Verslag
Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2025D02335, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-27 11:01, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36668-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z21017:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-12-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-19 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-21 14:00: Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 668 Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 23 januari 2025
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande wijziging van de algemene Douanewet.
Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de aanleiding is om deze wet te wijzigen. Zijn beschikbare methodes om informatie te delen met genoemde instanties niet voldoende?
Zo niet, waarom is het voorgenomen wetsvoorstel dan niet eerder aangeboden?
Hadden genoemde instanties hierdoor meer invloed gehad om in te grijpen in ondermijnende criminaliteit?
De leden van de PVV-fractie merken op dat genoemde instanties, de inspecteur van Douane verzoeken om bulkinformatie te delen als deze gegevens en inlichtingen noodzakelijk zijn om inzicht te krijgen in misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving vier jaar of meer gevangenisstraf staat. Waarom is er gekozen voor vier jaar en meer gevangenisstraf? Blijven hierdoor kleinere criminelen buiten zicht van justitie?
Hoe is de veiligheid van de betrokken ambtenaren gewaarborgd en hun omgeving wanneer deze informatie verstrekken, dit terwijl georganiseerde ondermijnende criminaliteit een bijzonder veiligheidsrisico vormt voor Douanemedewerkers en hun omgeving?
De leden van de PVV-fractie hechten grote waarde aan de veiligheid van Douanepersoneel en natuurlijk personeel van alle betrokken instanties bij het uitoefenen van hun beroep.
Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de regering.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering welke criteria er worden gehanteerd of welke signalen moeten worden opgevangen wanneer men overgaat tot het voorafgaand verstrekken van informatie door de Douane aan genoemde instanties, dit terwijl er nog geen sprake is van crimineel handelen.
Kan de regering verduidelijken hoe betrokkenen waarover gegevens worden verstrekt, hun rechten kunnen herroepen in de situatie die het voorliggende wetsvoorstel beoogt te regelen. En waar betrokkenen zich kunnen melden als zij willen inzien welke gegevens zijn uitgewisseld.
Waarom worden er bij het verstrekken van gegevens over individuele gevallen van de FIOD, minder eisen gesteld dan aan het verstrekken van dergelijke gegevens aan de politie en Koninklijke Marechaussee (Kmar)? Voor het verstrekken van gegevens aan de FIOD is immers slechts vereist dat dit noodzakelijk is met het oog op de bestrijding van financiële of fiscale criminaliteit. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op dit punt.
Ten slotte constateren deze leden dat in de uitleg van het wetsvoorstel de regering spreekt dat het vorderen van gegevens ten behoeve van de opsporing van ernstige misdrijven in georganiseerd verband en terroristische misdrijven al mogelijk is, zonder dat er sprake is van verdenking. Een redelijk vermoeden volstaat in dat geval, zo constateren deze leden. Ook is de Douane partner in verschillende samenwerkingsverbanden ten behoeve van de bestrijding van ondermijning en financiële criminaliteit waar men informatie en gegevens uitwisselt. De leden van de PVV-fractie vragen dat ondanks het onderhavige wetsvoorstel wellicht mogelijk maakt om grote datasets te delen ten behoeve van fenomeenonderzoek of systeemanalyse, het voorliggende wetsvoorstel daadwerkelijk bijdraagt ter verbetering van uitwisseling van gegevens binnen de genoemde instanties ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de gegevens, mits dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van de uitgevoerde taken, geanonimiseerd dienen te worden. Wel hebben deze leden hier enkele vraagtekens bij de formulering van deze toelichting.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie stellen dat het uitgangspunt moet zijn om gegevens te anonimiseren en dat bij uitzondering de gegevens niet in geanonimiseerde vorm zullen worden verstrekt. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1:40 te bepalen dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat bij uitzondering – als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft – de gegevens in niet geanonimiseerde vorm worden verstrekt? Op welke manier wordt bepaald dat de effectiviteit van de opsporing in het geding komt? Welke controlemechanismes zijn hiervoor aanwezig en wat zijn de consequenties als gegevens onterecht in niet-geanonimiseerde vorm worden verstrekt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorts blij dat bij wie de verantwoordelijkheid voor de toetsing of voldaan is aan de vereiste doelbinding op verschillende momenten in de memorie van toelichting wordt gespecificeerd. Ook hier vragen deze leden echter hoe dit wordt gecontroleerd en getoetst. Ligt deze taak bij de verzoekende partij, waardoor er sprake kan zijn van een slager die het eigen vlees keurt? Wat zijn de consequenties voor de desbetreffende en toekomstige onderzoeken als blijkt dat niet op de juiste wijze is voldaan aan de vereiste doelbinding voor de gegevensverstrekking?
Voorts zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd of de regering kan toelichten waarom de voorgestelde gegevensverwerking, in het bijzonder van bulkinformatie, nodig is in aanvulling op de gegevensverstrekking die reeds plaatsvindt in samenwerkingsverbanden, die zich ook richten op de bestrijding van ernstige criminaliteit (RIEC’s) en de bestrijding van witwas- en fraudeconstructies (iCOV).
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken. Deze leden zijn van mening dat ondermijnende criminaliteit en witwaspraktijken zo effectief mogelijk aangepakt dienen te worden en dat het wetsvoorstel daaraan bijdraagt. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden hebben op dit moment geen aanvullende vragen.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er met de voorgestelde bepalingen een wettelijke grondslag wordt gecreëerd voor de inspecteur om gegevens waarop het beroepsgeheim rust te kunnen verstrekken aan de verschillende instanties, waarbij aan de afbakening eisen zullen worden gesteld in het Algemeen douanebesluit. Deelt de regering de mening dat de ruimte voor gegevensuitwisseling dus in grote mate wordt bepaald door de beperkingen die in het Algemeen douanebesluit worden opgenomen? Welke eisen is de regering voornemens in het Algemeen douanebesluit op te nemen? Deelt de regering het uitgangspunt dat deze eisen niet te beperkend dienen te zijn voor een effectieve aanpak van onder andere ondermijnende criminaliteit? Op welke manier worden politie en FIOD betrokken bij de vaststelling van de aanpassing van dit besluit?
Naar verwachting komt er in 2025 een besluit over een nieuw Douanewetboek van de Unie (nDWU), zo constateren deze leden. Dit is nu nog een voorstel voor een verordening, waarover wordt onderhandeld in de Europese Unie. Hoe verhoudt het onderhavige wetsvoorstel zich met mogelijke wijzigingen in het nDWU? Kunnen er strijdigheden of belemmeringen ontstaan als gevolg waarvan de doelen van het wetsvoorstel niet of niet volledig worden gerealiseerd? Wat is de inzet van de regering voor het nDWU als het gaat om gegevensverstrekking?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het delen van gegevens op initiatief van de inspecteur, de inspecteur ruimte biedt om per geval te bepalen of er sprake is van een dusdanig zwaarwegend algemeen belang dat het delen van gegevens rechtvaardigt. Deze leden zien hierin een risico dat inspecteurs te terughoudend omgaan met deze bevoegdheid, omdat zij moeten kunnen aantonen dat er een «zwaarwegend algemeen belang» is. Deelt de regering deze zorg? Hoe worden inspecteurs ondersteund bij het maken van een goede en juridisch houdbare afweging hierin? Welke verdere handreikingen zullen aan de inspecteur worden meegegeven bij de keuze voor wel of geen gegevensuitwisseling? Brengt het zorgvuldig moeten onderbouwen van de belangenafweging geen extra administratieve last mee voor de inspecteur? Aan de hand van welke punten beslist de inspecteur of er naast het zwaarwegend belang er geen sprake is van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de inspecteur beschikt over zeer relevante data om op te kunnen treden tegen het witwassen door middel van TBML-constructies. Kan de regering voorbeelden noemen van gegevens die de inspecteur kan bezitten over TBML-constructies? Wanneer worden die gegevens op dit moment gedeeld met de FIU of FIOD? Hoe wordt gecontroleerd of er niet meer informatie wordt verstrekt dan noodzakelijk?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de gegevens zowel op verzoek als uit eigen beweging van de inspecteur kunnen worden verstrekt. Kan de regering een voorbeeld noemen waarin de inspecteur uit eigen beweging gegevens deelt met de FIOD? Wie controleert op de rechtmatige gegevensuitwisseling tussen de douane en de FIOD, beiden een dienstonderdeel van het Ministerie van Financiën?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog een aantal kritische vragen. Zo vragen deze leden allereerst welk probleem hiermee wordt opgelost.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de gegevensdeling vanuit de Douane tot nu toe verliep. Stuitte deze in de praktijk vaak op problemen? Wat voor soort problemen waren dit? Kan de regering hierop ingaan?
Klopt het dat als er sprake was van een «redelijk vermoeden van en strafbaar feit» er wel degelijk al gegevensdeling mogelijk was? Klopt het dat de toets op het «redelijk vermoeden van een strafbaar feit» een relatief lichte toets is, die ook door ambtenaren in lagere rangen kan worden gemaakt? Indien dit zo is, wat is dan de toegevoegde waarde van het onderhavige wetsvoorstel? Klopt het dat bijvoorbeeld de aanwezigheid van drugs of het omzeilen van de sancties tegen Rusland, of de aanwezigheid van wapens of giftige stoffen, al snel leidt tot het «redelijk vermoeden van en strafbaar feit»? Kan de regering voorbeelden noemen van situaties, waarbij geen sprake is van het «redelijk vermoeden van en strafbaar feit», maar er wel de wenselijkheid is van gegevensdeling?
Klopt het dat fenomeenonderzoek of systeemanalyse nu ook al mogelijk is, al dan niet op verzoek van de politie of andere opsporende instanties?
In de memorie van toelichting wordt vermeld dat bij bulkinformatie voor fenomeenanalyse herleidbaarheid tot personen veelal niet noodzakelijk is. Als dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van het onderzoek dienen de gegevens te worden geanonimiseerd, aldus de memorie van toelichting. Hieruit kan worden afgeleid dat het uitgangspunt moet zijn om de gegevens te anonimiseren en dat bij uitzondering de gegevens niet in geanonimiseerde vorm zullen worden verstrekt. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1:40 te bepalen dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat bij uitzondering – als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft- de gegevens niet in geanonimiseerde vorm worden verstrekt?
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken betreffende het wetsvoorstel gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken. Deze leden lezen hierbij het volgende in de memorie van toelichting: ««Er is voor gekozen om de grens te
leggen bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, omdat deze situaties voldoende ernstig zijn om een uitzondering op het beroepsgeheim te rechtvaardigen en omdat binnen deze grens de belangrijkste potentiële strafrechtelijke vergrijpen vallen waarover de douane mogelijk relevante
gegevens bezit.»« Naar aanleiding van deze passage hebben deze leden de volgende vragen: Zijn er ook strafbare feiten denkbaar onder deze grens die de regering idealiter wel zou willen betrekken in de kaders van het onderhavige wetsvoorstel? Voor welke strafbare feiten mag gegevensdeling nadrukkelijk geen optie zijn?
Persoonsgegevens en hoger recht
De leden van de VVD-fractie lezen dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven. Hoe wordt dit recht gewaarborgd bij gegevensuitwisseling? Welke waarborgen bevat de wettelijke basis nu om willekeur en misbruik te vermijden?
De leden van de NSC-fractie vragen op dit punt het volgende. Hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 8 van het EVRM en artikel 10 van de Grondwet?
Rechtsbescherming
De leden van de VVD-fractie lezen dat de rechten van betrokkene als geformuleerd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing zijn op de verstrekking van gegevens. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het in een veel gevallen onwenselijk is om informatie over de uitwisseling van gegevens te delen met betrokkenen. Daarmee kan immers al in vroeg stadium duidelijk worden dat er onderzoek wordt gedaan naar het mogelijk crimineel handelen van een betrokkene. Is dit belang voldoende geborgd in het wetsvoorstel? Kan de regering daarnaast een voorbeeld geven van een situatie waarin de gegevens vertrouwelijk moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim in het kader van Unierecht of lidstatelijke recht?
De leden van de NSC-fractie hebben op dit punt de volgende vragen. Wordt de persoon of het bedrijf waarvan gegevens worden gedeeld met opsporingsdiensten hiervan op de hoogte gesteld? Klopt het dat gegevens ook gedeeld kunnen worden met het Openbaar Ministerie en ook in dit kader met RIEC, FEC en ICOV? Dus FIOD, KMar, FIU en de politie kunnen dan toch al aan deze gegevens komen? Wat is dan de meerwaarde van het voorliggende wetsvoorstel?
Worden gegevens weer gewist als blijkt dat sprake is van een onterechte verdenking? Op welke manier gaat de regering of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) hierop toezien?
Wordt er vastgelegd op wiens verzoek de gegevens worden gedeeld?
Klopt het dat het alleen gaat om gegevens die op verzoek van de politie, marechaussee of fiscale opsporingsdiensten wordt verstrekt? Hoe weten deze opsporingsdiensten waar ze naar vragen?
De vraag of gegevensdeling «strikt noodzakelijk» is, wordt beantwoord in lagere regelgeving. Wordt deze regelgeving eerst (verzwaard) voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer?
Heeft de AP op dit punt een advies uitgebracht over het voorliggende wetsvoorstel en hoe verhoudt het onderhavige wetsvoorstel zich tot de AVG en de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)? Voldoet de Douane in algemene zin aan de AVG en de WBP? Wanneer wordt er nu wat met wie gedeeld? Deelt de regering de mening dat niet alle problemen kunnen worden opgelost door alsmaar meer gegevensdeling?
Kan de regering wat specifieker dan in de memorie van toelichting genoemd («goederenstromen» en «aangiftegegevens») inzicht geven in de soort gegevens dat op grond van de nieuw voorgestelde bepalingen kan worden verstrekt?
Kan de regering toelichten wat zij bedoelt met onderdeel d van het vijfde lid van de voorgestelde artikelen 1:39 en 1:40, waarin staat dat nadere regels worden gesteld over de wijze waarop en door wie de belangenafweging wordt gemaakt bij verstrekking van gegevens als bedoeld in het tweede lid? In de memorie van toelichting wordt ervan uitgegaan dat het de inspecteur is die de belangenafweging moet doen. Vanuit het oogpunt van privacy gaat het hier om een belangrijke verantwoordelijkheid. De vraag is dan waarom dit niet in het wetsvoorstel zelf is opgenomen. Zijn er anderen die deze belangenafweging in bepaalde gevallen moeten doen? Wie zijn dat dan en waarom? Als al bekend is wie dit zijn, waarom is dat niet op het niveau van de wet geregeld?
Bij de nadere duiding van de positie van de FIOD ten opzichte van de Douane merkt de regering in de toelichting op dat de Douane onder andere over fiscale gegevens beschikt. Kunnen onder de gegevensverstrekking van de Douane aan de FIOD ook fiscale gegevens vallen? Zo ja, betreft dat dan gegevens die ook onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vallen?
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat proportionaliteit en bescherming van de rechten van burgers van wezenlijk belang zijn bij wetshandhaving. Daarom hebben deze leden ook met grote interesse kennisgenomen van de adviezen en aanmerkingen van de Raad van State. In dat kader hebben de leden enkele vragen betreffende de privacy-waarborgen en controlemechanismen. Hoe wordt deugdzame omgang met douanegegevens door alle betrokken instanties gewaarborgd en door wie? Wordt dit gewaarborgd door een externe partij buiten de politie, Kmar en Ministerie van Financiën? Vinden ten behoeve daarvan ook audits plaats en zo ja, door wie en hoe vaak? Welke instanties zijn verder betrokken bij het apparaat van toezicht op de gegevensbewaring? Komt er een mechanisme waarbij burgers/bedrijven weten dat hun gegevens worden gebruikt?
Hoelang houdt de politie/Kmar/FIOD/FIU de gegevens aan wanneer men redelijkerwijs kan aannemen dat specifieke gegevens bijvoorbeeld in bulk verkregen niet langer relevant zijn?
Uitvoering
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat er gebruik gemaakt kan worden van de bestaande voorzieningen voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. Hangt dit niet ook af van de nadere eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld de beveiliging van de gegevensoverdracht in het Algemeen douanebesluit?
Caribisch Nederland
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij om te lezen dat de regering onderzoekt of het wenselijk is om gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren. Kan de regering inschatten wanneer duidelijk zal zijn of de voorstellen uit het voorliggende wetsvoorstel ook voor Caribisch Nederland gaan gelden? Dient hiervoor de Douane- en accijnswet BES te worden gewijzigd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verbaasd te lezen dat er voor Caribisch Nederland een mogelijkheid bestaat voor de Minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. Kan de regering aangeven waarom voor Caribisch Nederland die bevoegdheid niet alleen bestaat, maar blijkbaar tevens afdoende is, terwijl de regering volgens de memorie van toelichting van oordeel is dat voor Nederland een wettelijke basis noodzakelijk is? Kan de regering tevens aangeven op grond van welke criteria de Minister van Financiën in Caribisch Nederland een ontheffing kan geven op het beroepsgeheim van functionarissen van de Douane?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de wijziging niet van toepassing is op Caribisch Nederland. Wat is reden daarvan en wat zijn de gevolgen dat het niet is geregeld? Deze leden lezen dat het nog wel wordt onderzocht. Hoe zou het wel geregeld kunnen worden? Wanneer is dit onderzoek gereed en wanneer en hoe wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie vernemen graag op wat voor termijn een conclusie wordt getrokken over de wenselijkheid van het introduceren van een gelijke bepaling voor Caribisch Nederland. Wat is daarnaast de reden dat dit onderzoek niet is gedaan voorafgaand aan de indiening van het huidige wetsvoorstel?
De leden van de NSC-fractie vragen op dit punt op welke manier de Douanewetgeving wordt gehandhaafd op de BES-eilanden en in de andere drie landen van het Koninkrijkrijk? Hebben deze andere drie landen een eigen douanedienst of wordt dit vanuit Nederland geregeld?
Kan de regering een inschatting geven wanneer duidelijkheid zal zijn of de voorstellen uit het voorliggende wetsvoorstel ook voor Caribisch Nederland gaan gelden? Dient hiervoor de Douane- en accijnswet BES te worden gewijzigd?
Kan de regering tevens nader toelichten waarom voor Caribisch Nederland het beroepsgeheim via een bevoegdheid van de Minister van Financiën kan worden opgeheven, terwijl de regering blijkens de memorie van toelichting van oordeel is dat voor Nederland een wettelijke basis noodzakelijk is? Kan de regering nader toelichten op grond van welke criteria de Minister van Financiën in Caribisch Nederland een ontheffing kan geven op het beroepsgeheim van functionarissen van de Douane?
Evaluatie
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat het voorliggende wetsvoorstel niet voorziet in een evaluatiebepaling gelet op de uitzondering op het beroepsgeheim van de Douane.
Gelet op de mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en de uitvoeringslast voor de Douane adviseert de Raad van State na een periode van enkele jaren te bezien of de mogelijkheid van gegevensdeling doelmatig en doeltreffend wordt ingezet en of deze met voldoende waarborgen is omkleed. De leden van de PVV-fractie vragen of het mogelijk is dat in een vroeger stadium kan worden geëvalueerd of het onderhavige wetsvoorstel daadwerkelijk een belangrijke bijdrage levert. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op dit punt.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom een evaluatie van de doeltreffendheid van het doel van de wet volgens de regering niet mogelijk is en niet wenselijk. Kan de regering nader inzicht geven in de wijze waarop thans is voorzien dat aan de criteria van de evaluatie na vijf jaar zal worden voldaan of moet dit uit de praktijk blijken? Kan overwogen worden om het onderhavige wetsvoorstel reeds na drie jaar te evalueren?
Advies Autoriteit Persoonsgegevens en advies Afdeling advisering Raad van State
De leden van de VVD-fractie lezen dat gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling van de AP om het uitgangspunt dat gegevens zoveel mogelijk worden geanonimiseerd niet alleen op te nemen in de memorie van toelichting, maar ook in het wetsvoorstel zelf. Wordt met het opnemen hiervan in de wetstekst in plaats van in de memorie van toelichting een inhoudelijke wijziging of een ander effect beoogd?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er mogelijk wel een inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens. Op welke manier kan de Douane waarborgen dat dit niet gebeurt? Welke stappen zijn er al ondernomen om dit te voorkomen? Welke stappen zijn er al gezet om de noodzaak en proportionaliteit hiervan voldoende te motiveren?
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
(Artikel 1:39 van de Algemene douanewet)
De leden van de VVD-fractie concluderen dat in de memorie van toelichting slechts beperkt wordt toegelicht hoe de per algemene maatregel van bestuur (AMvB) nader te stellen regels worden vormgegeven. Kan voor elk van de vijf categorieën meer worden toegelicht hoe deze regels eruit gaan zien? Kan de concept-AMvB beschikbaar worden gesteld voorafgaand aan verdere behandeling van het wetsvoorstel?