Tweeminutendebat Midden-Oosten (CD 21/1) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D02324, datum: 2025-01-22, bijgewerkt: 2025-01-23 09:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-22 14:11: Tweeminutendebat Midden-Oosten (CD 21/1) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Midden-Oosten
Midden-Oosten
Aan de orde is het tweeminutendebat Midden-Oosten (CD d.d.
21/01).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Midden-Oosten. Het commissiedebat
vond plaats op 21 januari. Hè, dat was gisteren. Een hartelijk woord van
welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken. Fijn u te zien. Er zijn
tien sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag als eerste het
woord aan mevrouw Piri van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Zij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.
We doen nu even drie tweeminutendebatten die een ander debat
onderbreken, dus ik hoop dat we het kort en puntig kunnen houden.
Mevrouw Piri loopt naar het spreekgestoelte maar keert direct weer om en
gaat terug naar haar plaats. Nou, dat was wel heel kort, mevrouw Piri!
De volgende spreker is mevrouw Dobbe van de SP.
Nee, toch maar even mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik bedacht dat ik een collega was vergeten onder de motie te
zetten.
Dank aan de minister voor een lang en uitgebreid debat, als we kijken
wanneer we ermee begonnen en wanneer we het beëindigden. Natuurlijk
heeft ook mijn fractie in dat debat het staakt-het-vuren verwelkomd dat
er eindelijk is. Uiteraard hadden we het liever maanden en maanden
geleden al gezien, maar wij verwelkomen natuurlijk de vrijlating van de
gijzelaars en de grootschalige humanitaire hulp in Gaza die nu echt op
gang moet komen. Ik verzoek deze minister echt om alles op alles te
zetten om deze verschrikkelijke oorlog te beëindigen. Er zijn heel veel
zorgelijke berichten dat het Israëlische kabinet na de eerste fase deze
oorlog wil gaan hervatten. Ook vandaag zijn daarover weer uitspraken van
ministers. Dat zou uiteraard vreselijk nieuws zijn voor de mensen in
Gaza, maar het zou mogelijk ook een doodvonnis betekenen voor de
resterende gijzelaars die nog worden vastgehouden. Mijn vraag is dus hoe
het kabinet druk wil zetten op Israël om zich aan het bestand te houden.
Waarom zeg ik "Israël"? Omdat we daar wel invloed op hebben. Op Hamas
zijn het helaas andere partijen die daar invloed op moeten uitoefenen.
Daar hebben we minder invloed op.
Voorts zijn er grote zorgen onder Nederlanders die familie hebben in
Syrië. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de veiligheidssituatie voor alawieten, Arameeërs,
jezidi's, Koerden en andere minderheidsgroepen in Syrië nog steeds
gevaarlijk en onzeker is;
overwegende dat waarnemers zoals het Syrisch Observatorium voor de
Mensenrechten een cruciale rol spelen in de bescherming van deze
minderheden;
verzoekt het kabinet om aanvullende financiering te overwegen voor het
Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri, Kahraman en
Paternotte.
Zij krijgt nr. 547 (23432).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik kom zo bij het tweeminutendebat over de Raad Buitenlandse Zaken nog
met een specifieke motie over de ICC, aangezien daar nog over gestemd
wordt op donderdag, voordat deze minister naar Brussel gaat. Die komt
dus straks.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. De internationale rechtsorde is cruciaal voor
een rechtvaardige wereld. We zien de afgelopen periode dat de
internationale rechtsorde steeds meer enorm onder druk komt te staan. De
laatste dreigingen van de Verenigde Staten met sancties richting het
Internationaal Strafhof zijn wat ons betreft onacceptabel. Wij moeten
opstaan voor het Internationaal Strafhof. Daarom dienen wij de motie die
straks wordt ingediend, tijdens het tweeminutendebat over de Raad
Buitenlandse Zaken, mee in.
Verder zien we het geweld op de Westelijke Jordaanoever toenemen. We
maken ons daar grote zorgen over, ook het Israëlische leger lijkt nu, zo
heb ik net gelezen, bezig te zijn met wat lijkt op de start van een
offensief daar. Herkent de minister dit? Wat is daar zijn reactie op?
Wat in ieder geval niet helpt, is dat Nederlandse pensioenfondsen,
verzekeraars en banken miljarden beleggen in Israëlische bedrijven die
actief zijn in illegaal bezet gebied. Daarom dienen we de volgende motie
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederlandse pensioenfondsen, banken en verzekeraars
miljarden beleggen in Israëlische bedrijven die op de illegaal bezette
Westelijke Jordaanoever actief zijn;
verzoekt de regering het ontmoedigingsbeleid aan te scherpen om
economische activiteit van Nederlandse bedrijven, inclusief banken,
verzekeraars en pensioenfondsen op de Westoever te sanctioneren en te
verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Piri en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 548 (23432).
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Paternotte, D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Raad zal spreken over sanctieverlichting voor Syrië
en dat het kabinet tijdelijke en voorwaardelijke opheffing van een
aantal sancties ten behoeve van de wederopbouw steunt;
overwegende dat de situatie in Syrië onvoorspelbaar is waardoor de keuze
voor tijdelijke opheffing begrijpelijk is, maar dat deze tijdelijkheid
ook zorgt voor onzekerheid onder maatschappelijke en private partijen
die willen bijdragen aan de wederopbouw, bijvoorbeeld omdat het
afsluiten van contracten te grote risico's met zich meebrengt;
overwegende dat snelle hulp en wederopbouw van belang zijn voor de
democratische transitie;
verzoekt het kabinet te pleiten voor het verder uitbreiden van
humanitaire uitzonderingen binnen het sanctieregime, bijvoorbeeld door
deze niet alleen toe te passen op VN-organisaties en internationale
organisaties, maar ook op ngo's en het opnemen van humanitaire
uitzonderingen;
verzoekt het kabinet tevens te bezien hoe de overheid garant kan staan
voor Nederlandse hulporganisaties en bedrijven die bijdragen aan de
wederopbouw, bijvoorbeeld volgens het model van de
exportkredietverzekering of een ander instrument,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Paternotte.
Zij krijgt nr. 549 (23432).
De heer Dassen, Volt.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de organisatie van de Verenigde Naties voor
hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) de grootste
hulporganisatie is in de Gazastrook en daar nu voorziet in onder andere
distributie van voedsel en medicijnen;
constaterende dat Nederland heeft toegezegd UNRWA in 2025 met 15 miljoen
euro te steunen en de Kamer dit middels het amendement-Stoffer/Eerdmans
separaat heeft vastgelegd in de begroting 2025;
overwegende dat de humanitaire situatie in Gaza juist nu, ten tijde van
het staakt-het-vuren, steun vereist;
overwegende dat UNRWA op omvallen staat door gebrek aan financiering en
al deze maand salarissen niet betaald kunnen worden;
overwegende dat het niet kunnen functioneren van UNRWA een groot risico
vormt voor de stabiliteit in Gaza;
verzoekt de regering om, net als in 2018, 2019, 2020, 2021, 2022, 2023
en 2024, het eerste deel van de aan UNRWA toegezegde middelen in januari
over te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen en Paternotte.
Zij krijgt nr. 550 (23432).
De heer Dassen (Volt):
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ook mijn fractie, DENK, is blij dat er nu een
staakt-het-vuren is. Mijn fractie is boos dat het staakt-het-vuren zo
lang heeft moeten duren, en is intens verdrietig voor de gevallen
slachtoffers waarvoor dit staakt-het-vuren te laat komt. Als de fase
aanbreekt waarin er gesproken kan worden over de wederopbouw van Gaza,
is het van groot belang dat de internationale gemeenschap, met
Nederland, al heeft gesproken over de vraag hoe we dat gaan doen. Zo
kunnen we daar snel mee beginnen. Hopelijk kan dat soort planvorming ook
bijdragen aan de totstandkoming van een duurzaam staakt-het-vuren.
Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er met het staakt-het-vuren perspectief is dat met
deze derde fase van het staakt-het-vuren de wederopbouw van Gaza kan
aanbreken;
overwegende dat vroegere totstandkoming van plannen voor wederopbouw de
wederopbouw van Gaza kan helpen bij het in stand houden van het
staakt-het-vuren en bij een snelle implementatie van de
wederopbouwfase;
verzoekt de regering om in internationaal verband te bepleiten dat
aangevangen dient te worden met de voorbereidingen voor de wederopbouw
van Gaza en met de organisatie van de benodigde fondsenwerving voor de
uitvoering hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 551 (23432).
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, een tweede motie. We hebben het met elkaar vaak gehad over
het economische verdienmodel van het illegale nederzettingenbeleid, waar
bedrijven aan bijdragen. We hebben een beleid om dat door middel van
etikettering te voorkomen, maar dat wordt niet goed gehandhaafd. Daarom
de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Europees Hof in 2019 de verplichting oplegde om
producten uit illegale nederzettingen te labelen en dat in mei 2023 de
EU de regel instelde dat producten uit Israël, om in aanmerking te komen
voor handelsvoordelen, een label moeten dragen om aan te tonen dat de
producten niet uit illegale nederzettingen komen;
overwegende dat het systeem volgens de Adviesraad Internationale
Vraagstukken geenszins waterdicht is gebleken en dat de monitoring en
handhaving ontoereikend is;
verzoekt de regering om de effectiviteit te toetsen van het handhaven
van het etiketteringsbeleid en het handhaven van de preferentiële
tariefbehandeling voor producten uit illegale nederzettingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 552 (23432).
De heer Van Baarle (DENK):
Hierbij wens ik op te merken dat de fractie van DENK voor een boycot en
voor een strenger ontmoedigingsbeleid is. Maar die voorstellen hebben
het helaas niet gehaald, dus vandaar deze motie.
De voorzitter:
De heer Kahraman, NSC.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wij zijn net als alle partijen hier, denk ik,
verheugd dat er een staakt-het-vuren is bereikt tussen Israël en Hamas.
We zijn ook verheugd om te zien dat sinds het staakt-het-vuren de
humanitaire hulp richting Gaza echt is begonnen. Ik heb in het debat ook
mijn zorgen geuit over de situatie in Syrië. Ik krijg privé veel
telefoontjes van mensen uit Syrië die aangeven hoe de situatie daar is.
Het gaat vooral om minderheden, zoals christenen, alawieten, Koerden en
druzen. Ik ben verheugd dat de minister ook aandacht heeft voor deze
minderheden en dat in zijn gesprekken ook altijd aankaart. Ik ben ook
verheugd dat de minister aangeeft dat we tijdelijk een aantal sancties
opschorten om de wederopbouw mogelijk te maken, maar dat hij ook bereid
is om dat weer terug te draaien als HTS de verkeerde richting op gaat.
Dank daarvoor. Ik vraag de minister nogmaals om oog te houden voor wat
er gaande is in Syrië. Ik hoop dat HTS de juiste richting opgaat. Laten
we die druk ook maximaal opbouwen.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor het debat dat we met de minister en
met elkaar hebben gevoerd. In mijn verhaal heb ik betoogd dat het
Nederlandse kabinet een aantal standpunten hanteert die volgens mij niet
met elkaar te verenigen zijn. Ik ben blij dat daar in het debat van
gisteren in ieder geval wat duidelijkheid over is gekomen. Toen bleek
bijvoorbeeld ook dat Nederland een andere definitie van genocide
hanteert dan de definitie die internationaal wordt gehanteerd. Dat bleek
voor mij gisteren pas; ik denk dat dat voor meerdere Kamerleden geldt.
Ik denk dat het, ook gezien de gevoeligheden in de maatschappij,
belangrijk is dat er duidelijkheid is over de standpunten van het
kabinet; dat moeten we ook met elkaar blijven uitspreken. We moeten qua
communicatie voorkomen dat er langs elkaar heen wordt gesproken. Ik denk
dat dit een gevoelig thema is binnen dit onderwerp.
Voorzitter. Ik heb twee moties, maar volgens mij is het verstandiger om
die in te dienen bij het tweeminutendebat RBZ. Ik denk dat ze dan nog
kunnen worden meegenomen. Ik kondig ze wel alvast aan. De eerste gaat
over ervoor zorgen dat Nederlanders die in Gaza zitten nu, met het
huidige staakt-het-vuren, de mogelijkheid krijgen om echt eindelijk uit
Gaza te komen en naar huis gebracht te worden. Ik wil u graag vragen om
dit mee te nemen.
De tweede motie gaat over de medische zorg. De afgelopen dagen zijn er
een aantal Gazanen overgebracht naar verschillende Europese landen. Het
lijkt me dat Nederland ook een bijdrage kan leveren, in ieder geval op
het gebied van gespecialiseerde medische zorg. Daar dien ik zo ook een
motie over in.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik heb één motie. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het subsidieportal van Buitenlandse Zaken voor
organisaties die in de Palestijnse gebieden subsidie ontvangen,
onvoldoende transparant is;
constaterende dat Nederland eerder subsidies heeft stopgezet aan de
UAWC, na een bomaanslag door medewerkers en vanwege banden met het
PFLP;
overwegende dat het wenselijk is dat alle ngo's die subsidie ontvangen
ons buitenlandbeleid niet doorkruisen of tegenwerken;
verzoekt de regering het subsidieportal te verbeteren, met aanmerkelijk
meer informatie over subsidieontvangers, inclusief informatie over
bestuurders, hun verantwoording van de projecten en hun feitelijke
werkzaamheden;
verzoekt de regering de beleidsuitgangspunten rondom Israël en de
Palestijnse gebieden mee te laten wegen bij subsidiebesluiten over
Palestijnse organisaties, te weten minstens de erkenning van de staat
Israël,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.
Zij krijgt nr. 553 (23432).
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Vermeer van de
fractie van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland volgens de minister van Buitenlandse Zaken
een van de grotere bijdragen levert aan humanitaire hulp en de
wederopbouw van Gaza;
constaterende dat veel humanitaire hulp in het verleden niet terecht
kwam bij de burgerbevolking, maar bij bendes of bij Hamas;
constaterende dat voorkomen moet worden dat goederen en bouwmaterialen
ingezet gaan worden om terroristische infrastructuur zoals tunnels en
militaire installaties te herbouwen;
verzoekt de regering om eventuele directe en indirecte Nederlandse hulp
bij de wederopbouw van Gaza aan Nederlandse bedrijven te koppelen, met
inzet van lokale arbeidskrachten, en hieraan de voorwaarde te verbinden
dat deze hulp alleen wordt ingezet voor de (her)bouw van woningen,
ziekenhuizen en andere civiele voorzieningen, om daarmee daadwerkelijk
een positieve bijdrage aan de wederopbouw en stabiliteit van Gaza te
kunnen leveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeer en Stoffer.
Zij krijgt nr. 554 (23432).
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors tot 14.40 uur. Dan gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.40 uur geschorst.
Midden-Oosten
Midden-Oosten
Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat
Midden-Oosten (CD d.d. 21/01).
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Diverse Kamerleden wezen op het staakt-het-vuren in
Gaza dat tot hun opluchting eindelijk tot stand is gekomen. Dat leidt
immers tot het vrijlaten van de gijzelaars en massief meer humanitaire
hulp richting de Gazastrook. Het kan ook een einde aan de oorlog maken.
De inzet van Nederland, zo kan ik u verzekeren, is er echt op gericht om
dat staakt-het-vuren te doen slagen. Dat betekent dat we er voortdurend
op duwen, samen met anderen, juist ook met de grote bemiddelaars van het
staakt-het-vuren, te weten Qatar, Egypte en de Verenigde Staten. Dat
doen wij bij Israël, in alle contacten en op alle niveaus. We hebben
geen contacten met de terreurorganisatie Hamas, die met de
verschrikkelijke daden op 7 oktober is begonnen, maar we hebben wel
contact met gesprekspartners, met landen die wel contacten met Hamas
hebben. Wij zijn daarin ook consequent.
Voorzitter. Als ik de moties mag appreciëren. De eerste motie, die op
stuk nr. 547 van Piri, Kahraman en Paternotte, over het Syrisch
Observatorium voor de Mensenrechten: oordeel Kamer.
In de tweede motie, die op stuk nr. 548 van Dobbe, Piri, Van Baarle over
verzekeraars en pensioenfondsen, staat ook het woord "sanctioneren". Ik
wijs op het ontmoedigingsbeleid. Dat wordt uitgevoerd en het is de
verantwoordelijkheid van bedrijven en dergelijke, hun internationale
maatschappelijke verantwoordelijkheid, om goed te opereren. Daarom
ontraad ik de motie.
De motie van de heer Paternotte op stuk nr. 549 bevat het verzoek om te
bezien hoe de overheid garant kan staan voor Nederlandse
hulporganisaties bij de wederopbouw van Gaza. Als ik de motie zo mag
interpreteren dat we bezien of dat inderdaad mogelijk is, krijgt ze
oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan de motie van Dassen en Paternotte op stuk nr. 550 over
UNRWA en het overmaken van de toegezegde middelen. Ik verklaar deze
motie ontijdig. Ik geef de motie de appreciatie "ontijdig", want het is
in de eerste plaats aan de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingshulp. Ik heb wel de toezegging gedaan in het commissiedebat
dat ik dit met haar op zal nemen en dat we in het verslag van de Raad
Buitenlandse Zaken hierop terugkomen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Dassen. Ik doe slechts één interruptie per
motie.
De heer Dassen (Volt):
Ik probeer even beter te begrijpen waarom dit dan ontijdig is. Volgens
mij ligt deze discussie nu voor. Er is nu een staakt-het-vuren, dat geld
is nu nodig. Dat er pas na de RBZ op teruggekomen wordt, maakt niet dat
de motie ontijdig is. Volgens mij is dat een discussie in het kabinet,
maar in de Kamer kunnen wij daar prima een uitspraak over doen, zoals de
minister in het debat zelf ook al aangaf.
Minister Veldkamp:
Ik verklaar 'm ontijdig omdat de definitie van "ontijdig" zoals ik die
begrijp in het kader van de appreciatiemogelijkheden, er ook op ziet dat
de verantwoordelijkheid bij een andere minister ligt.
De voorzitter:
Klopt.
Minister Veldkamp:
Dat klopt in dit geval. Het is de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingshulp die over UNRWA gaat. Maar nogmaals, ik heb de
toezegging gedaan om dit met haar op te nemen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 551.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 551 van de heer Van Baarle gaat over voorbereiding
van de wederopbouw van Gaza. Ja, daar wordt ook echt al aan gedacht en
gewerkt. Nederland zit onder andere in de G7-wederopbouwgroep daarover.
Ik kan de motie daarom oordeel Kamer geven.
Over de volgende motie, die op stuk nr. 552 van de heer Van Baarle: als
ik die zo mag interpreteren dat … Nee, laat ik het zo zeggen. Ik
apprecieer die als overbodig, omdat in de EU op het gebied van
etikettering al nader wordt gesproken, inclusief de uitvoering, de
implementatie en de effectiviteit daarvan in het licht van het
ontmoedigingsbeleid.
De heer Van Baarle (DENK):
Kijk, dat er in de EU over wordt gesproken, is iets anders dan de
Nederlandse verantwoordelijkheid om de uitvoering van dat beleid te
toetsen. De Adviesraad Internationale Vraagstukken constateert — in mijn
motie verwijs ik ook naar die constatering — dat er veel ineffectiviteit
in dat beleid kan schuilen en wijst ook naar een manier om dat te
ontlopen. Daarom is het goed als Nederland — de uitvoering ligt onder
andere bij de NVWA — ook de uitvoering van het beleid zelf toetst. Als
de minister de motie zo kan lezen, denk ik toch dat dit een te honoreren
verzoek vanuit de Kamer kan zijn.
Minister Veldkamp:
Dan zou ik 'm ontijdig moeten verklaren, want ik wil wel graag eerst die
Europese discussie uitlopen waarin wel degelijk wordt gekeken naar hoe
die nationale implementaties verlopen, of ze effectief zijn en of er
best en worst practices zijn. In die zin wil ik dat traject eerst
aflopen, dus hoe dat in de EU gaat en hoe we er in de EU over spreken.
Die gesprekken vinden namelijk al plaats.
De voorzitter:
Wat is dus het uiteindelijke oordeel van de minister?
Minister Veldkamp:
Ontijdig.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 553.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 553 is van de heer Stoffer. Die ontraad ik, omdat
subsidieontvangers al moeten voldoen aan kwaliteitseisen inzake
organisatiecapaciteit en dergelijke. Er wordt ook transparantie verwacht
van die subsidiepartners. Uiteraard staan we altijd open voor de
suggestie om de vindbaarheid van informatie over door Nederland
verstrekte subsidies te versterken. Maar daarvoor verwijs ik graag door
naar de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 554.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 554 is van de heren Vermeer en Stoffer. Ook die is
ontijdig, omdat men nog niet zover is in de planning. Ik onderschrijf
uiteraard zeer sterk dat hulp, waar die geleverd zal gaan worden,
bedoeld moet zijn voor het wederopbouwen en dat die niet verkeerd wordt
aangewend. Dat moet een positieve bijdrage leveren. Maar de plannen zijn
nog helemaal niet zover. Dat komt pas in de derde fase van het
staakt-het-vuren aan de orde. Het is ook hier een kwestie van de
minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Zij zal te
zijner tijd de Kamer hierover nader informeren.
De voorzitter:
Er is één korte vraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Hoe kan de minister hier ontijdig op geven, terwijl hij bij de motie op
stuk nr. 551, die verzoekt om aan te vangen met wederopbouw en
fondsenwerving, oordeel Kamer geeft? Hoe kan hij juist het stellen van
voorwaarden daaraan dan ontijdig noemen? Na het geven van hulp
voorwaarden stellen, zou pas ontijdig zijn, wat mij betreft. Hoe ziet de
minister dat?
Minister Veldkamp:
Er is nog geen assessment of plan voor de werkverdeling voor de
wederopbouw. Nogmaals, daar gaan ook anderen over. Als ik 'm zo mag
lezen dat dit de inzet is van het beleid, namelijk dat wij echt willen
dat de hulp op de juiste plaats terechtkomt en er alles aan gedaan wordt
dat die niet verkeerd wordt aangewend, kan ik de motie oordeel Kamer
geven.
De voorzitter:
Bij dezen dan. Er is nog één vraag van mevrouw Piri. Kort.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik was eigenlijk verrast door het oordeel ontijdig en vroeg me af waarom
de motie niet ontraden werd. Hier staat namelijk …
De voorzitter:
Welke motie bedoelt u?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nog steeds dezelfde motie. Dat is de motie op stuk nr. 554 van de heren
…
De voorzitter:
Ja, oké. Heel kort.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
… Vermeer en Stoffer. Daarin staat "verzoekt de regering om eventuele
directe en indirecte Nederlandse hulp aan de wederopbouw van Gaza aan
Nederlandse bedrijven te koppelen (…)". We gaan toch niet serieus zeggen
dat de wederopbouw in Gaza per se door Nederlandse bedrijven moet worden
gedaan en dat we anders geen hulp leveren?
Minister Veldkamp:
Ik heb 'm ook zo niet gelezen.
De voorzitter:
Prima.
Minister Veldkamp:
Misschien had ik 'm nog beter moeten lezen. Ik interpreteer 'm als hulp
waar die dan aan Nederlandse bedrijven plaatsvindt. Ik zou niet direct
de koppeling willen leggen dat er via Nederlandse bedrijven gewerkt moet
worden, want dan wordt de hulp niet effectief.
De voorzitter:
Helder, helder. Tot zover dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen stemmen wij over de moties.