Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad (CD 21/1) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D02642, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-24 10:25, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-23 10:15: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad (CD 21/1) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Landbouw- en Visserijraad d.d. 27 januari 2025
Landbouw- en Visserijraad d.d. 27 januari 2025
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad
d.d. 27 januari 2025 (CD d.d. 21/01).
De voorzitter:
We gaan beginnen met het tweeminutendebat over de Landbouw- en
Visserijraad. Ik heet de minister en de staatssecretaris van LVVN
allebei van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden, de mensen op de
tribune en iedereen die dit debat digitaal of anderszins volgt.
Een vijftal sprekers heeft zich aangemeld. Als eerste is het woord aan
mevrouw Bromet. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van
de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb een motie en twee vragen, en ik begin maar even met
die twee vragen. De eerste vraag is volgens mij heel simpel te
beantwoorden: als je de wet wijzigt, verbetert daarmee de natuur? De
tweede vraag is of het nodig is om de natuur te verbeteren in
Nederland.
Dan de motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er dit jaar al een groot mestoverschot is, dat volgend
jaar nog veel groter dreigt te worden, met grote gevolgen voor de
landbouwsector;
overwegende dat boeren in grote onzekerheid leven vanwege
onduidelijkheid over de regels na 2025;
overwegende dat boeren zich moeten voorbereiden op 2026;
overwegende dat zonder duidelijkheid en gerichte ondersteuning een koude
sanering dreigt;
verzoekt de regering om uiterlijk voor de zomer een nieuwe
derogatieaanvraag te doen en de Kamer bij die aanvraag te
betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.
Zij krijgt nr. 1694 (21501-32).
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb deze motie gemaakt omdat ik tijdens het debat gevraagd heb naar
de strategie van de minister als het gaat om de onderhandelingen voor
een nieuwe derogatie. Ik ben daar zelf helemaal geen voorstander van,
maar regeren is vooruitzien. Ik heb het idee dat het nu een soort plan
zonder begin en eind is, een beetje kletsen op niks af. De boeren hebben
recht op duidelijkheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Campen. Hij
voert het woord namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Het is geen geheim dat ook de VVD de vurige wens
heeft om die derogatie toch weer binnen te slepen. We weten dat er op
blijvend grasland — dat heeft de minister ook herhaaldelijk aangegeven —
aanzienlijk minder uitspoeling is. Maar we weten ook dat ons op dit
moment vanuit Brussel weinig wordt gegund. In het komende jaar wordt de
Nitraatrichtlijn geëvalueerd. Ik heb in het debat aangegeven dat de VVD
het belangrijk vindt dat het Nederlandse verhaal daar goed tussen de
oren komt, middels een graslandcoalitie met bijvoorbeeld Denemarken en
Ierland. Ik zou de minister willen vragen of zij al werkt aan het bouwen
van zo'n coalitie om te komen met een gezamenlijk verhaal.
Ik kan me eerlijk gezegd wel iets voorstellen bij de motie van mevrouw
Bromet. Er komt namelijk op een gegeven moment een punt waarop je met
elkaar de conclusie moet trekken dat je niet beide kunt binnenhalen. Ik
wil nou eenmaal dat we een wettelijk en regelgevend kader krijgen voor
onze ondernemers, voor onze boeren, waar ze langjarig op kunnen rekenen.
Ik vind dat de sector, als wij in 2026 daadwerkelijk de derogatie
volledig verliezen en terugvallen op de norm van 170 kilo, zich daarop
moet kunnen voorbereiden. Ik wil niet dat we weer op het allerlaatste
moment met die boodschap komen, want we weten gewoon dat ondernemers
naar ons kijken. Ik vraag de minister hoe zij daarnaar kijkt.
Tot slot. Ik heb in het debat gevraagd of de Europese Commissie formeel
toestemming heeft gegeven voor de afspraak in het hoofdlijnenakkoord om
de derogatievrije zones te verkleinen van 250 meter naar 100 meter vanaf
Natura 2000-gebieden. Ik heb daar nog geen heel concreet bevestigend
antwoord op gekregen. Ik zou graag van de minister willen horen of de
Europese Commissie daar formeel mee heeft ingestemd. Ik heb namelijk nog
een aardige kater van de situatie die we met minister Adema hebben
gehad, toen we als Kamer ook dachten dat 2023 nog wel een overgangsjaar
kon zijn voor de derogatie. Daarvoor kijk ik ook in de spiegel, want
daar waren we zelf bij, maar daar zijn we hard van teruggekomen. Ook
toen lag er een brief klaar van de toenmalig Eurocommissaris
Sinkevicius, die ons wees op de derogatiebeschikking. Hij zei:
Nederland, we hebben een afspraak gemaakt en met goed fatsoen hou je je
daaraan. In die zin wacht ik dus op de beantwoording van de
minister.
Dank.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we luisteren naar de heer Pierik. Hij voert het woord
namens de fractie van BBB. Gaat uw gang.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Het is goed om met enige regelmaat een commissiedebat
te voeren voorafgaande aan de Landbouw- en Visserijraad, en om dat niet
altijd te doen via een schriftelijk overleg.
Ik heb vandaag geen moties, maar ik heb wel een paar vragen aan de
staatssecretaris over de visserij. Kan de staatssecretaris al aangegeven
welke impact de wijziging, de invoering, van de aanlandcontingenten
heeft ter bevordering van de horsmakreel in de Noordzee? Op welke manier
denkt de staatssecretaris dat de EU-subsidie wordt ingezet voor de
promotie van de visconsumptie in Nederland? En hoe wordt er samengewerkt
met de sector om die promotie verder te bevorderen?
Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over een ander heel belangrijk
onderwerp in de visserij. In de visserijsector is de toepassing van de
regels rond Restrictive Total Catch, de zogeheten RTC's, cruciaal. De
wet- en regelgeving uit 2010 is sterk verouderd. Dit resulteert in
onwerkbare situaties voor vissers in verschillende Europese landen. Wil
de staatssecretaris in gesprek gaan met zijn collega's uit onder meer
België en Frankrijk om deze Europese wetgeving te actualiseren?
Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Podt. Zij
spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Ik zie hier staan: afronden, s.v.p. Dat is wel heel snel!
De voorzitter:
Dat was nog voor de heer Van Campen bedoeld, die iets over zijn
spreektijd heen ging.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ook van mijn hand heb ik alleen een paar vragen. Ik zat te
luisteren naar de uitstekende motie van mevrouw Bromet, die vroeg om
duidelijkheid ten aanzien van de derogatie. Ook ik heb daar in het
commissiedebat om gevraagd, niet alleen voor de boeren maar ook voor ons
als Kamer. Ik denk dat mijn verzoek in de commissie wellicht niet
helemaal duidelijk was. Ik denk dat dit onderwerp heel belangrijk is
voor de minister. Er zijn beloftes gedaan aan de boeren, dus het lijkt
me goed — dit heb ik in de commissie ook gevraagd — als zij de Kamer
hierover periodiek informeert, bijvoorbeeld door in elk verslag over de
Landbouw- en Visserijraad een terugkoppeling te geven van de lobby in
Brussel ten aanzien van de derogatie. Het lijkt me belangrijk om dat ook
echt vanaf nu te doen. Want de aanname is natuurlijk niet dat de lobby
pas begint als de aanvraag er ligt. Ze hoeven geen vertrouwelijke
informatie te delen, maar een update van de voortgang zoals we updates
krijgen van de rest van de Europese zaken, lijkt me niet meer dan
redelijk. En als er niks te melden is, dan is er niks te melden. Graag
een reactie daarop.
Ik had ten slotte nog een vraag die was blijven liggen in het
commissiedebat. Die is gericht aan de staatssecretaris en richt zich op
de situatie in Denemarken. Daar zijn recent afspraken gemaakt voor een
enorme vergroting van het areaal natuur. Ik ben heel benieuwd wat wij
daarvan kunnen leren volgens de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot in deze termijn van de Kamer is het woord aan de
heer Holman namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de oproep van Bromet en Van Campen tot
duidelijkheid. Daar hebben we het ook in de commissie over gehad: boeren
moeten duidelijkheid hebben. Voor 2025 is er een niet-plaatsbare
hoeveelheid mest, in de orde van grootte van 200.000 vrachten. Boeren
weten niet waarheen ze daarmee moeten. De minister heeft de afgelopen
week gezegd: de enige mogelijkheid is derogatie. Voor 2025 krijgen we
geen derogatie. De oproep om vroegtijdig duidelijkheid te geven voor
2026 — want dan is het probleem nog veel groter — ondersteun ik
helemaal. De vraag aan de minister is dus als volgt. Er zijn 200.000
vrachten mest over en boeren weten niet wat ze daarmee moeten doen. De
minister heeft eerder gezegd: dat is dan de verantwoordelijkheid van de
boer; die moet maar maatregelen nemen. Ik wil nu graag helder en
duidelijk van de minister horen welke adviezen zij voor de boeren heeft
als die een grote hoeveelheid mest hebben die niet opgehaald wordt en
die ze niet kunnen plaatsen. Wat moeten die doen? Die hebben in
november, december de kelder vol, en dan? U kunt niet wegkomen met
"derogatie is de enige oplossing". Want derogatie is dit jaar geen
oplossing. Graag een helder antwoord van de minister.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van
de Kamer. Er zijn veel vragen gesteld en maar één motie ingediend. Over
tien minuten krijgen we een antwoord op de vragen en een appreciatie van
de motie.
De vergadering wordt van 10.24 uur tot 10.34 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het
tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad. We zijn toe aan de termijn
van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van
LVVN. Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
Voorzitter, dank. Er zijn een aantal vragen gesteld. Die behandel ik
later. Ik begin met de motie op stuk nr. 1694 van het lid Bromet van
GroenLinks-Partij van de Arbeid over derogatie, die verzoekt om voor de
zomer een nieuwe derogatieaanvraag te doen en de Kamer daarbij te
betrekken. Ik geef de motie het oordeel overbodig, want tijdens het
debat hebben we het er uitvoerig over gehad om ernaar te streven op de
kortst mogelijke termijn een aanvraag te doen, en dat is voor zomer. Ook
hebben we uitvoerig gesproken over het betrekken van de Kamer daarbij.
Ik zal dat waar mogelijk doen, maar dan wel onder het voorbehoud van wat
mogelijk is binnen politieke en diplomatieke onderhandelingen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
"Waar mogelijk" en "onder voorwaarden": dat zijn geen harde afspraken,
en daar wil ik wel op aansturen. Dus ik wil de motie gewoon in stemming
brengen.
Minister Wiersma:
Dan moet ik de motie ontraden. Een derogatieaanvraag is iets tussen het
kabinet en de Commissie. De aanvraag sec betekent: we willen graag een
derogatie. Vervolgens start er een onderhandelingsproces met de Europese
Commissie, en die gesprekken zijn echt strikt vertrouwelijk. Ik kan dat
dus niet toezeggen, dus moet ik de motie ontraden.
Dan kom ik op een aantal vragen, waarvan ik de volgordelijkheid even
...
De voorzitter:
Een ogenblik. De heer Van Campen toch nog over de motie.
De heer Van Campen (VVD):
Wat verandert dan aan de tekst van de motie ten opzichte van de
interventie van mevrouw Bromet? De minister geeft eerst aan dat de motie
overbodig is. Wat is er tijdens dit gesprek veranderd dat de minister de
motie nu ontraadt? De tekst is volgens mij niet gewijzigd.
Minister Wiersma:
We hebben uitvoerig besproken op welke manier ik de Kamer kan betrekken
bij de onderhandelingen; dat is zeer beperkt. De motie vraagt wel om de
Kamer daar verder bij te betrekken. Ik heb gezegd dat ik dat kan doen
binnen die kaders. In die zin doen we dit. We gaan voor de zomer een
formele aanvraag doen. Dat is mijn antwoord.
De voorzitter:
Misschien nog even dit: "overbodig" is een zelfstandig oordeel in het
nieuwe afwegingskader. Het is niet per se noodzakelijk om voor
"ontraden" te gaan als het oordeel "overbodig" al is gegeven. Dat is het
afwegingskader, maar het is aan u.
Minister Wiersma:
Dan laat ik hem "overbodig". Prima.
De voorzitter:
Oké, dan is dat opgelost. Dan gaan we naar de beantwoording van de
Kamervragen.
Minister Wiersma:
Ik heb een aantal vragen gekregen. Ik begin met de vraag van de heer Van
Campen met betrekking tot het derogatieproces, namelijk of ik een
graslandcoalitie aan het bouwen ben voor derogatie. Het antwoord is dat
ik absoluut aan het investeren ben in relaties met soortgelijke
lidstaten. Dat is wel meer in het kader van de evaluatie van de
Nitraatrichtlijn op de iets langere termijn, omdat het wat betreft de
derogatie echt een discussie is tussen Nederland en de Europese
Commissie. Dus wat dat betreft zie ik er geen meerwaarde of belang in.
Ik vind het wel van belang dat we als gelijksoortige lidstaten
gezamenlijk optrekken, zeker als het gaat om grasland. Bij de afgelopen
Raden werden dit soort onderwerpen standaard besproken en daar heb ik
verschillende gesprekken gevoerd. Er is op dit moment nog geen concrete
coalitie gevormd, maar ik kan me voorstellen dat we die banden wel wat
aantrekken. Dat is zeker in lijn met de vraag.
De heer Van Campen had ook een vraag over de voorbereiding richting '26.
Het antwoord is dat het van groot belang is dat er zo snel mogelijk
duidelijkheid over komt, maar het uitgangspunt is op dit moment wel dat
er vanaf '26 geen derogatie is. Dat is sinds '22 bekend. Dit is in
principe het laatste jaar dat er derogatie is; vanaf '26 is die weg. We
hebben met vier coalitiepartijen afgesproken dat we alles op alles gaan
zetten om te kijken of er toch nog mogelijkheden zijn voor 2026. Ik denk
dat we dat belang daarvan allemaal benadrukken. Dat is in het debat ook
uitvoerig aan de orde gekomen. Ik doe daar ook absoluut alles aan. Maar
het uitgangspunt op dit moment is natuurlijk wel dat de laatste
derogatiebeschikking geldt tot 2026. De nieuwe is er nog niet. Ik wil
ook zo snel mogelijk duidelijkheid en zekerheid bieden. Alle acties die
ik onderneem zijn daar ook op gericht. Op dit moment is het uitgangspunt
dat er in 2026 geen derogatie is.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mag ik daar wat over vragen? Ik kan me namelijk voorstellen dat je als
boer na de verkiezingen denkt: die derogatie komt terug, want er zou met
de vuist op tafel geslagen worden. Er zijn allemaal beloftes gedaan.
Maar ik hoor de minister nu eigenlijk ook via de Kamer tegen de boeren
zeggen: reken er maar niet op dat de derogatie terugkomt in 2026, want
dat staat in de laatste beschikking.
Minister Wiersma:
Nee, dat is niet wat ik zeg. In het verleden liep het
onderhandelingsproces ook vaak nog door tot in het jaar waarin de
derogatie afliep. Er kwam dus pas in het lopende jaar duidelijkheid.
Maar je kunt natuurlijk geen garanties geven voor iets wat je nog niet
hebt. Dat is wat ik zeg. Ja, we zetten alles op alles. Naast heel veel
andere prioriteiten ben ik echt veel bezig om ook met bilaterale
gesprekken daarin te investeren, met dien verstande dat de laatste keer
ook alle collega-lidstaten hebben ingestemd met de derogatieaanvraag.
Maar op dit moment is het nog een onzeker proces. De waarheid is wel dat
er de afgelopen jaren steeds minder derogaties zijn. Maar goed, de
werkelijkheid is ook dat er nu een andere Commissie zit en dat wij wel
openingen zien om die onderhandelingen weer aan te gaan. Dat doe ik ook,
maar op dit moment zitten daar geen garanties op.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Campen, namelijk of de Commissie
heeft ingestemd met de bufferstroken. Tijdens het debat hebben we hier
ook al even bij stilgestaan. In de derogatiebeschikking staat dat die
bufferstroken er zouden komen, maar de breedte daarvan is een nationale
afweging. In die zin is het ook niet zo dat de Europese Commissie daar
toestemming voor geeft of iets in die richting. Ze weten er dus van. We
hebben daar ook over gesproken. Maar een formele toestemming hoort daar
niet bij. Het is een expliciete opdracht vanuit het hoofdlijnenakkoord,
waar vier coalitiepartijen om gevraagd hebben. Als we dit willen
realiseren, is dat de reden dat dit nu geïmplementeerd is. De Europese
Commissie is er bekend mee.
De heer Van Campen (VVD):
Vanuit deze redenatie zouden we de bufferstroken ook kunnen vaststellen
op 5 meter vanaf Natura 2000-gebieden, of op 1 meter of 1 millimeter.
Dat is natuurlijk een beetje flauw gezegd, maar mijn zorg is
voornamelijk dat wij dingen doen waarvoor we uiteindelijk een tik op de
vingers krijgen die wij als Kamer en de vorige minister, uw
ambtsvoorganger, ook al eerder eens hebben gekregen. Weet u zeker dat de
Europese Commissie dat niet gaat doen en dat we nog wel binnen de kaders
van de afspraken blijven zoals die in de derogatiebeschikking zijn
opgesteld?
Minister Wiersma:
Het is inderdaad een nationale implementatie, dus de bufferstroken
hadden verschillende afmetingen kunnen kennen. 250 meter is ook een
afweging geweest. De afmeting van 100 meter is ook gebaseerd op een
afspraak die de coalitiepartijen met elkaar gemaakt hebben. Wij hebben
natuurlijk ook gekeken wat voor effecten dat dan heeft. Wij hebben
ingeschat dat dat verschil zo klein is dat de kosten niet tegen de baten
opwegen. Wij hebben dit gedaan met elkaar omdat we zien dat dit voor dit
jaar, gezien de huidige problemen in Nederland met betrekking tot
mestplaatsingsruimte, voor individuele ondernemers echt een verschil kan
maken. Daar wil ik mijn antwoord bij laten.
Mevrouw Podt vroeg nog om de Kamer periodiek te informeren over de
derogatie en dat in elk Landbouw- en Visserijraadverslag mee te nemen.
Ook hierover hebben we het uitgebreid gehad in het debat. Ik heb zojuist
ook al uitgelegd hoe dat gaat. Er wordt een derogatieaanvraag gedaan.
Vervolgens starten er strikt vertrouwelijke onderhandelingsprocessen met
de Europese Commissie. Die zijn strikt vertrouwelijk. Ik wil de Kamer
uiteraard zo veel mogelijk hierin meenemen, maar voor de zuiverheid is
het wel goed om te zeggen dat dit echt een onderhandelingstraject is
tussen kabinet en Commissie. Als het vertrouwelijk is, kan ik daar niet
over rapporteren. Ik heb dat in het vorige debat ook aangegeven en ik
blijf bij dat antwoord.
Dan kom ik op de vraag van de heer Holman van NSC. Welk advies heb ik
voor alle boeren die te veel mest hebben? Ik vind het een hele
ingewikkelde vraag. We hebben met elkaar geconstateerd dat wij aan
overheidszijde alles op alles zetten om te kijken waar mitigatiesporen
zitten en daar ook op in te zetten. Daar hebben we ook in geïnvesteerd.
Dat kan niet het volledige verschil oplossen dat ontstaat vanwege het
verlies aan plaatsingsruimte door het verlies van derogatie. Ik zou
tegen de boeren willen zeggen: maak verstandige keuzes. Hoe die
eruitzien, is echt per bedrijf verschillend. De heer Holman is zelf ook
boer geweest, dus hij weet heel goed hoe een mestboekhouding werkt en
wat de overwegingen zijn. We hebben in de brief van 13 september in
principe alle sporen uitgetekend die er zijn en waarin we als
overheidswezen ook willen investeren. Dan is het uiteindelijk ook aan de
ondernemer zelf om te kijken: ga ik mest afvoeren, vind ik een
afzetkanaal elders of ga ik minder mest produceren? Uiteraard moet dit
alles binnen de wettelijke kaders gebeuren. Dat advies kan ik geven
vanuit mijn rol als minister.
De heer Holman (NSC):
Op zich is het verhaal van de minister helder. Ik heb er waardering voor
dat de minister zich maximaal heeft ingespannen om een oplossing te
vinden voor de mest die over is. Dat laat onverlet dat het voor een
bepaalde hoeveelheid, 200.000 vrachten, niet het geval is. Aan het eind
van dit jaar, of in januari volgend jaar, zullen honderden, duizenden
boeren met mest zitten die ze niet hebben kunnen afzetten, waar geen
handelaar voor komt. De enige keuze binnen het wettelijk kader die dan
mogelijk is, is minder koeien melken. In feite is dat gewoon gedwongen
krimp. Door alles wat de overheid en Europa de boeren aandoet, zullen
zij gewoon minder koeien moeten melken, omdat er geen oplossing is. Dat
willen we niet. Ik vind dat we het niet kunnen maken om tegen de boeren
in Nederland te zeggen: sorry, wij als overheid hebben geen oplossing
meer; u gaat maar minder koeien melken.
Minister Wiersma:
Ik volg het betoog van de heer Holman. Tegelijkertijd zijn we met de
sector in gesprek. De heer Holman kent het plan van de sector zelf ook
goed. Daar kan ook een oplossing in zitten, hetzij definitief, hetzij
tijdelijk. Nogmaals, deze minister wil alle mogelijke
oplossingsrichtingen die ik van overheidswege kan aangrijpen daar ook op
inzetten. Dus ik sta open voor alle goede suggesties. Als er aan de
zijde van de Kamer nog goede suggesties zijn, dan zou ik zeggen: weet
mij te vinden, in formele zin tijdens debatten, maar ook in informele
zin. Ik sta echt overal voor open, zeg ik via de voorzitter.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik had twee vragen gesteld. Gaan die nog beantwoord worden? Ik wil ze
wel even herhalen.
De voorzitter:
Ze waren kort.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Vraag één is: kun je door de wet te wijzigen de natuur verbeteren? De
tweede vraag is: moet de natuur in Nederland verbeterd worden?
Minister Wiersma:
Dat zijn vragen aan de staatssecretaris, omdat hij de staatssecretaris
van Natuur is. Daarom zitten de vragen van mevrouw Bromet niet in mijn
beantwoording.
De voorzitter:
Dan gaan we nu de overgang maken. Dank aan de minister. Het woord is nu
aan de staatssecretaris van LVVN.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Bromet doelt op de uitspraak van de
rechtbank over de zaak van Greenpeace. De uitspraak vraagt om een
nauwkeurige bestudering. Dat zullen we ook snel en grondig doen in de
ministeriële commissie. Tegelijkertijd is nu al duidelijk dat de
uitspraak zeer ingrijpend is en ook grote impact zal hebben op veel
sectoren en ondernemers.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, kort.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De vraag was of je de natuur kan verbeteren door de wet te veranderen.
Het lijkt me dat er geen ander antwoord mogelijk is dan: nee.
Staatssecretaris Rummenie:
Mevrouw Bromet, ik gaf u de overwegingen aan die daaraan ten grondslag
liggen. Het was een als-vraag.
De voorzitter:
Oké, de staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Rummenie:
De tweede vraag: is het nodig om de natuur te verbeteren in Nederland?
De rechtbank heeft gezegd dat volgens de Habitatrichtlijn de natuur in
ieder geval niet mag verslechteren. Zoals gezegd vraagt de uitspraak om
een nauwkeurige bestudering. Dat zullen we snel en grondig doen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het niet bestudeerd, maar ik heb wel geluisterd naar de rechter.
De rechter zegt dat er rode gebieden zijn in Nederland, waar prioritair
de natuur in verbeterde staat gebracht moet worden. Ik stelde net de
vraag: moet de natuur in Nederland verbeterd worden? Volgens mij is daar
dus maar één antwoord mogelijk, en dat is: ja.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik denk dat we het over hetzelfde hebben als ik zeg dat die niet mag
verslechteren.
Dan had de heer Pierik nog een vraag over de aanlandcontingenten. Hij
vroeg wat de impact is van de wijziging van de aanlandcontingenten voor
de horsmakreel in de Noordzee. Ik heb u voor de kerst geïnformeerd over
hoe ik omga met de aanlandcontingenten voor de horsmakreel in de
Noordzee. Door deels vrijstelling van de kosten te geven, ben ik de
sector tegemoetgekomen. Dat laat onverlet dat het nulquotum een effect
op de sector zal hebben.
Dan had de heer Pierik ook een vraag over EU-promotie en visconsumptie.
Hij vroeg hoe ik in de EU de subsidie voor visconsumptie ga inzetten. Ik
ben van plan dit jaar de regelingen open te stellen onder het EMFAF,
waarin ook mogelijkheden voor inzet op promotie zullen zitten. Ik weet
dat hierover in de sector ideeën leven en ik zal deze meenemen in de
gesprekken over de uitvoeringsagenda die ik opstel als uitwerking van de
visie Voedsel uit zee.
Dan was er een vraag over de 2010-regelgeving voor de RTC's, die
verouderd en onwerkbaar is. De heer Pierik vroeg of ik in gesprek wil
gaan met België en Frankrijk om de wetgeving te actualiseren. Zoals ik
in het debat al heb toegezegd, ga ik met de sector en de Commissie in
gesprek over deze Real Time Closures. Ik vind het van belang dat deze
maatregelen proportioneel zijn.
Mevrouw Podt vroeg wat Nederland kan leren van Denemarken met betrekking
tot afspraken over het vergroten van het natuurareaal. De Nederlandse
situatie is niet goed te vergelijken met die van andere lidstaten. We
zijn de dichtstbevolkte lidstaat van Europa. We kijken uiteraard wel
naar wat we kunnen leren van andere lidstaten, dus ook van Denemarken.
We streven trouwens net als Denemarken naar robuuste natuur. In dat
opzicht zijn we er al mee bezig. Binnen het NNN streven we er al naar om
80.000 hectare meer te realiseren naar 2027 toe.
Dat waren mijn antwoorden op de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit
tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan dinsdag stemmen over de ingediende motie. Nee, we gaan vandaag
nog stemmen, want het gaat over de Landbouwraad. We stemmen vanmiddag na
de lunch. We gaan nu een ogenblik schorsen. Daarna volgt een ander
tweeminutendebat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.