[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van het lid Bontenbal tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het beperken van de mogelijkheid om moties in te dienen (36537) 1e TK (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D02657, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-24 10:39, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het beperken van de mogelijkheid om moties in te dienen

Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het beperken van de mogelijkheid om moties in te dienen

Aan de orde is de behandeling van:

  • het voorstel van het lid Bontenbal tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het beperken van de mogelijkheid om moties in te dienen (36537).

De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is het voorstel van het lid Bontenbal tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het beperken van de mogelijkheid om moties in te dienen (36537). Ik heb begrepen dat de leden van de CDA-fractie al een tijdje met het uitgangspunt werken, maar vandaag is het dus het onderwerp van een breder debat hier in de Kamer. Op de eerste plaats dank ik de initiatiefnemer, de heer Bontenbal, die alle lof verdient, omdat hij nadenkt over de werkwijze van de Kamer. Dat is altijd goed. Hij heeft blijkbaar nagedacht over hoe de Tweede Kamer haar instrumenten zo optimaal mogelijk kan benutten. Hij heeft daarover een discussie geopend. Ook dank aan de medewerker van de heer Bontenbal, namelijk de heer Jacco Heij, die als ondersteuning in vak K zit.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Het gebeurt niet vaak dat de medewerkers applaus krijgen. Gefeliciteerd daarmee. Vandaag zal de Kamer haar inbreng leveren in de eerste termijn. De verwachting is dat wij volgende week donderdag dit debat dan kunnen voortzetten. Ik heet de heer Bontenbal van harte welkom in vak K. Ik vind het fijn om u daar te zien.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Van Nispen van de fractie van de SP. Ik stel vast dat er elf leden deelnemen aan dit debat. Twaalf zelfs! Sommige mensen hebben zich ingeschreven met de wens om twaalf minuten spreektijd, anderen wat korter. De heer Van Nispen gaat twaalf minuten het woord tot ons richten. We gaan daar met veel belangstelling naar luisteren. Het woord is aan de heer Van Nispen van de fractie van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst een excuus aan de collega's die na mij spreken. Ik zal jullie bijdragen later terugkijken, want ik zit op dit moment ook in een wetgevingsoverleg over de Politiewet, waar ik ook moties in moet dienen. Dat vind ik dusdanig belangrijk dat ik straks daar wil zijn. De beantwoording van de heer Bontenbal is gelukkig volgende week, dus daar ga ik zeker naar luisteren. Complimenten voor jullie beiden, daar in vak K.

De voorzitter:
En hoeveel moties gaat u indienen straks bij dat WGO?

De heer Van Nispen (SP):
Helaas maar één. Maar volgende week donderdag kunnen we hier weer moties indienen, dus dan maken we dat weer ruimschoots goed.

Ik heb veel waardering voor de heer Bontenbal als mens en als Kamerlid. Ik heb waardering voor het feit dat hij initiatief neemt. Dat is een compliment waard. Maar ik heb weinig waardering voor de inhoud van dit initiatief. Ik vind het wel een beetje lastig dat we het in dit debat over onszelf gaan hebben, over de Tweede Kamer en de parlementaire gereedschapskist, terwijl er zo veel andere inhoudelijke onderwerpen liggen te wachten op behandeling. Dat zijn eigenlijk ook allemaal belangrijke thema's om moties op in te dienen, zeg ik daar nog even bij.

Dit wetsvoorstel beperkt de mogelijkheden van Kamerleden. Dat is wat het is. Het is een beperking. We zijn als Kamerleden allemaal gekozen en we hebben hier een belangrijke taak. We zijn medewetgever en we zijn controleur van de regering. Dat zijn cruciale taken. Ik neem dat zelf ook niet licht op. Dat doet niemand hier. Hoe belangrijk het Kamerlidmaatschap is, heb ik nog maar eens bevestigd gezien tijdens mijn lidmaatschap van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening, waarin we concludeerden dat ook de Tweede Kamer tekortgeschoten is en welke gevolgen dit heeft gehad. Overigens misbruikt de heer Bontenbal het rapport van die commissie wel een beetje in zijn onderbouwing voor zijn stelling dat het aantal moties moet verminderen. Sorry, maar dat staat echt helemaal nergens. Dat slaat nergens op. Ik kan het weten, want ik heb mede dit rapport geschreven. Hij kan het rapport van de enquêtecommissie echt niet gebruiken als onderbouwing van het initiatief dat hier nu voorligt.

Maar goed, wat de heer Bontenbal en ik, en wij allemaal, met elkaar gemeen hebben, is dat we Kamerleden zijn en dat medewetgeven en controleren onze taken zijn. Daarvoor hebben we bepaalde middelen en instrumenten. We hebben het recht op informatie, bijvoorbeeld via Kamervragen. We kunnen mensen uitnodigen voor rondetafelgesprekken. We kunnen onderzoeken laten uitvoeren of zelf doen. We kunnen debatten voeren met bewindspersonen. We hebben het recht van initiatief, het recht van amendement en dus de motie. Dat is een van de parlementaire middelen die alle Kamerleden in gelijke mate tot hun beschikking hebben. Dat is ook wat de heer Bontenbal en ik gemeen hebben. We zijn allebei Kamerlid, met die belangrijke taken. Maar daarnaast zijn we ook buitengewoon verschillend, qua inhoudelijke en politieke opvattingen, maar ook qua stijl, woordkeus et cetera. De heer Bontenbal bijvoorbeeld is heel inhoudelijk, bedachtzaam en genuanceerd. Hij zal nooit zomaar grote woorden gebruiken. Hij is geestig. Ik ben daarentegen bijvoorbeeld anders. "Anders", laten we het daarop houden. Ik zit zelf bijvoorbeeld als een van de weinigen niet op social media. Ik sla dus ook nooit, echt nooit, iemand anders om de oren met een onverklaarbare tegenstem op een van mijn geniale moties. Dat kan niet, want ik zit niet op social media. De heer Bontenbal beweert dat de moties vooral bedoeld zijn om jezelf te profileren. Ik doe dat bijvoorbeeld niet. Dat mag ik zelf weten. Net zo is de heer Bontenbal niet het meest activistische Kamerlid dat de barricades opgaat — of hij moet me iets vertellen dat ik niet weet. Maar dat mag ook: iedereen heeft z'n eigen stijl en dat mag. We zijn hier allemaal verschillend en dat is prima.

SP'ers voeren bijvoorbeeld graag acties buiten het parlement met demonstraties — vreedzaam, zeg ik daarbij — en gaan de strijd aan met foute huisbazen of tegen de bezuinigingen in de zorg of een sluiting van een ziekenhuis. Sommige fracties voeren geen acties en zitten alleen in het parlement. Dat mag ook. Het is aan de kiezer om daarover te oordelen. Het ene Kamerlid zet het ene parlementaire middel wat meer in dan een ander. De een stelt iets meer Kamervragen en de ander dient iets meer moties in. Sommigen zijn er altijd als er wetgeving aan de orde is en proberen daar iets van te maken. Het oordeel daarover is uiteindelijk aan de kiezer.

De heer Bontenbal vindt het een groot probleem dat er te veel moties worden ingediend. Ik vind het zelf een veel groter probleem dat de regering slecht beleid maakt, dat we heel vaak moeten bijsturen, ook met moties.

Ik vind het ook een heel groot probleem dat moties niet worden uitgevoerd. Dat zijn volgens mij de echte problemen. Neem het volgende voorbeeld. Vorige week hadden we hier een debat over de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening, waarop de regering met een belabberde reactie is gekomen; dat vind ik echt. Toen moesten er nog dertien moties worden ingediend om te proberen dat bij te sturen en daar nog iets van te maken. Dat had niet gehoeven als de regering met een goede reactie was gekomen. Dan waren er dertien moties minder. Maar goed, daar kan de heer Bontenbal ook niks aan doen.

Weet je wat ik ook een heel erg groot probleem vind? Dat is dat sommige Kamerleden hier nauwelijks moties indienen. Dat vind ik echt een probleem. Daar moeten we ons zorgen om maken. Ze komen niet opdagen bij debatten, stellen nauwelijks vragen en dienen geen moties in. Kennen jullie bijvoorbeeld de heer Van den Born van de PVV? Ik niet. Ik ken hem niet. En dat is ook niet zo gek, want de heer Van den Born heeft bijvoorbeeld nul woorden gesproken en nul debatten gevoerd in zijn eerste jaar als Kamerlid, en nul moties, nul Kamervragen en nul amendementen ingediend. Dat kan, maar goed, het zou mijn keuze niet zijn. Of neem de heer Esser. Hij heeft één motie meeondertekend en nul Kamervragen en nul amendementen ingediend. Of neem bijvoorbeeld de heer Smitskam. Hij heeft één motie en één Kamervraag en nul amendementen ingediend. Hij heeft één keer plenair en in één commissiedebat het woord gevoerd in zijn eerste jaar als Kamerlid. Hij heeft in totaal zes minuten gesproken in de hele Tweede Kamer. Ik vind dat problemen waarover we ons zorgen zouden kunnen maken.

De heer Markuszower (PVV):
Ik wilde eigenlijk een interruptie plaatsen aan het begin van zijn betoog. Ik zie dat de heer Van Nispen twaalf minuten spreekt en ik wil eigenlijk vragen om daar wat minder van te maken, want de heer Van Nispen maait qua argumenten veel gras voor mijn voeten weg. Maar toen nam hij toch weer een andere afslag, namelijk het beoordelen van individuele Kamerleden. Ik weet niet of dit nou het debat daarvoor is. Dat wilde ik eigenlijk alleen maar zeggen.

De heer Van Nispen (SP):
Dat doe ik in een opsomming van iets waarvan ik denk dat het wél echt een probleem is. Dit vind ik echt een probleem, namelijk dat er hier Kamerleden zijn die nul moties indienen, nul Kamervragen indienen, nul amendementen indienen en nooit hebben gesproken in de Tweede Kamer. Ik vind dat dat nergens op slaat. Ik wil aan de indiener van dit initiatief vragen of hij ook vindt dat het probleem niet zozeer is dat er veel moties zijn, maar dat er mensen zijn die gewoon nul moties indienen. Is dat niet een probleem dat om een oplossing vraagt? Ik vind dat namelijk echt nergens op slaan. Hoe kun je hier nou volksvertegenwoordiger, Kamerlid, zijn en in een heel jaar aan geen debatten meedoen en nul moties indienen? Ik vind dat echt nergens op slaan. Waarom? Omdat zij ook een ton belastinggeld per jaar opstrijken. Wat krijgen we daarvoor terug? Helemaal niets, dus; dat heb ik net aangetoond. Mijn vraag is dus: zouden we daar niet eens iets aan moeten doen? Is dat niet een groter probleem, is mijn vraag aan de initiatiefnemer.

Je mag natuurlijk vinden dat er te veel moties worden ingediend. Ik vind het ook weleens wat veel. Als we op dinsdag zitten te stemmen en pagina's met moties hebben, dan is het veel. Neem begrotingen waar 60 moties zijn ingediend of veel tweeminutendebatten met pagina's aan moties. Ik vind het wel prima om die discussie te voeren. Maar wat ik niet prima vind, is de oplossing die de heer Bontenbal voorstelt. Een quotum op het aantal moties is namelijk een absoluut paardenmiddel. Het is een onmenselijke, grove maatregel, die geen recht doet aan het werk en de belangrijke taken van Kamerleden. 150 moties per fractie plus het aantal zetels wordt ook echt heel raar. De fractie van de heer Bontenbal mag dan per jaar 155 moties indienen. Als zijn collega-Kamerlid in het voorjaar wat enthousiast is geweest, dan zijn in oktober zijn moties op. En dan? De fractievoorzitter bepaalt dan alles, ja. De heer Bontenbal kan dan niets meer indienen bij belangrijke debatten over het klimaatbeleid of als deze regering er weer eens een puinhoop van maakt. Ik heb op de laatste dag voor het kerstreces bijvoorbeeld een motie van wantrouwen moeten indienen. Dat vond ik echt nodig en belangrijk. Het zou toch wat wezen als je moties dan op zijn. Dat is toch raar?

Een Kamerlid van de VVD mag gemiddeld zeven moties per persoon indienen. Nou vind ik dat voor een VVD'er nog steeds zeven te veel. Maar de heer Eerdmans mag er bijvoorbeeld in zijn eentje 151 indienen. Dat vind ik dan ook weer wat veel voor de heer Eerdmans. Even zonder gekheid: je komt hier volgens mij gewoon niet uit. Er is geen regel denkbaar die voor een eerlijke oplossing kan zorgen. Bij sommige debatten moet een Kamerlid gewoon een motie in kunnen dienen. Het is een individueel recht.

Ik geef nog even als voorbeeld het tweeminutendebat Kansspelen. De heer Bontenbal had met veel media-aandacht een initiatief gelanceerd. Ik had in een debat van twee minuten zes moties ingediend. Ik vond dat zelf ook knap, maar het was gelukt. Die moties werden ook allemaal aangenomen. Ze waren allemaal nodig. Het grappigste was nog dat ze allemaal medeondertekend waren door het CDA-Kamerlid Boswijk, die het kennelijk ook nodig vond dat de bewindspersoon op dit thema stevig werd bijgestuurd. Dit gaat nu leiden tot een wetswijziging. Het had zin, dus waarom is het instrument bot? Dat is een veel te algemene stelling?

Ik heb nog een praktisch bezwaar: het geldt dan weer niet voor amendementen. Aankomende maandag begint het wetgevingsoverleg Wijziging Wetboek van Strafvordering. Dat gaat heel veel maandagen duren. Het is noeste wetgevingsarbeid van de Tweede Kamer. Bij dat wetgevingsoverleg worden Kamerleden opgeroepen om juist moties in te dienen, in plaats van amendementen, zodat het door de wetgevingsjuristen zorgvuldig ingepast kan worden in het aanvullende spoor bij het Wetboek van Strafvordering. Het is heel technisch, maar dat is de oproep aan de Kamer. Dat verhoudt zich ook weer op geen enkele wijze tot dit initiatief, omdat dit initiatief het aantal moties beperkt. Ik vind het dus ingewikkeld dat het niet voor amendementen geldt.

Wat betreft de amendementen viel mij de stemmingslijst van donderdag 12 december op. Deze initiatiefnemer had hier zelf vijftien amendementen op staan. Vijftien! Hoe zou hij het hebben gevonden als een ander Kamerlid had gezegd: "Nou, dat vind ik wel wat veel, laten we dat eens maximeren. Ho, stop, meneer Bontenbal, u bent aan uw quotum!"? Dat kan toch niet?

Het is voor mij een principiële kwestie. Andere Kamerleden horen zich zo min mogelijk te bemoeien met hoe ik of hoe andere Kamerleden het werk doen. Als ik een Kamervraag wil stellen, dan moet ik dat kunnen doen. Als ik een motie of een amendement in wil dienen, dan is dat mijn keuze. Dat kan en mag de heer Bontenbal echt niet voor mij bepalen.

En ja, ik ken het argument dat je bijvoorbeeld ook maximale spreektijden kan vaststellen. Natuurlijk geldt dat in zekere zin ook als een beperking. Maar dat is het dan ook wel wat mij betreft. Ik zei net al dat de SP graag buitenparlementaire acties voert. Ik verplicht jullie toch ook niet om dat te doen? Daar gaan jullie toch ook zelf over? Ik zeg daarover toch ook niet: als je in gebreke blijft, mag je bijvoorbeeld niet meer meedoen in de Kamer?

Een Kamerlid bepaalt zelf hoe hij of zij de taak van volksvertegenwoordiger invult. Want wat is de volgende stap? Een maximaal aantal initiatiefwetten per fractie? Een maximaal aantal amendementen of een maximaal aantal debatten waaraan je mag meedoen? Een beperking van het aantal Kamervragen? Een quotum op het aantal wetsvoorstellen en beleidsbrieven die de regering jaarlijks aan de Kamer mag sturen? Waar houdt dit op?

Ik heb nog een bezwaar: het indienen van een motie is een individueel recht van een Kamerlid, niet van een fractie, maar van het Kamerlid. Met een motiequotum per fractie krijg je afspraken in je fractie over wie er wanneer waarover een motie in mag dienen. Het gevolg is meer fractiediscipline. Ik denk ook niet dat we per se zitten te wachten op meer fractiediscipline.

Ik ga richting mijn afronding. Mijn meest fundamentele bezwaar is dat het in strijd is met de Grondwet. Het is er echt mee in strijd. Ik doe ook een oproep aan andere Kamerleden. Alle waardering voor de persoon, maar wat de heer Bontenbal voorstelt, is niet alleen onwenselijk zoals ik eerder zei, maar het is echt strijdig met de Grondwet, namelijk met artikel 67. Hoogleraar staatsrecht Wim Voermans betoogt dat ook. In artikel 67 staat hoe Kamers beraadslagen en beslissen. Door het beraadslagen en beslissen te beperken — een motie is een beslissing van de Kamer — beperk je de vrijheid van Kamerleden en van de Kamer als geheel om te beraadslagen en te beslissen over welk onderwerp dan ook. Dat kan gewoon niet zomaar via het Kamerreglement, betoogt ook de heer Voermans.

De voorzitter:
Was dat uw bijdrage?

De heer Van Nispen (SP):
Nee, bijna.

De voorzitter:
De heer Eerdmans voor een interruptie.

De heer Eerdmans (JA21):
Dat interesseert mij, want artikel 67 van de Grondwet zegt volgens mij niet dat het aantal moties niet mag worden beperkt. Of wel?

De heer Van Nispen (SP):
Artikel 67 van de Grondwet zegt: "De kamers mogen elk afzonderlijk en in verenigde vergadering alleen beraadslagen of besluiten indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen." Et cetera. Dat artikel gaat dus over het beraadslagen en besluiten. Als je het aantal moties beperkt, kunnen de moties op zijn in oktober. Dan kun je als Kamerlid in november en december niet meer iets voorleggen waarover de Kamer een besluit moet nemen. Dat strookt niet met het artikel. Er staat inderdaad niet letterlijk in het artikel dat je nooit het aantal moties mag beperken. Maar ik volg de uitleg die hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans hieraan geeft. Hij heeft daarover gepubliceerd in NRC. Ik hoop dat de heer Eerdmans dat heeft gelezen. Ik volg die uitleg. Volgens mij is dit dus een ongrondwettig voorstel.

De heer Eerdmans (JA21):
Ja, ik had zelfs een voorinzage gekregen van de beste professor. We zijn het inderdaad met elkaar eens: er staat niets in de Grondwet over het aantal moties dat wij mogen indienen, helemaal niets. De interpretatie van Voermans is dat dit slecht is, maar je kan net zo goed als interpretatie geven dat de kwaliteit van beraadslaging zal stijgen als wij eens wat minder moties indienen. Zou de heer Van Nispen dat kunnen volgen?

De heer Van Nispen (SP):
Nee, dat kan ik niet volgen. De kwaliteit van de beraadslaging hangt echt af van hoe grondig wij onze dossiers lezen, hoe grondig wij onderzoek doen en hoe goed wij ons oor te luisteren leggen bij de samenleving. Een motie meer of minder doet echt niet af aan de kwaliteit van het debat. Het gaat echt over de kwaliteit van wetgeving. We zijn hier verantwoordelijk voor de kwaliteit van de wetgeving en voor het controleren van de regering. Daar heb je soms moties bij nodig. Het is echt niet aan een Kamerlid om een ander Kamerlid te vertellen hoe hij of zij het werk moet doen. Alhoewel, dat kan natuurlijk wel in het debat zelf. Stel dat ik hier een of andere motie indien en de heer Eerdmans zegt dat die ontijdig, overbodig, onzinnig of slecht is, of dat die alleen maar bedoeld is om mee te wapperen op social media, dan kan hij mij daar in het debat op aanspreken. Zo voeren we de discussie. Daar ben ik ook voor. We mogen het best wel hebben over de cultuur van de Kamer, al had dat wat mij betreft niet op primetime in de plenaire zaal gehoeven. Maar daar moeten we het wel over hebben; dat vind ik prima. Ik heb een opsomming van mijn argumenten gegeven. Volgens mij kun je dat niet via de regels doen. Het is dus ook echt in strijd met de Grondwet.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Eerdmans (JA21):
Het is dus niet in strijd met de Grondwet, op geen enkele manier. Het is een interpretatie van professor Voermans. Die kun je heel goed ... Voorzitter, u wijst?

De voorzitter:
Ja, naar mevrouw Inge van Dijk, die een beetje ...

De heer Eerdmans (JA21):
Oké. Ik vind dus absoluut dat het genuanceerd ligt. Ik vind het jammer dat de heer Van Nispen voorbijgaat aan het feit dat heel veel moties niet of nauwelijks worden uitgevoerd, door de brij die wij hier creëren, dat we daar geen zicht op hebben en dat het meestal toch vooral open deuren zijn. Kortom, een vraag naar de bekende weg. Ik zal daar zo iets meer over zeggen. Ik ben ook helemaal niet tegen moties, want ik geloof erin, maar ik denk dat we met elkaar veel scherper kunnen zijn als we het aantal verlagen.

De heer Van Nispen (SP):
Laten we elkaar daar dan vooral op aanspreken. Ik zal voortaan dus ook goed opletten als de heer Eerdmans een motie indient. Hij is volgens mij ook best een hofleverancier van moties, of misschien dien ik er meer in; ik weet het niet. Daar moeten we elkaar dan op aanspreken. Maar ik vind het ook wel interessant dat de heer Eerdmans het beter schijnt te weten dan hoogleraar staatsrecht Wim Voermans. We hebben hier helaas geen scheidsrechter, maar ik volg toch echt de interpretatie van de hoogleraar. Ik hoop dat de voorzitter dat met mij eens is, want hij zit naar zichzelf te wijzen.

De voorzitter:
Uw uitsmijter!

De heer Van Nispen (SP):
Bij het beperken van spreektijden ligt het wel anders. Dat wilde ik nog zeggen. Zelfs als je maar één minuut spreektijd hebt, kun je alsnog deelnemen aan de beraadslaging. Als je het aantal moties beperkt, kun je er als Kamer ook niet meer over beslissen, simpelweg omdat je die motie niet mocht indienen door het quotum van de heer Bontenbal.

Het mag duidelijk zijn dat de SP dit geen goed voorstel vindt, al begrijp ik wel de zorg van de heer Bontenbal. Dat mag, maar zijn voorstel is een paardenmiddel, een grof instrument dat de kern van het probleem niet aanpakt: slecht beleid van de regering en ja, van tijd tot tijd ook uitingen van een verkeerde cultuur in de Tweede Kamer. Maar door het aantal moties te maximeren wordt het echt niet opeens een scherp instrument. Dat is echt onzin. Hier gaat de Tweede Kamer ook niet opeens beter door functioneren. Ook is het dus in strijd met de Grondwet. Kortom, de SP gaat het zeker niet steunen, maar ook andere fracties hebben de Grondwet te respecteren. Ik hoop dus dat zij het ook niet gaan steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Sinds 1848 is het mogelijk om via de motie een politiek oordeel over beleid te geven. Destijds was niet iedereen daar een groot voorstander van. Zo was Donker Curtius, een lid van de staatscommissie voor de herziening van de Grondwet, er fel op tegen omdat hij van mening was dat de Kamer daarmee een oneigenlijk instrument in handen kreeg. Maar Thorbecke zag niets strijdigs met de Grondwet of met het Reglement van Orde, noch iets gevaarlijks voor de toekomst. De eerste motie werd dan ook in 1849 ingediend bij het debat over de Nederlandse Handel-Maatschappij door het lid De Man, een pragmatisch liberaal. Als u het mij toestaat, voorzitter, dan lees ik die motie voor.

"De Kamer,

verklarende van oordeel te zijn dat de voorgenomen overeenkomsten met de Handel-Maatschappij niet zonder medewerking der wetgevende macht kunnen worden tot stand gebracht,

sluit de algemene beraadslaging."

Voorzitter. De motie van orde verwijst, zoals u allen weet, naar het feit dat een motie een inbreuk is op de orde van de dag. Vandaar dat we ook altijd afsluiten met "gaat over tot de orde van de dag". Dit instrument geeft dus de ruimte aan Kamerleden om toevoegingen te doen aan de beraadslaging en aan het debat. Het is een mooi middel dat wij als Kamer hebben, een mooi instrument. Op dinsdagmiddag, nadat de stemmingsbel heeft geklonken, is er het moment — vaak ook het enige moment van de week — dat de plenaire zaal met 150 leden is gevuld. Dat is het moment waarop we stemmen over moties, amendementen en wetsvoorstellen. Het geeft ontspanning, soms ook niet, maar ik denk dat iedereen hier het belang van de stemmingen erkent. Dat is het moment waarop de Kamer bijstuurt, richting geeft, het kabinet corrigeert. Dat is vaak noodzakelijk. We stemmen over extra sancties richting Rusland, over het terugdraaien van de btw-verhoging, over geluidsnormen voor Schiphol en over stikstof.

Toch lijkt de initiatiefnemer enigszins te suggereren dat we een groot gedeelte van onze tijd verdoen omdat we over, zoals hij het noemt, een "bot instrument" stemmen. Toegeven, de stemmingslijst is natuurlijk vaak lang. Er zitten moties bij waarbij wij ook grote bedenkingen hebben of ze noodzakelijk of overbodig zijn. Ik verwacht alleen dat de indiener ervan daar mogelijk een ander oordeel aan zou geven. Maar er zitten ook heel vaak moties bij die daadwerkelijk een doorbraak forceren, zoals bij de Onderwijsbegroting, of die een minister corrigeren, zoals laatst nog met de motie over de nestkastjes, of die tot maatschappelijke verontwaardiging leiden, zoals de motie-Becker, of die bewindspersonen ook daadwerkelijk doen aftreden, zoals we hebben gezien bij het debat over Afghanistan. Dit laat zien dat moties wel degelijk een hele grote impact kunnen hebben en dat de redenatie van de indiener dat het een volledig bot instrument is geworden zeker niet altijd opgaat. Is de indiener dat met mij eens?

De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Inge van Dijk, wellicht op dit punt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik deel ontzettend dat sommige moties superwaardevol kunnen zijn en echt het verschil kunnen maken. Maar hoeveel procent van de moties op een stemmingslijst zouden wat Volt betreft die kwalificatie hebben?

De heer Dassen (Volt):
Volgens mij stemmen wij daar elke keer over. De moties waarop wij tegen zijn, zijn moties waarvan wij vinden dat ze niet per se nodig waren of moties waarvan wij denken dat ze misschien niet noodzakelijk zijn of waarmee we het in ieder geval niet eens zijn. Maar uiteindelijk gaat het er niet alleen om wat Volt vindt. Het gaat erom of de rest van de Kamer dat ook vindt, want het gaat erom wat de meerderheid van de Kamer op dat moment besluit. Zo was er in november of december een motie van het lid Bontenbal over de raffinageroute. Volgens mij hebben wij die motie gesteund, maar als je de beraadslaging die hierover heeft plaatsgevonden bekijkt, had je ook kunnen zeggen dat die motie misschien overbodig was, omdat de minister al had aangegeven dat ze erover in gesprek was met de andere minister en daar nog op zou terugkomen. Daar zit wat subjectiviteit in, moet ik eerlijk bekennen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor dat dit een leerprocesje is, ook voor de heer Bontenbal! Nee, wij nemen dat als fractie ter harte. Maar ik hoor Volt ook heel duidelijk zeggen: los van je politieke voorkeur is er inderdaad een groot aantal moties waarbij je je kunt afvragen of die nodig waren of dat we het op een andere manier hadden kunnen doen.

De heer Dassen (Volt):
Absoluut. Ik denk bij moties die worden ingediend heel vaak: dit is staand beleid; dit wordt al gedaan. Ik denk dan ook: moet die ingediend worden? Ik ben het met mevrouw Van Dijk eens dat we dat liever niet moeten willen. Maar volgens mij moeten we eigenlijk — dat werd net ook al aangehaald door de heer Van Nispen — op het moment dat de motie wordt ingediend, opstaan, de indiener aanspreken en zeggen: "Dit is staand beleid. Waarom dient u deze motie nog in? Is dat om daar op social media mee te wapperen? Wat is daarvan de reden?" Volgens mij is er ook een actievere houding van de Kamer zelf nodig om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:
U gaat verder?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Afrondend. Daarin zit nou precies het punt: dat doen we niet. We schrijven het iedere keer op en spreken onze irritatie of verontwaardiging uit, maar we doen het niet. Blijkbaar zijn we daar dus niet met elkaar toe in staat. Anders was het al gebeurd. Hoe zorgen we er dan voor dat we die discipline op de een of andere manier wel inbrengen? Misschien kan dat door iets beter na te denken over wat voor motie we gaan indienen.

De heer Dassen (Volt):
Ik zal met mevrouw Van Dijk afspreken dat wij bij het volgende debat dat wij samen hebben, extra scherp gaan zijn bij het indienen van moties, eerder zullen opstaan op het moment dat een motie overbodig is en elkaar daarop aanspreken. Volgens mij is dat een goede manier. Want ook de redenatie … O, daar kom ik nu trouwens op in mijn bijdrage.

De voorzitter:
U gaat verder?

De heer Dassen (Volt):
Zeker, voorzitter. "Minder moties" klinkt natuurlijk fijn, maar de redenatie dat dit het veronderstelde probleem oplost, lijkt mij niet helemaal opgaan. Uit de toelichting van de indiener kan ik namelijk niet opmaken waarom dit instrument bij 5.000 moties bot zou zijn en bij 2.500 moties niet meer. Kan hij daar een antwoord op geven? Kan hij aangeven vanaf welk aantal moties het instrument volgens hem bot wordt? Kan de indiener wellicht ook een lijst geven van de 2.500 moties die volgens hem overbodig waren op het moment dat dit quotum was ingediend? Ik kijk erg uit naar die lijst. Want wat voor de één misschien een non-issue, een overbodige motie of, zoals ik de heer Bontenbal die in de media heb horen noemen, een treitermotie is, is voor een andere partij of voor een ander Kamerlid wellicht een hele belangrijke motie en de kern van het debat. Volgens mij moeten we er dus ook voor oppassen dat we elkaar de maat gaan nemen over wat iedereen een belangrijke of overbodige motie vindt.

Voorzitter. Dan even kort over onze oosterburen. Die werden door de indiener aangehaald als goed voorbeeld. Het is natuurlijk altijd goed om van andere landen te leren. In dit geval is dat Duitsland. Ik begrijp dat het instrument door onze oosterburen niet op dezelfde manier wordt gebruikt als door dit parlement. Ik was benieuwd of de heer Bontenbal daar in ieder geval een bespiegeling op kon geven. Nu wordt namelijk gesuggereerd dat dat wel zo is. Maar ook daar zie je sinds 2000 eigenlijk een enorme toename. Ik ben dus benieuwd of de indiener daar een verklaring voor heeft. Dat is namelijk dezelfde tijdsperiode waarin de toename in de Tweede Kamer te zien is.

Voorzitter. Hoezeer ik het ook met de indiener eens ben dat we weloverwogen en doordacht met onze instrumenten om moeten gaan, heeft de motiebeperking invloed op de vrijheid van Kamerleden om te beraadslagen. Dat zouden we als Kamer niet moeten willen. Het gaat, zoals de heer Van Nispen net aanhaalde, ook in tegen artikel 67 van de Grondwet. Graag een reactie van de indiener hierop.

Er zijn ook andere manieren om te kijken naar het aantal moties dat wordt ingediend, bijvoorbeeld door wat positiever te kijken naar dit parlement. De Kamer neemt haar werk als controleur serieuzer. De Kamer is assertiever richting het kabinet en laat zich niet met halve antwoorden afschepen. De Kamer wenst in een complexere en snel veranderende wereld meer sturing te geven. De Kamer is pluriformer geworden en heeft daarom behoefte aan meer standpuntbepalingen. Ik was benieuwd op welke manier de indiener dit meegenomen heeft in zijn afwegingen bij dit voorstel.

Voorzitter. De indiener en zijn medewerker verdienen natuurlijk alle lof voor het feit dat zij nadenken over de manier waarop we als Kamer beter kunnen functioneren. Daarvoor ook complimenten aan de heer Bontenbal en Jacco. Maar na het lezen van het voorstel is bij mijn fractie wel de vraag blijven hangen voor wie dit daadwerkelijk een oplossing biedt. Mogelijk is het een oplossing voor de irritatie die de heer Bontenbal wellicht vaak op de dinsdagmiddag in de Kamer voelt, maar het is geen daadwerkelijke oplossing voor het probleem dat hij hier adresseert.

Ieder Kamerlid hier heeft een individueel mandaat en de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat we op een goede manier met de schaarse middelen en mogelijkheden omgaan. We spreken elkaar daarop aan, in de fractie, in het debat en bij het indienen van een motie, zodat we op dinsdag tijdens de stemmingen recht doen aan de belangen van alle Nederlanders, die we hier met elkaar vertegenwoordigen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dank. Even over de eerste motie, uit 1849, waar de heer Dassen ook al aan refereerde: ik kan me zomaar voorstellen dat er toen iets spannends gebeurde. Er was namelijk iets ongewoons aan de hand. Er werd voor het eerst in de parlementaire geschiedenis een motie ingediend, die vroeg of het kabinet, dat bezig was met een overeenkomst met de Nederlandsche Handel-Maatschappij, geen besluit wilde nemen zonder het parlement te verwittigen. Op dat moment was het zo vreemd dat de heer Donker Curtius sprak van een "allergevaarlijkst precedent". Thorbecke ging zich beraden, maar zag geen tegenstrijdigheden met het Reglement van Orde of de Grondwet. Het is wel zo dat de rest van de Kamer er nog zo aan moest wennen dat de motie werd verworpen dat pas drie jaar later de tweede motie in de Kamer behandeld werd.

Wellicht zullen de woorden van de heer Donker Curtius bij de heer Bontenbal als muziek in de oren klinken: een allergevaarlijkst precedent. Ik denk niet dat de heer De Man had kunnen bevroeden waar zijn eerste motie over de Nederlandsche Handel-Maatschappij toe zou leiden. De heer Bontenbal stelt vast dat we te veel moties hebben. De vraag is echter of dat erg is. Ja, er zijn veel moties, hoewel we het aantal van 2022 gelukkig niet meer gehaald hebben. Maar dan is het belangrijk om na te gaan: wordt Nederland hier nou slechter van, of is het een probleem voor ons als Kamerleden? Ik hoor mensen buiten dit gebouw er eigenlijk nauwelijks over, maar binnen dit gebouw speelt het wel. Ik moet zeggen dat ik groot respect heb voor onze Kamervoorzitter, die elke dinsdag anderhalf uur lang een grote waslijst aan moties moet voorlezen, zodat wij erover kunnen stemmen. Maar wat als we het aantal halveren? Dan zijn we per week hoogstens 45 minuten minder lang bezig. En is het nou erg? Nou, nee. Dit behoort ook tot onze taak als Kamerlid.

Daarnaast schetst de heer Bontenbal dat de motie een bot instrument geworden is. Maar is dat zo? Een goede motie heeft nog steeds kracht. Die kan beleid bijsturen en zaken op de agenda zetten. Wat de één een goede motie vindt — we hadden er net al even een interruptiedebatje over — vindt de ander wellicht overbodig. Maar dat heeft vaak ook met je eigen politieke kleur te maken.

Een goede motie samenstellen is een vak apart. Er zijn moties nodig die zaken op de agenda zetten, de agenderende moties, en er zijn moties nodig om het beleid mee te wijzigen. De bewindspersoon moet de motie niet naast zich neer kunnen leggen. Een goede motie indienen is ook een soort leerproces. Ik weet nog dat de eerste motie die ik indiende een ruime Kamermeerderheid haalde. Die was dus te zwak, zei een nestor van de ChristenUnie, die naast mij in de bankjes zat. Hij vertelde mij dat het de kunst is om de beleidsruimte maximaal te sturen met één motie: hoe scherper je aan de wind vaart, hoe kleiner de meerderheid is die 'm steunt, maar hoe groter het effect van de motie is.

Als politiek is het onze taak om een tegenmacht te vormen, ongeacht of je in de oppositie of in de coalitie zit. We moeten beleid en maatregelen kunnen bijsturen, aanpassen of tegenhouden, zonder daarin enige hinder te ondervinden door een gebrek aan middelen. Een motiequotum is een beperking hiervan. Het is alsof je ten strijde trekt, maar er halverwege achter komt dat je munitie op is, of dat iemand anders uit je bataljon het gebruikt heeft. Dan zit je met de gebakken peren.

De heer Voermans, die hoogleraar staatsrecht is — hij werd net ook al aangehaald — schetste gisteren in de NRC dat het bestuur de afgelopen decennia steeds machtiger is geworden, dat we dit met name bij de westerse democratieën zien, en dat de tegenmacht van het parlement daarom juist extra nodig is. Zijn constatering is dat het parlement die rol de afgelopen jaren juist is gaan oppakken. Dat kun je zien aan het grote aantal moties, maar ook aan het grote aantal initiatieven dat door Kamerleden wordt genomen. Daar is dit er ook één van. Een krachtig parlement laat immers van zichzelf horen. Om die reden zouden wij het feit dat het aantal moties is toegenomen, juist moeten toejuichen. Kan de heer Bontenbal hierop reflecteren?

Daarnaast is dit mogelijk in strijd met artikel 67 van de Grondwet. Dat is net al uitgebreid behandeld. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Bontenbal hierop reflecteert. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Wat NSC betreft blijven fracties over hun eigen motiediscipline gaan. Ik zou wel nog aandacht willen vragen voor twee punten. Ten eerste komt het nu voor dat er moties worden ingediend bij een tweeminutendebat die eigenlijk niet gaan over de onderwerpen die in het commissiedebat zijn behandeld. Volgens artikel 7.31, lid 1 van het Reglement van Orde zou dit niet moeten kunnen. Maar we zien in de praktijk dat dit wel gebeurt. Zijn er mogelijkheden om daar scherper op toe te zien?

Voorzitter. Daarnaast is er ook een inperking van het aantal moties mogelijk door de spreektekst van de tweeminutendebatten écht op twee minuten te houden. Ik heb, net als velen van jullie, naar de stemmingslijst van deze dinsdag gekeken. Dan zie je toch dat sommige Kamerleden het voor elkaar krijgen om wel vier, vijf of zes moties in te dienen. Dan is mijn simpele vraag of er wel goed is gestuurd op die twee minuten.

Voorzitter. Dat was mijn bijdrage. Ik wil de heer Bontenbal hartelijk danken voor zijn initiatief en voor het feit dat we dit mooie gesprek hierover kunnen voeren.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Lahlah van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik begin graag met een compliment aan de heer Bontenbal voor het nemen van dit initiatief. Het is goed dat Kamerleden op het moment dat zij een ontwikkeling zien die zij graag willen veranderen, niet een motie indienen — dit zeg ik met een knipoog — maar zelf een initiatiefwetsvoorstel schrijven. We weten allemaal dat het schrijven van een initiatiefvoorstel de nodige tijd in beslag neemt.

Voorzitter. De indiener heeft een voorstel ingediend met als doel het functioneren van de Tweede Kamer als instituut te versterken. Laat ik helder zijn. Ook GroenLinks-PvdA hecht aan een sterk parlement met sterke instrumenten, zodat we hier met z'n allen onze medewetgevende, controlerende en volksvertegenwoordigende taken zo goed mogelijk kunnen uitvoeren. Om deze taken uit te kunnen voeren, hebben we als Kamer een aantal belangrijke instrumenten tot onze beschikking.

Voorzitter. Ten grondslag aan het voorstel van de indiener ligt de analyse dat we als Kamer zorgvuldig met ons motie-instrument om moeten gaan, en moeten voorkomen dat dit instrument bot wordt. Dat uitgangspunt deelt mijn fractie. Ook wij vinden dat we altijd goed moeten nadenken of een motie het geëigende instrument is om een stapje dichter bij ons doel te komen. We zien tijdens debatten regelmatig dat er moties worden ingediend waarvan je zou kunnen zeggen dat ze overbodig zijn. Of de motie nu wordt aangenomen of wordt verworpen, de wereld zal er niet door veranderen. Ik geef direct toe dat ook mijn fractie en ikzelf daar weleens op te betrappen zijn. Het is daarom goed dat we alle 150 zo nu en dan in de spiegel kijken en onszelf de vraag stellen: "Is het nu echt nodig om deze motie in te dienen, of is de toezegging die ik heb gekregen voldoende? Kan ik niet beter een ander instrument inzetten? Of heb ik er vertrouwen in dat de bewindspersoon de tijdens een debat gedane toezegging ruimhartig zal nakomen?" In die gevallen is een motie soms niet het juiste instrument.

Voorzitter. We kunnen ons dus grotendeels vinden in de analyse dat we zorgvuldig met onze instrumenten moeten omgaan omdat het instrument anders bot wordt. Vandaag is de vraag aan de orde of we na de analyse tot dezelfde conclusie komen als de indiener en of wij van mening zijn dat dit concrete voorstel verstandig is. Ik zal een aantal aspecten van het voorstel langslopen en daarna onze conclusie met u en de collega's delen.

Allereerst de meer principiële vraag: moeten we onszelf als Kamer gaan beperken in de inzet van onze instrumenten? In de toelichting en in het schriftelijk verslag is hier ook uitgebreid op ingegaan. Het klopt dat het instrument van de motie in de Grondwet niet wordt genoemd. Dat betekent echter niet dat er met dit voorstel geen grondwettelijk recht wordt ingeperkt. Meerdere collega's verwezen er al naar: hoogleraar Wim Voermans wees in de NRC terecht op artikel 67 van de Grondwet. Volgens hem — en ik kan zijn redenering goed volgen — raakt het maximeren van het aantal moties de grondwettelijke beraadslagings- en stemmingsvrijheid. Wanneer het maximum aantal moties is bereikt, is het Kamerlid niet meer vrij om te beraadslagen over een onderwerp dat hij of zij aan de orde wil stellen. Dat is echt anders dan de verwijzing van de indiener zelf naar het maximeren van de spreektijd. Je hebt als Kamerlid namelijk geen maximale spreektijd per jaar, maar slechts per debat. Je kunt dus later in het jaar altijd nog deelnemen aan een debat. Graag een uitgebreide reflectie van de indiener op dit grondwettelijke aspect.

Voorzitter. De Kamer als geheel en individuele Kamerleden hebben de taak om de regering te controleren. De motie is hiervoor een belangrijk instrument. Zonder het middel van een motie kan het een Kamerlid een stuk lastiger worden gemaakt om de controlerende taak uit te voeren. De initiatiefnemer wuift deze kritiek in de schriftelijke toelichting weg. Hij stelt namelijk dat Kamerleden van tevoren weten hoeveel moties zij kunnen indienen en dat zij dus rekening kunnen houden met het feit dat zij ook later in het jaar nog moties moeten overhouden. Mijn fractie is hier echter niet van overtuigd. Hoe je het ook wendt of keert, het invoeren van een motiequotum betekent dat een Kamerlid later in het jaar te maken kan krijgen met situaties waarin geen moties meer ingediend kunnen worden. Derhalve wordt de controlerende taak van een Kamerlid hierdoor wel degelijk ingeperkt — zeker als het een motie van wantrouwen betreft, zoals ook door anderen is genoemd. Voor mijn fractie is deze grondwettelijke beschouwing van zwaarwegend belang. Graag ontvang ik ook op dit punt een uitgebreide reflectie van de indiener.

Voorzitter. Een andere zorg die bij mijn fractie leeft, is of we niet een te enge discussie voeren over de kwaliteit van het Kamerwerk. Zoals gezegd, deelt mijn fractie het uitgangspunt van de indiener dat we kritisch moeten kijken naar hoe we onze instrumenten inzetten. Dat is echter slechts de helft van het verhaal. Goede parlementaire controle kan alleen plaatsvinden als zowel Kamer als kabinet die rol op de juiste manier invullen. Door alleen te kijken naar de rol van de Kamer wordt vergeten te constateren dat het kabinet zijn taken regelmatig niet goed genoeg uitvoert. Hoe vaak zien we niet dat de Kamer niet over de juiste informatie beschikt en dat aangenomen moties laks, niet volledig of zelfs helemaal niet worden uitgevoerd? Het kabinet heeft dus ook een grote rol bij het goed laten functioneren van onze parlementaire democratie. Helaas mis ik dit deel van de analyse in het voorstel van de indiener. Hij stelt slechts voor om onszelf als Kamer beperkingen op te leggen, zonder dat we de positie van de Kamer ten opzichte van het kabinet versterken. Mijn fractie vreest dat we hiermee juist het risico lopen om de positie van de Kamer te verzwakken in plaats van te versterken, terwijl dat laatste de bedoeling is van de indiener. Graag zou ik ook hier een uitgebreide reflectie op willen ontvangen van de indiener.

Voorzitter. Als we kijken naar de precieze inhoud van het voorstel, dan lezen we dat de indiener concreet voorstelt dat een fractie maximaal 2 moties per debat mag indienen en dat een fractie over een heel kalenderjaar maximaal 150 moties, plus het aantal moties dat gelijk is aan het aantal leden van de fractie, mag indienen. Ook over dit punt heeft mijn fractie nog nadere vragen.

Allereerst zou ik graag aan de indiener willen vragen waarom hij denkt dat het Kamerwerk er beter van wordt als het aantal moties wordt gemaximeerd op het door hem voorgestelde maximum. Mijn fractie vindt de aantallen moties ook niet logisch, nog los van de meer fundamentele zorgen ik hiervoor heb opgebracht. Kleine fracties krijgen in dit voorstel een relatief veel hoger maximumaantal moties dan grotere fracties, terwijl grotere fracties aan veel meer debatten meedoen. De heer Van Nispen verwees ook al naar dit punt. De PVV zou met haar 37 zetels slechts 36 moties meer mogen indienen dan bijvoorbeeld JA21, dat maar één zetel heeft, terwijl we ervan uit mogen gaan dat de PVV aan veel meer debatten meedoet. Nu zit de PVV in de coalitie, dus het is best mogelijk dat zij haar rol anders invult, maar het voorstel van de indiener houdt slechts rekening met het aantal zetels.

Voorzitter. Ik merk op dat de indiener schrijft dat het zijn doel is om terug te gaan naar een totaal maximumaantal moties dat gelijk is aan een halvering ten opzichte van het jaar 2022. Kennelijk is dit voor de indiener een doel op zich. Mijn fractie vraagt zich evenwel af waarom de kwaliteit van het Kamerwerk pas goed kan zijn als we op dat maximumaantal zitten. Waar is dat precies op gebaseerd, zo vraag ik de indiener. De indiener zegt dat hij zich graag richt op het verbeteren van de kwaliteit van het parlementaire werk. Dat deelt mijn fractie met hem, maar in zijn voorstel richt hij zich zo specifiek alleen op getallen dat het er bijna op lijkt dat hij van mening is dat de kwaliteit van het Kamerwerk dus juist wel af te meten valt aan de getallen. Maar kwaliteit kan toch niet louter af te lezen zijn aan een kwantitatief doel?

Voorzitter. Vindt GroenLinks-PvdA dan dat we alles bij het oude moeten laten? Nee. Zoals ik zelf net zei, moeten we allemaal in de spiegel kijken en mogen we zeker een stuk kritischer zijn op de inzet van onze instrumenten. Dit voorstel vestigt echter alle hoop op een maximering van het aantal moties en doet verder niets aan de andere onderdelen van het parlementaire proces. Er zijn wel degelijk zaken die we met elkaar kunnen verbeteren. Ik noem er een paar die deels ook al voorbij zijn gekomen bij de anderen in de schriftelijke ronde maar ook hier in het debat.

Allereerst kunnen we elkaar in de fractie scherper aanspreken. Vervolgens kunnen we met elkaar ook tijdens debatten kritischer aanspreken. Naar mijn gevoel gebeurt dat de laatste tijd ook veel meer. En ook de voorzitter draagt hieraan bij. Onlangs is het nieuwe appreciatiekader voor moties in werking getreden. Dat is misschien nog even wennen, maar dat kan zeker ook gaan helpen. Het kabinet kan en moet nog meer doen. Het moet aangespoord worden om de aangenomen moties uit te voeren en om de Kamer beter van informatie te voorzien. Op die manier zullen Kamerleden zich ook minder genoodzaakt voelen om een motie in te dienen. En we zouden als Kamer ook meer werk kunnen verplaatsen naar commissies. De werkgroep-Van der Staaij heeft hier eerder voorstellen voor gedaan, maar ook in andere landen gebeurt dit. De indiener wijst in de schriftelijke stukken naar Duitsland, waar volgens hem veel minder moties worden ingediend. Dat klopt, maar daar ligt het parlementaire werk ook meer bij commissies. Dat is een van de redenen dat er plenair minder moties worden ingediend.

Voorzitter. Er valt dus zeker nog een hoop werk te verzetten om ons parlementaire proces te verbeteren. We moeten er ook zeker werk van maken om onze instrumenten scherper te maken. Ik hoop dat we ons daar allemaal voor in zullen zetten. Mijn fractie is daar zeker toe bereid. Het voorstel van de indiener vinden we hierbij echter niet passend, omdat dit zich wat ons betreft te eenzijdig focust op het getalsmatig beperken van de inzet van onze instrumenten en te weinig het bredere probleem oplost. Daarnaast is het ook grondwettelijk zeer twijfelachtig. Ik ben dus niet helemaal enthousiast, maar uiteraard kijk ik wel met veel interesse uit naar de beantwoording komende week in het vervolg van dit debat.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Vermeer van de fractie van BBB.

De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Voordat ik aan mijn inbreng begin, wil ik de initiatiefnemer graag bedanken voor de tijd en moeite die hij en zijn medewerkers gestoken hebben in dit voorstel. Ik wil benadrukken dat mijn fractie het doel van de initiatiefnemer begrijpt en het waardeert dat hij zich inzet voor verbetering van het functioneren van de Tweede Kamer. Toch vrees ik dat ook deze keer de dominee in de heer Bontenbal het heeft gewonnen van het Kamerlid; gewonnen heeft zijn geloof in regels en verboden, net als bij het vuurwerkverbod, dat al 8.752 van de 8.760 uren geldig is in Nederland; in een schrikkeljaar is dat zelfs 24 uur extra.

Voorzitter. Ik maak mij grote zorgen over dit voorstel. In het kort komt het erop neer dat de initiatiefnemer vaststelt dat de Kamer niet zorgvuldig genoeg omgaat met een van haar belangrijke instrumenten: het indienen van moties. De oplossing die vervolgens wordt voorgesteld is inperking van dit recht. Met andere woorden: jullie doen het niet goed, dus gaan we jullie beperken. Dit voelt als betutteling van de Kamer, en ik vind dat we dat anders moeten aanpakken.

Het doel van de initiatiefnemer, namelijk zorgvuldiger omgaan met het indienen van moties, deel ik volledig, maar dit doel bereiken door een belangrijk recht in te perken, is wat ons betreft niet de juiste weg. In plaats daarvan moeten wij als Kamer naar onszelf kijken en reflecteren op hoe we de cultuur in de Kamer kunnen verbeteren in een cultuur waarin we moties zorgvuldiger inzetten en waarin moties daadwerkelijk bijdragen aan het bijsturen van beleid. Daar ligt onze verantwoordelijkheid. Heeft de initiatiefnemer gekeken naar de mogelijkheden waarop de motiecultuur in de Kamer positief zou kunnen veranderen?

Voorzitter. Een belangrijke factor bij het juiste gebruik van moties is ook hoe het kabinet ermee omgaat. Gekscherend zeg ik bij ons in de fractie weleens dat die appreciaties mij helemaal niks interesseren, want wij bepalen zelf wat wij verzoeken en of wij voor of tegen iets stemmen. Wat mij betreft zou een appreciatie alleen moeten aangeven of iets juridisch niet kan of tegen bepaalde wetten ingaat. Voor de rest vind ik dat alles oordeel Kamer is, want het oordeel is te allen tijde aan de Kamer.

Bewindspersonen zeggen vaak dat een motie ondersteuning van beleid is. Dan denk ik: prima, maar neem die motie dan over in plaats van haar in stemming te laten brengen. In de praktijk gebeurt dat bijna nooit. Door een meer actieve en selectieve appreciatie van moties door het kabinet kunnen overbodige moties worden teruggedrongen zonder dat de Kamerrechten worden beperkt. Dit verdient wat ons betreft meer aandacht.

Ook zou het kunnen helpen als alle departementen op dezelfde manier rapporteren over aangenomen moties en de Kamer met regelmaat op de hoogte houden van de stand van zaken omtrent aangenomen moties en van hoe zij hieraan uitvoering geven. Hetzelfde zou eigenlijk ook moeten gebeuren met toezeggingen van het kabinet. Hoe denkt de initiatiefnemer hierover?

We moeten ook niet vergeten dat moties, net als Kamervragen, ook andere effecten kunnen hebben op andere plaatsen, bijvoorbeeld in Provinciale Staten, in gemeenteraden, in de publieke opinie en zelfs in rechtszaken en op departementen, want soms heeft een bewindspersoon het ook gewoon nodig dat er gezwaaid kan worden met een aangenomen motie om iets in beweging te krijgen wat anders toch een beetje moeilijk hoog op de prioriteitenlijst lijkt te komen.

Mijn fractie is niet alleen tegen het voorstel omdat het een betutteling van de Kamer betekent, maar heeft ook principiële bezwaren. De initiatiefnemer stelt dat het voorstel niet strijdig is met grondwettelijke of staatsrechtelijke regels, maar dat durf ik hier stellig te betwisten. Het voorstel raakt namelijk ook aan de vertrouwensregel, een van de belangrijkste staatsrechtelijke fundamenten. Deze regel bepaalt dat de regering het vertrouwen van de Kamer moet hebben. Dit vertrouwen wordt geacht aanwezig te zijn tot het moment waarop een meerderheid van de Kamer haar vertrouwen in de regering of individuele bewindspersonen opzegt. Dit opzeggen van het vertrouwen gaat door middel van een motie, de welbekende motie van wantrouwen. Stel dat alle fracties in de loop van het jaar hun maximale aantal moties hebben bereikt; wat gebeurt er dan in het geval van een crisis? Hoe kan de Kamer haar vertrouwen in de regering of een bewindspersoon opzeggen als er geen motie van wantrouwen meer kan worden ingediend? Ik begrijp dat dit een theoretisch scenario is, zeker met het huidige kabinet, maar het is niet denkbaar. Graag ontvang ik een reflectie van de initiatiefnemer op deze zorg.

Ik sta met mijn staatsrechtelijke bezwaren overigens niet alleen. Het is hier al eerder genoemd: hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans schrijft in een opiniestuk dat het voorstel ingaat tegen artikel 67 van de Grondwet. Is de initiatiefnemer bekend met dit schrijven van Voermans en kan de initiatiefnemer daarop reflecteren?

Daarnaast dreigt dit voorstel onze positie als tegenmacht van de regering uit te hollen. Wij zijn gekozen om de regering te controleren en beleid waar nodig bij te sturen. Het recht om moties in te dienen is een essentieel onderdeel van onze taak. Wij noemen dat vaak "corebusiness"; daarvoor moet je gewoon in dit gebouw zijn. Door dit recht te beperken verzwakken we ons vermogen om effectief toezicht te houden op het kabinet. De initiatiefnemer stelt dat moties zich te vaak te veel met details bezighouden, maar wie bepaalt wat details zijn? Wat voor de ene partij erg belangrijk is, kan voor de andere partij van minder belang zijn. Gisteren diende ik in het debat over het Midden-Oosten, met de minister van Buitenlandse Zaken, een motie in waarbij ik noemde dat als er geïnvesteerd wordt in de herbouw van Gaza, wij het liefst hebben dat Nederlandse bedrijven dit oppakken en er dan lokale arbeiders ingezet worden. Dat lijkt een detail, maar het is wel essentieel, misschien zelfs om steun te verkrijgen maar ook om het uitvoerbaar te maken.

In het voorstel van de initiatiefnemer wordt gewezen op andere parlementen, zoals die in België en Duitsland. Deze landen zijn federaties, met een andere parlementaire structuur en een andere cultuur rond moties. Waarom heeft de initiatiefnemer geen breder onderzoek gedaan naar parlementen in landen die qua staatsinrichting meer lijken op Nederland? Het lijkt erop dat de vergelijking beperkt is gebleven. Dat is wat mijn fractie betreft een gemiste kans. Het lijkt erop dat de initiatiefnemer het hiermee eens is, zo blijkt ook uit zijn antwoorden in de schriftelijke ronde. Heeft de initiatiefnemer inmiddels naar meer landen gekeken?

Zoals ik in het begin van mijn inbreng al zei, is mijn fractie van mening dat de cultuur rond moties moet veranderen. Is het een idee om een werkgroep aan te stellen of een onderzoeksvraag uit te zetten om onderzoek te doen naar hoe we deze cultuurverandering teweeg kunnen brengen en daarbij te kijken naar andere, vergelijkbare landen? Of is er bij de heer Bontenbal ook al een quotum voor werkgroepen in voorbereiding?

Voorzitter, tot slot. De CDA-fractie heeft in het afgelopen jaar 159 moties ingediend. Ik moet het eerlijk toegeven: dat zijn er slechts 4 meer dan onder dit voorstel zou zijn toegestaan. Maar beweert de initiatiefnemer nu werkelijk dat deze 4 van de 159 moties eigenlijk overbodig waren? Zo ja, kan hij aangeven welke moties hij dan achterwege gelaten zou hebben? En als zijn fractie dit maximum nauwelijks overschrijdt, waarom is een inperking dan nodig?

De voorzitter:
Alle CDA'ers in de zaal schudden dat het een lieve lust is.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Een feitelijke correctie. In april is het voorstel door de heer Bontenbal ingediend. Toen zijn we gaan tellen. We zitten nu volgens mij op ongeveer 99. In april kunnen we pas bepalen of we het daadwerkelijk overschreden hebben.

De heer Vermeer (BBB):
Oké. Het was dus voor de fractie wel nodig dat er een initiatiefnota was voordat men zich ging beperken. Nou, dat is in ieder geval duidelijk.

Daarnaast ben ik ook benieuwd hoe het CDA, dat zegt zich sinds enkele maanden al te houden aan het voorstel, binnen de fractie overleg voert over wie welke motie wanneer en waar mag indienen. Daar ben ik echt benieuwd naar. Welk afwegingskader hanteert het CDA? De initiatiefnemer zelf, bijvoorbeeld, heeft vorig jaar maar 11 moties ingediend, maar twee anderen in zijn fractie, de heer Boswijk en mevrouw Van Dijk, hebben beiden 41 moties ingediend. Dat is voor beiden 10 meer dan ze gemiddeld hadden mogen indienen. Ik ben erg benieuwd naar het afwegingskader dat het CDA hanteert. Ondermijnt dit niet de onafhankelijkheid van de Kamerleden? En heeft de heer Bontenbal zichzelf daarmee laten beperken door zijn fractiegenoten?

Ook wil ik iets zeggen over hoe wij de moties hier afsluiten. Wij hebben hier al een dappere poging gedaan. Caroline van der Plas heeft al eens geprobeerd om onder aan de moties het verfoeilijke "en gaat over tot de orde van de dag" weg te krijgen en dat te vervangen door bijvoorbeeld "en verder werken wij verder aan aandacht voor de regio in Nederland". Nou, de Kamer hier was te klein. Niet deze Voorzitter, maar de vorige Voorzitter en de Griffier hadden er ernstige moeite mee dat wij zo'n 100 jaar oude traditie aan de kant schoven. Maar echt, ik wil ervoor pleiten dat ieder Kamerlid zelf de afsluiting kan kiezen. Want als je motie echt urgent is, dan wil je helemaal niet over tot de orde van de dag. Nee, dan wil je dat er iets verandert. Ik wil daar ook graag een reflectie van de initiatiefnemer op. Ook die appreciatie zal ik trouwens volledig naast me neerleggen.

Samenvattend deel ik de zorgen van de initiatiefnemer over het onzorgvuldig omgaan met het instrument van de motie, maar ik ben ervan overtuigd dat de oplossing niet ligt in het beperken van een van de belangrijkste rechten van de Kamer. De Kamer moet zelf verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen gedrag. Dit vraagt om zelfreflectie en een andere werkwijze, niet om regels die ons beperken in onze taak als volksvertegenwoordigers als tegenmacht.

Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank, voorzitter. Collega Michon-Derkzen laat zich helaas verexcuseren. U begrijpt dat als het over dit onderwerp gaat, ik natuurlijk meteen naar voren stap om dit debat over te nemen. U weet dat ik sinds ik toegetreden ben tot de Kamer een warm hart heb voor dit soort discussies. Ik ben het dan ook niet met de heer Van Nispen eens dat het niet goed is om dit debat hier in deze zaal te voeren omdat het over onszelf gaat. Ik ben het met hem eens dat we dat niet elke week moeten doen, maar af en toe met elkaar spreken over een onderwerp als dit, lijkt mij alleen maar heel erg goed.

Ik denk ook dat de heer Bontenbal in die zin echt wel een punt heeft. In de afgelopen jaren hebben we het allemaal gezien. We hebben in dit huis vaker discussies gehad over hoe we nou omgaan met de moties. We hebben allemaal ongemak. We hebben meerdere rapporten gehad. Ik heb zelf in commissie-Van der Staaij II mogen zitten. Daarin hebben we ons ook over dit onderwerp gebogen. In de wandelgang kwam ik net een van mijn voorgangers tegen, de heer Elias, die net als ik fractiesecretaris was van de VVD. Hij attendeerde mij nog op het feit dat ook de heer Remkes ooit een keer had gezegd dat het uiteindelijk ligt aan de Kamer en dat die eigenlijk aan wijze zelfbeperking zou moeten doen. We constateren allemaal dat dat niet altijd even goed lukt. Ook binnen de VVD-fractie proberen we kritisch te kijken hoe we omgaan met de moties. Wanneer dien je 'm in en wanneer dien je 'm niet in? Het is namelijk niet alleen voor ons eigen werk van belang waar we wel of niet voor stemmen, maar het is ook van belang dat we ons blijven realiseren dat als we impact willen maken, de ambtenaren ermee aan de slag moeten. Als ze met tien dingen tegelijk aan de slag moeten, is dat niet altijd even effectief. Dan kunnen ze die capaciteit ook inzetten voor die ene motie die er echt toe doet.

Maar het dilemma dat we hebben — ik denk dat een aantal van mijn collega's dat ook geschetst hebben — is: wie bepaalt wanneer dit belangrijk is? Dat is het dilemma in meerdere werkgroepen waarin ik heb mogen zitten. De commissie-Van der Staaij was niet de enige die zich daarover boog. Ik mag momenteel ook weer een werkgroep voorzitten waarin we hier ook naar kijken, want het is natuurlijk gewoon een onderwerp waar we het steeds over hebben. Dan kom je steeds weer terug op het dilemma dat we hier in de Kamer ook hebben geschetst: hoe zorg je nou dat je met elkaar die focus hebt en dat je geen moties indient om maar een motie in te dienen? Ook dat wil ik wel gezegd hebben. Er werd net gedaan alsof dit voorstel toch maar een beetje uit de lucht komt vallen. Ik heb het genoegen om af en toe in de stoel van de voorzitter te zitten. Dan heb ik af en toe wel het idee van "volgens mij heb ik gisteren ongeveer dezelfde motie voorbij zien komen" en "past deze nu wel bij het debat?" Ja, we hebben al voldoende handvatten in het Reglement van Orde. Dat constateren we keer op keer. Maar we slagen er toch ook slecht in om elkaar aan te spreken. Ook kun je de voorzitter niet altijd in de rol van scheidsrechter plaatsen. Dat wil ik wel gezegd hebben. Af en toe is die daarvoor, maar we hebben elkaar daarbij nodig.

Dan kom je wederom bij het punt waarbij iemand een motie misschien heel relevant vindt, terwijl ik denk "die hoeft eigenlijk niet" en vice versa. Dan is het gewoon lastig om dat te beperken. Ik vraag dus ook aan de indiener of hij nog andere mogelijkheden ziet om ditzelfde doel te behalen. Mijn fractie heeft namelijk echt aarzeling over het instellen van het quotum, nog los van de vraag of dit dan ook het quotum is. Over de verdeelsleutel hebben we het al vaker gehad. Is het reëel dat ik als lid van de fractie van de VVD er dan zeven zou mogen indienen? Misschien houd ik me daar nog aan, maar ik denk dat we een eindeloze discussie gaan krijgen over waar we die knip dan moeten leggen. Maar in de afgelopen jaren hebben we best een aantal dingen gedaan. Hoe effectief vindt de heer Bontenbal dat die voorstellen dan zijn geweest? Ik bedoel bijvoorbeeld het nieuwe appreciatiekader dat we hebben ingediend en het feit dat we de spreektijd bij een tweeminutendebat hebben teruggebracht naar twee minuten, wat op zichzelf al een beperking is. Het risico is daarbij overigens ook dat de moties steeds korter worden. Daar kan je ook weer iets van vinden. Dat is dan misschien ook weer lastiger voor de uitvoering om mee te werken. Mijn punt is dus dat er al best een aantal maatregelen zijn genomen. In de beleving van de VVD zijn dat vooral maatregelen in houding, gedrag en hoe we met elkaar samenwerken.

Ik moet nog wel zeggen dat ik één ding uit het voorstel heel sympathiek vind. Het roept namelijk wel op tot meer samenwerking. We zien dat de CDA-fractie dat nu ook wel vaak doet. Die heeft dan twee moties en tekent dan mee met een andere motie. Daar is natuurlijk niks mis mee. Ik denk dat het goed is dat we samen een route vinden waarbij we motiedubbelingen voorkomen en toch kijken hoe we samen kunnen werken. Ik denk dat dat goed is voor de werking van het parlement. Ik denk ook dat dat uiteindelijk voor de opvolging van die motie heel goed is. Als er twee bijna gelijke moties worden aangenomen met net een klein nuanceverschil, wat betekent dat dan voor de departementen in de uitvoering? Ik denk dat het goed is dat wij zelf als Kamer dan de verantwoordelijkheid nemen om aan te geven waar we dan het belangrijkste accent op willen leggen en dat we ook kijken wat wij aan de voorkant al kunnen doen om het beleid effectiever te maken. Daarmee kunnen we vervolgens ook beter onze controlerende taak uitoefenen.

Voorzitter. De meeste vragen die ik zelf had, zijn al gesteld in dit debat. Een van de dingen betreft niet alleen de moties maar ook de duur en de lengte van de debatten. Ik vind dat we daarin ook kritischer moeten zijn naar elkaar. Voor de VVD is het ook meer een integraal punt: hoe gaan we om met het debat in de plenaire zaal? Hoe gaan we om met de keuze van de commissiedebatten? Laten we met wat meer focus omgaan met moties. Ik neem als fractiesecretaris in ieder geval binnen mijn fractie de handschoen op. Ik weet niet helemaal of ik het quotum ga hanteren dat de heer Bontenbal suggereert, maar ik vind wel dat alle partijen de verplichting hebben om te blijven nadenken of het wel nodig is. Aan de andere kant zal ik er ook bij mijn fractie op aandringen om eerder op te staan en er een punt van te maken als we hier in de zaal staan en we een overbodige motie, een dubbele motie of een motie buiten de orde zien.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Eigenlijk heeft mevrouw Kamminga met haar laatste zin al een deel van mijn vraag beantwoord. Allereerst veel waardering voor het werk van mevrouw Kamminga, want ik weet dat ze in allerlei werkgroepen heel actief is om de werkwijze van de Kamer te verbeteren. Mijn vraag was inderdaad: wat gaan wij met dit voornemen dan zien aan het gedrag van de VVD-fractie om in ieder geval die cultuur te gaan veranderen?

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik sta hier als VVD'er en niet als deelnemer van al die werkgroepen waar ik in zit. Ik vind in die zin ook wel dat ik als fractiesecretaris van de VVD ook een ambassadeursrol heb om te zorgen dat we met elkaar die discipline hebben en kritisch naar elkaar blijven kijken. Dat vind ik op allerlei punten. Dat vind ik ook op uitvoerbaarheid. Is het nog nodig? Voegt het iets toe? Het gaat ook over stemgedrag. Daarbij moet ik tegen mevrouw Van Dijk zeggen dat ik wel merk dat als er moties ingediend worden die overbodig zijn maar waar je het wel mee eens bent, het toch lastig en ingewikkeld blijft om daar vervolgens tegen te stemmen. Dat geef ik ook eerlijk toe. Dat komt ook door alles wat er om ons heen veranderd is. We moeten ons ook verhouden tot de samenleving, want vervolgens mag je uitleggen waarom je tegen een motie hebt gestemd waar je inhoudelijk eigenlijk voor bent. Dat is wel een traditie waar we met elkaar ingestapt zijn. Ook daarover was ik het niet eens met de heer Van Nispen. Als je nog nooit een motie hebt ingediend, of dat niet doet, dan betekent dat niet dat je je werk niet goed doet. Ik ben misschien toch nog een beetje van de oude stempel. Het allerknapst vind ik het eigenlijk als je in een debat op basis van je argumenten collega's en bewindspersonen weet te overtuigen en daardoor een toezegging krijgt. Daarom hebben we ook dat toezeggingenregister in het leven geroepen. Dat hebben we nu, maar ook daar zien we dat het weinig doet aan het naar beneden brengen van het aantal moties. Maar ik ben nog steeds van die stempel. Ik vind dus niet dat je niet hebt meegedaan of dat je je werk niet goed hebt gedaan als je geen motie indient. Ik hoop dat we dat met elkaar een keer kunnen tegenspreken als het aan de orde is. Het is misschien wel veel knapper om in het debat de dingen voor elkaar te krijgen zonder dat je een motie nodig hebt.

De voorzitter:
Toekomstmuziek. De volgende spreker is mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA. Met dankzegging aan mevrouw Kamminga. Wij danken haar ook voor het vele werk dat zij verricht in allerlei commissies, waaronder de commissie die min of meer haar naam draagt. Mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ik was in mijn betoog vergeten op te nemen om de indiener te complimenteren, dus dat ga ik toch maar even doen.

Er werd zojuist gesproken over de eerste motie ooit. Ik was bij de voorbereiding van het debat natuurlijk ook gewoon goed aan het zoeken naar de eerste motie, maar ik kom op een ander jaartal uit. Dat is dan misschien een mooie voor een vervolgdiscussie. Ik kwam de motie van 17 maart 1815 tegen als de eerste motie die ooit is ingediend in de Tweede Kamer. Het was een verzoek om meer informatie over een specifiek wetsonderwerp. Het ging ook nog over de openbaarheid van de begroting. Dat vind ik natuurlijk als financieel woordvoerder helemaal fantastisch. Het doel was om de regering verantwoording te laten afleggen over haar handelen, wat een belangrijke functie is van de moties in het parlement.

Maar wie nu op een willekeurige Kamerdag de tv aanzet om het debat in de Tweede Kamer te volgen, heeft een grote kans om terecht te komen in een aaneenschakeling van Tweede Kamerleden die motietekst na motietekst oplezen. Dit kwam tot een record bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 2021, toen meer dan 200 moties op een dag werden ingediend. Moties zijn een krachtig democratisch middel en daarom is het belangrijk dat ze effectief, uitvoerbaar en doelgericht blijven. Het CDA is van mening dat dit instrument aan kracht heeft ingeboet. Meer is namelijk niet altijd beter en meer is in ons geval veel te veel.

Voorzitter. Vorige week was het belangrijke debat over de parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening. We willen koste wat kost voorkomen dat we inwoners nog een keer een schandaal zoals de toeslagenaffaire aan gaan doen. Een belangrijke constatering uit dat rapport voor de rol van de Kamer was dat het parlement in meerderheid heeft gefaald in haar wetgevende en controlerende taak. Het rapport beveelt aan dat de Tweede Kamer voldoende tijd in moet ruimen voor de zorgvuldige behandeling van wetten. Tijd kun je, en dat geldt ook voor Kamerleden, maar één keer inzetten. Deze tijd zetten we nu onevenredig in voor het voorbereiden, indienen en behandelen van moties.

Voorzitter. We vergeten al snel dat voor de uitvoering van elke motie heel wat ambtenaren aan de slag gaan om deze te interpreteren en om ervoor te zorgen dat ze bijvoorbeeld landen in beleid of in een aangepaste werkwijze. Dan kun je zeggen: "Ja, en? Dat is hun werk." Het doel van de Kamer is ook om bij te sturen en dingen te verbeteren voor inwoners. Maar zijn we met elkaar er echt van overtuigd dat dit de beste manier is om ambtenaren in te zetten en verbeteringen voor mensen te realiseren? Zouden we door meer tijd en aandacht aan de wetgevende kant te besteden niet veel problemen kunnen voorkomen, waardoor er dus achteraf veel minder moties nodig zijn? Als we meer eenvoud willen voor de uitvoering, en vooral voor inwoners, moeten we dan zo veel toe blijven voegen aan wat we al hebben, om alles altijd passend te maken voor iedereen? We blijven stapelen op het toch al wankele fundament van de uitvoering. We maken met meer moties meer stuk dan moties goed kunnen maken.

Het is niet de eerste keer dat dit wordt geconstateerd. Een commissie onder leiding van de heer Van der Staaij presenteerde eind 2021 een advies over de versterking van de functies van de Kamer. Die commissie waarschuwt voor uitholling van het instrumentarium door oneigenlijk en overvloedig gebruik van onder andere de motie. Zij adviseert daarom ook om werk te maken van terugdringing van het aantal moties.

Voorzitter. Het CDA streeft naar een andere politieke en parlementaire cultuur. Cultuur is vandaag al vaak genoemd in de Kamer. Wij streven naar een parlementaire cultuur waarin meer ruimte is voor debat, zodat verschillen in opvatting uitgebreid besproken worden, er meer begrip voor elkaar kan ontstaan en bruggen naar oplossingen gebouwd kunnen worden. De overvloed aan moties werkt juist de harde, plattere kant van de parlementaire debatcultuur in de hand. Daarom pleiten wij voor parlementaire zelfbeheersing. Als we uiteindelijk een constructievere parlementaire cultuur willen bereiken, helpt het als we onszelf daarbij doelen stellen.

Voorzitter. Als fractie hebben we het onszelf opgelegde doel gehaald. Inderdaad, dat kost moeite. Zoals de heer Vermeer terecht zegt, sta ik zelf qua moties hoog in de top vijf. Het vraagt zelfbeheersing. Soms ben je zó klaar met de antwoorden van een bewindspersoon in een debat, dat je denkt: wie niet horen wil, krijgt een motie. Hoe laat je zien aan een achterban met grote zorgen over een onderwerp dat je voor ze gestreden hebt als je geen motie als bewijs hebt ingediend? Het vraagt keuzes maken en — dat is positief — ook meer samenwerking met andere fracties om tot meer gezamenlijke moties te komen over voor de Kamer belangrijke, vaak gezamenlijke, onderwerpen.

De heer Markuszower (PVV):
Ik heb straks ook een inbreng en de andere Kamerleden hebben ook wat gezegd, dus misschien is het wat dubbelop, maar ik heb toch een vraag aan mevrouw Van Dijk. Ze zegt dat het om zelfbeheersing vraagt, zo'n afstemming in de fractie en de vraag wie wel of niet in de top vijf komt. Ik wil mevrouw Van Dijk vragen of ze een tipje van de sluier kan oplichten over hoe die afstemming dan gaat in de CDA-fractie, of hoe die in de toekomst zal gaan, mocht dit initiatief worden aangenomen. Hoe wordt er gedeald in zo'n fractie over wie er een motie mag indienen? Stel dat je er gemiddeld zes of zeven per jaar mag indienen, maar je wilt er tien indienen. Van wiens aantal gaat dat af? Wie beslist dat? Moet u dan op het matje komen bij de fractievoorzitter? Gaat de fractiesecretaris daarover? Is het degene met de grootste mond of met de meeste dienstjaren? Hoe gaat dat?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik gaf al aan: ik sta hoog in de top vijf, dus ik heb relatief …

De voorzitter:
Is dat in de top vijf van uw fractie, of van de hele Tweede Kamer?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoopte al op zo'n … Het was een ludiek grapje en u pakt 'm mooi op. Hoe gaat dat? Heel eenvoudig. Voor de mensen die het interessant vinden: bij ons werkt het als volgt. Wij dienen voor de belangrijke debatten onze stukken in bij de fractie, ook de moties die we eventueel gaan indienen. Die bespreken we en dan zeggen we: weet je, dit vinden we zo relevant dat we er een motie over gaan indienen. Ik heb nog nooit meegemaakt dat we daarbij rollend over straat gaan of er armpje over moeten drukken, omdat we als fractie echt wel weten wat we gezamenlijk belangrijk en minder belangrijk vinden. Natuurlijk zeggen we weleens tegen elkaar: moet dit nou; kun je niet gewoon om een toezegging vragen? Dan denk ik bijvoorbeeld in mijn geval: laat ik dat maar proberen. Soms lukt het inderdaad ook. Dus het is eigenlijk gewoon een kwestie van het gaan doen. Het is helemaal niet zo'n wiskundige formule waarmee je moet rekenen. Ja, onze medewerkers hebben een heel mooi schemaatje op de muur gehangen, waarop een streepje wordt gezet als we een motie indienen. Maar zo werkt het binnen onze fractie helemaal niet. We praten over de inhoud met elkaar. Als we samen vinden dat een debat relevant is, dan wordt er een motie ingediend. Dan wordt er niet gekeken of die van Jantje, Pietje of Klaasje is. Het gaat echt om de inhoud.

De heer Markuszower (PVV):
Dat klinkt allemaal heel logisch en dat kan nu ook, deze methode, omdat het Bontenbalquotum er nog niet is. We hebben nog niet ingestemd met het voorstel. Stelt u zich voor dat we er wel mee instemmen. Hoe gaat het dan straks? Dan zit uw fractie dus op een quotum van 150 plus het aantal Kamerleden dat u heeft. Op een gegeven moment zijn de moties in oktober dan misschien wel op. Dit soort voorbeelden zijn al eerder genoemd. Of stel dat ze bijna op zijn. Dan wil mevrouw Van Dijk een motie indienen én wil de heer Bontenbal zelf een motie indienen. Wie beslist dan? Ze zijn alle twee even belangrijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het motiequotum hebben we onszelf al opgelegd. Wij werken sinds april al zo. Ik zei al: we zitten volgens mij nu ongeveer op 99 moties. We hebben nog tweeënhalve maand te gaan, dus ik denk dat het wel goed gaat komen. Maar stel dat het zou gebeuren. Stel dat we inderdaad toch een beetje enthousiast zijn geweest en dit speelt. Dan kunnen we natuurlijk ook gewoon de telefoon pakken en een rondje bellen bij collega-Kamerleden en zeggen: ik vind dit zo'n belangrijk onderwerp, kunnen we daar samen een motie over indienen? Dan kunnen we er samen een mooi pleidooi van maken en zij aan zij strijden om iets te bereiken. Eigenlijk is het ook winst als we zover komen met elkaar.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Het CDA en de ChristenUnie delen veel historisch-politieke bronnen waar we inspiratie uit halen. Een van de gedachtegangen is dat je verantwoordelijkheid legt bij de kring waar het thuishoort. Je kan het hebben over de soevereiniteit van de eigen kring en differentiatie. Maar in ieder geval neem je niet altijd de verantwoordelijkheid gelijk in handen, maar leg je die waar die hoort. Het CDA doet dit nu in de fractie. Complimenten. U gelooft daarin. Maar waarom bent u er niet van overtuigd dat het goede voorbeeld goed doet volgen en probeert u dit af te dwingen op een manier waarvan ik kan constateren dat geen enkele andere fractie het tot nu toe met u eens is? Ik ben benieuwd of u die afweging …

De voorzitter:
"Ik ben benieuwd of mevrouw Van Dijk …"

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben benieuwd of mevrouw Van Dijk de afweging gemaakt heeft, ook gezien die beginselen, om een goed voorbeeld te laten volgen. Dat is volgens mij passender. Ik ben benieuwd welke weging u daarin heeft gemaakt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
De weging die wij daarin hebben gemaakt, is als volgt. Je kunt sprinten of je kunt trainen voor een lange afstand. Wij denken dat cultuurverandering een lange adem nodig heeft. Dat zien we ook. Van der Staaij gaf in 2021 al aan: beste mensen, moeten jullie niet misschien na gaan denken over jezelf disciplineren? Dat lukt ons blijkbaar heel erg slecht. Volgens mij hebben meerdere sprekers dat al aangegeven. Wij hebben dus besloten: wij gaan het gewoon doen, los van of dit voorstel het haalt of niet. Wij hopen dat de lange adem effectief zal blijken en dat mensen zeggen: het is zo gek nog niet wat daar gebeurt; eigenlijk is het wel goed om daar kritisch op te zijn met elkaar. Wie weet gaan er dan wel mensen volgen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat begrijp ik, alleen ik vind het niet rijmen met de christendemocratische gedachte. Ik zou het eerder van de PvdA verwachten. De overheid speelt hier weliswaar een kleine rol, maar ik bedoel dat die de verantwoordelijkheid naar zich toetrekt en vindt: wij moeten ervoor zorgen en wij moeten het ordenen; dat is onze taak. Dat komt dan in plaats van faciliteren dat die kleine gemeenschappen, die kleine fracties, hier tot bloei kunnen komen. Daarom snap ik 'm niet. Ik snap het betoog, maar ik snap niet waarom dat bij het christendemocratische gedachtegoed zou passen. Maar ik heb nog een andere vraag. Wat is precies het probleem? We stemmen hier inderdaad op dinsdag om 15.00 uur. Soms duurt het een uur, soms anderhalf uur, soms zelfs twee uur. Wat hoopt u hiermee te bereiken? Dat we een halfuur ervan afsnoepen? Ik zie niet zo goed welk probleem u probeert op te lossen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb toch wel een aantal problemen benoemd. Het gaat er niet alleen over dat wij tijd steken in het indienen van moties en het stemmen daarover. Het indienen van moties duurt volgens mij zeventien seconden. Het stemmen over een motie duurt twee seconden. Je kunt dan zeggen: waar praten we over? Als we vinden dat een motie serieus genomen moet worden — ik vind dat dat moet gebeuren — dan moet er ook iets mee gebeuren. Die moet ambtelijk behandeld worden en hopelijk komt er een voorstel. Mijn collega kan zich vast nog wel herinneren dat we ook een tijd hebben gehad waar er iedere keer een brief moest komen als een motie niet als appreciatie oordeel Kamer had gekregen. Die brief moest ook heel snel komen, want we vonden onze eigen motie toch belangrijk. Als je daarover nadenkt, kun je je afvragen of we moeten willen dat al die capaciteit daarheen gaat. Wij hebben dan liever dat de capaciteit wordt gestoken in bijvoorbeeld betere wetsvoorstellen of het oplossen van echte problemen, en niet alleen de problemen voor misschien een heel klein deeltje van onze achterban.

De heer Ergin (DENK):
In dit verhaal ben ik benieuwd naar een analyse van de politieke ontwikkelingen in de afgelopen pak 'm beet vijf tot tien jaar. In dit parlement redeneren we meestal vanaf 2005. Volgens mij doet de overheid veel meer. Volgens mij lopen een aantal decentralisaties niet echt lekker; ze zijn in ieder geval niet geheel geslaagd. We zien dat de snelheid in de samenleving enorm toeneemt. We zien het aantal debatten toenemen. Ik denk dat de Kamer in 2005 echt veel minder plenaire debatten of commissiedebatten had dan ze nu in 2025 heeft. Heeft het CDA ook een analyse uitgevoerd en gekeken naar de reden voor de stijging in het aantal moties? Want ja, er is inderdaad een stijging in het aantal moties, maar dat heeft ook een reden. Er worden namelijk meer debatten gevoerd. De overheid is groter geworden en gaat over veel meer et cetera. Ik ben benieuwd of die analyse is gemaakt en of mevrouw Van Dijk die analyse met de Kamer zou willen delen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, wij hebben die analyse gemaakt. Wij zijn ervan overtuigd dat het misschien toch wel tijd is voor iets meer "slow politics", in plaats van meer, meer en sneller, sneller. In de huidige situatie moet het meer en moet het nu. Als er een schandaal is, willen we nu een oplossing hebben. We zien dat we door die snelheid echt niet altijd de beste beslissingen of besluiten hebben genomen. Sterker nog, we hebben er heel veel werk aan om snelle besluiten uit het verleden nu te compenseren of op te lossen. Ik hoef mijn collega niks te vertellen over de pijn en ellende die dat veroorzaakt. Wij geloven echt veel meer in slow politics, iets meer praten met elkaar en op die manier besluiten te nemen die op een breed draagvlak kunnen rekenen.

De heer Ergin (DENK):
We hebben al tien keer de conclusie getrokken dat de betrokkenheid van de Kamer niet altijd positief uitpakt. Op dat punt ben ik het volledig eens met mevrouw Van Dijk. Ik begrijp het volgende niet. Het Kamerwerk dat we hier doen, kent inderdaad een hoge druk, zeker als je onderdeel bent van een kleinere fractie. Maar het is toch niet fijn om dit werk te doen als zo'n motiequotum als een zwaard van Damocles boven je hoofd hangt, in dit geval het zwaard van Bontenbal? Je kunt dan niet vanuit je passie je werk doen, maar je moet vanuit zo'n saai quotum redeneren: als ik nu twee moties indien, dan moet ik er volgende maand drie minder indienen, of weet ik veel wat. Dat is toch geen fijne manier? Dat is toch niet goed voor het werkplezier van heel veel collega's hier?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het heel moeilijk om een oordeel te geven over het werkplezier van collega's. Ieder Kamerlid is anders en iedereen haalt ergens anders energie vandaan. Persoonlijk heb ik niet zo veel last van het zwaard van Bontenbal, want ik zie het niet als een zwaard van Bontenbal. Ik zie het als een aanmoediging om kritisch te zijn over wat ik echt wil veranderen, om zelf goed na te denken of ik ergens echt een motie over moet indienen of dat het op een andere manier kan en om hopelijk met kwalitatief steeds betere moties te komen. Zo kunnen we over een tijd tegen elkaar zeggen: hé, die moties van het CDA zijn zo gek nog niet.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Ergin (DENK):
Tot slot. Stel dat het zwaard van Bontenbal is gevallen, dat het voorstel is aangenomen, dat de fractie van het CDA 155 moties heeft ingediend en — ik hoop dat het nooit meer gebeurt — dat ongekend onrecht zoals de toeslagenmisdaad plaatsvindt. Wat zou het gevoel van mevrouw Van Dijk zijn als iets zoals de toeslagenmisdaad precies op het moment plaatsvindt dat het zwaard van Bontenbal op het CDA is gevallen? Wat zou mevrouw Van Dijk daarvan vinden?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Op het moment dat er zoiets als een toeslagenaffaire gebeurt, dan zal ik het Kamerlid zijn dat al mijn collega's van de andere fracties gaat bellen om te zeggen: laten we voordat we dit debat aangaan, eens met elkaar in een hok gaan zitten en nadenken over de vraag wat het meest effectieve is voor de ouders om tot oplossingen te komen. Dan zou het niet mijn primaire neiging zijn dat ik de scherpste motie moet indienen omdat ik dan in de krant sta. Mijn primaire reactie zou dan zijn: laten we zoiets verschrikkelijks alsjeblieft vooral met elkaar, zij aan zij, oplossen. Dan mag de heer Ergin van mij een briljante motie indienen.

De voorzitter:
Deal, roept de heer Ergin.

Mevrouw Postma (NSC):
Als de heer Ergin dan geen moties meer heeft, heb je natuurlijk hetzelfde probleem.

Het begint een beetje te lijken op het dieet waar niemand aan wil. Ik vind het heel knap dat de CDA-fractie zichzelf op dit dieet heeft gezet, maar ik ben even benieuwd naar het volgende. Ik had het in mijn betoog ook al over het feit dat besturen in westerse democratieën veel machtiger zijn geworden. Je ziet het ook bij het Europees Parlement en de Europese Commissie: daar komt veel meer regelgeving uit. Juist waar besturen machtig worden, heb je tegenmacht van de Kamer nodig. Je ziet dat het aantal ingediende moties, amendementen en initiatieven is toegenomen. De Kamer is die rol naar ons idee dus gaan oppakken. Is het CDA het met ons eens dat die tegenmacht tegen een steeds sterker bestuur juist ontzettend nodig is, en dat daar een toename bij hoort van het aantal moties, amendementen en initiatieven?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het CDA is er heel erg van overtuigd dat zeker nu tegenmacht meer dan ooit nodig is. Alleen, we kunnen van mening verschillen over de manier waarop je die biedt of geeft. Dat kan gebeuren door heel veel moties in te dienen. Volgens mij noemde de heer Vermeer, die nu ook naar de interruptiemicrofoon loopt, het corebusiness. Maar het kan ook op een andere manier gebeuren. Wij geloven er echt in dat dit kan door meer zij aan zij te gaan staan in de Kamer, door bruggen te bouwen met elkaar en door te zeggen: dit gaan we met elkaar oplossen en doen. Dan zou je weleens effectiever kunnen zijn dan door moties in te dienen. We kunnen nog steeds heel veel moties indienen. We doen net alsof we geen moties meer kunnen indienen, maar dat is natuurlijk onzin. Ik heb er al 41 ingediend, heb ik begrepen. We kunnen dus nog steeds moties indienen. We zeggen alleen: zet jezelf wel op dat dieet, wees kritischer op wat je indient en wees alsjeblieft een beetje bescheidener als het gaat om moties voor de bühne. Ik weet zeker dat ook mijn collega van NSC regelmatig mailtjes moet beantwoorden over moties die ze bijvoorbeeld niet heeft gesteund en die enkel zijn ingediend om een populistisch standpunt in te nemen. Als je dan tegenstemt, ben je een slecht mens of een slecht Kamerlid. Dat is niet de manier waarop we Nederland verbinden en verder komen.

Mevrouw Postma (NSC):
Het indienen van kwalitatief goede moties is iets wat we volgens mij met z'n allen moeten doen. Ook voel ik hier een handreiking om vooral samen te werken met elkaar en de dialoog aan te gaan. Zelf vind ik de term "slow politics" erg mooi. Ik denk ook dat we dat moeten doen: goed nadenken, met elkaar het gesprek aangaan en echt naar elkaar luisteren. Toch stel ik mijn vraag nog steeds, want dit is voor mij nog niet helemaal scherp. Wat gebeurt er als je toch door al je moties heen bent en je niet meer kunt aankloppen bij anderen omdat het nu eenmaal zo is geweest in een politiek druk jaar? Het aantal commissiedebatten is ook enorm toegenomen. Wat gaan we dan met z'n allen doen in oktober, als alles op is?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat betekent gewoon zelfbeheersing gedurende het hele jaar, wetende dat er richting het einde van het parlementaire jaar altijd een piek is. Dat weten we; ik bedoel, dan stemmen we tot 's nachts 2.30 uur. Dat kennen we. We weten ook wanneer dat is. Daar kun je zelf natuurlijk ook wel een beetje rekening mee houden. Daar heb je zelf ook wel een stukje verantwoordelijkheid in te nemen.

De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Van Dijk zei net even in een tussenzinnetje dat tegenmacht zeker nu nodig is. Wat bedoelt ze met "zeker nu"?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Los van welk kabinet er zit, zien we dat de samenleving echt meer gepolariseerd is dan een aantal jaren geleden. We moeten er met elkaar dus heel scherp op zijn dat besluiten die worden genomen op een breed draagvlak kunnen rekenen. Waarom? Omdat politiek gewoon hartstikke volatiel is. Misschien zit het kabinet er over een jaar niet meer, misschien ook wel, maar we moeten er wel voor zorgen dat we over het belastingstelsel of over de hervorming van ons arbeidsongeschiktheidsstelsel niet iedere anderhalf jaar opnieuw de discussie gaan voeren. Laten we ervoor zorgen dat we een breed commitment hebben, dat we tegenmacht organiseren als het niet de goede kant op gaat en dat we daarin samenwerken, zodat die grote structuurwijzigingen ook echt gaan gebeuren, want ik maak me zorgen.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ook ik vond de uitspraak over slow politics heel mooi. Ik vind het heel mooi als dat een oproep is aan de Kamer, aan onszelf, om ons daaraan te houden, maar u wilt dit beperken door binnen een quotum te blijven. U stelt …

De voorzitter:
"Mevrouw Van Dijk stelt …"

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Sorry. Mevrouw Van Dijk stelt dat fracties hun moties beter kunnen plannen om binnen het quotum te blijven. Heeft u ook nagedacht over onvoorziene urgente ontwikkelingen gedurende het jaar en wat het dan betekent voor fracties als ze al door hun moties heen zijn?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, daar hebben wij zeker over nagedacht. Dan roep ik toch echt op tot samenwerking van de Kamer. Dan roep ik toch echt op tot het opzoeken van elkaar. Het is bijna nooit zo dat één enkele fractie een bepaald standpunt heeft, zeker niet als er grote onvoorziene omstandigheden zijn. De collega van DENK noemde net een toeslagenaffaire. Laten we elkaar dan alsjeblieft vooral opzoeken en samen een paar goede moties maken, zodat we ook echt tegenmacht organiseren.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ook die verbinding vind ik heel erg mooi. Maar als ik dan bekijk wat het betekent om binnen het quotum te blijven, vraag ik me af hoe mevrouw Van Dijk aankijkt tegen het volgende. Een snelle rekensom leert dat je binnen het CDA dan uitkomt op 155 moties. Gemiddeld genomen heb je er dan 31 per jaar. Voor mij zijn dat er maar zeven per jaar. Dat is een heel onevenwichtige balans in het rekenmodel. Het is voor u dan natuurlijk veel makkelijker om zich aan dat dieet te houden dan voor mij.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik snap dat. Over de aantallen wil ik heel graag het debat met u aangaan. Als u andere rekenvoorstellen heeft waarvoor wel een meerderheid te vinden is, is dat hartstikke mooi. Maar het gaat natuurlijk ook om het aantal debatten dat we hebben. Een Kamerlid van een kleinere fractie doet in het algemeen meer debatten dan een Kamerlid van een grotere fractie, puur omdat het in de praktijk zo werkt. Ik neem aan dat moties ook bij grotere fracties onderling worden afgestemd. Uiteindelijk kom je dan toch ongeveer op hetzelfde uit, waarbij ik zelfs denk dat kleinere fracties per saldo uiteindelijk altijd minder moties zullen indienen omdat ze gewoon minder capaciteit hebben.

De voorzitter:
Afrondend.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik betwijfel of het daaraan ligt. Daarnaast is het punt van kwaliteit en kwantiteit nog niet gemaakt, maar ik dank mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik geef toch even hetzelfde compliment aan mevrouw Van Dijk dat zij aan mij gaf, want ik zit vaak samen met haar in de werkgroep. Daarom stel ik ook de volgende vraag, want als ik het allemaal zo beluister, weet ik niet helemaal of er brede steun gaat zijn voor het voorstel van de heer Bontenbal dat er nu ligt. Tegelijkertijd zie ik, zoals ik in mijn eigen inbreng al zei, wel een groot deel van het dilemma. Ik zou mevrouw Van Dijk willen vragen of er binnen de CDA-fractie ook is nagedacht over andere alternatieven om tot eenzelfde oplossing te komen. Je zou natuurlijk ook kunnen zeggen: we gaan wat preciezer om met hoeveel debatten we voeren. Je zou de twee minuten naar een minuut kunnen terugbrengen. Zo zijn er een aantal opties. Maar zijn er nog andere voorstellen die het CDA heeft overwogen? Welke weging heeft de CDA-fractie gemaakt om dan toch tot de keuze in dit voorstel te komen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel voor deze vraag. Inderdaad, we vinden het gewoon een belangrijk onderwerp: hoe zorgen we er met de parlementaire cultuur voor dat we gewoon echt tot goede besluiten met elkaar komen? We hebben daar zeker over nagedacht. We hebben het natuurlijk ook gehad over de toezeggingen. Daar heb ik dadelijk nog een aantal vragen over. Wij denken namelijk dat als daar beter mee om wordt gegaan, je misschien ook een bepaald effect zou kunt bereiken. Maar het gaat ook om de vraag hoe moties worden uitgevoerd. Dat werd ook al door verschillende collega's benoemd. Ik zal heel eerlijk zijn: ik heb ook ooit een motie uit pure frustratie ingediend, omdat ik het gevoel had dat er weer niet werd geluisterd en een motie niet werd uitgevoerd. We houden het dus ook met elkaar in stand. Dat moeten we dus niet doen. Maar dat staat los van het feit dat we dit een bijzonder goed voorstel vinden.

De voorzitter:
U continueert.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog een paar vragen aan de Kamervoorzitter. Ten eerste: wat is zijn reflectie op de vraag of en hoe dit voorstel kan bijdragen aan de parlementaire cultuur die hij als Kamervoorzitter voor ogen heeft? In de sollicitatie van de Kamervoorzitter ging de toen nog aspirant-Kamervoorzitter nadrukkelijk in op de verandering van de cultuur. Hij zei letterlijk "dat we elkaar gek maken met al die moties". Heeft hij nog steeds die mening? Bovendien noemde de Kamervoorzitter het toen al een grote ergernis, die teruggaat tot Maarten Schakel van de Anti-Revolutionaire Partij. De historie van die ergernis laat zien dat het niet zal lukken met alleen het voornemen om minder moties in te dienen. Parlementaire zelfbeheersing werkt alleen als je concrete doelen afspreekt. Het is wel grappig dat het zojuist ging over een dieet. Ik had in mijn betoog het principe opgenomen dat je na een tijdje bewust je streefgewicht aan een aantal mensen vertelt als je gaat afvallen, omdat je dan toch iets meer vastzit aan wat je graag zou willen bereiken.

Voorzitter. Als laatste heb ik nog een vraag …

De voorzitter:
Mag ik daar even antwoord op geven? Ik ga u een brief sturen waarin ik die vragen ga beantwoorden. Er zijn ook twee vragen gesteld door mevrouw Postma richting de Voorzitter. Ik zal dat in dezelfde brief meenemen. Ik zal dat overleggen met de heer Bontenbal. Ik wil natuurlijk niet in zijn vaarwater komen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Prima, voorzitter. Dank je wel. Als laatste heb ik nog een vraag aan zowel de Kamervoorzitter als de heer Bontenbal. Motie-inflatie hangt ook samen met de manier waarop er met toezeggingen wordt omgegaan. Als je een toezegging krijgt van een bewindspersoon, heb je feitelijk meer in handen dan met een aangenomen motie. Een toezegging is namelijk iets wat het kabinet echt gaat doen, terwijl een motie formeel gezien slechts een oproep aan de regering is om iets te gaan doen. Maar als er te gemakkelijk met toezeggingen wordt omgegaan en niet wordt toegezien op daadwerkelijke en volledige uitvoering van een toezegging, dan is deze ook niet veel waard. Aan de Kamervoorzitter en de indiener vraag ik dus: welke mogelijkheden zien zij om als Kamer beter zicht te hebben op gedane toezeggingen? Maar ik wil vooral ook weten hoe de Kamer veel meer grip krijgt op de volledige uitvoering van toezeggingen. Zou u hier ook op willen reageren in het kader van het adviesrapport van de werkgroep Informatieafspraken, waarin dit een expliciet speerpunt is?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Wie was ook alweer de voorzitter van die commissie?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Tja … O, ik weet het! Dat was ik.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Markuszower, PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als een van de laatste sprekers heb ik gemerkt dat een aantal argumenten al is genoemd. Toch ga ik die noemen, want die staan nou eenmaal in mijn spreektekst.

Voorzitter. Laat mij beginnen door mijn waardering uit te spreken voor onze collega of, beter gezegd, ambtsgenoot, de heer Bontenbal. Met zijn wens en initiatiefvoorstel om een einde te maken aan te veel zinloze moties in dit huis, snijdt hij een relevant thema aan. Ik kan mij nog herinneren, en zo oud ben ik nou ook weer niet, dat ik hier in de beginjaren vanaf 2000 rondliep achter de schermen bij een andere fractie. Het was toen binnen fracties nog niet zo makkelijk toestemming te krijgen om een motie in te dienen. Die herinnering is ook cijfermatig onderbouwd. In de vroege jaren zestig dienden 150 Kamerleden zo'n 25 moties per jaar in. In 2022 waren dat 5.011 moties. Dat is een stijging van 20.000%. Dat zijn bitcoinachtige groeipercentages waar zelfs Elon Musk jaloers op kan zijn.

Voorzitter. Laten we eens eerlijk zijn tegen elkaar: niet alle moties die in de Kamer worden ingediend, verdienen de Nobelprijs. En ja, vast en zeker zitten er moties tussen waarover veel of sommige mensen zeggen: was het nou nodig om die in te dienen?

Voorzitter. Toch kunnen wij niet instemmen met dit initiatiefvoorstel van de heer Bontenbal. Moties zijn uitspraken van de Kamer, die door één of meerdere Kamerleden worden voorgesteld. Een motie wordt vaak gebruikt om een conclusie van een debat of een actiepunt voor een bewindspersoon vast te leggen. Kamerleden hebben het parlementaire recht om moties in te dienen. Zonder moties kan het kabinet vooral zijn eigen gang gaan. Moties geven het parlement dan ook wat tanden en zorgen ervoor dat het parlement niet slechts blaft, maar soms ook bijt; geen parlementair lam, maar een parlementaire leeuw.

Je kunt misschien ook betogen dat de Kamer zich genoodzaakt voelt meer moties in te dienen dan vroeger, omdat de regering meer bijgestuurd moet worden. Misschien is het ook wel zo dat successievelijke kabinetten aangenomen moties niet of niet goed uitvoeren. Daar zouden wij als parlement nou eens en voor altijd iets aan moeten doen. Kan het misschien ook zo zijn dat kabinetten tegenwoordig wat meer out of touch zijn met de noden van de Nederlanders en dat wij als Kamerleden, als echte volksvertegenwoordigers, die wensen en noden beter op het netvlies hebben? Vanuit die redenering zijn de vele moties dus eigenlijk een noodzakelijk democratisch kwaad. Graag op deze punten een reactie van de initiatiefnemer.

Bij nadere bestudering van het voorliggende voorstel stuitte onze fractie — toen had ik Voermans nog niet gelezen; dat heb ik pas in dit debat gedaan — ook op nog wat andere bezwaren. Het voorstel zegt eigenlijk dat fracties nog maar 150 moties mogen indienen, plus een opslag van het aantal Kamerleden in combinatie met maximaal 2 moties per debat. Praktisch leidt dat tot situaties die zich maar moeilijk verhouden met onze Grondwet en ons staatsrecht. Ben je een Kamerlid in een eenkoppige fractie? Dan mag je 151 moties per jaar indienen. Maar ben je bijvoorbeeld lid van een fractie met 30 zetels, dan moet je binnen je fractie onderhandelen, smeken en bedelen of je alsjeblieft gemiddeld per jaar 6 moties in mag dienen. Een Kamerlid heeft, conform het staatsrecht, een onafhankelijk mandaat, zonder enige last. Dit initiatiefvoorstel maakt dat mandaat wat kleiner en de last groter. Staatsrechtelijk gezien is dat dus onaanvaardbaar. Dit wordt misschien nog wel het beste geïllustreerd door wat het voorstel van de heer Bontenbal in petto heeft voor fractieafsplitsers. Het aantal moties dat zij mogen indienen, wordt in één keer gehalveerd. Dat is een onderscheid waar het staatsrecht niet in voorziet.

Maar het voorstel leidt tot meer praktische bezwaren. Wat nou als een fractie aan haar Bontenbalquotum zit, maar er zich opeens belangrijke feiten voordoen — dat is al eerder genoemd — zoals oorlogen, crises, noodtoestanden of grote politieke ontwikkelingen. Met het idee van de heer Bontenbal zou je dan geen middel meer hebben om de regering bij te sturen of effectief weg te sturen. Dat is een staatsrechtelijke verlamming van het parlement, die wij als Kamer écht niet kunnen accepteren.

Voorts denkt onze fractie dat dit voorstel botst met het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. De stem van de kiezer moet hier in de Kamer gehoord worden. Als de kiezer besluit om een partij, en daarmee een fractie, groot te maken, dan mag de kiezer verwachten dat die stem hier dan ook evenredig krachtig klinkt. Het voorstel van de heer Bontenbal doet echter precies het tegenovergestelde. Dat zorgt namelijk voor een onevenredige, zelfs nivellerende — vandaar dat ik de opmerking wel kon plaatsen dat zo'n voorstel meer bij de fractie van GroenLinks-PvdA thuishoort — aanwending van een belangrijk parlementair middel. Graag een reactie van de initiatiefnemer op al deze punten.

Tot slot, voorzitter, wil ik ondanks de geuite inhoudelijke kritiek initiatiefnemer Bontenbal een handreiking doen. Ik beloof de heer Bontenbal dat ik in mijn tweede termijn van dit debat geen motie zal indienen.

De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij. O nee, u heeft gelijk, meneer Stoffer: de heer Eerdmans mag eerst spreken. Ik had u over het hoofd gezien, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):
Dat is met mijn 1,95 meter toch best lastig, want ik stond al naast mijn zetel. Maar dank aan de heer Stoffer voor de attentie.

Voorzitter. JA21 kan een heel eind meekomen in de redenering van het CDA. Het instrument van de motie ís bot geworden. Een minister schrikt er niet meer zo van. Die schrikt misschien eerder op als je géén motie indient. Er worden heel veel open deuren ingetrapt. Ook kost het uitvoeren van moties heel veel geld.

Voorzitter. Dit vond ik al heel lang geleden. In 2003 maakte ik het plan van aanpak Verandering Werkwijze Tweede Kamer. Daarin pleitte ik al voor minder moties en minder Kamervragen. Ik vind inderdaad dat we onszelf moeten matigen en moeten beheersen. Dat is niet gelukt. Toen ik in 2002 ten strijde trok, hadden we hier nog 1.200 moties per jaar. Dat vonden we toen allemaal al veel te veel. Intussen zijn het er bijna 4.000. Disciplineren werkt dus niet. We zijn eraan verslaafd; we vinden allemaal elke week dat we te veel moties indienen, maar we kunnen het gewoon niet laten. Vroeger was de kampioen wat betreft de moties trouwens altijd de SP, maar die is inmiddels ingehaald door GroenLinks-PvdA.

En ja, het was vroeger beter. Dat durf ik wel te zeggen. In 2004 stelde ik een keer de Kamervraag: wat kost een Kamervraag? Dat was toen €1.700. Inmiddels is dat gemiddeld genomen al drie keer zo veel. "Hoeveel moties dien jij dan in, Eerdmans?" Nou, dat waren er vorig jaar 131, in mijn eentje. Er zijn 72 moties verworpen en 45 aangenomen. Ik zeg er eerlijk bij dat ik me niet heb ingehouden. Maar ik blijf dus wel met gemak onder de Bontenbalnorm van 150 plus 1 per jaar.

Ik steun dus het voorstel voor een jaarlijks quotum voor het aantal moties. Ik vind de onderbouwing van het voorstel ook sterk. Ik heb alleen moeite met het tweede voorstel, namelijk het debatmaximum. Dat is het idee van maximaal twee moties per debat per fractie. Dat moeten we juist niet gaan doen, precies omdat het ene debat voor de ene fractie veel belangrijker en relevanter is dan het andere. Dat moet een eigen keuze blijven. Laat die afweging nou bij elke fractie zelf. Ik heb ook een amendement ingediend om dit vrij te laten.

Waar ik veel meer moeite mee heb, is de uitvoering van moties. Ik krijg altijd een keurige brief van de minister, met teksten als: "Uw voorstel wordt meegenomen in de voortgangsbrief medio dan en dan, bla bla; de minister zal de Kamer op de hoogte blijven houden; we zullen in gesprek gaan met de stakeholders." U kent allen die mooie volzinnen. Maar er verandert heel vaak gewoon niks. Dat komt volgens mij mede door het grote aantal moties dat we indienen. Maar je wordt vaak met een oneindig kluitje in het riet gestuurd. Dan moet je maar blijven doorvragen. Volgens mij is er ook geen register dat de uitvoering van de moties bijhoudt, waardoor we dit zelf moeten doen — en dat is veel eigen werk — zowel in de commissie als plenair.

De heer Markuszower (PVV):
Waarom denkt de heer Eerdmans dat … Sorry, ik ben even van mijn à propos. De heer Eerdmans zegt dat de moties niet worden uitgevoerd, en dat dat komt door de grote hoeveelheid moties. Hoezo denkt de heer Eerdmans dat daar een oorzakelijk verband in zit? Hoezo leidt het feit dat we veel moties indienen ertoe dat er veel moties niet worden uitgevoerd?

De heer Eerdmans (JA21):
Nou, dat is heel eenvoudig: omdat het ontzettend veel werk is. Men maakt zich er dus over het algemeen met een jantje-van-leiden van af.

De heer Markuszower (PVV):
Zou het ook andersom kunnen zijn? Dat heb ik net betoogd. Zou het zo kunnen zijn dat deze Kamer zich genoodzaakt voelt om meer moties in te dienen, omdat ze merkt dat de regering niet doet wat de Kamer wenst?

De heer Eerdmans (JA21):
Ja, dat kan ook. Dat kan zeker ook in een aantal gevallen. Maar goed, ik denk dat je dat met 150 moties per jaar prima kunt bijsturen. Je kan ook om toezeggingen vragen, je kan door blijven vragen, je kan schriftelijke vragen indienen, je kan een debat aanvragen … Wat kunnen we nog meer? We hebben zo vreselijk veel mogelijkheden. Je kan de pers inschakelen, je kan kiezen voor naming-and-shaming, je kan lawaai gaan maken, je kan op de rode knop drukken als je in een coalitie zit … Ik noem maar wat. Er is dus best veel mogelijk om dingen naar je hand te zetten.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik erken dat de heer Eerdmans vaker het pleidooi heeft gehouden over hoe we omgaan met moties, met de vraag of we het aantal kunnen beperken. Ik hoor de heer Eerdmans zeggen dat hij zich minder goed kan vinden in twee moties per debat, maar dat hij zich wel kan vinden in het voorgestelde quotum. Ik kan me daar nog best wel iets bij voorstellen als ik kijk naar het quotum voor een eenmansfractie. Ik dien, heel eerlijk gezegd, ook niet zo veel moties per jaar in. Maar stel dat we tot een ander quotum zouden komen. Hoe kijkt de heer Eerdmans daar dan naar? Stel dat de heer Eerdmans zeven moties zou krijgen, of laten we zeggen dat we er het driedubbele van maken omdat hij een eenmansfractie is. Bij spreektijden doen we dat ook altijd met zo'n klein trappetje. Zou hij dat dan nog steeds logisch vinden?

De heer Eerdmans (JA21):
Ik wil daar in ieder geval naar kijken, hoor. Het gaat mij in dit geval niet per se om JA21, want ik verwacht dat wij over een tijdje met meer zetels terugkomen. Dan is dat probleem ook weer van ons, zeg ik maar. Het gaat mij erom dat ik 150 een heel redelijk aantal vond. Maar daar kun je altijd over discussiëren.

De voorzitter:
Prima. U continueert.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. De heer Vermeer zegt dat we geen rode knop hebben. Misschien zou dat een goede motie zijn, een motie voor een rode knop voor de coalitie. Dat deden wij altijd in Rotterdam: als er echt stress was, drukte je op de rode knop. Dan kwam je bij elkaar en was er weer een coalitiecrisis afgewend. Maar dat is misschien meer aan de coalitiepartijen.

Voorzitter. Hoe dan ook vind ik dat een motie pas kan worden uitgevoerd als de indiener het daarmee eens is. Dat deden wij in Rotterdam heel simpel. Bontenbal weet dat misschien ook nog wel. Dan moest de wethouder altijd langskomen en buurten bij de indiener om na te gaan of die het ermee eens was. Nu wordt er iets uitgevoerd, terwijl de indiener denkt: "Sorry? Was dit uitgevoerd? Nou, volgens mij niet." Dan krijg je het punt van Markuszower, namelijk dat je steeds moet uitleggen dat je de motie niet zo had bedoeld en dat die anders geïnterpreteerd moet worden. Ik vind het dus belangrijk dat een motie pas kan worden gezien als uitgevoerd als de indiener het daarmee eens is. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Bontenbal daartegen aankijkt.

De heer Vermeer (BBB):
Zou de heer Eerdmans er dan ook voorstander van zijn dat als een motie is aangenomen, iemand van het ministerie even contact opneemt om na te gaan wat de indiener er precies mee wilde bereiken? Het is mij in zes jaar gemeenteraad één keer gebeurd dat ik daarover werd gebeld door een ambtenaar. Dat kan heel verhelderend werken, want dan hoeft men niet te gaan gissen welke kant je precies op wil en hoe stevig je iets wil neerzetten.

De heer Eerdmans (JA21):
Ja. Ik weet nog dat ik aan minister Remkes zes keer Kamervragen heb gesteld over hetzelfde punt. We bleven heen en weer emmeren. Toen zei hij op een gegeven moment: Joost, had me nou even gebeld; dat had een hoop ellende kunnen voorkomen. Dat is vaak ook zo. Het was, geloof ik, de kreet van Kok dat ambtenaren geen contact mochten opnemen met ons of met het parlement. Dat is onzin. Het is juist heel goed om dat contact op te zoeken. Dat doen we natuurlijk ook met de PA's van de ministers, in de zin van "wat bedoel je en wat kan ik voor je betekenen?" Dat gebeurt ook al bij de appreciatie van moties. Dat is helemaal niet zo verkeerd. Maar ik vind het belangrijk dat ik als indiener eigenlijk hoor te zeggen of ik het wel of niet eens ben met de uitvoering en dat er dan een streep onder gaat. Er zingen volgens mij nog moties rond uit 1984. Dat is natuurlijk overdreven, maar er gaan soms moties járen mee, waardoor niemand nog weet wie daar nog aan hangt.

Voorzitter. Kijk, dan ben ik er. Ik wilde alleen iets zeggen over professor Voermans. Ik hou van deze man en ik heb hem hoog zitten, maar professor Voermans is natuurlijk niet hetzelfde als de Grondwet. We kunnen niet zeggen: omdat professor Voermans het zegt, is artikel 67 overtreden. Dat is gewoon niet waar. Het is een interpretatie ervan, en ik vind oprecht dat het maximeren van moties absoluut binnen de Grondwet kan worden gedaan.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Eerdmans is het eens met het inperken van onder andere de kwantiteit, maar ik maak me veel meer zorgen over de kwaliteit van sommige moties. U doet ook een voorstel om binnen een bepaalde tijd een maximumaantal moties in te kunnen dienen. Nog los van het beperken ervan, vraag ik me af of u ook voorstellen heeft ...

De voorzitter:
"Of de heer Eerdmans ook voorstellen heeft ..."

De heer Ceder (ChristenUnie):
Of de heer Eerdmans ook voorstellen heeft voor de kwaliteit van moties. Hoe kunnen we met elkaar waarborgen dat moties ook ergens over gaan?

De heer Eerdmans (JA21):
Ik denk, heel eerlijk gezegd, dat als je de kwantiteit beperkt, je veel meer gedisciplineerd wordt om te kijken: "Wat vind ik nou echt belangrijk? Welke motie wil ik absoluut indienen?" Dan zeg je niet: "die kan er ook nog wel bij en misschien kunnen we daar nog een kruimel ... " Ik denk dat je juist meer kwaliteit krijgt door het in te dammen. Overigens is het ons aller plicht om geen moties voor de bühne in te dienen. Daar hebben Van der Staaij en zo veel anderen al op gewezen. Je moet er echt iets mee willen bereiken en er concrete resultaten mee verlangen. We moeten nog meer in de spiegel kijken, maar dat heeft naar mijn idee al twintig jaar lang niet echt geholpen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dus u zegt: "minder kwantiteit zou moeten leiden tot meer kwaliteit"? Ik ben nu drie jaar Kamerlid en er zijn heel veel moties voorbijgekomen. Een aantal is mij echt bijgebleven. Eentje is van u.

De voorzitter:
"Eentje is van de heer Eerdmans".

De heer Ceder (ChristenUnie):
Eentje is van de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):
Dan ga ik er ook een noemen!

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil toch even kijken hoe u die in het licht van dit betoog beoordeelt. De motie luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nieuwe boek van dr. Jan van de Beek zeer lezenswaardig is voor met name het linkse deel van de Kamer;

spreekt uit 150 exemplaren van het boek Migratiemagneet Nederland van Jan van de Beek aan te schaffen en uit te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Eerdmans"

Deze motie is ingediend op 7 november 2024. Ik wil niet flauw zijn, maar ik zeg dit in het licht van uw betoog. Is dit een motie waarvan u, in verhouding tot het stuk van de heer Bontenbal, nu denkt: deze had ik niet moeten indienen?

De heer Eerdmans (JA21):
Die heb ik ook ingetrokken.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, maar u heeft 'm wel ingediend.

De heer Eerdmans (JA21):
Nee, nee. Dit is leuk. Dit is precies ... Kijk, ik ben het geheel eens met de indiener. Dit is een goed boek om te lezen, vooral voor het linkerdeel. Die oproep is volgens mij ook goed geland. De minister begon er ook mee te zwaaien. Maar ik heb toen wel gemeend te denken: dat betaalt JA21 wel; wij leggen die boeken wel neer. Dat hebben we ook gedaan. Alle woordvoerders hebben dat boek van mij gekregen, in overleg met de Voorzitter. Dat vind ik ook mooi. Je kan zeggen: nou, het is inderdaad beter om dat zelf te doen, die motie haal ik van tafel. Dus ja, dat vond ik eigenlijk weer een goed voorbeeld om het aantal moties te verlagen. Zelfdiscipline.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:
Dat wordt gewaardeerd. De volgende spreker is dan toch de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Overgewicht is een groeiend probleem in Nederland. In 2024 was inmiddels de helft van de Nederlanders te zwaar. Ondanks alle aansporingen om gezond te leven is het aantal Nederlanders met obesitas zelfs verdrievoudigd in de afgelopen 40 jaar. Dat probleem begint al bij kinderen. Ook daar zien we een schijnbare, onstuitbare stijging. Het blijft dus hard nodig om burgers te bewegen minder te snacken en minder te snoepen. Als iemand echter zou voorstellen om de toegang tot de dokter of de onderwijsinstelling te beperken als burgers te zwaar worden, dan verdient dat natuurlijk niet de schoonheidsprijs.

Voorzitter. U begrijpt dat ik er eigenlijk op doel dat de Tweede Kamer al jaren kampt met het probleem van overgewicht van het aantal moties. We zien een enorme stijging in de afgelopen 40 jaar. Het is mooi dat collega Bontenbal hier indringend aandacht voor vraagt en ook de moeite neemt om een voorstel voor te leggen. Ook de SGP vindt dat we kritisch moeten kijken naar het gebruik van de motie. Want moties zijn de tanden waarmee de Kamer heel concreet kan bijten. Die tanden moet je scherp houden. Laat moties daarom geen loze of overbodige boodschapper zijn. Daar is echter nog heel wat te verbeteren. Dat zagen we net ook in het interruptiedebatje tussen JA21 en de ChristenUnie.

Voorzitter. De SGP hecht er wel aan om de cijfers in perspectief te plaatsen, want ze lijken soms een beetje een eigen leven te gaan leiden. De teneur is dan ook nog weleens: vroeger was alles beter. Maar daar willen we als SGP ook nuchter naar kijken. Net als bij de groei van het internet is het bijna onvermijdelijk dat ook het aantal moties door de tijd heen behoorlijk groeit als je kijkt naar de inhoudelijke uitdagingen en verwachtingen uit de samenleving. Wie de verdeling van het aantal ingediende moties over de verschillende fracties bekijkt, ziet dat daarin al best een natuurlijke lijn zit. Van circa 100 moties voor kleinere fracties naar honderden bij grotere fracties. En zonder namen te noemen constateer ik dat er slechts enkele uitschieters zijn, maar die fracties moeten dat zelf nog maar eens overwegen, geef ik ze maar mee.

Een belangrijke Bijbelse spreuk zegt dat wie zijn geest inhoudt, sterker is dan wie een stad inneemt. Dat is volgens de SGP de eerste les die ieder Kamerlid ter harte moet nemen. Laat het overzicht van moties bij de jaarwisseling een mooie spiegel zijn om te kijken of we op de goede weg zijn. Gek genoeg krijg je met een onsje minder motie soms veel meer voor elkaar.

De SGP bestrijdt wel de gedachte dat het instrument van de motie elke betekenis dreigt te verliezen door het toenemende gebruik. De motie zou bot geworden zijn. Maar die stellingen kloppen gewoon niet en die beeldvorming moeten we zeker als Kamer zelf niet voeden. Want dat ondergraaft juist onze positie. De kracht van de motie is vooral afhankelijk van het moment en de inhoud van die motie. Een inhoudsloze motie heeft inderdaad weinig te betekenen. Zulke moties lijken niet zelden voor te komen, maar in de afgelopen jaren is het echter nog steeds geregeld gebeurd dat moties wel degelijk zinvolle bouwstenen hebben aangereikt, nieuwe perspectieven hebben ingebracht of zelfs een koerswijziging hebben afgedwongen. Het blijft een belangrijk instrument dat we niet lichtvaardig moeten beperken. We moeten dan ook voorzichtig zijn met aangeven welk type motie wel en welk type motie niet zinvol is, en wat de motieven van de indiener zouden zijn. Dat is toch allereerst de vrijheid van het gekozen Kamerlid.

Voorzitter. De SGP staat nog uitdrukkelijk stil bij de staatsrechtelijke uitgangspunten die bepalend zijn om dit voorstel te beoordelen. De voorzitter van de commissie kennende kunnen we wel stellen dat het niet toevallig is dat de commissie-Van der Staaij ondanks de kritiek op de motievloed geen quotum voorstelde. Natuurlijk zijn beperkingen aan de inbreng van Kamerleden niet op voorhand in strijd met de Grondwet. We kennen immers ook de limieten bij de spreektijd, terwijl die cruciaal is voor volksvertegenwoordigers. Toch moeten we juist ook met de motie erg zorgvuldig omgaan. Het is naast het amendement het instrument bij uitstek om een uitspraak van de volksvertegenwoordiging te krijgen en daarmee ook het kabinet richting te kunnen geven. Als we werkelijk de functies van de Tweede Kamer willen versterken, zoals we als Kamer hebben uitgesproken, is dit geen gelukkige richting. Als we willen doorbijten met het oog op de controlefunctie, moeten we zuinig zijn op onze tanden. Het is niet wenselijk om in december met een mond vol tanden te staan — misschien kun je beter zeggen: met een mond zonder tanden —terwijl er een wezenlijk punt aan de orde kan zijn. Het aantal moties is in sommige gevallen overigens al beperkt, ook door de spreektijd die we hebben. Daar is de voorzitter altijd streng in.

Dus laat ik heel helder zijn: we hebben er best een tijd over gedubd en we hebben het gewogen, maar we zijn toch geen voorstander van extra beperkingen. Het voorstel van het CDA doet wat ons betreft in ieder geval onvoldoende recht aan de positie van partijen, ook van grotere partijen. Gezien het verleden is de kans niet heel erg groot dat de SGP dat ooit wordt. Ik pleit in dezen dus niet voor eigen parochie. Maar verder voelt de SGP ook weinig behoefte om te kiezen uit de nieuwe varianten die nu op tafel worden gelegd, want daarmee dreigt het ook weer een beetje willekeur en gevoelswerk te worden.

Voorzitter. De SGP heeft uiteraard ook nagedacht over alternatieve mogelijkheden om het aantal moties te beperken. Een van de voorstellen is dat we bijvoorbeeld vaker verkiezingen zouden kunnen houden, want het overzichtje laat zien dat in verkiezingsjaren de helft minder moties ingediend wordt. Dat scheelt een slok op een borrel, maar laat ik daar wel bij zeggen dat de SGP niet zo enthousiast is over tussentijdse verkiezingen. We willen deze weg niet op. Dat voorstel komt bij dezen dus niet van mij, maar laat dit debat voor iedereen vooral wel een aansporing zijn om de komende periode kritischer naar onze keuzes te kijken, ook op het punt van moties. Dat proef ik ook een beetje in de woorden van mevrouw Van Dijk: dit is iets van een lange adem. Wellicht kunnen de voorzitters bij de debatten daaraan ook een steentje bijdragen door voortdurend het belang van matiging en zelfbeperking onder de aandacht te brengen. Die calvinistische benadering lijkt mij heel goed passen bij de afkomst en de inzet van collega Bontenbal.

Dank u wel.

De voorzitter:
Een mooi theologisch einde. De heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn dank aan de heer Bontenbal voor het doen van dit voorstel. Het kost tijd en hij heeft ook de tijd genomen; dus mijn complimenten. Hij heeft zijn eerdere kritiek op het functioneren van de Kamer omgezet in een concreet voorstel. Ik ken de heer Bontenbal als een echte christendemocraat. Ik kan me dus voorstellen dat hij de Bijbel opensloeg, zoals hij dat waarschijnlijk dagelijks keurig doet, bij psalm 25, vers 8, waarin staat "Zoals een opengebroken stad zonder muur, zo is een man die zijn geest niet in bedwang houdt" en dat hij dacht dat dit over de Tweede Kamer en het parlement ging en vervolgens begon te schrijven. Ik weet niet of dat waar is, maar dat is in ieder geval het beeld dat ik had, ook gezien de ernst van de toon in zijn voorstel.

Voorzitter. Het is goed om aan de hand van een concreet idee te spreken over onze debatcultuur, want we dienen met elkaar inderdaad heel veel moties in en niet elke motie is even zinnig. De commissie-Van der Staaij concludeerde ook dat er te veel moties worden ingediend, maar voor onze fractie is het nog maar de vraag of dit voorstel dan de juiste weg vooruit is. Het voorstel van de heer Bontenbal gaat namelijk vrij ver. Een motie is een belangrijk instrument voor alle 150 Kamerleden. Dit voorstel perkt het recht op het indienen van een motie fors in en staat daarmee wat ons betreft op gespannen voet met de grondwettelijke democratische rechten van Kamerleden, zoals ook artikel 67 van de Grondwet. Daar staat het niet letterlijk in, maar als je moties in augustus op zijn, kan je niet meer volwaardig deelnemen aan de beraadslaging en kan er niet meer over moties van jou gestemd worden. Daarom komt de geest van de grondwettelijke uiting volgens mij in het gedrang als je een kwantitatieve beperking per jaar oplegt, dus niet per se per debat. Ook met een beperking per debat zijn we het niet eens, maar als iemand tijdens een debat geen moties zou kunnen indienen en een ander Kamerlid wél, raakt dat volgens mij wel de geest van de grondwettelijke bepaling. De vraag is of de heer Bontenbal daar een grondwettelijke juridische reflectie op kan geven. En is het hoofdargument voor het voorstel, namelijk dat we gezamenlijk te veel moties indienen, wel een gerechtvaardigd argument voor inperking van dit mandaat van Kamerleden?

We hebben ook moeite met de link die in de toelichting wordt gelegd tussen het al dan niet zorgvuldig behandelen van wetten en de tijd die de Kamer bezig is met het voorbereiden, indienen en behandelen van moties. Het aantal moties zou ervoor zorgen dat we als Kamer wetgeving niet zorgvuldig behandelen; althans, dat is de strekking van wat ik lees. Dit is voor mij een redenering in de categorie "met grote stappen snel thuis". Natuurlijk ben ik het eens met de constatering dat we wel heel veel moties indienen. Ook wij als ChristenUnie-fractie kunnen best een tandje minder. De suggestie is er dat wetten hierdoor onzorgvuldig worden behandeld. Er zou een causaal verband zijn met het aantal ingediende moties. Kan de heer Bontenbal uitleggen hoe hij deze stelling onderbouwt? Ik zie het niet. Heeft de heer Bontenbal ook gekeken naar bijvoorbeeld de oorzaken van het gestegen aantal moties? We hebben net een aantal suggesties van Kamerleden gehoord: misschien daarin de rol betrekken die de regering pakt als het gaat om toezeggingen of ergens aan meewerken, of van tevoren bekijken waar wel of geen draagvlak voor is.

Voorzitter. Andere partijen wezen er ook al op, maar een jaarquotum per fractie kan ook hele rare gevolgen hebben. Ik heb al het voorbeeld gegeven dat iemand eerder in het jaar al door zijn "budget" heen is en er in bijvoorbeeld december een grote geopolitieke crisis uitbreekt, waarbij sturing van het kabinet nodig is. Kan de heer Bontenbal nader motiveren waarom gekozen is voor een basisaantal van 150 moties per fractie? Het doel is om het aantal moties uit 2022 te halveren. Is de doelstelling van halvering ergens op gebaseerd? En waarom heeft de heer Bontenbal zijn voorstel niet beperkt tot het andere deel, namelijk een maximering tot twee moties per debat? Dat voorstel werd immers ook al voorzichtigjes gesuggereerd in het rapport van de commissie-Van der Staaij. Het is minder vergaand dan de combinatie van maatregelen. Bovendien hebben we ook nog geen concrete maatregelen geprobeerd. Dus waarom gelijk twee gestapelde maatregelen?

Ik wil overigens wel benadrukken dat wij ook tegen het maximeren van het aantal moties zijn, want het ene debat is voor het ene Kamerlid gewoon belangrijker dan voor het andere. Die ruimte moet je gewoon geven, maar wel binnen die twee minuten, waarvan de SP heel efficiënt gebruikmaakt, zie ik vaak.

De commissie-Van der Staaij heeft een uitgebreid rapport geschreven om de functies van de Tweede Kamer te versterken. Daarin is ook geconstateerd dat het aantal moties dat wordt ingediend, zorgelijk is voor de effectiviteit van de Kamer. De commissie deed echter geen aanbeveling — ik denk: bewust — om dat via het Reglement van Orde te beperken. De commissie wijst de Kamer veel meer op de debatcultuur: spreek elkaar aan op overbodige moties en eis dat moties zien op onderwerpen die aan de orde zijn geweest in het debat. Zijn dat volgens de heer Bontenbal geen adequate suggesties, om vanuit een cultuurverandering resultaat te boeken in plaats van vanuit het Bontenbalquotum?

En is niet alleen het aantal maar ook de aard van de moties niet zorgelijk? Laten we het toegeven: soms is het ook zo plat dat ons stemgedrag wordt bepaald door in welk rijtje we willen staan in plaats van door de illusie te hebben dat de motie echt iets verandert. Dan is het instrument inderdaad bot. Denk aan de wappermoties.

De heer Bontenbal heeft vaak gepleit voor democratisch ethos, een prachtig begrip: een beroep op gedrag, op onze cultuur. Hoe past dat ethos binnen een motiequotum? Hier is toch cultuurverandering voor nodig en niet per se een quotum, zo vraag ik ook aan de christendemocraat in de heer Bontenbal.

Voorzitter, tot slot. Hoezeer we ook het streven delen om het instrument effectiever en nuttiger te gebruiken, de weg van een motiequotum is niet de onze. Ik wil afsluiten met te wijzen op het verschil tussen autoriteit en gezag. Autoriteit dwingt verandering af met macht. Gezag dwingt verandering af met voorbeeldgedrag. Ik wens de heer Bontenbal veel gezag toe.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De laatste spreker is de heer Ergin van de fractie van DENK. Hij stond niet op de sprekerslijst, maar hij gaat toch vandaag het debat voor ons afronden. Daarna is dit debat ten einde. Volgende week donderdag gaan we dan luisteren naar de heer Bontenbal. Maar nu eerst de heer Ergin. Het woord is aan hem.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Ik verloor de onderhandelingen met de heer Van Baarle. We waren in gesprek over: wat nou als er een quotum komt? En hij wilde méér moties. Dus ik dacht: weet je wat, ik ga gewoon naar het debat om mijn visie op deze nota te delen.

Dank aan de heer Bontenbal. Het is goed om met deze initiatiefnota het gesprek aan te gaan over de mores hier in de Kamer. Dat doen we meestal bij de Ramingen, maar het is, denk ik, gewoon goed om het ook nu te doen.

Voorzitter. Ik had wel liever een ander debat gehad. Ik had liever een debat gehad over hoe we de inflatie gaan temmen in Nederland en over hoe we discriminatie beter gaan uitbannen in Nederland. Dat zeg ik niet om de inzet van de heer Bontenbal weg te zetten, maar zo voelt het wel. Maar goed, we hebben een instituut hoog te houden en we moeten elkaar serieus blijven nemen. Daarom doet DENK mee aan dit debat.

Als je op de website van de Tweede Kamer kijkt, dan kom je uit op 51.711 moties. De eerste motie op de website komt uit 2005. Die is van het lid Gerkens en gaat over een speelruimtefonds. 51.711 is veel: het komt neer op 2.585 moties per jaar sinds 2005. Dat klinkt nog steeds als veel, maar komt wel in de buurt van het maximumaantal moties dat door de heer Bontenbal wordt voorgesteld, namelijk 2.400. We weten dat het aantal moties in de afgelopen tijd is toegenomen, maar heeft de initiatiefnemer ook gekeken naar het aantal debatten? Heeft hij ook gekeken naar de extra taken en rollen die de Kamer heeft? Heeft de initiatiefnemer ook in acht genomen dat er meer verantwoordelijkheden zijn belegd bij de overheid en de overheid ook meer taken op zich moet nemen, vanwege bijvoorbeeld digitalisering? Deze ontwikkelingen dragen ook bij aan het feit dat er meer moties worden ingediend. Ik ontvang graag een reactie op dit punt van de heer Bontenbal.

Voorzitter. DENK heeft serieuze vraagtekens bij dit voorstel, bijvoorbeeld als het gaat om groepen — we zijn het er namelijk echt totaal niet mee eens dat groepen de helft van de 150 moties krijgen — maar als we heel eerlijk zijn, maakt de heer Bontenbal wel een punt. Laten we eerlijk zeggen dat er soms moties worden ingediend die minder briljant zijn, moties die naast een politiek doel ook een ander doel hebben. Ik wil graag een aantal voorbeelden noemen. Ik weet dat wat ik nu doe heel gevaarlijk is, maar ik ga het toch doen.

Voorzitter. Neem bijvoorbeeld de motie-Beertema waarin staat dat de overheid de taak heeft om hagelslag en pindakaas als nationaal erfgoed te behandelen en te beschermen. Het kan, maar is het nodig? Ik weet het niet. Dat geldt ook voor de motie die de toenmalige premier Rutte opriep het Torentje te verlaten en zich aan te melden als assistent van EU-president Van Rompuy. Volgens een andere motie moest de premier respect hebben voor de mening van zijn oude mentor, onmiddellijk opstappen en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Je kunt van alles vinden van de creatieve boodschap om het vertrouwen op te zeggen. Dat mag. Maar kent u de pitspoezenmotie, voorzitter? Nee? Die is destijds ingediend door uw fractielid. Deze motie vroeg aan de regering om ervoor te zorgen dat de grid girls weer terugkwamen bij de start van de formule 1. Anders zouden deze vrouwen namelijk hun baan kwijtraken. Ik ben de politiek ingegaan om een hele andere reden, maar ook deze motie kan en mag worden ingediend.

De voorzitter:
Toen het woord "pitspoezen" viel, spurtte de heer Markuszower naar de interruptiemicrofoon.

De heer Markuszower (PVV):
Ik wilde aan de heer Ergin vragen of ik het nou goed begrijp dat hij niet van pindakaas, hagelslag en zelfs niet van pitspoezen houdt.

De heer Ergin (DENK):
Het lijkt me verstandig dat ik niet inga op deze vraag. Maar het punt is dat ik denk dat de heer Bontenbal het in zijn initiatiefnota met name over dit soort moties heeft. Ik kwam ook moties tegen waarvan ik dacht: is het echt nodig? Anderen zullen dat denken over de moties van DENK. Maar moeten we dan tegen elkaar zeggen: u heeft motie nummer 153 ingediend, dus het kan niet meer? Dat gaat wel heel ver. Dat is alsof je een loodgieter op pad stuurt en hem na zijn 153ste klus zijn waterpomptang afpakt. De loodgieter moet alsnog een lekkage aan de waterleiding fixen, maar dan zonder zijn gereedschap. Ik heb twee linkerhanden, maar ik heb begrepen dat je echt waardeloos bent als loodgieter zonder waterpomptang. We verwachten ook niet dat een dj gaat draaien zonder muziek of dat een bakker gaat bakken zonder deeg. De indiener zal dan terecht wijzen op de andere tools die wij in onze gereedschapskist hebben, bijvoorbeeld schriftelijke vragen, amendementen en alle overige commissieactiviteiten. Maar zonder de motie als instrument is de schwung van een Kamerlid weg.

Je hoeft ook geen toekomstvoorspeller te zijn om in te zien wat de slimmeriken onder ons gaan doen. Als het quotum in zicht is, gaan we opeens héle lange moties zien, moties van drie tot vier pagina's. We noemen het bij DENK al de bulletpointmoties. Dat zijn moties die zo langdradig zijn dat het dictum langer is dan de overwegingen en de constateringen. Ik kwam deze week nog een motie tegen die vorige week was ingediend, met vier dicta. Ik citeer: "beschreven wordt wat de wenselijk geachte omvang van migratie is en welke beleidsmaatregelen daartoe ingezet zullen worden; dit kan, maar hoeft niet, uitgesplitst worden naar verschillende vormen van migratie, zoals arbeidsmigratie, studiemigratie" et cetera. Dit is een soort motie binnen een motie binnen een motie. Ik zou aan de initiatiefnemer willen vragen: moeten we dit over onszelf afroepen?

Ik wil ook gebruikmaken van de gelegenheid om te wijzen op de tekortschietende afdoening van moties. Als een motie niet goed wordt afgedaan, leidt dat weer tot nieuwe moties. Als die moties ook weer niet worden uitgevoerd, komen we binnen no time in een vicieuze motiecirkel terecht. Dan heb je als Kamerlid je stinkende best gedaan om in die overload aan stukken iets van vooruitgang te boeken op een onderwerp en dan lees je zes maanden later dat het kabinet er nog bizar weinig mee heeft gedaan. Ik noem een voorbeeld: de toeslagenmisdaad. Al langer bestaat de politieke wens, gesteund door een brede meerderheid in de Kamer, om ouders toegang te geven tot hun dossiers. Dat willen we omdat deze ouders het recht hebben om te weten waarom ze jarenlang door het slijk zijn gehaald. We zijn een paar moties verder en nog steeds hebben te veel ouders geen toegang tot hun dossier. We hebben als commissie wéér moties moeten indienen om de bewindspersoon in beweging te houden — overigens mede ingediend door het CDA.

Voorzitter. Niet voor alles wat we willen, moeten wetten gewijzigd worden. Veel moties gaan over veranderingen in de uitvoering. Ze gaan vaak over hoe we met mensen omgaan en wat de visie is op de samenleving. Daar hebben we het motie-instrument gewoon voor nodig. Moet de discussie over de hoeveelheid moties ook niet gaan over de vraag of het kabinet wensen vanuit de Kamer serieuzer moet nemen en daar sneller werk van moet maken? Dat zou ik aan de initiatiefnemer willen vragen. DENK is van mening dat we alleen al door dit te verbeteren — daarvoor kijk ik ook naar de Kamer, voorzitter — een heleboel andere moties kunnen voorkomen.

Voorzitter. Ik ga richting de afronding. DENK is van mening dat wij niet de weg moeten inslaan om elkaar met quota, regeltjes en andere zaken onnodig te beperken. Sommige moties zijn heel inhoudelijk. Enkele zijn gevuld met emoties of een knipoog. Bij sommige moties dwingen we elkaar om standpunten in te nemen. Ook nemen we elkaar af en toe de maat. Maar DENK maakt zich grote zorgen om veel plannen van deze coalitie. Daar hebben wij het instrument van moties gewoon voor nodig. Zo kan ik nog wel even doorgaan met alle inhoudelijke bezwaren. Maar de afweging of een motie relevant is, wanneer en hoe vaak moties ingediend mogen worden, moet toch echt bij het individuele Kamerlid blijven. Het lijkt ons verstandig dat wij elkaar daarin scherp moeten houden en dat we er af en toe bij stil moeten staan of alle ingediende moties daadwerkelijk nodig zijn. Maar quota opleggen en elkaar belemmeren, lijkt ons niet de juiste weg. Niemand hoeft van DENK te verwachten dat wij met onze armen over elkaar gaan zitten terwijl extreemrechtse politiek iedere dag opnieuw terreinwinst boekt.

Wij zullen ons met alle parlementaire middelen die wij tot onze beschikking hebben met hand en tand parlementair verzetten. Daarom kan het voorstel van de heer Bontenbal niet rekenen op de steun van DENK. Het maakt niet uit of we ergens 500 moties voor nodig hebben; we zullen die moties blijven indienen.

Dank u wel, voorzitter.

De heer Eerdmans (JA21):
De heer Ergin noemde volgens mij een aantal moties van de VVD en de PVV om deze te ridiculiseren. Nu hebben we volgens mij dinsdag gestemd over een DENK-motie. Als ik het goed zeg, was dat de motie: als een rijinstructeur drie keer zakt voor zijn eigen rijexamen, dan moet hij toch nog gewoon les kunnen geven aan mensen die hun rijbewijs willen halen. Toen dacht ik: is dit nou een grap? Is het een ludieke motie? Valt het in de categorie "kijken wie erin trapt"? Hoe moet ik zo'n motie dan lezen?

De heer Ergin (DENK):
Daar gaat de heer Eerdmans helemaal zelf over. Volgens mij is het een hele inhoudelijke motie, gebaseerd op het debat dat in de Kamer is gevoerd. Als de heer Eerdmans dat een ludieke motie vindt, dan stemt hij tegen. Als de heer Eerdmans dat een slechte motie vindt, dan stemt hij tegen. Maar de afweging of zo'n motie relevant is en ingediend moet worden, mag en moet bij het Kamerlid blijven.

De heer Eerdmans (JA21):
Ik ben het met dat laatste eens, hoor. Ik heb er ook tegen gestemd. Ik heb overwogen om een stemverklaring te geven, want ik dacht echt bij mezelf: vinden jullie nou echt dat, als een rijinstructeur drie keer is gezakt voor zijn eigen rijexamen, hij dan nog les mag geven in een lesauto? Maar dat is dus serieus de mening van DENK. Dan snap ik 'm. Maar ik kon dat bijna niet geloven, zelfs niet van DENK.

De heer Ergin (DENK):
Ik verwijs de heer Eerdmans naar het desbetreffende debat, naar de beraadslaging die tijdens het debat is gevoerd. Als ik me niet vergis, heeft DENK toen een vijftal moties ingediend om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten bij rijexamens zo snel mogelijk worden verkort, zodat mensen gewoon netjes hun rijbewijs kunnen halen.

De voorzitter:
En gaat over tot over tot de orde van de dag. Hartelijk dank, meneer Ergin. U was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Tot zover dit debat.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Volgende week donderdag gaan we luisteren naar de antwoorden van de heer Bontenbal. Ik zie die meerderheid zich nog niet aftekenen, maar er kan heel veel gebeuren in een week. Volgende week mag ook de Kamer weer haar mening laten gelden en ook moties indienen. Ik schors een enkel ogenblik. Daarna gaan we praten over het mbo, onder leiding van de heer Markuszower.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.