[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija

Bestrijding internationaal terrorisme

Brief regering

Nummer: 2025D02854, datum: 2025-01-27, bijgewerkt: 2025-01-27 13:40, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -983 Bestrijding internationaal terrorisme.

Onderdeel van zaak 2025Z01265:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


> Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Datum 27 januari 2025
Betreft Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija

Ministerie van Defensie

Plein 4

MPC 58 B

Postbus 20701

2500 ES Den Haag

www.defensie.nl

Onze referentie

Bij beantwoording, datum, onze referentie en onderwerp vermelden.

Geachte voorzitter,

Hierbij bied ik u het rapport aan van de, bij instellingsbesluit van 26 november 2020, ingestelde commissie van onderzoek naar Nederlandse wapeninzet in de nacht van 2 op 3 juni 2015 op de ISIS-autobommenfabriek in het Iraakse Hawija. Op basis van de motie Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 714) besloot toenmalig minister van Defensie, mevrouw Bijleveld-Schouten, om een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen. De commissie had tot taak om, conform de motie, onderzoek te doen naar (1) hoe het kon dat er bij de wapeninzet burgerslachtoffers zijn gevallen en (2) welke lessen voor de toekomst naar aanleiding hiervan te trekken zijn. Ik ben de commissie, onder leiding van mevrouw Sorgdrager, zeer erkentelijk voor het gedane onderzoek en het opleveren van dit zeer omvangrijke en gedetailleerde rapport. Dat bevat stevige en pijnlijke conclusies. Het rapport is van groot belang voor de slachtoffers en nabestaanden om meer duidelijkheid te krijgen over de feiten en omstandigheden die speelden omtrent de wapeninzet in Hawija. Daarnaast is het ook voor de defensie-organisatie van belang om verdere lessen te kunnen trekken uit de gebeurtenissen voor, tijdens en na de wapeninzet.

Nederland was van oktober 2014 tot en met juni 2016 en in heel 2018 onderdeel van de luchtcampagne van de door de VS geleide internationale coalitie tegen ISIS in Irak, en later ook in Syrië. De luchtaanval die nu bijna tien jaar geleden door Nederlandse F16’s werd uitgevoerd, heeft een grote impact gehad. Bij de wapeninzet zijn burgerslachtoffers gevallen door een secundaire explosie. Het persoonlijk leed van de slachtoffers en de nabestaanden is groot, evenals de materiële schade. Ik wil opnieuw mijn medeleven betuigen aan de slachtoffers en hun nabestaanden.

De betreffende luchtaanval heeft ook impact op betrokkenen binnen de defensie-organisatie. Nadat het kabinet had besloten om deel te nemen aan de coalitie, hebben onze militairen zich op basis van het politieke mandaat in Irak ingezet voor de internationale veiligheid en rechtsorde. De militairen deden dit in een oorlog tegen een terroristische organisatie die in Irak en wereldwijd aanslagen en andere gruweldaden pleegde. Voor onze militairen is het voorkomen van burgerslachtoffers, met de informatie die hen ter beschikking stond, steeds een belangrijke inzet geweest. Dat desondanks onbedoeld burgerslachtoffers zijn gevallen vind ik zeer bedroevend.

De conclusies die de commissie trekt in haar eindrapport drukken ons met de neus op de feiten. In meerdere debatten in 2019 en 2020 is reeds erkend dat de informatievoorziening richting uw Kamer op verschillende momenten niet goed is verlopen. De conclusies van de commissie sluiten hierop aan. Deze gebrekkige informatievoorziening en transparantie hadden niet zo mogen gebeuren. In de uitgebreide kabinetsreactie zal ik nader ingaan op de bevindingen van de commissie en hoe dit in de toekomst te voorkomen.

Defensie heeft mede onder invloed van deze ernstige gebeurtenis de afgelopen jaren reeds diverse stappen gezet. Op basis van een eerste analyse stel ik vast dat de aanbevelingen uit het rapport aansluiten op deze ingeslagen weg. Ik omarm daarom alle aanbevelingen. De wijze waarop Defensie uitvoering zal geven aan deze aanbevelingen zal ik nader uiteenzetten in de kabinetsreactie.

Wanneer bij militair optreden onbedoeld en ondanks voorzorgsmaatregelen sprake is van burgerslachtoffers, brengt dat de verantwoordelijkheid met zich mee om hier op een correcte en zorgvuldige wijze mee om te gaan. Het omvangrijke rapport van de commissie biedt de mogelijkheid om lessen te trekken voor toekomstig militair optreden en voor de defensie-organisatie. Ik vind het daarom van belang om in de kabinetsreactie dieper in te gaan op de bevindingen van de commissie, evenals op de conclusies en aanbevelingen. Uw Kamer ontvangt deze reactie binnen zes tot acht weken.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Ruben Brekelmans