer bekend
werden, duidelijk werd dat er een vertraging zou optreden die voor alle
partijen onacceptabel was.
Ik begrijp dat niet alleen de vertraging van die cruciale
infrastructuurprojecten, maar ook het moeten aanpassen van de scope en
reikwijdte van die projecten – "vervelend" is misschien een
understatement en "heel vervelend" is dat nog steeds — echt een enorme
tegenvaller is. Dat geldt voor bedrijven, de industrie, alle betrokken
bestuurders en iedereen die bezig is met verduurzaming en met
verduurzamingsopgaven, of het nou binnen een bedrijf, provincie of
gemeente is. Om die reden hebben we gekeken naar wat we nu kunnen doen
om die verduurzaming zo goed en zo snel mogelijk voort te kunnen laten
gaan. Daarom hebben we het besluit genomen dat we genomen hebben. Ik
realiseer me dat dat een effect, vooral een heel vervelend effect, heeft
op de diepe aanlanding van wind op zee. Ik realiseer me ook dat we nu
dus met TenneT nu een nieuw traject, wat ook een project is, op moeten
starten om zo snel mogelijk tot een nieuw tracé daarvoor te komen. Dat
zijn we inmiddels ook gestart. Dat heeft ook echt prioriteit en
aandacht, maar ik realiseer me dat het zeker voor die aansluiting een
lastig besluit is.
Voorzitter. Dan de specifieke vragen over de DRC. De heer Bontenbal
vroeg wat mijn boodschap is richting de industrie die afhankelijk is van
de snelle realisatie van de Delta Rhine Corridor. Mijn boodschap in het
algemeen is dat wat ik net schetste. Ik vind het ook ongelofelijk
vervelend dat we het niet kunnen realiseren zoals we het gewild hadden.
En tegelijk vind ik dat als je constateert dat een planning tot
onacceptabele vertraging leidt, je ook bereid moet zijn om een
aanpassing te doen, bij te stellen en te kijken hoe we kunnen zorgen dat
die verduurzaming van de industrie wel doorgang vindt. Ik vind dat we
daaraan recht doen met de keuze zoals we die gemaakt hebben.
De heer Bontenbal vroeg het volgende. Nu die infrastructuur te laat of
later beschikbaar is, zorgt dat ervoor dat bedrijven buiten hun schuld
later kunnen verduurzamen. Hoe ga je dan om met de een hogere
CO2-heffing die zij daardoor eigenlijk automatisch moeten
gaan betalen? Om te kunnen beoordelen in welke mate bedrijven de
CO2-heffing niet voor kunnen blijven in de tijd, hebben wij
een concreet plan of concrete businesscase nodig, want ik moet wel goed
kunnen zien hoe dit besluit en deze vertraging daar effect op hebben.
Die heb ik nog niet van alle bedrijven die een Expression of Principles
met ons hebben getekend ontvangen, maar als er concrete knelpunten zijn,
wil ik echt kijken hoe we die kunnen overbruggen en of er tijdelijke
alternatieven zijn.
Sowieso onderzoek ik — daar ging volgens mij het interruptiedebat met de
heer Erkens ook over — welke mogelijkheden er zijn om flexibiliteit in
te bouwen in de CO2-heffing om de impact te verkleinen,
mochten zich onvoorziene situaties voordoen waar een bedrijf niks aan
kan doen. De hardheidsclausule, zoals al genoemd, lijkt niet mogelijk,
maar er wordt nu naar een andere variant gekeken. Dit in antwoord op de
vraag van de heer Bontenbal.
Dan vroegen zowel de heer Erkens, als de heer Flach, alsook de heer
Vermeer mij naar de planning. De vraag was of die realisatiedatum van
2032 niet toch nog naar voren kan worden gehaald. Ik geloof dat de heer
Vermeer zelfs letterlijk vroeg: hoe wordt de oplevering in 2028
gegarandeerd? Ik hecht er wel echt aan te zeggen dat ik 2028 niet kán
garanderen, want we hebben juist gecommuniceerd dat die datum niet
haalbaar is en dat voor de CO2- en waterstofleiding nu 2032
als jaartal in de planning staat.
Samen met de initiatiefnemers werkt het kabinet nu verder vanuit een
zorgvuldige en scherpe planning. De data zoals die nu zijn gepubliceerd,
en ook gecommuniceerd in de brief aan de Kamer, zijn gebaseerd op een
zorgvuldig gemaakte integrale planning van Gasunie. Met alle partijen
blijven we zoeken naar waar we nu kunnen versnellen. Als die opties zich
voordoen, zullen we daar zeker gebruik van maken. Maar ik moet ook
zeggen dat veel versnellingen, ook in de procedure, al onderdeel zijn
van de projectprocedure en van de planning zoals die nu voorligt. Los
daarvan heb ik al eerder in een brief aan de Kamer geschetst aan welke
versnellingsopties het kabinet sowieso werkt om projectprocedures te
versnellen. Maar waar die van toepassing zijn op de DRC, zijn die al
meegenomen in de planning.
Dan vroeg de heer Flach: worden subsidiebeschikkingen met een einddatum
van 2028 verlengd? Er is nu geen sprake van subsidiebeschikkingen met
een einddatum van 2028. De subsidiebeschikking voor de Gasunie voor de
ontwikkeling van het transportnetwerk voor waterstof loopt niet af in
2028. Deze loopt tot het moment dat er een wettelijk gereguleerd
netbeheer met tariefstelling door de ACM van kracht is. Dat zal ergens
tussen 2031 en 2033 zijn. Aan bijvoorbeeld H2 Global is nog geen
subsidiebeschikking afgegeven. Voor CO2 geldt dat er tot nu
toe geen SDE++-subsidie is verstrekt aan partijen die via de Delta Rhine
Corridor hun CO2 wilden transporteren.
Mevrouw Postma vroeg: waar zitten er nou nog knelpunten? Knelpunten of
risico's in de uitvoering van het project zitten in de schaarste van het
personeel en materieel. Dat zien we natuurlijk op heel veel plekken in
Nederland, maar zeker ook in de energietransitie. Het draagvlak in de
omgeving blijft natuurlijk altijd een punt van aandacht. En, toch
belangrijk om te noemen, we hebben nog steeds te maken met de
vraagstukken van stikstof en Natura 2000.
Dan vroeg de heer Erkens naar het afdekken van het follow-uprisico in de
Delta Rhine Corridor. Het follow-uprisico voor de waterstofbuis in de
Delta Rhine Corridor wordt afgedekt door een subsidie van 750 miljoen
euro van het Rijk aan de Gasunie voor de waterstofbackbone. Voor de
CO2-buis in de Delta Rhine Corridor geldt dit risico vooral
wanneer de CO2-leiding tot aan Venlo wordt aangelegd vanwege
onzekerheid over het Duitse aanbod en de ontwikkeling van de Duitse
CCS-strategie. Wij kijken nog naar een aantal beleidsmatige
uitgangspunten, bijvoorbeeld de vraag of er een publiek belang van de
CO2-leiding voor Nederland is en of dat een rol voor de
overheid rechtvaardigt. Daar zullen we in de loop van 2025 nog op
terugkomen.
Dan vroeg mevrouw Postma: is de minister het ermee eens dat we moeten
gaan beginnen? Ja, dat ben ik. We moeten gaan beginnen, dit besluit is
genomen en nu moeten met snelheid de stappen gezet worden die gezet
moeten worden.
Mevrouw Kröger vroeg, als ik haar woorden goed interpreteer: waarom
heeft de minister de keuze gemaakt voor de kabel eruit; je zou het ook
andersom hebben kunnen doen. Voor de verduurzaming van de industrie is
een snellere realisatie van waterstof- en CO2-buisleidingen
nodig. Dit draagt direct bij aan het behalen van de
klimaatdoelstellingen voor 2030 en natuurlijk ook voor de jaren erna. De
voor- en nadelen van het besluit zijn zorgvuldig gewogen. We hebben
meerdere scenario's onderzocht. Elk scenario heeft zijn plussen en zijn
minnen, zijn voor- en zijn nadelen, maar de andere overwogen scenario's
hebben vooral negatieve gevolgen voor de snelheid van de realisatie,
voor de toekomstbestendigheid van de buisleidingenstrook of voor
omliggende provincies en ook voor Duitsland. Alles afwegende, me ook
realiserend dat het nadelen heeft, is dit scenario met CO2 en
waterstof in de scope van de DRC het meest gunstig gebleken. Ik zei net
al dat ik me bewust ben van de consequenties die het heeft voor de
aanlandingen wind op zee. Daarover zijn we een traject met TenneT
gestart. Dat moet onverminderd doorgaan.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik een ongelofelijk onbevredigend antwoord. De minister zegt:
ik heb dingen afgewogen. Maar om welke extra maatschappelijke kosten
gaat het dan die we nu hebben doordat die gelijkstroomkabel er niet
komt? Ik had ook een vraag over de planning. Er wordt nu op gerekend dat
er een vertraging zal optreden als je ook stroom doet en dat die
waterstofbuis er snel kan komen, maar zijn er al genoeg
afnamecontracten, zodat er investeringen worden gedaan en de planning
daadwerkelijk kan worden gehaald? Welke zekerheid heeft de minister? Zal
er niet toch een vertraging plaatsvinden? Achteraf zeggen we dan dat we
die gelijkstroomkabel net zo goed wel hadden kunnen doen. Die is
natuurlijk wel cruciaal voor de verduurzaming van de industrie, voor
Limburg, voor Noord-Brabant en voor het tegengaan van netcongestie. Ik
mis een evidente maatschappelijke weging.
Minister Hermans:
Ja, de elektrificatie is van cruciaal belang. Die moet ook doorgaan. Ik
zie dit nadeel absoluut. Dat is ook de reden dat we direct met TenneT in
gesprek gegaan zijn over hoe we dit opvangen. In de politiek, in dit vak
moet je afwegingen maken. Ik heb ook te dealen met negatieve
consequenties van keuzes. Nogmaals, ik realiseer me dat die er zijn,
maar alles afwegend is de keuze gemaakt om ten behoeve van de
verduurzaming van de industrie de backbone voor waterstof, die zo
cruciaal is voor onze verduurzaming, aan te leggen. Kan ik garanderen
dat er geen vertraging optreedt? Na alles wat we in de afgelopen maanden
hebben gezien kan ik dat niet garanderen. Volgens mij moeten wij ook met
elkaar constateren — net hadden we het over de ontwikkeling van de
waterstofmarkt in het algemeen — dat we in een gigantische transitie
zitten. Mevrouw De Vos stelt het belang van die transitie ter discussie.
Nou, dat wil ik op geen enkele manier doen. In het belang van onze
energieonafhankelijkheid en onze klimaatopgave moet deze transitie
doorgaan. Dat proef ik ook bij alle overige partijen hier aan tafel. Ik
hecht eraan om dat nog even gezegd te hebben.
Maar die transitie is wel groot en nieuw. We hebben dat nog nooit gedaan
op deze manier. We lopen dus ook tegen tegenvallers aan: tegenvallers in
de planning, in de kosten, in de snelheid waarmee partijen zich melden.
Daar hebben we mee te dealen. De keuze voor een andere, beperktere
scope, voor een beperktere reikwijdte is daar een voorbeeld van. We
hadden dat allemaal liever niet gewild, maar ik denk dat hiermee wel een
plan klaarligt waarmee we aan de slag kunnen. Ik zal zo nog iets zeggen
over de toekomst en de ruimte die er moet blijven voor de ammoniakbuis,
waar de industrie en ook sommige provincies terecht aandacht voor hebben
gevraagd.
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik merk dat de minister heel veel woorden gebruikt en eigenlijk weinig
concreet beantwoordt. Ik vraag heel concreet: zijn er al afspraken met
marktpartijen? Dan weten we dat er sprake zal zijn van financiering van
de waterstofbuis. Als die er niet zijn, leidt dat onherroepelijk tot nog
meer vertraging. Als er weer vertraging in de pijplijn zit, roept dat
wel de vraag op of die kabel er toch niet bij had gekund. De vraag is
dus: zijn die contracten er en, als ze er niet zijn, wat doet dat met de
voorliggende planning? Hoe reëel is die planning dan?
Minister Hermans:
Er lagen verschillende planningen. In de zomer is er aan een integrale
planning gewerkt. Die was er nog niet. Daar was ik ook verbaasd over,
laat ik daar duidelijk over zijn. Die is er nu wel. We hebben helaas
moeten constateren dat de vertraging alleen maar verder opliep, maar we
hebben nu wel een naar ik hoop realistisch beeld. Vandaaruit kunnen we
verder werken. Als we gaan wachten op afnamecontracten en pas daarna
gaan beginnen, dan komt er geen infrastructuur. Dit is het hele
kip-eiverhaal waar we in zitten in de ontwikkeling van deze
waterstofmarkt. Leg je pas infrastructuur aan als er contracten zijn
afgesloten of begin je met het aanleggen van de infrastructuur om de
industrie te laten zien "er is infrastructuur, zodat u straks waterstof
of CO2 kunt vervoeren"? Dat is continu het spanningsveld en
de afweging die je moet maken als je de productiekant stimuleert, ook
als je nadenkt over het stimuleren van de vraag. Dat is ook de keuze die
wij hier hebben moeten maken over hoe dat tracé, die scope en de
reikwijdte van de DRC eruit gaan zien.
Mevrouw Kröger vroeg mij ook naar de redis...
De voorzitter:
Sorry, er is nog één vraag, echt een vraag van één zin, van de heer
Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Mijn vraag aan de minister is: waarom is dat een afweging? We leggen ook
gewoon wegen aan en dan wordt erop gereden. Waarom is het een afweging
of je eerst infrastructuur moet regelen of eerst contracten moet
sluiten?
Minister Hermans:
Misschien nog heel even ... Ik was even afgeleid. Mijn collega zei: er
is financiering voor de waterstofbuis. Het is wel belangrijk om te
zeggen dat er financiering is voor dat deel van de backbone.
Meneer Vermeer, misschien kunt u uw vraag nog één keer herhalen, voordat
ik ga interpreteren.
De heer Vermeer (BBB):
Sorry, de minister begon erover dat het nog een afweging is: start je
eerst met contracten of leg je gewoon infrastructuur neer en dan komt er
daarna wel transport en volume op gang?
Minister Hermans:
Ik zei dat vanwege het volgende. Toen ik in Denemarken en Noorwegen was
in verband met waterstof en CCS ... Dat is eigenlijk de hele tijd een
kip-eidiscussie. Wie zet de eerste stap? Wat heb je als eerste nodig?
Dus als we wachten op afnamecontracten is de inschatting: dan komt er
geen infrastructuur en wordt die backbone niet aangelegd. De
waterstofbuis is al gefinancierd, juist om dat kip-eiprobleem te
doorbreken. Maar mevrouw Kröger vroeg mij: liggen er nu voldoende
contracten om te gaan aanleggen? Die buis an sich is dus gefinancierd.
Over het vollooprisico heb ik het gehad in het antwoord op de vraag van
de heer Erkens.
Mevrouw Kröger vroeg mij nog naar de redispatchkosten, als ik het zo
goed uitspreek, van 400 miljoen, die TenneT mogelijk maakte in het kader
van de DRC. Zij vroeg hoe we daarmee omgaan en of dat niet anders
ingericht kan worden. We zijn aan het kijken hoe dat anders kan worden
ingericht. TenneT wijst op het risico van de mogelijke aanwezigheid van
deze kosten voor niet-getransporteerde elektriciteit als vergoeding aan
producenten. Dat kan oplopen tot een ordegrootte van 400 miljoen euro
per jaar. Hierop zijn ook deels dempende maatregelen mogelijk. Het
kabinet werkt op dit moment aan het beperken van een eventuele mismatch
die we zien tussen het beoogde aanbod van windenergie op zee aan de ene
kant en aan de andere kant de ontwikkeling van vraag naar groene
stroom.
Mijn notities gaan nu verder over tenders, maar dat is niet waar mevrouw
Kröger mij naar vroeg.
Tot slot de vraag van de heer Erkens over de Delta Rhine Corridor. Ik
noemde dat net al. Dat gaat over de ammoniakbuisleidingen in de
toekomst. Hij vroeg of er ruimte blijft, zodat het in de toekomst wel
gerealiseerd kan worden, en of ik kan toezeggen dat ik ga kijken hoe dat
alsnog kan en wanneer. Toezeggingen over wanneer kan ik nu niet doen.
Juist door onzekerheden is deze buis nu uit de scope van de DRC gehaald.
Er zijn onzekerheden over commitment van een Duitse initiatiefnemer en
over het draagvlak bij Duitse autoriteiten, bijvoorbeeld over
veiligheidsaspecten. De verantwoordelijkheid ligt nu dus bij de
initiatiefnemers. Het is aan hen om die onzekerheden weg te nemen en
snelheid te maken. Maar de ministeries van KGG en IenW blijven actief om
de veiligheidskaders omtrent ammoniakvervoer per buisleiding in kaart te
brengen. Wij blijven ook in contact met de initiatiefnemers om te kijken
hoe dit zich ontwikkelt. Plus, zoals het besluit genomen is, blijft er
ook ruime beschikbaar in de buisleidingenstrook, waardoor een
ammoniakbuisleiding later alsnog kan worden aangelegd. Dat is
belangrijk, denk ik.
De heer Erkens (VVD):
Dat is fijn, want volgens mij wil je voorkomen dat je nu twee
buisleidingen aan laat leggen en dat je er daarna achter komt dat er
ruimte nodig was voor mogelijk een derde of een vierde, ook omdat je dan
volgens mij meerdere procedures moet doorlopen met alle omwonenden en
gemeentes. Wanneer denkt de minister dat ze wel die duidelijkheid kan
verschaffen? Ik hoor wel een intentie om die ammoniakbuisleiding
mogelijk te maken. Het lijkt mij voor initiatiefnemers, voor gemeentes,
voor provincies et cetera wel wenselijk om, dan misschien later dit
jaar, te horen wat de planning zal zijn.
Minister Hermans:
Dat durf ik nu echt niet toe te zeggen. Kijk, we hebben net, een maand
of anderhalf maand geleden het besluit genomen zoals we dat hebben
genomen. We hebben ammoniak uit de scope gehaald vanwege de onzekerheden
rondom ammoniak en het voorstel dat er lag. Die zijn gewoon te groot. Ik
weet niet hoeveel tijd er nodig is om die onzekerheden weg te nemen. Om
nou te voorkomen dat ik hier een verwachting wek, zeg ik wat ik zeg. Ik
kan het nu niet toezeggen. Ik wil wel in een volgende update informatie
verstrekken, voor zover die er is. Dat wil ik toezeggen. Wij blijven
zoals gezegd in contact met de initiatiefnemers, maar nu een datum
noemen waarop ik die zekerheid wel heb, kan ik niet.
De voorzitter:
Meneer Erkens, u zit aan vier, dus een korte vraag.
De heer Erkens (VVD):
Kort hierop. Dat snap ik, want je wilt niet een tijdslijn noemen die je
uiteindelijk niet waarmaakt. Kan de minister wel toezeggen om voor de
zomer terug te koppelen hoe het met die gesprekken staat? Dan weten we
dat we hiermee doorgaan en dat het niet heel ver in de tijd loopt.
Minister Hermans:
Ja, dat kan ik toezeggen. Ik zal u informeren over de stand van de
gesprekken op dat moment.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u zit ook aan vier, dus een korte vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het voor de omwonenden en voor de betrokken gemeentes echt
een enorme teleurstelling is dat ammoniak weer over het spoor gaat, met
alle problemen van dien. Kan in de ruimtelijke procedure die gevolgd zal
worden, de ammoniakbuis toch worden meegenomen, zodat je niet twee keer
een procedure moet doorlopen?
Minister Hermans:
Als mevrouw Kröger het goedvindt, ga ik dit even checken. Ik ben nu
geneigd een antwoord te geven, maar ik wil eerst zeker weten of dat
klopt. Als mevrouw Kröger het goedvindt, kom ik daar in tweede termijn
op terug.
De voorzitter:
Prima. Dat doen we dan in tweede termijn. U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Ja. Ik kom bij de vragen over koolstofarme of blauwe waterstof en bij de
overige waterstofvragen, om het zo maar te zeggen. De heer Vermeer, de
heer Bontenbal en ook de heer Erkens vroegen naar blauwe waterstof als
tussenoplossing en of de SDE++ daartoe ruimte kan bieden. Ik zei het
volgens mij al in mijn eerste blokje: blauwe of koolstofarme waterstof
is een belangrijke oplossing op weg naar groene waterstof. Het is een,
zoals we dat volgens mij in de brief hebben genoemd,
transitietechnologie voor de verduurzaming van Nederland. Specifiek over
SDE++ het volgende. Voor de CO2-afvang en -opslag bij
waterstofproductie uit aardgas en restgassen is op dit moment de
CCS-categorie in de SDE++ beschikbaar. Het kabinet zal de komende tijd
kijken en verkennen of er additioneel beleid nodig is om knelpunten in
de opschaling van koolstofarme waterstof weg te nemen. Rond de zomer van
2025 komen we met een update daarvan.
Dan vroeg de heer Erkens naar de langetermijncontracten met Noorwegen en
of we niet een blauwewaterstofimportstrategie moeten gaan ontwikkelen.
Het afsluiten van die langetermijncontracten is natuurlijk in eerste
instantie aan de markt en bedrijven zelf. Maar het kabinet stimuleert
wel de hiervoor benodigde contacten en infrastructuur. Dat was ook een
belangrijk onderdeel van het bezoek dat ik onlangs aan Noorwegen bracht,
samen met de koning. Er zijn ook plannen voor blauwewaterstoffabrieken
van Noorse hand in onder andere Nederland en Duitsland. Samen met onder
andere TNO kijken we welke randvoorwaarden er nodig zijn om dat soort
initiatieven hier mogelijk te maken. Het faciliteren van de import van
blauwe waterstof of koolstofarme waterstof is onderdeel van de bestaande
importstrategie van het kabinet.
Dan vroeg de heer Flach of ik mogelijkheden zie voor afspraken met
ontwikkelingslanden over de import van groene waterstof. We staan open
voor samenwerking met landen die export- en importketens willen
opzetten. Dat kunnen ontwikkelingslanden zijn. We hebben bijvoorbeeld
een samenwerking met Namibië. Ook in dit geval is het aan marktpartijen
om afspraken te maken over concrete import, maar vanuit de overheid
kunnen wij natuurlijk wel contacten faciliteren. Door kennisuitwisseling
helpen we ook met beleid ter plekke.
Dan vroeg de heer Flach ook of bij de ammoniakproductie de mogelijkheid
geboden wordt om blauwe in plaats van groene waterstof in te zetten.
Ammoniakproducenten kunnen net als andere industriële
waterstofgebruikers ervoor kiezen om blauwe waterstof in te zetten.
Bijvoorbeeld een bedrijf als Yara heeft al een investeringsbeslissing
genomen om CO2 af te vangen en te verschepen naar Noorwegen
voor ondergrondse opslag. Ammoniakproducenten moeten wel voldoen aan de
voorgenomen jaarverplichting door zelf ook een deel groene waterstof in
te zetten of hiervoor verhandelbare rechten te kopen, zodra die
jaarverplichting van kracht wordt.
De heer Flach (SGP):
Ongeveer een uur geleden zei de minister dat in de RED III-implementatie
er ook gebruikgemaakt zal worden van mogelijkheden voor uitzondering van
ammoniak. Dit klinkt toch anders. Ik heb begrepen dat in de consultatie
een uitzondering tot 60% is opgenomen. Waarom is er niet gekozen voor
een vrijstelling tot 100%? Die mogelijkheden zijn er naar mijn weten
ook. Waarom is gekozen voor 60% en niet voor 100%?
Minister Hermans:
60% klopt. Dat percentage staat in het geconsulteerde voorstel. De
afweging om niet voor 100% te gaan ken ik niet exact, maar ik kan mij
voorstellen dat daar wel een ambitie achter zit. Je wilt natuurlijk toe
naar productie en gebruik van groene waterstof. Ik denk dat dat de
afweging is om het niet op 100% te zetten. Maar ik zal nagaan wat de
exacte afweging is.
De heer Flach (SGP):
De mogelijkheid om een uitzondering tot 100% op te nemen is er dus, ook
vanuit de Europese regels rond de implementatie. Met in het achterhoofd
dat groene waterstof er niet in deze volumes op korte termijn zal zijn
en ook wetend dat dit type bedrijven vooral in die delen van de wereld
zitten waar dit soort regels helemaal niet gelden, is de vraag toch
waarom je de ammoniakproductie rondom bijvoorbeeld kunstmest niet gewoon
100% hiervan uitzondert. Dat is toch een keuze die de minister
maakt?
Minister Hermans:
Op de vraag waarom is gekozen voor 60% en niet voor 100% kom ik in
tweede termijn terug.
De voorzitter:
Helemaal goed. U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
De heer Erkens vroeg nog of het kabinet bereid is om een pilot te
starten voor een elektrolyseproject bij de kerncentrale in Borssele. Ik
denk dat deze vraag eerder had gepast in het vorige blokje, maar ik
beantwoord hem nu dan maar. Het kabinet stimuleert met het
innovatiebeleid ook elektrolyse. Speciaal voor waterstof is uit de
middelen van het Nationaal Groeifonds het Groenvermogen opgericht.
Daarnaast kunnen innovatieve projecten gebruikmaken van generieke
innovatieregelingen zoals de DEI-regeling. Ik weet niet of de heer
Erkens verwijst naar een idee voor een pilot of dat hij mij vraagt om
een pilot te starten. Een idee voor een pilot ken ik niet. Ik ben ook
niet zelf voornemens om een pilot hiermee te beginnen, omdat er al zo
veel loopt en gebeurt.
De voorzitter:
Eén zin. De heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Het gaat er met name om dat alle huidige initiatieven, pilots en
demonstratieprojecten gericht zijn op groene waterstof en dat deze
categorie uitgesloten wordt. Ik zou de minister willen verzoeken om in
ieder geval te kijken wat de mogelijkheden hiervoor zouden zijn. Binnen
de bestaande regelingen kan het volgens mij namelijk niet.
Minister Hermans:
Oké. Dat gaat dus specifiek over een voorbeeld met koolstofarme
waterstof. Ik zal nagaan of het inderdaad zo is dat er überhaupt geen
mogelijkheid is om zo'n pilot te starten. Daar kom ik dan nog even op
terug.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Ik ben bij groen gas beland.
De voorzitter:
Heel goed. Wat zegt u, mevrouw Kröger? Graag in de microfoon. Dat
helpt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Sorry, voorzitter. Ik vroeg me af hoe het zit met de vragen die gesteld
zijn over importcriteria, imvo, elektrolyse op zee en ecologische
impact.
Minister Hermans:
Ik heb imvo gezien. Die vragen zitten volgens mij in het laatste blokje.
En tegen mevrouw Kröger zeg ik: ik zou niet te negatief zijn.
De voorzitter:
Die komen nog. Oké, gaat u verder met uw vierde en een-na-laatste
blokje.
Minister Hermans:
Voorzitter, ik ga eerst in op de bijmengverplichting groen gas. Ik begin
even met een aantal vragen over wanneer het voorstel naar de Kamer komt.
Het streven is om dat zo snel mogelijk te doen, maar daarvoor moet nog
een aantal stappen gezet worden. We hebben goedkeuring nodig van de
Europese Commissie om ervoor te zorgen dat alleen groen gas dat fysiek
wordt geïmporteerd en in het Nederlandse net wordt ingevoerd, mee wordt
geteld voor de bijmengverplichting. Er moet nog een besluit genomen
worden over de reikwijdte. De glastuinbouw is al een aantal keren
genoemd en daar ga ik zo apart op in. Er moet bovendien nog een advies
volgen van de Raad van State op het wetsvoorstel. Dat moeten wij
natuurlijk verwerken in het voorstel. Hoe snel wij met dat laatste
omgaan, heb ik zelf in de hand, maar ik durf niet te zeggen wanneer wij
exact het advies van de Raad van State en de reactie en de goedkeuring
uit Europa krijgen. Ik hoop dat dat allemaal snel gaat en wij het
voorstel zo snel mogelijk kunnen indienen.
De heer Grinwis vroeg mij het volgende. Is die 2 miljard kubieke meter
in 2030 nou wel haalbaar en tot wanneer gaat de bijmengverplichting
gelden? De totale planning aan ... Nee, misschien moet ik het zo zeggen:
de pijplijn is op dit moment gevuld met bestaande en geplande projecten.
Dat telt volgens CE Delft op tot circa 1 bcm in 2030. Voor 2 bcm is dus
echt nog een versnelling nodig. Daaraan wordt hard gewerkt in het
Programma Groen Gas. Het huidige wetsvoorstel kent geen einddatum en
verplicht ons daarmee tot in de oneindigheid tot bijmenging van
voldoende groen gas om de reductie van 3,8 megaton te realiseren. Het
vorige kabinet heeft het standpunt aangehouden dat de wet tot 2030
ongewijzigd zou blijven en dat er voor de periode na 2030 bezien zou
worden welke doelgroep en hoogte passend zouden zijn. Ik wil ervoor
zorgen dat de investeringszekerheid voor groengasondernemers richting
2040 wordt geborgd. Ik meen me te herinneren dat de heer Erkens mij daar
ook bij de begrotingsbehandeling naar vroeg. We kijken nu met welk
instrumentarium we dat het beste kunnen doen. Er loopt ook een studie
naar. Volgens mij is die in het eerste kwartaal van dit jaar klaar.
Mogelijk kan ik die er dus bij betrekken als we de reacties hebben uit
Europa en van de Raad van State, maar dat weet ik niet zeker en ik zou
daardoor ook niet willen vertragen. Het is dus even afhankelijk van hoe
dat uitpakt in de tijd.
Dan de kosten en de doorberekening daarvan aan huishoudens en natuurlijk
ook aan ondernemers. Mevrouw Postma vroeg mij hoe ik de berekening van
de opslag heb vastgesteld. Het is belangrijk ...
De voorzitter:
Sorry, u heeft eerst een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Sorry, minister, maar omdat u doorgaat op een ander punt, dacht ik: ik
heb nog een vraag over het vorige. Mijn oorspronkelijke vraag was
wanneer de minister verwacht het wetsvoorstel naar de Kamer te kunnen
sturen, want de tijd begint wel te dringen als het op 1 januari 2026 van
kracht moet gaan. Stel je voor dat je 1 januari 2026 niet redt, dan
wordt het wel erg krap tot 2030 qua verplichting en ook om op te schalen
van 1 bcm naar 2 bcm. Mijn vraag op dit moment aan de minister is om het
wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, maar dat is nogal
wiedes. Mijn tweede vraag is of ze in de memorie van toelichting van het
wetsvoorstel expliciet wil ingaan op het traject van 1 bcm naar 2 bcm.
Wat is daarvoor nodig? Zijn er nog risico's? Moet er nog gefaseerd
worden? Kan dit goed worden gewogen in de memorie van toelichting? Is de
minister bereid om dat toe te zeggen?
Minister Hermans:
Ik zet nog steeds alles op alles om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk en
dus in het eerste kwartaal naar de Kamer te sturen, want volgens mij
vroeg de motie-Erkens/Vermeer om het eerste kwartaal. De reden daarvoor
is precies zoals de heer Grinwis zegt: als we het willen invoeren per 1
januari 2026, dan moet dat gewoon, want we hebben die tijd nodig voor de
parlementaire behandeling. Ik schetste net twee stappen in het proces
die nog gezet worden. Ik heb geen invloed op de snelheid daarvan. Het
wetsvoorstel gaat uit van 1,1 bcm, laat ik me nu net vertellen. De
eerlijkheid gebiedt me om dat te zeggen. Het gaat dus niet om 2 bcm.
Bovendien zit er geen eindigheid aan. Ik kan wel schetsen hoe we de
verdere ontwikkeling van de markt zien, ook na 2030. Dat is dan dus niet
gekoppeld aan het wetsvoorstel, want dat gaat uit van 1,1 bcm.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan de vraag over de kosten. Mevrouw Postma vroeg hoe ik tot
die opslag ben gekomen. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat de
meerkosten die genoemd worden in het rapport dat ik deze week aan de
Kamer stuurde, geen opslag zijn die het kabinet vaststelt of heeft
vastgesteld. Het zijn de geschatte meerkosten als gevolg van het
prijsverschil tussen groen gas en aardgas. De hoogte daarvan komt voort
uit een aantal elementen, zoals de potentie van groen gas, de bijdrage
aan de verschillende doelen en dus de bijbehorende meerkosten. Het is
dus een analyse van kosten en baten geweest. Om de meerkosten te dempen
heeft het kabinet in februari vorig jaar, bijna een jaar geleden, twee
maatregelen genomen. De doelstelling is naar beneden bijgesteld. Daar
komt die 1,1 bcm vandaan, zeg ik tegen de heer Grinwis. Bovendien is de
doelgroep uitgebreid naar de kleingebruikers ETS2.
Voorzitter. De heer Erkens vroeg: hoe gaat de minister er nou voor
zorgen dat de energierekening door die bijmengverplichting niet fors zal
gaan stijgen? Het is waar dat die bijmengverplichting zal leiden tot
extra kosten voor afnemers om de reden die ik net noemde. Om die kosten
te dempen of te beperken zijn er vorig jaar twee maatregelen genomen. De
meerkosten zijn nodig om de opschaling van groen gas door
groengasproducenten rendabel te maken. Het is echter ook van belang dat
we in de gaten houden dat de energierekening betaalbaar blijft. Dat zal
in samenhang met de andere prijsontwikkelingen moeten worden bezien. De
nettarieven en de ontwikkeling daarvan zijn al genoemd en zo zijn er ook
nog de hoogte van de gasprijzen, ETS2 en de energiebelasting. We moeten
bekijken wat voor effect dit heeft in dat totaalpakket en wat we daaraan
moeten en kunnen doen. Wat voor mogelijkheden en opties zijn er om
daarin te compenseren om de prijsstijging wat te dempen?
Dan vroeg de heer Flach, maar volgens mij ook de heer Erkens, mij naar
de inputvrijstelling voor waterstofproductie die in het Belastingplan is
geregeld, terwijl er voor groen gas nog steeds dubbel wordt betaald,
namelijk bij de productie en bij het gebruik. Zij vroegen of ik samen
met mijn collega bij Financiën wil bekijken of we een inputvrijstelling
voor groen gas kunnen regelen. Ik moet hierbij zeggen dat de hoofdinput
bij groengasproductie, namelijk biomassa, vrijgesteld is van
energiebelasting, maar dat het verbranden van aardgas en het gebruik van
elektriciteit tijdens het productieproces wel belast zijn. Ik ben met
mijn collega van Financiën in gesprek over allerlei onderwerpen in
relatie tot klimaat, dus over fiscale onderwerpen in relatie tot
klimaat. Dit onderwerp komt dus langs, ook in relatie tot die
meerkosten. We zullen dit bespreken, maar de vraag of we het doen hangt
natuurlijk samen met de budgettaire ruimte. Er zijn ook vragen zoals of
het noodzakelijk is, om wat voor hoeveelheden aardgas en elektriciteit
het gaat, in hoeverre zo'n regeling doeltreffend en doelmatig is en of
deze uitvoerbaar is bij het totale palet aan regels en regelingen die we
hebben. We bezien ook deze optie als mogelijkheid, maar ik moet er
eerlijk bij zeggen dat dit niet het voornemen is dat we nu hebben. Als
je kijkt naar de totale impact van alle maatregelen en de
wetsvoorstellen waar we mee bezig zijn, moet je dit in alle openheid
bezien.
De heer Erkens vroeg of de opbrengsten van de buy-out weer terecht
kunnen komen bij de consument. Hier is het belangrijk om te zeggen dat
de bijmengverplichting geen opbrengsten kent, als je die gaat invullen
met groengascertificaten. Dat is anders dan bij ETS2. Alleen, als
energieleveranciers gebruikmaken van zo'n buy-out, zullen de opbrengsten
voor de Staat zijn. Volgens de begrotingsregels zijn die voor de Staat,
dus die kan ik niet zomaar terecht laten komen bij de consument. Als we
daar iets anders willen, zal ook zeker het gesprek gevoerd moeten worden
met de minister van Financiën. Dit is even het zuiver technische
antwoord op deze vraag.
Over de glastuinbouw is door een aantal Kamerleden de vraag gesteld of
deze kan worden uitgezonderd. De heer Bontenbal vroeg in interrupties en
ook aan mij of dat eigenlijk wel kan. Het antwoord is dat ik en mijn
collega's op het ministerie op dit moment geen uitvoerbare manier hebben
gevonden om de bijmengverplichting voor groen gas in te voeren zonder
deelname van de glastuinbouwsector. De sector zelf heeft gezegd wel
aanknopingspunten te zien zodat dat zou kunnen. Dan kom ik op het
bredere gesprek dat wij met de glastuinbouw voeren. Dit zal ik opnieuw
met hen bespreken, maar het eerlijke antwoord is dat ik geen
mogelijkheden zie in de uitvoering om deze daarvan uit te
zonderen.
In aansluiting op wat is gezegd door de heren Flach, Vermeer, Grinwis,
Bontenbal en volgens mij ook door de heer Erkens, je moet op een gegeven
moment ook kijken naar de stapeling van maatregelen en de effecten
daarvan op een sector. In veel sectoren, maar ook bij de glastuinbouw,
is die zeker aanwezig. Daarover voer ik samen met de staatssecretaris
van LVVN binnenkort ook het gesprek met de glastuinbouw. We hebben met
hen een convenant gesloten, met een ambitieuze doelstelling voor de
bijdrage van de glastuinbouw aan de CO2-reductie. We zullen
ook maatregelen moeten nemen om dat doel te halen, maar dat moet wel in
balans zijn. Dat gesprek voeren wij op dit moment. Daarbij gaat het er
ook om welke prijsprikkel je nodig hebt om die CO2-reductie
die we in dat convenant hebben afgesproken, met elkaar te kunnen
realiseren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Op zich snap ik dat antwoord. Wat betekent dit voor de uitvoering van de
motie van collega Flach en mij om de glastuinbouw uit te zonderen van
ETS2? Kan daarover klare wijn geschonken worden? Stel dat er niet te
differentiëren valt voor groen gas of dat dit niet verdisconteerd kan
worden voor de glastuinbouw. Wat zijn dan de voornemens van de minister
wat betreft het hele palet dat in het verleden is afgesproken in het
convenant? Wat is de inzet van de minister bij die wet waarin de afbouw
van het verlaagde tarief wordt geregeld, plus de CO2-heffing
die voor hen gaat gelden? Het doel moet toch zijn om het doel te
realiseren wat de glastuinbouw zichzelf gesteld heeft, namelijk om in
2040 klimaatneutraal te zijn, niet door de glastuinbouw weg te saneren
uit Nederland, maar door deze echt de kans te geven om te
verduurzamen.
Minister Hermans:
Ik denk dat de glastuinbouw een hele mooie en ambitieuze ambitie heeft
voor 2040, en ook al voor 2030. De laatste Klimaat- en Energieverkenning
laat zien dat ook in de glastuinbouw die ambitie niet meer helemaal in
zicht is, laat ik het zo formuleren. Het is ook niet zo dat er niks
gebeurt. Dat wil ik op geen enkele manier suggereren. Er staat nog een
aantal maatregelen: ETS2, de bijmengverplichting, de
CO2-heffing en de hoogte van het tarief. Daarover zijn we nu
in gesprek. Dat is ook de manier waarop ik invulling geef aan de motie,
want ik ken de wens van de Kamer. Het uitzonderen van de
bijmengverplichting is een wens en ook het uitzonderen van ETS2, maar we
moeten wel het doel halen. Het kan niet allemaal. Ik vind het wel
belangrijk om dit in goed overleg met de glastuinbouwsector te doen. We
hebben niet voor niks dat convenant gesloten. Dat is echt een afspraak
tussen de sector en de overheid. Dus we hebben beiden de
verantwoordelijkheid om de afspraken die daarin gemaakt zijn, uit te
voeren. En ook op het moment dat je in de uitvoering ziet dat dingen
minder goed gaan of anders lopen dan je gedacht had, moet je er open
naar kijken of je dat mogelijk kan bijstellen. Dus ik zie dit in het
licht van het totaal van de maatregelen en de vragen wat voor
prijsprikkel daarvan uitgaat en wat voor prijsprikkel je nodig hebt om
de doelstelling te halen. De sector moet die ook kúnnen halen en moet
die bijdrage ook kunnen leveren. Dat gesprek loopt tussen mij, de
staatssecretaris en de sector.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Zou de minister dan in die verdere gesprekken ook wel de rol van
glastuinbouwbedrijven in de leveringszekerheid en de stabiliteit van het
net willen meenemen? Want op dit moment heeft netbeheerder Alliander al
een apart programma lopen om met de glastuinbouw juist die pieken op te
vangen, waardoor zijn net stabieler wordt. Op het moment dat alle wkk's
van de glastuinbouw zouden verdwijnen door een stapeling van dit soort
heffingen, hebben we ook een groot probleem, denk ik. Als de
glastuinbouw massaal voor andere warmteoplossingen zou kiezen, dan raak
je een soort tweede-orde-effect van duurzaamheid kwijt.
Minister Hermans:
Die gesprekken gaan natuurlijk in den brede over de bijdrage van de
sector aan de energietransitie. De drie dingen die ik net noemde, zijn
heel specifiek instrumenten of maatregelen die we nodig hebben of
waarover we eerder gesproken hebben om ook het
CO2-reductiedoel van de glastuinbouwsector te realiseren.
Maar ik zie in die hele transitie en de netcongestieproblematiek die we
nu hebben ook het punt dat de heer Flach noemde. Dat is onderdeel van
het gesprek. Punt. Dat wordt dus meegenomen.
De voorzitter:
De heer Bontenbal met een korte vraag. U zit namelijk ook aan vier
interrupties. In één zin, alstublieft.
De heer Bontenbal (CDA):
Ja, dat klopt. Als we de glastuinbouw niet kunnen uitzonderen, hoe
zouden we dan wel ETS-bedrijven kunnen uitzonderen? Ik snap dat je nog
een knip kunt maken tussen bedrijven met hoogcalorisch en laagcalorisch
gas. Maar als je het voor de glastuinbouw niet kan hoe, kan je dan
ETS-bedrijven met een relatief klein energieverbruik wel
uitzonderen?
Minister Hermans:
De uitvoerbaarheid van het uitzonderen waarvan ik net zei dat ik niet
zag hoe dat moet, zag echt op groen gas. Het uitzonderen van een sector
in ETS2 is ook ingewikkeld in de uitvoerbaarheid. Daarin zitten
misschien wel weer wat andere aspecten waarop dat mogelijk wel zou
kunnen, zoals de heer Bontenbal zei. Maar bij alles is de afweging a de
uitvoerbaarheid en b de vraag wat, als je dat doet, het effect is op de
CO2-doelen die we gesteld hebben met elkaar. Want ook
hiervoor geldt dat ik me realiseer dat het niet allemaal gemakkelijk is,
dat misschien ook niet allemaal leuk is, en dat het ook met extra
inspanningen en extra kosten gepaard kan gaan. Daarom bekijken we waar
we kunnen compenseren of kostenstijgingen kunnen dempen. Mijn eerste
neiging is niet om bij alles voor de uitzonderingsroute als oplossing te
kiezen, want daarmee komen we, denk ik, niet heel veel stappen
verder.
De voorzitter:
Eén zin, meneer Bontenbal. Uw laatste interruptie.
De heer Bontenbal (CDA):
Hoor ik u nu zeggen dat u ETS1-bedrijven toch niet gaat uitzonderen?
Gaan die mogelijk ook onder de bijmengverplichting vallen? Dan hebben we
het niet meer over de 10 miljard. Dan hebben we het misschien over de
totale gasvraag van 30 miljard kuub, en dan wordt ook het bedrag
lager.
Minister Hermans:
Nee, ik zei eerst over groen gas in het algemeen dat ik op dit moment
geen route zie om een sector, glastuinbouw, uit te zonderen. Daarna zei
ik in algemene zin iets over ETS, over ETS2 en het uitzonderen daar,
want daar speelt natuurlijk ook nog de discussie over de vraag of
glastuinbouw daar wel of niet een onderdeel van is. Nu uw laatste vraag
over ETS en ETS1: die worden wel uitgezonderd. U vraagt nu buiten de
microfoon hoe dat kan. Dat vind ik een terechte vraag. Ik ga die vraag
zo beantwoorden, want anders gaat het steekwoordgewijs en dat zal niet
bijdragen aan de helderheid van het antwoord, vrees ik.
De voorzitter:
Dat doen we in tweede termijn. Ben u klaar met groen gas?
Minister Hermans:
Neeneenee, zeker niet.
De voorzitter:
Dan gaat u nog even door. Ga uw gang.
Minister Hermans:
De heer Flach is net weg, maar hij had mij een vraag gesteld over de
productie van groen gas via mestvergisting. Hij vroeg of daarbij ook
versnellingsgebieden worden aangewezen. Het antwoord daarop is dat we
dat nog niet weten. Het proces van het inventariseren en het aanwijzen
van die versnellingsgebieden loopt op dit moment. Het Rijk en de
provincies werken daarbij samen. Mestvergisting kan samen met andere
hernieuwbare energiebronnen onderdeel zijn van een
versnellingsgebied.
De heer Grinwis vroeg naar de allocatie van het geproduceerde groene
gas: gaat dat vooral naar het landelijk gebied of ook naar monumentale
binnensteden, en ga ik daarop sturen? We zetten in op het vergroten van
de beschikbaarheid van groen gas, maar we weten nu al dat er nooit
voldoende groen gas zal zijn om op alle plekken aardgas te vervangen.
Bij de inzet van groen gas zullen we dus moeten prioriteren. Nu bekijken
we hoeveel gas na 2030 beschikbaar kan komen en voor welke toepassingen
dat zal zijn. Dat is eigenlijk wat ik net aan de heer Grinwis heb
toegezegd. Daar zullen we ook in de memorie van toelichting iets over
zeggen. We geven dan ook aan waar dit gas de hoogste waarde heeft.
Misschien kan ik dat nog toevoegen aan de toezegging van zojuist. Dat
geeft immers inzicht in waar het gas in potentie ingezet kan worden in
de toekomst.
De heer Flach en naar ik dacht ook de heer Vermeer stelden nog een
vraag. Zij zijn er allebei bij betrokken, maar toch voor het verslag het
volgende, voorzitter. Groen gas wordt voornamelijk ingezet in de
gebouwde omgeving, maar de studie die deze week is gepresenteerd, laat
zien dat er ook zo veel potentie is in de mobiliteitssector. Hoe gaan we
daarmee om? Het kabinet heeft ervoor gekozen om in de periode tot 2030
te focussen op de gebouwde omgeving. Dat is in lijn met het
Klimaatakkoord. Ik vind het logisch om dat te volgen. Voor de gebouwde
omgeving is ook gekozen omdat het daar goed inpasbaar is zonder
aanvullende investeringen of risico's op een lock-in. Maar dat neemt
niet weg dat er tot 2030 in de productie die wij voorzien óók voldoende
ruimte is voor een groei in bijvoorbeeld de mobiliteit.
De heer Bontenbal vroeg naar het meer stimuleren van de hybride
warmtepomp. Ik ben het eens met de heer Bontenbal, met wat ik in het AD
las en met wat ik, naar ik meen vorige week, besprak met de Vereniging
Warmtepompen: in de energietransitie waarin we ons bevinden, is de
waarde van de warmtepompen, juist van de hybride warmtepompen, groot.
Zij dragen bij aan een lagere energierekening en aan een lager
gasverbruik. Dit kabinet heeft gekozen voor verleiden in plaats van
verplichten. De ISDE-regeling is een regeling waarmee we verleiden en
die wordt daarom ook doorgezet.
De heer Erkens vroeg mij nog of ik mij ervoor wil inzetten om de
productiedoelen voor groen gas toe te voegen aan de afspraken voor 2030
voor de RES'en. Ik zeg tegen de heer Erkens dat ik op dit moment voor de
periode tot 2030 geen ruimte zie om nieuwe afspraken toe te voegen aan
de RES'en. Het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen hebben specifiek
voor groen gas een bestuurlijk traject doorlopen om de haalbaarheid van
een afspraak over groen gas te verkennen. Daaruit is gebleken dat er op
dit moment bij de medeoverheden geen draagvlak is voor het maken zo'n
afspraak. Maar we werken op dit moment wel aan nieuwe interbestuurlijke
afspraken en daarbij betrekken we ook de vraag of na 2030 andersoortige
doelen dan de doelen die we nu in de RES'en over elektriciteitsopwekking
op land hebben afgesproken, wenselijk en haalbaar zijn, waaronder
mogelijk groen gas.
Dat zeg ik ook tegen de heer Flach, die mij vroeg naar afspraken met
medeoverheden over biogasprojecten. Dit groen gas, biogas, loopt mee in
die nieuwe integrale brede samenwerkingsafspraken die we maken. Verder
heeft het ministerie van LVVN aan Raymond Knops gevraagd op te treden
als verkenner van de versnelling van de vergunningverlening voor
mestverwerkers en -vergisters. KGG is hier natuurlijk ook bij betrokken,
maar dit loopt primair vanuit LVVN. Ik denk ook dat dat goed is om de
potentie die daar aanwezig is zo veel mogelijk ruimte te geven.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u heeft er ook al vijf. Dus één vraag. Heel kort.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, dan laat ik mijn opmerking over hybride warmtepompen achterwege.
Maar ik geef het kabinet mee dat de coalitie heeft afgesproken om het in
2026 te schrappen. In 2027 of 2028 kun je dit dus gewoon weer
invoeren.
De voorzitter:
Eén vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag is de volgende. Ja, vergunningverlening, maar wat is de
consequentie van de uitspraak van de Raad van State over intern salderen
voor de vergunningverlening bij ook dit soort installaties? Ik denk veel
breder: aan woningbouw, industrieën et cetera, maar ook aan dit soort
installaties.
Minister Hermans:
Daar heeft de heer Grinwis natuurlijk gelijk in. De impact van die
uitspraak is groot: voor de landbouw, de industrie, de economie, de
woningbouw, de elektriciteitsprojecten. Dit heeft dus echt breed effect
en gevolgen. Ik zeg ook niet dat het makkelijk is geworden, of dat we de
verkenner met iets … Volgens mij was hij hier al mee aan de slag voordat
deze uitspraak kwam. Dus ja, dit heeft effecten. Wij zullen dus precies
in kaart moeten brengen wat die effecten zijn en wat die betekenen voor
dit type projecten.
De voorzitter:
Dank u wel. Het laatste mapje. Mag ik vragen hoeveel?
Minister Hermans:
Het is best nog wel een dik mapje.
De voorzitter:
Ik denk niet dat we een tweede termijn gaan halen. Die wil ik nog wel
heel even openen zodat een tweeminutendebat aangevraagd kan worden, maar
een tweede termijn gaat, denk ik, niet lukken. Maar laten we met spoed
verdergaan. Anders houden we een heel korte tweede termijn en dan lopen
we een kwartiertje uit. We gaan even kijken hoelang dit mapje
duurt.
Minister Hermans:
Voorzitter, het blokje overig. Er zijn heel veel vragen over gas en de
gasvoorraden gesteld. Die beantwoord ik zo meteen even samen.
Voorzitter. Ik was even op zoek naar de vraag van mevrouw Kröger over
het IMVO-convenant Hernieuwbare energie waaraan gewerkt wordt. Mevrouw
Kröger zou graag zien dat het convenant Hernieuwbare energie wordt
uitgebreid met waterstof. Betrokken bedrijven moeten bij de import van
waterstof al voldoen aan de internationale kaders van de OESO en de VN.
Ik denk dat ik nu dingen zeg die mevrouw Kröger ook weet. Maar betrokken
bedrijven moeten ook bij waterstof voldoen aan de recente
EU-regelgeving, zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive.
Alle voorwaarden die hierbij gelden, worden bijvoorbeeld ook verwerkt in
de criteria die Nederland en Duitsland hanteren voor het financieren van
import via H2GLOBAL. Dit beleid ligt natuurlijk primair op het terrein
van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, maar ik
zal met haar bespreken en uitzoeken of het mogelijk is om de
waterstofsector aan te laten sluiten bij het convenant. Dus dat ga ik
doen, maar ik wilde wel even zeggen dat het niet zo is dat die nu
criterialoos, zomaar, kan worden geïmporteerd.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, uw laatste vraag. Eén zin alstublieft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag gaat nog net één stap verder. Als veel subsidies gegeven
worden om de waterstofketen op gang te brengen, zou het deel uitmaken
van dat convenant daar dan niet ook een onderdeel van moeten zijn?
Minister Hermans:
Nu gaat mevrouw Kröger nog een stap verder. Dit doet mij denken aan de
energiebesparingsdiscussie die wij gevoerd hebben. Ik ga na of de
aansluiting bij dat convenant mogelijk is. Ik zei net al dat wij alle
criteria uit de genoemde directive en alles wat al geldt, sowieso
meenemen in de tenders. Ik kijk even welke voorwaarden op dit moment nog
verder gesteld zijn bij de subsidieverlening. Als mevrouw Kröger dat
goedvindt, trek ik al die vragen bij elkaar en dan kom ik daarop terug.
Ik denk dat ik dat even in een brief moet doen. Hier moet ik een termijn
bij noemen, want anders wordt dit volgens mij niet genoteerd. Ik moet
dit even met mijn collega afstemmen. Zal ik zeggen: eind van dit
kwartaal? Is dat … En als ik zeg: begin maart?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Als de minister die tijd nodig heeft … Ik denk dat dit vrij snel zou
moeten kunnen.
Minister Hermans:
Ik wil dit soort dingen altijd zo snel mogelijk doen, maar ik moet een
termijn noemen en dan wil ik niet een termijn noemen waar ik mij niet
aan kan houden. Ik beloof dus: zo snel mogelijk, maar uiterlijk begin
maart. Zo proberen wij daar dan samen een beetje uit te komen.
Voorzitter, deze vraag haalde ik bewust even naar voren om niet de
indruk te wekken dat het geen belangrijke vraag was.
Dan kom ik nu op alle vragen over de gasvoorraad.
De heer Flach vroeg mij hoe het nu met die voorraad staat. Wat als er
deze winter nog een keer een dunkelflaute — dus grijs weer zonder wind
en zon — komt? Over de vulgraad heb ik begin deze week een brief
gestuurd met daarin een uitgebreide toelichting. Begin februari zal ik
opnieuw een brief sturen over de stand van dat moment. Dus ja, de
vulgraad is de afgelopen maanden inderdaad flink gedaald, onder andere
als gevolg van weinig zon en wind. Het is belangrijk om bij de
leveringszekerheid, de gasvoorraden, naar de hele infrastructuur te
kijken, dus naar wat er via de reguliere import binnenkomt, naar de
lng-import natuurlijk, naar de productie in Nederland én naar onze
opslag. Kijk je naar dat totale beeld, dan zie je dat we er stabiel voor
staan. Dat hebben ook meerdere analyses van GTS laten zien. Het is dan
ook de verwachting van het kabinet dat we deze winter op een goede
manier doorkomen, maar het vraagt wel om blijvende aandacht, ook omdat
er geopolitiek van alles en nog wat gebeurt. En dan druk ik mij nog
voorzichtig uit. Dat in reactie op de heer Flach.
De heer Flach vroeg mij ook hoe wij de opslagen weer gevuld krijgen als
de marktprikkels mogelijk onvoldoende zijn. Dat is een reden waarom wij
EBN ook voor 2025 weer die vultaak hebben gegeven. Dat zorgt voor een
stabiele basis, maar ik zeg er wel bij dat EBN niet alle opslagen kan
vullen. Dat gebeurt ook wel bewust, omdat wij natuurlijk ook andere
partijen en spelers op de markt die rol willen laten vervullen. EBN moet
niet een te grote en voorspelbare speler op de gasmarkt worden.
De heer Flach vroeg mij naar de 80%. Het is een vraag die de heer
Bontenbal mij al eerder stelde. Waarom wordt daar nu op gestuurd en
moeten we niet toch weer naar 90%? Aan de heer Bontenbal heb ik al
toegezegd nader te onderbouwen waarom het kabinet denkt dat die 80% zou
kunnen. Daar kom ik dit kwartaal nog op terug in een brief. Daarin neem
ik ook de ontwikkelingen van deze winter mee en ga ik in op de vraag of
die tot nieuwe of andere inzichten leiden. De reden waarom wij destijds
zeiden dat je iets lager kan gaan zitten, heeft te maken met het dalen
van de gasvraag. Daar willen we natuurlijk op reageren, want het vullen
en gevuld houden van gasopslagen brengt ook kosten met zich mee. Je moet
daar dus in een breder perspectief naar kijken. Maar nogmaals, die
onderbouwing volgt.
Mevrouw Postma vroeg of we langere periodes van dunkelflaute meenemen in
de berekeningen. Het antwoord is: ja, daar is rekening mee
gehouden.
Dit waren de vragen over de gasvoorraad.
Mevrouw Postma vroeg ook of wij de onderhandelingen over het
energiefonds doorzetten. Het antwoord daarop is ja. Vlak voor het
kerstreces kwam het bericht van de staatssecretaris van SZW dat de
gesprekken met marktpartijen om dat fonds vorm te geven mislukt waren,
tot teleurstelling van ons allemaal, zeker van de staatssecretaris en
van mijzelf. We hebben gekeken hoe we die gesprekken weer op gang konden
brengen en dat is gelukkig gelukt. Die lopen nu en ik hoop dat we
daarover snel resultaat kunnen melden.
De heer Erkens vroeg mij nog of het niet draait om
CO2-reductie in plaats van om het toepassen van een bepaalde
techniek. Die vraag heb ik wat algemener opgevat dan specifiek in een
van de blokjes, vandaar dat deze in het bakje overig komt.
CO2-reductie is in principe leidend om onze doelen te halen,
waarbij kosteneffectiviteit natuurlijk een belangrijk aspect is.
Daarnaast hebben we ook te maken met Europese doelen, bijvoorbeeld voor
het gebruik van groene waterstof in de industrie. Om specifiek daarop in
te zoomen, we proberen die jaarverplichting op een pragmatische wijze te
realiseren, zodat we ook ruimte creëren voor andere
CO2-reducerende technieken.
De heer Grinwis vroeg of ik kan bevestigen of dat elektrolysers bij
aanlanding van wind op zee een netto positieve impact hebben op de
belasting van het net. We hebben recent in een onderzoek van CE Delft
gezien dat dit iets genuanceerder ligt. Het blijkt dat elektrolysers bij
aanlandlocaties voor wind op zee een netto positieve impact kunnen
hebben op de belasting van het elektriciteitsnet, maar dat bij zeer
grote vermogens aan elektrolysers en in gebieden met veel afname van
elektrolysers ook nieuwe netcongestie kan worden veroorzaakt. Om die
voordelen te kunnen realiseren heeft het voordelen om grootschalige
elektrolyse te concentreren nabij locaties waar wind op zee aanlandt. In
het Programma Energiehoofdstructuur zijn voorkeursgebieden voor
grootschalige elektrolyse dan ook aangewezen aan de kust. Het is en
blijft zaak om in overleg met de netbeheerders de juiste prikkels in te
bouwen om te sturen op de juiste volumes, op de juiste locaties. De ACM
kan dat doen door prikkels in te bouwen in de tarieven en ik kan dat
doen door het ruimtelijk beleid en door hoe we het
subsidie-instrumentarium vormgeven.
Voorzitter. Ik heb de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dat is hartstikke mooi. Nee, u heeft toch nog een interruptie van
mevrouw De Vos. Gaat uw gang.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb de minister nu ruim twee uur horen toelichten hoe zij onze
energievoorziening radicaal wil veranderen, maar ik heb haar eigenlijk
op geen enkel moment horen toelichten waarom dat in haar ogen nodig is.
Kan de minister mij uitleggen waarom het klimaat in haar ogen de
afgelopen tijd op een andere manier is veranderd dan we in de afgelopen
eeuwen en millennia hebben gezien?
Minister Hermans:
Ergens, in een van de blokjes, heb ik het belang van de energietransitie
benadrukt. Dat belang zit 'm in het feit dat wij in onze
energievoorziening onafhankelijk willen worden van landen waar wij niet
afhankelijk van willen zijn. Gelet op de geopolitieke ontwikkelingen van
de afgelopen maanden lijkt mij dat belang evident. Daarnaast is de
energietransitie van belang omdat wij, niet alleen het kabinet, maar een
meerderheid van alle partijen in de Tweede Kamer, er grote waarde aan
hechten om dit land ook schoon door te geven aan volgende generaties en
onze CO2-uitstoot fors te verminderen. We zien helaas de
heftige effecten van klimaatverandering, dicht bij huis en verder weg.
Dicht bij huis waren nog niet zo lang geleden de overstromingen in
Spanje en verder weg, maar wel heel zichtbaar door alle berichtgeving
erover, zijn er de bosbranden in Los Angeles. En ja, die hangen ook
samen met veranderingen in ons klimaat. Die worden verergerd, zou je
kunnen zeggen, en die rampen doen zich in veel heftigere vormen voor als
gevolg van klimaatverandering. Dat is en valt niet te ontkennen, vind ik
en wil ik ook niet doen. Dus in die context, vanwege het belang om
onafhankelijk te zijn en om dit land schoon door te geven, zetten wij
vol in op het doorzetten van de energietransitie.
Mevrouw De Vos (FVD):
De minister noemt twee punten die ik totaal niet begrijp. Het eerste is
dat de minister zegt onafhankelijk te willen zijn, maar we zien juist
dat onze onafhankelijkheid de afgelopen tien jaar enorm is afgenomen
doordat we zijn afgestapt van het aardgas en veel meer energie moeten
importeren. Ik heb niet het idee dat dit een erg succesvolle strategie
is. Het andere is dat de minister een aantal anekdotische voorbeelden
noemt: overstromingen, branden in Los Angeles. Maar als we kijken naar
de langere periode, bijvoorbeeld de afgelopen 100 jaar, zien we dat
overstromingen en bosbranden helemaal niet zijn toegenomen. Dan blijft
mijn vraag toch staan waaruit blijkt dat de klimaatverandering die we nu
zien, anders zou zijn dan de klimaatverandering die we in de hele
geschiedenis van de aarde hebben gezien.
Minister Hermans:
Op het moment dat mevrouw De Vos de twee voorbeelden die ik noemde
afdoet als anekdotisch, met al het leed, al het verdriet en alle
heftigheid die daarmee gepaard zijn gegaan in Spanje en op dit moment in
Los Angeles, vraag ik me af of we hier op een serieuze en respectvolle
manier het debat voeren. De oorlog in Oekraïne, die nu bijna drie jaar
geleden begonnen is, heeft in die winter laten zien wat de
afhankelijkheid van Russisch gas in Nederland en in heel Europa
betekende. Kijk maar naar wat er toen met de energieprijzen gebeurde. Zo
kan ik nog wel even doorgaan. Het zijn allemaal redenen om de
energietransitie met ambitie en met realisme — dat zeg ik er absoluut
bij — voort te zetten. Klimaatverandering wordt ook veroorzaakt door
menselijk handelen en menselijk gedrag. Ik vind het dan ook niet meer
dan logisch dat wij als politici van deze generatie de
verantwoordelijkheid nemen om dat tij te keren en daar iets tegen te
doen.
De voorzitter:
Mevrouw De Vos, nog een interruptie. Ga uw gang.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ja, ik wil dit toch even rechtzetten. Hier wordt de suggestie gewekt dat
als iets anekdotisch is, het niet heel schrijnend kan zijn. Dat is
natuurlijk helemaal niet waar. Het is verschrikkelijk als mensen in
overstromingen terechtkomen en als er grote branden zijn, maar het is
juist ook aan de politiek om dan uit te zoomen en te beoordelen of dat
een op zichzelf staand fenomeen is of dat het onderdeel is van iets
groters. Dan wat betreft Oekraïne. Het is natuurlijk waar dat die
afschuwelijke oorlog ook effect heeft gehad op de energieprijzen. Daarom
zijn we altijd tegenstander geweest van verder olie op het vuur gooien
daar, maar dat terzijde. Overigens zijn de prijzen al daarvoor
gestegen.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw De Vos (FVD):
Mijn vraag is de volgende. Ik hoor de minister toch niet ingaan op mijn
fundamentele vraag waar we precies de klimaatverandering zien. Is de
minister er bijvoorbeeld van op de hoogte dat het in de Middeleeuwen
warmer was dan nu en dat het daarna ook een periode kouder is geweest?
Ik heb dat in mijn betoog ook toegelicht. Ik zou daar graag haar reactie
op willen horen.
De voorzitter:
We gaan voor de derde keer naar de minister, maar zij gaat wel over haar
eigen antwoorden. Ik stel voor dat we dit hierna stoppen. Minister, wilt
u hier nog een keer op ingaan?
Minister Hermans:
Ik heb geschetst in mijn beide antwoorden wat voor mij, voor het
kabinet, voor de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer, voor mensen
in de samenleving en voor alle betrokken partijen hier op de publieke
tribune, de reden is waarom wij met deze energietransitie bezig zijn.
Dat is die onafhankelijkheid die ik noemde, dat is omdat we dit land
schoon door willen geven en dat is omdat we de heftige effecten van
klimaatverandering zien. Of je dat leuk vindt of niet, het is aan de
orde en het veroorzaakt veel schade in levens, ook financieel. Ik
verwijs u graag naar de cijfers die EBN deze week presenteerde met
feiten en cijfers over hoe het ervoor staat met onze energietransitie en
de financiële effecten van extreme weersomstandigheden die dat ook in
Nederland heeft.
Voorzitter. Alles bij elkaar opgeteld, leidt dat er bij dit kabinet toe
dat wij ons verantwoordelijk voelen om die energietransitie door te
zetten. Dat zal ik dus ook doen, en ik zal de overtuiging waarom ik dat
doe ook altijd blijven benadrukken. We doen dat ambitieus, we doen dat
realistisch. We hebben hier vandaag een debat gevoerd over het aanleggen
van infrastructuur en over het gegeven dat we tegen problemen aanlopen
in de praktijk die niet leuk zijn en leiden tot lastige besluiten. Daar
kun je over van mening verschillen. Dat is wat anders dan ten principale
ter discussie stellen of dit moet gebeuren. Daar ga ik dus ook niet in
mee. Ik wil verder op het enthousiasme dat ik bijvoorbeeld proefde bij
dat energieontbijt deze week, waar die energiecijfers werden aangeboden.
Ik zie hier op de publieke tribune heel veel mensen zitten die dag in,
dag uit met die energietransitie bezig zijn en daar heel veel tijd en
energie in stoppen, net als Kamerleden dat hier doen en bestuurders dat
lokaal en provinciaal doen. Daar wil ik mee doorgaan, om de redenen die
ik genoemd heb. Ik laat me ook niet afleiden van dat spoor en die
ambitie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee gekomen bij … Nee, sorry. U heeft de
vraag nu drie keer gesteld.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn laatste vraag.
De voorzitter:
Ja, maar dit is hoe het gaat. Dus u stelt drie keer de vraag over
klimaatverandering.
Mevrouw De Vos (FVD):
Maar ik heb geen antwoord gekregen en ik heb een hele concrete vraag
gesteld.
De voorzitter:
De minister gaat over haar eigen antwoorden en na drie keer heb ik
zoiets van: ja, nu …
Mevrouw De Vos (FVD):
Maar ik heb een heel concrete vraag gesteld. Ik heb twee voorbeelden
genoemd van de middeleeuwen en de koudere tijd daarna, en dat het dus in
de middeleeuwen warmer was dan nu, en ik heb geen antwoord gekregen. Hoe
beoordeelt de minister dat?
De voorzitter:
Ten eerste is dit niet helemaal het debat.
Mevrouw De Vos (FVD):
Nou, jawel.
De voorzitter:
Ten tweede vraagt u volgens mij naar wat het bewijs is dat het klimaat
verandert. Dit zijn twee voorbeelden die u nog noemt, waarmee u
aangeeft: is het nou echt zo dat het klimaat verandert? En dit zijn de
antwoorden die de minister gegeven heeft. De minister gaat over haar
eigen antwoorden, dus daar heeft u het mee te doen.
Mevrouw De Vos (FVD):
Nou, oké. Dan kan ik niet anders dan concluderen dan dat mijn vraag niet
is beantwoord.
De voorzitter:
Anders gaan we zes keer heen en weer over dezelfde vragen. Sorry?
Mevrouw De Vos (FVD):
Dan kan ik niet anders dan concluderen dat mijn vraag niet is
beantwoord. Dat is jammer.
De voorzitter:
Dat is dan weer aan u. Dan constateer ik dat daarmee een eind is gekomen
aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet, en dat we aan het
einde zijn gekomen van het debat; dit is in ieder geval de tijd die we
gereserveerd hadden voor het debat. De tweede termijn zullen we dus
moeten doen bij het tweeminutendebat, als dat wordt aangevraagd; maar ik
heb het vermoeden dat dat zo is. Dus ik wil bij dezen heel even kort een
tweede termijn openen, en ik geloof dat meneer Erkens dan een
tweeminutendebat wil aanvragen.
De heer Erkens (VVD):
Die tweede termijn kunnen we op die manier doen, dus ik een
tweeminutendebat aan. Ik wil ook nog heel kort vermeld hebben dat ook de
heer Grinwis groot voorstander was van de groene waterstof drie jaar
terug. Ik heb de stemuitslag nog opgezocht over groene waterstof.
De voorzitter:
Dit gaan we even …
De heer Erkens (VVD):
Maar dit pakken we verder op bij het tweeminutendebat.
De voorzitter:
Dit gaan we verder doen bij het tweeminutendebat. Meneer
Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
De minister zou nog op één punt terugkomen. Dat was na de tweede
termijn. Kan ze dat nog doen? Anders mag dat ook schriftelijk. Maar ik
zou daar wel antwoord op willen.
De voorzitter:
Sorry. Er waren nog een aantal vragen die de minister in de tweede
termijn zou doen, en die zijn ook voorbereid. Dit is het einde van de
tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Dan gaan we nog even naar de
tweede termijn aan de zijde van de minister, want die had nog een paar
openstaande vragen. Ik weet niet of de minister die nu meteen kan
beantwoorden, of dat zij een paar minuten wil schorsen. Want dan kan
dat.
Minister Hermans:
Ik denk dat het gaat. Mocht het onvoldoende zijn, dan kom ik er
schriftelijk op terug voor het tweeminutendebat, zodat dat meegenomen
kan worden in het tweeminutendebat.
De voorzitter:
Nou, ga uw gang.
Minister Hermans:
Wanneer komt de ACM met het onderzoek over elektrolysers en de
tariefdifferentiatie? In algemene zin is het zo dat de ACM klaar is met
een deelonderzoek en dat dat deels ook al in de praktijk wordt gebracht
als er nieuwe typen contractvormen worden geïntroduceerd, die per 1
januari in werking zijn getreden. Maar ik zal specifieker ingaan op wat
er wordt onderzocht en wat er aan mogelijkheden wordt bekeken in de
eerstvolgende Kamerbrief. Nu gaat u natuurlijk aan mij vragen wanneer
die komt. Voorzitter, weet u wat ik doe? Ook de 60% en 100% verdient
echt wel even een goede toelichting. Ik beantwoord gewoon schriftelijk
de openstaande vragen voor het tweeminutendebat, zodat de Kamer dat
daarbij kan betrekken. Ik vind het anders geen recht doen aan die
gestelde vragen.
De voorzitter:
Helemaal goed. Mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zit daar dan ook de vraag bij over de ecologische impact van elektrolyse
op zee? Daar had ik een vraag over gesteld.
De voorzitter:
De minister zegt buiten de microfoon dat ze die meeneemt. We gaan dus
voor het tweeminutendebat een brief krijgen met de laatste paar vragen.
Dan komen we aan het eind van dit debat.
Maar voordat het zover is, gaan we nog even kijken naar de toezeggingen.
Sowieso constateer ik dat de heer Erkens een tweeminutendebat heeft
aangevraagd, dat wordt aangemeld bij de Griffie plenair. En dan het
verzoek aan de leden en de minister om even goed mee te luisteren.
In februari informeert de minister de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar groene waterstof in eindproducten als groen staal en groene kunstmest.
Mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In februari.
De voorzitter:
Ja, in februari.
Na de zomer informeert de minister de Kamer nader over de mogelijkheden voor de regionale infrastructuur van waterstof, zoals regionale aftakkingen in de backbone voor cluster 6-bedrijven.
Minister Hermans:
Alle onderzoeken en strategieën die er nu voor lopen en gemaakt worden,
brengen we samen en de informatie daarover delen we.
De voorzitter:
Dus dat wordt het derde kwartaal, na de zomer.
Minister Hermans:
Ja, zeker.
De voorzitter:
In maart informeert de minister de Kamer over het onderzoek naar de raffinageroute voor groene waterstof.
Minister Hermans:
Ja, maar daaraan voorafgaand voer ik dus al een gesprek.
De voorzitter:
Dat is prima, maar …
Minister Hermans:
Dat heb ik toegezegd, dus ik vind het wel netjes om dat …
De voorzitter:
Maar daarover wordt teruggerapporteerd in deze brief, want dat hebben
wij dan weer nodig.
Voor de zomer informeert de minister de Kamer over de stand van zaken rond de gesprekken over ammoniakbuizen voor de Delta Rhine Corridor. Dat is een toezegging aan de heer Erkens.
Dan zijn er nog twee toezeggingen.
De minister stuurt begin februari een brief over de stand van de vulgraad van de gasvoorraden
Minister Hermans:
Ja, die had ik al toegezegd in de brief van maandag.
De voorzitter:
Dan een toezegging aan de heer Grinwis over de memorie van toelichting van de wet over een bijmengverplichting voor groen gas.
Is dat zo precies genoeg? Ik kijk even naar de heer Grinwis en de
minister.
Minister Hermans:
Er komt sowieso een memorie van toelichting bij. Maar ik had toegezegd
om iets te zeggen over hoe de ontwikkeling van de productie van groen
gas in omvang van 1,1 naar 2 bcm in de jaren na 2030 eruit zou kunnen
zien, en in welke sectoren dat dan … Het is een beetje een
doorkijkje.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dan hebben we die toezegging ook goed te pakken.
Dan zijn we hiermee echt gekomen … O, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er is een toezegging gedaan, maar ik weet niet of dat in die antwoorden
zit die dan nog schriftelijk komen in de tweede termijn. Het gaat over
nettarieven en over hoe we dit dan gaan behandelen, want er komt een
ibo. Meestal leidt een IBO tot een debat met de Kamer en beleids … De
minister gaf aan dat het de vraag is wat er kan in verband met de ACM.
Waar zit dan ruimte? Er was een toezegging aan de heer Vermeer over
onder welke omstandigheden er in de huidige wetgeving al wat kan en wat
je in de wetgeving zou kunnen aanpassen.
Minister Hermans:
Ik denk dat ik dat even lostrek, als mevrouw Kröger dat goedvindt, van
wat ik nu nog toezeg voor het tweeminutendebat. Voor het ibo geldt
natuurlijk dat, als dat komt, daar echt een kabinetsreactie op
geschreven moet worden. Dus dat zijn wel weer even twee verschillende
trajecten. Ik zoek naar een open manier waarop wij het debat kunnen
voeren. Uit mijn hoofd is dat in februari. Ik heb beloofd daarop op
terug te komen in datzelfde antwoord op de vraag die de heer Vermeer
stelde, maar dat wordt denk ik niet deze brief voor het
tweeminutendebat.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Kan dat mee in de appreciatie van het ibo? Kan dat dus daarin staan en
hoe we omgaan met welke ruimte er is om wetgeving aan te passen, de rol
van de ACM et cetera.
Minister Hermans:
Ik zit even te denken. Dat zou op zich kunnen, maar misschien is het
logischer om dat apart te doen. Ik wil het op een manier doen die recht
doet aan de vraag die gesteld is.
De voorzitter:
Als ik het goed begrijp, mevrouw Kröger, wilt u graag weten: als
dadelijk het ibo er ligt, en er een reactie komt, hoe gaan we daar dan
over praten?
Minister Hermans:
Nee.
De voorzitter:
Sorry, dan zorg ik alleen maar voor verwarring.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er is een toezegging gedaan aan de heer Vermeer over wat er nu al
wettelijk mogelijk is binnen het huidige wettelijke kader qua
nettarieven. En er is natuurlijk een vraag vanuit verschillende
partijen, ook naar aanleiding van het ibo, over hoe je als Kamer kunt
sturen op die nettarieven. De minister zegt dat het bij de ACM ligt,
maar wat is er wel mogelijk? Dat is volgens mij de vraag, toch?
Minister Hermans:
Daarom zat ik na te denken. Ik kan nu antwoord geven op de vragen hoe de
wet in elkaar zit, welke ruimte er is en welke
uitzonderingsmogelijkheden er zijn. Wat er uit het ibo komt, wat voor
opties daarin geschetst worden en wat dat mogelijk betekent in termen
van wetswijziging, weet ik gewoon nog niet, want ik ken het ibo niet.
Daar zit dus mijn afweging: trek ik het uit elkaar of laat ik het
samenlopen met de kabinetsreactie op het ibo? Maar dat duurt echt nog
even, terwijl ik dat eerste deel sneller kan beantwoorden. U kiest voor
de tweede variant, dus uit elkaar getrokken? Akkoord.
De voorzitter:
Dan gaan we dat doen. Dan zijn we nu echt gekomen aan het einde van dit
debat. Ik dank de minister voor het debat en de beantwoording. Ik dank
de leden voor het goede debat. Ik dank uiteraard de collega's van de
Tweede Kamer voor het mogelijk maken van dit debat, en ons publiek. Ik
sluit hierbij dit debat.
Sluiting 18.10 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|