Debat over het demonstratierecht in Nederland (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D02319, datum: 2025-01-22, bijgewerkt: 2025-01-23 09:25, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-22 11:00: Debat over het demonstratierecht in Nederland (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Demonstratierecht in Nederland
Voorzitter: Martin Bosma
Demonstratierecht in Nederland
Aan de orde is het debat over het
demonstratierecht in Nederland.
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is het debat over het demonstratierecht in
Nederland. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van
Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. Wij hebben veertien
sprekers van de zijde van de Kamer. Iedereen heeft vier minuten
spreektijd. Ik moet dit debat ergens onderbreken voor een aantal
tweeminutendebatten. Dat is heel vervelend, maar de Kamer wilde dat. Het
zou heel mooi zijn als we dat na de eerste termijn van de Kamer kunnen
doen, maar we moeten even zien hoe dat gaat uitpakken. We zien wel. Ik
geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer.
Dat is mevrouw Teunissen van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Nogmaals, zij heeft vier minuten spreektijd, zoals iedereen.
Het woord is aan mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ik ben mijn stem een beetje kwijt, maar ik zal zo duidelijk
mogelijk proberen te praten. Ik begin met een ode aan het
demonstratierecht, omdat dit belangrijke grondrecht van alle
Nederlanders onder druk staat. Het staat onder druk, omdat politici
vreedzame demonstranten criminaliseren en voorstellen doen om ons mooie
recht op vergadering en betoging vergaand in te perken. Dat is een
bedreiging voor de ruimte die er in onze vrije en pluriforme samenleving
moet zijn, want democratie betekent niet dat de zienswijze van de
meerderheid altijd prevaleert. Een moedige staat duldt tegenmacht. Juist
in tijden van grote maatschappelijke onrust — daar leven we nu in — zijn
vreedzame demonstraties van groot belang voor mensen om hun stem te
laten horen. Daarvoor hoeven we alleen maar een duik in de geschiedenis
te nemen. Demonstraties waren cruciaal voor de totstandkoming van
bijvoorbeeld het vrouwenkiesrecht en de achturige werkdag. Laten we één
ding alsjeblieft niet vergeten: het demonstratierecht is bewust
verankerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat
verdrag is tot stand gekomen na de Tweede Wereldoorlog, met het devies:
dit nooit meer.
Voorzitter. In plaats van pal achter het demonstratierecht te gaan
staan, worden vreedzame demonstranten nu gecriminaliseerd en wordt er
een rechtvaardiging gezocht om het recht in te perken. Tekenend is dat
het kabinet het onzinnige onderscheid wil maken tussen vreedzame
demonstraties en ordeverstorende acties. Dat is onzinnig, want het is
natuurlijk het hele idee van een demonstratie om aandacht te vragen voor
onrecht. Hinder en burgerlijke ongehoorzaamheid zijn onderdeel van een
vrije democratie. Het onderscheid ligt bij vreedzaam versus niet
vreedzaam. Hiervoor is het demonstratierecht voldoende toereikend. Daar
moet dus ook niet aan getornd worden. Laat ik duidelijk zijn: de Partij
voor de Dieren veroordeelt het gebruik van geweld en vernielingen ten
stelligste. De huidige wettelijke kaders bieden de driehoek voldoende
ruimte om op te treden als dat nodig is en dat gebeurt ook, zeggen de
burgemeesters zelf.
De voorzitter:
Om uw stem te sparen, sta ik even een interruptie toe. Ik beperk het
aantal interrupties tot vier in deze termijn.
De heer Boswijk (CDA):
Dat was mijn hoofdreden om deze interruptie te plegen!
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank.
De heer Boswijk (CDA):
Ik deel met de Partij voor de Dieren de ode aan het demonstratierecht.
Ik zie dat het een heel belangrijk recht is en dat het in onze
geschiedenis veel goede veranderingen heeft gebracht. Ik maak mij alleen
grote zorgen, want ik moet toch wel constateren dat het
demonstratierecht wordt misbruikt en soms niet vreedzaam wordt gebruikt,
en dat de handhaving door de driehoek soms tekortschiet. En dan doel ik
vooral op bijvoorbeeld de stalbezetting in Boxtel vijf jaar geleden.
Tientallen demonstranten hebben daarbij huisvredebreuk gepleegd. Dat
heeft voor stress bij de dieren gezorgd. Uiteindelijk hebben we moeten
constateren dat de demonstranten vrijuit zijn gegaan. Deelt collega
Teunissen van de Partij voor de Dieren met mij dat het bezetten van een
privéterrein waar mensen zelf wonen — een stal of een bedrijf, dat maakt
mij niet uit — een grens overgaat en dat we daar veel harder over moeten
zijn?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Boswijk gaat in op een heel specifieke casus. Dat vind ik op
zich terecht, want het is een heel groot ding, dat veel maatschappelijke
onrust heeft veroorzaakt. De Partij voor de Dieren heeft altijd gezegd
dat het aan de rechter is om te oordelen of daarbij sprake is van een
strafrechtelijke overtreding of niet. In hoger beroep zijn deze
demonstranten vrijgesproken. Wij hebben daar zelf dus geen oordeel over,
maar de demonstranten zijn vrijgesproken. Wat ik hier precies het
probleem vind, is dat de heer Boswijk begint met "er zijn demonstranten
die misbruik maken van het demonstratierecht". Dat is precies het
criminaliseren van demonstranten waar we nu mee te maken hebben. Dat is
schadelijk. Dat ondermijnt de huidige juridische kaders die wij hebben.
Voor de Partij van de Dieren staan die juridische kaders voorop. Als
zo'n stalbezetting onrechtmatig is, dan kan daar al tegen opgetreden
worden.
De heer Boswijk (CDA):
We moeten helaas constateren dat daar dus niet tegen opgetreden is. Laat
ik een ander voorbeeld noemen: demonstreren bij mensen voor de deur
thuis, op hun privéterrein, bijvoorbeeld bij politici of andere mensen
die in het publieke debat een positie hebben. Is collega Teunissen het
met mij eens dat dit onacceptabel is en dat we dat niet moeten willen?
Is zij het met mij eens dat dat niet alleen zou moeten gelden voor
mensen met een belangrijke rol, maar voor de hele samenleving? Als zij
dat met mij deelt, is zij het dan ook met mij eens dat we harder moeten
gaan handhaven, of deze ministers moeten vragen wat we kunnen doen om te
voorkomen dat in de toekomst op privéterrein wordt gedemonstreerd? Want
ik denk dat dat een onwenselijke situatie is, los van wat je standpunt
ook is.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil even wegnemen dat er niet is ingegrepen. Er is wel degelijk
ingegrepen binnen de huidige kaders van het recht. Vervolgens is er een
rechtszaak geweest, waarin de demonstranten zijn vrijgesproken.
Natuurlijk is dat een ingewikkelde afweging, want het kan ook
intimiderend zijn. Binnen het recht zijn ook daar kaders voor.
Bijvoorbeeld intimidatie, vernielingen of het gebruik van geweld mag
niet. Dat is al geregeld binnen het demonstratierecht. Maar wat doet u?
Stel dat we dit helemaal gaan aanpassen, dan heeft dat niet alleen maar
gevolgen voor mensen die bijvoorbeeld een stal bezetten, maar ook voor
heel veel andere demonstraties. En dat is het probleem. Je kunt nooit
een generiek verbod instellen, want in het demonstratierecht is het
uitgangspunt juist dat elke demonstratie op zijn merites moet worden
beoordeeld. Dus wat wil de heer Boswijk dan eigenlijk? Dat vraag ik mij
af.
De voorzitter:
We zullen het nooit weten. Mevrouw Wijen-Nass, het woord is aan u.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Meneer de voorzitter, het aantal interrupties is vandaag beperkt. Dan
krijg je dit natuurlijk.
De voorzitter:
Gaat u nu namens de heer Boswijk spreken?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Nee, natuurlijk niet.
Het ging zojuist ook al eventjes over de stalbezetting in Boxtel. We
zagen dat demonstranten of, beter gezegd, activisten zich daarbij
toegang hadden verschaft tot de stallen. Het hof heeft daarover gezegd
dat toch niet strafbaar te vinden en het heeft die demonstranten
vrijgesproken. Maar hoe ziet mevrouw Teunissen dit? We kunnen toch niet
zomaar toestaan dat demonstranten zich gewoon toegang verschaffen tot de
stallen en inbreuk maken op het eigendomsrecht van die boer? Want dat
heeft echt enorme gevolgen, ook emotionele, voor die boeren, en voor die
dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat laatste onderstreep ik natuurlijk, maar het demonstreren is
afgewogen binnen bepaalde kaders en het is niet de enige overweging die
meegenomen wordt. Uiteindelijk geeft de Partij voor de Dieren ... Dat is
juist het gevaar, en ik vind het ook een gevaar wat BBB nu doet: dat wij
een politiek oordeel geven over één specifieke demonstratie, want
daarmee suggereer je dat er iets mis is. De vraag is dan nog steeds
dezelfde als die ik had bij de interruptie van de heer Boswijk: met welk
doel gaat u hier deze specifieke demonstratie aankaarten; is dat om tot
een generiek verbod te komen? En ik wil benadrukken dat al die complexe
afwegingen uiteindelijk inderdaad zijn gemaakt door het hof, en dat
daaruit blijkt dat al die de demonstranten zijn vrijgesproken.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Als ik mevrouw Teunissen zo hoor, dan lijkt het mij dat zij het allemaal
gewoon wel prima vindt wat er gebeurt. Maar volgens mij was onlangs ook
in het nieuws dat er weer een snelweg was bezet en dat zelfs de
ambulancediensten er niet doorheen konden. Dan vraag ik mij wel af
hoever we moeten gaan in Nederland — wat dan wel losstaat van dat het
demonstratierecht gewoon heel erg belangrijk is, maar ordeverstoringen
niet. Ik ben heel benieuwd hoe mevrouw Teunissen daarnaar kijkt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat is natuurlijk precies wat er mis is: dat er wordt gezegd "het zijn
ordeverstoringen en die vallen buiten het demonstratierecht". We hebben
gewoon de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Dat zegt dat snelwegblokkades ook binnen het demonstratierecht vallen,
en ook op die manier moeten worden beoordeeld. Dus hiermee mensen
wegzetten die vreedzaam demonstreren, binnen dat recht, en zeggen "dat
zijn ordeverstoringen" of "dat valt onder het strafrecht", dát is
precies de ondermijning van het demonstratierecht waar ik het vandaag
over heb.
De heer Flach (SGP):
Het lijkt er nu toch een beetje op alsof mevrouw Teunissen zegt van: dit
type recht is een soort natuurverschijnsel dat nooit kan veranderen.
Maar ook in de maatschappij zie je gewoon bepaalde opvattingen hierover,
en wij zitten hier als Kamer ook om wetten eventueel aan te passen.
Mevrouw Teunissen ging zelf in op snelwegdemonstraties en de Europese
rechter, maar de Europese rechter heeft gezegd in de Litouwse
snelwegzaak dat een demonstratie nooit een manier mag zijn om je zin
door te drijven; het is een signaal, het is een mening uiten richting de
overheid, maar nooit een middel om iets door te drukken of door te
drammen. Hoe kijkt u daar dan naar?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zeg helemaal niet dat een demonstratie een natuurwet is. We kunnen
natuurlijk altijd kijken of wat we doen, deugdelijke wetgeving is. Maar
wat hier geldt — en ik benadruk dat nog maar even — is dat veruit het
merendeel van de demonstraties vreedzaam verloopt. En waar dat niet
gebeurt, daar grijpt de driehoek al in. En de driehoek zegt zelf, de
burgemeesters zeggen zelf: we hebben genoeg handvatten; we hebben dit
helemaal niet nodig. Dan ontstaat bij mij de indruk dat het hier
helemaal niet gaat om kijken naar het extra aanpakken van
wanordelijkheden, maar dat het hier gewoon gaat om bepaalde mensen
wegzetten, zwartmaken. Ik hoor het ook bij de SGP dat daar vreedzame
demonstranten worden weggezet als tuig. Dat is ondermijning van het
recht dat je hebt om je mening vrij te uiten. Het is ook selectief wat
de SGP doet. Klimaatdemonstranten die vreedzaam demonstreren wegzetten,
en andere demonstraties: helemaal geen probleem. En dat selectieve
shoppen — trouwens ook nog iets waar het wetenschappelijk bureau van de
VVD in 2020 op heeft gewezen — is heel schadelijk voor het grondrecht
dat we hier hebben om je mening vrij te kunnen uiten op straat. Dus wat
de heer ... Wat de SGP hier nu doet ...
De voorzitter:
Flach.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Flach, sorry. Ik had "de heer Stoffer" in mijn hoofd, maar goed; het is
echt de heer Flach. Wat de heer Flach hier nu doet, is de suggestie
wekken dat we een probleem hebben. Maar als je kijkt naar de feiten: de
meerderheid van de demonstraties vindt gewoon vreedzaam plaats, een heel
klein deeltje niet. En daarvan zeggen burgemeesters zelf: we hebben
genoeg wettelijke handvatten om daartegen op te treden, en dat doen we
ook. Dus dit is gewoon stemmingmakerij wat hier gebeurt.
De heer Flach (SGP):
Ik zie dat mevrouw Teunissen dit als verdedigingsmiddel heeft ingezet,
dat "stemmingmakerij" en "schadelijk" en "criminaliseren". Mensen die
ervoor kiezen om op deze manier te demonstreren, zijn ook niet van
suikergoed. Die kunnen er ook tegen, denk ik, als mensen een andere
mening hebben over hun opvatting. Het belangrijkste punt is dat u zegt
dat er nu al voldoende middelen zouden zijn om in te grijpen. Toch is al
35 keer een snelweg geblokkeerd, met ook veiligheidsrisico's en
openbareorderisico's van dien. En dat wordt zelfs gefaciliteerd, in die
zin dat dan gewoon de kruizen op de weg worden aangezet, in plaats van
dat mensen eraf worden gesleept. We zien dus dat het recht hier
onvoldoende handvatten biedt om dit op een ordentelijke manier weg te
zetten. Juist zo'n organisatie — daarna stop ik, voorzitter — als
Extinction Rebellion heeft op enig moment gezegd: wij gaan niet weg
voordat er aan onze eisen is voldaan. Daarover is nou juist door de
Europese rechter, waar u ook zo veel waarde aan hecht, gezegd dat het
niet is waar demonstratierecht voor bedoeld is. Dat is bedoeld om te
laten horen wat je dwars zit, om je mening te uiten, maar niet om te
blijven zitten tot je je zin krijgt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Flach zegt nu dat de demonstranten niet van suikergoed zijn. Dat
rechtvaardigt het dus om maar op te hitsen en teksten te sturen over
vreedzame demonstranten. Dat ten eerste.
Ten tweede vind ik dat er uit het betoog van de heer Flach een heel
groot wantrouwen spreekt richting de driehoek en de burgemeesters. Zij
zeggen heel duidelijk: wij hebben de handvatten om in te grijpen. Ook op
de A12 wordt er gewoon ingegrepen. De demonstranten worden daar
weggehaald. Je kunt zeggen: dat is heel vervelend, want er komt heel
veel politie bij kijken, terwijl we die inzet ergens anders nodig
hebben. Zorg dan voor meer politiecapaciteit. Het vorige kabinet heeft
ook bezuinigd op de politie. Dat is daarvoor ook al gebeurd. Zorg voor
een vuurwerkverbod. Daar gaat de meeste politiecapaciteit naartoe. Dit
selectief shoppen en ook nog eens het wegzetten van vreedzame
demonstranten, alsof wegblokkades per definitie buiten het
demonstratierecht vallen, is precies die ondermijning waarover ik het
heb.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Allereerst beterschap voor mevrouw Teunissen. Het lijkt me lastig om het
debat zo te voeren, maar ze doet het knap!
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, het lijkt me ook lastig om naar te luisteren zo.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Nee, dat valt alleszins mee. Alleen willen wij u allerlei — ik zou bijna
merknamen gaan noemen — Pottertjes en Strepsils en noem maar op
toewerpen, maar dat helpt u nu niet. Sterkte.
Ik zeg toch even het volgende. Ik zit naar uw verhaal te luisteren. Wij
koesteren samen het demonstratierecht. Ik denk wel dat we het afgelopen
jaar incidenten hebben gezien die het demonstratierecht onder druk
zetten als het niet nodig is. Als voorbeeld noem ik het uit de straat
halen van stenen en het in de fik steken van spullen op de snelweg of
waar dan ook. Ik noem ook hoe mensen worden bejegend, bijvoorbeeld
slachtoffers van de Holocaust. Als je ziet hoe er daar geschreeuwd is,
denk ik: het is niet nodig. Ik kan er van alles van vinden.
Demonstraties mogen bij mij jeuk oproepen, maar soms hebben we ook wel
met elkaar uit te spreken: gedraag je nou, want dat maakt je punt alleen
maar sterker. Deelt de Partij voor de Dieren dat? Op welke momenten ziet
u kansen voor ons als politiek om in ieder geval die normerende kant uit
te spreken?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik deel met mevrouw Bikker dat er altijd moet worden opgetreden tegen
bijvoorbeeld het gooien van stenen of het veroorzaken van brand. Laatst
is er bijvoorbeeld nog een stal in brand gevlogen bij een demonstratie.
Natuurlijk moeten we daar keihard tegen optreden. Maar, met alle
respect: dat gebeurt al. Dat is precies waarvan de driehoek zegt: we
hebben genoeg handvatten om in te grijpen. Dus ja, je moet dat geweld
niet toestaan, je moet dat keihard aanpakken; daar zijn we het helemaal
over eens. Maar mijn punt is dat er hier vaak ook zaken door elkaar
worden gebruikt, bijvoorbeeld bij die demonstraties bij de UvA. Er wordt
gezegd dat we daar echt harder zouden moeten ingrijpen. Ik ben het er
helemaal mee eens dat we hard moeten ingrijpen tegen de geweldplegingen
die daar zijn gedaan, maar er waren ook heel veel vreedzame
demonstranten. Dat wordt nu allemaal op één hoop gegooid. Er wordt
gezegd dat er generieke verboden moeten komen. Ik hoop dat mevrouw
Bikker, van wie ik weet dat ze het recht heel hoog heeft zitten, het met
mij eens is dat dit echt een glijdende schaal is en dat we ervoor moeten
uitkijken dat we niet, omdat we het niet eens zijn over hoe bepaalde
zaken gaan, zeggen: op dit punt kan onze vrije mening wel worden
ingeperkt. Ik vind dat echt een glijdende schaal.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank, maar ik zie het kabinet eerlijk gezegd die lijn wel inzetten:
juist dat vreedzaam demonstreren mogelijk blijven maken, of je het er
nou eens bent of niet. Ik zou zeggen: of het nou is bij een
abortuskliniek, op een snelweg vanwege het milieu of de landbouw; in
alle gevallen heeft het kabinet die rechtsstaat te handhaven. Het moet
vreedzaam demonstreren dus ook mogelijk maken, maar daar waar er grenzen
worden overschreden moet ook worden ingegrepen. In die toon liet ook
burgemeester Halsema zich gisterenavond uit. Ze zei daarbij: ik heb daar
dan wel genoeg politie voor nodig. Zij vroeg zelfs om extra politie. Is
dat iets wat de Partij voor de Dieren steunt? Is dat een voorstel dat ik
van u mag verwachten, om juist dat vreedzaam demonstreren mogelijk te
maken? Of laat u alles bij het oude? Ik vrees dan echt dat het
demonstratierecht verder wordt uitgehold.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Twee punten. Het kabinet grijpt in, maar tegelijk maakt het kabinet een
heel raar onderscheid tussen demonstraties en ordeverstorende acties.
Mevrouw Bikker moet het toch wel met mij eens zijn dat het onderscheid
vreedzaam versus niet-vreedzaam zou moeten zijn? Dat zeggen ook alle
mensenrechtenorganisaties.
Het tweede punt betreft — nou ben ik het even vergeten ...
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Extra politie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, extra politie, natuurlijk: de politiecapaciteit. Natuurlijk zijn we
het er met elkaar over eens dat we het demonstratierecht goed moeten
kunnen waarborgen. Dat betekent ook: degelijke handhaving. Ik snap best
dat de politie klaagt, want ze hebben net nog oud en nieuw gehad, waar
ze gigantisch veel capaciteit voor moesten inzetten. We zetten ook heel
veel politie in bij voetbalwedstrijden bijvoorbeeld, veel meer dan bij
demonstraties. Wij als Partij voor de Dieren vinden dat het een
politieke keuze is om ook goed het demonstratierecht te borgen en dat je
daar dus ook politie voor mag inzetten, want het is een groot goed dat
we dit kunnen doen en op deze manier onze rechten voor vrijheid en
betoging kunnen waarborgen. Wij zijn dus zeker voor extra
politiecapaciteit. Daar zien wij echt oprecht een probleem. Maar dat
moet niet alleen worden ingezet voor extra repressie, waarbij we zeggen:
we gaan al deze vreedzame demonstranten gewoon even sneller oppakken. Of
we gaan extra surveilleren of meer gegevens controleren vooraf. Dan gaan
we de verkeerde kant op, maar extra politiecapaciteit, daar kunnen we
ons helemaal in vinden. Dat zeggen we ook al jaren.
De voorzitter:
Helder, prima. U continueert.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil graag een vraag stellen aan het kabinet. Erkent het kabinet dat
generieke verboden van bepaalde demonstraties indruisen tegen het
uitgangspunt dat elke demonstratie op zijn eigen merites moet worden
beoordeeld en dat een verbod juist meer politie-inzet vergt?
De demonstranten zijn niet het probleem. Veruit de meeste demonstraties
verlopen probleemloos en waar dat niet gebeurt, kan het gezag optreden.
Het criminaliseren van vreedzame demonstranten en hen op een hoop gooien
met geweldplegers, extra repressie en gegevensverzameling zijn de
problemen. Dat heeft ook het zogenaamde chilling-effect tot gevolg.
Mensen durven gewoon niet meer de straat op te gaan. Wat heeft het
kabinet tot nu toe gedaan met de bevindingen van
mensenrechtenorganisaties die hiervoor waarschuwen? Graag een concrete
reactie.
Het is zorgelijk dat vreedzame demonstranten veel te vaak en veel te
hard worden aangepakt. Er zijn te veel ernstige incidenten van
politiegeweld. Stop het ophitsen en ga voor een aanpak waarbij we vanuit
vertrouwen faciliteren en niet vanuit wantrouwen en onveiligheid
handelen. Dus beter overleggen met de driehoek. Beter overleggen vooraf.
Betere communicatie. Staat het kabinet achter zo'n aanpak?
Ik rond af. Vreedzame demonstraties zijn niet het probleem, maar het
toenemend criminaliseren en de verharding van de toon en het optreden
wel. Tot slot vraag ik het kabinet daarom drie dingen. Erken dat
burgerlijke ongehoorzaamheid en vreedzaam demonstreren onderdeel zijn
van een gezonde democratische rechtsstaat en draag dit uit. Stop met
symboolpolitiek. Stop met de inzet van methoden waardoor mensen minder
snel gebruikmaken van het demonstratierecht en respecteer de kaders van
het demonstratierecht uit de mensenrechtenverdragen. Alleen zo dragen we
bij aan een toekomstbestendige democratische rechtsstaat, waarvan de
vrijheid van meningsuiting en de vrijheid tot betoging essentiële
waarden zijn, juist in een wereld waarin democratieën onder druk
staan.
Dank u wel.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het valt te prijzen dat mevrouw Teunissen met deze schorre stem haar
betoog houdt en overigens ook dat zij het generiek over het
demonstratierecht heeft en niet ingaat op allerlei casuïstiek. Dat wordt
nog de uitdaging vandaag. Mevrouw Teunissen eindigt met de woorden dat
we de rechtsstaat hoog in het vaandel moeten hebben. Zo ken ik haar
partij ook. Ik denk dat er ook bij mijn partij geen enkele twijfel is
over het juist en binnen de kaders van de wet en van de rechtsstaat
opereren. Nu kan een burgemeester op die specifieke gronden uit de Wet
openbare manifestaties beperkingen aan een demonstratie opleggen en
bijvoorbeeld zeggen: u mag demonstreren maar liever niet op de snelweg,
maar wel op een veld daarnaast. Hoe beoordeelt mevrouw Teunissen dan het
feit dat die organisatie daar vervolgens toch gaat staan en niet dit
besluit aanvecht bij de rechter — ik zou denken dat dit gebeurt in een
rechtsstaat — maar het besluit naast zich neerlegt en alsnog gaat staan
waar ze oorspronkelijk al wilde gaan staan? Hoe beoordeelt mevrouw
Teunissen zo'n actie?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ten eerste is dit onderdeel van het demonstratierecht. Als ik dan goed
kijk naar hoe er wordt opgetreden, denk ik dat het prima binnen die
kader valt. Die demonstranten worden namelijk opgepakt.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is niet mijn vraag. Een burgemeester besluit dat men ergens niet mag
staan, op locatie A of B. Dat besluit legt men naast zich neer. Daar is
een organisatie het niet mee eens. Daar wordt geen uitspraak van een
rechter op gevraagd, maar dat legt men naast zich neer. Het eigen plan
wordt alsnog voortgezet. Vindt mevrouw Teunissen dat het
demonstratierecht dat we met elkaar moeten koesteren? Want dan hebben we
gewoon een andere opvatting van het recht en van de Wet openbare
manifestaties.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik gaf volgens mij wel antwoord op de vraag. Dit is hoe we het nu
geregeld hebben. Mevrouw Michon-Derkzen haalt alleen maar die
verkeersveiligheid eruit en vervolgens zegt ze dat er een verbod moet
komen op vitale-infrastructuurdemonstraties. Dat vind ik gevaarlijk,
omdat je dan één aspect eruit pikt en zegt dat het op basis daarvan niet
kan en verboden moet worden. Het is nu zo geregeld dat een burgemeester,
als hij een demonstratie verbiedt, alsnog kan ingrijpen. Dat gebeurt
ook. Ja, die snelweg is een paar uur bezet, maar daarna grijpt de
politie in. Dat is precies hoe de kaders van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens zijn. Ook het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens heeft zich hierover uitgesproken en heeft gezegd dat dit de manier
is waarop je kunt ingrijpen bij wegblokkades. Je kunt ze niet zomaar
verbieden aan de voorkant. Dat gaat niet. Als je dat doet en
demonstranten alsnog gaan demonstreren, moet je achteraf optreden. Dat
is belangrijk omdat er meerdere factoren meespelen. De maatschappelijke
factoren spelen mee. De proportionaliteit van ingrijpen speelt mee. Daar
sta ik achter. De vraag is: wat wil mevrouw Michon-Derkzen dan? Wil ze
dan uit het Verdrag voor de Rechten van de Mens stappen? Daar hebben we
ons gewoon aan te houden.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het blijkt maar weer dat mevrouw Teunissen en ik diametraal in deze
casus zitten. Mijn punt is dat ik vind dat je je aan een besluit van een
burgemeester hebt te houden. Aan een bevel van een politieman of -vrouw,
die vraagt of je wil vertrekken, dien je je te houden. Daar dien je
opvolging aan te geven. Je kunt niet onder het mom van "maar ik doe het
vreedzaam" gewoon je eigen goddelijke gang blijven gaan. Dat is precies
de maatschappelijke ontwrichting die je nu ziet door demonstraties. Daar
is heel veel politiecapaciteit mee gemoeid. Daar moeten we dus paal en
perk aan stellen wat mijn fractie betreft. Ik hoor u in uw reactie
zeggen dat het goed zou zijn als de driehoek overlegt met organisaties.
Nou, wat mij betreft ook. Ik hoop dat mevrouw Teunissen daar ook een
voorstel voor doet. Ik hoor daar graag over. Dan kunnen we inderdaad
organisaties die een demonstratie willen starten oproepen om eens in
gesprek te gaan met een burgemeester en het er met elkaar over te hebben
hoe iets wel kan en hoe ervoor gezorgd kan worden dat zowel de
organisatie de aandacht krijgt die ze wenst en de burgemeester zijn
verantwoordelijkheid kan waarmaken. Komt mevrouw Teunissen in de tweede
termijn met een voorstel om dat contact aan te halen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ga ervan uit dat het kabinet dat zelf al doet. Het is overduidelijk
geworden dat dat nodig is. Verschillende burgemeesters zeggen dat het
goed is om daar overleg over te voeren. Dat gebeurt ook al. Ik vind dat
eerlijk gezegd dus niet echt een nieuw voorstel. Ik zal erover nadenken
of ik daar nog iets extra's kan doen. Ik vind dit wel echt schadelijk.
Ik vraag me echt af waar de VVD heen wil met voorstellen om aan de
voorkant allerlei snelwegen te gaan verbieden. Je haalt alles door de
war in het demonstratierecht, waarin je elke demonstratie op z'n merites
beoordeelt. Ik vind het eerlijk gezegd heel verdrietig dat dit komt van
een liberale partij.
De heer Sneller (D66):
Ik ben het eens met vrijwel alle waarschuwingen van mevrouw Teunissen.
Ik zoek nog een beetje naar haar opvatting over de rol van de politiek
en de verantwoordelijkheid van de politiek. Ze zegt vaak dat het aan de
rechter is. Dat is het natuurlijk ook vaak. Toch zie je ook dat de
politiek een verantwoordelijkheid heeft. Als een bevel is gegeven dat
een demonstratie moet worden beëindigd, wat zou wat mevrouw Teunissen
betreft dan de rol van de politiek moeten zijn? Zouden wij moeten zeggen
dat daar, als de politie en de burgemeester daartoe hebben besloten,
opvolging aan moet worden geven? Of zouden wij een andere lijn moeten
volgen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik denk dat wij als politici een hele grote verantwoordelijkheid hebben
om het demonstratierecht goed uit te leggen aan mensen, in plaats van
mensen die vreedzaam demonstreren weg te zetten als tuig. Even voor de
goede orde: er wordt al ingegrepen. Die demonstraties worden beëindigd.
En als je dat op een generieke manier gaat verbieden, dan ga je het ook
voor andere mensen verbieden en het moeilijker maken om hun stem te
laten horen. Ik vind dat wij dus als politici een verantwoordelijkheid
hebben om, bij dat recht dat je hebt om de straat op te gaan, en ook bij
het verbieden, wat er dan gebeurt, de uitspraken van het Europees Hof
goed in de smiezen te hebben, maar ook het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens goed in de smiezen te hebben. Dat is de
verantwoordelijkheid van politici, en niet het meegaan met ophitserij en
vanuit je onderbuik praten, omdat veel mensen het irritant vinden. Ik
vind het ook irritant. Maar dat veel mensen het irritant vinden, wil nog
niet zeggen dat het dan niet zou mogen of dat je het dan meteen tot
inperking moet overgaan.
De voorzitter:
Dank u wel. We wensen u een spoedig herstel toe.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass van de fractie van BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Demonstreren is een heel belangrijk
grondrecht, maar we zien wel steeds vaker dat demonstranten de grenzen
opzoeken of zelfs overschrijden. Dat laatste was ook de laatste tijd
best wel vaak in het nieuws, met de snelwegblokkade op de A12 in Den
Haag. De politie was massaal op de been, de snelweg was afgesloten en de
ambulance kon er zelfs niet meer doorheen. Die demonstraties kosten echt
heel veel politiecapaciteit, en dat is capaciteit die wij veel liever
terecht zouden zien komen in de wijk en in de regio. De BBB is dan ook
blij dat de minister aan de slag gaat met het regeerprogramma, waarbij
een onderscheid wordt gemaakt tussen vreedzame demonstraties en
ordeverstorende acties. Dat onderscheid is voor mijn fractie ook erg
belangrijk. Demonstraties moeten immers gewoon kunnen, maar tegen
ordeverstorende acties moeten we wel echt gaan optreden. We zijn
benieuwd naar de concrete acties van de minister, want de woorden in
zijn laatste brief zijn veelbelovend, maar we vinden dat er ook wel
actie moet komen. We zijn benieuwd hoe de minister dat wil gaan doen in
de praktijk. Kan hij daar misschien een inkijkje in geven?
De heer Van Nispen (SP):
Ik ga toch even in op die passage uit het hoofdlijnenakkoord, die nu
hartstochtelijk wordt verdedigd door BBB. Ik heb dat zelf altijd een wat
merkwaardige zin gevonden. Want wat is nou precies het onderscheid
tussen vreedzame demonstraties aan de ene kant en ordeverstorende acties
aan de andere kant? Wanneer is er nou sprake van het verstoren van de
orde? In mijn optiek is dat al zo als er een groep mensen door de
straten leuzen loopt te roepen. Dat is in zekere zin het verstoren van
de orde. Dus is niet veel meer het onderscheid waar jullie, zo zeg ik
even tegen de coalitiepartijen, of de minister, naar op zoek zijn het
onderscheid tussen vreedzame demonstraties en niet-vreedzame
demonstraties? Dat is toch eigenlijk wat je zou willen?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We hebben het hier al vaker over gehad. Veel mensen hebben hier een
mening over gehad. Dan zie je wel echt naar voren komen dat er heel veel
demonstraties zijn in dit land, en de meeste verlopen eigenlijk gewoon
hartstikke goed. Waar het om gaat, zijn die demonstraties waar het niet
helemaal lekker loopt. Daar moeten we mee aan de slag. Dat is
opgeschreven als ordeverstorende acties. Daar heb ik het vandaag
over.
De heer Van Nispen (SP):
Was iets anders niet beter geweest? Nee, terugkijken is altijd
makkelijk. Maar dat is dus waar jullie naar op zoek zijn, het
onderscheid tussen vreedzaam en niet-vreedzaam? Het begrip
ordeverstorende acties kun je op allerlei manieren uitleggen, maar het
is dus bedoeld als niet-vreedzame acties. Begrijp ik het dan goed?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja. Zo heb ik het in ieder geval wel begrepen, en zo interpreteer ik het
inderdaad.
Voorzitter. Het is nu ook al mogelijk om op te treden tegen
demonstranten die over de grens gaan. Maar als een demonstratie over de
grens gaat en er aanhoudingen zijn, dan zien we dat die mensen best wel
snel weer op straat staan. Daar heeft de BBB wel moeite mee. We zijn erg
benieuwd waarom die aanhoudingen met een sisser aflopen. Heeft dat te
maken met het delict of met de strafmaat? Er is ook een vraag die ik
veel hoor in mijn omgeving. Waarom maken we mensen die zichzelf hebben
vastgeplakt eigenlijk weer los?
De heer Boswijk (CDA):
Dat is een goeie vraag, maar ik denk dat het wel verstandig is dat we ze
weer losmaken.
Ik ga even door op het punt van collega Van Nispen. Wat zijn precies de
definities van niet en wel ordeverstorend? Ik neem het volgende
voorbeeld. Ik deel helemaal de frustratie als het gaat over die mensen
die zich vastplakken aan de snelweg. Wat ons betreft moet daar ook echt
paal en perk aan worden gesteld. Het snel weer vrijlaten, heeft geen
zin. We hebben natuurlijk ook andere demonstraties gezien op snelwegen,
bijvoorbeeld boerendemonstraties. Die zijn ook behoorlijk ordeverstorend
geweest. Daar zijn ook hulpdiensten belemmerd. Is de BBB van mening dat
dat ook ordeverstorende demonstraties zijn? Zijn we daar consequent in?
Zo ja, wat zouden de consequenties moeten zijn als daar weer sprake van
zou zijn?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik kom later in mijn betoog terug op de vraag hoe de BBB voor zich ziet
hoe we dit in de toekomst moeten gaan aanpakken. Mijn ...
De voorzitter:
Als u nu gewoon continueert, dan kijken we of de heer Boswijk zijn
antwoord heeft gekregen.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, dan heb ik mijn interruptie verbrand.
De voorzitter:
Die zien we dan door de vingers. Zo zijn we ook wel weer.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dan kom ik bij de stalbezettingen. Als BBB vinden wij dat we zelf ook
actief aan de slag moeten gaan. Caroline van der Plas heeft al
aangekondigd dat ze bezig is met een initiatiefwetsvoorstel voor het
verbieden van stalbezettingen. Wij vinden namelijk dat we boeren beter
moeten gaan beschermen tegen activisten die hun stallen betreden. Deze
acties kunnen wat ons betreft echt niet door de beugel. Ze hebben een
enorme impact op boerengezinnen. Er is sprake van fysieke schade,
juridische rompslomp en emotionele gevolgen. Dat werkt vaak jarenlang
door. Het OM heeft recentelijk besloten om niet in cassatie te gaan
tegen een uitspraak over een stalbezetting in Boxtel in 2019. Wij vinden
dat als BBB echt een gemiste kans om een duidelijk signaal af te geven
tegen de illegale stalbezettingen. Doordat er geen cassatie is
ingesteld, zijn de juridische grenzen best onduidelijk. Ik heb dan ook
de volgende vragen voor de minister. Kan de minister zich vinden in de
noodzaak om op te treden tegen stalbezettingen? Is de minister het met
de BBB eens dat het huidige wettelijke instrumentarium onvoldoende is?
Wat kan en wil de minister ondernemen om krachtig te kunnen
optreden?
Als BBB zouden we meer in het algemeen meer handvatten krijgen om op te
treden tegen demonstranten die die grens overgaan. In Engeland is in
2023 de Public Order Bill vernieuwd. Daar waren soortgelijke
demonstraties als in Nederland. Daarbij gaat het om strafbaarstelling
van het vasthechten aan anderen, objecten of gebouwen en om het
verhinderen van infrastructuur. Ik ben heel benieuwd hoe de minister
naar die wetgeving uit Engeland kijkt en of dat wellicht ook iets voor
in Nederland is.
We zouden ook graag geen demonstraties meer zien bij herdenkingen. Ik
ben benieuwd hoe de minister aankijkt tegen een weigeringsgrond voor
demonstraties bij herdenkingen.
Tot slot, meneer de voorzitter. Het is bekend — maar dat is goed om
steeds te benadrukken — dat onze politieagenten steun verdienen bij het
veilig houden van onze straten en het bewaken van de openbare orde. Het
demonstratierecht is een groot goed, maar het doel heiligt niet alle
middelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker van de ChristenUnie. O, ik zie dat er eerst nog een paar
vragen zijn. Ik ben benieuwd wie als eerste bij de interruptiemicrofoon
is. Met een neuslengte voorsprong is dat de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Kijk, ik ben het er helemaal mee eens. Ik heb net natuurlijk ook iets
gezegd over die stalbezettingen. Wat het CDA betreft moet het niet
uitmaken of jij met je potje lijm op de snelweg zit of met een trekker
onder je kont: het moet allebei niet kunnen. Ik denk dat het de taak van
ons als politiek is dat we normerend zijn en dat we kijken waar we
wetten kunnen aanpassen, maar ook dat we consequent zijn. Ik had een
vraag gesteld aan mevrouw Wijen-Nass. Ik deel uw frustratie over
klimaatdemonstranten die weer heel snel worden vrijgelaten en over alle
druk op het politieapparaat. Maar de druk op het politieapparaat komt
natuurlijk door meerdere demonstraties, namelijk ook door illegale
boerenprotesten. Ik ben erg voor boerenprotesten, als we ons daarbij aan
de regels houden. Helaas moeten we constateren dat een klein groepje
radicale boeren dat niet heeft gedaan. Ik vind dat we daarin ook
normerend moeten zijn. Ik ben benieuwd hoe de BBB daarnaar kijkt. En wat
zouden de consequenties moeten zijn als dat weer zou gaan gebeuren?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Mijn partijleider Caroline van der Plas heeft destijds best wel vaak ook
publiekelijk genormeerd toen ze zich uitsprak over die demonstraties. Ze
heeft gezegd: "Je mag bij zo'n demonstratie best de grens opzoeken, want
het demonstratierecht is belangrijk. Maar het moet wel binnen de grenzen
van dat demonstratierecht blijven". Zij heeft destijds bij bepaalde
demonstraties ook gezegd dat het beter op een andere manier had gekund.
In dat opzicht is het ook wel echt gelijke monniken, gelijke kappen.
Daarom heb ik in het laatste stuk met mijn algemene voorstel gezegd: in
het algemeen zouden we misschien moeten doen wat ze in Engeland hebben
gedaan en die voorstellen uitvoeren die ik zojuist noemde.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Volgens mij zei collega Michon-Derkzen het net heel netjes: het grootste
gevaar in dit debat is dat we allemaal onze favoriete demonstrant pakken
en onze favoriete vijand. Het lijkt mij dat de BBB nu in die valkuil
trapt, want ze komt wel met een specifiek voorstel over stalbranden,
maar zegt niets over een probleem waarvan ook het kabinet zegt "dat is
eigenlijk het allermoeilijkste", namelijk als je komt demonstreren — of
zogenaamd demonstreren — bij iemand thuis. Als je mest dumpt bij de
voordeur van een Kamerlid thuis, of als je dreigt richting een minister
"ik kom je opzoeken", zoals de voorman van Farmers Defence Force deed.
Waarom komt de BBB daar dan niet mee? Het kabinet geeft al aan dat het
kijkt naar die Engelse wet over wegblokkades. "Maar hoe we individuele
personen moeten beschermen, dat vinden we nog heel moeilijk." Waarom
komt daar geen voorstel voor?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Wat die individuele persoon betreft heb ik ook wat vragen gesteld over
de uitspraak die is gedaan inzake die stalbezetting in Boxtel. Daar is
door demonstraten een stal bezet en daarvan heeft de rechter in hoger
beroep gezegd "ja, dat staan wij toe". Maar dat betekent dus dat
demonstranten op dat moment op het erf van iemand anders zijn, van een
individuele persoon. Dat is iets waarvan wij zeggen: dat vinden wij niet
kunnen. Deze zaak speelde redelijk recent. Daar is niet eerder een debat
over geweest. Ik vond het wel heel belangrijk om die vragen vandaag in
het kader van dit debat te stellen. Maar laten we dit debat vooral in
het algemeen voeren. Vandaar dat ik ook in het algemeen heb gevraagd wat
we nou willen met het demonstratierecht in Nederland en of we ook vinden
dat we daar als wetgever een bepaalde rol in hebben. Want de rechter
toetst uiteindelijk de wetten die wij hier met z'n allen maken, niet
meer en niet minder dan dat. Wij zijn de wetgever en wij kunnen bepalen
hoe we dat demonstratierecht eruit willen laten zien.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Natuurlijk, en daarin vinden we elkaar. Dat is ook het goede aan dit
debat. Daarom heeft iedereen in deze Kamer gezegd: laten we het daarover
hebben. Maar het gevaar én de valkuil waar de BBB nu in valt, is dat ze
het wel heeft over de stalbezetting, maar niet over de
collega-Kamerleden bij wie thuis mest is gedumpt. Ze heeft het niet over
ministers die worden geïntimideerd in hun eigen huis, noch over de
voorman van Farmers Defence Force die intimiderende uitspraken doet,
waarvan de voorvrouw van BBB vervolgens zegt "nou, dat zal allemaal
wel". Dat zijn dingen die we hier ook moeten adresseren. Wij moeten als
politiek juist normerend optreden richting de achterban. Als wij hier
niet zeggen "dit gaat te ver", dan hebben we niet alleen wet- en
regelgeving heel hard nodig hier in de Kamer, maar ook een normerende
houding van de Kamer. Die mis ik volledig in het betoog van de
BBB-collega.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik wil eerst eventjes zeggen dat de BBB niet verantwoordelijk is voor
wat er gebeurt bij boerenprotesten. Net zoals GroenLinks-PvdA of Volt
niet verantwoordelijk is voor klimaatdemonstraties. Dat wil ik
allereerst benadrukken. Maar mijn partijleider Caroline van der Plas
heeft best wel vaak genormeerd. Zij is volgens mij ook de enige die ik
dat echt heel duidelijk heb zien doen. Bij een Kamerlid voor de deur
gaan staan, is niet goed. Dat heeft zij destijds echt heel duidelijk
gezegd. Als ik verder een algemeen verhaal houd, dan zie ik ook niet in
waarom ik dat vandaag weer had moeten verhalen. We zijn daar eigenlijk
altijd hartstikke duidelijk over geweest.
De heer Eerdmans (JA21):
Mijn favoriete boosmaker is Extinction Rebellion. We kennen ze van de
A12, maar ook van het illegaal binnendringen op Eindhoven Airport en het
bekladden van gebouwen bij het Havenbedrijf Rotterdam. Het is
ontwrichtend, het is vandalisme. Maar Extinction krijgt nog steeds, tot
op de dag van vandaag, belastingvoordelen. Donaties aan Extinction
kunnen worden afgetrokken van de inkomstenbelasting. Ik heb al eerder
bepleit om te stoppen met die anbistatus. JA21 heeft dat voorstel ook
gedaan in de Kamer. Door die status hebben zij dat belastingvoordeel.
Dat komt heel krek, want onder andere door de zeven stemmen van BBB
heeft die motie het niet gehaald. Als dat zou veranderen, hebben we dat
wel in handen en kan het kabinet gedwongen worden om die anbi-status in
te trekken. Geen belastingvoordelen meer voor activisme, voor radicalen.
Kortom, zou de BBB voorstemmen als we dit voorstel wederom doen?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Daar ga ik nu niet op vooruitlopen. We hebben destijds tegengestemd,
maar aangezien u hier heel specifiek naar vraagt, zal ik het vast nog
een keer bespreken in mijn fractie.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. In een dictatuur zwijgt het volk, in een democratie spreekt
het. De ruimte voor de stem van de samenleving is er voluit. Het recht
op demonstratie is dan ook geen luxe, maar een fundament in een vrij
land. Stelt u zich eens voor, zou er zonder een brede maatschappelijke
discussie en zonder het demonstratierecht ooit een einde zijn gekomen
aan kinderarbeid? Zou er ooit het recht op bijzonder onderwijs zijn
gekomen zonder het volkspetitionnement van 1878? Mensen spreken zich
uit, laten zich horen, en hoe belangrijk is dat!
Het recht om te protesteren, om je te verzetten tegen onrecht is
absoluut iets waar we in Nederland dankbaar voor mogen zijn. Het geeft
ons de mogelijkheid om als samenleving te reflecteren, te veranderen en
vooruit te kijken. Het biedt de vrijheid om je zorgen te uiten, ook
wanneer die zorgen tegen de heersende opvattingen ingaan en schuren met
de principes van een ander. En ja, het schuurt geregeld. Want je kunt
het gruwelijk met elkaar oneens zijn. Wat is het belangrijk dat we dat
vreedzaam kunnen uiten!
Voorzitter. Laat ik vandaag ook duidelijk zijn: dat recht op
demonstratie is geen recht op molestatie of intimidatie. Te vaak zien we
dat demonstranten die grens wel overschrijden. Het besmeuren van
schilderijen, het intimideren van overlevenden van de Holocaust bij de
opening van het Holocaustmuseum, het rammen van een provinciehuis, het
met fakkels opwachten van een minister, het blokkeren van snelwegen, het
dragen van jihadvlaggen: dat past gewoon niet bij die vrijheid, los van
of het precies strafbaar is of niet. Over dat laatste komen we nog te
spreken, maar het past er niet bij. Je holt zo het recht op demonstratie
uit. Mijn eerste oproep is: geniet van je recht en misbruik het
niet.
Voorzitter. Als het strafbaar is, zien wij helaas te vaak dat het
onbestraft blijft. Sterker nog, we zien dat mensen worden beloond met
extra media-aandacht en dat er verder niets gebeurt. Dat kan niet de
bedoeling zijn, want demonstreren is een recht maar geen rechtvaardiging
voor geweld en al helemaal niet voor bedreiging of het verhinderen van
maatschappelijke functies zoals de hulpdiensten. Richting de politie zeg
ik vandaag: dank jullie wel voor al die moment dat jullie er staan, voor
al die momenten dat jullie de-escaleren en voor al die momenten dat
jullie ingrijpen. Dank jullie wel dat jullie dat namens ons allemaal
doen.
De ChristenUnie wil dat de grenzen van het recht op demonstreren, maar
ook het verbod op molesteren, goed gehandhaafd worden. Deelt de minister
van Justitie en Veiligheid de mening dat het demonstratierecht niet mag
worden misbruikt voor gewelddadige of intimiderende acties? En vooral:
hoe gaat hij ervoor zorgen dat demonstranten die dat wel doen, daar niet
meer ongestraft mee wegkomen? Herkent hij mijn frustratie over die
schijnbare straffeloosheid en vooral ook het verschil dat er soms lijkt
te zijn in behandeling van demonstraties?
Voorzitter. Vorige sprekers zeiden het volgens mij ook al. In ieder
geval heb ik het mevrouw Wijen-Nass horen zeggen: herdenkingen zoals op
4 mei verdienen stilte en respect. Het zijn tegelijk de meest kwetsbare
momenten. Als we niet meer gezamenlijk kunnen herdenken, als dat onder
druk komt te staan, dan doen we het echt grondig verkeerd. Ik wil de
minister vragen of de burgemeesters en de politie niet meer
duidelijkheid moeten kunnen krijgen om snel in te grijpen en
verstoringen te voorkomen. Moeten we er niet voor zorgen dat we juist op
het moment van 4 mei voorkomen dat dit bijna heilige moment wordt
verstoord? Ik zou dat graag zien. Ik vind het wel een zoektocht als ik
kijk naar het EVRM.
Ik dacht dat de heer Van Nispen aanstalten maakte op dit punt,
voorzitter, maar ik ga snel door.
De burgemeesters zeggen zelf binnen de Wet openbare manifestaties al
genoeg juridische instrumenten te hebben om in te grijpen. Daar zien we
ook goede voorbeelden van. Maar als er sprake is van een verschil in
uitleg en aanpak, dan is het wel lastig. Dat vraagt in de praktijk,
zeker voor burgemeesters in kleinere gemeenten, echt om steun. Ik denk
dat dit beter kan. Dat vraagt ook om eenduidigheid in de interpretatie
van termen als "wanordelijkheden". Hoe zorgt de minister van
Binnenlandse Zaken er juist voor dat burgemeesters in dat opzicht een
duidelijk afwegingskader hebben en heldere, eensluidende keuzes kunnen
maken?
Dank u wel.
De heer Van Nispen (SP):
Op onderdelen was ik het er zeker mee eens; het was een mooi betoog. Ik
ben wel benieuwd naar één tussenzin die ik net niet helemaal goed kon
plaatsen. Ik dacht te horen dat mevrouw Bikker zei dat er bij de ene
demonstratie wel wordt opgetreden en bij de andere niet. Daar klonk een
beetje het verwijt van selectief optreden in door. Ik weet niet of dat
een verwijt was aan de minister, aan burgemeesters of aan de politie.
Dat weet ik niet. Maar zou mevrouw Bikker dat kunnen toelichten? Ik zou
het namelijk heel erg vinden als dat zou zijn. Dat zou niet moeten. Maar
ik weet niet waar mevrouw Bikker op doelde. Of misschien heb ik het
verkeerd gehoord.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Je ziet geregeld ... Neem bijvoorbeeld de snelwegen. Of daar nou boeren
hebben gereden en strobalen in de fik hebben gestoken of dat we zien dat
mensen de snelweg oprennen vanwege de Extinction Rebellionacties. Het
maakt mij niet uit voor welke zaak je strijdt, je moet vredig kunnen
demonstreren. Dat mag zelfs op de snelweg, hoewel ik daar van alles van
vind. Ik zou zeggen: er zijn echt wel creatievere manieren om te uiten
dat je het ergens niet mee eens bent. Maar het mag. Alleen, op het
moment dat mensen wanordelijkheden plegen en dingen doen die niet oké
zijn, moeten beide gevallen wel hetzelfde worden behandeld, vind ik. Als
je je dus strafbaar gedraagt, bijvoorbeeld omdat je de boel kapotmaakt,
of je nou van de ene club bent of van de andere, moet het dus in beide
gevallen hetzelfde zijn.
Je hoort en ziet af en toe toch of — laat ik het zo zeggen — je hebt
zorgen of dat ook daadwerkelijk gebeurt. Daar zijn ook wel voorbeelden
van te noemen. Neem de stationsdemonstraties. Ik loop geregeld langs
sit-ins, waarbij ik soms ook meemaak dat er dingen worden gescandeerd
waarvan ik denk: volgens mij is dit niet oké. Tegelijkertijd krijg ik
ook berichten binnen dat iemand die vreedzaam bij een piano zit te
zingen, die evangeliseert, wordt gesommeerd om weg te gaan. Uiteindelijk
heeft de minister het wel uitgelegd, maar het geeft heel veel ongemak in
de samenleving op het moment dat het voelt alsof men verschillend wordt
behandeld. Ik denk dat we daar rekening mee moeten houden.
De heer El Abassi (DENK):
De woorden "selectief shoppen" zijn vaak gebruikt. Ik zou mevrouw Bikker
een andere vraag willen stellen, namelijk: hoe genuanceerd is het om te
zeggen dat er bijvoorbeeld niet geprotesteerd of gedemonstreerd mag
worden bij een herdenking van de Holocaust? Is dat absoluut of zijn er
ook nog uitzonderingen?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Over 4 mei ben ik behoorlijk absoluut, ja, omdat dat het enige moment is
in ons land dat we stilzijn en de offers die zijn gebracht voor onze
vrijheid, herdenken. Ik vind het een heel kostbaar moment, want stilte
is eigenlijk het allerlastigste om te beschermen. Eigenlijk kan dat
niet. En toch denk ik dat we er wel voor moeten staan en ons normerend
moeten uitspreken. We hebben op al die andere momenten het dilemma hoe
je daarmee omgaat. Ik begin dus altijd gewoon met wie wij zelf zijn en
met verantwoordelijkheid nemen. Als er een holocaustmuseum wordt
geopend, mag je van mij echt je zorgen uiten op andere terreinen. Maar
als je weet dat daar slachtoffers en nabestaanden lopen, pak dan je
fatsoen. Dat is een. Twee. Daar waar het gaat om het zicht- en
geluidscriterium — we komen dan bij de lijn van het EVRM — en hoe dat te
handhaven, heb ik wel mijn vragen. Dat hebben we in het eerdere debat al
gewisseld. Dat wil ik dus niet opnieuw doen. Maar ik zie wel hoe het
kabinet daarmee bezig is en ik vind dat verstandig, ook juist om dat
demonstratierecht te handhaven. Ik wil dat burgemeesters de rechtsstaat
kunnen handhaven op zo'n manier dat we ook draagvlak houden. Maar ik heb
me er wel gruwelijk aan geërgerd hoe dat daar destijds gegaan is.
De heer El Abassi (DENK):
Daarom noemde ik expres het woord "nuance". Als het gaat over de opening
van het Holocaustmuseum, was de demonstratie niet bedoeld om de opening
te verstoren, maar het bezoek van Herzog. Ik zou mevrouw Bikker het
volgende willen vragen. Wat als er een bewindspersoon is uit een land
dat veroordeeld is of dat mogelijk, volgens mij echt, binnenkort
veroordeeld gaat worden voor de ergste misdaad die je maar kunt begaan
en mensen protesteren daartegen? Of stel dat een Poetin hier het land
komt bezoeken, wat vindt mevrouw Bikker dan? Is dat dan een uitzondering
of zijn er geen uitzonderingen en mag zo'n verstoring nooit
plaatsvinden?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Heel simpel: ga lekker bij Schiphol staan en ga het allemaal zeggen.
Maar op het moment dat we die Holocaustherdenking hebben … Vrijheid van
meningsuiting is pas krachtig als je die inzet met respect voor de
ander. Dat is dus allereerst gewoon een normerende oproep, in ieder
geval vanuit mij. Ik zal ook staan voor geluiden waar ik een gruwelijke
hekel aan heb. Ik hoop dat u dat andersom ook doet, zeg ik tegen de
collega's via de voorzitter, omdat dat juist het fundament van onze
samenleving is. Alleen, dan nog steeds heb je respect te hebben. Als
daar nabestaanden lopen van een Holocaust, kan het me niet schelen wat
je vindt van welke president dan ook, maar dan hou je rekening met wie
daar loopt. Dat vind ik een kwestie van respect en fatsoen. Dus ik zou
dat ook niet vergoelijken, maar ik zou juist zeggen: laten we strijden
voor rechtvaardigheid zonder zelf ellende te veroorzaken. Dus practice
what you preach.
De heer El Abassi (DENK):
Mijn vraag kwam vanuit respect, vanuit fatsoen en ging over wat er op
dit moment plaatsvindt: 300.000 indirecte en directe doden in een land.
Heel veel nabestaanden, heel veel slachtoffers. Mensen treuren daarom.
Het doet mensen enorm veel pijn, door heel de wereld. Naar die mensen
moet mevrouw Bikker ook kijken. Zij willen ook een geluid laten horen.
Inderdaad, respect naar elkaar toe, maar ook naar deze groep. Als er dan
zo'n genocide-opruier wordt uitgenodigd, dan is er geen fatsoen en geen
respect richting deze groep, waarin enorm veel doden zijn gevallen en
waarbij op dit moment een genocide plaatsvindt. Dat is respectloos.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Nu doet meneer El Abassi het weer, voorzitter. Nu schuift hij mij in de
schoenen dat ik respectloos ben door allerlei respectloze zaken te
zeggen. Ik sta hier ook met de pijn over wat daar in Gaza gebeurd is en
nog steeds gebeurt, bijvoorbeeld over hoe kinderen in de armoede en de
ellende zitten. Ik zal staan voor het recht van iedereen die zich
tegenover welk regime dan ook wil uiten. Dat mag. Maar op het moment dat
er tijdens het herdenken van de Holocaust, van de gruwelijke
geschiedenis, de zwarte bladzijde die wij hebben in ons land, daar
overlevenden lopen, dan kan je dat allerdiepste gevoel wat mij betreft …
Het is niet de wet, hè, maar een persoonlijke opvatting. Ik zou zeggen:
als je nou respect hebt voor die ander, maakt dat je geluid alleen maar
krachtiger. Wat ik nu heb gezien is een opa die daar loopt met zijn
kleindochter, terwijl er mensen staan te schreeuwen. Die man wordt
disrespectvol behandeld, juist omdat deze mensen zeggen: we willen meer
recht zien, we willen opstaan tegen onrecht. Begin er dan mee om de
eerste slachtoffers van onrecht die daar voorbijlopen met respect te
behandelen in plaats van tegen hen te gaan staan krijsen.
De heer El Abassi (DENK):
Dat is precies waar het nu over gaat. Dat is bezien door de bril van
mevrouw Bikker. Door de bril die ik op heb, en die misschien heel veel
andere mensen ook op hebben, zie ik ook een opa en ook een oma van wie
de kinderen op dit moment uitgemoord worden in een ander land.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, maar dat moet je niet tegenover elkaar zetten!
De voorzitter:
Neeneenee, de heer El Abassi.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
U heeft gelijk, voorzitter.
De heer El Abassi (DENK):
En dan zien ze dat Nederland gewoon een rood tapijt neerlegt voor een
bewindspersoon van een land waarin op dit moment genocide plaatsvindt.
Dat doet enorm veel pijn bij deze mensen. Ik zou mevrouw Bikker willen
vragen om daar ook aandacht aan te besteden wanneer ze de volgende keer
wat door de microfoon wil zeggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat heb ik net gedaan. Ik zou dus ook aan de heer El Abassi willen
vragen om te luisteren naar wat ik zeg, ook als ik dingen zeg waarin ik
mijn gevoel uit over hoe het mis is in Gaza. Ik heb hem gezegd: zelfs
als mensen de rechten hebben, moet je je nog steeds afvragen wat
respectvol is. En ja, je mag je uiten, ook tegen de president van
Israël. Dat mag. Wanneer je het op die plek zo doet, kun je je afvragen
— ik denk dat we de gevolgen hebben gezien — of het je geluid krachtiger
maakt of zwakker. Ik denk dat de samenleving is gepolariseerd en dat de
slachtoffers, die juist naar de opening van het Holocaustmuseum gingen,
een museum over die zwarte bladzijde in onze geschiedenis, een extra
trauma hebben opgelopen en dat er niemand is overtuigd geraakt op een
andere manier dan hij er al in stond. Er zijn zo veel plekken in dit
land waar je kunt demonstreren. Doe dat vooral als je daar behoefte aan
hebt. Maar houd je aan de wet. Mijn oproep persoonlijk is: doe dat met
respect, want daar knapt ons land van op.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik ken de ChristenUnie als een partij — ook in de bijdrage hoor ik dat
terug — die het demonstratierecht een groot goed vindt. Ik vind het ook
heel mooi dat mevrouw Bikker eigenlijk een moreel appel doet op de
samenleving om respectvol je inhoud weer te geven. Dat appel vind ik
mooi. Tegelijkertijd zijn we hier om te kijken hoe we het
demonstratierecht kunnen koesteren. Iets in de inbreng van mevrouw
Bikker doet me bijna denken dat zij af wil van het criterium "sight and
sound". Dat kan ik me bijna niet voorstellen, maar in haar inbreng zie
ik de hele tijd het plaatje van een spotprent waarop een
klimaatactiviste bezig is met het demonstreren en iemand tegen haar
zegt: de toon bevalt me niet, de inhoud ook niet; als je ergens anders
staat en ik je niet kan horen, dan wil ik best luisteren. Ik kan me niet
voorstellen dat mevrouw Bikker dit bedoelt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is fijn dat mevrouw Lahlah daar ook even precies op ingaat, want het
zou niet zo moeten zijn dat je alle demonstranten op een Waddeneiland
zet, zodat je daar zelf geen last van hebt en zij het daar heerlijk met
elkaar eens kunnen zijn. Dat is niet de bedoeling van wie dan ook. Als
ik zeg dat het demonstratierecht een fundament is in onze samenleving,
dan zeg ik daarmee: dat is inclusief het schurende karakter en inclusief
de uitspraken van het Europese Hof. Wat ik wel ingewikkeld vond, was
bijvoorbeeld de zoektocht rond de situatie van het Holocaustmuseum. Daar
kwam ik over te spreken met de heer El Abassi. Je ziet dat slachtoffers
daardoor eigenlijk opnieuw met zaken geconfronteerd worden, wat naar
mijn mening zo niet had gehoeven. Het vraagt dus ook om precisie in de
uitwerking. We gaan hier niet de discussie in de gemeenteraad van
Amsterdam overdoen, maar ik heb ook toen al aan de minister gevraagd om
dit zó precies te maken dat de burgemeesters, juist ook als het gaat om
de meest kwetsbare mensen en momenten, kunnen handhaven op een manier
die ons samenleven versterkt. En dan kun je, denk ik, nog steeds
demonstreren, ook op manieren die hopelijk creatief en soms jeukend en
schurend — daar vind ik wat van — zijn. Wees in die zin kleurenblind,
maar zorg tegelijkertijd goed voor elkaar. Dat vraagt soms ook om een
klein beetje inslikken of om tien seconden je mond houden.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Het demonstratierecht is een recht van iedereen en is
er voor ons allemaal. Dit besef kreeg ik al vroeg mee. Toen ik 16 was,
dus in 2005, wilde ik voor het eerst meedoen aan een demonstratie. Ik
had toen een gesprek met mijn ouders aan de keukentafel. Ik vroeg of zij
weleens gedemonstreerd hadden. Mijn moeder vertelde dat zij, ondanks dat
zij nooit echt een felle mening heeft, in de jaren tachtig had
gedemonstreerd tegen kernwapens. "Want toen voelde ik dat ik mij echt
moest uitspreken", zei ze. Mijn vader vertelde dat hij nog nooit had
gedemonstreerd, maar wel als agent in de jaren tachtig had moeten
optreden bij de krakersrellen in Amsterdam. Hij zei daarbij: "Dat was
iets engs, want er was heel veel woede, maar het hoort bij je werk als
agent dat je het recht op verzet tegen onrecht in de samenleving
beschermt. We zetten ons in om voetbalwedstrijden door te kunnen laten
gaan, en dan moet je des te meer staan voor het recht om te
demonstreren."
Voorzitter. In dat gesprek aan de keukentafel kwam voor mij de essentie
van het demonstratierecht naar voren. Het is voor iedere burger dé
manier om zich uit te spreken tegen onrecht, en daarmee de ultieme vorm
van betrokkenheid bij de samenleving. Die kans om betrokkenheid van
iedereen in de samenleving te garanderen: die moet worden gewaarborgd
door alle onderdelen van de Staat. Wat zeg ik daar dan mee? Daarmee zeg
ik niet dat we moeten accepteren dat het Museumplein kort en klein wordt
geslagen onder het mom van een kopje koffie drinken, niet dat we moeten
accepteren dat een universiteitskantine wordt vernield, niet dat je een
minister of Kamerlid bij zijn woonhuis mag komen intimideren. Daarmee
zeg ik wel dat je, hoe walgelijk ik dat ook vind, met een Jodenster op
mag demonstreren tegen coronamaatregelen, wel dat je een heilig boek mag
verbranden, wel dat je mag demonstreren in de buurt van een
abortuskliniek of een asielzoekerscentrum.
Voorzitter. Dit kabinet zegt dat we het demonstratierecht
toekomstbestendig moeten maken, terwijl het bevoegd gezag — de
burgemeesters van Amsterdam en van Den Haag, waar het afgelopen jaar de
meeste demonstraties hebben plaatsgevonden — aangeeft dat dat niet nodig
is. Wat wél nodig is, zeggen zij met klem, zijn meer mensen en middelen
om dit demonstratierecht te handhaven. Maar voor dat praktische en
prangende probleem biedt dit kabinet géén oplossing. In plaats daarvan
biedt het kabinet ruimte voor symboolpolitiek. Daarom heb ik een aantal
vragen aan het kabinet.
Kan de minister aangeven of en in hoeverre het aantal incidenten per
demonstratie is toegenomen? We weten dat het aantal demonstraties sinds
het jaar 2000 explosief is toegenomen. Maar klopt het beeld dat nu
geschetst wordt, namelijk dat die vaker uit de hand lopen? Volgens mij
klopt dat niet.
Voorzitter. Experts geven aan dat de wet- en regelgeving die we nu al
hebben, eigenlijk alle handvatten biedt om het demonstratierecht in
goede banen te leiden. Gaat de minister zich ervoor inzetten om het
bevoegd gezag — de burgemeesters, de lokale driehoek — beter bekend te
maken met de verschillende mogelijkheden die er voor, tijdens en
achteraf zijn om zó te handelen dat demonstreren niet uitmondt in
vernielingen en intimidatie? Is dit kabinet van plan om daar ook de
middelen voor uit te trekken en de mensen voor in te zetten die daarvoor
nodig zijn, waartoe de burgemeesters oproepen? Wil de minister zich
nogmaals uitspreken tegen het intimideren van burgemeesters, tot en met
het punt dat partijen in deze Kamer roepen dat burgemeesters ontslagen
moeten worden? Want ja, we hebben hier als politici een normerend effect
op de samenleving en wij gooien nogal eens olie op het vuur als we
roepen dat burgemeesters het probleem zijn. Dat is politiek
hooligangedrag en dat mogen we hier niet accepteren.
Voorzitter. Is de minister bereid om aanvullend te onderzoeken welke
impact desinformatie en misinformatie vanuit digitale media hebben op
het uit de hand lopen van vreedzame demonstraties? We zagen bijvoorbeeld
tijdens de coronapandemie dat dat zogenaamde "kopje koffie drinken" op
het Museumplein enorm kon ontsporen door de snelle verspreiding via
sociale media en de verspreiding van complottheorieën. Dat zag ik nog
niet terug in de aanpak van dit kabinet. Ik hoor graag hoe het daarmee
aan de gang wil gaan.
Voorzitter. Dat demonstratierecht zal voor mij altijd een gesprek aan de
keukentafel blijven. Ik hoop ook dat de Kamer en de samenleving zich dat
realiseren: het mag soms schuren, het mag je soms tegen de borst
stuiten, maar het is een van de grootste goeden die wij hebben in deze
samenleving. Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Six Dijkstra, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Demonstraties zijn een essentieel recht in een
democratie en een belangrijke waarborg tegen een totalitaire staat. De
burger moet zich bijvoorbeeld openlijk kunnen uitspreken tegen een
overheid, ook, of juist, als die boodschap de overheid niet bevalt. Op
die grondwettelijke vrijheid mogen we geen concessies doen.
Maar met vrijheden komen ook verantwoordelijkheden. We zullen met elkaar
moeten constateren dat die verantwoordelijkheden door een
verhoudingsgewijs kleine, maar wel zeer aanwezige groep demonstranten
niet genomen wordt. Er zijn duizend demonstraties per jaar. Mijn eerste
vraag aan het kabinet is: is er een actueel overzicht van aantallen? Het
leeuwendeel hiervan verloopt ordentelijk. Toch is er een zorgwekkende
trend in het publieke debat zichtbaar, waarbij het steeds vaker gaat om
wie de meeste ontregeling kan veroorzaken bij demonstraties. Schreeuwen
loont, dialoog steeds minder. Het gezag wordt getart als demonstranten
consequent wegkomen met het overtreden van de wet, zoals wanneer ze bij
het blokkeren van snelwegen ook de aanrijroutes van ambulances
blokkeren, wanneer universiteiten gesloopt worden of tijdelijke en
plaatselijke demonstratieverboden worden genegeerd. Ik begrijp dan ook
goed de frustratie van onder andere de Politiebond om het feit dat
demonstranten bijna nooit vervolgd worden voor illegale acties, terwijl
het handhaven van demonstraties wel een enorm beslag legt op de
politiecapaciteit. Dit gaat dan weer zichtbaar ten koste van de
basiszorg, zoals taken van wijkagenten, die weer cruciaal zijn voor de
preventie en de veiligheid in woonwijken.
Ik heb een aantal vragen aan de minister van Justitie. Is hij al in
gesprek geweest met het OM over waarom wetsovertredingen door mensen die
het demonstratierecht misbruiken zo zelden vervolgd worden? En, zo niet,
is hij bereid om dat te doen? Is hij het met mij eens dat het gezag
onder druk staat door het negeren van aanwijzingen van de politie en
burgemeesters? Denkt hij dat er een afschrikkend effect kan uitgaan van
vaker vervolgen bij ordeverstoringen? Welke mogelijkheden ziet de
minister om vaker materiële schade of gevolgschade in rekening te
brengen bij daders? Ik denk dan aan demonstranten die vastgelijmd zitten
en losgebeiteld moeten worden, verf en graffiti die weggehaald moet
worden, monumentale panden die hersteld moeten worden et cetera. Welke
praktische of juridische belemmeringen zijn er in deze trant? Kunnen
deze verkleind of weggenomen worden?
Op het punt van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties begrijpen
we dat een algeheel totaalverbod juridisch niet haalbaar is.
Uitzonderingen moeten mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij protesten tegen
dictatoriale regimes. Om deze reden hebben we bijvoorbeeld ook eerder
tegen de motie-Eerdmans gestemd bij de regeringsverklaring. Maar te vaak
wordt gezichtsbedekkende kleding gebruikt om weg te komen met rellen,
opruien en vernieling. Daarom werken wij als partij bij voorkeur toe
naar een situatie waarin gezichtsbedekking bij demonstraties in beginsel
niet is toegestaan, tenzij de burgemeester om zwaarwegende redenen op
voorhand uitdrukkelijk toestemming geeft. Acht de minister van
Binnenlandse Zaken dit juridisch mogelijk en, zo ja, op welke termijn
kan dit wettelijk geregeld worden?
Voorzitter. Het is eerder genoemd: demonstraties moeten in lijn met de
wet binnen geluids- en gehoorafstand plaats kunnen vinden van hetgeen
waartegen demonstranten willen protesteren. Maar bij een ontregelend
effect zou het gezag wat ons betreft wel moeten kunnen afwijken van dit
criterium. Is het kabinet dat met mij eens? Ik denk ook aan momenten
waarbij de eerdergenoemde waardigheid en stilte verstoord worden door
demonstraties, zoals bij de opening van het Holocaustmuseum in maart
2024. Dat is zeer pijnlijk voor de slachtoffers en nabestaanden die
aanwezig waren. De balans tussen het demonstratierecht en het recht op
waardig herdenken is wat ons betreft soms te veel doorgeslagen naar het
eerste. Er moet wat ons betreft meer ruimte komen voor burgemeesters om
die waardigheid bij herdenkingen zwaarder mee te laten wegen voor het
aanwijzen van alternatieve locaties of tijdstippen, en waar mogelijk
voor een opschorting van het "sight and sound"-criterium. Waar ziet de
minister van Binnenlandse Zaken nog mogelijkheden?
Ik rond af, voorzitter. Onruststokers mogen niet het demonstratierecht
kapen van gezagsgetrouwe burgers. Het is aan ons allemaal om die
cruciale balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid te
herstellen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind het toch wel teleurstellend als ik het verhaal van NSC hoor. Ik
ken NSC als een partij die die democratische rechtsstaat echt verdedigt,
en nu hoor ik toch best wel snel gezegd dat er demonstranten zijn die
misbruik maken van het demonstratierecht. Ik vind dat dat best nogal
groot is. Dus hoe ziet dat onderscheid er volgens NSC dan precies uit
tussen vreedzame demonstraties en ordeverstoringen? Want demonstraties
die vreedzaam zijn, kunnen toch ook de orde verstoren?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Zoals ik aan het begin van mijn betoog zei: het merendeel van de
demonstraties verloopt gewoon vreedzaam, maar er is een klein onderdeel
waar daadwerkelijk misbruik gemaakt wordt van het demonstratierecht,
waar wetsovertredingen plaatsvinden, geweldplegingen, het blokkeren van
aanrijroutes van hulpdiensten, vernielingen, intimidaties,
huisvredebreuk. Dat zijn dingen die onacceptabel zijn, en ook waar dat
demonstratierecht niet voor bedoeld is. Dat is bedoeld om je uit te
spreken tegen onrecht, je uit te spreken tegen dingen waar je het niet
mee eens bent. En verder moeten wij als politiek ook geen inhoudelijke
mening hebben over waar mensen tegen demonstreren; dat is helemaal hun
volledige recht, of wij het ermee eens zijn of niet. Maar als de wet
overtreden wordt, als die wanordelijkheden plaatsvinden ... Jazeker, dan
moet er ingegrepen worden.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Alle mensenrechtenorganisaties zeggen: er moet een onderscheid zijn
tussen vreedzame demonstraties en niet-vreedzame demonstraties. Als je
een onderscheid gaat maken tussen ordeverstoringen en vreedzame
demonstraties, dan is dat heel vaag, maar ook suggestief, want dan ga je
alles op één hoop gooien. Ik hoor dat de heer Six Dijkstra ook doen: die
gooit bepaalde zaken op één hoop. Je hebt gewoon aan de ene kant
ordeverstoringen. Die kunnen prima binnen het demonstratierecht; het is
ook, als dat op een vreedzame manier gebeurt, de bedoeling dat er dan
hinder wordt veroorzaakt of iets wordt ontregeld. Dat heeft ook een
belangrijke maatschappelijke functie. Tegelijkertijd hoor ik ook wel
echt in het verhaal van de heer Six Dijkstra "geweldplegingen", waar
terecht tegen moet worden opgetreden. Die laatste vraag is: is dat
onderscheid nu dan niet helder? En waarom wordt er dan nu tegen die
kleine groep, die het dus verpest voor de rest, niet opgetreden? We
hebben die handvatten. Dat zeggen de burgemeesters ook. Dus wat wilt u
nou dan precies veranderen ten opzichte van wat er nu al ligt aan
kaders?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ja, maar er is het grondwetsartikel 9, dat al stelt dat er regels
gesteld kunnen worden per wet, ter bescherming tegen onder andere
wanordelijkheden. Het is ook noodzakelijk dat daartegen opgetreden moet
worden, en dat is geen inperking van het demonstratierecht. Dat hoor ik
soms in het betoog van mevrouw Teunissen, alsof het een inperking van
het demonstratierecht zou zijn als je tegen wanordelijkheden optreedt.
Nee, daar is de Grondwet op geschreven. Dat moet plaatsvinden. Trouwens,
dat de burgemeesters zeggen dat er al genoeg handvatten zijn ... Ik
vraag aan beide ministers hoe zij daartegen aankijken. Dat is een
onderdeel van mijn vragen. En dan hoor ik ook graag of de wet moet
worden uitgebreid, of dat het voldoende is zoals het nu is en er moet
worden gekeken naar handhavingsinstrumenten en, misschien, duidelijkere
kaders. Dat is allemaal onderdeel van de bredere discussie die wij
voeren. Maar we kunnen wel constateren dat er tegen een heel aantal
wanordelijkheden niet of onvoldoende wordt opgetreden, wat er ook voor
zorgt dat in het publieke debat het demonstratierecht uiteindelijk onder
druk kan komen te staan omdat mensen zien dat relschoppers en opruiers
steeds wegkomen met hun wetsovertredingen.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Six Dijkstra vindt dat er te weinig wordt opgetreden tegen
strafbare feiten. Ik denk dat iedereen hier vindt dat tegen
huisvredebreuk, tegen vernielingen, tegen geweld, tegen intimidatie ...
Dat er, als er strafbare feiten zijn, onder welk mom dan ook, daartegen
moet worden opgetreden. Nou, dat gebeurt dan wel of niet; daar kun je
terechte vragen over stellen. Maar waar komt dan die afslag vandaan dat
de heer Six Dijkstra hier eigenlijk voorstellen doet — althans, die meen
ik wel te horen — voor generieke beperkingen op het demonstratierecht,
terwijl er nu al opgetreden zou moeten worden tegen strafbare feiten?
Waarom dan toch meegaan in een verbod op gezichtsbedekkende kleding?
Waarom dan toch voorstellen om te kijken of je ook bij herdenkingen
nadere regels kunt stellen? Dat begrijp ik niet. Er moet toch gewoon
opgetreden kunnen worden tegen strafbare feiten? Ik denk dat iedereen
hier dat vindt.
De heer Six Dijkstra (NSC):
De heer Van Nispen haalt twee specifieke punten aan. Burgemeesters
kunnen in principe al afwegingen maken ten aanzien van
gezichtsbedekkende kleding, maar we hebben nu wel heel vaak gezien dat
bijvoorbeeld universiteitsbesturen gaan onderhandelen met demonstranten
die daar anoniem met gezichtsbedekkende kleding gaan zitten. Dat lijkt
me de wereld op zijn kop. Te vaak wordt die mogelijkheid, het gebruik
van gezichtsbedekkende kleding, nog gebruikt om onrust te stoken. Ik
vind helemaal dat die ruimte er moet zijn. Ik zeg ook in mijn betoog dat
er ruimte moet zijn om een uitzondering te maken voor specifieke
gevallen, bijvoorbeeld demonstraties tegen buitenlandse dictatoriale
regimes. Dat moet gewoon kunnen. Maar grosso modo lijkt het me onnodig
om te gaan demonstreren met gezichtsbedekkende kleding, omdat dat vaak
gepaard gaat met wanordelijkheden.
Wat betreft het "sight and sound"-criterium heb ik het specifiek over de
waardigheid van herdenkingen. Het is gewoon respectloos. Het is niet zo
dat ik in algemene zin zeg dat we het "sight and sound"-criterium moeten
opheffen. Ik noem ook het voorstel van mevrouw Bikker: als er een
hoogwaardigheidsbekleder uit het buitenland komt, ga dan demonstreren
bij Schiphol als het regeringsvliegtuig landt en niet op het moment dat
het museum geopend wordt. De burgemeester kan ook een afweging maken ten
aanzien van de tijd en locatie waar de demonstratie plaatsvindt. Ik vind
dat de waardigheid van de herdenking zwaarder mag wegen dan in het
verleden het geval was.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is een heel redelijk en helder antwoord. Ik kan daar ver in meegaan.
We zijn het er volgens mij dus over eens dat je erop moet aandringen,
via de ministers, dat strafbare feiten worden aangepakt, maar dat dat op
zichzelf losstaat van het demonstratierecht, want strafbare feiten horen
altijd aangepakt te worden. Dat dat nu wellicht onvoldoende gebeurt, is
volgens NSC dus ook onvoldoende rechtvaardiging om generieke beperkingen
op te leggen aan het demonstratierecht. Dat staat los van de terechte
vragen die je kunt stellen over herdenkingen en dat soort zaken. We
blijven dus pal staan voor het demonstratierecht. Is dat ook de
conclusie van NSC?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Wij staan zeker pal voor het demonstratierecht. Dat komt hopelijk ook
naar voren in mijn gehele betoog. Dat is zeker wat we willen. Het is een
essentieel recht in de democratie. We moeten hier niet op inhoud gaan
bepalen wanneer wat wel en niet gezegd kan worden. Of het nou gaat om
klimaatdemonstraties, anti-abortusdemonstraties of boerenprotesten: het
mag allemaal. Verder mogen we daar onze eigen mening over hebben, maar
in principe moet demonstreren altijd kunnen. Optreden tegen strafbare
feiten: ja. Tegelijkertijd doe ik ook een appel: houd je aan het gezag.
Als je een tijd en een locatie aangewezen krijgt, houd je daar dan ook
aan. Als demonstranten vervolgens toch gaan demonstreren op een plek
waarvan de burgemeester heeft gezegd dat er niet gedemonstreerd mag
worden, moet daarop ingegrepen worden.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
De kernvraag is natuurlijk: gaan we de wet- en regelgeving aanpassen of
niet? Niemand hier in de Kamer zegt dat je dingen mag vernielen onder
het mom van demonstreren. Niemand zegt dat het een absoluut recht is,
want dat bestaat niet. De vraag is of we wel of niet voor bepaalde
dingen gaan stemmen. Ik wil even ingaan op het "sight and
sound"-criterium, dus het recht dat je mag demonstreren en dat je
daarbij opvalt, dat je gezien wordt en dat je misschien ook dwarszit.
Stel dat we in de wet gaan vastleggen dat je dat op 4 mei niet mag doen.
Dan wil ik een andere hypothetische situatie voorleggen. Moeten we dan
ook in de wet vastleggen dat je dat niet meer bij abortusklinieken mag
doen? Dat vind ík namelijk walgelijk, maar ik weet ook dat leden in de
Kamer dat steunen. Door dit dilemma voor te leggen, hoop ik dat de heer
Six Dijkstra ingaat op het onderscheid tussen dingen moreel afkeuren of
normeren en dingen vastleggen in de wet. Dat is namelijk een enorm
verschil.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik zeg niet op voorhand dat de wet aangepast moet worden en er een
aparte wettelijke passage moet komen. Het is wel zo dat er uiteindelijk
altijd een afweging gemaakt moet worden tussen verschillende belangen.
Het demonstratierecht is een hele belangrijke. Het staat namelijk in de
Grondwet en in het EVRM. Het is echt een grondrecht. Maar ik noemde
specifiek het recht op de waardigheid van een herdenking en ook het
respect dat uitgaat naar slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers.
Ook dat is heel belangrijk. Daar zal ook altijd een afweging in gemaakt
moeten worden. Maar wat ons betreft mag er echt een tandje bij als het
gaat om het belang dat daaraan gehecht wordt. Een demonstratie zou dan
misschien óf iets verderop, óf net een halfuurtje eerder of een
halfuurtje later kunnen plaatsvinden.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nu hoor ik weer de enerzijds-anderzijds, maar ik hoor nog niet hoe NSC
straks gaat stemmen. Er worden moties voorgelegd. Het kabinet komt
wellicht met een wetsvoorstel, naar voorbeeld van het Engelse
wetsvoorstel, om wegblokkades te verbieden. Wat kan ik nou straks van
NSC verwachten? Ik hoor de heer Six Dijkstra zeggen dat er een tandje
bij kan. Wat bedoelt hij daar nou mee? Moeten burgemeesters hun werk
beter doen? Is dat wat NSC nu zegt? Ik hoor NSC ook zeggen dat de wet
niet aangepast moet worden. Maar er zou tegelijkertijd wel een tandje
bij moeten. Waar staan we nou met elkaar? Dat is wel belangrijk. Ik wil
namelijk wel weten wat er hier straks in de Kamer besloten gaat
worden.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik heb niet gezegd dat de wet niet aangepast moet worden. Ik heb een
aantal vragen bij de ministers neergelegd, juist ook als het gaat om de
juridische mogelijkheden die er zijn voor burgemeesters om in te
grijpen. Dat kijkt heel nauw. Bij bepaalde zaken kan het ook gaan om het
treffen van wat generiekere maatregelen. Op dat punt kan de conclusie
zijn dat de Wet openbare manifestaties op bepaalde punten misschien
aangescherpt moet worden. Dat is niet de insteek die wij op dit moment
hebben, maar die hangt ook sterk af van de beantwoording van de
minister. Daarom stel ik ook specifiek die vragen. Als de burgemeesters
zeggen dat ze genoeg handvatten hebben, dan is dat iets wat we
natuurlijk ook heel serieus moeten nemen. We moeten dan kijken waarom er
zo'n verschil zit tussen theorie en praktijk.
De voorzitter:
Ja, helder. De volgende spreker is de heer Van Nispen van de SP. O,
mevrouw Lahlah heeft nog een vraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog niet de indruk dat de heer Six Dijkstra klaar was met zijn
bijdrage. Ik heb toch wel een vraag, en na zijn bijdrage heb ik ook wel
een beetje buikpijn vanwege het antwoord dat ik misschien ga krijgen. Op
de website van de VVD lees ik: "Binnen drie groepen zien we dat het
demonstratierecht onterecht bescherming geeft: bij de boerenprotesten,
de pro-Palestinademonstraties en de klimaatdemonstraties."
"Onterechte bescherming". Ik krijg daar niet alleen maar buikpijn van.
Ik krijg ook rillingen bij de gedachte dat er onterechte bescherming zou
zijn op basis van inhoud. Ik neem aan dat dat ook geldt voor een partij
als NSC. Kan NSC ook bevestigen dat boeren, pro-Palestinademonstranten
en klimaatactivisten beschermd worden en moeten worden door het
demonstratierecht, en dat NSC niet meegaat in deze voorstellen?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Volgens mij ben ik volstrekt duidelijk geweest in mijn inbreng. Wij
moeten demonstraties niet beoordelen op de zaak waartegen er
gedemonstreerd wordt, maar op de manier waarop en of er al dan niet
wanordelijkheden en wetsovertredingen plaatsvinden. Ik heb het stuk van
collega Michon-Derkzen ook gelezen. Ik heb niet het idee — ze moet het
zelf vooral ook gaan aanvullen — dat zij dit doet op basis van de inhoud
van de protesten, maar gezien de historische casuïstiek waarin het mis
is gelopen, als ik het even voor haar mag opnemen. Ik denk dus dat u
mijn partij, en ik hoop ook de VVD, aan uw zijde vindt bij het niet
beoordelen van demonstraties op de inhoud van de boodschap, maar op de
manier waarop.
De voorzitter:
Helder, helder. De volgende spreker is de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Het demonstratierecht is een grondrecht dat onder grote druk staat. Het
staat onder druk van politici die het in dreigen te perken. Het staat
ook onder druk van relschoppers die onder het mom van het
demonstratierecht ernstige strafbare feiten plegen. Dat is allebei
uiterst kwalijk, juist omdat het demonstratierecht zo belangrijk is. In
het verleden zijn er door demonstraties belangrijke veranderingen
afgedwongen. Ze schudden politici wakker en maken mensen mondig. Moeten
we dan alles maar slikken, bijvoorbeeld als het huis waarin je woont
gesloopt wordt of als je moet doorwerken tot je erbij neervalt? We
zullen moeten strijden voor sociale vooruitgang. We kunnen dus niet
toestaan dat de discussie over het demonstratierecht wordt versmald tot
een discussie over vernielingen en geweld. Dat zijn strafbare feiten die
je moet aanpakken. Dat heeft op zichzelf niets met het demonstratierecht
te maken. Dit grondrecht is geen legitimatie voor ernstige strafbare
feiten; laat ik daarover heel duidelijk zijn. Maar tegen de politici die
alleen hier steeds de nadruk op leggen, zeg ik: pas daarmee op. Een
overheid die gaat bepalen waartegen gedemonstreerd mag worden of hoe dat
mag gebeuren, is namelijk best wel eng. Demonstraties zijn noodzakelijk
in een democratische rechtsstaat. Het is geen gunst die toegestaan
wordt; het is een recht dat niet zomaar ingeperkt mag worden. En ja, ik
heb ook voor de ene demonstratie meer sympathie dan voor de andere, maar
dat doet dus niet ter zake. Ik sta pal voor het recht om te
demonstreren. Ik roep iedereen ook op om niet selectief te zijn. Of je
het inhoudelijke doel wel of niet steunt, hoort niet ter zake te doen in
die discussie. Mensen hebben namelijk het recht om te demonstreren. Je
mag het beoordelen als het fout gaat, bijvoorbeeld bij ernstige
strafbare feiten, maar dan wel zonder selectieve verontwaardiging.
En ja, ik baal er ook weleens van als er veel politie moet worden
ingezet. Respect dat zij er toch steeds weer staan. Ik snap ook hun
irritatie heel goed. Sommige mensen zullen er ook van balen als ze
moeten omrijden, omdat de snelweg geblokkeerd is. Maar ook dat is
eigenlijk allemaal niet relevant. Het is een grondrecht, dat slechts kan
worden ingeperkt op een wijze die de Grondwet voorschrijft.
Ik zei het al: de afspraak in het hoofdlijnenakkoord is eigenlijk heel
vreemd en ook onzorgvuldig geformuleerd. Er is geen scherper onderscheid
nodig tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties, want veel
demonstraties verstoren de orde op de een of andere manier, door over de
weg te lopen of door te scanderen. Het onderscheid zit volgens mij
tussen demonstraties die we beschermen en strafbare feiten zoals geweld
en vernielingen, die we niet beschermen en die aangepakt moeten worden.
Dus: vreedzaam en niet-vreedzaam. Dat is volgens mij een helder
onderscheid. Graag een reactie hierop van de ministers.
Overigens hebben, in reactie op het hoofdlijnenakkoord onder andere,
maar ook op deze discussie, burgemeesters laten weten helemaal geen
behoefte te hebben aan een nader onderscheid of aan actie vanuit het
kabinet: "Het is niet proportioneel om de grondrechten van onze burgers
in te perken vanwege wanordelijk gedrag van een kleine groep personen."
Dat is een citaat uit de brief van de burgemeesters, en zo is het maar
net. Burgemeesters hebben voldoende middelen. Dat is ook mijn beeld.
Soms wordt een demonstratie beperkt, met voorwaarden, of zelfs verboden.
Daar vind ik ook weleens iets van, maar dat is dan aan het lokaal
gezag.
Wil je echt wat doen aan de hoeveelheid demonstraties en de
politie-inzet die dat vraagt, dan zul je de dieperliggende vraag moeten
stellen waar al die protesten vandaan komen en een analyse moeten maken
van de samenleving: waarom zijn mensen boos, of keren ze zich regelrecht
af van de rechtsorde? Ik noem onvrede over de oorlog in Gaza en de
Nederlandse reactie daarop. Ik noem het landbouwbeleid of het
klimaatbeleid of de snoeiharde bezuinigingen van dit kabinet. Het speelt
allemaal een rol. Die demonstraties komen ergens vandaan. Mijn oproep
is: ga erheen, ga praten met demonstranten en vooral ook luisteren, om
het beter te begrijpen.
Kortom, het waarborgen van dit grondrecht is ingewikkeld en soms heel
irritant. Het kost soms behoorlijk wat centen, maar dit is vrees ik wel
de prijs die we moeten betalen voor de polarisering van onze
samenleving.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb een vraagje aan de heer Van Nispen over de rol van burgemeesters.
Daar hebben we het vaker over gehad in deze Kamer, onder andere over
Amsterdam heel nadrukkelijk. Ik las bijvoorbeeld het volgende. Bij Tata
Steel zijn ook activisten binnengedrongen afgelopen maandag. De
burgemeester van Velsen vond het niet nodig om arrestaties te laten
verrichten, maar bracht de demonstranten naar het station
Driebergen-Zeist, omdat het de-escalerend was om ze met rust te laten,
in de trant van "we moeten vooral niet het conflict opzoeken". Is dat
niet een probleem van ons bevoegd gezag, om steeds maar weer die softe
aanpak te kiezen, die gedogende aanpak? "Laat ze maar even gaan, ook
hier op de A12. Ik kan er niet doorheen met de auto, maar we moeten maar
rustig blijven, want de activisten gaan vanzelf weer weg." Moeten we
niet gewoon een keer een grens trekken en gewoon een norm stellen, zo
van: dit is het? Je wordt niet geacht een terrein binnen te dringen. Je
wordt niet geacht op de snel weg te gaan zitten en je wordt gewoon
preventief weggesleept. Ik snap niet wat daar zo ingewikkeld aan is. Wat
vindt de heer Van Nispen?
De heer Van Nispen (SP):
Volgens mij is het waarborgen van het grondrecht wel degelijk
ingewikkeld. Dat was nou net mijn hele betoog. Het is een ingewikkelder
vraagstuk dan de heer Eerdmans nu doet voorkomen. Dat zou een beetje de
lijn zijn die de VVD ook koos: ga maar op het Malieveld staan, dan
hebben we geen last van jullie en dan hoeven we ten minste niet om te
rijden met de auto. Dat is niet waar dit grondrecht over gaat. Ik ken de
specifieke casus niet waar de heer Eerdmans mij naar vroeg, maar volgens
mij moeten wij dit nou precies niet doen: op een casus ingaan en daar
dan verontwaardigd over zijn. Of je moet je daartegen uitspreken. Of ik
moet iets vinden van hoe de burgemeester daarin heeft geopereerd. Ten
eerste: ik ken de omstandigheden van dat geval niet precies. Ten tweede
is het aan het lokaal gezag, dus niet aan de heer Eerdmans, niet aan mij
en ook niet aan de meerderheid hier, om daar iets van te vinden. Het is
erg ingewikkeld om daar precies een oordeel over te vormen. Wellicht is
het heel verstandig wat de burgemeester heeft gedaan, maar dat weet ik
oprecht niet, en daar gaan wij niet over.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik sta hier lijnrecht tegenover, want ik denk dat het lokaal gezag
steken laat vallen. Ik heb dat eerder gezegd over de burgemeester van
Amsterdam. Blijkbaar mag je daar niet aankomen. Dat werd ook met veel
omhaal van woorden gezegd: het is het eigenstandige gezag. Ik heb
problemen als activisten onder de noemer van demonstraties de boel
vernielen of bezetten.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ook; dat zeg ik ook.
De heer Eerdmans (JA21):
Dan zijn we het toch met elkaar eens dat het bevoegd gezag harder moet
optreden, duidelijker moet zijn en preventiever moet zijn? En niet na
afloop. Die burgemeester van Velsen had gewoon moeten zeggen op het
moment dat ze bij dat hek van Tata Steel stonden: weg hier, anders ga ik
jullie meenemen. Ook zitten ze maar een nachtje vast, maar nu worden ze
gewoon naar het station gebracht. Wat is dat voor signaal?
De heer Van Nispen (SP):
Tegen de heer Eerdmans zeg ik: ga lekker zelf solliciteren om ergens
burgemeester te worden. Dan mag je het namelijk zelf doen. Je gaat er
niet over. Je bent hier Tweede Kamerlid. We gaan hier over het
demonstratierecht. We gaan over de regels die we in algemene zin hebben,
maar we gaan niet over de precieze toepassing door burgemeesters
daarvan. De heer Eerdmans mag dat vinden, maar dan zeg ik: ga dan
solliciteren en word lekker zelf ergens burgemeester. Dan kun je zien
hoe moeilijk dat is in de praktijk. Dat denk ik namelijk. Ik weet het
niet, want ik ben ook nooit burgemeester geweest. De heer Eerdmans doet
net of ik vernieling en geweld vergoelijk, terwijl mijn hele betoog nou
juist is — ik heb het een keer of zes gezegd — dat vernieling en geweld
niets met demonstraties te maken hebben. Dat zijn strafbare feiten
waartegen opgetreden moet worden. Zo geldt overigens ook dat ergens
binnendringen, of dat nou een stal is of Tata Steel of weet ik veel
waar, huisvredebreuk kan zijn. Ook dat is niet aan ons. Dat oordeel is
aan de rechter. Het is erg verleidelijk om hier met stoere praat afstand
te nemen van allerlei vernielingen en van geweld. Ja, dat is makkelijk.
Dat doen we allemaal. Maar het gaat om het waarborgen van het
grondrecht. Het lokaal gezag heeft daar een heel moeilijke taak in. Ik
vind het netjes om dat te respecteren. Nogmaals, de heer Eerdmans mag
het vinden, maar het zou ook goed zijn als hij dan zelf ergens
burgemeester wordt.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik hoor drie keer de oproep om burgemeester te worden.
De heer Van Nispen (SP):
Succes. Als het maar niet van mijn stad is.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik dacht na het correctief referendum dat de SP en JA21 het erover eens
waren dat we een keer een gekozen burgemeester zouden moeten krijgen.
Dan is het aan het volk van Nederland.
De heer Van Nispen (SP):
Heeft u dan veel kans?
De heer Eerdmans (JA21):
Zonder gekheid, het gaat er mij om dat dat bevoegd gezag te veel op de
handrem staat. Er zou moeten worden gestimuleerd om vaker op te treden
dan nu. Het gevoelen is nu dat men de boel niet verder uit de hand wil
laten lopen. De heer Van Nispen heeft er natuurlijk helemaal gelijk in
dat ik niet op de stoel van welke burgemeester dan ook kan gaan zitten,
maar je mag wel de vraag stellen of men nog wel in staat is om het grote
probleem van ondermijnende activisten, dat wel steeds erger lijkt te
worden, te stoppen. Ik hoop dat de heer Van Nispen het daarmee eens
is.
De heer Van Nispen (SP):
Misschien liggen we ook weer niet zo heel ver uit elkaar, want nogmaals:
tegen ernstige ordeverstorende acties of grote vernielingen of geweld
moet gewoon opgetreden worden. Daar zijn we het over eens. Maar om maar
gemakzuchtig te zeggen dat die burgemeesters allemaal slappe hap zijn,
dat ze niet optreden en kiezen voor theedrinken — dat laatste zei de
heer Eerdmans trouwens niet, maar ik bedoel het bij wijze van spreken —
vind ik te makkelijk. Die burgemeesters hebben een heel ingewikkelde
positie. De politie heeft met enorme schaarste te maken. Dat weet de
heer Eerdmans ook. Ik ben ook voor meer politiecapaciteit op allerlei
fronten. Maar om dan hier te zeggen dat iedereen maar harder moet
optreden terwijl die politiecapaciteit er niet is, vind ik iets te
makkelijk. Daarom reageer ik misschien een beetje geprikkeld. Nogmaals —
ik zeg het voor de zevende keer — tegen vernielingen en geweld moet
gewoon opgetreden worden. Daar mag het demonstratierecht nooit voor
misbruikt worden. Laten we dan ook samen pal staan voor het
demonstratierecht. Ik hoop van de heer Eerdmans te horen hoe belangrijk
hij dat vindt en dat hij er ook pal voor staat.
De voorzitter:
Het toeval wil dat hij de volgende spreker is. Dat was een mooi
bruggetje, meneer Van Nispen. Ik geef graag het woord aan burgemeester
Eerdmans, de burgemeester to be.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik ben wel locoburgemeester geweest, maar dat telt natuurlijk niet voor
het echie.
Voorzitter. Godzijdank — ik begin maar meteen met het punt van de heer
Van Nispen — is Nederland een land waar je vrij en op elk moment dat je
dat wilt kunt demonstreren. Demonstreren is vrij eenvoudig. Je wilt
ergens voor of tegen demonstreren, je meldt je 48 uur van tevoren aan,
vult een kennisgevingsformulier in met naam, onderwerp, tijdstip en
locatie en voilà, voilà, je kunt de straat op. Een burgemeester kan in
overleg met de organisatie uiteraard plek en tijd aanpassen, gelet op de
openbare orde. In 2022 waren er 6.500 demonstraties. 97% van die
demonstraties verliep vlekkeloos en zonder incidenten, maar de realiteit
van vandaag is ook dat demonstraties steeds meer weg hebben van
anarchistische en gezagsondermijnende acties. Alleen al de politie-inzet
bij demonstraties steeg vanaf 2017 met zo'n 87%. De schade, materieel of
economisch, is gigantisch. Alleen al de schade door de Palestinarellen,
mei vorig jaar op de UvA-campus in Amsterdam, is geraamd op 4 miljoen
euro. Het grote probleem van demonstreren is dat de goeden lijden onder
de kwaden. Voor JA21 is de grens duidelijk: als onder de noemer
"demonstreren" schade wordt toegebracht, men zich vastplakt, wegen
worden geblokkeerd, schilderijen worden beklad, agenten worden belaagd,
dan moeten we daar de grens durven trekken. Het overgrote deel, ook van
de ordeverstorende acties, wordt consequent aangekondigd. We worden dus
niet verrast. We laten ons verrassen.
Voorzitter. 40 keer al werd de A12 bezet, en per blokkade werden er 450
agenten ingezet, zo bleek uit antwoorden op mijn Kamervragen. 1.000
demonstranten werden aangehouden, in de bus gezet en weer losgelaten.
Het is een toneelstukje. Iedereen weet wat er gaat gebeuren, de slijptol
van de politie staat klaar, activisten worden van het asfalt met een
trolley naar de bus gerold, ze zwaaien nog even naar de pers en dan gaan
ze naar het ADO-stadion, waar hun eigen touringcar alweer klaarstaat.
Extinction overtreedt per demonstratie hier de volgende regels:
artikelen 5 en 8 van de Wegenverkeerswet, artikel 9 van de Wet openbare
manifestaties, artikel 426 bis van het Wetboek van Strafrecht, namelijk
het belemmeren van hulpdiensten, artikel 141 Strafrecht, openlijke
geweldpleging, artikel 184 Strafrecht, het weigeren om bevelen van de
politie na te leven en artikel 2 Politiewet, verstoring van de openbare
orde. Als ik 5 kilometer te hard rijd, dan krijg ik een boete. Waarom
mogen klimaatactivisten zich elke week misdragen? Waarom staan we dit
toe? Op 25 januari gaat het feestje bij de ING weer verder. Dan gaan ze
daarnaartoe. Stop de ondermijning van ons gezag en de wetgeving. We
staan in ons hemd.
Voorzitter. Ik wil eigenlijk wel een overzicht van de ministers van
hoeveel van de weggesleepte demonstranten, bij de snelwegblokkade op 24
februari vorig jaar bijvoorbeeld, daadwerkelijk wordt vervolgd. Hoeveel
euro is er nu verhaald op de daders van bijvoorbeeld de blokkade bij het
Rijksmuseum of de brugblokkades bij Arnhem en Nijmegen? Een van de
manieren om straffeloosheid te bestrijden is het inrichten van een
wasstraat bij grote demonstraties. Word je opgepakt bij een demo, dan ga
je direct de wasstraat door. Daar zit het OM op je te wachten, klaar om
je te beboeten. De kwaden worden bestraft en de goeden blijven buiten
schot. Wij zijn benieuwd wat de ministers hiervan vinden: de
wasstraat.
Voorzitter, tot slot. Een van de grote problemen bij demonstraties is
het gebruik van gezichtsbedekkende kleding. We zien hoe radicale
actievoerders met maar één doel naar een demo komen, namelijk
ontregelen: de politie bekogelen en rellen veroorzaken. Minister Van
Weel kijkt naar een landelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, op
advies van de moties-Eerdmans en Stoffer. Er komt nu een verkenning.
Mensen, kom op, er is genoeg verkend en gezien. Wij willen een verbod op
gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties, zo snel mogelijk, conform
de wens van de Kamer.
Voorzitter, dank je wel.
De voorzitter:
De heer Sneller, D66.
De heer Sneller (D66):
Voorzitter. Twee maanden terug demonstreerden 20.000 mensen op het
Malieveld tegen de onderwijsbezuinigingen. Studenten, docenten,
scholieren en leraren kwamen op voor hun zaak. De demonstratie verliep
zonder gedoe en is niet onopgemerkt gebleven. Zo zijn er jaarlijks
duizenden demonstraties in Nederland, groot en klein, die ordentelijk
verlopen dankzij de weloverwogen inzet van burgemeesters en politie en
dankzij de verantwoordelijke inzet van demonstranten. Dit is ook waar de
overgrote meerderheid naar streeft: een open en vrije samenleving waarin
we andermans geluid de ruimte gunnen, ook als het schuurt. Dat is wat
ons onderscheidt van landen waar kritische geluiden de mond wordt
gesnoerd. Dat is geen zwakte, maar juist een kracht van onze
democratische rechtsstaat. Het geeft mensen een manier om zich te uiten,
houdt de macht scherp en vormt vaak de bron van vooruitgang.
Voorzitter. We hebben de afgelopen jaren natuurlijk ook gezien dat
demonstraties minder voorbeeldig verliepen. Sommigen gingen doelbewust
de grenzen van de wet over, voor de ophef, voor de kik of voor de
aandacht. Laat ik daar heel duidelijk over zijn: vernieling of geweld om
je zin te krijgen is onacceptabel, en aanwijzingen van de politie dienen
opgevolgd te worden. Politie en burgemeesters verdienen onze steun in
hun werk, ook in die gevallen waarin het minder goed lijkt — onderstreep
het woord "lijkt" — te gaan. Hun werk is al lastig genoeg.
Voorzitter. Wat burgemeesters en politie niet verdienen, is dat politici
hier in de Tweede Kamer de boel bewust ophitsen. Aan de ene kant zie ik
partijen die beweren dat de politie het vertrouwen in de overheid
ondermijnt. Uit dezelfde hoek komen voorstellen om harder in te grijpen
of sneller en feller te escaleren. Dat klinkt misschien stoer, maar het
zal uiteindelijk het vertrouwen in de politie verminderen en het aantal
slachtoffers onder politieagenten en burgers vergroten. Aan de andere
kant zie ik een aarzeling om bijvoorbeeld langdurige A12-blokkades te
veroordelen. Wat hier nodig is, is dat we ons ook rekenschap geven van
de bredere gevolgen van wat politici zeggen en voorstellen. Het is aan
ons om de vrijheid van meningsuiting en betoging, ook als we het zelf
niet eens zijn met de inhoud, voor iedereen te beschermen. 's Ochtends
behoor je tot de meerderheid en 's middags zomaar tot de
minderheid.
Voorzitter. In de afgelopen periode heb ik ook goed geluisterd naar de
politie en naar burgemeesters. Zij vragen ons vooral om rust en
capaciteit om hun werk te doen. Daarom graag aandacht voor drie dingen.
Ten eerste is dat de politiecapaciteit. Op piekmomenten komt de politie
simpelweg mensen tekort. Politieagenten draaien bizarre diensten en
moeten zaken uit hun handen laten vallen vanwege acute inzet. Dit vraagt
om meer capaciteit en ook om een bredere afweging over de inzet van die
capaciteit.
Voorzitter. Dan de inzet van zogenaamde vredeseenheden. Door een van de
politieagenten die ik sprak, zijn die treffend "de wijkagenten van de
demonstratie" genoemd. Zij werken de-escalerend en kunnen grotere
politie-inzet voorkomen. Hoe bevordert de minister de inzet
hiervan?
Dan het vervolgen van de notoire raddraaiers. We zien dat demonstraties
gekaapt worden door mensen die uit zijn op intimidatie en escalatie. Ik
snap de zoektocht naar kansrijke manieren om die groep gerichter te
kunnen aanpakken, maar dan wel zonder een schaduw te werpen over de
grote meerderheid van demonstraties. Ik ben erg benieuwd naar de
uitkomsten van de gesprekken met de politie en het OM daarover, en naar
het WODC-onderzoek.
Voorzitter. Het demonstratierecht is een grondrecht. Daar moeten we
zorgvuldig mee omspringen. Dat is dus niet met voorstellen voor
kortetermijngewin, maar met voorstellen die de politie en de
burgemeesters echt helpen om het demonstratierecht te kunnen handhaven
en waarborgen.
De voorzitter:
Was dat uw bijdrage?
De heer Sneller (D66):
Ik heb misschien nog één uitsmijter, maar dat hangt ervan af.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit was een mooi betoog over het demonstratierecht van de heer Sneller,
met allerlei punten waarmee niemand het oneens is. Maar ik hoor hem ook
zeggen dat we juist voor de kleine groep die het willens en wetens
verstoort, maatregelen moeten nemen. Dan verwijst hij naar het kabinet.
Ik zou de heer Sneller willen vragen: heeft meneer Sneller, of zijn
fractie, zelf voorstellen of ideeën voor maatregelen die je zou kunnen
nemen voor de kleine groep die moedwillig de openbare orde verstoort? Of
zeg het in de woorden die u ook maar gebruikt.
De heer Sneller (D66):
Ik denk ten eerste dat dat wederom ziet op voldoende capaciteit om
degenen die echt de misdrijven, de vernielingen en het geweld plegen,
aan te pakken en om daar bovenop te zitten. Ik denk dat het heel lastig
zal blijken om generieke maatregelen in het kader van de Wet openbare
manifestaties te verzinnen die niet hun schaduw uitwerpen over alle
andere demonstraties. Dat is waarvoor ik ook gewaarschuwd heb.
De voorzitter:
De volgende spreker is de heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde
Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Vrijheid is de zuurstof van een gezonde
samenleving. In 1989 werd in China de studentendemonstratie op het Plein
van de hemelse vrede bloedig neergeslagen. Zelfs herinneringen aan deze
misstanden worden door de Chinese overheid verdrongen. Dat is een
afschrikwekkend voorbeeld. Ons land leidt bepaald niet aan Chinese
toestanden. Het tegenovergestelde is inmiddels het geval. De
heiligverklaring van het demonstratierecht schiet door. Dat zet de
rechtsstaat onder druk. Het toelaten van snelwegdemonstraties is ronduit
gevaarlijk en leidt bijvoorbeeld tot problemen voor ambulances.
Bovendien kostten de 35 onrechtmatige bezettingen van de A12 de onnodige
inzet van 16.000 agenten.
De verstoring van de vreedzame herdenking van de gruwelijke aanslag op 7
oktober door pro-Palestinademonstranten staat bij velen op het netvlies
gegrift en heeft het vertrouwen in de rechtsstaat een forse knauw
gegeven. De SGP vindt dat de overheid veel steviger moet optreden om de
veiligheid, de gelijkheid en de vrijheid van alle burgers te beschermen.
De ongebondenheid van burgers die het recht in eigen hand nemen, of het
recht misbruiken, moet worden aangepakt.
Bij de gewone Nederlander wekt de toepassing van het demonstratierecht
vaak bevreemding en zelfs frustratie op. Er lijkt sprake van willekeur.
Het herhaaldelijk blokkeren van snelwegen wordt ondanks een verbod
uiteindelijk zelfs gefaciliteerd, terwijl het zingen van een lied bij de
publiekspiano op het station wordt belet en afgebroken. Tegelijkertijd
wordt toegelaten dat islamitische ordetroepen tijdens een
anti-Israëldemonstratie in het station nota bene burgers in bedwang
houden. Onbegrijpelijk en onacceptabel. Hoe ziet het kabinet dit?
Voorzitter. De SGP is voor aanpakken en aanpassen, met bestaande
wetgeving keihard aanpakken van diegenen die misbruik maken van ons
demonstratierecht. Als de wetgeving daartoe niet afdoende is, moeten we
die aanpassen, want zo kan het niet langer. De geldende wetgeving biedt
meer ruimte om misstanden te voorkomen en aan te pakken dan nu wordt
gesuggereerd of benut. Die ruimte moeten we vanaf nu direct gaan
benutten. Welke concrete afspraken gaat het kabinet bijvoorbeeld maken
om overtreders altijd te registreren en aan te pakken? Wat gaat het
kabinet doen om het negeren van een verbod van de burgemeester steviger
aan te pakken? Na een weloverwogen verbod niet faciliteren maar
sanctioneren.
Voorzitter. Ik sta hier uitdrukkelijk stil bij het probleem van de
snelwegdemonstraties. In de Litouwse snelwegzaak stelde de Europese
rechter dat demonstraties geen dwangmiddel richting de overheid mogen
zijn. Het demonstratierecht is er om je mening kenbaar te maken en niet
om je zin te krijgen. Juist daar gaat het mis in Nederland. Organisaties
zoals Extinction Rebellion kondigen aan dat ze niet weggaan voordat ze
hun zin hebben gekregen. Hoe gaat het kabinet dit misbruik steviger
aanpakken? De heldere strafrechtelijke norm wordt nu met voeten
getreden. Als capaciteitsproblemen bij het OM de oorzaak daarvan zijn,
dan horen wij dat ook graag.
De SGP vindt het mooi dat het kabinet een aanpassing van de wet verkent.
Toch duurt het allemaal wel heel erg lang. De SGP wil duidelijkheid en
snelheid. Wanneer wil de regering het wetsvoorstel gaan indienen? Ik
vraag met het oog op het wetsvoorstel specifiek aandacht voor
gezichtsbedekkende kleding en demonstraties bij herdenkingen. De SGP
ziet graag dat in de wet gezichtsbedekkende kleding verboden wordt,
tenzij er zwaarwegende argumenten zijn. Ook zien wij graag een recht
verankerd om te herdenken zonder dat een andere groep dat hoorbaar of
zichtbaar mag verstoren. Wil het kabinet deze richting verkennen?
Tot slot. De SGP constateert helaas dat de vrijheid van meningsuiting
van individuen onder druk staat doordat gemeenten hier ten onrechte het
demonstratierecht toepassen. Burgers die een eenmans- of
eenvrouwsprotest houden, worden zelfs opgepakt en urenlang vastgezet.
Kan het kabinet klip-en-klaar bevestigen dat dit juridisch gezien niet
mag? Wil de minister dit onder de aandacht van gemeenten brengen?
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen, VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Al die open deuren over het demonstratierecht,
ook in dit debat weer. We moeten het demonstratierecht beschermen en
daarvoor is het in de ogen van mijn fractie nodig om grenzen te stellen.
We moeten inzoomen op die kleine groep die onder het mom van
demonstreren willens en wetens de openbare orde verstoort; de groep die
een besluit van een burgemeester lachend naast zich neerlegt; de groep
die zich niets gelegen laat liggen aan een bevel van de politie; de
groep die spullen vernielt om zo nog meer aandacht te krijgen; de groep
die ervoor zorgt dat mensen thuis weer geen politie in de wijk zien,
omdat die agenten zijn wegroepen. De groep, kortom, die denkt goed bezig
te zijn voor hun idealen, maar in feite de rechtsorde volstrekt
ondermijnt.
Voorzitter. Het is maar een kleine groep. Veruit de meeste demonstraties
verlopen gewoon goed. Hier in Den Haag zijn er meer dan 2.000
demonstraties, en met 98% daarvan is er geen enkel probleem. Maar die
kleine groep verpest het voor de rest. Om geen draconische maatregelen
te hoeven nemen, moeten we ook inzoomen op waar die problemen nou echt
zitten. Want het demonstratierecht — het is hier vaak gezegd — komt
voort uit een grondrecht, maar geen enkel grondrecht, geen enkel recht
is absoluut.
Wat zien we als we kijken naar die kleine groep? Die kleine groep zit
inderdaad bij de boerenprotesten, bij de pro-Palestinademonstranten en
bij de klimaatactivisten. We zien dat een besluit van de burgemeester om
een demonstratie te beperken of te verbieden geen enkel gewicht heeft.
Ongeveer elke blokkade hier op de snelweg wordt vooraf door de
burgemeester beperkt. Er wordt aangegeven dat ze op het Malieveld kunnen
demonstreren. Dat besluit leggen zij lachend naast zich neer en ze staan
er gewoon. In plaats van naar de rechter te gaan om het besluit aan te
vechten, gaan ze gewoon door met wat ze sowieso al van plan waren.
Het tweede probleem — en ik hoop dat het kabinet een oordeel zal geven
over mijn probleemanalyse — is dat er een enorme politiemacht nodig is
om een demonstratie die al verboden is of beperkingen kent, alsnog in
goede banen te leiden. Dit is absurd. Ze hebben wel wat beters te doen.
Ik wil die politie in de wijken zien. Een bevel van de politie om
vervolgens te vertrekken, wordt stelselmatig en ook opzettelijk
genegeerd. Sterker nog, de politie wordt keer op keer belaagd.
Derde probleem, voorzitter: het demonstratierecht is een vrijbrief voor
het plegen van strafbare feiten. Want een snelweg blokkeren is
strafbaar. Dat is hier vandaag ook een paar keer gezegd. Maar als je dat
doet tijdens een demonstratie, dan mag dat, ook als je dat doet in een
demonstratie die vooraf door de burgemeester niet op die plek of onder
die omstandigheden is toegestaan. De rechtvaardiging hiervoor is dat die
groep demonstranten vreedzaam is. Je mag dus vreedzaam met een groep
mensen op de snelweg staan of vreedzaam met een stoet trekkers over de
snelweg rijden, ook al heeft de burgemeester dat vooraf verboden. Dat is
absurd.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Volgens mij zijn de deskundigen er nog niet over uit of je onder de vlag
van demonstratierecht, artikel 11 EVRM, zomaar strafbare feiten mag
plegen. Feit blijft dat je bij alle strafbare feiten, of het nou het
bezetten van een snelweg is, het weigeren van het opvolgen van bevelen
van de politie, het niet tonen van je identiteitsbewijs of al die andere
zaken die hierbij komen kijken en die strafbaar zijn, nu al gewoon kunt
optreden. Mijn vraag aan de collega van de VVD is of we daar ook nog wat
aan gaan doen. Vinden wij de VVD aan onze zijde op het moment dat er een
oproep vanuit de politiek komt om wetsovertredingen daadwerkelijk te
beboeten?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb een viertal voorstellen. Waarschijnlijk heeft meneer Van Dijk
daar ook kennis van genomen. Ik zal ze zo te berde brengen, maar ik ben
nu bezig met mijn probleemanalyse. Het is een probleem. Er wordt niet
opgetreden. Ik heb voorstellen voor hoe het anders kan.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik kijk er met plezier naar uit, maar ik wil er wel graag een voorschot
op nemen door aan te geven dat we natuurlijk met nieuwe voorstellen
moeten komen. Ik vind het te waarderen dat de collega met een voorstel
komt. We kunnen echter wel met nieuwe oplossingen komen voor een
bestaand probleem, maar als er niet wordt gehandhaafd, als er nu al niet
wordt opgetreden, wat is dan het risico dat als er straks een nieuw
voorstel ligt, er alsnog niet wordt opgetreden? De minister heeft die
handvatten al, het OM heeft die handvatten al, maar het OM zegt gewoon:
joh, het zijn allemaal kleine wetsovertredingen, dat vinden wij allemaal
de moeite niet waard. Daar gaat het dus fout. Mijn vraag aan de collega
is: hoe gaan we dat voorkomen? Want nieuwe regelgeving gaat niks
veranderen aan die mentaliteit.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit is een mooie brug naar het vierde punt van mijn probleemanalyse,
namelijk dat het Openbaar Ministerie het totaal laat afweten. Het
negeren van het besluit van de burgemeester kan gewoon, net als het
negeren van het bevel van de politie om te vertrekken. Dit leidt
allemaal niet tot een strafrechtelijke opvolging.
Voorzitter. Het vijfde punt is dat demonstreren zwaarder weegt dan
herdenken. Mijn fractie is het daar niet mee eens. Dat zit 'm in dat op
gezichts- en gehoorafstand dat we al een paar keer langs hebben zien
komen. De kern van gedenken en herdenken is juist stilte. Ik vind dat
het demonstratierecht daarvoor moet wijken.
Voorzitter. Het zesde punt is dat anonimiteit voorkomt dat je via het
strafrecht kunt worden vervolgd. Trekkers zonder nummerplaat, met sjaals
voor het gezicht de boel vernielen, vingertoppen afplakken om willens en
wetens je identiteit achter te houden: dat mag niet onder de bescherming
van het demonstratierecht vallen.
Het kabinet wacht op het WODC-onderzoek, maar mijn fractie wacht niet.
Ik heb een aantal voorstellen waarover ik met moties in de tweede
termijn een uitspraak van de Kamer zal vragen. Het gaat om een aparte
strafbaarstelling voor blokkades van infrastructuur. Verder moeten
degenen die een verbod van de burgemeester in de wind slaan en alsnog op
een verboden plek gaan staan, geregistreerd worden en ook moet de schade
op hen verhaald kunnen worden.
Tot slot, voorzitter. Wat mijn fractie betreft is er geen ruimte om
terroristisch gedachtegoed via een demonstratie te verspreiden. Ik wil
ook het recht van herdenken boven het recht van demonstreren
zetten.
Dank u wel.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Wat mij verbaast in dit hele debat, is dat er politieke partijen zijn,
waaronder de VVD, hoor ik, die zich niet bewegen binnen de kaders van
het internationaal recht en ook niet binnen de internationale
verdragskaders. We hebben hier een uitspraak van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens — ik herhaal het maar weer even — waarin staat
dat wegblokkades onder het demonstratierecht kunnen vallen, mits ze
vreedzaam zijn. Ik hoorde mevrouw Michon meerdere keren zeggen: de
burgemeester legt een verbod op en dan gaan ze daar toch zitten. Niemand
weerhoudt iemand ervan om naar de rechter te gaan. De rechter geeft daar
gewoon een heldere uitspraak over. Ook die wettelijke kaders hebben we
dus. Ik vraag me het volgende af. Mevrouw Michon-Derkzen begint nu met
een generiek verbod op demonstraties op wegen. Maar we weten al dat dat
gewoon indruist tegen hele belangrijke kaders die we met elkaar hebben
afgesproken. Erkent de VVD dat en waarom wordt er dan toch ingezet op
een generiek verbod?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Op een aantal punten geef ik reactie, allereerst over die Litouwse zaak.
Die wordt hier maar aangehaald en aangehaald alsof je door die zaak
altijd maar op de snelweg mag staan. Die zaak zegt dat een demonstratie
op een snelweg mogelijk kan zijn, maar dat is geen absoluut recht. Zoals
elk recht niet absoluut is, is ook een uitspraak in een zaak geen reden
om je er altijd op te beroepen dat dat mag. Het punt in mijn betoog is
dat een burgemeester, overigens na aankondigingen die online zijn
geplaatst … U heeft het nu zelf over de klimaatactivisten, dus laten we
daarop inzoomen. Er is geen enkel contactmoment tussen de organisatie en
de gemeente. De gemeente zelf wil dat natuurlijk graag, want dan kan je
met elkaar in overleg. Dat contact is er niet, maar op basis van die
onlineaankondigingen geeft een burgemeester beperkingen aan deze
demonstratie.
Dat besluit, "u mag niet op de snelweg staan, maar u bent van harte
welkom op het Malieveld", wordt tot op de dag van vandaag nooit of te
nimmer door die organisatie aangevochten bij de rechter. Zij leggen dat
besluit naast zich neer, gaan er alsnog staan en vervolgens gaan wij dat
in dit nette land faciliteren. We zorgen dat de auto's er niet mogen
rijden en we vragen ze weg te gaan. Gaan ze niet weg, dan laten we ze
nog een uurtje zitten. We sjouwen ze weg, brengen ze naar het
ADO-stadion en zien ze ook allemaal weer teruglopen. Dat is er aan de
hand. Ik vind dat dat moet stoppen.
Daarmee zeg ik dus dat dat niets afdoet aan het demonstratierecht, dat
iedereen hier in de zaal, neem ik zomaar aan, mijn fractie in ieder
geval — laat ik voor mijzelf spreken — enorm hoog heeft zitten. Daarmee
doe ik niets af aan het algemene demonstratierecht. Maar je kan niet
zeggen: ik leg het naast mij neer en ik ga mijn eigen goddelijke gang,
want ik ben vreedzaam, verniel niks en sla niemand in elkaar, dus ik heb
het recht aan mijn zijde. Dat kan niet zo zijn. Die norm wil ik stellen
en daar doe ik die voorstellen voor.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Zo simpel ligt het natuurlijk niet. Dat is een te simpele voorstellingen
van zaken. We hebben niet alleen maar het EVRM, maar ook gewoon nog onze
eigen Grondwet en de Wet openbare manifestaties. Daarin worden die
afwegingen integraal gemaakt door de driehoek. Door een generiek verbod
in te stellen voor wegen ga je helemaal in tegen de kaders die we hebben
vastgesteld, onder andere het uitgangspunt dat je elke demonstratie op
de merites beoordeelt. Dat is ook gewoon iets wat wij in de wet hebben
staan.
Ik wil nog iets vragen. Als de VVD dat generieke verbod zo voorstelt,
leidt dat toch juist tot veel meer politie-inzet? Dat klinkt allemaal
heel stoer, maar als je uiteindelijk overal op wegen demonstraties gaat
verbieden, heb je daar juist veel meer politieagenten voor nodig. Dan
krijg je repressie en veel meer onrust in de samenleving, omdat mensen
zich, terecht, in hun rechten beperkt voelen. De vraag is dus eigenlijk
wat mevrouw Derkzen met die politie-inzet wil. Dat zorgt toch juist voor
een averechts effect? Hoe ziet zij dat in de praktijk voor zich?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Wat ik wil met de politie-inzet, is dat de politie gewoon bij ons in de
wijk is in plaats van met 450 mensen de hele zaterdag hier op de A12 om
een al door de burgemeester verboden blokkade alsnog te faciliteren. Dat
wil ik met de politie-inzet. Als het gaat om het generieke verbod op
infrastructuur: ik zou ook willen dat het niet nodig is, maar we zien
hoe vaak hier in deze stad, maar ook in Amsterdam op de snelweg of bij
zeesluizen, infrastructuur wordt geblokkeerd, tegen een besluit van een
burgemeester in. Die afweging is dus gemaakt op basis van de Wet
openbare manifestaties. Die acties gaan alsnog door. Dan rest mij niets
anders dan daar voorstellen voor doen, omdat ik dat niet acceptabel
vindt. Blijkbaar denkt mevrouw Teunissen daar anders over. Dat mag ook.
Ik vind dat niet acceptabel en dus doe ik deze voorstellen.
De heer Flach (SGP):
Vanuit de SGP steun voor de oproep van de VVD om herdenken boven
demonstreren te zetten. Ieder mens, iedere bevolkingsgroep, ieder volk
herdenkt van tijd tot tijd. Als we het elkaar niet meer gunnen om dat op
een respectvolle en rustige manier te doen, eindigt zo ongeveer de
beschaving. Dus van harte steun voor die oproep. Ik ben wel benieuwd hoe
u de vormgeving daarvan uiteindelijk ziet. Hoe kun je dat inkaderen en
uiteindelijk in een wet zetten? Welke ideeën heeft mevrouw Michon
daarbij?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan de heer Flach voor zijn steun op dit punt. Alles wat we doen
aan wetgeving op demonstratierecht moeten we zorgvuldig en netjes doen.
Daarbij moeten we met elkaar niet over één nacht ijs gaan, omdat het ons
zo veel waard is om het recht te beschermen. Er is ik meen in 2020 een
uitspraak geweest van de Raad van State dat een aangekondigde
lawaaidemonstratie op 4 mei van dat jaar niet als demonstratie moest
worden aangemerkt. Daarmee heeft de Raad van State eigenlijk ook al in
die uitspraak gezegd dat herdenken in dat geval boven demonstreren gaat.
Ik zou het kabinet willen vragen om op basis van die uitspraak te kijken
hoe je daarop de wet kan aanpassen, zodat je stilte, die essentieel
eigenlijk de kern is van herdenken, juist respecteert.
De heer Van Nispen (SP):
Als het gaat om zo'n kleine groep — de meeste demonstraties gaan goed —
waarom dan toch die generieke voorstellen die ik nou hoor? Die raken
toch alle demonstraties, behalve de demonstraties waar mevrouw
Michon-Derkzen geen last van heeft, op het Malieveld, waar ze ook niet
naartoe gaat om te luisteren of om met hen te praten. Waarom dan toch
die generieke maatregelen, terwijl er nu een onderzoek loopt en terwijl
de burgemeesters zeggen: wij hebben voldoende middelen; het is niet
proportioneel om alle demonstraties aan te pakken met generieke
maatregelen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het voorstel dat ik doe zal ook geen effect hebben op de demonstraties
die dit niet doen. Met 98% van de demonstraties is niets aan de hand en
die staan echt niet alle 98% op het Malieveld. Hier in Den Haag — ik
woon in Den Haag, al een hele tijd — moet je al zo vaak even van je
fiets af omdat er een mars door de stad is of omdat er een demonstratie
plaatsvindt. Dat is natuurlijk geen enkel probleem. Dat is een
demonstratie waarbij de organisatie contact heeft met de burgemeester.
Die spreken met elkaar af hoe en wat ze gaan doen. Die regelen dat
netjes met elkaar. Dan kan natuurlijk alles. Dan kan alles. Als je in
deze stad woont, weet je dat ook. Daar houden we ook allemaal rekening
mee. Je hoeft het niet met de inhoud eens te zijn. Dat is allemaal waar.
Maar vandaar ook de probleemanalyse, om echt in te zoomen op waar dat
verschil zit tussen normale demonstraties en openbare-ordeverstoringen.
De blokkades van infrastructuur zijn gewoon een element dat je terugziet
bij de openbare-ordeverstoringen. Daarom het voorstel om die met de wet
strafbaar te stellen.
De heer Sneller (D66):
De VVD denkt dat haar generieke verboden gaan leiden tot minder
politie-inzet, terwijl de regioburgemeesters aan de Kamer schrijven dat
het tegenovergestelde het geval zal zijn. Ze spreken van "extra inzet"
en "minder mogelijkheden om de-escalerend op te treden" en zeggen dat
dit daarom onwenselijk is wat hen betreft. Waar baseert de VVD nou op
dat het tot minder inzet van politie gaat leiden bij dit soort
demonstraties?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik hoop dat de heer Sneller het met mij eens is dat we als het gaat om
450 man op een zaterdag bij een demonstratie op de A12, waarvan de
burgemeester vooraf heeft gezegd "wilt u er niet gaan staan", dat met
elkaar anders willen. Dat willen we anders. Als u dat niet vindt, dan
hebben we een heel andere discussie. Maar die 450 politiemannen en
-vrouwen hadden op dat moment ander werk kunnen doen. Ik wil met dit
generieke voorstel ervoor zorgen dat juist de blokkades die vooraf door
een burgemeester zijn verboden — in demonstratietermen zijn die beperkt
omdat er een andere locatie is aangewezen — niet meer plaatsvinden.
De heer Sneller (D66):
Dat was geen antwoord op de vraag die ik stelde. Iedereen die even
nadenkt over hoe dit in de praktijk gaat uitpakken zal het met de
regioburgemeesters eens zijn: die mensen zitten nog steeds op de A12 en
moeten er nog steeds van af. In het voorstel van mevrouw Michon-Derkzen
komen er nog veel meer van dat soort verboden, die door de politie
gehandhaafd moeten worden, zoals de regioburgemeesters terecht
schrijven. Die leiden dus tot méér inzet van de politie, die daardoor
méér uit de wijk wordt getrokken en die méér naar de handhaving van dit
soort generieke verboden wordt getrokken. Daar gaat mevrouw
Michon-Derkzen niet op in, terwijl zij zich volgens mij ook realiseert
dat dit wel het gevolg zal zijn van haar voorstellen. Ik wil haar toch
graag vragen om op dat punt te reageren.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ken deze oproep van de regioburgemeesters. Daar heb ik ook kennis van
genomen. Ik spreek ook veel burgemeesters die met demonstraties zitten,
al dan niet met betrekking tot infrastructuurblokkades. Op basis van
alle geluiden die ik hoor, doe ik mijn voorstel en ben ik van mening dat
dat niet tot meer inzet van politiecapaciteit leidt. Er is ook niets dat
ervoor pleit dat dat wel zo zou zijn. Ik ben het daar dus niet mee eens.
Ik baseer me daarmee ook op gesprekken die ik heb met individuele
burgemeesters die daar gewoon mee te maken hebben. Dat is mijn
antwoord.
De heer Sneller (D66):
Ik ben erg benieuwd welke burgemeesters dat dan zijn, maar die blijven
vooralsnog anoniem. De regioburgemeesters zijn toch degenen die er het
meest mee te maken hebben. Daar zullen we het over eens zijn. Zij zeggen
dat het tot meer inzet leidt. Dat lijkt mij ook nog steeds logisch; ik
hoor geen argument waarom dat niet zo zou zijn. Zij schrijven ook dat
het uitoefenen van politieke druk juist olie op het vuur is en dat
datzelfde geldt voor ongeïnformeerde kwalificaties en het doen van
normerende uitspraken. Dan kijken ze ook naar ons in onze
verantwoordelijkheid als politici.
Mevrouw Michon-Derkzen zei dat ze allemaal open deuren had gehoord,
dingen waar je het alleen maar mee eens kon zijn. Daaronder viel ook de
diskwalificatie die ik had voor de uitingen van de fractievoorzitter van
mevrouw Michon-Derkzen, die gewoon zegt dat de politie het vertrouwen in
de overheid ondermijnt door niet op te treden, terwijl er in zo'n
situatie al was opgetreden door de politie. Ik zou graag nog een
reflectie willen van mevrouw Michon-Derkzen over het iets terughoudender
zijn en over het via sociale media oordelen over het optreden van
politie en burgemeesters bij concrete demonstraties.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zie het als mijn taak hier om wat er aan de hand is in de samenleving
hier in een debat te berde te brengen. Ik ben ook heel blij dat mevrouw
Teunissen heeft volhard in de aanvraag voor dit debat. Wat mij betreft
had het al een jaar geleden moeten plaatsvinden, omdat ik zie dat wat er
buiten gebeurt met die demonstraties, ook maatschappelijk bijna
ontwrichtend werkt. Er is enorm veel onvrede over en daarom moeten we
het er hier ook met elkaar over hebben. Dat vind ik heel terecht. Ik
hoorde u in uw betoog ook spreken over het ongemak tussen demonstraties
en openbare-ordeverstoringen. Ik ben het er heel erg mee eens dat het
kabinet dat onderscheid nu ook verder gaat brengen. Dat is een afspraak
uit het hoofdlijnenakkoord. Ik vind namelijk dat je dat onderscheid moet
kunnen maken om die kleine groep — ik heb het heel specifiek genoemd,
inclusief de probleemanalyse die ik zie — aan te pakken, zodat we dat
demonstratierecht juist beschermen en de goeden met rust laten. Wat mijn
kwalificaties daarover zijn … We hebben hier vandaag een inhoudelijk
debat over. Ik heb het idee dat de Kamer het hierbij over een groot deel
eens is en waarschijnlijk op een paar punten niet. Dat mag ook. Zo gaat
het.
De heer Sneller (D66):
Dit was niet mijn vraag. Mijn vraag ging over op de dag zelf, terwijl de
politie aan het optreden is, de politie diskwalificeren op sociale
media. Dat is niet het generieke debat dat we hier aan het voeren zijn,
waarbij het natuurlijk het goed recht is van mevrouw Michon-Derkzen om
voorstellen te doen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nu moet ik een uiting van mij of mijn fractievoorzitter recenseren die
ik niet scherp heb. Dat ga ik niet doen.
De heer Boswijk (CDA):
Collega Michon-Derkzen en ik delen de frustratie en delen dat er iets
moet gebeuren. Het is te prijzen dat ze met een aantal voorstellen komt.
Ik heb er nog geen inhoudelijk oordeel over; ik ga ernaar kijken. Maar
stel dat wij een van die voorstellen uitvoeren, bijvoorbeeld door te
zeggen dat je niet meer mag demonstreren op infrastructuur. We zien nu
al dat burgemeesters tegen demonstranten zeggen: het is prima dat jullie
gaan demonstreren, maar doe het niet op de A12. En dan gebeurt het toch.
Dus in hoeverre gaat dit nou uiteindelijk helpen? Als je met een nieuwe
wet komt, hoe groot is dan de kans dat dat er daadwerkelijk voor zorgt
dat demonstranten denken: o wacht, nu ga ik het niet doen? Uiteindelijk
zal je dan moeten gaan handhaven. Dan kom je op het punt dat collega
Sneller aanhaalt. Het loopt nu spaak op het handhaven omdat er gewoon te
weinig politiecapaciteit is. Dus we komen dan misschien wel met meer
regels, maar even los van wat ik er inhoudelijk van vind, heb je dan
uiteindelijk mensen nodig om die regels te handhaven. Ik hoor helaas
deze coalitie niks zeggen over de capaciteit bij de politie, terwijl
dat, denk ik, een van de grootste problemen is.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Twee dingen daarover. In mijn ogen zit het niet in de politiecapaciteit,
want er staat heel veel politiecapaciteit, bijvoorbeeld 450 mensen bij
zo'n A12-blokkade. Het zit 'm erin dat er geen opvolging wordt gegeven.
Er wordt geen opvolging gegeven door het Openbaar Ministerie. Het is
straffeloos om daar te staan. We hebben een heel aantal sets Kamervragen
gesteld. We vragen ook de hele tijd naar de ervaringen van andere
landen: kunnen we wat leren van wat er in andere landen gebeurt?
Daardoor is de Public Order Act een aantal malen teruggekomen. Ik zag
dat die ook nog genoemd werd in de meest recente antwoorden van het
kabinet op Kamervragen. De Public Order Act, die nu in het Verenigd
Koninkrijk van kracht is, kent een aparte strafbaarstelling voor de
blokkade van infrastructuur. Daar lijkt het te werken. Vandaar dat ik
met deze motie het kabinet wil blijven aansporen om dat op te zoeken:
werkt dat, hoe werkt dat dan en kan het hier ook werken? Want ik wil
gewoon van dit fenomeen af. Ik wil daar een streep trekken. Dit moet
gewoon stoppen. En wat werkt, dat werkt. Dan doel ik niet zozeer op de
politiekant, maar vooral op de opvolging door het Openbaar Ministerie en
natuurlijk uiteindelijk de rechter.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik heb gisteren en vandaag weer voorstellen van Michon-Derkzen
bestudeerd en gehoord om het demonstratierecht verder in te perken, maar
ik begrijp toch niet zo goed wat mevrouw Michon-Derkzen daar nou mee wil
bereiken. Het overgrote gedeelte van haar plannen is namelijk al
mogelijk. Overigens vragen die ook nog om meer politie-inzet, maar daar
hebben mijn collega's het ook al over gehad. Ik lees bijvoorbeeld dat u
de schade wil verhalen op de demonstranten die de schade hebben
veroorzaakt, maar dat kan al en dat gebeurt al. Ik heb hier voorbeelden
van celstraf of werkstraf voor twee UvA-demonstranten. Ik heb hier ook:
meerdere aanhangers XR vervolgd na meerdere acties, zoals bekladden A12.
Ik heb hier: taakstraffen tot 100 uur voor vernielingen bij
boerenprotesten Groningen. We hebben hier dus helemaal geen extra wet
voor nodig. Kan de VVD dan ook ophouden met die symboolpolitiek? Die
levert de politie vooral méér werk op in plaats van minder werk.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mevrouw Lahlah heeft het over het beperken van het demonstratierecht. Ik
heb het over het begrenzen van het demonstratierecht. Ik vind juist dat
we het demonstratierecht in volle glorie moeten omarmen en koesteren.
Daarom moeten we die uitwassen tegengaan. Mevrouw Lahlah ziet niet dat
die uitwassen er zijn. Zij vindt dat het allemaal goed gaat en dat wat
er misgaat, al wordt aangepakt. Ik vind dat niet, en daar verschillen
wij fundamenteel van mening over. Ik vind dat er wel degelijk dingen
misgaan die wij veel steviger moeten aanpakken. En daar doe ik een
aantal voorstellen voor.
De voorzitter:
Helder. Ik doe het verzoek aan mevrouw Lahlah om goed in de microfoon te
praten. Het was raar.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
O, ja. Dank u wel. Dan ga ik achter de microfoon staan. Als reactie op
mevrouw Michon-Derkzen zou ik bijna willen zeggen: potato potato. We
vinden het recht op demonstreren allemaal een belangrijk grondrecht.
"Dus" zou ik zeggen in plaats van "maar". Een ander voorbeeld, om daar
maar mee te komen, voorzitter, ook in het kader van symboolpolitiek, is
het strafbaar stellen van het blokkeren of verstoren van de vitale
infrastructuur. Mevrouw Michon-Derkzen verwees al naar de maatregelen in
het Verenigd Koninkrijk, maar daar heeft men verhoudingsgewijs veel meer
politiecapaciteit dan wij hier in Nederland, en die extra
politiecapaciteit hebben we wel nodig als de plannen van de VVD
doorgaan. Die hebben we nu niet. Is de VVD dan ook van plan om de
politie-inzet te beperken bij voetbalwedstrijden en evenementen en in te
stemmen met een vuurwerkverbod — want ook wat dat betreft wordt om
politiecapaciteit gevraagd — of om op het vlak van verward gedrag te
investeren in de ggz?
De voorzitter:
Een kort antwoord.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nee. Ik vind dat hele punt over de politiecapaciteit echt niet al te
sterk. Ik zou totaal niet de stelling betrekken dat je met deze verboden
meer politiecapaciteit nodig hebt. Sterker nog, ik zou willen dat we het
vuurwerkverbod niet nodig hebben, omdat we meer politiecapaciteit
inzetten voor het pakken van de raddraaiers. Dat lukt ons niet. Ik ben
het niet eens met mevrouw Lahlah. Dat gaat ook niet gebeuren in dit
debat, vrees ik, voorzitter.
De voorzitter:
Nee! Jammer, jammer.
We gaan luisteren naar mevrouw Lahlah, want zij is de volgende
spreker.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Nou lijk ik wel heel klein, voorzitter.
De voorzitter:
Het spreekgestoelte mag hoger.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Nee, hoor, het is helemaal prima.
Dank je wel, voorzitter. Nederland is een demonstratieland, en daar ben
ik trots op. Zonder demonstraties hadden wij geen vrouwenkiesrecht
gehad, geen achturige werkdag, geen pensioen, geen huwelijk voor mensen
van hetzelfde geslacht. Het is al door meer collega's gezegd. Meer
recent hebben studenten dankzij demonstraties de langstudeerboete van
tafel gekregen. Demonstreren maakt verandering mogelijk. Het is niet
altijd comfortabel, maar wel onmisbaar voor een gezonde democratie. Stel
dat de Groningers zich hadden vastgeketend aan de Groningse gasputten.
Als het aan de VVD ligt, waren ze meteen vervolgd, want: vitale
infrastructuur. Stel dat de toeslagenouders de ingang van de
Belastingdienst hadden geblokkeerd, al dan niet noodgedwongen met
gezichtsbedekking om hun anonimiteit veilig te stellen en zichzelf niet
nog meer tot doelwit te maken. Deze coalitie zou direct iedereen noteren
met naam en toenaam en alle gemiste werkuren van ambtenaren op de
demonstranten verhalen. En ja, de mensen die ik nu noem, zijn te
bescheiden om dit zo aan te pakken, maar het illustreert wat de
maatregelen die de VVD zo stoer voorstelt en waar NSC zo achteloos
sympathie voor heeft, echt betekenen. Het gaat om de afschrikkende
werking die het kan hebben op mensen die opkomen tegen onrecht. Is dat
waar we heen moeten?
Het recht op demonstreren heeft bescherming nodig, ook of misschien wel
juist wanneer het schuurt, irriteert en boos maakt. Maar in deze Kamer
gaat het steeds vaker over wát demonstranten zeggen in plaats van over
hun recht om het te zeggen. De leider van de grootste partij in dit land
noemt demonstranten "tuig" en vindt dat zij het land uitgezet moeten
worden, en het liefst samen met de burgemeester van Amsterdam, die ook
van de fractievoorzitter van de VVD geen rugdekking krijgt. Daarbovenop
vraagt coalitiegenoot BBB of het OM niet proactief kan aansturen op
bepaalde jurisprudentie om demonstranten harder aan te pakken, zodat we
niet alleen op de stoel van de driehoek gaan zitten, maar ook op die van
de rechter. Zoals ik net al zei, heb ik zitten luisteren naar de
voorstellen van mevrouw Michon-Derkzen. Wat zij voorstelt, voegt niks
toe. Het overgrote deel van de maatregelen is al mogelijk. Daarnaast
vergen ze niet minder, maar juist meer politie-inzet. Ik kan helaas niet
anders zeggen dan dat het pure symboolpolitiek is. Hiermee
problematiseer je demonstraties en zet je demonstranten in een
verdachtenhoekje. Daarmee draagt de VVD feilloos bij aan de
ondemocratische agenda van hun ondemocratische coalitiegenoot, de PVV.
Wat GroenLinks betreft moeten we niet kijken hoe we het
demonstratierecht kunnen inperken, zoals deze Kamer zo graag wil, maar
juist hoe we het demonstratierecht kunnen versterken. Denk bijvoorbeeld
aan het verspreiden van een handleiding over hoe het demonstratierecht
werkt onder gemeentes, zoals een paar jaar geleden is gedaan, of door
dit expliciet mee te nemen in de opdracht aan het WODC …
De voorzitter:
U was halverwege een betoog, dacht ik.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dan maak ik de zin af. Ik vraag de Kamer zich bewust te zijn van haar
eigen rol in dit debat. Hoe zorgen we ervoor dat het demonstratierecht
hierdoor niet wordt uitgehold? Ik roep iedereen hier op om boven de
inhoudelijke voorkeuren uit te stijgen en het recht op demonstreren te
beschermen, ook als het ons niet uitkomt.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mevrouw Lahlah spreekt mij de hele tijd zo direct aan dat ik de bal in
dit debat weer even bij haar wil leggen. Ik zou haar willen vragen of
zij vindt dat er nu een probleem is als het gaat om de demonstraties die
we zien, zoals de boerenprotesten, de pro-Palestinaprotesten en de
klimaatactivisten. Hebben we in ons land nou wel of niet een probleem op
dat gebied? Als we daar al anders over denken, kunnen we eigenlijk wel
ophouden. Vindt mevrouw Lahlah dat dat prima gaat of kan daar het een en
ander aan gebeuren?
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Zoals we vandaag al vaker geconcludeerd hebben, gaat veruit de
meerderheid van de demonstraties goed en zijn er slechts enkele
incidenten, waarop gewoon geacteerd en gehandeld wordt. Ik vind niet dat
die incidenten de norm moeten bepalen.
De voorzitter:
U continueert.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik was klaar.
De voorzitter:
O, u heeft nog een minuut over, nog 45 seconden. Maar prima, des te
beter. Dan is het woord aan de heer Boswijk, CDA.
Ik neem aan dat u het nieuwe schema allemaal heeft gezien. Het
tweeminutendebat over het Midden-Oosten vindt straks om 14.00 uur
plaats, dus dat is iets naar voren gehaald. De heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het recht op demonstreren is een kroonjuweel van
onze democratische rechtsstaat. Het geeft mensen de ruimte om hun stem
te laten horen, debat te voeren en onrecht aan te kaarten. Het grootste
deel van de demonstraties verloopt vreedzaam. Het is te prijzen dat
mensen niet apathisch blijven, maar zich uitspreken over zaken zoals de
toekomst van de agrarische sector, het klimaat en de humanitaire crisis
in Gaza.
Voorzitter. Dit grondrecht vraagt echter ook om fatsoen. Soms is even
stil zijn de beste vorm van demonstratie. Ik doel daarmee op
Dodenherdenking: slechts twee minuten per jaar stilstaan bij degenen die
hun leven gaven, waardoor wij überhaupt kunnen demonstreren. Helaas zien
we ook dat sommige demonstranten moedwillig gevaarlijke situaties
veroorzaken, hulpdiensten verhinderen of andere bevolkingsgroepen
discrimineren. Dit soort misbruik van het demonstratierecht ondermijnt
het draagvlak voor dit belangrijke grondrecht.
Voorzitter. In 2019 bezetten 100 dierenactivisten een stal in Boxtel.
Dat is een voorbeeld van hoe het demonstratierecht wat ons betreft
misbruikt wordt. Mijn collega Eline Vedder startte toen de actie
#doesnormaal. Die oproep is nu actueler dan ooit. Maar wat zien we? Deze
activisten gingen recent vrijuit, ondanks dat ze huisvredebreuk hadden
gepleegd. Is de minister het met mij eens dat demonstreren op
privéterrein, waar mensen wonen, überhaupt standaard verboden moet
zijn?
Daarnaast wordt onze politie onevenredig belast door een kleine groep
die het demonstratierecht misbruikt. Denk aan de blokkades van de A12,
waar per actie gemiddeld 450 agenten worden ingezet. Die uren hadden
anders besteed kunnen worden aan zaken als zedendelicten of de
bestrijding van criminaliteit. Dit is een onacceptabele verspilling van
capaciteit en een directe aanval op het vertrouwen in onze rechtsstaat.
Bovendien leidt het niet bestraffen van overtredingen tot verdere
escalatie. Als een individuele burger een snelweg betreedt, krijgt hij
een boete van €380, maar overtreders in groepsverband gaan vrijuit. Dit
ondermijnt de geloofwaardigheid van de overheid en frustreert burgers
die zich wel aan de regels houden.
Voorzitter. Waarom handhaaft de overheid niet strenger? Burgemeesters
beoordelen demonstraties op basis van drie criteria, waaronder openbare
orde. Deze afweging wordt vaak vrij beperkt gemaakt. Waar één
demonstratie misschien nog wel te dragen is, kunnen tien soortgelijke
demonstraties achter elkaar de openbare orde wel degelijk zwaar onder
druk zetten. Wordt dit criterium niet te krap ingevuld? Ook bij
bestuurlijke verplaatsing zien we dat er mogelijkheden onbenut blijven.
Extinctiondemonstranten worden naar ADO gebracht en direct vrijgelaten.
Ze lopen dan weer terug naar de snelweg, terwijl artikel 176a van de
Gemeentewet voorziet in de mogelijkheid om iemand twaalf uur vast te
houden. Waarom gebeurt dat niet?
Voorzitter. Het CDA stelt dat wie de regels overtreedt, de consequenties
moet dragen. Dit betekent hogere boetes, taakstraffen en gebiedsverboden
voor moedwillige overtreders. Gezichtsbedekking bij demonstraties moet
wat ons betreft verboden worden, zodat moderne technologie zoals mobiele
camera's met gezichtsherkenning kan worden ingezet om overtreders te
identificeren en beboeten. Wie tienduizenden euro's aan
politiecapaciteit kost, mag dit bonnetje wat ons betreft bovendien
direct thuis ontvangen.
Voorzitter. Demonstreren is een grondrecht, maar geen excuus voor
anarchie. Als we willen dat dit recht zijn waarde behoudt, moeten we
duidelijke grenzen stellen en hard optreden tegen overtredingen. Laten
we ervoor zorgen dat demonstreren opnieuw een symbool wordt van
democratie, en niet van chaos.
Voorzitter, tot slot. We hebben het allemaal over de bestaande regels —
ikzelf ook. Worden die wel voldoende gehandhaafd? Kan dat niet beter?
Moeten we misschien met nieuwe wetgeving komen? Alle mensen die je
spreekt die hiermee te maken hebben, vragen om capaciteit. Eerlijk
gezegd hoor ik over capaciteit vanuit het kabinet, maar ook vanuit de
coalitie, echt nog onvoldoende. Ik ben dus heel benieuwd hoe de minister
hiernaar kijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Op veel punten ben ik het eens met de heer Boswijk. Op een gegeven
moment had hij het over camera's met gezichtsherkenningstechnologie. In
principe is dat vanwege Europese wetgeving niet toegestaan. Hoe ziet hij
dat specifiek voor zich?
De heer Boswijk (CDA):
Allereerst over gezichtsbedekking. Ik heb gezien dat de minister zegt:
ik wil het eigenlijk behouden voor mensen die willen demonstreren bij
een ambassade. Ik kan me dat bijvoorbeeld voorstellen bij de Iraanse
ambassade. Maar als ik afweeg hoe groot de groep is die dat graag zou
willen ten opzichte van de groep die daar misbruik van maakt en enorme
schade aanricht, bijvoorbeeld ook in de Universiteit van Amsterdam — we
kunnen niet herleiden wie die mensen zijn — dan vind ik de
maatschappelijke onrust te groot en wil ik toch zeggen: dat moeten we
gaan doen. Er is technologie mogelijk. Ik zou deze minister willen
vragen om toch te onderzoeken wat er wel mogelijk zou moeten zijn. Ik
denk eigenlijk dat we de luxe niet meer hebben om dit uit te
sluiten.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Maar gezichtsherkenningstechnologie is met een reden in EU-wetgeving
vastgesteld. Je mag die niet realtime inzetten om mensen te
identificeren, omdat dat een best wel grote impact heeft en veel
neveneffecten. Ik snap dat de heer Boswijk het voorstel doet, maar het
kan in principe niet. Hoe ziet hij concreet voor zich dat dat toch
invulling kan krijgen?
De heer Boswijk (CDA):
Als ik hier dit gebouw binnen wil komen, gaat dat met
gezichtsherkenning. Als ik van Schiphol waar dan ook naartoe wil
vliegen, kom ik bijna geen douanebeambte meer tegen, maar gaat het met
mijn paspoort en gezichtsherkenning. Ik heb er destijds ook voor gepleit
bij voetbalwedstrijden. Al je een stadionverbod hebt, vind ik het van de
zotte dat het je dan gewoon lukt om meerdere keren een stadion binnen te
komen. Daarom heb ik er toen ook voor gepleit: kom met
gezichtsherkenning, want dan los je dat probleem op. Ongetwijfeld zullen
er kaders zijn, maar ik wil toch dit kabinet ertoe oproepen om te kijken
waar we nieuwe technologie kunnen toepassen, gezien de nieuwe situatie
in de samenleving. De ontsporing van de demonstraties die we nu zien en
de toename van geweld en schade zijn wel iets nieuws, helaas. Dat vraagt
om een nieuwe aanpak, dus ik zou de minister willen vragen om creatief
te zijn en te bekijken hoe we dat wel mogelijk kunnen maken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer El Abassi van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Dank voor zo'n debat, een debat selectief shoppen. We
weten dat dit kabinet streeft naar zo min mogelijk asielzoekers. Ze
hebben vaak de onvrede die je bij burgers ziet hier ook uitgesproken,
maar wat niet uitgesproken is, is de onvrede die je terugzag in
demonstraties van veel van deze mensen, bijvoorbeeld als het ging om
azc's.
Ik heb hier een hele stapel van recente voorbeelden. Ik heb namelijk
raadsleden in Montferland nog genoemd. Volksvertegenwoordigers, die zijn
bekogeld. De burgemeester van Tubbergen moest verhuizen vanwege
bedreigingen. In Schipluiden zijn de burgemeester en raadsleden bedreigd
om de mogelijke komst van een azc. Het toekomstige azc in Albergen is
beschoten. Ik noem een vechtpartij in Budel. Demonstratie tegen azc
Heesch. Ik kan zo doorgaan; genoeg gevallen die ik hier nog niet heb
horen benoemen door andere partijen, helaas.
Geen debat aangevraagd. Bijna geen vragen hierover gesteld. Niet
opgenomen in de stukken van de minister. Ik zou partijen willen vragen,
maar ook de minister: waarom? Waarom is hier niks over gezegd? Het gaat
toch echt om onze volksvertegenwoordigers. Het gaat om ernstige delicten
die hier gepleegd worden. Waarom wordt hier niks over gezegd? Staan we
achter deze mensen, of staan we achter het handelen van deze mensen? Dat
zou ik ook aan de minister willen vragen. Graag een toelichting
hierop.
Dan even los van het selectief shoppen. Wij debatteren hier vandaag over
het demonstratierecht. Dit recht is een grondrecht van onze democratie.
Hiermee kunnen burgers hun stem laten horen tegen onrecht. Maar wat zien
we? Onder het mom van veiligheid wordt dit grondrecht aangevallen. De
vraag is: wie is hier werkelijk het gevaar? De minister maakt namelijk
in zijn brief onderscheid tussen vreedzame demonstraties en
ordeverstorende demonstraties. Volgens hem zijn dat acties waarbij
demonstranten de grenzen opzoeken en strafbare feiten plegen. Maar
waarom zoekt de minister zelf continu de grenzen van de wet op? Waarom
geeft hij niet het goede voorbeeld? Neem bijvoorbeeld zijn oprekking van
het begrip wanordelijkheden. Hij geeft aan dat een totaalverbod op
gezichtsbedekkende kleding niet kan, maar geeft wel tips hoe
demonstraties dan toch op voorhand kunnen worden beëindigd, op grond van
wanordelijkheden. Hier interpreteert hij het begrip "wanordelijkheden"
zo ruim dat hij zelf in strijd met het demonstratierecht handelt.
Dit zien wij constant terug in de brief. De minister doet precies
hetzelfde bij het zogenaamde "sight and sound"-criterium. Hij gebruikt
herdenkingsbijeenkomsten als argument om het criterium te beperken.
Natuurlijk is het belangrijk om de waardigheid van
herdenkingsbijeenkomsten te waarborgen, maar het demonstratierecht,
inclusief het recht om zichtbaar en hoorbaar te zijn, is minstens net zo
belangrijk. Als de boodschap van de demonstratie de ander niet bereikt,
heeft dat recht immers geen enkele zin meer. Daarnaast moet de minister
ook steeds erkennen dat de vraag naar de daadwerkelijke juridische
mogelijkheden pas volledig wordt beantwoord als het WODC-onderzoek in de
zomer van 2025 verschijnt. Maar waarom geeft hij nu al aan dat hij de
grenzen wil gaan opzoeken?
Laten we verdergaan over de kloof tussen de minister en de
regioburgemeesters. Deze minister geeft namelijk in interviews aan het
demonstratierecht te willen beschermen. Maar de belangrijkste partners,
de burgemeesters, zeggen in een duidelijke brief aan de Kamer dat zij
zich zorgen maken over de herziening van het demonstratierecht. De
burgemeesters vragen ook om ruimte, ruimte om lokaal beleid te maken, om
de-escalerend op te treden en om demonstraties in goede banen te leiden.
Wat biedt de minister hun? Beperkingen, meer regels en de verplaatsing
van het probleem naar het lokaal gezag. Als klap op de vuurpijl krijgen
ze geen enkele garantie voor extra politiecapaciteit. De burgemeesters
noemen dit onwenselijk, en terecht.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp de titel van het betoog van de heer El Abassi nu beter.
Selectief shoppen, dat is wat deze bijdrage is. Mijn vraag zit op het
volgende. Ik hoor helemaal niks over plichten. Ik hoor heel veel over
rechten. Ik ben opgegroeid in een ondernemersgezin en daar leerde ik
altijd eerst wat voor plichten ik had en pas daarna welke rechten. Vindt
de heer El Abassi ook niet dat we bijvoorbeeld herdenken — hij haalde
het zelf aan — met respect zouden moeten bejegenen en dat je de plicht
hebt om je daar gewoon afzijdig van te houden en dat niet te verstoren?
Stel nu dat je een genocide zou willen herdenken — laten we zeggen de
Armeense genocide, of waar dan ook op de wereld — vindt de heer El
Abassi dan ook niet dat je daar het recht toe zou moeten hebben, maar
dat andere mensen in een beschaving ook de plicht hebben om je dat te
gunnen en je de ruimte te geven om dat in stilte en met respect te
kunnen doen?
De heer El Abassi (DENK):
Natuurlijk vind ik dat. Dat gaf ik ook aan in mijn bijdrage. Wat ik ook
heb aangegeven, is dat er uitzonderingen zijn. De uitzondering is
toevallig waar het nu iedere keer over gaat: de opening van het
Holocaustmuseum. Daar was namelijk een genocideopruier bij uitgenodigd.
Overal is terug te lezen — dat was ook aangegeven — dat het protest niet
gericht was op de herdenking, niet op de opening van het
Holocaustmuseum, maar op de genocideopruier. Dat vind ik een heel ander
verhaal, juist vanuit respect, juist vanuit waardigheid naar al die
slachtoffers, naar de 300.000 indirecte doden in het gebied Gaza op dit
moment.
De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer, tevens de
laatste spreker van de zijde van de Kamer, is de heer Emiel van Dijk van
de fractie van de PVV. Daarna ga ik schorsen tot 14.00 uur. Om 14.00 uur
vindt het tweeminutendebat plaats over het Midden-Oosten. Het woord is
aan de heer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het demonstratierecht is een belangrijk recht
voor de PVV. Laat dat voorop staan. Des te meer is het onverteerbaar dat
dit recht nu door een kleine groep klimaatfanatici wordt uitgehold. Door
structureel acties te ondernemen die tot doel hebben om overlast te
veroorzaken, brokkelt het draagvlak voor demonstraties onder de rest van
de bevolking af, met als gevolg dat we hier nu een debat hebben over
demonstratierecht en of dat al dan niet dient te worden ingeperkt en zo
ja op welke manier. We kunnen dit voorkomen door eindelijk eens op te
treden tegen ondermijnende organisaties als Extinction Rebellion. De
ordeverstorende en wetovertredende acties hebben niets te maken met
protesten van burgers die zich niet gehoord voelen of zich zorgen maken
over een bepaald maatschappelijk probleem. Nee, dit hele Extinction
Rebellioncircus wordt gefaciliteerd door een schimmig clubje dat een
groep onnozelen tegen betaling aanzet tot het breken van de wet. Deze
financiering komt bovendien ook nog eens uit het Verenigd Koninkrijk.
Over buitenlandse inmenging gesproken. Hoe kan het dat er 700
arrestaties verricht werden en dat er niemand vervolgd is? Sterker nog,
er werd zelfs niemand beboet voor het bezetten van de snelweg, voor het
niet bij zich hebben van een identiteitsbewijs, noch voor het niet
opvolgen van bevelen van de politie.
Dat is heel vreemd, want een paar jaar geleden werden demonstranten die
uit protest de A7 blokkeerden gewoon onherroepelijk veroordeeld voor het
versperren van de snelweg. Zij kregen boetes, voorwaardelijke
gevangenisstraf en werkstraffen, omdat zij met hun protest probeerden
een gezellig Nederlands kinderfeest te behoeden van vervelende
antizwartepietenpestkoppen. Toen kon het Openbaar Ministerie wel
optreden. Toen werden die mensen wel opgepakt, ondanks dat ze vreedzaam
de snelweg blokkeerden. Ik zeg het er maar even bij, want blijkbaar is
het woordje "vreedzaam" voor het OM het magische woord. Dit was namelijk
een van de belangrijkste overwegingen waarom het Openbaar Ministerie
meende geen vervolging te hoeven instellen. Het was allemaal heel
vreedzaam, die door de burgemeester verboden blokkering van de snelweg.
Dat hiermee mensenlevens in gevaar werden gebracht omdat de ambulances
om moesten rijden of de brandweer niet op tijd ter plaatse had kunnen
zijn of omdat er meer dan 450 politieagenten hun tijd kwijt waren aan
deze verwende ongewassen types doet er voor het OM blijkbaar niet toe.
Dit is de PVV een doorn in het oog. Ik wil dan ook van de minister weten
of hij deze anarchisten gewoon vrij baan blijft geven of dat er nu
eindelijk eens actie komt van deze minister.
Deze week heeft Extinction Rebellion aangekondigd om voor de 41ste keer
een snelweg te versperren, dit keer de A10. Ik hoor graag van de
minister welke acties hij al heeft ondernomen om de orde te handhaven,
want de mensen in het land zijn het helemaal zat. De tijd waarin de
minister zich kon verschuilen achter een of ander adviesclubje dat
volgende zomer een advies uitbrengt, is wat de PVV betreft op. Hij moet
nu om tafel met de politie en/of de driehoek om duidelijk te maken dat
er tegen wetsovertredingen keihard moet worden getreden. Schrijf boetes
uit en laat de samenleving niet opdraaien voor de gigantische kosten van
deze ordeverstorende optredens. De minister moet ook de regie pakken en
aanwijzingen geven, zodat het evenwicht en de onpartijdigheid weer in
het systeem worden gebracht. We moeten niet toestaan dat er met twee
maten wordt gemeten of iemand wel of niet vervolgd wordt, want dat is de
situatie waar we nu in verzeild zijn geraakt. De ondermijnende acties
van Extinction Rebellion blijven zonder consequenties, continu, terwijl
dat bij bijvoorbeeld de blokkeerfriezen of bij demonstranten tegen de
lockdowns totaal niet het geval was. Daar was de Staat veel minder
coulant en werd er wel keihard opgetreden. De geloofwaardigheid van de
politie, het Openbaar Ministerie en de rechtsstaat als geheel staat
onder druk. Dus minister, er is werk aan de winkel. Waar u nu mee bezig
bent, weet ik niet, maar het is één grote, slappe hap.
Tot slot, voorzitter. Ik wil nog graag opheldering van de minister over
de manier waarop hij de aangenomen motie over de gezichtsbedekkende
kleding tijdens demonstraties gaat uitvoeren. Ik lees namelijk in de
brief van het kabinet een aantal mitsen en maren en een hele creatieve
interpretatie van waarom het toch vooral nodig kan zijn om wel je
gezicht te bedekken. De PVV heeft hier een broertje dood aan en vindt
dat de motie gewoon ongewijzigd, zoals die bedoeld is, moet worden
uitgevoerd. Simpel gezegd, het kabinet moet ervoor zorgen dat
gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties moet worden verboden.
Punt.
Dank u wel, voorzitter.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Heldere taal kan de PVV nooit ontzegd worden. Dat is hier ook het geval.
Alleen, ik ben een beetje bezorgd. Ik heb de PVV eerder bijvoorbeeld
vrij duidelijk gehoord over de ruimte die er moet zijn voor
coronademonstraties, die we hadden in de tijd van de coronapandemie. Wat
u nu vraagt van de minister en waarover u nu de minister, zo zeg ik via
de voorzitter, slappe hap verwijt, had al die demonstraties onmogelijk
gemaakt, geloof ik. Is dat dus inderdaad de prijs die u wilt betalen?
Kijkt u erop terug, zo van: dat hadden we toch niet zo moeten doen, daar
hadden we veel harder in moeten grijpen?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Nee, dat is een vergelijking die mank gaat. Het zijn twee verschillende
situaties. We hadden toen een crisissituatie. We hebben nu een hele
andere situatie, waarin er 40 keer achter elkaar een snelweg wordt
bezet, waarin er ambulances moeten omrijden, waarin hulpdiensten niet op
tijd, mocht dat nodig zijn, bij slachtoffers kunnen komen en waarin er
niet wordt opgetreden tegen mensen die de wet overtreden, op meerdere
manieren de snelweg bezetten, hun identiteitsbewijs niet tonen en
bevelen van de politie negeren. Daar doet de minister niets aan en dat
is het bezwaar dat wij hier uiten. Daarin willen wij dat er keihard
tegen op wordt getreden. Dat kan nu ook al; dat heb ik in mijn betoog
aangegeven. De minister kan al gewoon een aanwijzing geven aan het
Openbaar Ministerie en zeggen: ga je werk in hemelsnaam doen. Ze laten
het immers afweten. En daarom staan wij hier een debat te houden met z'n
allen over de vraag of dat demonstratierecht moet worden ingeperkt, en
dat vinden wij een kwalijke zaak.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar het is een van de twee. Als de PVV zegt "ja, de regels die we
hebben, moeten gewoon worden toegepast, maar dat gebeurt te weinig", dan
moeten we gewoon de middelen fixen en zorgen dat dat kan gebeuren. Als
de PVV zegt "de wet moet worden aangepast, zodat er beter en vaker
worden ingegrepen", dan zal dat ook een prijs hebben voor die andere
demonstraties. Ik heb het nu niet helemaal scherp. De spreker wekt de
indruk dat al deze misstanden niet meer voor gaan komen, maar dat
bestaat niet. Dat is een beetje een beeld dat wel fijn klinkt, maar niet
bestaat. Ik hoor dus toch heel graag een verduidelijking. Wil de PVV nou
aanpassing van de wet, of komen er meer middelen? Moet de minister van
Justitie vooral gaan handhaven? Maar daarin is hij afhankelijk van die
middelen, dus dan hangt het toch van deze coalitie af wat ze daarin
neerleggen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het antwoord is heel simpel. We hoeven niet meer middelen te hebben. Er
staan 450 politieagenten bij een demonstratie van 700 man. 700 mensen
die de wet overtreden op meerdere gebieden: het versperren van de
snelweg, het niet opvolgen van bevelen en het weigeren de identiteit te
tonen wanneer daarom gevraagd wordt. Al die boetes bij elkaar opgeteld
is dat ongeveer €1.000 per persoon. Dat is gewoon €700.000 die de
politie op één middagje kan innen. Dan moet u eens kijken wat dat doet
bij de volgende demonstratie, wat die mensen dan zeggen. Ze gaan niet
meer op de snelweg zitten, want ze weten dat het verboden is en ze weten
dat het consequenties heeft. Nu wordt hen door het Openbaar Ministerie
de hand boven het hoofd gehouden; er wordt niet vervolgd. Er is één
groot slap optreden van de regering uit. Die onderneemt geen actie op
dit dossier. Daar moet wat aan gebeuren. Meneer de voorzitter, mag het
nog?
De voorzitter:
Ja, u bent aan het woord. Maar ga wel naar een afronding.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De wet hoeft dus niet per se aangepast te worden. Als het strenger wordt
gemaakt, zullen wij daar in principe niet voor gaan liggen. Maar we
moeten nu met de huidige toolbox beboeten en handhaven. Dat gebeurt nu
niet.
De voorzitter:
Ik schors tot 14.10 uur. Dat is dus niet tot 14.00 uur, maar tot 14.10
uur. Daarna gaan we het tweeminutendebat doen. Nee, u bent door uw
vragen heen.
De heer Sneller (D66):
Ik heb één vraag over de orde. De brief die we nu gekregen hebben, is
als eerste ondertekend door de minister van Justitie en Veiligheid.
Vorig jaar kregen we een brief over het demonstratierecht die als eerste
was ondertekend door BZK. Ter voorbereiding vroeg ik me af wie er zo
meteen begint.
De voorzitter:
Dat is de minister van Binnenlandse Zaken.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors tot 14.10 uur.
De vergadering wordt van 13.42 uur tot 14.12 uur geschorst.
Demonstratierecht in Nederland
Demonstratierecht in Nederland
Aan de orde is de voortzetting van het debat over
het demonstratierecht in Nederland.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Minister Uitermark:
Voorzitter, dank u wel. Voordat ik overga tot de inhoudelijke
beantwoording van de vragen van uw Kamer lijkt het mij goed om eerst
duidelijk te maken wat de verdeling is tussen de minister van Justitie
en Veiligheid en mijzelf. Ik zal de vragen beantwoorden met betrekking
tot het wettelijk kader rondom het demonstratierecht, de vragen rondom
een mogelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties, de
specifieke vragen over demonstraties bij herdenkingsbijeenkomsten en tot
slot de vragen over de rol van de burgemeesters. Vervolgens zal de
minister van Justitie en Veiligheid ingaan op vragen rondom uitvoering,
capaciteit en handhaving, politie en OM. Hij zal ook de vragen over het
regeerprogramma beantwoorden.
Voorzitter. Het demonstratierecht is een fundamenteel recht in onze
democratische rechtsstaat. Het gaat over het recht dat iedereen heeft om
samen met anderen de eigen mening te uiten in de openbare ruimte. De
inhoud van een demonstratie doet er daarbij niet toe. Je kan je mening
uiten en dat kan overal over gaan. Dat is een groot goed en een groot
recht, en dat verdient onze bescherming. Maar we moeten ons ook
realiseren dat bij rechten ook plichten horen. Een recht is nooit
onbegrensd. Demonstranten hebben het recht om te demonstreren en dit
geeft burgemeesters de plicht om dit te faciliteren. Het gros van de
duizenden demonstraties verloopt goed en zonder problemen. Dat blijkt
uit cijfers. Maar tegelijkertijd zien we ook dat demonstraties in
bepaalde gevallen steeds vaker gepaard gaan met het bewust overtreden
van de wet.
Voorzitter. Daar ligt de grens, want zoals in de Grondwet staat: het
demonstratierecht wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid
volgens de wet. Het demonstratierecht beschermt alleen vreedzame
demonstraties. Demonstraties die gewelddadige intenties hebben, oproepen
tot geweld of anderszins de grondslagen van de democratische samenleving
verwerpen, worden dan ook niet beschermd door het demonstratierecht. De
minister van Justitie en Veiligheid en ik hebben een aantal actuele
dilemma's rondom het demonstratierecht geschetst in een brief, die we
recent naar de Kamer hebben gestuurd.
Zoals u weet, is eerder ook aan het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Datacentrum gevraagd om onderzoek te doen naar een aantal specifieke
onderwerpen waarop het nu zo wringt. Uw Kamer heeft hier vandaag de
nodige woorden aan gewijd en voorbeelden van gegeven. Dit onderzoek van
het WODC loopt nu. Het ziet op twee onderwerpen: als eerste de
ontwrichtende demonstraties, waarbij demonstranten bewust de wet
overtreden, en als tweede de demonstraties waarbij grondrechten en
andere belangen botsen. Het doel van dit onderzoek is om het
handelingsperspectief te verbeteren en het wettelijk kader te
bestendigen. Zonder vooruit te willen lopen op de resultaten van dit
onderzoek, wil ik wel alvast opmerken dat alleen het aanpassen van het
wettelijk kader geen oplossing biedt voor de uitdagingen die nu spelen
rondom het demonstratierecht. Daarvoor zijn echt alle betrokken partijen
nodig. Ik doel daarmee natuurlijk op burgemeesters, politie, OM en de
demonstranten zelf. Naast dit onderzoek zijn de minister van Justitie en
Veiligheid en ik een serie gesprekken gestart. We zijn in gesprek met
burgemeesters, mensen uit de praktijk en mensen uit de wetenschap. Het
doel hiervan is om te bekijken of we voor een aantal specifieke casussen
en uitingsvormen op korte termijn al tot een aanvullend
handelingsperspectief kunnen komen. U kunt hierbij denken aan de
problematiek van gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties en aan
de problematiek van demonstraties rondom herdenkingen of andere
aangelegenheden met een waardig karakter.
De opdracht tot het WODC-onderzoek en het voeren van de maatschappelijke
dialoog laten zien dat het kabinet niet stilzit als het gaat om het
demonstratierecht. Dat is belangrijk; zeker in tijden van polarisatie
mag je verwachten dat de overheid reflecteert op de werking van wet- en
regelgeving en op de bestendigheid van beleid en bestuur. De overheid
moet ook een lerende overheid zijn. Dat geldt voor het kabinet, vanuit
onze verantwoordelijkheid voor het wettelijk stelsel, maar dat geldt
evengoed voor bijvoorbeeld gemeenten, burgemeesters, het Openbaar
Ministerie en de politie. Zij zijn namelijk degenen bij wie het
faciliteren en reguleren van demonstraties en het handhaven van
wettelijke voorschriften is belegd. Dat hebben we in Nederland zo
geregeld in de Wet openbare manifestaties en in de strafwetgeving.
Ik zal mij als de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nu tot de rol van gemeenten beperken, en in het bijzonder tot de rol van
burgemeesters. Ik constateer dat de taak van het faciliteren, beschermen
en, waar nodig, begrenzen van demonstraties het lokaal gezag voor een
flinke opgave stelt. Dat moet keer op keer afwegingen maken over
complexe situaties, en moet vaak in een heel kort tijdsbestek zware
beslissingen nemen. Lokale bestuurders hebben hierin dus een belangrijke
taak. Dat is ook een zware taak, omdat ze bijzonder complexe
beslissingen moeten nemen onder hoge druk. Kritiek op hun optreden moet
zorgvuldig worden geuit en gebaseerd zijn op feiten. Door ze af te
rekenen op hun optreden voordat die feiten bekend zijn, wordt het lokaal
bestuur kwetsbaar gemaakt. Dat vind ik onacceptabel. Gemeenten kunnen
elkaar helpen door kennis en ervaringen uit te wisselen. Dat gebeurt
ook, bijvoorbeeld via zogenoemde kennis- en scenariosessies tussen
gemeenten. Vorig jaar is de website www.demonstratierecht.nl gelanceerd,
waar een overzicht te vinden is van de toepassingsmogelijkheden in de
praktijk. Deze website is inmiddels door duizenden personen
bezocht.
Teruggrijpend op de hierboven genoemde Kamerbrief wil ik bij twee
onderwerpen die daarin worden besproken, even apart stilstaan. Die
onderwerpen houden mij namelijk bezig en baren mij zorgen. Het gaat dan
om het dragen van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties en om het
beschermen van de waardigheid bij herdenkingsbijeenkomsten.
Als eerste wil ik het hebben over het dragen van gezichtsbedekkende
kleding tijdens demonstraties. Uw Kamer heeft vorig jaar bij de
begrotingsbehandeling bij meerderheid de wens uitgesproken voor een
landelijk verbod hierop. Dit komt vanuit de gedachte dat het
onaanvaardbaar is wanneer demonstranten enkel hun gezicht bedekken om
herkenning bij opsporing wegens strafbare feiten bewust onmogelijk te
maken.
Net als uw Kamer hebben ik en ook de minister van Justitie en Veiligheid
daar moeite mee, maar er zijn, zoals in de brief die we hebben gestuurd
aan de Kamer is beschreven, ook situaties waarin onherkenbaar
demonstreren juist essentieel is voor burgers om gebruik te kunnen maken
van hun grondrecht. Denk daarbij bijvoorbeeld aan demonstranten die zich
uitspreken tegen een buitenlands regime en vervolging vrezen. Daarbij
wil ik ook benadrukken dat burgemeesters op basis van het huidige
juridische kader van de WOM al de bevoegdheid hebben om een verbod op
het dragen van gezichtsbedekking op te leggen.
De voorzitter:
En wat is de WOM ook alweer?
Minister Uitermark:
De Wet openbare manifestaties. Heel goed. En ze doen dit ook in de
praktijk incidenteel. Uit navraag bij gemeentes en burgemeesters blijkt
dat zij deze bestaande bevoegdheid afdoende achten. Daarom is het op dit
moment nog wat vroeg om conclusies te trekken over een wettelijk verbod.
We kunnen wel toezeggen dat we voor 1 april in een brief schetsen of een
landelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding mogelijk is dat recht
doet aan het dilemma dat ik zojuist schetste.
De voorzitter:
Is dit het blokje gezichtsbedekkende kleding?
Minister Uitermark:
Ja.
De voorzitter:
De heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Alsof ik het aanvoelde, voorzitter. Toch even over dat de burgemeesters
aangeven daar op dit moment voldoende aan te hebben. Nu is het zo dat
zij er gebruik van kunnen maken en dan moeten ze dat ook motiveren. Zou
het niet beter zijn dat het een regel is die standaard geldt en dat ze
er gemotiveerd van kunnen afwijken? Dan draaien we het eigenlijk om. Nu
ligt de wat lastige en soms impopulaire maatregel om het niet toe te
staan bij de burgemeester. Zou je dat niet kunnen wegnemen en het om
kunnen draaien in de wet?
Minister Uitermark:
Dat is zeker een denkrichting. Ik heb gewoon te maken met een motie van
de Kamer die uitspreekt dat dit de wenselijke richting is. Daar staat
tegenover dat er burgemeesters zijn die aangeven dat ze eigenlijk uit de
voeten kunnen met het huidige instrumentarium. Daarom denk ik dat het
goed is, gehoord de wens van uw Kamer om hier op korte termijn stappen
in te zetten, om voor 1 april in een brief te schetsen wat hier de
mogelijkheden voor zijn en hoe we dat dan zouden kunnen doen, zoals ik
al aangaf.
De voorzitter:
Ik doe vijf interrupties in deze termijn, mevrouw Lahlah. De heer
Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, ik dacht: nu word ik weer verward met iemand anders.
De voorzitter:
Nee, nee. Ik kan u beiden heel goed uit elkaar houden.
De heer Boswijk (CDA):
Ah, oké. Ik heb de brief gelezen en ik zie inderdaad de argumenten die
het kabinet gebruikt om mogelijk toch gezichtsbedekking toe te laten,
onder andere bij ambassades. De situaties die worden geschetst, kan ik
me prima voorstellen. Zou je dan niet — dat is eigenlijk een beetje in
het licht van wat collega Flach zegt, maar dan zou ik nog iets verder
willen gaan — gewoon kunnen zeggen: het is verboden, behalve in die
specifieke situaties? Los van het feit dat blijkt dat het heel moeilijk
is om schade te verhalen of mensen te vervolgen, is het ook voor
omstanders die niet demonstreren heel onprettig om midden in hun stad
gemaskerde mensen rond te zien lopen. Ik vind dat echt onwenselijk.
Minister Uitermark:
Ik hoor wat u zegt en dat past ook bij het standpunt dat uw Kamer eerder
heeft ingenomen. U wil dus eigenlijk die norm omdraaien en toegaan naar
dat de norm is dat in het openbaar demonstreren dus ook betekent in het
openbaar het gezicht laten zien, tenzij er zwaarwegende redenen of goede
redenen zijn om wel gezichtsbedekking toe te staan. Het is ook vanuit
die lijn dat mijn inzet is om de komende twee maanden verder te werken
aan een brief waarmee ik uw Kamer meer duidelijkheid kan geven over de
wijze waarop dat zou kunnen. Er zijn natuurlijk meerdere manieren waarop
je dat vorm zou kunnen geven als je naar die norm wilt toegaan, maar dat
is echt qua vorm en keuze gewoon ook een technische kwestie.
De heer Eerdmans (JA21):
De Kamer wordt aan het lijntje gehouden. We zijn politiek bijna
uitgeput. Ik had het er met de heer Van Dijk over. Wat moeten we nu nog
verder? Een motie van wantrouwen of afkeuring? Er zijn hier twee moties
aangenomen in de Kamer met het verzoek aan de regering om te komen met
een verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties. Toen werden we
eigenlijk aan het lijntje gehouden door de heer Van Weel, die zegt: dat
komt na het WODC-rapport. Tijd, vooruitschuiven. En nu horen wij
eigenlijk: we hebben er gewoon geen zin in, we willen het niet. Dan is
toch de wens van de Kamer belangrijker of niet? Is dit niet een minister
van NSC, die zegt: we staan voor goed bestuur? Dat betekent dat een hier
aangenomen motie — twee keer moesten we het doen — wordt uitgevoerd.
De voorzitter:
Nou, de minister staat hier niet namens NSC, maar namens de Kroon,
hè.
Minister Uitermark:
Deze minister staat wel voor goed bestuur. Ik begrijp uw ongeduld. Dat
is voor mij ook de reden geweest … Het opstarten van het WODC-onderzoek
heeft enige tijd gekost. De resultaten daarvan krijgen we in augustus.
De planning voor het in kaart brengen van de uitvoering van de motie
over gezichtsbedekking zouden we daarbij betrekken, zodat we beide
resultaten op hetzelfde moment gereed zouden hebben, dus het
WODC-onderzoek en de verkenning van hoe we gezichtsbedekking kunnen
organiseren. Ik heb dat onderzoek naar voren gehaald. Ik heb het
losgekoppeld in de planning en naar voren gehaald. Daarom zeg ik tegen u
dat wij die urgentie om duidelijkheid te geven wel voelen. Ik geef dan
ook — dat doe ik niet zo heel vaak — een hele concrete datum: voor 1
april krijgt u van mij een brief waarin staat hoe we uitvoering geven
aan de motie en op welke wijze dat kan. Ik zeg nu ook al: een generieke
bepaling kan niet in het recht. Dat betekent dat we onderzoeken wat de
"tenzij" is. Dat is de richting die ik opga.
De heer Eerdmans (JA21):
Dan kan er net zo goed op dat moment een wetsvoorstel of een voorstel
voor de wijziging van de WOM worden ingediend dat zegt: er komt een
verbod op vermomming tijdens demonstraties, tenzij. Dan voeren we een
uitzonderingsclausule in voor bepaalde hele specifieke gevallen.
Minister Van Weel heeft daar eerder op gewezen: mensen die zich in de
persoonlijke sfeer bedreigd kunnen voelen als ze zich niet vermommen. Ik
heb daar wat tegen ingebracht. Je kunt misschien thuisblijven. Je hoeft
niet te demonstreren. Maar dan is dat allemaal in wetten uit te zetten.
Natuurlijk kunnen we dat hier behandelen, maar waarom moet er dan weer
worden gezegd "nee, het kan niet generiek; ik ga 1 april vertellen wat
ik wel van plan ben"? De Kamer wil dit wetsvoorstel zien en wil een
wetswijziging. Dan vind ik het niet getuigen van goed bestuur als de
Kamer gewoon met een kluitje in het riet wordt gestuurd.
Minister Uitermark:
Ik stuur de Kamer echt niet met een kluitje in het riet. Dit is een
behoorlijk fundamentele stap die we hier maken. Ik geef uitvoering aan
de motie. Het gaat om het "hoe". Daar zijn minstens drie manieren voor.
Ik vind het belangrijk om het zorgvuldig te doen. Ik zou de Kamer willen
aanbieden om hierover een technische briefing te organiseren, zodat we
met elkaar de voortgang kunnen bewaken. Echt, we voelen de urgentie die
de Kamer heeft neergelegd in de motie. Ik vind het echter wel belangrijk
om dit zorgvuldig te doen. Ik denk dat ik dan met 1 april een heel reëel
tijdpad schets.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij om te horen dat deze minister achter de burgemeesters staat
en tevens meteen de correctie aanbrengt dat burgemeesters nu al in staat
zijn en de bevoegdheid hebben om gezichtsbedekkende kleding bij
demonstraties te verbieden en dat ook al doen. Die vraag hoef ik dus
niet meer te stellen. Om door te gaan op die burgemeesters het volgende.
De burgemeesters hebben een brief gestuurd — in de eerste termijn van de
Kamer eerder vandaag hebben we daar al uitgebreid over gesproken —
waarin zij stellen: "Het is niet proportioneel om de grondrechten van
onze burgers in te perken vanwege wanordelijk gedrag van een kleine
groep personen." Hebben die regioburgemeesters ongelijk, vraag ik aan de
minister.
Minister Uitermark:
Die brief die de regioburgemeesters hebben gestuurd, hebben ze
rechtstreeks naar de Tweede Kamer gestuurd. Ik heb ze daar zelf niet
over gesproken. Maar dit is een afweging. Het feit dat de bevoegdheid er
is, wil niet zeggen dat je niet een andere norm zou kunnen stellen. De
uitspraak van uw Kamer is dat er een andere norm gesteld moet worden,
namelijk dat het de norm wordt dat als er in de openbare ruimte wordt
gedemonstreerd, dat in principe in het openbaar is, dus dat dat met een
onbedekt gezicht is. Ik voeg eraan toe dat er in het kader van
proportionaliteit wel ruimte moet zijn voor groepen die goede redenen
hebben om wel gezichtsbedekking te willen tijdens een demonstratie. Daar
moet ruimte voor zijn. Dat is precies de weg naar voren die ik
bewandel.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
Minister Uitermark:
Dan was ik aangenomen bij een tweede punt dat ik belangrijk vind en waar
uw Kamer ook veel woorden aan heeft gewijd, namelijk
herdenkingsbijeenkomsten en het beschermen van de waardigheid.
Waardigheid is immers het belangrijke wezenskenmerk van
herdenkingsbijeenkomsten. De opening van het Holocaustmuseum is al
genoemd. De overlevende van de Holocaust die samen met zijn kleindochter
in maart vorig jaar de opening verzorgde, kreeg daarna scheldpartijen te
verduren. Zo'n situatie roept, begrijpelijk, afkeer op, ook bij mij.
Herdenkingen zoals bij het Holocaustmuseum verdienen bescherming tegen
verstoringen. Ook hier zien we dat de Wet openbare manifestaties al
mogelijkheden biedt om op te treden. De burgemeester kan namelijk
zwaardere eisen stellen aan demonstraties in de nabijheid van
herdenkingsplaatsen dan aan demonstraties op andere plaatsen, met het
oog op wanordelijkheden. Dus de waardigheid van een plek of gebeurtenis
kan al een rol spelen bij de afweging door het lokaal bestuur of
maatregelen noodzakelijk zijn om wanordelijkheden te voorkomen. Het
blijft natuurlijk wel zo dat het lokaal bestuur per geval moet motiveren
waarom er vanwege de waardigheid van een herdenkingsbijeenkomst een
vergroot risico is op wanordelijkheden dat een beperking van het
grondwettelijk recht op demonstratie vereist. Het is een uitdaging voor
het lokale bestuur om de juiste balans te vinden nu het gaat om complexe
overwegingen die altijd met grote spoed en onder druk genomen moeten
worden. Daarbij moeten we ons ook realiseren dat hinder en overlast nu
eenmaal bij een demonstratie kunnen horen. Hiervoor wordt van het
bestuur en van de samenleving ook tolerantie gevraagd. Maar bij de
waardigheid van bepaalde bijeenkomsten en gebeurtenissen hoort nu juist
soms dat het hoorbaar stil is. Dat kan dus botsen met de eis van het
demonstratierecht dat demonstranten binnen gehoor en gezichtsafstand van
de toehoorder kunnen demonstreren.
Ter invulling van de stelselverantwoordelijkheid die ik en de minister
van JenV voor het demonstratierecht dragen en de moties van uw Kamer wil
ik met een open blik binnen de mogelijkheden zoeken naar oplossingen
waarbij zowel de rechten van demonstranten worden beschermd als de
waardigheid van herdenkingsplekken en mensen die deze plekken bezoeken.
Wij zullen in de gesprekken met betrokken partijen zoals lokale
bestuurders ook het handelingsperspectief rond demonstraties bij
herdenkingsplaatsen bespreken en komen tot een handreiking waarmee we
helderheid kunnen verschaffen over de mogelijkheden om op te treden.
Hier zijn ook vragen over gesteld, dus in de beantwoording van de vragen
kom ik hier zo meteen nader op terug.
De voorzitter:
Gaat u die vragen nu doen?
Minister Uitermark:
Dat kan ik ook doen. Dat scheelt misschien een interruptie.
De voorzitter:
Ja, laten we eerst even de vragen doen.
Minister Uitermark:
Zoals gezegd begrijp ik heel goed waar de vraag over herdenkingen
vandaan komt. Ik zie het ongemak, ik zie ook de pijn die het bij mensen
kan veroorzaken als een samenzijn waarbij men in waardigheid en in rust
wil herdenken wordt verstoord. Zoals ik net ook aangaf, zijn er al
instrumenten die lokaal kunnen worden ingezet wanneer dit soort
situaties zich voordoen, zoals het besluit of het voorschrift om een
demonstratie te verplaatsen. Uw Kamer heeft vanmorgen duidelijk
aangegeven dat er een zoektocht is naar wat wij hierin kunnen betekenen.
Dat sluit aan bij het onderdeel van het WODC-onderzoek dat gaat over de
vraag of de beperkingscriteria in de Wet openbare manifestaties nog
toereikend zijn. Dat onderzoek gaat ons dus waardevolle inzichten
opleveren, maar in de tussentijd wil ik niet stilzitten. Ik wil een
aantal dingen doen.
In samenspraak met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heb ik
afgesproken om de bestaande handreikingen over het demonstratierecht te
bezien, om samen met hen te bekijken of deze nog verdere aanscherpingen
behoeven, ook op dit punt. Verder ga ik in gesprek met de burgemeesters
van gemeenten waar nationale herdenkingen plaatsvinden, ook om met hen
te bespreken waar in hun ogen mogelijkheden en wenselijkheden liggen. De
door mevrouw Michon van de VVD genoemde uitspraak van de Raad van State
over 4 mei zal ik daarbij betrekken. In dit verband zou ik uw Kamer
graag een technische briefing willen aanraden om meer over de
wetstechnische vraagstukken die aan de orde zijn met uw Kamer te delen,
als we ervoor zouden kiezen om op dit punt de wet aan te scherpen.
Een meer algemene overweging bij het nadenken over demonstratieverboden
bij herdenkingen is dat je uiteindelijk terechtkomt bij de vraag: wie
bepaalt nou of een gebeurtenis kan worden gekwalificeerd als een
herdenking? Immers, als het gevolg dan is dat een demonstratie niet
wordt toegestaan in de buurt van of tijdens een herdenking, geven we dus
voorrang aan de herdenking. Wie bepaalt dan of iets een herdenking is?
Er zijn herdenkingen in verschillende omvang, grootte, belangrijkheid.
Dat leidt mij ook tot de vraag: heeft zo iemand die de bevoegdheid heeft
om te bepalen wanneer iets een herdenking is dan ook niet de
mogelijkheid om te sturen op de inhoud? Ik bedoel maar te zeggen: hoewel
ik het sentiment rond herdenkingen heel goed begrijp, is het best wel
een ingewikkelde puzzel. Bovendien geldt als algemene regel dat
generieke demonstratieverboden zich slecht verhouden met niet alleen het
constitutionele recht, maar ook met het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens. Natuurlijk kan er worden nagedacht over aanvullende
beperkingen, maar er moeten wel altijd uitzonderingsgevallen kunnen
zijn.
Kortom, ik zie dus mogelijkheden om al samen met uw Kamer te verkennen
wat de mogelijkheden zijn in afwachting van het WODC-onderzoek, maar
omdat dat dat onderzoek ook waardevolle opbrengsten gaat opleveren op
dit punt, hecht ik er wel aan om ten opzichte van een potentiële
wetswijziging pas een definitief standpunt te bepalen in de
kabinetsreactie op dat onderzoek.
De voorzitter:
Waren dit alle vragen?
Minister Uitermark:
Over dit thema? Ja.
De heer Flach (SGP):
Er zit toch iets dubbels in de beantwoording van de minister. Enerzijds
zegt zij dat er al mogelijkheden zijn om beperkingen op te leggen bij
demonstraties rondom herdenkingen. Er kan zelfs een andere plaats worden
aangewezen. Dat laten we dan over aan 340 verschillende objectieve
burgemeesters, die dat ieder op hun eigen gewetensvolle manier doen.
Daar doe ik niks aan af, want ik ken velen van hen; dat doen ze goed.
Tegelijkertijd somt de minister een aantal punten op waarom het lastig
is om op één plek, namelijk in de Nederlandse wet, vast te leggen dat
herdenken eigenlijk voorgaat op demonstreren en dat je daar recht op
hebt. Ik ben direct met haar eens dat het lastig is om dat af te
bakenen. Daar zou je het dan over moeten hebben. Het zou eruit moeten
zien als een herdenking; het zou waardig moeten gebeuren.
Kunnen we het met elkaar eens zijn dat het een soort universeel recht is
om te herdenken, iets waar vaak verdriet bij zit, en we elkaar dan ook
met rust laten? Dat zou toch een basishouding kunnen zijn op basis
waarvan je dat toch in de wet kan zetten? Zo kun je het toch beter op
één plek definiëren dan dat je dat op 340 verschillende plekken in
Nederland doet?
Minister Uitermark:
Ik denk dat er allemaal voorbeelden zijn, zeker van nationale
herdenkingen, waarbij het direct invoelbaar is dat stilte het
wezenskenmerk is van die bijeenkomst, die herdenking. Het kenmerk van
een demonstratie is nou juist dat er uitingen van geluid en signalen
zijn. Dat botst. Ik begrijp heel goed dat je in dat geval soms aan de
waardigheid, en dus aan de herdenking, meer gewicht zou willen toekennen
dan aan het geluid van de demonstrant. Maar het is een weging en die
weging is heel lokaal.
Ik stel voor om eerst te kijken hoe we binnen de mogelijkheden die er al
zijn verder door kunnen denken met het Nederlands Genootschap van
Burgemeesters en de burgemeesters van in ieder geval de plaatsen in
Nederland waar de nationale herdenkingen plaatsvinden. Het gaat dan over
hoe we dat begrip, de waardigheid en de stilte van een herdenking, beter
kunnen wegen en meer gewicht kunnen toekennen dan misschien tot op heden
wordt gedaan. Maar het is heel subtiele materie.
Ik wil het niet afdoen met eenvoudige voorbeelden, maar er zijn
situaties waarin iemand iets kleins herdenkt en dat bestempelt als een
herdenking. Als dat meteen voorrang krijgt op iets anders, terwijl dat
andere groter is, dan is dat ook niet de bedoeling. Als je zou zeggen
dat het alleen geldt voor de nationale herdenkingen door die in een
soort AMvB of op een lijst te zetten, dan kunnen we elke keer
discussiëren over wat er op die lijst moet en wat niet. Dus er zitten
echt veel dingen in die nog nadere doordenking vergen. Daarom zeg ik
vanuit mijn kant dat ik de ervaringen van de burgemeesters en hun
inzichten hierover goed zou willen ophalen. Aan de andere kant zou ik
met uw Kamer een technische briefing willen organiseren om te kijken hoe
we tegemoet kunnen komen aan de in de Kamer beluisterde wens, die ik
goed invoel. Mijn voorstel aan de Kamer is om die twee aspecten met
elkaar de komende drie maanden mee te nemen.
De heer Flach (SGP):
Dat is een zorgvuldige aanpak, die ik op zich kan volgen. Tegelijkertijd
zoeken woede en haat soms ook een uitweg, juist in kleine dingen.
Bepaalde gedenkbordjes voor Anne Frank worden beklad en noem het maar
op. Ik zou willen voorkomen dat niet alleen de nationale herdenking op 4
mei, maar elke lokale herdenking, in welk dorp dan ook, vogelvrij wordt,
als een soort magneet voor mensen die woede over andere zaken willen
uiten. Ik snap heel goed dat het afbakenen van herdenkingen lastig is,
maar ik zou graag een soort basiskader willen dat zegt: "van een
herdenking blijf je in principe af. Daar kom je niet bij in de buurt.
Daar maak je geen herrie bij. Daar laat je elkaar vrij in." We moeten
het goed hebben over hoe we dat doen, maar het gaat erom dat we die
basislijn met elkaar kunnen bespreken. Hoe je het ook wendt of keert, nu
leggen we de verantwoordelijkheid bij burgemeesters die die keuze wel
moeten maken.
Minister Uitermark:
Ik denk dat dit gewoon een heel gevoelig onderwerp is, want het geeft
een bepaalde rangorde aan die er eerder niet was. Dat zouden we dan doen
redenerend vanuit de waardigheid en de stilte die bij een herdenking
horen. Ik schetste u net al een aantal dingen waardoor dit lastig is. Ik
zou hier dus stappen vooruit willen zetten, maar wel rustige stappen
vooruit. Vandaar dat ik zeg: laat mij eerst praten met het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters en laat mij praten met de burgemeesters
van de plaatsen waar de nationale herdenkingen zijn. Laat mij daarna ook
praten met uw Kamer en een technische briefing organiseren, zodat we
kunnen zien waar de mogelijkheden zitten. Ik denk dat ik daarmee een
zorgvuldige snelheid op dit onderwerp voorstel.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De minister spreekt terechte woorden over de waardigheid die
herdenkingen moeten hebben. Zij zegt ook dat het op het moment dat
mensen demonstreren altijd een weging is hoe je daarmee omgaat. Maar
voor die twee minuten op 4 mei is die weging niet zo moeilijk, zou ik
denken. Het hele jaar, 364 dagen, 23 uur en 57 minuten, zou ik voor het
fatsoen zeggen, is het: doe je ding. Maar die twee minuten is heel
Nederland stil. Is dat niet een afbakening die de minister evengoed zou
kunnen kiezen en die heel beperkt is, gelet op de proportionaliteit? Die
kan ook bijdragen aan een manier om te uiten hoe waardig herdenkingen
zijn. Als we met creativiteit kijken naar het juridische begrip
"herdenken", dan zou je ook tot een definitie kunnen komen gebaseerd op
de tijd, het moment.
Minister Uitermark:
Ik begrijp waar mevrouw Bikker op doelt. Vandaar dat ik net ook noemde
dat ik naast het bredere gesprek met het Nederlands Genootschap van
Burgemeesters ook het gesprek aanga met de burgemeesters die te maken
hebben met nationale herdenkingen. Dan hebben we 4 en 5 mei, maar ook 1
juli en de herdenking in januari. We hebben in ieder geval die drie al.
Die vind ik inderdaad alle drie van nationaal niveau en dus van een
andere orde. In die zin ligt de proportionaliteitsweging daar wellicht
anders dan bij lokale herdenkingen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik denk dat iedereen hier die raadslid is geweest weleens in een
stadsdeel of dorp een krans heeft gelegd. Dat is ook een moment waarop
dat stadsdeel of dat dorp stilstaat bij de verschrikkingen en de
slachtoffers die op de collectieve herdenkingsmomenten worden herdacht.
Dat gebeurt niet alleen op de Dam. Ik hecht er juist aan om op de Markt
in Gouda te staan op zo'n moment, in mijn eigen plaats, waar van alles
gebeurd is. Ik vind die twee minuten die we daar als stad met z'n allen
stil zijn net zo kostbaar. Ik zou de minister willen vragen om het niet
te verengen tot de plaatsen die we allemaal kennen van tv en die
belangrijk zijn. Wij koesteren allebei echt dat moment; dat merk ik.
Maar dat gebeurt natuurlijk in heel veel lokale gemeenschappen. Laten we
ervoor zorgen dat we dat ook in onze wetgeving laten zien. Het is twee
minuten. Volgens mij hebben we daar een prima, proportioneel
handvat.
Minister Uitermark:
Ik ga in de beantwoording niet verder dan ik tot nu toe heb gedaan. Ik
leg twee sporen neer. Ten eerste heb ik het gesprek met het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters, juist ook omdat dat gaat over de
ervaringen overal in het land, ook in kleine steden. Het gaat in ieder
geval over ervaringen met herdenkingen die een plaatselijk of regionaal
karakter hebben. Ik vind herdenkingen die een nationaal karakter hebben
weer van een andere orde. Vandaar dat ik daar dus afzonderlijke
gesprekken over voer. We moeten kijken waar dat ons brengt. Dat brengt
ons namelijk ook bij de bevoegdheden. Ik noemde net al dat de
waardigheid an sich een element is dat kan worden meegewogen bij een
beslissing door het lokale bestuur. Als het gaat om een lokale
herdenking, kan ik me voorstellen dat die weging ons brengt bij iets wat
we in de handreiking zouden kunnen verwerken, terwijl herdenkingen van
nationaal niveau van een andere grootte en omvang zijn. Daarbij zou een
ander soort bevoegdheid misschien meer passend zijn. Maar nogmaals, ik
kan er niet op vooruitlopen. Los van het belang dat elke herdenking
heeft, zie ik wel verschil in grootte, in orde en dus ook in
bevoegdheden.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Het is heel begrijpelijk dat de minister aangeeft dat dit een vrij
lastig onderwerp is om een goede, algemene afweging in te maken. De
Kamer gehoord hebbende, is er wel een tendens dat het recht op de
waardigheid van de herdenking versterkt moet worden ten opzichte van hoe
we dat nu percipiëren. Daarom is mijn concrete vraag als volgt. De
minister gaat het gesprek aan met het Nederlands Genootschap van
Burgemeesters. Kan zij samenvatten wat haar insteek gaat zijn? Waar wil
zij uiteindelijk uitkomen?
Minister Uitermark:
Gehoord de Kamer, maar ook gezien mijn eigen opvatting, is mijn insteek
om te kijken hoe we juist daar waar geluid en stilte met elkaar kunnen
botsen, en dat is bij herdenkingen, er wellicht op een andere manier mee
om kunnen gaan als we de herdenkingen meer willen beschermen. Mijn
insteek zal zijn om te beginnen met het ophalen van de gedachten en de
ideeën die leven bij de burgemeesters, die elke dag, week in, week uit,
te maken hebben met dit soort afwegingen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben ook voor het beschermen van herdenkingen, maar we zijn hier
vandaag ook om het demonstratierecht te beschermen. We zijn hier vandaag
ook met z'n allen bij elkaar om de minderheden te beschermen. Als ik aan
herdenkingen denk — ik zat net op mijn stoel en ik weet zeker dat de
collega's om mij heen hetzelfde hebben, ook vanuit religieus oogpunt —
dan is een van de herdenkingen die ik me kan herinneren het Suikerfeest
en de ramadan, waarbij we het vasten herdenken. Precies in die periode
besloot Pegida een demonstratie voor de deuren van de moskee te houden
en varkens te barbecueën, terwijl andere mensen net gevast hadden. Ik
zou de minister willen vragen hoe ze tegen herdenkingen aankijkt. Kan ze
dat iets concreter maken? Geldt dat ook in de situatie die ik zojuist
heb benoemd?
Minister Uitermark:
Deze vraag vind ik verrassend. Vraagt de heer El Abassi nou aan mij of
het Offerfeest of het Suikerfeest een herdenking is? Even ter
verduidelijking van de vraag.
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang.
De heer El Abassi (DENK):
Ik stel die vraag niet; het is een herdenking. Op het moment dat we het
Suikerfeest hebben, herdenken we het feit dat we gevast hebben met z'n
allen, dus is het een herdenking. In deze discussie komen we nu
klaarblijkelijk. Ik wil dat de minister rekening houdt met herdenkingen
in brede zin en niet vanuit de meerderheid van de Kamer. Ik wil dat de
minister daar op die manier naar kijkt. Mijn vraag aan haar is de
volgende. Kennelijk weet de minister niet of dit wel of niet een
herdenking is. Nou, bij dezen. Hoe denkt de minister over dit soort
herdenkingen?
Minister Uitermark:
Het is de eerste keer dat iemand het Offerfeest of het Suikerfeest naar
mij toe een "herdenking" noemt. Meestal hebben we het over "feestdagen".
Maar het geeft wel precies aan waar ik net op doelde, want wie bepaalt
nou wat een herdenking is? Dat is precies waar dit over gaat. Als we dit
in wet- en regelgeving willen vastleggen, komt het er in de omlijning
natuurlijk op aan wat de kenmerken van een herdenking zijn, in de zin
van waar we de regels op schrijven, en wie bepaalt of iets een
herdenking is. Het is zeker een voorbeeld dat heel duidelijk laat zien
dat de omlijning en de afbakening van het begrip "herdenking" echt van
belang is als we dit gaan vatten in regels.
De heer El Abassi (DENK):
Dat was mijn eerste vraag. Mijn vervolgvraag gaat erover dat het volgens
mij Kamerbreed gedragen wordt dat we een herdenking niet moeten
verstoren. Ten tweede vraag ik of de minister bij het uitwerken ook
rekening houdt met uitzonderingen, namelijk bepaalde mensen die heel
discutabel zijn en uitgenodigd worden bij zo'n herdenking; misschien
heeft ze daar nu al een mening over. Heeft de minister al een idee over
een belangenafweging die daarbij gemaakt kan worden?
Minister Uitermark:
Nee, daar heb ik op dit moment geen nadere opvatting over.
De heer Boswijk (CDA):
Ik hoor de minister vragen: moeten wij de wet aanpassen in verband met
herdenkingen, ja of nee? Uiteindelijk ligt dat initiatief mede bij de
Tweede Kamer. Stel nou dat de Tweede Kamer zegt: wij hebben 525.600
minuten in het jaar. Daarvan offeren we twee minuten op om twee minuten
stilte te houden voor de mensen die gevallen zijn in de strijd voor onze
vrijheid in onder andere de Tweede Wereldoorlog. Daardoor kunnen we
überhaupt demonstreren. Als wij nou als Kamer zeggen "we zijn het over
veel dingen oneens, maar over die herdenking, 4 mei, twee minuten
stilte, zeggen wij in meerderheid in deze Kamer dat die sowieso moet
worden beschermd tegen demonstraties", gaat de minister dat dan ook
uitvoeren?
Minister Uitermark:
Nou, dat is een heel directe en concrete vraag, waarop ik meteen de
volgende reflectie geef. Als wij kiezen voor één nationale herdenking,
terwijl er op zijn minst genomen nog twee andere zijn, dan creëer ik wel
een vorm van ongelijkheid, waarvan de Kamer dan, denk ik, goed zal
moeten beargumenteren waarom het creëren van die ongelijkheid
gerechtvaardigd is.
De heer Boswijk (CDA):
Er is natuurlijk ook de Indië-herdenking. Daar ben ik me ook wel van
bewust, maar tegelijkertijd kunnen we wel constateren dat de herdenking
op 4 mei in massaliteit veel groter is en het daardoor helaas ook
interessanter is voor bepaalde onverlaten om die te verstoren. Ik denk
dus dat er best wel een argument te vinden is waarom we sowieso die
herdenking zouden moeten beschermen tegen onrust.
Minister Uitermark:
Het een doen en het ander niet nalaten vind ik ook van belang. Dus ik
zou zeggen: geef dit even de tijd. Ik zet dit niet ver weg in de tijd en
schuif de bal niet vooruit. Maar ik heb even de tijd nodig om de
volgende stap te zetten. Daarom gaf ik u twee dingen aan. Ik organiseer
gesprekken met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en met de
burgemeesters van de plekken waar de nationale herdenkingen
plaatsvinden, aan de ene kant. Aan de andere kant bied ik uw Kamer een
technische briefing aan, zodat wij op korte termijn met elkaar kunnen
kijken hoe we dit een stap verder brengen. Als uw Kamer zou zeggen "dat
gaat ons te langzaam, wij willen nu al andere keuzes maken", dan is dat
een keuze waar uw Kamer dan voor kiest, maar doe dat dan wel in het
besef dat u dan één nationale herdenking prioriteert boven de andere
nationale herdenkingen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil de minister even ondersteunen, omdat zij volgens mij de
complexiteit van het dilemma goed schetst. Wij hebben eind deze maand
natuurlijk de Auschwitz-herdenking. Ik maak mij er een beetje zorgen
over dat wij straks een motie hebben die de zaak platslaat, waarbij de
Kamer uitspreekt dat 4 mei een nationale herdenking is. Als we het zo
platslaan, kan de minister er dan iets mee? Mijn zorg zit er wel een
beetje in dat je bij meerderheid gaat aanwijzen wat wel en niet een
herdenking is, terwijl je daarmee de minderheden in de samenleving enorm
tekortdoet en je een bepaalde hiërarchie in herdenkingen gaat
aanbrengen, zoals de minister zelf ook duidelijk aangeeft.
Minister Uitermark:
Ik denk dat het dilemma nu al voor een flink deel op tafel ligt. Dit
schetst juist ook waarom ik inzet op een pad van zorgvuldigheid. Ik heb
uitgestraald dat we het gevoel dat eronder ligt, namelijk van de
herdenking, op een bepaalde, andere, manier moeten beschermen en dat de
beschermwaardigheid van een herdenking belangrijk is. Maar ik wil het
ook echt heel zorgvuldig doen. Als uw Kamer zou komen tot een motie, is
voor mij de enige reden om die motie niet uit te voeren het gegeven dat
ik daarmee rechtsongelijkheid zou creëren of dat een ander fundamenteel
principe van het recht daaraan in de weg staat. Ik pleit er echt voor:
geef het even de tijd. Ik schop de bal niet vooruit. Ik begrijp het
gevoelen in de Kamer. Ik wil er werk van maken. Dat ga ik ook doen.
Volgens mij kunnen we op korte termijn zorgvuldige stappen zetten.
Dan heb ik nog twee blokjes vragen. Mevrouw Bikker en mevrouw Koekkoek
vroegen hoe ik ervoor zorg dat burgemeesters een duidelijk kader hebben
en een eensluidend beleid voeren. De bevoegdheid om een demonstratie,
indien dat noodzakelijk is, te beperken, ligt bij de burgemeester. Dat
is het maatwerk. Zij moeten in complexe situaties binnen korte tijd
afwegingen maken. Dat heb ik net ook al gezegd. Maar ik denk wel dat er
van elkaar kan worden geleerd door burgemeesters. Dat gebeurt ook. Zoals
ik net heb gezegd, zijn er een aantal voorbeelden te noemen. Op
demonstratierecht.nl kan iedereen informatie vinden over de regels
rondom demonstraties. Dat is een website die door mijn ministerie is
gefinancierd, maar is ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen.
Die is bedoeld voor burgers, maar ook voor de overheid. Zoals ik al
aangaf, hebben duizenden mensen inmiddels die website bekeken. Ook het
Nederlands Genootschap van Burgemeesters stimuleert kennisdeling tussen
burgemeesters over ingewikkelde demonstraties. Zo komt het bijvoorbeeld
terug in webinars, maar ook in het opleidingsprogramma van burgemeesters
en de masterclass openbare orde en veiligheid. Ook op ambtelijk niveau
wordt in bijvoorbeeld scenariosessies ingewikkelde casuïstiek
voorbereid. Daarnaast spreek ik, maar ook mijn ministerie, veel
burgemeesters. Wij merken dat zij elkaar echt wel goed weten te vinden
onderling, bijvoorbeeld via een strategisch beraad veiligheid.
Uiteindelijk is het natuurlijk aan de burgemeester zelf om op basis van
de situatie ter plekke en met de actuele informatie van dat moment een
besluit te nemen over een demonstratie. Daarover wordt verantwoording
afgelegd aan de gemeenteraad.
Dan is er nog een vraag van mevrouw Koekkoek. Herkent het kabinet dat
generieke verboden van demonstraties indruisen tegen het uitgangspunt
dat elke demonstratie op eigen merites moet worden beoordeeld? Het
uitgangspunt van het demonstratierecht is dat elke demonstratie op haar
eigen merites moet worden beoordeeld. Generieke verboden van
demonstraties verhouden zich daarom wat slecht tot het
demonstratierecht. Maar het is wel van belang wat we verstaan onder
generiek, want voor ons als wetgever betekent dat dat we altijd moeten
nadenken over potentiële wetswijzigingen, maar ook over uitzonderingen,
die er altijd bij kunnen horen. Het bevoegde, in geval van demonstraties
lokale, gezag moet per demonstratie bepalen of een beperking van het
demonstratierecht noodzakelijk en proportioneel is.
De heer Boswijk (CDA):
Het is inderdaad verstandig, denk ik, om per demonstratie te bekijken of
het kan, past enzovoort. Zoals ik al in mijn inbreng aangaf, beoordeelt
de driehoek op drie onderdelen. Een van die onderdelen is de openbare
orde. Hoe kijkt de minister naar het volgende? Stel dat een burgemeester
naar een bepaalde demonstratie kijkt en denkt dat die demonstratie sec
niet verstorend is voor de openbare orde. Als hij dat tien keer achter
elkaar doet, kan dat bij elkaar opgeteld uiteindelijk wel zorgen voor
extreme druk op het ambtelijk apparaat, op de politie enzovoort. Het kan
dan wel degelijk impact hebben op de openbare orde. Doordat we het
allemaal individueel beoordelen, wat ik ergens goed begrijp, hebben we
geen overzicht. Mijn zorg zit er eigenlijk in dat dit uiteindelijk
negatieve effecten kan hebben. Deelt de minister die zorg? En hoe kunnen
we dat dan ondervangen?
Minister Uitermark:
Ik begrijp de zorg die u benoemt. Als er een repeterend patroon is van
demonstraties, zeker als dat met een bepaalde omvang of met een bepaalde
insteek is, kan dat bijdragen aan een bepaald oordeel. Maar dat is wel
een oordeel van het lokaal gezag en daar kan ik hier als minister nou
niet iets algemeens over zeggen. Maar ik begrijp best dat dat een aspect
is in de weging. Dat is ook iets wat het WODC zal betrekken bij wat het
onderzoekt over ontwrichtende demonstraties. Maar ik gaf aan het begin
al aan dat die vragen door de minister van Justitie en Veiligheid zullen
worden beantwoord.
De heer Van Nispen (SP):
De minister heeft het nu eigenlijk een paar keer gezegd: generieke
verboden van demonstraties verhouden zich slecht tot het
demonstratierecht en ook slecht tot het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens. De minister zegt dit niet voor niets al een paar keer.
Verder beantwoordt ze heel zorgvuldig alle vragen die gesteld zijn.
Straks worden er ongetwijfeld moties ingediend met precies die generieke
verboden waarvan de minister nu eigenlijk al zegt: dat verhoudt zich
slecht tot het demonstratierecht; dat verhoudt zich niet tot het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Eigenlijk is dat toch een
beetje de kern van het debat? We gaan de andere minister nog horen en we
zien wel wat er komt in de tweede termijn. Maar eigenlijk is dit volgens
mij de angel, die de minister er nu al vakkundig uit peutert vanuit de
coalitiepartijen. Bekijk het nou per demonstratie, laat de burgemeesters
hun werk doen en laat de politie haar werk doen. Als er strafbare feiten
zijn, bijvoorbeeld ernstig geweld, vernielingen en dat soort zaken, kan
daartegen worden opgetreden. Is dat een beetje een accurate samenvatting
van hoe de minister hiertegen aankijkt?
Minister Uitermark:
Nou, u belicht nu maar één deel van mijn antwoord. Ik heb heel duidelijk
gezegd dat demonstratierecht in het algemeen casuïstisch recht is. Dat
betekent dat generieke bepalingen als "in deze gevallen moet altijd
dat-en-dat gebeuren" zich slecht verhouden tot de veelvormigheid van de
casuïstiek. Demonstraties zijn er in allerlei soorten, maten, omvang,
variaties en variabelen. Maar er zijn wel degelijk generalistische
bepalingen mogelijk waarbij er ruimte is voor uitzonderingen en
maatwerk. Een voorbeeld daarvan is gezichtsbedekking. Anders zou ik die
kant ook niet gaan verkennen. Het kan dus nooit absoluut-absoluut zijn,
maar het kan wel generalistisch zijn met mogelijkheden, ventielen, om
het voldoende proportioneel te maken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ben blij dat de minister in ieder geval zegt dat het uitgangspunt in
het demonstratierecht is dat je elke demonstratie op haar merites
beoordeelt. Daar bestond namelijk nog wel wat misverstand over in het
debat. Maar ik kijk toch of de minister stelliger zou kunnen zijn ten
aanzien van de generieke verboden. Dat uitgangspunt volgt ook uit het
EVRM, en dat hebben we verankerd in onze Grondwet en vervolgens ook in
de Wet openbare manifestaties. Als je een demonstratie dus op haar eigen
merites beoordeelt, dan is dat toch in strijd met die generieke verboden
zoals die hier in de Kamer worden voorgesteld?
Minister Uitermark:
Dat is een iets te eenvoudige conclusie. Dat bedoel ik niet onaardig,
maar het is iets te eenvoudig om het zo plat te slaan. "Generiek", dus
in alle gevallen hetzelfde reageren, verhoudt zich daar niet mee. Maar
voor "generalistisch" bestaat ruimte in het recht. Daarom zeg ik ook dat
we het zorgvuldig moeten doen. Ik geef wederom het voorbeeld van de
gezichtsbedekking. Een nieuwe norm zou kunnen zijn, zoals ik net al
aangaf, dat bij een openbare demonstratie het gezicht open moet zijn,
tenzij het een geval betreft waarbij er van deze norm kan worden
afgeweken. Dit moet dan wel afgebakend worden. Die norm is dan juridisch
gezien gewoon een denkbare route.
Dan ben ik nu …
De voorzitter:
Mevrouw Lahlah, als u wilt interrumperen, dan moet u uw neusje tegen de
microfoon houden, anders weet ik het namelijk niet.
Minister Uitermark:
Ik wou zeggen "aangekomen bij de laatste twee vragen", maar misschien
…
De heer Six Dijkstra van NSC vroeg of er een actueel overzicht is van
het aantal demonstraties. Het antwoord is: het wordt niet centraal
bijgehouden hoeveel er wordt gedemonstreerd. Individuele gemeenten
houden dat meestal wel bij. Maar het is wel duidelijk dat het aantal
demonstraties groeit. Zo kunnen wij dat bijvoorbeeld zien in een
onderzoek van Investico. Dat heeft onderzoek gedaan naar het aantal
demonstraties tussen 2015 en 2022. Dat is op basis van de cijfers van de
gemeenten die dat registreren, dus niet alle gemeenten. Daaruit komt
naar voren dat het aantal demonstraties duidelijk is toegenomen,
ongeveer van 2.000 per jaar naar, zeven jaar later, 6.000 per jaar. Het
is dus verdrievoudigd.
Mevrouw Koekkoek vroeg of ik me wil uitspreken tegen het intimideren van
burgemeesters. Ja, dat heb ik eerder al gedaan. Het intimideren van
burgemeesters veroordeel ik in de sterkste bewoordingen. Het
faciliteren, beschermen en waar nodig begrenzen van demonstraties,
dwingt het lokaal gezag om keer op keer afwegingen te maken over
complexe situaties, vaak in een heel kort tijdsbestek en onder grote
druk. Ik heb het al een paar keer gezegd. Als er kritiek is op een
optreden, dan moet het zorgvuldig zijn en dan moet het ook gebaseerd
zijn op feiten. Het lokaal bestuur wordt kwetsbaar gemaakt door het af
te rekenen op zijn optreden voordat de feiten bekend zijn. Dat vind ik
verontrustend en onacceptabel. Dit is ook iets wat veel burgemeesters
mij aangeven: wees zuinig op ons. Daarbij wil ik tot slot benadrukken
dat de burgemeester natuurlijk verantwoording aflegt. Maar dat doet die
aan zijn lokale gemeenteraad, niet aan het kabinet en niet aan het
parlement.
Dan heb ik nu het laatste blokje. Hierin beantwoord ik de laatste twee
vragen. De SGP vroeg of het kabinet kan bevestigen dat het oppakken van
een eenmansprotest in strijd is met de wet en of ik dit onder de
aandacht van gemeenten kan brengen. Onder de Wet openbare manifestaties
wordt een demonstratie aangemerkt als een collectieve meningsuiting. Het
verschil tussen een eenmansactie en een demonstratie ligt dus in die
collectiviteit. Daarom wordt een eenmansactie aangemerkt als een
openbare meningsuiting, maar niet als een demonstratie. Die openbare
meningsuiting valt dan onder de bescherming van de vrijheid van
meningsuiting, artikel 7, lid 3 van de Grondwet. Het valt dus niet onder
het demonstratierecht. Een gemeente kan bijvoorbeeld wel in de algemene
plaatselijke verordening regels stellen voor eenmansacties. Die regels
mogen dan, net zoals bij demonstraties, niet gaan over de inhoud van de
uiting.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een hele praktische vraag: zou de minister dat nog een keer
grondig op papier willen zetten en zou zij dat willen delen met de VNG?
We hebben namelijk verschillende voorbeelden binnengekregen waaruit
blijkt dat die acties wel worden aangepakt met een beroep op het
demonstratierecht. Het zou dus goed zijn om dat nog een keer te delen
met de Nederlandse gemeenten.
Minister Uitermark:
Dat zeg ik graag toe. Dan kom ik nu aan bij de laatste vraag.
De voorzitter:
Er gaat toch iets dreigends uit van mevrouw Michon en mevrouw Lahlah.
Zij staan daar en lijken steeds naar voren te komen, maar doen dat toch
niet. Zullen we eerst de vraag doen van de minister? Mevrouw Lahlah.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ook nu weer gaat de minister staan voor burgemeesters. Dat vind ik heel
erg goed. Ik had eigenlijk ergens ook wel gehoopt dat de minister zou
gaan staan voor de demonstranten, want veruit de meeste demonstraties
gaan goed. De minister noemde net in een klein bijzinnetje naast de
plichten die demonstranten hebben, ook de rechten. Ik denk dat de manier
waarop er over de hele groep demonstranten wordt gesproken ontzettend
belangrijk is. Ik ben dus benieuwd hoe de minister kijkt naar uitspraken
van haar collega-minister. Ik citeer even: bij demonstraties lijken
demonstranten het overtreden van de wet als uitgangspunt te nemen,
waarbij zelfs loopholes in het EVRM worden gezocht. Hoe kijkt u, als
hoeder van onze grondrechten, naar deze uitspraak?
Minister Uitermark:
Ik voel mij eigenlijk niet geroepen om mijn collega's te recenseren,
zeker niet als ik een quote krijg voorgelegd en niet kan zien in welk
verband die uitspraak is gedaan. Ik wil het hier dus eigenlijk bij
laten.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik dacht: ik wacht even tot de minister haar bijdrage heeft afgerond,
maar ik zal bij dezen toch mijn vraag stellen. Ik hoor de minister goed.
Ik vind het goed, en wil haar er ook mee complimenteren, dat ze zoekt
naar mogelijkheden om ervoor te zorgen dat we het demonstratierecht
begrenzen, zeg ik in mijn woorden. Ik vind het belangrijk dat wij dan
als Kamer de norm stellen. Wij zijn medewetgever. Met onze moties
stellen wij een norm. Ik ga ervan uit dat het kabinet aan de slag gaat
met het in de praktijk brengen van die norm, of dat nu via wetgeving of
een handreiking is. Als een handreiking niet voldoende is, dan kan het
via wetgeving. Ik hoor de collega's zeggen dat alle wetgeving in beton
gegoten lijkt. Als eenmaal het EVRM wordt genoemd, schieten we allemaal
in de kramp. Hoe kunnen we de minister helpen om die norm verder te
brengen? Want, in alle eerlijkheid, ik hoef geen technische briefing
over de varianten van hoe dat moet. Ik zou graag willen dat de minister
de norm die we vastleggen, met alle slimme mensen die met haar werken,
verder brengt. Wat heeft de minister nodig van de Kamer om hierin die
norm te stellen en om in de praktijk te brengen hoe dat gaat werken?
Natuurlijk moet dat binnen de grenzen van het EVRM, dat zal helemaal
niemand ontkennen. Dat zou ik graag willen horen.
Minister Uitermark:
Volgens mij wil de Kamer op twee punten duidelijk een andere norm
neerleggen, daarom heb ik die ook uitgelicht. Dat is aan de ene kant als
het gaat om gezichtsbedekking en aan de andere kant als het gaat om
herdenkingen. In de voorstellen die u heeft gedaan, ging het met name
over de herdenking op een andere manier belangrijk achten en ook
prioriteren. Wat ik nodig heb van de Kamer, want dat kan ik op dit
moment niet doen, is dat u mij enige ruimte geeft om met zorgvuldige
snelheid de volgende stap voor te bereiden. Een technische briefing kan,
maar hoeft niet. Maar dan zullen we het ook wel hebben over de norm.
Stelt u dan een norm alleen ten aanzien van nationale herdenkingen of
wilt u ook meer ruimte geven aan lokale herdenkingen? Zijn die van
gelijk gewicht? Moeten die ook op dezelfde manier aangestuurd worden? Of
kiezen we straks voor een nationale aansturing bij nationale
herdenkingen en laten we regionale of lokale herdenkingen meer bij het
lokale bestuur, dat ook de afweging kan maken?
Dit is wat ik aan de Kamer wil voorleggen. Ik heb begrepen en gehoord
waar u de norm wil verleggen. Dat begrijp ik ook, zeker waar het gaat om
herdenkingen. Waar het gaat om gezichtsbedekking heb ik gewoon te maken
met een motie waarin de Kamer zich heeft uitgesproken, dus daar zal ik
naar handelen en daar treuzel ik ook niet in. Daar zet ik stappen in,
maar ik heb even tijd nodig.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is helder. Een verduidelijkende vraag daarover. De minister zegt nu
dat het gaat om een generalistische weigeringsgrond die altijd wordt
toegepast door de burgemeester binnen wiens gemeentegrenzen een
demonstratie plaatsvindt. Is het nodig om die generalistische grond als
zodanig uit te werken, terwijl het tegelijkertijd altijd een afweging
blijft, per demonstratie en per bijeenkomst? Dat vind ik ook een
ingewikkeld dilemma en daar hoor ik graag de opvatting van deze minister
over.
Minister Uitermark:
Ik vind het belangrijk dat je altijd hoor en wederhoor pleegt. Als het
gaat om de vraag of de norm gelijk moet zijn voor nationale en regionale
herdenkingen, denk ik dat ik eerst wil weten wat de gevoelens van de
burgemeesters daarover zijn. Kunnen zij uit de voeten met de weging die
zij nu hebben, waarin zij het element van waardigheid kunnen meewegen?
Kan ik voldoende in gesprek met hen over hun instrumentarium om hun
handelingsperspectief eventueel te vergroten en is dat dan afdoende? Dat
is de stap die ik graag wil zetten, als het gaat om het meer gewicht
geven aan het beschermen van herdenkingen.
De heer Sneller (D66):
Dit was het rondje "minister helpen", toch? Dan wil ik ook nog een
poging doen. Mevrouw Michon-Derkzen zegt dat de wetgeving in beton
gegoten is. Dat is natuurlijk niet zo. Je kan deze wijzigen. Maar met
betrekking tot die Wet openbare manifestaties waarschuwen alle
burgemeesters: pas op, kom daar toch vooral niet te gemakkelijk aan. Kan
de minister ons een gevoel geven van wanneer de laatste materiële
wijziging van die wet is geweest?
Minister Uitermark:
Nou, dat is al een hele tijd geleden. Het precieze jaartal kan ik u in
tweede termijn geven. Het is in ieder geval een wet die niet vaak
gewijzigd wordt. De handreiking die handen en voeten geeft aan de
invulling ervan, is bij mijn weten al een jaar of zeven niet meer
bijgesteld.
De heer Sneller (D66):
Ik hoor het graag in tweede termijn. Ik denk dat dat nuttig is om ons
ook te realiseren hoe fragiel het bouwwerk is waar sommigen van ons mee
aan de slag willen gaan.
Een ander punt is dat ik in eerste termijn van een aantal Kamerleden
mooie betogen heb gehoord over het belang van demonstratierecht. Ik heb
ook een paar peilingen gezien over de waardering in de samenleving voor
het demonstratierecht en ik was niet heel comfortabel met de uitkomsten
daarvan. Ik denk dat ook daar voor deze minister een mooie taak ligt —
maar dat is een groot woord — om vaker naar voren te treden om dat
belang wat breder duidelijk te maken. In deze brief staat bijna
plichtmatig dat het demonstratierecht essentieel is voor een
democratische samenleving en dan zijn er vijf pagina's met de problemen.
We moeten ons misschien met z'n allen ook wat vaker rekenschap geven van
het belang van het recht van demonstratie. Ik ben benieuwd hoe de
minister naar die observatie kijkt en of zij daar voor zichzelf een rol
in ziet.
Minister Uitermark:
Zoals het wel vaker gaat met dingen die minder goed gaan: daar gaat de
aandacht naar uit. Volgens mij gaat onze aandacht in die brief juist
niet uit naar al datgene wat goed gaat. Vanmorgen is door allerlei
mensen al opgemerkt dat het bij een heel groot deel van de demonstraties
gewoon vlekkeloos en prima gaat. Het is een fundamenteel recht in onze
rechtsstaat dat niemand ter discussie stelt. Dat heb ik hier vandaag in
de Kamer ook helemaal niet gehoord. Het gaat om de kleine groep die echt
op een meer ontwrichtende manier gebruikmaakt van het demonstratierecht.
Zoals u zelf heel mooi aangaf in uw eerste termijn, moet de focus liggen
op die groep en op wat we daar effectief aan kunnen doen, zonder dat dat
een schaduw werpt op de grote groep demonstranten die gewoon op een
goeie, probleemloze manier gebruikmaakt van het recht om te
demonstreren. Volgens mij heb ik bijna iedereen in de Kamer het
demonstratierecht horen omarmen. Onze focus en aandacht ligt op de groep
die het voor een deel verpest voor de rest.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb een hierop volgende vraag. De minister zegt met zoveel woorden:
we staan pal voor het demonstratierecht en we stellen dat niet ter
discussie. Maar nu maakt het kabinet zelf eigenlijk wel een nieuw
onderscheid tussen vreedzame demonstraties en ordeverstorende acties. Ik
heb goed geluisterd naar de minister tijdens de inleiding van haar
betoog. Daarin zei zij dat het demonstratierecht alleen geldt voor
vreedzame demonstraties. Dat vind ik heel erg waar; daar sta ik helemaal
achter. Maar is het dan niet zo dat je juist door een nieuw onderscheid
te maken tussen vreedzaam en ordeverstorend in plaats van tussen
vreedzaam en niet-vreedzaam, het demonstratierecht wel degelijk ter
discussie gaat stellen? Je gaat een nieuw verwarrend onderscheid maken,
terwijl het onderscheid al duidelijk was. Kan de minister daar haar kijk
op geven?
Minister Uitermark:
We doen nu geen voorstellen om een ander soort onderscheid te hanteren.
We zeggen: er is een kleine groep die op een andere manier gebruikmaakt
van het demonstratierecht dan het overgrote deel. Daar zit een zorg.
Daar zit ook een zorg omdat we juist het draagvlak voor het
demonstratierecht in den brede moeten bewaken, koesteren en beschermen.
Daarom hebben we het onderzoek bij het WODC uitgezet. Dat zal ons daar
ook verdere handvatten voor geven. We kijken niet alleen naar Nederland.
In dat onderzoek wordt ook gekeken naar wat er elders in Europa gebeurt.
Mijn principiële opvatting is dat het recht altijd moet meebewegen. Het
recht vindt zijn gelding in de materiële werkelijkheid. Daarmee bedoel
ik dat het recht verbonden moet blijven met wat er in de wereld gebeurt
in het hier en nu, en met wat er al een tijd gaande is. Je kunt er niet
blind voor zijn als dingen zich ontwikkelen. Daar moet je op
reflecteren. Je moet kijken hoe je je daartoe verhoudt met de wetten en
regels die je hebt. Daarom kijken we in Nederland naar onze eigen
situatie, op Nederlandse bodem. Daarnaast kijken we internationaal naar
wat andere landen doen. Daarvoor wachten we nou juist ook af wat het
WODC ons daar verder over kan aanreiken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Je moet zeker ook andere factoren meewegen en aansluiten bij de tijd. Je
moet daarbij ook meewegen dat het demonstratierecht in tijden van
maatschappelijke onrust juist ook heel erg belangrijk is. Toch even over
dat WODC-onderzoek. Op zich is het goed dat het kabinet het laat
onderzoeken. Maar is het dan toch niet een beetje voorbarig om al een
nieuw onderscheid te gaan introduceren voordat dat onderzoek is
afgerond, zonder dat je precies kunt weten waarop dat onderscheid is
gebaseerd? Verschillende experts zeggen dat ordeverstoringen ook plaats
kunnen vinden bij vreedzame demonstraties. Ik hamer hier zo op, omdat
het wel degelijk de suggestie wekt dat het demonstratierecht op dit
moment niet goed is geregeld. We wachten dat onderzoek niet af. Erkent
de minister dat dit nieuwe onderscheid enigszins voorbarig is?
Minister Uitermark:
Voorzitter. Dat erken ik niet. We maken geen nieuw onderscheid. We
hebben in de brief benoemd welke onderzoeksopdracht we hebben neergelegd
bij het WODC. Wij hebben speciale focus en zoom op de groep die het
verpest voor de rest. Daarom kijken we hoe we op een passende manier
effectief kunnen optreden tegen orde verstorende acties.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
De minister zegt het een aantal keer en het werd ook door een aantal
collega's gezegd: een kleine groep die het verpest. Hebben we nu al
consensus over welke groep dat is? Ik heb het voorstel van de VVD
gezien, waarin een aantal groepen geïdentificeerd worden. Ik heb zelf in
mijn eigen inbreng de coronademonstraties genoemd. Dat was een heel
andere groep dan de VVD identificeert. Omdat de minister het nu ook
aangeeft, wil ik die vraag stellen. Die wil ik stellen in de context van
dat we ook met elkaar geconstateerd hebben dat de meeste demonstraties
goed gaan. Als we aan die kleine groep generieke maatregelen koppelen,
wil ik wel weten over welke groep we het dan hebben.
Minister Uitermark:
Ik begrijp de vraag. Ik heb net aangegeven dat we qua getallen tussen
2015 en 2022 zijn gegroeid van 2.000 naar 6.000. Dat cijfer klopt niet
helemaal omdat niet alle gemeenten meededen, maar dat is in ieder geval
wat er aan demonstraties heeft plaatsgevonden, keer drie dus. Op de
vraag over incidenten zal de minister van Justitie en Veiligheid zo
meteen nader antwoord geven.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, want die vraag heb ik specifiek in mijn inbreng gesteld, maar dat
was niet waar ik nu op doelde. De minister geeft eigenlijk in antwoord
op vragen van mijn collega's aan dat wij het demonstratierecht moeten
laten meegroeien met hoe het nu is. En hoe het nu is, is dat er een
kleine groep is die het verpest voor de rest. Daarom staat in het
regeerakkoord dat het demonstratierecht moet worden herzien en daarom
wordt serieus gekeken naar wat de Kamer aan voorstellen gaat doen. Mijn
vraag ziet daarop. Hebben wij als Kamer en kabinet consensus over de
vraag wat die kleine groep is? Als ik naar mezelf kijk, heb ik het idee
dat ik andere groepen identificeer dan bijvoorbeeld de VVD. Dat mag,
maar als we er vervolgens wetsveranderingen aan gaan koppelen, is het
wel heel belangrijk dat we weten over welke groep we het hebben.
Minister Uitermark:
Voorzitter. Ik verwijs dan toch naar de beantwoording van de minister
van Justitie en Veiligheid, want hij heeft het beste zicht op de cijfers
van incidenten en de aard van de incidenten. Hij kan daar het beste een
nadere duiding van geven, onderbouwd met cijfers.
De heer Van Nispen (SP):
Deze minister heeft het hoofdlijnenakkoord niet geschreven. In het
hoofdlijnenakkoord staat dat er een scherper onderscheid komt tussen
vreedzame demonstraties en ordeverstorende acties. Ik vond het antwoord
op de vraag van mevrouw Teunissen verwarrend. Het lijkt misschien een
woordenspel, maar dat is het niet. Het is een relevant onderscheid. Toen
ik dat aan een van de coalitiepartijen, mevrouw Wijen-Nass, vroeg,
erkende zij ook dat het onderscheid zou moeten zijn tussen vreedzame
demonstraties en niet-vreedzame demonstraties. Ik ben benieuwd of de
minister dat ook kan erkennen. Zij zegt: wij maken geen nieuw
onderscheid. Nee, jullie zijn geconfronteerd met een afspraak die
gemaakt is in het hoofdlijnenakkoord. Dat heeft de minister niet
geschreven. Maar vervolgens gaat men daar wel op door. Erkent de
minister dat het relevante juridische onderscheid zit in vreedzaam of
niet-vreedzaam? Volgens mij is het belangrijk om dat hier nu scherp te
krijgen. Ordeverstorende acties kunnen echt van alles zijn.
Minister Uitermark:
Voorzitter. Ik ben begonnen met te zeggen dat het demonstratierecht ziet
op situaties van vreedzame demonstraties. Dat betekent dat, als een
situatie niet vreedzaam is, die niet beschermd wordt door
demonstratierecht. Daarbinnen hebben we te maken met disruptieve
situaties, met ondermijnende situaties, met ordeverstorende situaties.
Wij doelen op de situaties die maatschappij ontwrichtend zijn. Daar ligt
onze focus. Dat hebben we in de brief aangegeven. Het is niet een soort
nieuw juridisch onderscheid. We hebben bekeken waar de samenleving last
van heeft, waar de spanning zit die de samenleving voelt bij
demonstraties anno nu en in de afgelopen jaren. Dan hebben we het over
een spanning die wordt veroorzaakt door demonstraties die zich kenmerken
door het oogmerk van ontwrichting.
De heer Van Nispen (SP):
Dat lijkt misschien duidelijk, totdat je heel precies wilt weten wat dat
is. Sommige mensen zullen zeggen dat het ontwrichtend is dat je niet
over de snelweg kunt rijden. Dat zouden sommige mensen kunnen vinden.
Totdat blijkt dat de ambulance er wel degelijk doorheen kan en dat
mensen een stukje om kunnen rijden en dat iedereen er dan langs kan. Dat
is minder ontwrichtend. Volgens mij wordt het er niet duidelijker op,
tenzij je vasthoudt aan het criterium "vreedzaam karakter", dat volgens
mij juridisch gezien al heel lang gebruikt wordt. Er komt immers veel
meer bij kijken als een demonstratie overgaat in geweld of als een
kleine groep geweld of vernielingen pleegt. Dan is het niet meer
vreedzaam en dan geldt, grof gezegd, niet meer de bescherming van het
demonstratierecht. Dat is toch een veel hanteerbaarder criterium dan
meegaan in die afspraak? Volgens mij is over die afspraak niet zo heel
goed nagedacht. Het is toch niet zo heel moeilijk om te erkennen dat het
gaat om vreedzaam of niet-vreedzaam? Dan snappen we weer waar we het
over hebben.
Minister Uitermark:
Ik denk dat ik best helder was door te zeggen en te omlijnen: het
demonstratierecht beschermt de demonstratie en de demonstranten, zolang
de demonstratie plaatsvindt binnen het kader van vreedzame
demonstraties. Daar zit de afbakening. In de brief hebben wij beoogd te
benadrukken dat we last hebben van ordeverstorende acties met een
ondermijnend en ontwrichtend karakter. Dat gaan we in kaart brengen.
Daar is de focus van het WODC op gericht. Daar zoomen we op in. Dat doet
niets af aan het feit dat de omlijning "vreedzame demonstraties" is.
Daar ziet het demonstratierecht op.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind het eerlijk gezegd alleen nog maar meer verwarring brengen. We
hebben gewoon de wet waarin staat dat kan worden ingegrepen bij
wanordelijkheden. Dat kan de burgemeester doen. Nu heeft de minister het
ineens over ontwrichting. Dat roept bij mij verwarring op. We kunnen al
optreden als er sprake is van wanordelijkheden. Dat gebeurt al. Daarna
zegt de minister dat er een duidelijk onderscheid is tussen vreedzaam en
niet-vreedzaam. Wat stelt zij dan concreet voor? Wil zij de huidige wet
aanpassen met een nieuwe categorie, namelijk "ontwrichting" in plaats
van "wanordelijkheden"? Hoe gaat dat in de praktijk uitpakken?
Minister Uitermark:
Ik denk dat hier iets te snel wordt vooruitgelopen op andere conclusies.
Wij hebben helemaal niet beoogd om in de brief al te zeggen dat er een
andere categorisering komt. Het demonstratierecht ziet ook vanuit het
EVRM op vreedzame demonstraties. Dat heeft zijn weerslag gekregen in de
Wet openbare manifestaties, namelijk in die drieslag en de drie doelen
die daarin staan. Daar gaan wij nu niet vanaf. Wij zoomen in op de
categorie demonstraties waar Nederland zo'n last van heeft. We gaan
bekijken of we op een andere manier ordeverstorende acties op een meer
effectieve manier tegemoet kunnen treden. Dat is de zoektocht die we
volgen. We hopen dat het WODC ons verdere handvaten gaat geven.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de minister van Justitie. O, meneer
Boswijk, het woord is aan u.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had nog een korte vraag. Ik had nog een vraag gesteld over het
plaatsgebonden demonstreren. Gaat deze minister daarover? Het ging over
de stalbezetting.
De voorzitter:
Dat doet de minister van Justitie. Het woord is aan hem.
Minister Van Weel:
Dank voorzitter. Dank ook aan de leden voor hun inbreng in de eerste
termijn van dit debat, waar lang op gewacht is. Dat geldt niet alleen
voor de Kamer, maar ook voor ons. Het is immers een onderwerp dat ons
veel bezighoudt.
Dagelijks wordt op heel veel plekken in ons land gedemonstreerd. Veel
mensen willen hun mening laten horen en doen dat op een nette manier,
binnen de grenzen van de wet en regels die we met elkaar hebben
afgesproken. Dat is het soort demonstraties dat ik graag wil en altijd
zal beschermen. Dat zijn er dus, zoals gezegd, heel veel, namelijk de
over-, over-, overgrote meerderheid. Daar kunnen we trots op zijn.
Eigenlijk staan we hier vandaag voor iets heel anders. We staan hier
voor een kleine groep mensen, die bewust de wet overtreedt en het
demonstratierecht misbruikt. Soms gaat het om rellen en vernielingen, om
intimidatie en chantage. Of om het negeren van opdrachten van politie en
burgemeester of het frustreren van hulpverleners. Het gaat om het
blokkeren van belangrijke wegen of het bezetten en betreden van
privéterrein. Kortom, het gaat over het misbruiken en overtreden van de
regels om te demonstreren. Ik zeg het maar duidelijk: ik ben daar klaar
mee. Niet met al die demonstranten die zich dagelijks wel aan de wet
houden, maar met het feit dat de wet- en regelgeving door sommigen keer
op keer worden misbruikt. Dat is wat mij betreft het onderwerp waarover
we vandaag spreken. Ik zeg nogmaals tegen iedereen, ook tegen de heer
Sneller: ik ga het niet hebben over al die demonstraties waar het goed
gaat. Die zal ik beschermen. Dat recht zullen wij met hand en tand
verdedigen. Daarbij spreek ik ook namens de minister van Binnenlandse
Zaken. Ik wil die verandering juist om dat recht op demonstreren te
beschermen. Uiteindelijk zal dat iedereen ten goede komen: de mensen die
nu veel last hebben van relschoppers, de politie, die veel te veel
overuren moet maken voor het in toom houden van deze mensen, waardoor ze
belangrijke andere taken niet kan doen, en de hulpverleners die de
mensen voor wie zij er willen zijn, niet goed kunnen bereiken om ze zorg
te verlenen.
De voorzitter:
Ik heb het idee dat u met een inleiding bezig bent, dus ik denk dat het
handig is dat u die even afmaakt.
Minister Van Weel:
Dan maak ik die af.
De voorzitter:
Na de inleiding, meneer Van Nispen. Dan moet u wel doorpraten,
minister.
Minister Van Weel:
Het komt ook ten goede aan de mensen die voor een belangrijke zaak
strijden en die door over de grenzen heen te gaan hun doel naar mijn
mening voorbijschieten. Het draagvlak voor dit soort acties verdwijnt en
de reden dat ze er staan is vaak al niet eens meer het onderwerp van
gesprek. Deze manier van actievoeren keert zich eerder tegen hen dan dat
er iets mee wordt bereikt. Daarmee hebben ze helaas niet alleen
zichzelf. Het demonstratierecht is namelijk een toevoeging aan ons
democratisch bestel. Het is geen alternatief daarvoor.
Laat ik duidelijk gezegd hebben dat het er voor mij niet toe doet
waarvoor je demonstreert. Het gaat mij alleen om het hoe. Ik ben ook
niet tegen een stevige demonstratie. Die mag een sterke reactie
oproepen. Demonstraties mogen zorgen voor overlast en hinder. Dat hoort
erbij en dat hebben we als samenleving te accepteren. Maar de wet aan je
laars lappen mag niet. Het demonstratierecht is geen vrijbrief voor het
overtreden van de wet. Het is dus goed dat het WODC onderzoekt wat er
nog meer moet en mogelijk is. Zoals gezegd door de minister van
Binnenlandse Zaken verkennen we ook een wettelijk verbod op
gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties, met uitzonderingen, zodat
de politie in ieder geval weet wie zij tegenover zich heeft wanneer het
uit de hand loopt. Het resultaat daarvan krijgt u in april.
Ondertussen zijn we bezig met het voeren van gesprekken met onder
anderen burgemeesters, de politie, het OM, vakbonden,
belangenorganisaties, demonstranten en organisaties zoals Amnesty
International en de Nationale ombudsman om waar mogelijk samen
oplossingen te vinden en het demonstratierecht te waarborgen. Dat zijn
we verplicht aan onze burgemeesters, zeg ik in navolging van de minister
van Binnenlandse Zaken, maar ook aan onze politiemensen en aan al die
mensen die de dupe zijn van misbruik en overtreding van het
demonstratierecht.
Dat was mijn inleiding, voorzitter.
De heer Van Nispen (SP):
Met dank aan de voorzitter is mijn punt nou een beetje weg.
De voorzitter:
Hè, jammer. Nou, dank u wel.
De heer Van Nispen (SP):
Kijk, ik gun deze minister zijn inleiding. Het is heel daadkrachtig: "Ik
ben er klaar mee dat mensen geweld plegen en dingen vernielen." Dat is
een giga open deur. Er is helemaal niemand, niemand hier die dat
verdedigt. De minister zegt: daar gaat wat mij betreft het debat over.
Volgens mij gaat de Tweede Kamer over waar het debat over gaat. Volgens
mij gaat het debat over het demonstratierecht. Mijn inbreng was nou
juist dat mensen die geweld plegen en dingen vernielen, niet meer onder
het demonstratierecht vallen, want dan is het geen vreedzame
demonstratie. Het risico is dus een beetje dat je helemaal langs elkaar
heen gaat praten als de minister zegt dat hij er klaar mee is. Ja, dat
is iets waar iedereen klaar mee is! Mooi, prima, dan zijn we het eens en
kunnen we naar huis. Maar daar gaat het debat nou juist níét over. Het
debat gaat over partijen die hier generieke voorstellen doen die alle
demonstranten raken, omdat een kleine groep zich tijdens iets wat
misschien begon als een vreedzame demonstratie opeens ontpopt als
geweldpleger. Die mensen vallen dan niet meer onder het
demonstratierecht en moeten aangepakt worden. Dat gebeurt te weinig. Dat
zou deze minister zich moeten aantrekken. Het debat gaat misschien wél
over wat de minister daaraan doet. Maar de minister kan hier toch niet
gaan bepalen waar het debat wel en niet over gaat? Nogmaals, ik gun hem
zijn inleiding, maar laten we hier nou niet een schijndebat gaan voeren
alsof hier mensen zijn die verdedigen dat er geweld of vernielingen
mogen worden aangericht. Daar gaat het debat nou precies níét over.
Minister Van Weel:
Voorzitter. Dank dat ik over mijn eigen inleiding ga; dat doet me goed.
Ik luister ook naar de inbrengen van de partijen in de eerste termijn.
Het werd al genoemd: we vergeten af en toe dat de meeste demonstraties
hier in Nederland gewoon op een normale manier verlopen, dat we daar
alle ruimte voor hebben, dat daar geen overdreven politie-inzet voor
nodig is en dat die niet leiden tot grote wrevel onder de bevolking.
Daar heb ik u vandaag in de Kamer niet over gehoord. Daar zit niet de
kern van het probleem waarover we hier vandaag debatteren. Het gaat
juist over die kleine groepen mensen die op welke manier dan ook ofwel
misbruik maken van het demonstratierecht ofwel de wet op structurele
wijze overtreden ofwel — dat is nog erger — geweld of vernielingen
aangaan. Die categorie wil ik dus toch iets breder trekken dan de
categorie waarvan we evident zeggen: geweld en vernielingen moeten
aangepakt worden. Ook dat is niet evident; daar kom ik zo in het
vervolgdeel aan toe. Maar wat mij betreft is die scope in de aanpak
breder dan alleen die groep.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik deel dit. Ik ben het helemaal eens met dit verhaal. Ik ben zelf mijn
bijdrage begonnen door te zeggen: "97% van de demonstraties is oké; daar
is niets mee aan de hand. Daarom is het juist zo ergerlijk dat die 3%
het verziekt." Maandag is men Tata Steel binnengedrongen. Op 25 januari
staat er weer een nieuwe XR-demonstratie gepland voor de deur van ING.
Hoelang blijft dit kabinet, ondanks deze mooie woorden, gedogen dat er
strafbare regels worden overtreden? Het maakt niet uit of dat uit de
Wegenverkeerswet, de WOM of de Politiewet is; die worden allemaal
overtreden. Ik heb het allemaal opgesomd. Elke keer, bijna elke week,
worden weer diverse regels overtreden. De politie komt en haalt ze na
verloop van tijd weg, met een slijptol erbij en een busje dat
klaarstaat, en dan is het even zwaaien naar de mensen. Dat is toch een
toneelstuk? Maar dat kost ons heel veel geld en ergernis. Kortom, het
kabinet heeft gelijk, maar ik wil actie. Ik wil gewoon dat het stopt.
Met mij willen heel veel kijkers dat. Die willen gewoon niet meer dat …
De heer Wilders noemt het tuig, maar het is natuurlijk wel ontzettend
ergerlijk gedrag. Het is vandalistisch, ontwrichtend gedrag. Het is
voornamelijk zo ergerlijk voor de goedbedoelende demonstrant. Voor ons
buitenstaanders is dat ook zo. Ik wil dat gewoon niet, want ik betaal
wel mijn boete als ik te hard rijd. Iedereen die de regels overtreedt,
wordt daar hard op aangesproken. Dat is terecht, maar dan wil ik ook dat
het ophoudt.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij dan meteen bij mijn eerste kopje: vervolging en de rol
van het OM hierin. Een hoop vragen ging over waarom dit soort
evenementen, zoals het leeghalen van een snelweg, met een sisser afloopt
en waarom er wel mensen worden weggehaald, maar er vervolgens niemand
wordt vervolgd. Volgende week doen mensen het weer op dezelfde dan wel
een andere snelweg. Ik snap die ergernis. Die wordt ook gedeeld door
bijvoorbeeld het OM. Maar daarbij moeten we wel kijken naar welke
overtreding is begaan op basis van de huidige wet- en regelgeving.
Neem bijvoorbeeld het betreden van een snelweg. Je ziet dan — ik ga nu
wat technisch worden, maar dat komt omdat ik inmiddels al die gesprekken
heb gevoerd — dat voor die eerste groep actievoerders precies hetzelfde
geldt als voor u en mij. Wanneer wij als burgers de snelweg betreden,
zijn we gewoon strafbaar. We kunnen dan worden aangehouden en vervolgd.
Dat is ook gebeurd, bijvoorbeeld met zes demonstranten die de A10 wilden
blokkeren en daarvoor geïdentificeerd konden worden. Op het moment dat
die snelweg stilligt en iemand zich op die snelweg begeeft, houdt het
argument verkeersveiligheid in één keer geen stand meer voor de rechter,
want op dat moment is er geen verkeer op de weg. Ik zie de heer Eerdmans
kijken, maar dat is wel hoe dat volgens de wet wordt bekeken. Op dat
moment kun je alle mensen die zich er dan bij voegen, niet meer
aanklagen voor hetzelfde delict, namelijk het in gevaar brengen van
verkeersveiligheid.
Wat hou je dan over? Het overtreden van de WOM, want nog steeds heeft de
burgemeester de snelweg als verboden demonstratieplek aangewezen.
Daarover heeft de rechter vaak gezegd: "Door de demonstratie te
beëindigen, is er eigenlijk al een sanctie opgelegd aan de mensen. Die
konden daardoor niet meer demonstreren. Dat weeg ik dus af tegen elkaar
en daardoor leg ik geen strafsanctie op." Dat leidt ertoe dat het OM
zegt: dan kunnen wij wel 700 mensen in het ADO-stadion gaan registreren,
maar dat is ook nog niet eenvoudig, want ze hebben allemaal bewust hun
ID-kaart thuis laten liggen. Voordat ze lachend die bus in gaan, zeggen
ze: je weet niet hoe ik heet. Je kunt dus een heleboel capaciteit
inzetten op het vervolgen van die mensen, maar als je weet dat dat
uiteindelijk niet tot een vonnis leidt, is dat uiterst
onbevredigend.
Doet het OM dan helemaal niks in dat soort gevallen? Nee. Een aantal
dagen geleden heeft het OM dan ook een persbericht naar buiten gebracht
waarin staat dat zes mensen die bij dit soort demonstraties betrokken
waren, nu wel opnieuw vervolgd gaan worden, maar dan voor het feit dat
ze dit herhaaldelijk hebben gedaan. We hebben het dan over het
belemmeren van het werk van de politie. Het is niet normaal om jezelf
vast te ketenen of vast te plakken aan een snelweg. Doe normaal! Het is
niet normaal. Het is gewoon strafbaar. Het is ook nog eens een ernstig
strafbaar feit, omdat je de politie belemmert in de taakuitvoering. Dus
tegen iedereen die denkt van "goh, dat is een gezellig idee en ik beland
er niet voor in de gevangenis" zeg ik: nou, dat zal waar zijn, maar het
blijft gewoon een overtreding van de wet. Het OM gaat nu, zoals dat
gewoon moet, een aantal mensen vervolgen dat daarvoor herhaaldelijk is
opgepakt, ook voor het spuiten van graffiti in de tunnelbak. We gaan
kijken wat daarvan de uitkomst is. Het is dus niet zo dat er niets wordt
gedaan. Maar we hebben natuurlijk wel te maken met jurisprudentie. Dit
is een soort kat-en-muisspel, waarbij elke keer de grenzen worden
opgezocht en wordt nagedacht over vragen als: "Wat mag er nou volgens de
wet? Wat zijn de uitspraken van het EVRM? Hoe kunnen we hier nog een
beetje duwen? Met welke strafbare feiten komen we weg en met welke
niet?" Daar moeten wij gewoon grenzen in trekken, en dat probeert het OM
wel degelijk.
De heer Eerdmans (JA21):
Na twee jaar hebben we dan dit armetierige plukje rechtshandhaving
bereikt. Het OM gaat de mist in. Als je op de A12 komt, rijden daar als
het goed is auto's; dat is namelijk een snelweg. Als je daar mensen
toelaat die zich gaan manifesteren, houdt op een gegeven moment het
verkeer op, of je moet die mensen omverrijden. Dan kan het OM zeggen:
dan is er geen gevaarstelling. Nee, je moet bij het begin beginnen. Er
is een A12 en daar rijden auto's op. Die rijden hier door de tunnelbuis
en gaan de A12 op. Daar komt niemand op, punt. Dat staat volgens mij ook
gewoon in de Wegenverkeerswet 1994. Ben ik nou zo slim of is het OM zo
dom, om maar met een bekende voetbaltrainer te spreken. Wat zie ik
verkeerd?
Minister Van Weel:
Ik zou het OM nooit dom noemen, want dat is het zeker niet. Dat is ook
het lokale gezag niet. Natuurlijk wordt er geprobeerd om te voorkomen
dat elke keer de A12 wordt bezet. Dat noemde ik al een kat-en-muisspel.
Het gebeurt op een hele slinkse wijze, op acht verschillende
verzamelplekken, met misleidende manoeuvres. Met een soort militaire
operatie wordt geprobeerd om de politie om de tuin te leiden. Dat is het
frustrerende, want de politie staat daar met een paar honderd mensen om
te proberen om deze actie te voorkomen. Ze wordt om de tuin geleid.
Bewust wordt er politiecapaciteit naartoe getrokken. Dan nog komen ze op
een gegeven moment op de snelweg. Dan kun je niet anders dan de
verkeersveiligheid waarborgen. Het is niet de bedoeling dat er mensen
gewond raken omdat er auto's rijden terwijl er mensen op de weg zijn.
Dat gebeurt. De frustratie deel ik, maar ik heb er ook begrip voor dat
dit niet allemaal te voorkomen is. Ik heb daar uitvoerige briefings over
gehad.
De heer Eerdmans (JA21):
We hebben de blokkeerfriezen gehad. Dat was één keer en toen was het
klaar. Ik weet nog dat we in Maastricht Vinkenslag hadden, waar Gerd
Leers bovenop ging zitten. Dat ging over geen belastingbetaling in een
woonwagenkamp. Die mensen zijn ook de snelweg opgetrokken. Dat gebeurde
één keer en toen het was klaar, afgelopen. Daarna is dat nooit meer
gezien. Hoe kan het dat Extinction blijkbaar een vrijbrief heeft in
Nederland om hier gewoon elke week op de A12 te gaan zitten? Dat is toch
onbegrijpelijk? Dat moet toch afgelopen zijn, zeker met een minister die
hardop zegt dit ook niet te willen? U zegt niet: ik ben net als Van
Nispen, dat demonstratierecht is superbelangrijk, daar kunnen we niet
aan tornen, dat zal aan de burgemeester moeten liggen. Nee, een dikke
meerderheid hier wil ervan af. Geen snelwegen meer blokkeren. Wegwezen.
Preventief, graag. Ik begrijp niet waarom dat niet kan en waarom het OM
daar niet op handelt, terwijl er wel zes regels tegelijkertijd worden
overtreden; ik heb ze opgenoemd.
Minister Van Weel:
Ik heb niet veel toe te voegen aan wat ik net zei. Ik heb geprobeerd te
schetsen hoe dit soort dynamieken in elkaar zitten. That's it.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik wil weer terug naar de inleiding van minister Van Weel. Ik vroeg
eerder de minister van Binnenlandse Zaken naar een uitspraak die
minister Van Weel heeft gedaan over de beeldvorming van demonstraties.
Ik wilde hem net complimenteren dat hij duidelijk aangaf dat veruit de
meeste demonstraties gewoon goed verlopen en dat op het moment dat er
overtredingen worden gepleegd, we een ander verhaal hebben. Ik was van
plan om de uitspraak ook aan u voor te leggen, maar ik kies nu toch voor
een andere. In datzelfde interview heeft u de vraag voorgelegd …
De voorzitter:
Heeft de minister de vraag voorgelegd.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De minister heeft de vraag voorgelegd gekregen of hij van plan was om
het demonstratierecht in te perken. De minister antwoordde daarop: nee,
ik wil kijken of we binnen het demonstratierecht grenzen kunnen stellen.
Maar laten we eerlijk zijn, als we het woordenboek erop naslaan — ik heb
dat gedaan — blijken "beperken" en "begrenzen" nagenoeg dezelfde
woorden. Kan de minister, ook in het kader van benoemen en
duidelijkheid, dan niet gewoon glashelder aangeven dat hij wel degelijk
van plan is om het demonstatierecht in te perken?
Minister Van Weel:
Nee, dat ben ik niet voorshands van plan. Ik wil grenzen stellen. Ik zie
dat er nu bepaalde ontwrichtende acties zijn die het draagvlak voor
demonstraties extreem eroderen. We noemden net één voorbeeld omdat dat
nu actueel is, maar er zijn er meer. Zo zijn ook de coronarellen al
genoemd; nou ja, we hebben alle verschillende hoeken wel gehad in het
debat. Ik wil iets doen met de categorie, die 3% of misschien nog wel
minder — ik kom zo nog op de statistieken — waarbij het demonstatierecht
leidt tot onnodige ontwrichting van de maatschappij en tot onrust. Dat
moet de rest, het normale demonstreren, niet raken.
Laat ik een voorbeeld geven. Je kunt hier in Nederland gewoon via de WOM
bij de burgemeester een demonstratie aanmelden op de locatie waar je die
wil houden. En als dat niet midden op de snelweg is — dat lijkt mij
evident, maar goed — wordt in de meeste gevallen waar dat mogelijk is,
die demonstratie geaccommodeerd. Of het nu hier voor de Tweede Kamer is,
op het Malieveld, elders in de stad, een mars langs de ambassade waar de
demonstratie tegen gericht is: het wordt allemaal geaccommodeerd. We
hebben het hier hartstikke goed geregeld. Dus ik snap zelf ook niet
waarom je je niet zou houden aan de WOM die we met z'n allen hebben,
maar voor sommige groepen is het de norm om je niet aan de WOM te
houden. Ik wil nog maar eens duidelijk maken dat je dan gewoon een
strafbaar feit pleegt. Dat is nooit normaal; dat is het gewoon niet.
Daar wil ik dus wel grenzen aan stellen: hoe kunnen we de WOM
respecteren zoals we die hebben, maar wel grenzen stellen aan de
excessen die we nu zien? Dat is precies het debat dat we hier vandaag
hebben.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Het voelt toch een beetje als een woordspel: grenzen stellen, beperken,
inperken. Maar goed. Ik wil het hebben over de feiten en over de
mogelijkheden die er nu al zijn om excessen tegen te gaan. Kan de
minister bevestigen — het liefst concreet op de punten die ik noem; we
hebben het al over gezichtsbedekkende kleding gehad, dus daar zal ik
niet naar vragen — dat wanneer er strafbare feiten worden gepleegd,
wanneer er vernielingen worden gepleegd, wanneer er geweld wordt
gebruikt tijdens demonstraties, dat wel degelijk al strafbaar is en dat
daar al op geacteerd kan worden? Is het niet zo dat ook het blokkeren
van infrastructuur al strafbaar gesteld en verboden kan worden? Is het
ook niet zo dat de Raad van State al uitspraken heeft gedaan dat bij
herdenkingen de minuut stilte niet verstoord mag worden door geluid,
omdat dat dan niet valt onder het demonstratierecht? Kortom, hebben we
niet al genoeg instrumenten om daar waar strafbare feiten worden
gepleegd of wanordelijkheden plaatsvinden, die tegen te gaan?
Minister Van Weel:
Er lopen een aantal vragen door elkaar. Ik steun de meeste zaken die u
noemt. Een deel heeft te maken met handhaving. Als er strafbare feiten
worden gepleegd, zijn we dan ook in staat om te achterhalen wie dat
hebben gedaan en die mensen te vervolgen? De motie over de
gezichtsbedekkende kleding en de manier waarop we daar invulling aan
gaan geven, hangen daarmee samen. Kijk bijvoorbeeld naar de protesten
rondom de UvA: het is toen onmogelijk gebleken om te identificeren wie
de raddraaiers waren die er op een gegeven moment voor zorgden dat de
boel escaleerde en dat de gebouwen kort en klein werden geslagen.
Datzelfde probleem zien we bij een hoop van de protesten die
plaatsvinden rond de snelwegen. Er wordt mensen — dat is tegen de wet,
zeg ik maar weer — bewust geadviseerd om zich niet-identificeerbaar te
maken. Als je dan aangehouden wordt, lach je vriendelijk tegen de
politie en zeg je: "Haha, je weet niet wie ik ben! Je moet me nu 48 uur
vastzetten, en dan pas weet je dat te achterhalen." Dat klinkt allemaal
heel onschuldig, maar dat is het bewust frustreren van het optreden van
onze handhavers. Daar heb ik moeite mee. Deels is de vraag of we kunnen
handhaven, deels is de vraag wat de norm is die wij samen stellen — op
welke manier willen we omgaan met demonstraties om daar draagvlak voor
te behouden? — en deels is de vraag of de kaders van het
demonstratierecht zoals wij dat kennen, moeten worden aangepast. Het
WODC is leidend als het gaat om die laatste vraag. Ik wil daar op dit
moment niet op vooruitlopen; daar is het WODC-onderzoek voor. Dat gaat
ons hopelijk aanknopingspunten geven om daar al dan niet wat aan te
veranderen. Het zijn wat mij betreft dus verschillende categorieën.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik dank deze minister hartelijk voor deze inhoudelijke uiteenzetting. Ik
hoop dat hij mij een reflectie wil geven op het volgende punt, want dat
puzzelt mij. Laten we even bij het voorbeeld van de snelweg blijven.
Stel dat een burgemeester een demonstratie op de snelweg niet toestaat
en dus de demonstratieaanvraag beperkt — overigens wordt die niet
aangevraagd; er wordt kennis van gegeven — en aangeeft dat dit niet kan.
Vervolgens gaat die groep demonstranten wel op die snelweg staan. Dan
wordt het strafbare feit dat je niet op een snelweg mag staan eigenlijk
weggestreept.
Die weg wordt dus afgezet om ervoor te zorgen dat die mensen niet omver
worden gereden. Ik begrijp goed dat je dat doet, en ik vind ook dat dat
zo hoort in een net land. Maar het feit dat het lokale bestuur samen met
de politie zo'n demonstratie gaat faciliteren door de weg af te zetten,
terwijl die demonstratie niet had mogen plaatsvinden, maakt dus dat het
ook echt een demonstratie wordt. Daardoor vervalt het strafbare feit van
het toetreden tot de snelweg dus. De minister geeft aan dat het gebruik
van graffiti of geweld nog wel strafbaar is, omdat dat niet vreedzaam
is. Datzelfde geldt wanneer het niet om een snelweg maar om een
luchthaventerrein gaat. Het strafbare feit van het betreden daarvan,
vervalt. Hoe kijkt de minister daar nu naar?
Minister Van Weel:
Het is net subtieler. Er wordt vooraf niets gefaciliteerd. Het is niet
zo dat we weten dat Extinction Rebellion om 12.00 uur komt en dat we dus
om 11.50 uur de rode kruizen aanzetten. Dat gebeurt niet. Het is
verboden, dus wordt er ook getracht te voorkomen dat die snelweg wordt
betreden. Op het moment dat dat toch gebeurt en er dus mensen op de
snelweg zitten, komt de facto het verkeer tot stilstand. Dan pas vervalt
het. Er wordt dus niet geaccommodeerd, maar dit is hoe het juridisch
gezien werkt. Je krijgt een andere situatie op het moment dat er geen
verkeer meer is.
Dat neemt niet weg dat er wel andere zaken een zware rol kunnen spelen,
bijvoorbeeld als het gaat om de noodzaak om zo'n weg weer vrij te maken.
Denk bijvoorbeeld aan ambulance-aanrijtijden die daarbij in het geding
kunnen komen. Op basis van jurisprudentie kun je op een gegeven moment
ook gewoon zeggen: "Nu is het klaar. We hadden het verboden, je hebt je
punt gemaakt en nu gaan we ontruimen." Dan loopt je weer tegen andere
dingen aan. Dan zijn er mensen die zeggen "ik maak dat nog even
moeilijk", "ik plak mezelf hier vast" of "ik laat mezelf als volwassen
kerel wegsjouwen door een politieagent, want die heeft niks beters te
doen op z'n zaterdag dan mij op een brancard tillen en in een bus
sjouwen". Ook dat is weer strafbaar, dus dat zijn weer nieuwe strafbare
feiten. Dat geldt ook als je graffiti spuit in de tunnelbak. Er zijn dus
wel degelijk manieren om op te treden. Ik noemde net een aantal
voorbeelden waarbij het OM dat nu ook echt doet. Een van de
aandachtspunten daarbij is identificatie. Daarmee loop ik al een beetje
vooruit op dit blokje. Ik ben met OM en politie in gesprek om te kijken
hoe we daar nou stappen in kunnen maken, om zeker die herhaaldelijke
overtreders — dat weegt natuurlijk zwaarder mee voor een rechter — beter
in kaart te kunnen brengen en een beter beeld te krijgen van wie nou die
raddraaiers zijn die daar elke keer het voortouw in nemen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zou graag deze minister willen vragen om in te gaan op het feit dat
er demonstraties worden doorgezet, ondanks een verbod van de
burgemeester. Dat vind ik er zo kwalijk aan. Je zal burgemeester zijn.
Wat zit je dan te doen met dat verbod, als iedereen toch gewoon zijn
goddelijke gang gaat? Dat is bij die snelwegbezettingen gewoon keer op
keer het geval geweest. Maar we zagen het ook in Amsterdam, bij die
noodverordening van een week. Daarover is nota bene ook nog een oordeel
van de rechter gevraagd; toen is die noodverordening ook in stand
gebleven, omdat het een gerechtvaardigde beperking was van het
demonstratierecht. Maar je staat gewoon in je hemd! Je wordt
uitgelachen. Mensen gaan gewoon demonstreren. Met een beetje mazzel
wordt je zelfs nog naar een andere plaats toegereden. Dat gevoel is
ongelofelijk ergerlijk voor de mensen thuis. Er ligt gewoon een besluit
van een burgemeester. Als je het daar niet mee eens bent, kun je naar de
rechter en dan spreekt de rechter een oordeel uit. Vervolgens hou je je
daaraan. Maar dát gebeurt maar niet. Degenen die dat niet doen, komen
daar gewoon mee weg. Dat is het meest ergerlijke element. Ik hoop dat de
minister dat ook wil meenemen in de voorstellen die hij gaat doen.
Minister Van Weel:
Absoluut. Zeker.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb het zojuist, in mijn eerste termijn, ook al gezegd: een van de
allergrootste ergernissen van veel inwoners, is het volgende. Als er
wordt opgetreden door de politie, zie je dat al die mensen vervolgens
worden vrijgelaten en er gewoon mee wegkomen. Als ik de beantwoording
van de minister goed begrijp, zegt hij simpelweg: als burgemeesters een
demonstratie op een plek hebben verboden, treedt die WOM — daar hebben
we het al de hele tijd over — in werking. Daardoor hebben we het niet
meer over een misdrijf, maar over een overtreding. Ik heb dit ook al in
mijn eerste termijn gevraagd: als we willen optreden tegen dit soort
demonstraties, is het dan niet nodig dat we de burgemeesters en de
politie veel meer handvatten gaan bieden om uiteindelijk de
demonstranten die het verpesten voor de rest daadwerkelijk te kunnen
aanpakken?
Minister Van Weel:
Ik grijp terug op mijn antwoord op mevrouw Lahlah. Dit valt in de
categorie van vragen zoals: moet er iets veranderen aan de wetgeving om
die uitwassen te voorkomen? Het idee is dan om het grootste deel van de
demonstraties niet te raken of beperken, maar deze zaken wel te
voorkomen. Dat is onderdeel van de vraag aan het WODC. We hebben het
WODC bijvoorbeeld ook gevraagd om te bekijken hoe dit in andere landen
geregeld is. In Engeland is in 2023 de Public Order Act aangenomen. Die
zet hoge straffen op het bezetten van infrastructuur, het vernielen
daarvan of het jezelf vastketenen daaraan. Die wet is nu anderhalf jaar
in werking, dus daar is inmiddels jurisprudentie over. In Italië is
gewerkt aan een soortgelijke wet. We betrekken dat in het onderzoek van
het WODC.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Mag ik dit als een concrete toezegging van de minister zien dat hij dit
inderdaad gaat meenemen om echt te gaan kijken of we dat soort
demonstraties niet harder kunnen aanpakken?
Minister Van Weel:
Dat nemen we zeker mee. Ik zeg dat niet voor het eerst toe, want dit is
echt al onderdeel van het WODC-onderzoek. Dat hebben we ook in onze
brieven al uiteengezet, dus absoluut.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De minister zei eerder "kaders stellen aan het demonstratierecht". Dat
klinkt ernstig als het inperken van het demonstratierecht. Maar wat mij
toch het meest stoort aan deze toon van de minister, is ten eerste dat
al die groepen die bij verschillende demonstraties aan bod zijn geweest
en soms ook geweld hebben gebruikt nu allemaal op een hoop worden
gegooid. Geweldplegers, bijvoorbeeld bij de UvA, worden op een hoop
gegooid met mensen die op een vreedzame manier een weg blokkeren. Ik
vind het nogal wat als de minister zegt dat er misbruik wordt gemaakt
van het demonstratierecht, terwijl we in Nederland een heel duidelijk
onderscheid hebben tussen het strafrecht, op basis waarvan mensen die
geweld plegen en vernielingen aanrichten bestraft kunnen worden, en het
demonstratierecht, waarvoor andere kaders gelden en waarbinnen je
proportioneel optreedt zoals verschillende burgemeesters doen, ook bij
de wegblokkades. Als je dat allemaal op een hoop gooit en vervolgens
zegt dat er misbruik wordt gemaakt van het demonstratierecht, dan is de
vraag wie er misbruik maakt van het demonstratierecht. Daarin gaat de
minister dus zelf normeren. Met alle respect, dat is gewoon aan de
rechter. Het is niet aan de minister om hier te zeggen dat er misbruik
wordt gemaakt van het demonstratierecht. Ik heb een concrete vraag. Ik
wilde eigenlijk niet ingaan op concrete situaties, omdat we juist alle
demonstraties gelijk behandelen. Maar ik doe het nu toch, omdat het er
zo vaak over is gegaan: de wegblokkades. Amnesty International heeft
gezegd dat het demonstratierecht in Nederland onder druk staat, onder
andere omdat de WOM niet in lijn is met het internationaal recht, juist
ten aanzien van die wegblokkades. Ik vraag me af in hoeverre de minister
die zorgen van Amnesty International meeneemt in zijn beleid om
demonstraties te gaan herzien.
Minister Van Weel:
Ik vind helemaal niet dat het demonstratierecht in Nederland onder druk
staat, anders dan dat het draagvlak daarvoor onder druk staat. Dat is
hoe ik dat ervaar. De WOM heeft hier decennialang perfect gewerkt. We
hebben hier in de jaren tachtig hele grote demonstraties gehad met
100.000 mensen. Die zijn allemaal op een goede manier verlopen. We zien
nu een aantal categorieën demonstraties waarbij de WOM niet wordt
gerespecteerd en de wet wordt overtreden. Daar gaat u van mij als
minister van Justitie nooit applaus voor krijgen. Ik vind niet dat het
demonstratierecht wat dat betreft hier onder druk staat. Het betreden
van een snelweg, of je dat nou doet voor een demonstratie of omdat je
dat leuk vindt, is in beide gevallen gewoon strafbaar. Dat er
uiteindelijk geen strafvervolging plaatsvindt op basis van
jurisprudentie en de weging van het demonstratierecht versus het
strafrecht, is aan de rechter. Daar ga ik me inderdaad niet over
uitlaten, maar de wet blijft wel gewoon de wet.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Volgens mij lopen er twee dingen een beetje door elkaar. Aan de ene kant
is er nu een situatie waarin je demonstraties hebt waarbij strafbare
feiten worden gepleegd, de wet wordt overtreden en er niet wordt
gehandhaafd. Aan de andere kant heb je de conclusie die daaraan wordt
verbonden dat we dat soort demonstraties dan maar moeten verbieden. Het
is natuurlijk in principe ook mogelijk, zonder dat de wet daarvoor wordt
aangepast, dat er nu al gewoon wordt gehandhaafd. Dat zou natuurlijk al
een begin zijn. Dan hoeven we niet een halfjaar te wachten op een
rapport dat eraan zit te komen en hoeven we niet te gaan verkennen of de
wet moet worden veranderd, want alle instrumenten liggen er al. Er kan
gehandhaafd worden en er kan beboet worden. Mijn vraag aan de minister
is dan ook de volgende. Is het niet zo dat artikel 11 van het EVRM
ruimte laat om zelfs beperkingen op te leggen aan het recht op
demonstreren? Klopt dat?
Minister Van Weel:
Zeker, maar die zijn beperkt. We hebben wel te maken met de WOM en het
Wetboek van Strafrecht. Ik zei net al: het betreden van een snelweg is
strafbaar, het hinderen van hulpdiensten is strafbaar, het belemmeren
van de politie in de taakuitvoering is strafbaar, het organiseren van
een demonstratie op een door de burgemeester verboden plek is strafbaar.
Dus ja, er zijn een heleboel zaken strafbaar en daarvoor kunnen mensen
vervolgd worden. Dan ga je kijken waar je tegenaan loopt in de
vervolging. Een van de zaken noemde ik al, namelijk identificatie: weten
we wel wie strafbare feiten heeft begaan? Als 700 mensen allemaal geen
ID bij zich hebben, kun je een heleboel manuren kwijt zijn aan het
proberen te achterhalen wie het zijn. Dat is een van de zaken binnen de
huidige wettelijke kaders die ik nu met het OM en de politie bekijk:
kunnen we aan de identificatiekant iets doen waardoor we die
herhaaldelijke wetsovertreders beter in beeld hebben? En dan heb ik het
niet over de massa, maar over de kleine groep die elke keer het voortouw
neemt en de ernstigste feiten pleegt.
Het tweede punt is waar je iemand dan voor vervolgt. We hebben al gezien
dat enkel het overtreden van de WOM zich bij de rechter niet vertaalt in
een straf of een strafbeschikking. We kunnen een heleboel capaciteit van
het OM inzetten om 700 mensen voor de rechter te brengen, wat ten koste
gaat van andere zaken, ook zedenzaken en moordzaken, maar als er geen
één wordt vervolgd, snap ik wel dat het OM zegt: dat gaan we niet meer
doen; we zoeken naar andere wegen. Het kijkt nu dus naar het
identificeren en voor de rechter brengen van de herhaalplegers. Het is
een zoektocht, ook binnen de huidige wettelijke mogelijkheden, naar hoe
we de handhaving naar een hoger niveau kunnen tillen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik denk dat de minister één belangrijke stap overslaat, en dat is de
makkelijkste: gewoon door de politie boetes laten uitschrijven. Op het
moment dat ze constateert dat de wet wordt overtreden door het
versperren van de snelweg: boete. Het niet tonen van een
identiteitsbewijs: boete. Het niet opvolgen van bevelen om de plaats te
verlaten: boete. Dat loopt dan heel snel op. Die mensen hebben er
volgende week geen zin meer in als ze €1.000 aan prenten aan hun broek
hebben. Het is wat collega's al eerder zeiden: wij kunnen niet 2, 3
kilometer te snel rijden op de snelweg of we hebben al een prent van het
CJIB in de bus. Maar die mensen gaan gewoon vrijuit. Dat moet maar eens
afgelopen zijn. Ik wil graag dat de minister daarnaar kijkt in plaats
van dat hij bekijkt of we alle 700 mensen kunnen gaan vervolgen via het
OM. Dat gaat namelijk toch niet gebeuren, want het OM is onwillig. Dat
heeft er geen zin in. Het OM heeft namelijk al eerder aangegeven: geweld
tegen hulpverleners interesseert ons niks; we doen niks met die 200%
strafverzwaring, want dat vinden wij buitensporig. Van het OM hoeven we
dus helemaal niks te verwachten. Dat weet de minister ook.
Nog even terug naar het EVRM. Het EVRM geeft in artikel 11, lid 2 aan
…
De voorzitter:
U moet wel een beetje gaan afronden.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik heb vijf interrupties. Dan wil ik graag mijn tweede interruptie
inzetten, voorzitter.
In dat artikel staat: de uitoefening van deze rechten mag aan geen
andere beperkingen worden onderworpen dan die welke in het belang zijn
van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van
wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid
of de goede zeden, of de bescherming van de rechten en vrijheden van
anderen. Dat gaat bijvoorbeeld om de vrijheid om gewoon naar je werk te
gaan, de vrijheid om niet in de file te hoeven staan voor vier, vijf
uur, en het recht dat je hebt op een ambulance die op tijd komt ondanks
dat een aantal mensen demonstratief op het wegdek zit. Dat zijn allerlei
zaken waarvoor het EVRM op het eerste oog al openingen biedt.
Voorzitter. De reden waarom ik dat vraag — ik wil er best een derde
interruptie aan wijden, voorzitter — is dat het EVRM de afgelopen week
een uitspraak heeft gedaan waarin het heel duidelijk zegt: enkel en
alleen het recht op demonstratie is niet een reden om niet beboet te
worden voor het bezetten van die snelweg. Je mag dus geen strafbare
feiten plegen. Ja, je mag een demonstratie houden, maar je mag er ook
voor vervolgd en beboet worden. Ik wil nog even in herinnering brengen
dat het OM geen enkele moeite had om de blokkeerfriezen destijds te
vervolgen na die Zwarte Pietdemonstratie. Die mensen hebben
vingerafdrukken moeten laten afnemen. Die hebben DNA-materiaal moeten
afstaan. Die hebben vastgezeten. Die hebben in beperking gezeten. Die
hebben voorwaardelijke celstraffen opgelegd gekregen. Toen kon het
allemaal wel. Er wordt hier gewoon met twee maten gemeten door het OM en
ik ben het echt kotsbeu. De minister moet daar gewoon wat aan doen. Het
is van de gekke dat die mensen straks voor de 40ste en 41ste keer ermee
wegkomen.
Ik wil dus eigenlijk niks meer horen over onderzoekjes en "we gaan
kijken" en "het OM heeft er helemaal geen zin in, want het is allemaal
te moeilijk". Het kan, maar het wil het niet. Dus doe daar wat aan,
minister. Alstublieft, zeg.
Minister Van Weel:
Ik zal proberen hier heel rustig op te reageren, maar er worden een
aantal insinuaties gedaan over de positie van het OM en die werp ik
verre van mij. Het OM is een onafhankelijke aanklager en dat dient hier
niet in twijfel getrokken te worden. Ik heb u al gezegd waar het OM mee
bezig is, ook in relatie tot deze demonstraties. Er is geen sprake van
dubbele maten. Er is wel sprake van uitdagingen. Ik heb u net gezegd dat
er nu zes mensen voor het gerecht worden gebracht, precies voor deze
demonstraties en wat zij daar hebben gedaan. U kunt dus niet zeggen dat
dat aan de ene kant wel gebeurt en aan de andere kant niet. Zo werkt ons
OM niet en zo werkt ons rechtssysteem niet. Het OM kan zich hier niet
verdedigen, maar namens hen doe ik dat wel.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, even voor iedereen die het misschien gemist heeft. Dit
artikel is van nog geen twee maanden geleden, met een mooie foto van
onze minister van Justitie en Veiligheid: "OM weigert 200% hogere
straffen te eisen tegen geweld bij hulpverleners: 'Geen draagvlak'."
"Een stevige verzwaring vinden wij onwenselijk, want dat leidt tot hoge
en disproportionele straffen en strafeisen." Dat is het OM waar wij mee
te dealen hebben en ik vind dat de minister daar iets aan moet doen,
voor zover dat binnen zijn macht ligt. Want het kan toch niet zo zijn
dat er gewoon met twee maten wordt gemeten, dat aan de ene kant gewoon
celstraffen, voorwaardelijke celstraffen, worden uitgedeeld en dat aan
de andere kant 40 keer lang 40 keer dezelfde mensen keer moedwillig de
boel frustreren, het verkeer ophouden, voorkomen dat ambulances bij hun
patiënten kunnen komen en dat die er iedere keer weer — u kunt het
kat-en-muisspel noemen — mee wegkomen? Dan wil ik dus vragen of de
minister misschien kennis kan nemen van de laatste uitspraak van
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waar iedereen zo hoog van
opgeeft. Kan hij daarnaar kijken? Want daar zeggen ze namelijk heel
duidelijk in: jullie kunnen het beperken, jullie kunnen het bestraffen.
Ik zou zeggen: neem die adviezen dan ook een keer ter harte.
Minister Van Weel:
Nogmaals, het OM meet niet met twee maten. Over het krantenartikel dat
hier werd aangehaald, zijn we in gesprek met het OM. Het OM heeft zelf
ook geconcludeerd dat er een discrepantie bestaat tussen wat was beoogd
met de maatregel, met het verhogen van de strafmaat voor geweld tegen
hulpverleners, en wat er in de praktijk gebeurt. Het is niet eenduidig
te zeggen dat dat komt doordat het OM daar geen zin in heeft. Dat ligt
echt complexer dan dat, maar dat is een andere zaak dan waar we het nu
over hebben. Nogmaals, de ergernis deel ik. Het EVRM volgen wij op de
voet. We kennen onze eigen wettelijke beperkingen, we kennen ook de
wettelijke mogelijkheden en we zien de uitdagingen gewoon in de
operatie. Daarbinnen moeten we een evenwicht vinden en moeten we
aanpakken wat we kunnen aanpakken.
De heer El Abassi (DENK):
We kregen zowat een college in de inleiding over wat niet normaal is. Ik
zou de minister willen wijzen op wat niet normaal is. Samenwerken met
een rechts-extremistische partij, dat is niet normaal. Een tweet sturen
dat de burgemeester het land uit moet, een burgemeester die hier keihard
werkt om het demonstratierecht te handhaven, dat is niet normaal. Ik zou
willen aangeven: geen duidelijke antwoorden geven op terechte vragen van
de collega's, dat is niet normaal. Ik wil vragen naar het onderscheid
tussen een niet-vreedzame demo en een ordeverstorende demo. Er wordt
hier de indruk gewekt dat daar geen verschil in zit. Ik heb het even
opgezocht. Niet-vreedzaam gaat om geweld, agressie, vernieling, fysieke
aanvallen. Ordeverstorend gaat om demonstraties die de openbare orde
verstoren. Denk aan het blokkeren van de weg, geluidsoverlast. Die
kunnen gewoon vreedzaam zijn. Dus op het moment dat we dit soort
begrippen naar binnen brengen, moet er ook gewoon gecommuniceerd worden
door beide ministers dat er dan iets verandert, dat we dan het
demonstratierecht gaan beperken. Anders doe je de Kamerleden hier
tekort. Hoe reflecteert de minister hierop?
Minister Van Weel:
Nou moet ik even het college van de heer El Abassi aflopen, wat hij
allemaal heeft gezegd. Ik ga niet op alles reageren. Ik beperk mij tot
uw laatste vraag. Het onderscheid tussen vreedzaam en niet-vreedzaam is
vrij makkelijk te maken. Natuurlijk wordt geacteerd op niet-vreedzame
demonstraties en demonstranten. Ook de minister van BZK heeft al gezegd
dat het demonstratierecht helemaal niet van toepassing is op
niet-vreedzame demonstaties. Binnen vreedzame demonstraties kun je
mensen hebben die zich niet vreedzaam gedragen. Ook die kun je
aanpakken. Denk bijvoorbeeld aan de UvA-demonstraties, waarbij je dus
degenen die rellen schoppen, vernielingen plegen, opruien kan aanpakken
zonder dat je daarmee alle demonstranten of de hele demonstratie
aanpakt. Ook dat kan. Maar dan hebben we ook nog een andere categorie.
Die voegen wij er gewoon aan toe als aandachtspunt in onze zoektocht
rondom het demonstratierecht. We zien ook wat dit oproept in de
maatschappij en in hier in het debat vandaag. Dat is de categorie van de
vreedzame, maar wel ontwrichtende demonstraties. Ik voel daar ook een
spanning, omdat daar wel de wet wordt overtreden en omdat ik zie wat een
enorm beslag dit legt op capaciteit. Dit leidt ook tot gevaarlijke
situaties, zoals langere aanrijtijden van ambulances. Ik zie dat het
draagvlak voor demonstraties erodeert. En ik zie dat het heel erg
moeilijk is om de mensen te vervolgen voor de strafbare feiten die ze
wel plegen. Daar worstel ik mee. Dat is weliswaar een vreedzame
demonstratie, maar ik vind het geen houdbare situatie.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Hier gaat het dus precies mis. Dit is precies waarom met mij een
heleboel collega's wantrouwen wat het kabinet voorstelt. Ik vroeg eerder
aan minister Uitermark: wat is nou die kleine groep die het verpest?
Deze minister geeft nu eigenlijk het antwoord. Hij heeft zijn eigen
irritatiegroep: XR. Ik heb in mijn eigen inbreng al aangegeven dat ik
het heel erg vind als er mensen staan te intimideren bij een
abortuskliniek. Dát vind ik niet normaal. Maar daar gaat het niet om.
Dat de minister dat hier niet klip-en-klaar kan zeggen, vind ik heel
zorgelijk. Want "ordeverstorend"? Dank je de koekoek! Als je aan mensen
vraagt of ze in de file willen staan naar hun werk, dan zeggen ze
natuurlijk: nee. Het hele idee van demonstraties is soms dat ze
opvallen, dat ze ongemak veroorzaken, dat ze schuren en dat ze de wet
overtreden. Dus wat gaat de minister nou concreet doen? Dat hij
ordeverstorend zelf ingewikkeld vindt, snap ik. Maar wij praten niet als
individuen. De minister praat namens het algemeen belang en namens het
kabinet. Dus met al deze grote woorden: doe normaal! Wat gaat de
minister nou doen?
Minister Van Weel:
Wat de minister gaat doen, is ervoor zorgen dat we demonstraties weer
houden binnen de wetten zoals we die met elkaar hebben afgesproken. Dat
gebeurt nu niet. Die ontwrichtende demonstraties zijn daar een voorbeeld
van. Ik noem deze, omdat deze tot meer discussie leiden over de grens
van het recht dan de demonstraties waar een veel grotere consensus over
bestaat, namelijk de demonstraties waar geweld en vernieling worden
gebruikt. Ook daar heb ik uitdagingen om te komen tot vervolgingen. De
gezichtsbedekking of het niet kunnen identificeren is een van de
uitdagingen. Maar daarnaast is er ook die andere groep. Het maakt mij
echt niet uit of dat Extinction Rebellion is of dat het boeren of
anti-chemtrailsmensen zijn, of you name it. Het gaat mij niet om de
inhoud. Het gaat mij wel om de manier waarop het gebeurt. Snelwegen
bezetten is verboden. Ik vind het ook niet nodig. We hebben een WOM.
Daarin staat dat je gewoon kunt demonstreren, op een normale manier en
in overleg met de autoriteiten. Er wordt dan gezorgd voor veiligheid. Ik
ben bereid om elke week naar het Malieveld te gaan voor welk doel dan
ook, om daar te zorgen dat er ook op politiek niveau aandacht is voor de
boodschap die daar wordt verkondigd. Dus dat is echt het probleem niet.
Maar hier zie je dat het doel van deze demonstraties het ontwrichten van
onze maatschappij is, ook bij de boerenprotesten, zeg ik daarbij. Daar
moeten we met z'n allen wel naar kijken, want dat is niet goed voor het
draagvlak van demonstraties.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het draagvlak van demonstraties is geen meetlat. Waarom niet? Omdat je
demonstreert tegen iets waarvan de meerderheid zegt: dat vinden we oké.
Dat is de essentie van een demonstratie.
Minister Van Weel:
Voorzitter ...
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, voorzitter, ik ben nog niet uitgesproken. Dat is precies waar een
heel deel van de Kamer steeds op hamert. Collega Sneller zei het heel
mooi: in de ochtend ben je in de meerderheid, in de avond ben je in de
minderheid. Dat staan we hier te beschermen. Dat daar nu een
niet-juridisch en niet-objectief hanteerbaar begrip doorheen gewrongen
wordt, namelijk "ordeverstorend", is dus heel zorgelijk. Dat kan je niet
objectief meten. Daar kan een OM helemaal niks mee. Daar kan een
politieagent helemaal niks mee. Maar wie er wel iets mee kan, is de
publieke opinie en dat zijn de Kamerleden hier die net het OM
schofferen. Dus je legt een enorme maatschappelijke druk erbij, zonder
dat je feitelijk als kabinet een probleem oplost. Daar spreek ik de
minister op aan.
Minister Van Weel:
Mevrouw Koekkoek maakt hier een denkfout. Ze verwart hier de inhoud van
de demonstratie en het draagvlak daarvoor met de manier van demonstreren
en het draagvlak daarvoor. Ik heb in mijn inleidende tekst al gezegd dat
het niet om de boodschap gaat. Het gaat mij echt niet om de inhoud. Ik
heb hier ook gestaan voor koranverbrandingen. Ik zal het recht op de
demonstraties verdedigen, al kan ik de inhoud volledig wanstaltig vinden
en het ermee oneens zijn. Ik zal het recht verdedigen, hoe klein die
minderheid ook is, al is het één persoon. Daar sta ik voor. Het gaat mij
om het draagvlak voor de manier waarop we demonstreren. Dat is wél
relevant, want als er voor de manier van demonstreren geen draagvlak
meer is in onze maatschappij, kan ik de politie wel verdubbelen — dat
kan ik trouwens niet; daar kom ik straks ook nog op terug — maar dan
kunnen we hier niet meer op een normale manier demonstreren. En ik vind
echt dat het niet nodig is; deze manier van demonstreren is niet nodig.
Dan heb je het ook nog over de inhoud; ook die wordt door het WODC
onderzocht: hoe staat het met de persoonlijke vrijheid van een
demonstrant versus de persoonlijke vrijheid van bijvoorbeeld individuen?
Daarin zitten ook de casussen van de koranverbranding, die ik al noemde,
en het protesteren voor een abortuskliniek. Dat raakt ook aan de vraag
hoe je omgaat met de waardigheid van herdenkingen. Ook die categorie zit
er in, maar die focust zich dus meer op de inhoud. Daar gaat het voor
mij vandaag echt niet om. Het gaat voor mij om de manier waarop we
demonstreren. Dat gaat dus om de hele evidente gevallen van geweld,
vernielingen, intimidatie en anderszins, maar ook om de ontwrichtende
demonstraties, die het draagvlak voor demonstraties in het algemeen
ondermijnen.
De heer Flach (SGP):
Dit is mijn laatste vraag. Ik moet 'm dus goed formuleren. De minister
zegt dat het OM niet met twee maten meet. Ik ben blij dat hij dat zegt,
want dat is natuurlijk het fundament onder onze rechtsstaat. Dat geldt
ook voor de politie. Met alles wat in me is, wil ik dat ook blijven
geloven, maar toch heb ik er grote moeite mee om uitleg te geven aan
mensen die soms met een heel sterk gevoel bij me komen en zeggen dat ze
door de politie worden afgevoerd als ze met een paar mensen bij een
publieke piano wat Joodse liederen zingen, terwijl er al wekenlang
Palestijnse sit-ins worden toegelaten met eigen ordetroepen die mensen
in bedwang houden. Zij vragen mij of er dan niet met twee maten wordt
gemeten. Ik heb dan geen afdoende antwoord. Kan de minister mij helpen
om daar een goed antwoord op te geven?
Minister Van Weel:
Er wordt niet met twee maten gemeten. Er gelden op een station
huisregels; die kan de NS opstellen. Maar op een gegeven moment kom je
terecht in handhaving. Als een aantal mensen liedjes zingt, is er geen
sprake van een demonstratie. Op basis van de huisregels wordt daar
opgetreden. Als daar honderd mensen in de stationshal zitten, kom je al
snel in handhaving terecht en wordt het een ander verhaal. Dan komt het
juridische kader van het demonstratierecht om de hoek kijken. Dan wordt
het gewoon complexer. Het is dus niet meten met twee maten. Echt niet.
Nogmaals, ik sta voor ons OM; ik sta voor onze rechterlijke macht. Maar
de situatie is wel complexer en daardoor lijkt het in de afhandeling
anders. Overigens wordt naar die demonstraties op stations, die ook
intimiderend kunnen overkomen, ook gekeken door de taskforce
antisemitismebestrijding, die we hebben ingesteld naar aanleiding van
het actieplan antisemitisme. Hoe kunnen we dit op een manier doen die
iedereen kan dragen, zonder de inhoud daarmee geweld aan te doen?
De heer Van Nispen (SP):
Wij zijn het eens over niet-vreedzame demonstraties. Waar er sprake is
van geweld en vernielingen: aanpakken! Bij de vreedzame demonstraties
ligt het, denk ik, wat ingewikkelder. De minister heeft het over
ontwrichting, of over verstoringen. We noemen toch weer even het
voorbeeld. Dat is altijd riskant in dit debat, maar toch. De minister
zei volgens mij net dat het bezetten van snelwegen niet nodig is. Ik
liet dat even op me inwerken. Laat ik hier even heel eerlijk zijn: ik
vind dat ook niet nodig. Als ik in de organisatie zat, zou ik het ook
niet doen. Volgens mij helpt het niet in de publieke opinie. Maar het
interessante is dat het er niet toe doet wat Van Nispen ervan vindt.
Volgens mij doet het er ook niet toe wat de minister ervan vindt. Het is
een vreedzaam protest. Het is een vreedzame demonstratie. Volgens mij is
het juridisch zo, ook onder de bescherming van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens — ik noem het dan toch nog maar een keer — dat dat
dan valt onder het demonstratierecht. De minister, of ik, of mevrouw
Michon-Derkzen, die hier mee zit te doen aan dit debat, kan inderdaad
roepen dat het strafbaar is en aangepakt moet worden en dat we gaan
kijken hoe we dat gaan aanpakken, maar volgens mij is dat toch een
glibberig pad. Dan wordt maatgevend wat mevrouw Michon-Derkzen van een
bepaald demonstratiemiddel vindt, of wat de minister ergens van vindt,
of wat ik ergens van vind. Het is toch een glibberig pad als je het
criterium loslaat van het onderscheid tussen vreedzaam en
niet-vreedzaam, wat dit kabinet nou toch aan het doen is? Dat lijkt me
echt gevaarlijk en volgens mij moet je dat pad echt niet op. Houd het
nou zuiver: is het vreedzaam, dan valt het onder het demonstratierecht;
is het niet-vreedzaam, dan moet je het gewoon aanpakken. Dat is volgens
mij een hanteerbaar criterium. Daar kun je veel meer mee.
Minister Van Weel:
Zelfs als iets vreedzaam is en valt onder het demonstratierecht, kun je
heel ernstige strafbare feiten begaan. Los van geweld of vernieling,
zijn er echt ernstige strafbare feiten die je op een heel vreedzame
manier kunt begaan. Dat is dus wel degelijk ook een categorie waarnaar
we kijken. Ik zeg dus, en dat verzin ik niet: het is strafbaar om de
snelweg te betreden, het is strafbaar om een tunnelbak te bekladden, het
is strafbaar om jezelf vast te ketenen en daardoor het werk van de
politie te belemmeren, en het is strafbaar om de aanwijzing van de
burgemeester niet op te volgen dat ergens niet mag worden
gedemonstreerd. Dat is gewoon strafbaar. Dan kan het zijn dat na
uitspraken van het EHRM in specifieke gevallen niet is overgegaan tot
vervolging of er uiteindelijk geen straf is opgelegd, maar dat is wat
anders; daar ga ik niet over. Dat is ten eerste aan het OM — gaan we
vervolgen? — en dat is ten tweede aan de rechter, die een uitspraak moet
doen. Wat vindt de rechter in dit geval zwaarder wegen? Is dat het
EVRM-recht op demonstratie of zijn het de strafbare feiten die begaan
zijn? Ik richt mij wel op die strafbare feiten. Ik zeg niet automatisch
dat alles maar moet kunnen als het vreedzaam is. Ik ben ook bang dat het
het draagvlak voor het demonstratierecht niet ten goede komt als we het
op die manier beschouwen.
Daarom kijken we binnen de huidige kaders hoe we op zaken kunnen
handhaven waarvan we vinden dat die wel strafbaar zijn en waarvoor men
ook vervolgd moeten worden. Ik refereer weer aan de zes mensen die het
OM nu gaat vervolgen voor het herhaaldelijk plegen van strafbare feiten
in de tunnelbak. Tegelijkertijd kijken we via het WODC hoe andere landen
hiermee zijn omgegaan. Ik noem Engeland, dat zich ook gebonden weet aan
het EVRM en waar het inmiddels gewoon strafbaar is om infrastructuur te
bezetten. Daar staan gevangenisstraffen op. Het is dus een discussie die
we hier moeten voeren. Uiteindelijk zullen we die discussie hier ook
weer voeren als we ooit komen tot wetsaanpassing.
De heer Van Nispen (SP):
Mocht het lijken alsof ik het hier op sta te nemen voor mensen die
strafbare feiten plegen: dat is niet het geval. Ik vind dat het
bekladden van een tunnelbak inderdaad niks te maken heeft met het doel
van zo'n demonstratie of het bezetten van die weg. Dat is helder. Maar
ik bedoelde het volgende te zeggen. Als je het onderscheid loslaat
tussen vreedzaam en niet-vreedzaam en zegt dat je ieder strafbaar feit
gaat aanpakken, dus ook het betreden van een snelweg, vind ik dat
riskant. Deze bewindspersonen lijken nu het pad op te gaan dat je iets
aanpakt als je het middel dat gekozen wordt niet sympathiek vindt, denkt
dat er geen draagvlak is of denkt dat het een overtreding is. Omdat je
dat middel niet prettig vindt, zegt je: dan gaan we toch kijken hoe we
dat gaan aanpakken. Dat lijkt mij riskant, omdat demonstreren mag
schuren, zoals Koekkoek ook zeer terecht zei.
Minister Van Weel:
Het mag zeker schuren, maar het is niet wetteloos. Strafbare feiten zijn
dus ook bij demonstraties strafbare feiten. Ook daarbij is het aan het
OM om te bekijken of het daar mensen voor gaat vervolgen. Dat doet het
OM ook. Als de rechter daar uiteindelijk een uitspraak over doet en
besluit geen straffen op te leggen, dan leggen we ons daar ook allemaal
bij neer. Maar het is niet zo dat ik de hele categorie van vreedzame
demonstraties automatisch buiten de scope van dit debat of van het
strafrecht zou willen laten.
De voorzitter:
Ik stel vast dat de minister zijn inleiding heeft afgerond. Hartelijk
dank daarvoor.
Minister Van Weel:
Nou ja, een aantal van de vragen is inmiddels wel aan bod gekomen.
De voorzitter:
Ik zou u willen vragen om nog even heel kritisch naar uw tekst te
kijken, want volgens mij bent u door elk onderwerp heen dat u vooraf had
opgegeven, of liever gezegd: wat de minister van Binnenlandse Zaken had
genoemd. We kunnen ook zeggen: einde eerste termijn.
Minister Van Weel:
Ik heb nog wel een paar dingen die ik zou willen meegeven ...
De voorzitter:
Een paar dingetjes! Nou, gaat uw gang.
Minister Van Weel:
... omdat ik die anders toch terugkrijg in de tweede termijn.
Als eerste een reactie op de heer Eerdmans. De heer Eerdmans vroeg hoe
ik aankijk tegen het idee van een wasstraat bij toekomstige
demonstraties. Ik moet eerlijk zeggen dat er in dit opzicht enige
ervaring is met wasstraten. Dat is gebeurd bij festivals, waarbij mensen
die bijvoorbeeld betrapt werden met verdovende middelen direct door de
wasstraat gingen, een strafbeschikking kregen en weer weggingen. Maar
daar zijn niet alleen maar positieve ervaringen mee. Er is uiteindelijk
tegen een heleboel van die beschikkingen een beroep aangetekend,
waardoor je in lange procedures terechtkomt. Dus ik deel de mening van
de heer Eerdmans dat we moeten gaan kijken of we op een slimme manier —
ik noemde dat al — mensen kunnen gaan identificeren, zodat we kunnen
vaststellen wie welk strafbaar feit pleegt en welke feiten we dan zwaar
genoeg bevinden om daadwerkelijk over te gaan tot vervolging, zoals het
OM dat nu ook met zes mensen doet. Ik wil kijken hoe we dat op een
slimme manier kunnen doen, maar ik zou het niet direct een wasstraat
noemen, want dat creëert de connotatie van de festivals. Uiteindelijk
zijn we daar niet beter van geworden als OM. Maar we gaan daar dus wel
naar kijken vanuit een identificatieplan.
De heer Six Dijkstra vroeg of het vaker overgaan tot vervolging ook een
afschrikwekkend gevolg kan hebben voor demonstreren. Daarbij zeg ik ook
weer dat we het uiteindelijk wel binnen de kaders van het
demonstratierecht doen, zeker waar het vreedzame demonstranten betreft.
Dus die vervolging die het OM nu pleegt, vindt plaats binnen de kaders
van het demonstratierecht. Als daar vervolging plaatsvindt, dan is de
afschrikwekkende werking dus dat je jezelf niet moest vastketenen, omdat
je daarmee het werk van een politieagent belemmert. Je bent dan dus niet
gevrijwaard van vervolging binnen het demonstratierecht. Dan vind ik dat
nuttig. Als daar een afschrikwekkend effect van uitgaat, dan vind ik dat
ook goed, want dat betekent dat we het demonstratierecht gewoon zo
houden zoals het bedoeld is en het niet als een vrijplaats gebruikt
wordt voor het plegen van strafbare feiten.
De heer Eerdmans vroeg hoeveel van de weggesleepte demonstranten op 24
februari 2024 er zijn vervolgd. Het OM wil dertien actievoerders die
deelnamen aan de blokkades van de A10 vervolgen. Hierbij gaat het vooral
om degenen die de blokkade tot stand brengen, want dat is het
makkelijkst te bewijzen als strafbaar feit. Als die weg stilligt, dan is
iedereen die uit zijn auto stapt niet meteen iemand die de blokkade tot
stand brengt. Dus vandaar deze afweging.
De heer Boswijk vroeg waarom demonstranten niet worden vastgehouden op
basis van artikel 176a van de Gemeentewet. Ik zeg tegen hem dat het wel
een erg zwaar middel is om mensen daadwerkelijk vast te houden, zeker in
relatie tot het demonstratierecht, en al helemaal als het een vreedzame
demonstratie is. Dat is aan lokale gemeenten. Dat is wel de reden waarom
er erg terughoudend met dit middel wordt omgegaan en er vaker gekozen
wordt voor bestuurlijke verplaatsing. Dit betekent dus dat je mensen op
een andere plek neerzet op het moment dat je ze weg hebt gehaald van de
plek waar je ze weg wilt hebben.
De heer Emiel van Dijk vroeg nog of er al actie is ondernomen tegen de
demo eind deze week op de A10. Dat is aan de driehoek van Amsterdam,
maar ik merk op dat die tot nu toe elke keer de demo op die plek heeft
verboden. Ik verwacht dat de driehoek vóór zaterdag met een uitspraak
daarover komt.
Dan het aantal demonstraties en het aantal incidenten. Het aantal
demonstraties is enorm toegenomen: van rond de 2.000 in 2015 tot ruim
6.000 in 2022. De minister van Binnenlandse Zaken zei het al. Ook het
aantal incidenten is toegenomen. Dat is namelijk 2,7 maal zo veel. Maar
als je goed kunt rekenen, dan merk je dat het aantal demonstraties veel
meer is gestegen dan het aantal incidenten dat daarmee gepaard gaat. Dat
onderstreept, denk ik, alleen maar weer dat we uiteindelijk te maken
hebben met een heel kleine groep die zorgt voor de incidenten, terwijl
het overgrote deel van de demonstraties vreedzaam, rustig en zonder
ordeverstoringen verloopt.
De heer Sneller vroeg naar de inzet van vredeseenheden bij
demonstraties. Ik spreek daar veel over met burgemeesters, het OM en de
politie. De politie is bij demonstraties echt gericht op dialoog en
de-escalatie, want uiteindelijk wil je voorkomen dat de vlam in de pan
slaat. Repressief optreden is altijd veel onwenselijker dan preventief
optreden. De vredeseenheid van de politie Amsterdam is echt een
voorbeeld voor de landelijke politie. Zij zorgt er tijdens een
demonstratie voor dat er contact is met de demonstranten zodat het
ordelijk verloopt. Verder is het wel aan de lokale overheden om dat zelf
ook op te lossen.
De heer Sneller (D66):
Dank voor dit antwoord. Misschien mag ik daarop inhaken met de
observatie van de regioburgemeesters in de brief die zij aan de Kamer
hebben gestuurd. Zij zeggen daarin: "Indien het Rijk extra beperkingen
aan het demonstratierecht oplegt, dient dit ook gehandhaafd te worden.
Dit beperkt zowel de ruimte van het gezag als de operationele ruimte van
de politie om de-escalerend te kunnen optreden." Deelt de minister die
visie van de burgemeesters? Hoe weegt hij dat in het verder uitwerken
van de voorstellen die hij heeft genoemd?
Minister Van Weel:
Dat is mij net te kort door de bocht. Deze ene zinsnede legt automatisch
een lineair verband tussen: we verbieden iets en daardoor wordt het
moeilijker om te handhaven. We gaan het op korte termijn ook nog hebben
over het vuurwerkverbod. Als ik deze analogie daar zou doortrekken, dan
zou het advies van de burgemeesters voor een vuurwerkverbod eigenlijk
stuiten op dezelfde dilemma's.
Ja, het kan zijn, als je beperkingen gaat opleggen, dat je daardoor,
zeker in de beginfase waarin je die beperking hebt opgelegd, meer
capaciteit kwijt bent aan de handhaving. Uiteindelijk is het doel
natuurlijk om te zorgen dat demonstraties plaatsvinden binnen de kaders
die je stelt, met zo min mogelijk handhaving, zoals 99% van de
demonstraties dat nu ook al doet. Ik denk dat dat het doel is, dus ik
vind het te kort door de bocht om te stellen dat alle beperkingen, zo we
die al zouden gaan opleggen, automatisch leiden tot meer
capaciteitsvraag.
De heer Sneller (D66):
Dat was de zin die ik nog niet had voorgelezen. Dat is inderdaad de zin
die daarna komt. Daarin zeggen ze dat het om extra inzet van de toch al
schaarse politiecapaciteit zou vragen en dat ze dat onwenselijk vinden.
Ik hoop dat dit wordt meegenomen in de gesprekken met de burgemeesters,
waarover we waarschijnlijk terug gaan horen. Maar de zin die ik hiervoor
voorlas ging over de mogelijkheid om de-escalerend te werken. De
minister sprak mooie woorden over die vredeseenheden en het belang van
de-escalerend werken. Daarom vroeg ik mij af hoe hij dat voor zich
ziet.
Minister Van Weel:
Ook dan is het te generiek. Bij beperkingen kan het gaan om het
verplaatsen van een demonstratie naar een andere plek. Dat kan leiden
tot ophef, maar er kunnen wel hele goede redenen zijn om dat te willen
doen, ook in het kader van openbare orde en veiligheid. Dat is in
Amsterdam ook gebeurd rondom de wedstrijd van Maccabi Tel Aviv tegen
Ajax. Daarbij is een tegendemonstratie op een andere plek neergezet dan
waar die eigenlijk was gewild. Wordt het dan moeilijker om dat gesprek
aan te gaan? Waarschijnlijk wel, maar dat is een afweging die ook lokaal
kan worden gemaakt. Het is niet zo dat wij nu al beperkingen hebben
opgelegd, of daartoe op voorhand voornemens zijn, waarvan wij denken dat
het moeilijker wordt voor het lokale gezag om de vrede te bewaren.
Natuurlijk wegen we dat mee bij elk besluit dat we nemen.
De heer Sneller (D66):
Nu suggereert de minister allerlei dingen die ik niet heb gezegd. Het
voorbeeld dat de minister geeft, gaat over een lokale afweging. Dit zijn
de regioburgemeesters die het hebben over als er landelijk extra
generieke maatregelen worden genomen. Daarover hebben we best wel
voorstellen gehoord, daar hoeven we geen geheim van te maken. Ik zeg
niet dat de minister ze doet, maar ik zeg dat ze wel worden gedaan. Ik
waardeer de kwalificaties, of althans, ik neem daar kennis van, maar ik
had gevraagd hoe de minister deze aspecten gaat meewegen en meenemen bij
de verdere uitwerking. Op welke manier kunnen wij op een gegeven moment
een onderbouwde inschatting ervan terugkrijgen, anders dan alleen maar
dat mevrouw Michon-Derkzen zegt dat zij andere burgemeesters heeft
gesproken? Ik hoop dat het kabinet dit perspectief serieus wil meewegen
en kan zorgen dat de Kamer die afweging goed kan maken.
Minister Van Weel:
Absoluut. Het was niet mijn bedoeling om u kwalificaties in de mond te
leggen. Natuurlijk wegen we dat mee. Het enige waar ik enige afstand van
nam, is dat iets wat je oplegt automatisch leidt tot bemoeilijking
hiervan. Ons doel is natuurlijk niet om het leven moeilijker te maken
voor het lokaal gezag door welke maatregelen we dan ook nemen, zoals bij
de gezichtsbedekkende kleding waarover we het nu hebben. Dat komt
natuurlijk altijd hier ter sprake, ook in de Kamer. Ik praat ook
regelmatig met burgemeesters van allerlei pluimage en dan zijn er ook
diverse meningen, maar wat ze gemeen hebben is dat ze wel de ruimte
willen om in de lokale driehoek sturing te kunnen houden op
demonstraties in hun eigen gemeente. Het is geenszins ons voornemen om
die af te nemen.
De voorzitter:
Kan de minister al afronden?
Minister Van Weel:
Ja. Laat ik dan nog de politiecapaciteit meenemen, want dat is een punt
dat vaak opkwam. Naar mijn mening is het antwoord op deze vraag niet:
meer politie. Ik zal dat onderbouwen met een aantal redenen. Eén: ik zou
wel heel graag meer politie willen. Daar gaan we ook voor met dit
kabinet. Ook het vorige kabinet heeft de politiecapaciteit
geïntensiveerd, in tegenstelling tot wat werd gezegd.
De Politieacademie zit vol. Er is enorm veel animo om bij de politie te
werken. Maar dan nog is het een krappe arbeidsmarkt. We kunnen niet meer
politieagenten door die academie sturen. We hebben ook te maken met
uitstroom, en dat geldt voor de volledige arbeidsmarkt, omdat we te
maken hebben met vergrijzing. Ook de politie heeft daarmee te maken. Ik
zeg dus nergens toe dat ik in staat zal zijn om in de komende jaren
enorm veel extra politiecapaciteit te genereren. Als dat wel zou lukken
— we voorzien wel dat we in 2028 uiteindelijk 4.000 fte meer hebben dan
nu — dan vind ik nog dat de bulk van de capaciteit niet op zou moeten
gaan aan deze taken, al helemaal niet voor een heel klein percentage van
de demonstraties dat een onevenredig zwaar beroep doet op de politie. Om
te voorkomen dat ook gezegd wordt "ja, maar bij voetbal dan?", zeg ik
dat daarbij voor mij absoluut hetzelfde geldt. Wat mij betreft is de
politie — dat ben ik eens met mevrouw Michon-Derkzen — aanwezig in de
wijk, bezig met het opnemen van aangiftes, het vangen van boeven, het
doen van recherchewerk en het oplossen van de criminaliteit waar we met
z'n allen mee te maken hebben en niet met het lospeuteren van mensen van
middelbare leeftijd van de snelweg in Den Haag, al helemaal niet op een
zaterdag. Kort en goed, ik vind het antwoord "meer politie" niet het
antwoord op de vraagstukken die we vandaag hebben bestreden, hoewel ik
natuurlijk wel meer politie zou willen. Laat ik het daar voor nu bij
laten.
De voorzitter:
Dat wordt hogelijk gewaardeerd. Tot zover de termijn van het kabinet.
Mevrouw Wijen-Nass nog.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Volgens mij had ik ook nog een vraag gesteld over de stalbezetting.
De voorzitter:
Herhaal uw vraag nog even voor de minister.
Minister Van Weel:
De heer Boswijk had een soortgelijke vraag gesteld, dus ik kan de vraag
van mevrouw Wijen-Nass meenemen. In principe hebben we hierbij te maken
met privébezit. In die zin geldt gewoon dat er sprake is van
erfvredebreuk of huisvredebreuk op het moment dat iemand daar
binnendringt. Daarbij geldt wederom dat dat een strafbaar feit is. Ook
hierbij hebben we gezien dat de rechter het demonstratierecht wel weer
meeweegt. Ik ga niet over die uitspraak, maar ik ga wel over de
constatering dat het in beginsel gewoon een strafbaar feit is. Ook deze
categorie moet u zien als een van de categorieën die is meegegeven aan
het WODC. Dat gaat namelijk over de vraag: waar raakt de vrijheid van
demonstratie aan de persoonlijke vrijheid van een ander? Dat kan een
boer zijn, die op zijn erf woont en een stal heeft. Dat kan ook een
politicus zijn, bij wie mensen met fakkels voor de deur komen te staan
of die anderszins bedreigd worden. Die categorie, de vrijheid van
demonstratie versus de persoonlijke vrijheid van mensen, inclusief de
inbraak op privégrond — dat kan erg intimiderend zijn en vind ik in
beginsel onwenselijk; het is niet voor niks verboden volgens de wet —
wordt daarin meegenomen.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Goed. Dank u wel. Daar maak ik uit op dat de minister de mening van de
BBB deelt dat het toch echt best wel nodig is om op te treden tegen die
stalbezettingen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd — die vraag is namelijk
nog niet beantwoord — of de minister het ook met de BBB eens is dat het
huidige wettelijke instrumentarium onvoldoende is. Die demonstranten, of
beter gezegd de activisten, zijn gewoon vrijgesproken door het hof.
Minister Van Weel:
Als minister van Justitie krijg je als je binnenkomt meteen een aantal
zinnen te horen die je op je harde schijf moet inprenten. Eén daarvan
is: ik ga niet in op individuele zaken. Na verloop van tijd leer je ook
dat dat een heel verstandig advies is. Dat ga ik hier dus ook niet doen.
Het is een lange rechtszaak geweest, dus daar wil ik me in dit geval
niet aan wijden. In algemene zin heb ik net gezegd dat ik de inbreuk op
je persoonlijke vrijheid, op je eigen grond, groot vind. Het is niet
voor niks verboden. Daarom kijken we ook naar die balans in het
onderzoek.
De heer El Abassi (DENK):
Mij ontbreekt ook een antwoord op een vraag. Die ging namelijk over een
reeks aan incidenten met demonstranten die demonstreerden tegen
asielzoekers. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Dat hoor ik
graag van de minister.
Minister Van Weel:
Omwille van de snelheid heb ik wat hoeken afgesneden. Daar hoorde deze
hoek bij. Laat ik zeggen dat ik alle strafbare feiten die daarbij zijn
gepleegd, en die zíjn gepleegd, verwerpelijk vind. Ook daarbij zal het
OM wat mij betreft gewoon vervolging instellen tegen iedereen die het
kan identificeren en daarvoor kan aanklagen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben eigenlijk op zoek naar wat de minister gaat doen. Dit is namelijk
geen incident. Ik had een stapeltje bij me. Ik had die stapel veel
groter kunnen maken. Ik zou de minister willen vragen of hij zou willen
uitzoeken hoe het komt dat er bij dit type demonstraties vaak geweld
voorkomt, dat er vaak bedreigingen voorkomen, dat er
volksvertegenwoordigers bedreigd worden, dat er burgemeesters moeten
vluchten, dat er aanslagen worden gepleegd op raadsleden. Wil de
minister dat uitzoeken en wil hij daarop reflecteren?
Minister Van Weel:
Nee, voorzitter, voor mij valt het in de hele categorie waar we het
vandaag over hebben, namelijk de uitwassen. Ik zou dit eigenlijk geen
demonstraties willen noemen, al zou je ze daar wel onder kunnen
kwalificeren. Dit zijn gewoon mensen die de openbare orde verstoren, die
democratische processen verstoren en die strafbare feiten plegen. Ik zou
ze eigenlijk de bescherming van het demonstratierecht niet willen geven.
In de jurisprudentie zie je vaak dat ze dat toch krijgen, omdat ze daar
in vereniging zijn en voor hetzelfde doel. Maar zelfs daarbinnen gelden
dezelfde wettelijke kaders als voor alle andere gevallen die we aan bod
hebben laten komen. Strafbare feiten moeten worden vervolgd. Ik zie geen
aanleiding om deze categorie anders te zien dan de andere categorieën
die werden besproken.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer El Abassi (DENK):
Dat zeg ik niet. Volgens mij zegt de minister juist dat hij ze anders
wil zien, namelijk dat hij ze niet eens ziet als een demonstratie,
terwijl het letterlijk gaat om demonstraties. Mensen demonstreren
letterlijk voor het azc, voor meerdere azc's, met geweld, met
vernielingen, met bedreigingen richting volksvertegenwoordigers, met
aanslagen op volksvertegenwoordigers, met bedreigingen richting
burgemeesters. Ik voel geen urgentie vanuit deze minister. Ik vraag de
minister om dat serieus op te pakken, een onderzoek te doen en dat terug
te koppelen naar de Kamerleden. Graag een reactie van de minister.
Minister Van Weel:
We hebben allemaal de beelden gezien van verstoorde raadsvergaderingen,
van bedreigingen die zijn geuit en van intimiderende protesten. Die vind
ik verwerpelijk. Wat mij betreft geldt daarvoor hetzelfde als voor alle
andere situaties. Waar strafbare feiten worden begaan, moeten ze worden
aangepakt.
De heer Boswijk (CDA):
Ik wil nog heel even terug naar de bestuurlijke verplaatsing, waarover
ik vragen heb gesteld, uit mijn hoofd Gemeentewet artikel 176a. De
minister zei dat dat een vrij vergaande maatregel is. Het artikel staat
toe om mensen twaalf uur op een bepaalde plek vast te houden.
Tegelijkertijd moeten we constateren dat het plukken van mensen van de
snelweg en het bij ADO Den Haag neerzetten, en vervolgens zien dat die
mensen weer teruglopen en soms nog eerder terug zijn op de plek dan de
politie zelf, ontzettend ondermijnend en frustrerend voor de agenten in
kwestie is. Dan kun je er misschien beter helemaal mee stoppen, want dat
heeft geen zin. Ik snap dat het bestuurlijk tijdelijk vasthouden van
mensen een vergaande maatregel is en dat je bepaalde voorbereidingen
moet treffen. Als je moedwillig demonstreert op een plek waar dat niet
mag en je wordt daar een paar keer weggehaald en daadwerkelijk
vastgehouden op een plek waar niemand je ziet, waar niks te zien is en
je je hele zaterdag kwijt bent, kan ik me voorstellen dat, als dat een
paar keer gebeurt, je wel een tweede keer nadenkt om dat nog een keer te
gaan doen. Ik snap dat het geen lichtvaardig besluit is, maar ik zou de
minister toch willen vragen om dit ook in het onderzoek opnieuw te
evalueren en te kijken of deze maatregel een paar keer ingezet kan
worden om een norm te stellen.
Minister Van Weel:
Voorzitter. Het is een middel dat een gemeente heeft. Het gebeurt ook
wel. Ten tijde van de noodverordening in Amsterdam zijn demonstranten
die tegen het verbod in demonstreerden, verplaatst naar het Westelijk
Haventerrein, waardoor ze niet meteen weer terug konden naar de plek
waar ze waren weggehaald, om te voorkomen dat ze opnieuw in een soort
circulaire modus kwamen. Het gebeurt dus wel, maar het is wel een middel
waar je terughoudend mee moet zijn, want de rechter gaat dat toetsen aan
proportionaliteit. Maar het zit in de gereedschapskist van de
burgemeesters.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn. Het woord is aan mevrouw Teunissen voor de
tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het zou goed kunnen dat de demonstratie tegen landbouwgif,
waar ik afgelopen zaterdag bij was, heeft bijgedragen aan de toestand
van mijn stem. Ik stond toen in de vrieskou, maar dat terzijde.
Ik ben blij dat een aantal partijen hun expliciete steun voor het
demonstratierecht uitspreken. Ik ben ook verdrietig dat zogenaamd
liberale partijen hier repressieve voorstellen doen, die zich op
voorhand niet verhouden tot mensenrechtenverdragen. Dat vind ik
verdrietig. We willen echt dat we als politiek los van de inhoud voor
dat demonstratierecht gaan staan en de kaders van
mensenrechtenverdragen, die bij vreedzaam protest gelden, respecteren.
Over dat onderscheid hebben we het veel gehad. Het kabinet begeeft zich
op een glibberig pad. Het heeft het over ontwrichting en verstoring
binnen het demonstratierecht; daar zouden we naar moeten kijken. Dat
vind ik schokkend, want we hebben al een heel duidelijk onderscheid:
vreedzaam versus niet-vreedzaam. Daar gaat mijn motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het onderscheid tussen vreedzame protesten en
ordeverstorende acties een verwarrend en oneigenlijk onderscheid
is;
overwegende dat vreedzaam protest beschermwaardig is;
verzoekt de regering om te erkennen dat een ordeverstorende actie niet
automatisch betekent dat een protest niet vreedzaam is en om in lijn
daarmee het onderscheid tussen vreedzaam en niet-vreedzaam protest aan
te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Van Nispen, Koekkoek,
Lahlah, El Abassi en Sneller.
Zij krijgt nr. 16 (34324).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass van de BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil allebei de ministers bedanken
voor hun beantwoording in het debat van vandaag. Tijdens de eerste
termijn heb ik aandacht gevraagd voor een extra strafbaarstelling voor
het verhinderen van belangrijke infrastructuur, maar ook bijvoorbeeld
van mensen die zich vasthechten aan bijvoorbeeld gebouwen. Ik heb ook
nog gevraagd of we een weigeringsgrond kunnen opnemen als er
herdenkingen zijn. Beide ministers zijn op mijn vragen ingegaan. Ze
hebben gezegd dat het wordt meegenomen in het WODC-onderzoek, waarvan de
uitkomsten dit jaar worden verwacht. Voor nu ga ik geen moties indienen,
want ik wil dat WODC-onderzoek graag afwachten. We gaan het onderzoek
tegen die tijd goed bekijken. Als het er eenmaal is, verwachten wij ook
wel echt op korte termijn actie van het kabinet.
Nog één punt, tot slot. Ik wil nog een keer benadrukken dat ook het
verbieden van stalbezettingen voor ons echt heel belangrijk is. Zelf
zullen we dan ook actief aan de slag gaan met het initiatiefvoorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Bikker, ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen hartelijk voor de
beantwoording, uitleg en de inzet om te staan voor het demonstratie en
tegelijkertijd ook te staan voor de veiligheid van mensen die daaromheen
zijn en de waardigheid van herdenkingen. Tegelijkertijd denk ik dat we
juist op dat punt een stapje extra moeten doen, ook gezien het afgelopen
jaar. Daartoe heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland op 4 mei twee minuten stil is bij de
nationale dodenherdenking;
constaterende dat gedurende de nationale herdenking 15 augustus 1945, en
de Nationale Holocaustherdenking op de laatste zondag van januari op
verschillende locaties een minuut stilte in acht wordt genomen;
overwegende dat deze herdenkingen door het hele land gehouden worden en
overal waardig en respectvol moeten verlopen;
verzoekt de regering de drie nationale herdenkingen beter te beschermen
tegen ordeverstoringen, bijvoorbeeld door de twee minuten stilte in heel
Nederland tijdens nationale dodenherdenking op 4 mei als beschermd
moment in de tijd aan te merken, zodat herdenken op dat moment boven
demonstreren gaat en de Wet openbare manifestaties met oog hierop te
verbeteren, zodat burgemeesters en de politie meer duidelijkheid en
handelingsruimte krijgen om verstoring door demonstranten te voorkomen
en indien nodig snel in te grijpen;
verzoekt de regering voorts om te onderzoeken welke andere (lokale)
herdenkingen of plechtigheden ook als beschermd moment aangemerkt zouden
moeten worden en welke regelgeving daarbij past,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Boswijk, Flach,
Eerdmans, Michon-Derkzen en Six Dijkstra.
Zij krijgt nr. 17 (34324).
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik moet het even toelichten, want anders krijgen we gedoe. Dat scheelt u
veel. Ik heb me gebaseerd op de websites van de overheid. Daar staan
drie herdenkingen genoemd als nationale herdenking. Ik begrijp dat er
inmiddels een vierde aan toegevoegd is. Als onderdeel van de
beraadslaging merk ik graag op dat deze motie wat mij betreft gewoon
gaat over de nationale herdenkingen.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter, dank. Uiteraard dank aan de bewindspersonen voor de
beantwoording, en uiteraard ook aan de ondersteuning. Ik begin met een
motie. In het debat kwam ook vanuit de bewindspersonen heel vaak aan de
orde dat we al heel veel kunnen, maar dat niet altijd alles wordt
ingezet. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door bezuinigingen in voorgaande jaren de politie
onderbezet en overbelast is, waardoor er structureel te weinig
capaciteit is voor agenten om hun werk goed te doen;
overwegende dat gebrekkige kennis van het demonstratierecht bij
politieagenten en overheidsprofessionals kan leiden tot onrechtmatige
inperkingen van demonstraties;
verzoekt het kabinet om waar nodig medewerkers van de politie, de ME en
overheidsprofessionals aanvullende trainingen over de wettelijke kaders
van het demonstratierecht aan te bieden, zodat zij hun werk goed en
veilig kunnen uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek, Lahlah, Teunissen en
Bikker.
Zij krijgt nr. 18 (34324).
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter. Er is volgens mij ook nog één vraag onbeantwoord gebleven.
Ik had een vraag gesteld over de invloed van des- en misinformatie op
demonstraties en vooral het escalerende effect daarvan.
Voorzitter. Tot slot een observatie. Als we afstappen van het idee dat
de vorm en de inhoud van het demonstratierecht beschermd zijn onder dat
demonstratierecht, dan maken we echt een hele andere keuze dan we
voorheen hebben gedaan. Ik hoop dat het kabinet, maar ook deze Kamer
daarbij stilstaat. Ik vind dat een ongezonde ontwikkeling. Laten we in
ieder geval erkennen dat we op het punt staan om dat te doen. Ik roep
het kabinet op dat niet te doen; vorm en inhoud zijn onder het
demonstratierecht beschermd.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Six Dijkstra, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ook vanuit mijn kant dank aan de bewindspersonen
voor de beantwoording. Ik zie uiteraard uit naar het WODC-onderzoek dat
ons na deze zomer tegemoetkomt, evenals naar de brief vanuit de minister
van Binnenlandse Zaken over de kaders voor het generalistisch verbieden
van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties. Ik heb zelf één
motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het gezag wordt ondermijnd wanneer demonstranten
consequent wegkomen met het overtreden van de wet en het Openbaar
Ministerie zelden overgaat tot vervolging van demonstranten, wat
bijdraagt aan een gebrek aan afschrikking;
overwegende dat het nu al mogelijk is om de kosten van schades en
vernielingen als gevolg van demonstraties te verhalen op de daders, maar
dit niet consequent gebeurt vanwege praktische en juridische
belemmeringen;
van mening dat de kosten van vernielingen en schade als gevolg van
ordeverstorende demonstraties zo veel als mogelijk verhaald moeten
kunnen worden op de daders en niet op de maatschappij als geheel;
verzoekt de regering te onderzoeken en met het Openbaar Ministerie in
gesprek te treden over welke praktische en juridische belemmeringen
weggenomen moeten worden om zo veel als mogelijk de kosten te verhalen
op de daders, evenals over hoe de schade eenvoudiger en sneller kan
worden verhaald op de organisatie die het initiatief heeft genomen voor
de betreffende actie;
verzoekt de regering de Kamer hier voor de zomer over te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Six Dijkstra en
Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 19 (34324).
Er is één vraag van mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik heb een vraag, omdat organisaties ook in de motie worden genoemd. We
hebben net met z'n allen geconstateerd dat vreedzame protesten soms
uitmonden in niet-vreedzame acties, waar je inderdaad tegen moet
optreden. Een hypothetisch voorbeeld: iemand heeft een demonstratie
rondom de UvA georganiseerd en vervolgens wordt de UvA gesloopt. Bij
welke organisatie leggen we, als we deze motie volgen, dan de
verantwoordelijkheid?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Het gaat om een onderzoeksmotie. Het zal niet zo zijn dat in elk geval
de organisatie aansprakelijk moet worden gesteld, maar in het
hypothetische geval dat een organisatie tientallen malen een
demonstratie organiseert en weet welke leden elke keer relschoppend zijn
en er ook indicaties zijn dat die organisatie dat zelf gedoogt of
stimuleert, dan vind ik het niet meer dan redelijk dat er in elk geval
strafrechtelijk dan wel civiel onderzocht kan worden op welke manier die
organisatie zelf ook aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die
aangericht wordt.
De voorzitter:
De heer Eerdmans, JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Bedankt. Veel dank voor de antwoorden. Ik heb drie voorstellen. De
eerste motie gaat over de wasstraat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie vaak fungeert als wegsleepdienst tijdens
demonstraties van Extinction Rebellion;
verzoekt het kabinet in gesprek te gaan met het OM en burgemeesters over
een pilot met een wasstraat van het OM waardoor wetsovertredende
demonstranten direct beboet kunnen worden, met als doel om deze pilot
daarna ook zo snel mogelijk te laten starten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Boswijk.
Zij krijgt nr. 20 (34324).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Extinction Rebellion meermaals heeft bewezen dat het
een onwettige, maatschappij-ontwrichtende en vandalistische organisatie
is;
constaterende dat politieagenten vanwege de grote inzet van wegblokkades
door Extinction Rebellion ander belangrijk werk laten liggen en soms
geen noodhulp kunnen verlenen;
overwegende dat Extinction Rebellion een anbistatus heeft, waardoor zij
profiteren van allerlei belastingvoordelen;
verzoekt het kabinet de anbistatus van Extinction Rebellion in te
trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.
Zij krijgt nr. 21 (34324).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat niet wordt bijgehouden hoeveel vervolgingen er na
overtredingen tijdens demonstraties plaatsvinden;
verzoekt het kabinet de Kamer te rapporteren over het aantal
vervolgingen van strafbare demonstranten door het OM,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.
Zij krijgt nr. 22 (34324).
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Sneller, D66.
De heer Sneller (D66):
Dank aan de bewindspersonen voor hun beantwoording. Volgens mij hebben
zij knap geprobeerd om de zuiverheid en de redelijkheid van hun
intenties duidelijk te maken. Toch ben ik nog niet geheel gerustgesteld
over waar we uiteindelijk gaan landen.
Ik wil nog wat zeggen over het draagvlak, waarop met name de minister
van Justitie terecht inging. Ik probeerde dat ook richting de minister
van Binnenlandse Zaken te zeggen. Ik denk dat daarvoor ook de toon
vanuit de landelijke politiek belangrijk is, in zowel positieve als
negatieve zin. In de eerste termijn zei ik: 's ochtends ben je de
meerderheid en 's middags de minderheid. Dat perspectief zou volgens mij
ook vaker vanuit Den Haag mogen doorklinken. We moeten dus niet alleen
"u heeft zich netjes aan de regels gehouden en daarmee bent u een
positief voorbeeld" zeggen, maar ook bespreken waarom de intrinsieke
waarde van dat recht op vrije demonstratie zo belangrijk is. Dat
betekent ook: normeren als er te negatief gesproken wordt over
demonstraties en er wel degelijk stigmatiserend of criminaliserend over
wordt gesproken.
We hebben ook voorstellen gehoord waarbij ik er gewoon nog niet van
overtuigd ben dat het uiteindelijk gaat werken of gaat helpen voor de
politie, terwijl volgens mij wel het risico bestaat dat die een serieuze
schaduw gaan werpen over wat we "beschermwaardige demonstraties" genoemd
hebben.
Ten slotte ben ik blij dat capaciteit en handhaafbaarheid door de
minister worden meegewogen en dat we daarover terughoren bij de concrete
voorstellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Dan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de
zaak-Kudrevičius heeft aangegeven dat demonstraties niet gebruikt mogen
worden als dwangmiddel, maar dat zij ten dienste staan aan de
meningsuiting;
constaterende dat demonstraties geregeld plaatsvinden om verandering van
beleid af te dwingen bij de overheid, bedrijven of maatschappelijke
organisaties, zelfs door het herhaaldelijk negeren van aanwijzingen van
het bevoegd gezag;
verzoekt de regering in de Wet openbare manifestaties op te nemen dat
demonstraties ook verboden kunnen worden indien blijkt dat deze als
dwangmiddel worden ingezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.
Zij krijgt nr. 23 (34324).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat demonstraties die door de burgemeester verboden zijn
te vaak toch doorgang vinden en een groot beslag leggen op de
beschikbare politiecapaciteit;
overwegende dat de Wet openbare manifestaties het negeren van een
demonstratieverbod strafbaar stelt;
verzoekt de regering maximaal te bevorderen dat het bevoegd gezag in
geval van een verboden demonstratie proactiever inzet op het beletten en
sanctioneren in plaats van het faciliteren van demonstraties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Bikker, Boswijk, Eerdmans
en Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 24 (34324).
De heer Flach (SGP):
Ik dank beide bewindslieden voor de zorgvuldige wijze waarop ze zijn
ingegaan op de vele vragen die gesteld zijn.
De voorzitter:
Er is nog één vraag aan u van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ja, over de motie. Ik wil die vraag ook stellen aan de minister van
Justitie. Welke inzet en capaciteit zijn er volgens de heer Flach nodig
om zijn motie uiteindelijk ook uit te voeren in de praktijk? Een van de
redenen dat die burgemeesters toch even wachten, is toch vaak dat het
extra escalatie en extra inzet vraagt, terwijl de motie de suggestie
wekt dat het tot minder inzet zal leiden.
De heer Flach (SGP):
Dat is, denk ik, een goede vraag. Eigenlijk vind ik het niet eens
relevant. Het gaat hierbij echt om het handhaven van het rechtsgevoel.
Als iets op een gegeven moment verboden wordt en je als samenleving keer
op keer toestaat dat het desondanks toch plaatsvindt, doet dat iets met
het rechtsgevoel. Ik wil best weten wat dat doet met de
politiecapaciteit. Als daar meer voor benodigd is, wil ik daar graag
over meedenken. Maar eigenlijk vind ik dat ondergeschikt aan het
handhaven van het rechtsgevoel.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank beide ministers voor hun duidelijke
betoog. Ik denk dat deze hele Kamer voor het demonstratierecht staat,
van links tot rechts. We zijn het erover eens dat 98% goed gaat en dat
het in een aantal gevallen niet goed gaat. Mijn fractie durft, en ik
hoop een meerderheid van de Kamer, een norm te stellen om die paar
procent aan te pakken, om het demonstratierecht te beschermen.
Voorzitter. Ik heb maar twee moties; dat is in lijn met wat we morgen
gaan bespreken met de heer Bontenbal. Ik heb met heel veel andere moties
meegedaan, namelijk met een motie van meneer Six Dijkstra, over het
verhalen van schade, met een motie van mevrouw Bikker, over herdenken,
en met een motie van de heer Boswijk, over cameratoezicht, waar hij zo
mee komt. Ik heb zelf nog twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ondanks een voorafgaand verbod van de burgemeester,
veel demonstraties plaatsvinden op onze infrastructuur, snelwegen,
sluizen en luchthaventerreinen;
constaterende dat dit grote risico's met zich meebrengt voor onze
nationale veiligheid;
overwegende dat de bescherming van onze vitale infrastructuur een
belangrijke kerntaak van de overheid is;
verzoekt de regering om wetgeving voor te bereiden met een aparte
strafbaarstelling op het blokkeren van vitale infrastructuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 25 (34324).
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan een motie over registratie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het demonstratierecht een groot goed is, dat we moeten
beschermen;
constaterende dat de burgemeester een demonstratie vooraf kan beperken
of verbieden op basis van de criteria uit de Wet openbare
manifestaties;
constaterende dat een aantal belangengroepen zich niet tot de rechter
wendt om tegen het besluit van de burgemeester te ageren, maar het
besluit bewust negeert;
van mening dat de enorme politiecapaciteit die nodig is om een
demonstratie die vooraf is beperkt of is verboden, in goede banen te
leiden, niet uit te leggen is;
overwegende dat er op dit moment op geen enkele manier handhaving
plaatsvindt tegen diegenen die tegen een besluit van de burgemeester in
gaan;
verzoekt de regering om een mobiel identificatieproces te organiseren
c.q. te faciliteren, om op basis van de Wet op de identificatieplicht de
aanwezigen bij een demonstratie die op voorhand is verboden, te
registreren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 26 (34324).
Eén vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb een vraag over de eerste motie. Ik heb de VVD heel vaak gehoord
over zorgen over de politiecapaciteit en de inzet van de politie bij
demonstraties. Nu hoor ik de VVD een voorstel doen voor een verbod op
demonstraties op wegen. Daar is gewoon veel meer politiecapaciteit voor
nodig, dus hoe wil de VVD dat gaan doen? Waar zijn die extra
middelen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het argument om vooral niets te verbieden omdat dat nog meer
politiecapaciteit kost, komt een paar keer terug. Ik zou hier willen
zeggen dat wij een norm moeten stellen, dat wij dit moeten verbieden
zodat het strafbaar wordt en het een afschrikwekkend effect heeft,
waardoor het niet meer plaatsvindt en de politie gewoon weer bij ons in
de wijken het werk kan doen. Ik ben dus niet bang voor deze angst, die
we vanmiddag meermalen in het debat gehoord hebben.
De voorzitter:
Eén vraag, meneer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Nu hoor ik mevrouw Derkzen toch met allerlei beperkingen komen. Maar ik
kan mij herinneren dat in een eerder debat, over Pegida, mevrouw Derkzen
juist riep dat we het demonstratierecht moeten respecteren en dat we
helaas niets kunnen doen, hoe walgelijk Pegida ook is. Hoe rijmt mevrouw
Michon-Derkzen wat zij nu zegt met haar eerdere uitingen over het
demonstratierecht?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben het inderdaad gehad over koranverbrandingen. De heer El Abassi
en ik waren het op dat punt niet eens, dus dat zal vandaag niet anders
zijn. Hij wil dat verbieden, mijn fractie wil dat niet, op basis van de
vrijheid van meningsuiting. De inhoud gaat mij niet aan, dat vindt
volgens mij iedereen hier, van links tot rechts. Veel dingen zijn niet
mijn smaak, niet mijn opvatting …
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
… en vind ik zelfs walgelijk. Ik wil niet tornen aan de inhoud. Daarom
ben ik tegen het voorstel dat meneer El Abassi toen deed. Maar wat
betreft de manier waarop we demonstreren, vind ik dat het onderscheid
met de verstoringen van de openbare orde wel moet worden gemaakt.
Vandaar dat ik deze voorstellen vandaag doe.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Lahlah, PvdA.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik deel de inleiding van Michon-Derkzen, dat we
vandaag in het gesprek over het demonstratierecht met elkaar
constateren, van links tot rechts, dat we dat recht een belangrijk en
groot goed vinden. Ook ben ik blij dat het overgrote deel van de Kamer
het met elkaar eens is dat veruit de meeste demonstraties goed gaan.
Alleen daar waar het gesprek of de voorstellen gaan over "het
demonstratierecht is belangrijk, maar …" zie ik liever "het
demonstratierecht is belangrijk, dus ..." Vandaar drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het demonstratierecht in toenemende mate onder druk
staat;
verzoekt de regering om in het WODC-onderzoek over het demonstratierecht
in kaart te brengen hoe het demonstratierecht kan worden
versterkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah en Bikker.
Zij krijgt nr. 27 (34324).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er oproepen worden gedaan om het demonstratierecht te
beperken, terwijl burgemeesters juist aangeven dat zij hiermee niet
geholpen zijn;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met burgemeesters en te
inventariseren op welke manier de lokale driehoek ondersteund kan worden
in zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het demonstratierecht, en
de bevindingen met de Kamer te delen voor het meireces,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Chakor, Koekkoek en
Teunissen.
Zij krijgt nr. 28 (34324).
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Als laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vredeseenheid van de politie de-escalerend optreedt
tijdens demonstraties en verantwoordelijk is voor het contact met
demonstranten;
constaterende dat demonstraties daardoor minder snel uit de hand lopen,
waardoor mogelijk minder politie inzet nodig is;
verzoekt de regering te onderzoeken of en zo ja hoe de vredeseenheid van
de politie uitgebreid en versterkt kan worden, en de bevindingen met de
Kamer te delen voor het meireces,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Mutluer, Boswijk,
Koekkoek en Teunissen.
Zij krijgt nr. 29 (34324).
Dank u wel. Dan de heer Boswijk van het CDA. Na de termijn van de Kamer zal ik schorsen voor het diner. Een uurtje. Het woord is aan de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat demonstranten die tijdens verboden demonstraties
bewust de openbare orde en veiligheid verstoren, vaak door de politie
worden verplaatst zonder dat hun persoonsgegevens worden
vastgelegd;
constaterende dat capaciteitstekorten bij de politie het registreren van
persoonsgegevens bemoeilijken;
overwegende dat overtreders van de wet verantwoordelijk moeten worden
gehouden voor hun strafbare gedrag en de aangerichte schade op hen moet
worden verhaald;
overwegende dat moderne technologieën, zoals camera's met
gezichtsherkenning, kunnen bijdragen aan het identificeren van personen
die doelbewust de wet overtreden tijdens bijvoorbeeld
snelwegbezettingen;
verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe binnen de grenzen van de
wet camera's met gezichtsherkenning kunnen worden ingezet bij
ordeverstorende acties zoals snelwegbezettingen, om wetsovertreders
effectief te kunnen identificeren en te sanctioneren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Michon-Derkzen, Flach,
Bikker en Eerdmans.
Zij krijgt nr. 30 (34324).
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Het is helder geworden dat er al best wel wat instrumenten
zijn, maar dat die misschien nog niet altijd volledig worden ingezet. We
gaan met interesse het onderzoek van het WODC afwachten. Ik doe nog wel
een extra appel op u wat betreft de stalbezettingen. Wat het CDA betreft
gaat het demonstreren op privéterrein, waar mensen wonen, waar mensen
ook met minderjarige kinderen wonen, alle perken te buiten. Dat is wat
het CDA betreft altijd onacceptabel. Ook doe ik nogmaals een appel op u
om een aantal keer meer gebruik te maken van de bestuurlijke
verplaatsing, want ik denk dat daar best een afschrikwekkende werking
van uit kan gaan.
Verder wil ik de bewindspersonen danken voor hun antwoorden, en de
collega's voor het goede debat. Daarnaast bedank ik natuurlijk ook de
voorzitter, zoals altijd.
De voorzitter:
Ja, daar zat ik effe een beetje op te wachten! Nu u mij er toch aan
herinnert dat ik voorzitter ben: ik word onder druk gezet door mevrouw
Bikker van de ChristenUnie. Zij had me eerder deze week al omgekocht met
een taart, vanwege het 25-jarig bestaan van de ChristenUnie. Zij
fluisterde mij in om niet een uur te schorsen voor het diner, maar eerst
even bij de bewindspersonen na te gaan hoelang zij nodig hebben voor de
beantwoording. Die hebben inmiddels aangegeven tien minuten nodig te
hebben. Mevrouw Bikker stelt dus voor om gewoon tien minuten te schorsen
en dan weer door te gaan. Mevrouw Koekkoek heb ik alvast mee; dat
scheelt weer. Ik wil dan wel de tweede termijn heel kort doen, dus één
vraag per persoon per motie, en niet weer een hele nieuwe brede
maatschappelijke discussie opstarten. Als u het daarmee eens bent, dan
doe ik dat met alle plezier. Wat een enthousiasme in de zaal!
Dan geef ik graag het woord aan de heer El Abassi van de fractie van
DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Als het gaat om de eerste motie: volgens mij hebben we
met z'n allen veel gemeen. Die ziet namelijk op het voorkomen van dwang,
bedreiging en vernieling. Politiecapaciteit is heel belangrijk, dus
vanuit die gedachte heb ik mijn eerste motie geschreven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat demonstraties tegen de komst van asielzoekerscentra
regelmatig gepaard gaan met geweld, vernielingen en intimidatie van
volksvertegenwoordigers en lokale bestuurders;
overwegende dat geweld en bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers en
lokale bestuurders een directe aanval zijn op onze democratie en
rechtsstaat;
verzoekt de regering om te onderzoeken waarom demonstraties tegen
asielzoekerscentra vaak gepaard gaan met geweld, vernielingen en
bedreigingen van volksvertegenwoordigers en burgemeesters, en om
beleidsmaatregelen voor te stellen om dergelijke incidenten in de
toekomst te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 31 (34324).
De heer El Abassi (DENK):
Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International
en het College voor de Rechten van de Mens zorgen hebben geuit over de
bescherming van het demonstratierecht;
overwegende dat deze zorgen serieus genomen dienen te worden;
verzoekt de regering om het demonstratierecht expliciet te beschermen in
al haar beleidskeuzes en om in samenwerking met
mensenrechtenorganisaties te waarborgen dat de rechten van demonstranten
niet worden aangetast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 32 (34324).
Hartelijk dank. De laatste spreker is de heer Emiel van Dijk van de fractie van de PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in dit debat een hoop meningen gehoord
over het demonstratierecht en de veronderstelde carte blanche die dit
zou geven om je niet aan de wet te hoeven houden. Veel collega's
verwezen hiervoor naar het EVRM. Artikel 11.1 daarvan garandeert het
recht op demonstraties, maar artikel 11.2 zegt tegelijkertijd dat dit
recht beperkt kan worden door de wet, bijvoorbeeld in het belang van de
openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden en strafbare
feiten. Dit werd nogmaals bevestigd door de uitspraak die het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens deed op 16 januari jongstleden. Ik hoop
dat de minister kan toezeggen goed naar deze uitspraak te gaan kijken,
want de beantwoording laat vooralsnog ernstig te wensen over. De PVV is
er dan ook niet gerust op dat hij deze ordeverstorende demonstraties
gaat aanpakken. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat tijdens de afgelopen "demonstratie" van Extinction
Rebellion op 11 januari 2025 door deelnemers de wet is overtreden door
de snelweg te versperren, door geen identificatie bij zich te dragen en
door te weigeren bevelen van de politie op te volgen;
constaterende dat het OM ondanks de 700 arrestaties hiervoor geen
vervolging instelt, omdat het blokkeren van de snelweg volgens hem "een
gering strafbaar feit is";
constaterende dat deze ontwrichtende en overlast veroorzakende
"demonstraties" de samenleving niet alleen klauwenvol geld en schaarse
politiecapaciteit kosten, maar ook nog eens levensgevaarlijk zijn, omdat
ambulances en andere hulpdiensten moeten omrijden;
constaterende dat er noch boetes zijn uitgedeeld voor het niet tonen van
identificatie, noch voor het versperren van de snelweg, noch voor het
niet opvolgen van bevelen van de politie;
verzoekt de minister om het OM tot de orde te roepen en voor alle
toekomstige wetsovertredingen ten minste boetes te laten
uitschrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Emiel van Dijk.
Zij krijgt nr. 33 (34324).
Prima. Dank u wel. Er is een vraag van meneer El Abassi. Graag één vraag.
De heer El Abassi (DENK):
Wat betreft niet-vreedzame en ordeverstorende demonstraties: ik kwam net
met een hele opsomming gebeurtenissen gerelateerd aan demonstraties
tegen asielzoekers. Ik ben benieuwd of de PVV dan ook consequent is en
alle handelingen die tijdens die demonstratie hebben plaatsgevonden óók
walgelijk vindt.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik weet niet naar welke handelingen u nu verwijst, maar geweld gebruiken
mag niet, net als de wet overtreden. Dat moet bestraft worden, of het
nou om een asielzoekerscentrum gaat of op de openbare weg gebeurt. Als
er strafbare feiten worden gepleegd, moet dat worden aangepakt,
gehandhaafd, beboet en desnoods vervolgd.
De voorzitter:
Prima. Ik schors tien minuten; dan gaan we luisteren naar de beide
bewindspersonen.
De vergadering wordt van 18.38 uur tot 18.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Minister Uitermark:
Dank u wel, voorzitter. Ik zou nog antwoord geven op twee vragen.
De heer Sneller vroeg wanneer de WOM voor het laatst materieel is
gewijzigd. Ik geef u even een kort overzicht van de wijzigingen van de
WOM sinds de totstandkoming van deze wet in 1988. De WOM is gewijzigd in
1992, 1993 en 1994, en daarna nog één keer in 2010. Al die wijzigingen
waren maar in beperkte mate materieel van aard. Dat laat wat mij betreft
ook zien hoe zorgvuldig we met de WOM moeten omgaan.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Koekkoek van Volt. Die vraag had ik
inderdaad niet beantwoord in de eerste termijn. Ze vroeg of ik bereid
ben om aanvullend te onderzoeken welke impact desinformatie op digitale
media heeft op het uit de hand lopen van demonstraties. Ik zal de zorgen
van uw Kamer over de impact van desinformatie op demonstraties onder de
aandacht brengen van de onderzoekers. Er loopt op dit moment een groot
onderzoek naar de impact van desinformatie op de Nederlandse
samenleving, dus ik zal deze vraag overbrengen.
Dan de moties. De motie op stuk nr. 16 van mevrouw Teunissen en anderen
is overbodig, omdat wij het onderscheid tussen vreedzame protesten en
niet-vreedzame protesten niet verlaten. Wij zien binnen de categorie
"vreedzaam" ook ontwrichtende demonstraties en zoeken naar manieren om
die demonstraties beter te begrenzen.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, één vraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Wat ik bedoel met de motie, is dat het kabinet nu zelf kiest om
onderscheid te maken tussen vreedzame demonstraties en ontwrichtende of
ordeverstorende acties. Erkent de minister dan op zijn minst dat dat nu
juist het demonstratierecht kan ondergraven, omdat die grens nu heel erg
vaag wordt? Wat ik met de motie heb bedoeld, is dat we teruggaan naar
het onderscheid vreedzaam/niet-vreedzaam en dus wel degelijk afscheid
nemen van het vage onderscheid tussen ordeverstorende acties en
vreedzame demonstraties.
De voorzitter:
In de richting van de heer El Abassi: ik doe alleen de eerste
ondertekenaar per motie.
Minister Uitermark:
Ik kijk daar echt anders tegen aan. Wij stappen niet af van het frame
vreedzaam/niet-vreedzaam. Binnen demonstraties die vallen in de
categorie "vreedzame demonstraties" zit een categorie die wij zien als
ontwrichtend. Wij zoeken naar manieren om beter en effectiever om te
gaan met die subcategorie binnen de categorie "vreedzame
demonstraties".
De voorzitter:
Helder.
Minister Uitermark:
Dan de motie op stuk nr. 16 ...
De voorzitter:
Van mevrouw Bikker.
Minister Uitermark:
... van mevrouw Bikker en anderen. Ik begrijp de bedoeling achter deze
motie heel goed. Ik denk ook dat we elkaar begrijpen en elkaar verstaan,
maar zoals ik heb aangegeven, kom ik nog met relevante informatie. Ik ga
nog spreken met de burgemeesters en de informatie uit het WODC-onderzoek
gaat ons echt nog relevante informatie brengen. Ik wil de indiener
verzoeken om deze motie aan te houden. Anders zal ik het oordeel
ontijdig moeten geven.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb de motie bewust ruim geformuleerd en een voorbeeld gegeven van
hoe het kan. De minister kan altijd aan de slag als ze betere inzichten
heeft dan deze motie. Zo rustig ben ik. Mijn ideeën zijn goed, maar er
zijn vast nog wel betere ideeën. Dat is altijd goed, maar ze kan aan de
slag. Ik vind het jammer als we de motie aanhouden en dat signaal niet
afgeven, ook naar aanleiding van dit debat en dit jaar, dus ik ga 'm
toch in stemming brengen. Ik ben altijd bereid om nieuwe argumenten te
wegen, maar die heb ik in die zin niet gehoord, vergeleken met onze
eerste termijn.
De voorzitter:
Ontijdig. Dan de motie op stuk nr. 23.
Minister Uitermark:
De motie op stuk nr. 23 van de heer Flach is overbodig, want het
demonstratierecht beschermt collectieve meningsuiting. Uit de
wetsgeschiedenis bij de WOM blijkt dat acties waarvan de hoedanigheid
van gemeenschappelijke meningsuiting op de achtergrond is geraakt en die
het karakter hebben van dwangmaatregelen jegens de overheid of jegens
derden geen betogingen zijn in de zin van de WOM. Dit soort acties
genieten dus ook niet de bescherming van het demonstratierecht. Daarom
beoordeel ik deze motie als overbodig.
De voorzitter:
Eén vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Even om te checken of ik het goed begrepen heb. De minister zegt dus dat
het feitelijk al zo is. Dus als Extinction Rebellion aankondigt "wij
gaan niet meer van deze snelweg tot fossiele subsidies zijn
uitgefaseerd", dan kan de burgemeester al zeggen "dan valt u dus niet
meer onder het demonstratierecht"?
Minister Uitermark:
Als het niet primair gaat om de meningsuiting maar om het zijn van een
dwangmiddel, een dwangmaatregel jegens de overheid of anderen, dan is
het geen betoging.
Dan heb ik tot slot nog de motie op stuk nr. 27 van mevrouw Lahlah en
mevrouw Bikker. Ik moet die ontraden, want het WODC is onafhankelijk en
de regering is niet voornemens om onderzoeksvragen toe te voegen aan het
onderzoek. Maar los daarvan is de inzet van het onderzoek ook om het
demonstratierecht te bestendigen. De verwachting is dat het onderzoek in
de zomer van 2025 wordt opgeleverd.
Ik heb er nog een, voorzitter. De motie op stuk nr. 32, van de heer El
Abassi, is overbodig. Want het kabinet beschermt het demonstratierecht
al; daar kunt u echt op vertrouwen. Het WODC-onderzoek borgt de inspraak
van allerlei maatschappelijke organisaties, waaronder
mensenrechtenorganisaties. Die organisaties zijn bovendien ook onderdeel
van de maatschappelijke dialoog die de minister van JenV en ik samen
voeren. Dus daarom is dit overbodig.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch nog een vraag over mijn motie.
De voorzitter:
Welk nummer?
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De motie op stuk nr. 27. Daarvan was de appreciatie "ontraden", omdat
het WODC een onafhankelijk instituut is en zelf onderzoek doet. Dat snap
ik, maar het WODC is tegelijkertijd gevraagd om te kijken waar mogelijke
inperkingen gelden of grenzen worden gesteld binnen het
demonstratierecht. Je geeft een kader mee aan het WODC, dus waarom zou
je dat niet aan dezelfde kant kunnen doen als het gaat om het versterken
van het recht? En als het dan toch al gebeurt, wat ik ook ergens in het
antwoord hoorde, dan zou deze motie deze lijn bestendigen. Dus ik vind
het heel gek dat die wordt ontraden.
Minister Uitermark:
Nogmaals, het WODC is onafhankelijk. Het onderzoek loopt ook al en ik
zie geen mogelijkheid om daar nog iets aan toe te voegen.
De voorzitter:
Prima. Dan de heer El Abassi. Over welke motie?
De heer El Abassi (DENK):
Over mijn motie die was ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 32, ja.
De heer El Abassi (DENK):
Ik zou de minister het volgende willen vragen. Er heeft een hele
discussie plaatsgevonden over die ordeverstorende demonstratie ...
De voorzitter:
De motie is niet ontraden, maar overbodig verklaard.
De heer El Abassi (DENK):
Sorry. Ik bedoelde: overbodig verklaard. Die discussie is precies de
reden voor deze motie; we willen daar duidelijkheid over. Ik wil de
minister dus toch vragen om óf met begrippen te werken die voor iedereen
duidelijk zijn óf deze motie oordeel Kamer te geven omdat die toch niks
verandert.
Minister Uitermark:
Nee, ik blijf echt bij mijn appreciatie dat deze motie overbodig is.
De voorzitter:
Prima. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Justitie.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. De overige moties zijn dan aan mij. Laat me nog één
zin zeggen in antwoord op mevrouw Koekkoek, die zei dat zowel de vorm
als de inhoud van demonstraties beschermd zijn onder het
demonstratierecht. Dat klopt. Dat doet niets af aan het interruptiedebat
dat wij met elkaar hadden, waarbij ik zei dat het op een gegeven moment
leek alsof we een debat hadden over de inhoud, terwijl het ging over de
vorm. Natuurlijk is ook de vorm van protesten beschermd, maar die is
niet onbegrensd. Dat is het debat dat we hier vandaag hebben
gevoerd.
Dan de motie op stuk nr. 18, van mevrouw Koekkoek, over aanvullende
trainingen voor politie, ME en overheidsprofessionals. Mijn oordeel is
dat de motie overbodig is. Dit zit al uitgebreid in de modules op de
Politieacademie. Daarnaast zijn er regelmatig trainingen, ook steeds
meer live. Er zijn natuurlijk ook heel veel demonstraties. Het zou ook
ten koste gaan van de operationele beschikbaarheid. De motie is wat mij
betreft dus overbodig.
De motie op stuk nr. 19, van de heer Six Dijkstra, laat ik oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 20, van de heer Eerdmans, laat ik oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 21, van de heer Eerdmans, gaat over de anbistatus
van Extinction Rebellion. Die moet ik ontraden. Daar is ook al eerder
naar gekeken. Het is niet mogelijk op basis van de feiten zoals die nu
voorliggen.
De motie op stuk nr. 22, van de heer Eerdmans, gaat over een rapportage
over het aantal vervolgingen van demonstranten. Die moet ik ontraden,
want het maken van die uitsplitsing gaat echt een heel groot beroep doen
op de capaciteit. Zoals u ziet, wordt er wel thematisch naar gekeken. Ik
heb u ook de voorbeelden genoemd van het OM. Maar we gaan het niet als
thema registreren wat mij betreft. Daarom ontraad ik 'm.
De motie op stuk nr. 24, van de heer Flach, gaat over maximaal
bevorderen en een proactievere inzet. Die moet ik ontraden, niet omdat
ik het misschien niet eens ben over de inhoud, maar omdat dit echt bij
de lokale driehoeken ligt. Die maken de afweging per keer. Het is niet
aan mij om het bevoegd gezag aan te sporen om daarin op een bepaalde
manier op te treden.
De motie op stuk nr. 25, van Michon-Derkzen, gaat over strafbaarstelling
en vitale infrastructuur. Die vind ik ontijdig. Als u 'm zou willen
aanhouden tot wij het WODC-onderzoek terugkrijgen, waarin onder andere
de beschouwing zit van de Engelse wet die juist hierop ziet, dan zouden
we 'm daarna kunnen meenemen. Anders moet ik de motie ontijdig
verklaren.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zit er even goed over na te denken. Ik vind het van belang dat de
Kamer hier een uitspraak over doet. Als het WODC-onderzoek er komt,
beraden we ons weer verder.
De voorzitter:
En dus?
Minister Van Weel:
Dan blijft het oordeel ontijdig.
De motie op stuk nr. 26, van Michon-Derkzen, gaat over een mobiel
identificatieproces. Die laat ik oordeel Kamer als ik de motie zo mag
uitleggen dat ik daarover in gesprek ga met het OM, burgemeesters en
politie. Ik heb in de eerste termijn van het debat al gezegd dat ik het
belangrijk vind om strafbaar gedrag meer te kunnen vervolgen. Dat geldt
dus ook voor het intensiveren van het identificeren. Het is uiteindelijk
wel aan het lokaal gezag om dat ook te doen. Dus vandaar dat voorbehoud,
maar dan laat ik 'm graag oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 28, van mevrouw Lahlah, over het onderzoeken hoe te
ondersteunen, laat ik oordeel Kamer. We doen dat overigens ook. We zijn
voortdurend in gesprek met de lokale driehoeken in den lande.
De motie op stuk nr. 29, van mevrouw Lahlah, over de vredeseenheid:
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 30, van de heer Boswijk, over camera's laat ik
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 31, van de heer El Abassi, over beleidsmaatregelen
bij de azc's wil ik ontraden, omdat het lokaal gezag al beschikt over
alle instrumenten die het nodig heeft. Het gaat hier, zoals in veel
gevallen, om handhaving en niet zozeer over een intrinsiek probleem of
een gebrek aan middelen.
De motie op stuk nr. 33, van de heer Van Dijk, over het tot de orde
roepen van het OM ontraad ik. Dat ben ik niet voornemens.
De voorzitter:
We stemmen volgende week dinsdag. Dank aan de beide bewindspersonen. O,
één vraag nog van de heer Emiel van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoorde niet zo goed wat de minister zei. Hij heeft 'm ontraden,
want?
Minister Van Weel:
De motie roept op om het OM tot de orde roepen. Dat acht ik niet op zijn
plek. We hebben een heel interruptiedebat gehad over hoe u aankijkt
tegen het OM en wat u het OM verwijt in dezen. Ik heb uitgelegd dat wat
mij betreft het OM doet wat het moet doen, op een onafhankelijke manier
en niet gebaseerd op de inhoud. Vandaar dat ik de motie ontraad.
De voorzitter:
Ja. Helder.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dus de minister is niet bereid om op zijn minst in gesprek te gaan met
OM, burgemeester en politie?
Minister Van Weel:
Ik ben voortdurend in gesprek met het OM en de politie, maar niet op
basis van de motie zoals die nu is geformuleerd. Ik doe dat in goede
harmonie. We hebben hetzelfde doel, maar niet via de tekst zoals die
hier staat.
De voorzitter:
Dank aan de beide bewindspersonen voor hun aanwezigheid vandaag.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik sluit de vergadering van 22 januari 2025.
Sluiting
Sluiting 19.02 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|