[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Mbo (CD 11/12) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D02658, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-24 10:43, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Mbo

Voorzitter: Markuszower

Mbo

Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo (CD d.d. 11/12).

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo, naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 11 december jongstleden. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Soepboer. Ik heet natuurlijk de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Het woord is aan de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):
Voorzitter, dank. Een tijdje geleden hebben we het mbo-debat gevoerd, een hartstikke belangrijk debat. We hebben het toen ook gehad over het welzijn van de mbo-studenten. Een van de heel belangrijke dingen die zij aangaven en die ook uit rapporten bleken, is dat er voldoende ondersteuning en daadwerkelijke lesuren moeten zijn op het mbo. Dat is bevorderlijk voor het welzijn van de student, maar ook voor de kwaliteit van het onderwijs. Er komt een wet aan die de norm voor het aantal les- en contacturen iets gaat veranderen. Daar maken wij ons zorgen over. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voldoende onderwijsuren en begeleiding door bekwaam onderwijspersoneel essentieel zijn voor de kwaliteit van onderwijs;

constaterende dat een significant deel van de mbo-studenten te weinig ondersteuning van docenten ervaart in de vorm van contacturen;

constaterende dat het wetsvoorstel Verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt de huidige juridische normering voor het aantal contacturen in het mbo-onderwijs dreigt af te zwakken;

constaterende dat hierdoor mogelijk een wet van kracht wordt die onvoldoende de onderwijsbehoeften van mbo-studenten borgt;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoeveel contacturen en (klassikale) lesuren, in absolute aantallen, mbo-studenten daadwerkelijk hebben gekregen in de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst naar bol en bbl);

verzoekt de regering daarbij ook aan te geven wat de verwachte impact van het eerdergenoemde wetsvoorstel hierop zal zijn;

verzoekt de regering de resultaten voor de zomer van 2025 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 629 (31524).

Dank, meneer Soepboer. Dan is nu het woord aan mevrouw Martens van de VVD-fractie.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een belangrijk debat achter de rug. Een van de punten waar mijn fractie zich zorgen over maakt, is de grote doorstroom van het mbo naar het hbo en de ruim 51% van de studenten die uiteindelijk dat hbo-diploma niet haalt. Er zijn heel veel redenen bekend waarom mensen wel of niet de overstap maken van het mbo naar het hbo en waarom mensen uitvallen, maar ik merk dat alle informatie versnipperd is. Ik was benieuwd of de minister bereid is om alle onderzoeken die er zijn te bundelen en naar de Kamer te sturen om te zorgen dat wij bij het volgende debat daadwerkelijk alle informatie hebben om met z'n allen te kijken hoe we dit grote maatschappelijke probleem kunnen oplossen.

Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wettelijke taak van het mbo zoals beschreven in artikel 1.2.1, lid 2, en in artikel 7.1.3, lid 1, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) op diverse manieren wordt geïnterpreteerd;

overwegende dat een eenduidige interpretatie van dit wetsartikel van belang is om duidelijkheid te krijgen over de taak van het beroepsonderwijs en de doorstroom naar het hoger onderwijs;

van mening dat de overstap van het mbo naar het hbo mogelijk moet zijn, maar dat een bewuste keuze voor het mbo niet ontmoedigd moet worden door het systeem wettelijk in te richten op doorstroom naar hoger onderwijs;

verzoekt de regering te inventariseren en in kaart te brengen hoe deze wettelijke taak qua doorstroom van het mbo naar het hbo wordt geïnterpreteerd;

verzoekt de regering voorts in kaart te brengen welke wetsverandering er nodig zou zijn om deze wettelijke taak aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.

Zij krijgt nr. 630 (31524).

Heel veel dank, mevrouw Martens. Ik had nog niet de beurt gegeven aan de heer Paternotte van de fractie van D66, maar hij kwam al naar voren. Ik geef dus graag het woord aan de heer Paternotte van de D66-fractie.

De heer Paternotte (D66):
Dank u wel. Wat fijn dat u vanavond wilt voorzitten. De andere voorzitter zegt altijd: kom alvast naar voren. Het is wel goed dat u een klein beetje rust in het proces brengt. Dank daarvoor.

De voorzitter:
Verschil moet er wezen.

De heer Paternotte (D66):
Ja. Ik doe dit tweeminutendebat en mijn collega, mevrouw Rooderkerk, deed het commissiedebat.

Voorzitter. Dit kabinet maakt een aantal keuzes die we echt moeilijk te volgen vinden. Het kabinet wil iets doen aan tekorten in de zorg, maar bezuinigt het stagefonds in de zorg dan weer weg. Deze minister heeft gezegd dat hij zich daar ook zorgen om maakt. Ik zou hem willen vragen of hij daarover contact heeft met zijn collega-minister van VWS, wat er dan uit die gesprekken komt en of hij een kans ziet om dit terug te draaien. Dat zou namelijk heel erg goed zijn.

De minister geeft ook aan dat hij voor de tekorten zorg- en techniekstudenten uit het buitenland wil gaan halen, internationale studenten wil aantrekken. Dat vinden wij heel mooi, want tot nu toe hoorden we van het kabinet vaak wat er niet goed is aan de komst van internationale studenten. Dit is juist wel goed. De vraag is hoe de minister dit wil gaan regelen en welke stappen hij daarop wil gaan nemen.

Dan heb ik nog twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van OCW aangeeft zich zorgen te maken over de bezuinigingen op het stagefonds in de zorg en dat er grote tekorten in de zorg zijn en het fonds een essentiële rol speelt in het financieren van de begeleiding van mbo-stagiairs in de zorg;

verzoekt de regering de tekorten in de zorg niet onnodig te vergroten en dus ook niet te bezuinigen op het stagefonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Paulusma.

Zij krijgt nr. 631 (31524).

De heer Paternotte (D66):
De tweede.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal mbo-studenten dat een internationale ervaring opdoet tijdens hun studie fors achterloopt bij hbo- en wo-studenten;

van mening dat opleidingsrichting geen belemmering moet zijn om een ervaring in het buitenland op te doen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met internationale bedrijven met een (hoofd)kantoor in Nederland om meer mbo-stages in het buitenland mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Rooderkerk.

Zij krijgt nr. 632 (31524).

De heer Paternotte (D66):
Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Paternotte. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Tseggai, die ook al naar voren loopt — wat zijn de Kamerleden toch goed geïnstrueerd door de andere voorzitter — van de fractie GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wij werken graag mee aan een efficiënt parlementair proces, zoals u weet.

Voorzitter. Mijn fractie heeft vandaag twee moties die financiële regelingen die nadelig uitpakken voor mbo-studenten, recht zouden moeten trekken. De eerste gaat over restitutie van het lesgeld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mbo-studenten alleen bij hoge uitzondering restitutie van hun lesgeld krijgen als zij vroegtijdig stoppen met hun studie, terwijl hbo- en wo-studenten automatisch en zonder voorwaarden hun collegegeld terugkrijgen;

constaterende dat mbo-studenten een gelijkwaardige behandeling zouden moeten krijgen als het aankomt op de restitutie van het lesgeld;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat per schooljaar 2026-2027 mbo-studenten op dezelfde wijze restitutie van hun lesgeld ontvangen als bij het collegegeld van hbo- en wo-studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Ergin en Paternotte.

Zij krijgt nr. 633 (31524).

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De volgende motie gaat over studietoeslag voor studenten met een medische beperking.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat minderjarige hbo- en wo-studenten met een medische beperking een studietoeslag van €146 per maand kunnen aanvragen omdat zij vaak niet kunnen bijverdienen naast hun school of studie;

constaterende dat minderjarige mbo-studenten geen aanspraak kunnen maken op deze studietoeslag;

constaterende dat het verschil in financiële ondersteuning voor studenten met een medische beperking minimaal €700 op jaarbasis is, maar in sommige gevallen zelfs oploopt tot €9.146;

overwegende dat dit verschil niet valt te rechtvaardigen en dat de regering actief uitdraagt de verschillen tussen mbo-, hbo- en wo-studenten te willen opheffen;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat ook minderjarige mbo-studenten aanspraak kunnen maken op een studietoeslag als zij een medische beperking hebben, door dit bijvoorbeeld te koppelen aan het studentenreisproduct,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Westerveld, Ergin en Paternotte.

Zij krijgt nr. 634 (31524).

Dank u wel, mevrouw Tseggai. U zei dat u mee wil werken aan een efficiënt parlementair proces, maar toch liep u iets uit in de tijd. We hebben net een debat gehad over het inperken van het aantal moties. Een van de dingen die daarbij besproken is, is dat wij als voorzitters heel erg op de tijd moeten letten. Ik roep alle Kamerleden op om, niet alleen in dit debat maar ook in andere tweeminutendebatten, te proberen om zich echt aan die twee minuten te houden.

Ik geef dan graag het woord aan de heer Krul. Die is er niet. Hij had zich wel ingeschreven voor dit tweeminutendebat. Dan hebben we zeven minuten winst.

De minister heeft aangegeven zeven minuten te willen schorsen. We komen dan om 16.41 uur weer bij elkaar. Zullen we dat doen? Dank u wel, minister.

De vergadering wordt van 16.34 uur tot 16.41 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef graag het woord aan de minister, die de vragen zoals gesteld in de eerste termijn van de Kamer zal beantwoorden. Hij zal ook de moties becommentariëren. De minister.

Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Ik kijk terug op een goed en constructief commissiedebat met de leden van de vaste Kamercommissie. We delen met elkaar dat het mbo een prachtige sector is, waarin jongeren een mooi en betekenisvol vak leren. Ik ben ook blij om in dit debat met uw Kamer nog over een aantal onderwerpen van gedachten te mogen wisselen. Ik zal daarbij de verschillende thema's langslopen.

Ik wil wel alvast opmerken dat ik merk dat uw Kamer ook vragen heeft over studiefinanciering en daarmee samenhangende zaken. Het is goed om in algemene zin vooraf te benoemen dat in mijn departement wordt gewerkt aan de verkenning studiefinanciering. Binnen dat traject zijn signalen opgehaald uit het veld en de uitvoering voor mogelijke verbeteringen aan het stelsel, hoe die opgelost zouden kunnen worden en welke voor- en nadelen daaraan kleven. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie-Ergin, die oproept om het studiefinancieringsstelsel te beschouwen vanuit de menselijke maat. Ik verwacht uw Kamer hierover in het najaar te informeren.

Dan loop ik met u de ingediende moties langs. De eerste is de motie op stuk nr. 629 van het lid Soepboer. Tijdens het debat stelde de heer Soepboer vragen over de kwaliteit van het onderwijs en het herzien van de urennorm. Bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaba, waarvan de herziening van de urennorm een belangrijk onderdeel zal zijn, gaan we hierover nog uitgebreid in gesprek. De motie van de heer Soepboer vraagt mij te onderzoeken hoeveel onderwijsuren er in de afgelopen vijf jaar zijn gerealiseerd. In letterlijke en overkoepelende zin is dat best een ingewikkelde vraag. De inspectie doet risicogebaseerd onderzoek en beschikt niet over letterlijke informatie over alle scholen. De uitvoering van de motie zou betekenen dat ik bij elke instelling en elke opleiding deze data zou moeten opvragen. Dat vraagt een enorme inzet van scholen, als ze deze data al beschikbaar zouden hebben.

Maar het is wel degelijk mogelijk om de data die we wel hebben op basis van het risicogebaseerd toezicht op te vragen en te kijken hoe een en ander zich verhoudt tot de kwaliteit van het onderwijs en de conclusies die de inspectie heeft getrokken. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik u, in het kader van de wetsbehandeling Vaba in het voorjaar, de informatie doe toekomen bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van uw Kamer, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Als ik de motie letterlijk moet nemen en deze in uitgebreide zin letterlijk moet uitvoeren, dan moet ik deze ontraden. Maar naar mijn idee kan ik op deze manier de heer Soepboer de informatie leveren die hij verlangt, zodat hij ook de conclusies kan trekken die hij op basis daarvan wil trekken.

De heer Soepboer (NSC):
Mijn doel is nooit om onderzoeken te doen die nergens toe leiden of om mensen op kosten te jagen. Mijn doel is wel om representatieve cijfers boven tafel te krijgen. Daarom staat er ook het "daadwerkelijke" aantal lesuren en niet het voorgenomen aantal of het bij steekproef naar boven gehaalde aantal. Het gaat om het daadwerkelijke aantal. Ik wil dat aantal zo dicht mogelijk benaderen. Ik wil de minister uitdagen: is er nog een soort hybride vorm mogelijk, waarbij u zich baseert op de steekproefcijfers van de inspectie, maar daarnaast nog een aantal instellingen aanschrijft om hierover informatie aan te leveren?

Minister Bruins:
Het lijkt mij het meest verstandig als ik de inspectie gebruik als toetssteen. Zij doet risicogebaseerd onderzoek. Zodra zij twijfels heeft over de kwaliteit, stelt zij onderzoek in. Dan wordt in veel gevallen ook gekeken naar het aantal contacturen. Ik kan de heer Soepboer dus informatie over de bevindingen van de inspectie geven en ook nagaan over er een correlatie is tussen het onderwijs en de contacturen. In de context van de behandeling van het wetsvoorstel Vaba kan ik meer informatie over de concrete contacturen geven. Dan kunnen we ook kijken welke conclusies daaruit getrokken kunnen worden. Ik hoop de heer Soepboer daarmee voldoende informatie te kunnen geven om conclusies te kunnen trekken.

De voorzitter:
Kort.

De heer Soepboer (NSC):
Dan ga ik voor nu akkoord met de interpretatie van de minister. We gaan dan nog wel kijken naar de representativiteit van de cijfers en het daar in het debat verder over hebben.

Minister Bruins:
Daar kan ik zeker mee instemmen. De behandeling van het wetsvoorstel Vaba is de juiste plek om hier verder naar te kijken en om te zien of de informatie die de heer Soepboer verlangt dan ook aanwezig is. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik deze oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij mevrouw Martens. Zij vroeg mij om de onderzoeken met betrekking tot doorstroom te bundelen en met de Kamer te delen. Ik kan mevrouw Martens toezeggen dat ik voor haar zal kijken welke rapporten nog niet naar de Kamer zouden zijn gestuurd en welke informatie we verder nog hebben. Dat betrek ik dan bij de eerstvolgende brief over dit onderwerp, zodat zij voldoende geïnformeerd wordt.

Mevrouw Martens heeft ook een motie ingediend. De motie op stuk nr. 630 kan ik oordeel Kamer geven. Ik ben bereid te verkennen hoe het veld deze wettelijke taak interpreteert. Het tweede dictum van deze motie loopt wel vooruit op die inventarisatie en daarom zou ik dit tweede dictum eigenlijk "ontijdig" moeten geven. Maar als ik de motie zo mag uitleggen dat ik die inventarisatie uitvoer en uw Kamer hierover informeer, dus dat ik de dicta volgtijdelijk mag interpreteren, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De heer Paternotte vroeg mij of ik in gesprek ben met de minister van VWS over dat stagefonds. Ja, dat ben ik. We maken ons allebei zorgen over de arbeidsmarkttekorten in de zorg. Recent sprak de minister van VWS nog specifiek met mij over mbo 2-verpleegkundigen en de grote tekorten, juist ook op dat niveau. We moeten met het mbo vol aan de bak om ervoor te zorgen dat we voldoende mensen in de zorg opleiden. Het stagefonds is daarbij belangrijk. Ik blijf daar dan ook over in gesprek met de minister van VWS.

In die context heeft de heer Paternotte een motie ingediend die de regering verzoekt de tekorten in de zorg niet onnodig te vergroten en om dus ook niet te bezuinigen op het Stagefonds Zorg. Nu is dat aan de minister van VWS en volgens de nieuwe regels betekent dat dat ik deze motie ontijdig moet verklaren, omdat dat thuishoort bij een minister van een ander departement. Bovendien, als ik 'm dan ook nog zuiver in de leer pak, dan mist de dekking bij deze motie.

De heer Paternotte (D66):
Het gaat inderdaad om de begroting VWS, maar is het dan misschien mogelijk dat we voor de stemmingen van komende dinsdag een appreciatie van de minister van VWS ontvangen? De minister schetst het probleem heel duidelijk en ik deel volledig zijn zorg over het stagefonds en de bezuiniging. Hij is daarover in gesprek met zijn collega, maar gaat hij op een gegeven moment de Kamer informeren over de uitkomsten van die gesprekken?

Minister Bruins:
Ik heb bij het mbo-debat toegelicht dat ik in de zomer wil komen met een nieuw arbeidsmarktpact, waarbij we werkgevers en instellingen samen willen brengen om met elkaar na te denken over hoe we de tekorten in de verschillende sectoren gaan aanpakken. Daar zal de zorg natuurlijk ook onderdeel van uitmaken.

Specifiek. Er wordt gevraagd om voor de stemmingen van dinsdag een brief te sturen over hoe het er nu voor staat. Dat gaan we niet redden, want dit is echt een kwestie van lange adem, van meerdere jaren. Hoe er specifiek op dit onderwerp geacteerd zal worden, heeft echt meer nodig dan dat ik er voor de stemmingen aan zou kunnen geven.

De heer Paternotte (D66):
Mijn vraag was eigenlijk of de appreciatie van de motie door de andere minister schriftelijk kon komen, vóór dinsdag. Het lijkt me dat dat kan. Ik snap dat het meer werk vereist, maar dat is tegelijkertijd waarom het ook zo belangrijk is, want als er veel minder mensen stage kunnen lopen in de zorg, heeft dat heel veel jaren effect. Mijn vraag is dus of we vóór dinsdag een appreciatie van de motie kunnen krijgen van de collega van de minister. En kunnen we dan ook horen wanneer de Kamer meer te horen krijgt over deze plannen?

Minister Bruins:
Mijn appreciatie is "ontijdig", omdat dit aan de minister van VWS is. Ik vermoed zo dat als mijn collega de appreciatie schrijft, erin zal staan dat de motie ontraden wordt, omdat de motie een dekking mist. Er wordt immers gevraagd om niet te bezuinigen op het stagefonds.

De voorzitter:
De minister continueert zijn betoog. Meneer Paternotte, uw laatste. Het is een tweeminutendebat, dus heel kort!

De heer Paternotte (D66):
Ik snap het helemaal. Het gaat er mij alleen om dat als het oordeel "ontijdig" is, omdat het om een collega gaat, er vaak wordt gezegd: ik zal de collega vragen om de motie te appreciëren. En anders ... Ik zie een verbaasde blik, maar de term "ontijdig" mag gebruikt worden als het bij een andere portefeuille hoort. Maar dan nog kan het kabinet, dat met één mond spreekt, de Kamer natuurlijk een klein beetje bedienen. Vandaar het verzoek.

Minister Bruins:
Ik wil de vraag best doorgeleiden, maar ik probeer de hoop wat te temperen door te zeggen dat de motie een dekking mist en dat ik verwacht dat de minister van VWS zal zeggen: geen dekking en dus ontraden. Ik kan het niet mooier maken; wel makkelijker maar niet mooier!

De heer Paternotte vroeg mij ook naar het bericht over studenten uit het buitenland halen. Het stond niet helemaal juist in het artikel. Het is inderdaad zo dat internationale studenten welkom zijn, zeker in sectoren waar we mensen nodig hebben. Maar de problemen in het mbo, met name tekorten in de zorg, zullen we toch vooral zelf moeten oplossen. We hebben daar ook bij de vorige interruptie over gesproken. We zullen toch moeten beginnen met vooral zelf genoeg mensen goed opleiden. Dat is waar het allemaal begint.

De heer Paternotte vroeg mij in zijn motie op stuk nr. 632 om in gesprek te gaan met internationale bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland, om meer mbo-stages in het buitenland mogelijk te maken. Dat doen wij al. Internationalisering van het mbo is namelijk een maatregel uit de Werkagenda mbo, dus daar zijn we volop mee bezig. Stages, en dus ook buitenlandse stages, maken daar onderdeel van uit. Wat mij betreft is deze motie ondersteuning van beleid. Volgens de nieuwe regels moet ik die motie dan overbodig verklaren.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 633 van mevrouw Tseggai, over de restitutie van lesgeld. Buitengewoon sympathiek, ook in het licht van de waaier. Voor deze motie ontbreekt echter de dekking. Het automatisch restitueren van het les- en cursusgeld zou ongeveer 25 miljoen euro per jaar kosten en daar heb ik op dit moment geen dekking voor, hoe sympathiek ik de motie ook vind.

De zesde motie, ook van mevrouw Tseggai ...

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 633 is dus ontraden. Toch wil mevrouw Tseggai daar wat over vragen. Kort dan.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
In de vorige periode is meerdere keren onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Toen is de besluitvorming doorgeschoven, omdat het kabinet demissionair was. Misschien kan ik de minister aanmoedigen in de volgende begroting OCW hiervoor een voorstel op te nemen.

Minister Bruins:
De aanmoediging neem ik mee, maar gezien de grote financiële opgave die ik in deze kabinetsperiode heb, wil ik daar niet alleen geen toezegging over doen, maar durf ik er zelfs geen verwachting over uit te spreken. Het is inderdaad zo dat hierover in de vorige kabinetsperiode gepraat is. Uw Kamer is op verschillende momenten hierover geïnformeerd. Ik blijf ernaar streven om onnodige verschillen tussen mbo, hbo en wo weg te nemen, maar deze 25 miljoen euro per jaar ligt niet bij mij op de plank. Maar de aanmoediging neem ik mee. In die zin trekken mevrouw Tseggai en ik wel aan dezelfde kant van het touw.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Met alle respect: ik heb niet het gevoel dat wij aan hetzelfde kant van het touw staan. Ik hoor de minister "ik streef ernaar, maar ik heb geen 25 miljoen" zeggen. Daar hebben mbo-studenten niets aan. De gelijkwaardigheid van mbo-studenten is een mooi streven, maar dan mag je er ook geld voor uittrekken. Ik hoop dus, nogmaals, dat de minister dit bij de volgende begroting OCW meeneemt.

Minister Bruins:
Daar is nog een boel over te zeggen, bijvoorbeeld over het belang van voortijdig stoppen voorkomen en over wat dit zou gaan betekenen in de uitvoering. Ik vermoed dat we hier nog verder over komen te spreken.

Voorzitter. De laatste motie die ik op mijn lijstje heb staan, is de motie op stuk nr. 634, ook van mevrouw Tseggai. Die gaat over een studietoeslag voor minderjarige mbo-studenten. Ook voor deze sympathieke wens heb ik begrip, maar dit ligt bij de staatssecretaris van SZW. Specifiek voor dit verschil geldt dat het onderdeel is van de Participatiewet en daarmee onder de verantwoordelijkheid valt van SZW. De weging van het specifieke verschil waar mevrouw Tseggai op wijst, kan ik dus niet voor mijn rekening nemen. Aangezien het hier een andere bewindspersoon betreft, moet ik deze motie het oordeel ontijdig geven.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Onze collega Van der Plas zou zeggen: bel elkaar gewoon even. Misschien wil de minister mij toezeggen dat hij hierover een belletje pleegt naar de staatssecretaris van SZW en daarop nog eens bij ons terugkomt.

De voorzitter:
Heeft de minister het nummer van de staatssecretaris van SZW?

Minister Bruins:
Ja. Ja, ja. En de staatssecretaris van SZW is een buitengewoon sympathieke collega. Ik kom hem de komende weken een paar keer tegen, en ook deze week nog wel, denk ik. Dan zal ik hier eens over spreken met hem, zodat hij en ik beiden alert zijn op het verschil waar mevrouw Tseggai, geheel verklaarbaar, zich eigenlijk wel aan stoort.

De voorzitter:
Dank voor deze toezegging. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor echt heel weinig ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.