Conceptverslag Bestrijding witwassen en terrorismefinanciering
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D03062, datum: 2025-01-22, bijgewerkt: 2025-01-28 14:05, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-22 13:00: Bestrijding witwassen en terrorismefinanciering (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Bestrijding witwassen en terrorismefinanciering
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 januari 2025 overleg gevoerd met de heer Heinen, minister van Financiën, over:
de brief van de minister van Financiën d.d. 22 mei 2024 inzake rapporten AMLD4-evaluatie (31477, nr. 101);
de brief van de minister van Financiën d.d. 3 december 2024 inzake verslag plenaire vergadering Financial Action Task Force on money laundering (FATF) oktober 2024 (31477, nr. 105).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Idsinga
Griffier: Van der Steur
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Dekker, Inge van Dijk, Ergin, Flach, Grinwis, Idsinga, Van der Lee, Vermeer, De Vree en Aukje de Vries,
en de heer Heinen, minister van Financiën.
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Van harte welkom bij een commissiedebat van de vaste
commissie voor Financiën. Op de agenda staat en aan de orde is het
commissiedebat Bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. Van
harte welkom aan alle mensen op de publieke tribune, aan de mensen die
dit debat thuis volgen, aan de minister en zijn ambtenaar en natuurlijk,
last but not least, aan de Kamerleden. Ik stel ze even kort aan u voor.
Ze zitten links van mij en rechts van de kijker: als eerste de heer De
Vree van de PVV, dan de heer Ergin van DENK, de heer Van der Lee van
PvdA-GroenLinks, mevrouw Inge van Dijk van het CDA, de heer Grinwis van
de ChristenUnie en mevrouw Aukje de Vries van de VVD. Ik zie nu ook de
heer Vermeer van de BBB binnenkomen. Ikzelf zit hier vandaag namens de
fractie van NSC. Ik zou zelf graag ook even het woord voeren. Dan geef
ik het voorzitterschap even tijdelijk over aan de heer De Vree.
De indicatieve spreektijd is gezet op vier minuten. Wij doen een poging
om vanmiddag om 16.00 uur klaar te zijn. Dat betekent dat we drie uur de
tijd hebben. Dat is niet heel veel, maar ook niet heel weinig, gelet op
het onderwerp. Ik zou het aantal interrupties met uw goedvinden dus
willen beperken tot vier. Ik zie een ordevoorstel van de heer
Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Nou, meer even een mededeling. Ik ga er straks even tussenuit voor het
tweeminutendebat Midden-Oosten. Dan kom ik waarschijnlijk wel weer
terug.
De voorzitter:
Dat is een heel eind, het Midden-Oosten! Maar de heer Vermeer is heel
snel weer terug. Ik zie ook een ordemededeling van de heer Van der
Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Tot mijn grote spijt kan ik maar een uur deelnemen. Ik was graag de
discussie met de minister aangegaan over een visiestuk. Dat is leuk: die
ontvangen we niet zo vaak. Maar ik moet echt iets anders doen, dus
helaas.
De voorzitter:
Genoteerd. Dank u wel.
Ik stel voor dat we beginnen. We beginnen bij de eerste spreker van de
zijde van de Kamer. Dat is de heer De Vree namens de fractie van de
PVV.
De heer De Vree (PVV):
Dank, voorzitter. Allereerst wil ik de minister bedanken voor de brief
van afgelopen maandag. Daarin deelt hij zijn visie op de financiële
sector. Wij delen de visie van de minister dat crimineel geld de sector
ondermijnt. Dat moet keihard worden aangepakt, maar wel op een eerlijke
en doeltreffende manier. In de praktijk zien we echter vaak dat zowel
goedwillende particulieren als ondernemers regelmatig en in grote mate
worden geconfronteerd met vragen over hun integriteit. Dat is niet
alleen frustrerend voor de betreffenden, maar leidt ook tot een
bureaucratisch proces waarin accountants en andere partijen worden
betrokken. Dat proces brengt niet alleen hoge kosten met zich mee, maar
creëert ook een onnodige administratieve last.
Dan gaat het nog niet eens over de ondernemersverenigingen en
-stichtingen waarover banken zelf besluiten ze geen bankrekening te
geven en ze op die manier uit te sluiten van het maatschappelijk
verkeer. In dit kader heb ik een artikel van vandaag van De Telegraaf
gezien. Dat gaat over vve's. Daarin staat: "Van de vve’s ondervond 45%
grote moeite om een bankrekening te openen en van hen werd maar liefst
30% geweigerd." Dat is best veel.
De minister stelt in een artikel in Het Financieele Dagblad dat we een
punt naderen waarop je moet zeggen dat de regeldruk uit de hand begint
te lopen. In werkelijkheid zijn we dat punt al ruimschoots voorbij. Om
het voor banken makkelijker te maken stelt te minister voor dat banken
de gegevens van klanten die op een zwarte lijst zijn geplaatst, delen
met andere banken. Dit soort uitspraken zorgt voor heel veel vragen.
Hoezo wil de minister dat banken de gegevens van klanten gaan delen? Hoe
zit het dan met dat het van Brussel niet mag? Hoe kan worden voorkomen
dat iemand onterecht op zo'n lijst komt? Wat zijn de criteria voor
opname? Is er een mogelijkheid voor de klant om zich hiertegen te
verweren?
Een bankrekening is onmisbaar in deze samenleving. Hoe kan de minister
garanderen dat iedereen, ongeacht zijn of haar financiële situatie,
toegang behoudt tot een bankrekening? Is dat nou niet juist iets wat we
met de Volksbank als staatsbank optimaal kunnen waarborgen?
De minister geeft aan dat het de banken zijn die de kosten van het
huidige beleid dragen. Die kosten worden ondanks megawinsten van banken
doorberekend aan hun klanten. Klopt het dat de minister in het FD zegt
dat we minder kritisch moeten zijn op de hoge winsten, lage spaarrentes
en stijgende kosten van een bankrekening? Ik zou bijna zeggen: waar
slaat dit op? De minister gaat dat ongetwijfeld uitleggen. Dat mag ik
hopen. Zit de minister hier voor de banken of voor de burger?
Hoewel het waar is dat het beleid efficiënter moet worden, is het niet
de bedoeling dat het beleid wordt aangepast om banken meer winst te
laten maken. Het doel moet zijn om een systeem te creëren waarin bewezen
wordt dat iemand zich schuldig maakt aan malafide praktijken. In plaats
daarvan worden klanten in het huidige systeem overladen met
vragenlijsten en verplichtingen om documentatie aan te leveren.
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken?
De heer De Vree (PVV):
Uiteraard.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Van der Lee namens
PvdA-GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de heer De Vree een vraag stellen naar aanleiding van de vraag
die hij aan de minister stelt. Want op zich is het mooi aan de visie die
de minister presenteert dat hij de dilemma's in beeld brengt. Maar hij
maakt eigenlijk ook keuzes. Een van die keuzes is dat hij drie
prioriteiten stelt. Een goed functionerende markt staat daarbij op één,
minder regeldruk op twee en het belang van de consument, zogezegd, op
drie. Mag ik de woorden van de heer De Vree zo verstaan dat hij vindt
dat nummer drie op nummer één hoort te staan? Zou het bedienen van de
Nederlandse burger en consument de prioriteit moeten hebben?
De heer De Vree (PVV):
Ja, eigenlijk mag u dat best zo interpreteren. Op dit moment zijn de
rollen namelijk volledig omgekeerd. Je moet je afvragen of de rollen
zouden moeten blijven zoals ze nu zijn. Een bank is een dienstverlenende
instelling. Punt. U interpreteert het dus goed.
De voorzitter:
Gaat u door, meneer De Vree.
De heer De Vree (PVV):
Daarnaast is er het probleem van het PEP-systeem. Dat punt halen we in
dit kader meestal niet aan. Dat systeem werd ooit opgetuigd om corrupte
politici uit verre landen in beeld te krijgen, maar leidt er in de
praktijk nu toe dat PEP's en zelfs iedereen in hun directe omgeving al
snel worden behandeld alsof ze verdachte of criminele intenties hebben.
Wij hebben er eerder voor gepleit dat poortwachters verdachte in plaats
van ongebruikelijke transacties melden bij de Financial Intelligence
Unit, de FIU. Dat wordt gelukkig door de minister overgenomen. Deze
aanpassing zal ervoor zorgen dat het aantal meldingen wordt
teruggebracht van 2 miljoen naar slechts 45.000. Dat zal niet alleen
leiden tot een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten
en een verlaging van de kosten, maar ook tot een betere focus op
meldingen die er daadwerkelijk toe doen. We vragen de minister om hier
een concrete toezegging over te doen en de Kamer op korte termijn te
informeren over de voortgang en de implementatie van deze aanpassing.
Indien deze toezegging uitblijft, overwegen we het inbrengen van een
motie. In dat geval zal ik vragen om een tweeminutendebat. Maar zover is
het nog niet.
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage in de eerste termijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie nog een vinger en een vraag van mevrouw De Vries,
VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Op zich begrijp ik prima dat de heer De Vree zegt: laten we van
ongebruikelijke naar verdachte transacties gaan. De vraag is dan wel wat
het verschil daartussen is en hoe je dat bepaalt. Ik heb ook wel
signalen gekregen dat het in tegenstelling tot wat de heer De Vree zegt,
niet leidt tot minder administratieve lasten voor bijvoorbeeld banken,
maar tot meer. Ze moeten dan namelijk veel beter onderzoek doen naar wat
het allemaal betekent. Ik ben dus wel een beetje zoekende naar wat het
uiteindelijk oplevert, om het zo te zeggen. Je zou namelijk ook kunnen
zeggen dat FIU de beste is om te kijken wat een echt verdachte
transactie is, in plaats van dat banken dat moeten gaan bepalen. Hoe
kijkt meneer De Vree daarnaar?
De heer De Vree (PVV):
Het is mij niet helemaal helder op welke vraag u een antwoord wilt
hebben. U heeft zelf een onderzoek gezien waaruit, begrijp ik, de
kostenverdelingen bij de ongebruikelijke transacties anders liggen dan
ik meen te hebben gezien. Naar ons idee is het zo dat het aantal
terugloopt op het moment dat je verdachte in plaats van ongebruikelijke
transacties hanteert. Omdat het aantal terugloopt, zullen ook de kosten
dalen, vanwege het feit dat je een minder groot apparaat nodig hebt om
het te gaan bekijken. Het zijn natuurlijk heel specifieke gevallen. Maar
daar moeten we onze aandacht op richten, niet op elke onbelangrijke
overboeking naar of van iemand in Turkije of iets dergelijks. Dat bedoel
ik ermee.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dan maak ik de vraag wat specifieker. Wat is voor u het verschil tussen
een ongebruikelijke en een verdachte transactie?
De heer De Vree (PVV):
Een ongebruikelijke transactie zou bijvoorbeeld een transactie kunnen
zijn die afwijkt van het normale patroon dat ik met mijn bankrekening
doormaak. Daar wordt op gemonitord, en op het moment dat er een
transactie voorkomt die totaal afwijkt, bijvoorbeeld door grootte of
door herkomst of door doel, dus bestemming, is dat heel opvallend en
wordt daarop aangeslagen. Het is een andere vraag of dat wel zo is. Ik
kan me voorstellen dat ik een uitgave doe die heel incidenteel is en op
het moment dat ik daar lastige vragen over krijg, word ik daar dan niet
vrolijk van. Als het een verdachte transactie is, dan zou dat
bijvoorbeeld kunnen zijn omdat het naar een instelling gaat die op de
terreurlijst staat of iets dergelijks. Op dat moment, en dan noem ik een
uiterste, is het veel zinvoller om erop aan te slaan dan om te zeggen:
hé, meneer De Vree heeft nu €200 ergens naartoe overgemaakt in plaats
van €100.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag ook nog een hand van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik wil hier toch nog even op doorgaan. Volgens mij dwingen nieuwe regels
uit Europa ons überhaupt om over te stappen naar verdachte transacties,
dus die discussie is beslecht. Maar ik heb wel vragen, en ik neem aan
ook de heer De Vree, over hoe snel we dat nou kunnen realiseren. Want we
hebben bestaande wetgeving die anders voorschrijft. We hebben een
wetgevingstraject uitgesteld waar veel om te doen was, onder andere om
privacy en andere redenen. Maar is niet de belangrijkste vraag hoe snel
we deze overstap kunnen maken en de Europese afspraken kunnen invoeren?
En dat er een antwoord moet komen op wat je precies bedoelt met een
"verdachte transactie" ... Dat zal toch, vrees ik, ook in een
wetswijziging moeten worden opgenomen, tenzij de heer De Vree
mogelijkheden ziet om binnen het bestaande kader die stap te maken. Ik
ben geen jurist, maar ik betwijfel of dat kan. En ik ben benieuwd wat de
heer De Vree daarvan vindt, maar zeker ook de minister.
De heer De Vree (PVV):
In ieder geval ben ik heel blij met de ondersteuning van de heer Van der
Lee. Ik heb eigenlijk dezelfde vraag, dus dit is een perfecte aanvulling
op mijn betoog. Dank u.
De voorzitter:
De hamvraag van vandaag. Dank u wel. In de tussentijd is ook de heer
Dekker aangeschoven namens de fractie van Forum voor Democratie.
Ik geef nu het woord aan de heer Ergin van DENK, voor zijn eerste
termijn.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Voor veel mensen is het moment dat hun salaris
wordt gestort niet alleen een beloning voor het harde werk, maar ook een
vast anker van zekerheid en leven. Je hebt dan een maand lang hard
gewerkt en als het goed is kun je ondanks de torenhoge inflatie de
rekeningen betalen en kun je met het geld dat overblijft leuke dingen
doen. Maar wat een moment van opluchting zou moeten zijn, wordt voor
veel mensen overschaduwd door frustratie en onrecht. Want kennelijk kun
je in dit land niet met een gerust hart zelf besluiten hoe je je eigen
geld uitgeeft. Althans, niet zonder bemoeienis van je bank. Niet zonder
een vragenvuur over hoe je aan het geld bent gekomen en waarom je je
eigen geld uitgeeft.
De ervaringen spreken voor zich. Neem bijvoorbeeld Ali, die moet
uitleggen waarom hij €100 naar zijn moeder in Marokko stuurt, of Aisha,
die machteloos moet toezien hoe haar gift aan een goed doel verdacht
wordt gemaakt. Want donaties om mensen in armoede of in door
natuurrampen getroffen gebieden te helpen met onderdak, voedsel en
dekens, kun je tegenwoordig nauwelijks meer doen zonder een vragenvuur
van de bank. Vragen die je dan zo snel mogelijk moet beantwoorden, want
anders wordt je rekening geblokkeerd. Het is schrijnend dat deze
situaties zich vrijwel altijd richten op mensen met een
migratieachtergrond. Dat is geen toeval; dat is een patroon. En de
minister heeft eerder toegegeven dat dit systeem leidt tot
discriminatie.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een vraag van de heer Vermeer van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, voorzitter, want het scenario dat de heer Ergin schetst, is echt
ontoelaatbaar natuurlijk. Maar kunnen wij als collega's die
schriftelijke correspondentie over dit soort transacties, die dan met de
bank gevoerd worden, ook eens krijgen?
De heer Ergin (DENK):
Ik heb een aantal weken geleden een oproep geplaatst, waarbij ik mensen
heb opgeroepen om te melden. Heel veel mensen hebben daar een melding
van gemaakt. Een deel daarvan heeft ook documenten aangeleverd, maar wel
met het verzoek om het niet verder te verspreiden. Dit omdat het ook
heel vaak om mensen gaat die niet een keer of twee keer, maar bijna
maandelijks vragen moeten beantwoorden en gewoon bang zijn dat er een
systeem is opgetuigd dat zich tegen hen heeft gekeerd. Dus ik wil best
wel aan al die mensen voorstellen om hun ervaringen te delen. Ik krijg
dan die gegevens, maar wel met het hele duidelijke verzoek: deel dit
niet met anderen, want wij zijn gewoon bang dat, als we hier
ruchtbaarheid aan geven, de banken nog vaker achter ons aan gaan
komen.
De heer Vermeer (BBB):
Zou ik een keer met u mee mogen kijken en die gegevens dan vertrouwelijk
in mogen zien?
De heer Ergin (DENK):
Ik ben bereid om dat voorstel aan al die mensen te doen. Zodra ik daar
een positief antwoord op heb, is de heer Vermeer van harte welkom.
Voorzitter. De minister heeft eerder toegegeven dat dit systeem leidt
tot discriminatie; dat was volgens mij in het vorige debat. We weten dat
we een monster hebben gecreëerd met de Wwft, een wet die oorspronkelijk
bedoeld was als een scherp zwaard tegen witwassen, maar die is verworden
tot een bot sleepnet, dat gewone burgers vangt en hen behandelt alsof ze
de Willem Holleeder van de samenleving zijn.
Voorzitter. Dit is het zoveelste debat waarin ik dit aankaart. Ik zal
straks de minister horen zeggen dat het allemaal ontoelaatbare situaties
zijn, dat deze situaties onacceptabel zijn en dat hij zijn best gaat
doen om dit te voorkomen, maar alleen woorden zijn niet genoeg. Er moet
een oplossing komen. Banken moeten stoppen met het behandelen van gewone
burgers als criminelen. Als ik naar de brief van de minister kijk, zie
ik dat hij met de oplossing komt om banken meer ruimte te geven om
onderling gegevens met elkaar te delen. Maar dat is juist het punt waar
wij ons zorgen om maken. Is dit niet gewoon de volgende stap naar
massasurveillance? Moeten we niet vrezen dat banken op een gegeven
moment met de toegenomen ruimte die ze dan van de minister en de Kamer
krijgen, gaan functioneren als big brother, waarbij iedereen onder
permanente controle gaat staan? Daarom heb ik twee vragen aan de
minister. Welke gegevens wil hij precies laten delen? Hoe gaat hij
ervoor zorgen dat zijn plan niet leidt tot een sleepnet waarin
onschuldige burgers gevangen worden?
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Inge van Dijk van het
CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Aan de ene kant horen we heel herkenbare verhalen over excessen die we
echt willen voorkomen, en aan de andere kant zien we zorgen over de
mogelijke oplossing. Wat zou voor DENK randvoorwaardelijk zijn om toch
op een positieve manier na te denken over meer gegevensdeling?
De heer Ergin (DENK):
Als ik heel eerlijk antwoord mag geven op deze vraag, zeg ik: als ik met
dit kabinet, met de huidige politieke situatie ergens in een brief
"gegevensdeling" lees, dan denk ik gelijk aan de voorbeelden bij DUO, de
Wwft en de CTER-lijsten bij de politie. We hebben heel veel lijsten die
gebaseerd zijn op gegevensdeling tussen overheidsinstellingen of private
partijen waarbij ik merk dat de groep Nederlanders met een
migratieachtergrond, en in het bijzonder met een islamitische
achtergrond, uiteindelijk de dupe wordt en zich op een gegeven moment
niet meer kan verweren. Dus laat ik daar heel eerlijk antwoord op geven:
mijn haren staan altijd recht overeind als ik in stukken van het kabinet
lees dat er meer gegevensdeling mogelijk gaat zijn. Dat betekent niet
dat wij op geen enkele manier willen nadenken over het slim en effectief
aanpakken van zaken, maar er zijn gewoon te veel voorbeelden waarbij het
fout gaat. Wij zullen de voorstellen in het plan van aanpak van de
minister dat in april komt daar steng op toetsen, maar ik vermoed dat
het heel moeilijk gaat worden om te rekenen op steun van DENK.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
DENK koppelt deze discussie nu aan het huidige kabinet, maar kabinetten
zijn volatiel, zal ik maar zeggen. Er komen weer nieuwe wisselingen.
Deze problematiek speelt ook al jaren en jaren. Ik snap dat het
ingewikkeld is om antwoord te geven, maar toch zoek ik naar een haakje
om hierin verder te komen met elkaar, rekening houdende met de zorgen
vanuit DENK, maar ook met de problematiek waarmee we gewoon echt te
maken hebben.
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij ligt de oplossing meer in een andere hoek, waarover wij
gisteren een brief hebben gekregen en waarover DNB in 2021 nog een
advies heeft gegeven: maak gewoon die overstap van "ongebruikelijk" naar
"verdacht". Volgens mij betekent dat dat je van 2 miljoen meldingen naar
45.000 meldingen gaat. Dat is inderdaad een gigantisch gat. Er zullen
ook mensen zijn die mogelijk verkeerde dingen hebben gedaan en buiten
deze aanpak vallen. Dat willen we liever niet, maar dat zou zomaar
kunnen gebeuren. Maar als je inmiddels te maken hebt met een wet die zo
veel mensen raakt en die heel veel mensen voor de zoveelste keer het
gevoel geeft dat ze een andere behandeling krijgen dan ze horen te
krijgen, dan moet je die stap volgens mij durven te nemen. En we moeten
niet wachten tot 2027, want in 2027 gaat dat al gebeuren. Ik zou
eigenlijk in april al van de minister te horen willen krijgen hoe we dat
gaan wijzigen. Als daar een wetswijziging voor nodig is, kunnen we dat
samen regelen. Als de minister in een oplossing daarvoor kan voorzien,
bijvoorbeeld door daar met de toezichthouders afspraken over te maken,
heb ik dat liever. Dat lijkt me namelijk veel makkelijker.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Dijk tevreden knikken. Meneer De Vree heeft ook een
interruptie. Daarna komt de heer Van der Lee.
De heer De Vree (PVV):
Ik vraag me af of DENK het voldoende vindt om van "ongebruikelijke" naar
"verdachte" transacties te gaan. Is dat voor u voldoende of is er
eigenlijk nog meer nodig om bijvoorbeeld discriminatie te voorkomen? Ik
neem aan dat discriminatie bij iedereen kan optreden. Is het voor u
voldoende? Zo niet, wat zou u dan nog meer willen?
De heer Ergin (DENK):
Als het gaat om het effectief toepassen van de wet, het voorkomen van
onrecht en het eerlijk behandelen van mensen, ligt de quick win volgens
mij op dit moment bij het overnemen van de Europese meldingssystematiek.
Dan bedoel ik de vorm van de Europese meldingssystematiek die in 2027
ingaat. Dat is de quick win. Daarmee verlos je het systeem echt en help
je de mensen die eigenlijk niet meer weten waar ze naartoe moeten en die
als ze ergens naartoe gaan het gevoel krijgen "word ik hier wel eerlijk
behandeld?" De volgende uitdaging die we aan moeten gaan, is het feit
dat er binnen banken gebruik wordt gemaakt van algoritmes. Dat zijn
algoritmes die in sommige gevallen uitgaan van bijvoorbeeld een tweede
paspoort, een tweede nationaliteit, of van gegevens die gaan over de
geboorteplaats of over namen die in sommige gevallen bijvoorbeeld
overeenkomen met namen van mensen die op terreurlijsten staan. Daarbij
worden algoritmes toegepast. Volgens mij is dat de tweede uitdaging die
we beet moeten pakken, omdat daar ook heel veel onduidelijkheid
ontstaat. Het is in ieder geval nog niet heel duidelijk hoe de banken
daarmee omgaan.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft een vraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Toch nog even in vervolg hierop. Het staat buiten kijf dat er sprake is
van discriminatie. Dat is op alle mogelijke manieren aangetoond.
Tegelijkertijd zijn er ook andere mensen die hier last van hebben, die
niet tot een specifieke minderheid behoren. Een persoonlijke ervaring:
ik heb zelf drie keer meegemaakt dat mijn rekening is geblokkeerd omdat
ik via een internationaal platform het collegegeld van mijn dochter in
het buitenland probeerde over te maken. Het is dus een veel breder
probleem dan alleen sec de discriminatie, die ik heel ernstig vind.
Tegelijkertijd ben ik het ook eens dat we over moeten naar verdachte
transacties. Dat is nu ook Europees geregeld. Maar de vervolgvraag is
wel: is iedere vorm van gegevensdeling uitgesloten? Daaronder ligt de
vraag — daar hoor ik de minister ook graag over — wie nou de gegevens
deelt met wie. Is dat alleen iets dat banken onderling binnen een kader
kunnen doen of worden die gegevens gedeeld met een onafhankelijke
instantie, waarbij die informatie samenkomt om de opsporing van
verdachten te bevorderen? Dat zijn smaakverschillen of keuzes. Ik ben
wel benieuwd of DENK ongeacht de invulling sowieso tegen iedere vorm van
gegevensdeling zou zijn in het geval van verdachte transacties. Ik heb
het dus niet over ongebruikelijke transacties, maar over verdachte
transacties.
De heer Ergin (DENK):
Het antwoord op deze vraag is tweeledig. Aan de ene kant heb je met het
AML-pakket al meer ruimte om gegevens te delen dan met de huidige Wwft.
Dat wordt al bestaande praktijk in 2027. Nogmaals, ik vertel alleen open
en duidelijk hoe ik tegen deze discussie aankijk. Deze discussie is niet
alleen een discussie over het aanpakken van mensen die verkeerde dingen
doen. We weten dat gegevensdeling bij diverse overheidslagen, bij
diverse voorbeelden met name leidt tot onrecht richting één groep. Dat
weten we. Dat is mijn grondhouding. Daarmee zeggen we niet dat we bij
fraudebestrijding moeten stoppen met gegevensdeling en alleen maar via
prints moeten werken of weet ik veel. Dat zeg ik ook niet. We hoeven ook
niet twintig jaar terug in de tijd. Maar we moeten wel heel serieus
nadenken welke verdergaande waarborgen we in de toekomstige aanpak veel
meer gaan inbouwen. Heel eerlijk gezegd: daar zijn we nog niet. Maar ik
maak me wel zorgen dat een van de eerste dingen die ik in de brief van
de minister lees is "we gaan kijken hoe we de poortwachters meer ruimte
kunnen geven om gegevens te delen", in plaats van "we gaan zo snel
mogelijk naar verdachte transacties". Daar maak ik mij zorgen om. Laat
ik zeggen dat mijn grondhouding dus zeer kritisch is, maar wij pleiten
niet voor een systeem waarmee we weer terug moeten naar gegevensdeling
via een floppy of zo. Zover gaat het ook niet.
De voorzitter:
De antwoorden mogen iets korter, meneer Ergin. Maar u heeft nog wat tijd
en u was nog niet klaar zo te zien. Gaat u verder.
De heer Ergin (DENK):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Ik wil eigenlijk richting de twee
punten die ik vandaag wil maken. De minister stelt in de brief voor om
te kijken naar meer ruimte voor gegevensdeling. Ik heb het gevoel dat we
eigenlijk bezig zijn met het oppompen van een lekke band als we alleen
dat zeggen; we denken dat we iets slims aan het doen zijn, maar
eigenlijk weten we ook wel een beetje dat we aan de achterkant van het
systeem het echte probleem niet oplossen. Een concrete vraag aan de
minister is dus: is hij bereid om in april in zijn plan van aanpak met
een voorstel te komen om vóór 2027 over te stappen naar verdachte
transacties? Is de minister bereid om in de Wwft expliciet op te nemen
dat we discriminatie niet toestaan? Is hij daar voorstander van? Want
hij gaf een negatieve appreciatie op mijn eerdere amendement.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Aukje de Vries van de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het pleidooi van DENK is helder. Ik heb alleen wel een vraag. Hoe moet
je het regelen voor bonafide partijen, ondernemers of particulieren?
Volgens mij is de enige weg daarvoor dat er ook gegevensuitwisseling
plaatsvindt, want anders moet elke partij dat weer opnieuw gaan
vaststellen. Ik vraag me dus af of dat dan ook een onbespreekbare weg is
voor DENK. Ik denk dat dat juist wel de begaanbare weg zou zijn, zodat
je de mensen die te vertrouwen zijn, die bonafide zijn, gewoon niet meer
lastig gaat vallen als het een keer is vastgesteld. Misschien moet je
dat dan eens in de zoveel tijd nog eens een keertje checken.
De heer Ergin (DENK):
We zijn niet principieel tegen gegevensdeling. Dat heb ik heel duidelijk
aangegeven. Maar we moeten ook rekening houden met de realiteit en die
is als volgt. Ik kan de voorbeelden nogmaals noemen. Er zijn ook nog
meer voorbeelden. Denk aan CTER-lijsten of aan de Taskforce
Problematisch gedrag, waarbij door het ministerie van SZW allemaal
moslimlijstjes werden opgesteld die vervolgens rondgingen bij diverse
departementen. We weten niet waar. Als er in ieder geval vanaf 2027
sprake gaat zijn van meer gegevensdeling, moeten we voorkomen dat deze
wet ook weer een tool of manier gaat worden om nog een moslimlijst op te
laten stellen en te laten circuleren binnen overheidsdiensten. Dat
moeten we voorkomen. Als we op een veilige en eerlijke manier
gegevensdeling kunnen organiseren en mensen gebaseerd op hun gedrag gaan
behandelen, dan ben ik zeker bereid om na te denken over meer
gegevensdeling. Ik vind dat we altijd moeten kijken naar gedrag. Volgens
mij heb je daar in de AI-wereld ook wel tools voor. Maar in de huidige
vorm en met de voorbeelden die we nu hebben, wil ik dat niet. Als dat
het geval gaat zijn, zullen we daar als DENK zeker voor gaan
liggen.
De voorzitter:
De heer Vermeer heeft nog een vraag.
De heer Vermeer (BBB):
Ik steun de heer Ergin in zijn strijd tegen welke vorm van discriminatie
dan ook. Dat weet hij. Maar ik had toch wel even moeite met zijn
uitspraak dat het om moslimlijstjes ging. Ging het volgens de heer Ergin
echt om lijsten waarop de religie van mensen bijgehouden werd? Volgens
mij is dat namelijk niet aan de orde geweest.
De heer Ergin (DENK):
Er zijn binnen de overheid verschillende voorbeelden, buiten de Wwft om.
Ik schat dat het ministerie van Financiën eerder of later ook betrokken
is geweest bij de voorbeelden waar ik op wijs. Denk bijvoorbeeld aan de
CTER-lijsten. Bij 100% van de gevallen die ons bereiken via de kranten,
de media en op andere manieren, gaat het om mensen met een
migratieachtergrond. We weten dat er op het ministerie van SZW een
Taskforce Problematisch gedrag is. Die taskforce richt zich uitsluitend
op mensen met een islamitische achtergrond. We kunnen hier nu een
discussie voeren alsof dit iets nieuws is. Dit gebeurt al jaren. Dit heb
ik niet gisteren ontdekt. Dit is niet iets wat het daglicht nog nooit
heeft bereikt. Dit is niet geheim. Dit weten we. Deze lijsten zijn er.
Natuurlijk worden ze binnen de overheid geen "moslimlijstjes" genoemd,
maar ze functioneren wel als moslimlijst. Het raakt ook met name mensen
met een migratieachtergrond.
De heer Vermeer (BBB):
Ik vind dat we hier zeer zorgvuldig over moeten zijn. Ik hoop dat de
minister er straks even op kan reageren. Een migratieachtergrond
bijhouden is heel wat anders dan een religie bijhouden. Onder migranten
bevinden zich namelijk ook christenen, atheïsten en noem maar op. Wij
moeten hier wel over feiten blijven praten in de Kamer. Anders zijn wij
wat mij betreft met de verkeerde dingen bezig.
De heer Ergin (DENK):
Ik hou altijd rekening met de feiten. Ik vind het juist heel belangrijk
dat politiek gebaseerd is op feiten. Ik heb net een aantal voorbeelden
genoemd en ik kan nog meer voorbeelden noemen, maar volgens mij moet ik
van de voorzitter wat korter reageren. Maar ik ben best wel bereid om de
heer Vermeer buiten dit debat mee te nemen in wat gegevensdeling en
toepassing van AI betekenen voor mensen met een migratieachtergrond. Er
is sprake van directe vormen van discriminatie. Kijk bijvoorbeeld naar
de toeslagenaffaire. Op een gegeven moment gingen er lijstjes rond
waarbij werd gekeken naar migratieachtergronden. Die lijstjes hebben we
ook gezien. De minister gaat uiteraard zeggen dat het ontoelaatbaar is,
dat hij dat nooit zal accepteren en dat die lijstjes niet bestaan, maar
op basis van verschillende Woo-verzoeken weten we dat er lijstjes worden
gedeeld van moslims. Misschien gebeurt dat niet heel direct bij zijn
ministerie, maar wel bij verschillende werkgroepen en taskforces. Een
ander concreet voorbeeld is SZW. Die lijsten zijn er. Het is goed als de
minister daarop reflecteert.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, dit was eigenlijk al uw vierde interruptie.
De heer Vermeer (BBB):
Dat snap ik, voorzitter, maar de heer Ergin interpreteert mijn vraag
over het bijhouden van religie als het bijhouden van een
migratieachtergrond. Dat doet hij in elk antwoord. Daar wil ik even een
punt van maken, want dat is niet correct. Mensen met een
migratieachtergrond … Dan zijn er ook christenenlijstjes en
atheïstenlijstjes. We moeten dit dus niet toepassen op een religie als
het gaat om hele andere kenmerken.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt; dank u wel. Ik zie nog een interruptie van de
heer De Vree.
De heer De Vree (PVV):
Dit is allemaal best ernstig. Ik begrijp de vragen van de heer Vermeer.
Zou DENK met voorbeelden van die lijstjes kunnen komen? Het is namelijk
een ernstige aantijging. Die voorbeelden zouden die ernstige aantijging
onderbouwen.
De voorzitter:
Laten we deze twee interrupties even samenpakken.
De heer Ergin (DENK):
Dat is goed. Deze vraag komt goed uit. In 2023 — ik zeg het uit mijn
hoofd — heeft de toenmalige minister van SZW, minister Van Gennip,
excuses moeten aanbieden, omdat in het departement de Expertise-unit
Sociale Stabiliteit op een gegeven moment Nederlandse moslims die actief
zijn in het maatschappelijk debat, heeft gevolgd en op lijstjes heeft
gezet. Zelfs dat weten we. Die unit heeft dossiers aangemaakt. Ik heb
een aantal daarvan mogen inzien. Ik weet dat de collega's betrokken
zijn, maar ik vraag mij af of ze onder een steen hebben geleefd. Dat is
namelijk allemaal nieuws dat naar buiten is gekomen. Die dossiers waren
er. Het kabinet heeft nog zijn excuses moeten aanbieden omdat die
lijstjes er waren. Alle mensen die gevolgd zijn en over wie een dossier
is bijgehouden, hebben een excuusbrief ontvangen. Die lijstjes zijn er
dus. Het is niet iets wat niet bestaat. We weten dit al jaren.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt; dank u.
De heer Ergin (DENK):
Ik ben er wel een beetje verbaasd over dat collega's nu voorbeelden aan
mij vragen, terwijl die voorbeelden er al zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer De Vree, voor zijn derde interruptie.
De heer De Vree (PVV):
Ik geloof u onmiddellijk; dat is helemaal het punt niet. Maar ik zou
toch graag voorbeelden willen zien, binnen of buiten deze vergadering.
Ik geloof u onmiddellijk; die lijstjes zullen best bestaan.
De voorzitter:
Wilt u spreken via de voorzitter, meneer De Vree?
De heer De Vree (PVV):
Excuses, voorzitter. Ik zou heel graag van de kant van DENK voorbeelden
van de lijstjes willen. Het is niet zo dat ik u niet geloof, maar u kunt
het dan onderbouwen. U bent ervan overtuigd, dus ik zou heel graag
voorbeelden van die lijstjes zien.
De voorzitter:
We komen steeds een beetje terug bij hetzelfde punt. Meneer Ergin
nog.
De heer Ergin (DENK):
Ik ga nu echt kort reageren, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij heb ik voorbeelden van buiten het departement van Financiën
gegeven. Ik geef nu heel specifieke voorbeelden, tot een afdeling binnen
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan toe, maar ik
krijg nog steeds de vraag of ik met een voorbeeld wil komen. Ik ben met
een voorbeeld gekomen. Ik heb zelfs aangegeven dat het kabinet excuses
heeft moeten maken omdat die lijstjes zijn bijgehouden. Het waren
overigens niet alleen lijstjes over mensen, maar ook dossiers. Volgens
mij is dat een concreet voorbeeld.
De voorzitter:
Was u klaar met uw bijdrage, meneer Ergin? U bent al over uw tijd heen,
dus in die zin was het een retorische vraag. Dank u wel. We gaan door
naar de heer Van der Lee, die zo meteen weg moet. Ik geef hem nu graag
ruimte voor zijn eerste termijn.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. Allereerst een compliment aan de minister en
zijn staf. Het is namelijk leuk om een visiestuk te ontvangen waarin
veel breder wordt gekeken naar de financiële sector en specifiek de
banken daarbinnen. Er spelen allerlei kwesties, nationaal en
internationaal. Dan is het mooi om de dilemma's geschetst te zien, maar
ook om inzicht te krijgen in de keuzes die de minister maakt. In een
bepaald opzicht stelt hij me niet teleur, namelijk omdat hij consequent
is door de markt altijd bovenaan te stellen. Dat doet hij ook in zijn
visiestuk. Dat vind ik dan wel weer jammer, want we hebben op meerdere
momenten discussies gehad over dat er ook andere belangen in het geding
zijn. Die worden ook benoemd door de minister, maar die worden wat mij
betreft te laag gezet in de rangorde. Daar spreekt ook een zekere
naïviteit uit.
Daar wil ik de minister toch de volgende vraag over stellen. Er is geen
echt vrije markt als het gaat om de financiële sector in Europa. Die
komt er voorlopig ook niet. Er staat een oproep in: alle lidstaten
zouden voorbij hun nationale belangen moeten kijken. Maar we weten in de
praktijk dat dat gewoon niet gebeurt. Kijk naar wat er gebeurt in
Duitsland als er een overname dreigt van de Commerzbank. Kijk hoe
moeilijk het is om de bankenunie of de kapitaalmarktunie te voltooien.
Ik snap die wens, maar er spreekt een bepaalde naïviteit van uit.
Volgens mij moeten we voorbij die naïviteit en erkennen dat het nog een
hele lange weg gaat worden. Dan moet je kijken hoe we het gaan
organiseren in Nederland, op een manier die klanten, de Nederlandse
burger, beter bedient dan op dit moment het geval is. Ik ga niet de
discussie over de Volksbank heropenen, want het is helder wat ik daarvan
vind. Omdat die concurrentie en de markt nog zo lang op zich laten
wachten, vind ik dat we daar andere keuzes in moeten maken.
Dat geldt ook voor de aanpak van de Wwft. Ik roep de minister op om zo
snel mogelijk met een wetswijziging te komen, maar dat traject duurt
toch al gauw twee jaar. Mijn vraag is dus: lukt het de minister om
eerder met de wet te komen? Zouden wij in theorie de wet eerder in
kracht kunnen laten gaan dan de Europese afspraken, dus al voor 2027?
Dan ben ik bereid om, als het gaat om de overstap van "ongebruikelijke"
naar "verdachte" transacties, te kijken hoe we gegevensdeling beter
ingekaderd kunnen regelen. We hebben een ontluisterende hoorzitting
gehad, waarin de Nederlandse Vereniging van Banken recht tegenover de
Autoriteit Persoonsgegevens kwam te staan. Dat moeten we niet hebben. Ik
begrijp dat de minister met beide partijen, of in ieder geval ook met
deze partijen, gaat werken aan een pakket dat we in april krijgen. Maar
daar ligt de onderliggende vraag. Dat was ook de kritiek van de
Autoriteit Persoonsgegevens, namelijk dat het allemaal te vrijblijvend
was georganiseerd in het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het was
vrijwillig. Het lag allemaal bij de banken. Als je dit wil laten werken,
denk ik dat de overheid zelf een nadrukkelijkere rol zou moeten spelen
in de kaderstelling en misschien zelfs in de uitvoering. Is daar nog wel
ruimte voor, gelet op de keuzes die de minister maakt? Want hij legt het
toch weer gauw neer bij de markt.
Ook als het gaat om discriminatiebestrijding zie je dat het aan de
banken is om vrijwillig tot dingen te komen. "En dan met een stok achter
de deur, want anders kom ik met wetgeving." Maar dat spel kennen we al
zo lang. Is het niet beter om dan ook gelijk te werken aan wetgeving?
Misschien kunnen we in dezelfde wet regelen dat als er sprake is van
discriminatie, ondanks dat nieuwe systeem op basis van verdachte
transacties, met een goed ingekaderde uitwerking van gegevensdeling,
daar ook sancties en maatregelen op volgen. Ik zie liever dat we dat
allemaal in één klap met elkaar afspreken dan dat we dat hapsnap elke
keer maar weer opnieuw proberen aan de orde te stellen met elkaar, want
daar komen we gewoon niet uit. Dat is eigenlijk de hoofdvraag die ik heb
aan de minister.
Daarbij heb ik dan nog de volgende kanttekening. Ik snap de
regeldrukdiscussie. De regeldruk vind ik totaal uit de hand gelopen als
het gaat om de Wwft. Daar wil ik ook graag wat aan doen. Maar er zit nog
een ander aspect aan regelgeving. Dat gaat toch over de noodzakelijke
verduurzaming. De financiële sector is ook weer buiten de afspraken in
Europa gehouden. Ook daar zitten nationale belangen achter. Maar er ligt
een grote uitdaging voor vergroening van het financiële stelsel. Ik vind
dat de minister veel te makkelijk zegt: we gaan nul additionele regels
stellen. Ook dat vind ik te kortzichtig.
Dat is op zich al een heel apart debat waard. Ik hoop dat de minister
daarvoor openstaat, zodat we dat element op een ander moment dan nu wat
grondiger kunnen bespreken, want het zou goed zijn voor de financiële
sector zelf dat er meer samenhang en gemeenschappelijkheid komt in
afspraken op dat terrein, in plaats van dat ieder land zijn eigen
regeltjes gaat verzinnen.
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Van der Lee?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja, sorry. Ik heb nog veel meer te vertellen, maar het is onmogelijk om
dat in vier minuten te doen terwijl we een heel breed visiestuk hebben.
Ik moet het hierbij laten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. We gaan door naar mevrouw Inge van Dijk van het CDA voor
haar bijdrage.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er staan maar een paar stukken op de agenda,
maar we hebben inderdaad genoeg te bespreken. Ik wil het vooral hebben
over de poortwachtersrol van financiële instellingen, waar we allemaal
toch een slecht gevoel bij hebben. Ik wil beginnen met een paar
voorbeelden uit de praktijk, want ik deel met mijn buurman dat de
inwoners wat ons betreft wat hoger op het prioriteitenlijstje hadden
mogen staan. Onlangs kreeg ik een mailtje van iemand: elke week pint hij
€250 contant voor de boodschappen, gewoon omdat hij het belangrijk vindt
om overzicht over de uitgaven te houden. Ik vind dat heel verstandig,
maar de bank dacht daar echt anders over en vroeg om uitleg. Ze wilden
weten of er ook rekeningen bij andere banken waren en hoeveel geld
daarop stond, en dreigden zelfs de rekening te blokkeren als die
informatie niet werd gedeeld. Dat is toch echt te zot voor woorden. Ik
vraag me af of dat überhaupt mag.
De collega van de PVV had het al over de verenigingen van eigenaren die
nauwelijks een bankrekening kunnen openen, terwijl ze verplicht zijn om
een vve-rekening te hebben voor reservering, onderhoud en verduurzaming.
Vereniging Eigen Huis opende een meldpunt — 445 meldingen. Je hebt
hierbij te maken met een superafgebakende groep. Je zou zeggen: waarom
geldt hiervoor geen risicogestuurd toezicht, dus echt veel simpeler
toezicht. Dan heb ik het nog niet eens over de verenigingen en
stichtingen. De minister kent ons standpunt inmiddels wel. Je zult
tegenwoordig maar penningmeester zijn van een voetbalclub. Ik maak echt
een diepe buiging voor onze vrijwilligers, die het leven echt wel zuur
wordt gemaakt als ze bijvoorbeeld naar de bank gaan voor een
bankrekening of te maken hebben met een bestuurswissel. "Inge", zeggen
ze, "moeten we het maar over onze eigen rekening laten lopen? Want
anders kunnen we niks." Nee, natuurlijk moet je dat niet doen. Jullie
moeten gewoon goed geholpen worden.
Het aantal mkb-ondernemingen met bankleningen daalde de afgelopen jaren
met 34%. Volgens KPMG is er een compliance-afvinkcultuur ontstaan bij
banken, die zo veel tijd en geld kost dat het een flinke druk op hun
winstmarges legt, waardoor het verstrekken van kleine mkb-kredieten
minder aantrekkelijk wordt. Herkent de minister deze problematiek? Is
dat wat hij bedoelt met de risicomijdende cultuur die de afgelopen jaren
is ontstaan bij banken?
Banken zijn volgens de minister 20% van hun capaciteit kwijt aan hun
poortwachtersrol, met een prijskaartje van 1,4 miljard per jaar, terwijl
de toegevoegde waarde niet altijd duidelijk is. 2,8 miljoen Nederlanders
hebben problemen met toegankelijkheid tot bankzaken. Over die risico's
praten we in de Kamer nauwelijks. Het zou ons een lief ding waard zijn
als we de capaciteit en het geld kunnen verschuiven van doorgeschoten
regelgeving naar de menselijke maat.
Voorzitter. Er komt alweer nieuwe Europese UBO-regelgeving aan, waarbij
poortwachters straks nog meer data moeten opvragen, waaronder
geboortedata, nationaliteit en beroep. De minister noemt dat in zijn
brief onwenselijk en dat delen wij met hem. Hij wil de regels voor
burgers en ondernemers zo lastenluw mogelijk implementeren. Hoe kijkt
hij naar de voorstellen om banken eenmalig toegang te geven tot het BRP
voor de benodigde gegevens, zoals in België goed werkt, of het voorstel
om alle poortwachters een goed en compleet UBO-register te bieden, zodat
zij de gegevens zo min mogelijk bij klanten hoeven op te vragen? Is de
minister bereid om hierin samen op te trekken met zijn collega's van BZK
en EZK?
Welke concrete en praktische oplossingen ziet de minister nog meer om de
verstikkende invloed van de antiwitwasregels te beperken? De minister
beschrijft bijvoorbeeld — we hebben het er net ook al over gehad — dat
banken onder de nieuwe verordening zullen gaan monitoren op verdachte
transacties in plaats van op alle ongebruikelijke transacties. Kunnen we
dat eerder invoeren dan 2027? We begrijpen vanuit de sector dat het
praktisch onhaalbaar is om per juli 2027 volledig te voldoen aan de
nieuwe verordening, terwijl de huidige Wwft niet voorziet in het
verzamelen van de daarvoor bedoelde klantgegevens. Is de minister bereid
om met DNB te onderzoeken of banken al eerder volgens het nieuwe regime
kunnen gaan werken?
Voorzitter. We zijn het eens met de minister dat meer gegevensdeling
nodig kan zijn om de aanpak van criminaliteit te verbeteren, zoals
feedbackloops in de keten, zodat risico's beter ingeschat kunnen worden,
en opsporingseffecten effectiever worden. Banken krijgen nu bijvoorbeeld
helemaal geen terugkoppeling van de transacties die ze aanleveren. Hoe
kijkt de minister naar de oproep uit de sector tot versterking van de
capaciteit bij publieke partijen, waaronder OM, politie, FIOD en FIU?
Kan de minister toelichten welke alternatieven hij onderzoekt voor
TMNL?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Keurig binnen de tijd. U heeft nog vijf seconden over.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, ik had geoefend.
De voorzitter:
Daar maakt de heer Grinwis gretig gebruik van, denk ik, want hij begint
nu aan zijn termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Aan het begin van dit debat wil ik graag nog een
keer markeren dat we in dit land een gigantisch probleem hebben met
drugscriminaliteit, ondermijning en witwassen. We hebben ons daar ook
met hand en tand tegen te verzetten. Dat betekent echter niet dat je de
regeldruk zo ongekend moet opvoeren dat het hele maatschappelijke
middenveld eraan onderdoor dreigt te gaan. Het voelt een beetje als het
inzetten van de guillotine als medicijn voor hoofdpijn; de hoofdpijn is
gegarandeerd verholpen, maar er is wel sprake van enige nevenschade, die
ook nog eens onherstelbaar is.
Voorzitter. Velen zullen net als ik vinden dat de manier waarop
witwascontroles momenteel worden vormgegeven, excessief is, tegen te
hoge maatschappelijke kosten. Ook de minister zei recent: ik zie dat dit
zo niet langer kan. Hij kondigde aan dat hij de manier van
witwascontroles door banken wil aanpakken. Maar gaat de minister daarbij
niet voorbij aan de AMLA, het nieuwe agentschap van de EU dat is
opgericht om witwassen tegen te gaan? Met andere woorden: heeft de
minister nog wel de zeggenschap om zelf deze regels te wijzigen? Het
komt op mij over als de voorzitter van de plaatselijke korfbalvereniging
die tegen de KNVB zegt dat het maar eens anders moet. Kan de minister
met voorbeelden uitleggen welke zaken hij wél kan realiseren binnen zijn
mandaat? De ChristenUniefractie hoopt van harte dat de minister niet
alleen daadkracht predikt, maar dit ook daadwerkelijk omzet in
daden.
Voorzitter. Nog steeds krijg ik uit het hele land signalen dat het voor
stichtingen, kerken en verenigingen, waaronder dus de genoemde
verenigingen van eigenaren, door alle regels nog altijd buitengewoon
lastig is om een bankrekening te openen. Vandaar ook mijn eerdere
hartenkreet. Is de minister het met mij eens dat dit echt onwenselijk
is? Kan hij schetsen wat hij nu al doet om deze ongewenste situaties
tegen te gaan en welke oplossingsrichtingen hij nog meer ziet? In dit
kader sluit ik mij ook aan bij de vragen van collega Van Dijk over het
mkb, en dan vooral over het kleinere mkb en de kredietverlening.
Voorzitter. Dan kom ik op het onderwerp hypotheekfraude. Er is een
enorme krapte op de woningmarkt, met alle gevolgen van dien. Door het
grote tekort aan woningen en de hoge prijzen is het voor jongeren bijna
onmogelijk om een huis te vinden, een gezin te stichten en een leven op
te bouwen. Insiders hebben het goed. Outsiders weten niet waar ze het
zoeken moeten. Alsof dat nog niet genoeg is, wordt dit probleem sterk
verergerd door criminele netwerken die, bijvoorbeeld om drugsgeld wit te
wassen, massaal met frauduleuze hypotheken woningen kopen. Dat zijn
allemaal woningen die niet meer gekocht kunnen worden door onze
woningzoekenden, met nog hogere prijzen tot gevolg. Deze zomer speelde
de zaak tegen criminelen in Amsterdam die op deze wijze, door
hypotheekfraude, honderden woningen aan de markt hebben onttrokken. Maar
ik hoor dat dit in heel Nederland plaatsvindt. Wat mijn fractie betreft,
worden deze fraude en ondermijning hard aangepakt met lik-op-stukbeleid.
Kan de minister met ons delen wat de omvang van deze fraude is en hoe
die wordt aangepakt? Kan hij de Kamer periodiek over de voortgang in
dezen informeren? Is het zo dat betrokkenen een beroepsverbod
krijgen?
Voorzitter. Dan nog iets over contant geld. Kan dat nog in de laatste
seconde? Ik krijg er nog drie, hoor ik. Dan heb ik dus nog een vraag
over contant geld. Klanten wordt door banken soms ook gevraagd waar zij
hun opgenomen contante geld aan besteden. Dat is logisch als er een
concrete verdenking is van zware criminaliteit of terrorisme, maar hoe
zit het als er geen sprake is van zo'n verdenking? Hoe kijkt de minister
dan aan tegen vragen van banken op dit terrein? Welke verplichtingen
hebben banken als hun klanten contant geld opnemen? Kan de minister
toezeggen dat toezichthouder DNB zowel voor klanten als voor banken
helder maakt wanneer de bestemming van opgenomen contant geld met
documentatie inzichtelijk gemaakt moet worden? Dient een bank die weet
heeft van contante uitgaven aan bijvoorbeeld zwartwerk, afscheid te
nemen van die particuliere klant? Of volstaat dan een melding bij de
FIU?
Dat is mijn laatste vraag in deze eerste termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Keurig binnen de tijd. We gaan naar mevrouw De Vries van de
VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Verenigingen, stichtingen, ondernemers: iedereen
wordt echt hoorndol van deze regelgeving. Mijn collega zei het ook al.
De minister onderkent dat gelukkig ook. Dat is al het begin. Hij heeft
een brief gestuurd waarin hij zegt dat hij een aanpak wil realiseren. Ik
hoop wel dat die aanpak concreter wordt ingevuld dan nu in de brief
staat en op meer ziet dan alleen banken. De visiebrief van de minister
ziet namelijk alleen op banken, terwijl ook heel veel andere partijen —
verzekeraars, financieel adviseurs — daarmee te maken hebben. Daar wil
ik ook een duidelijk tijdpad en een tijdlijn bij krijgen, zodat blijkt
wanneer de verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Ik ga er dan ook van
uit dat de minister de VVD-motie daarover van 24 september jongstleden
meeneemt in de concrete uitwerking.
Eigenlijk heb ik een zevental punten waarvan ik vind dat die terug
moeten komen in de aanpak van de minister.
Een: risicogerichte uitvoering en toezicht. Wat mij betreft zou het
mogelijk moeten zijn toe te staan dat bij minder risico echt geleund
wordt op het UBO-register, terwijl men bij zwaardere risico's en hoge
risico's meer eigen onderzoek moet doen. Ik moest wel een beetje
glimlachen, omdat DNB vaststelt dat de op risico gebaseerde aanpak van
de banken beter moet. Ik denk dat de toezichthouder wel één van de
actoren is die bij heel veel van de partijen zorgen voor die
risicomijding.
Een goed UBO-register. Er vindt een stapeling van identiteitschecks
plaats; dat zou kunnen. Een mogelijke oplossing is een gedeelde
infrastructuur en een gestandaardiseerde identificatie. Zorg dus voor
een goed, toegankelijk en up-to-date UBO-register en doe dat ook in nauw
overleg met de betrokken ondernemers. Ik zou er ook voor zijn dat
UBO-gegevens eventueel langer bewaard kunnen worden, zodat voor één zaak
niet meermaals dezelfde UBO-gegevens moeten worden opgevraagd.
Sta meer samenwerking en gegevensuitwisseling toe. Transactiemonitoring
is volgens mij een oplossing. Die is deels geschrapt, want die mocht
niet meer uit hoofde van de verordening. Dat geldt in ieder geval voor
de vorm waarvoor gekozen werd. Ik zou dus zeggen: laten we daar in elk
geval naar kijken. Wellicht kunnen we ook naar een sandboxconstructie
kijken en hierop vooruitlopend een aantal van de zaken oppakken.
BRP-gegevens zoals de geboorteplaats et cetera eenmalig checken: laten
we dat niet bij iedereen neerleggen, maar een eenmalige koppeling tot
stand brengen. Ziet de minister ook voor de gegevens van het
Handelsregister van de Kamer van Koophandel mogelijkheden voor een soort
check of koppeling ergens, zodat die gegevens niet allemaal dubbel
aangeleverd moeten worden?
Het vierde punt is een basisbetaalrekening voor ondernemers en
organisaties. We hebben er al eentje voor consumenten. 82% van de
gevallen wordt geweigerd op basis van een eigen keuze van de bank:
reputatierisico, commerciële redenen, milieugerelateerde regelingen. Ik
zou graag willen dat deze minister per direct afspreekt dat banken het
openen van een zakelijke rekening niet langer kunnen weigeren, met
uitzondering van een weigering om Wwft-redenen. Ook zou ik graag willen
dat we dat in verband met een gelijk speelveld later in wet- en
regelgeving in Nederland, maar ook op Europees niveau regelen.
Vijf. Wat mij betreft moeten we ook kijken naar best practices in het
buitenland. De basisregistratie in België werd al even door het CDA als
voorbeeld genoemd, maar ik denk ook aan de UBO-praktijken in Denemarken
en Oostenrijk. Ik zou ervoor zijn om ook de hele Wwft nog eens door te
nemen: waar zijn we nou echt strikter dan eigenlijk noodzakelijk?
Zes. Ga ook in Europees verband na wat nodig is en wat eventueel nog
aangepast kan worden. Enerzijds denk ik daarbij aan de effectiviteit van
de regels, want de criminelen, de witwassers en de witwasfinanciering
moeten we kunnen aanpakken. Dat staat voorop. Maar dat moet wel op een
effectieve manier gebeuren en wat ons betreft ook met minder regeldruk.
Ik zou ervoor zijn om echt te gaan kijken of we daarvoor ook in de
Europese regelgeving dingen kunnen aanpassen.
Tot slot het zevende punt, voorzitter. Zorg ervoor dat instanties zoals
de FIU en het FEC, het Financieel Expertise Centrum, en de financiële
recherche voldoende mogelijkheden en bevoegdheden hebben. Zij zijn
belangrijke actoren, omdat ze kunnen opsporen. En vervolgen moet
natuurlijk ook gebeuren.
Mijn twee laatste punten.
Ongebruikelijke en verdachte transacties. Ik ben wel benieuwd wat
daarvoor nu de gevolgen zijn, want ik denk dat heel veel bij de banken
komt te liggen. Ik ben benieuwd hoe de minister ervoor zal zorgen dat er
voor de organisaties duidelijkheid en zekerheid komt over de vraag hoe
je dat dan moet invullen.
Een laatste oproep: kijk ook wat techniek mogelijk maakt. Ik denk dat
artificial intelligence er ook aan kan bijdragen om dit op een veel
betere, efficiëntere en effectievere manier te doen, zodat we de echte
boeven vangen en de bonafide mensen gewoon met rust kunnen laten.
Voorzitter, dat was het.
De voorzitter:
Dat was 'm. De heer Van der Lee van GroenLinks-PvdA heeft een vraag voor
u.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank aan mevrouw De Vries. Zij legt veel punten op tafel en bij een
aantal daarvan kan ik heel goed met haar meevoelen. Tegelijkertijd ligt
ook de vraag op tafel hoe snel we een en ander nou gaan regelen. Zal al
een nationale implementatiewet van kracht zijn voordat de verordening
formeel van kracht wordt, om ervoor te zorgen dat we tijdig een enorme
slag kunnen slaan? En hoe verhoudt zich dat dan tot de zorgvuldigheid en
tot allerlei extra wensen die we misschien apart van elkaar nog hebben?
Hoe staat de VVD daarin? Mag meer tijd worden genomen om al die wensen
goed in te regelen? Mag het even duren voordat we de implementatie
hebben vormgegeven, of is het toch ook zaak om hierbij zo veel mogelijk
tempo te maken?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben er altijd voor om tempo maken, maar het moet wel op een goede
manier kunnen. Gaat het bijvoorbeeld om de ongebruikelijke en verdachte
transacties — ik denk dat de heer Van der Lee vooral daarop duidt — dan
moet ook helder zijn wat daar dan onder valt en hoe dit voor de sector
goed uitvoerbaar is. Daarover moet je echt wel even goed nadenken en ook
overleggen met de sectoren. Ik ben er echt voor om tempo te maken, om
snelheid te maken, maar dat betekent wat mij betreft dan ook tempo maken
met de gegevensuitwisseling. Want het gaat niet alleen om dit onderwerp.
Ik vind echt dat we nu spijkers met koppen moeten slaan. De minister
heeft daar een goede eerste aanzet voor gegeven, maar nu moet er wel
echt boter bij de vis komen. Ik ben er ook voor om bijvoorbeeld na te
gaan of we niet vooruitlopend op die verordening — ik denk dan
bijvoorbeeld aan artikel 75 — alvast via een sandboxconstructie met
elkaar informatie kunnen delen. Daarbij moet je ook ondervinden wat
ervoor nodig is om dat op een verantwoorde manier met elkaar te doen.
Maar er moeten echt wel stappen gezet worden, want op dit moment worden
heel veel ondernemers, heel veel organisaties en heel veel verenigingen
echt hoorndol van dit systeem. Zeker, als dit snel geregeld kan worden,
dan is dat prima, maar ik vind dat we ook de gegevensuitwisseling, het
UBO-register en alles wat het voor de ondernemers makkelijker maakt, met
tempo moeten regelen.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel. We gaan door naar de volgende spreker: de heer
Vermeer van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. BBB steunt de aanpak van witwassen en
terrorismefinanciering, maar niet de huidige manier van aanpak. De
regels worden steeds zwaarder. We hebben hier al verschillende
voorbeelden gehoord. Al die regels raken vaak niet de echte criminelen,
die al in heel andere circuits zitten, maar wel onze ondernemers en
burgers. Het willen bestrijden van witwassen mag nooit een excuus zijn
om de privacy van onschuldige Nederlanders steeds verder in te perken.
Nederland moet zelf bepalen wat werkt en wat eerlijk is. De vraag van de
heer Grinwis was dan ook terecht. Welke garanties kan de minister geven
dat Nederland hier zelf nog enige vorm van controle op houdt?
Brussel lijkt te denken dat hoe meer data van burgers en bedrijven
verzameld worden, hoe veiliger het financiële systeem wordt. Dat is niet
alleen onjuist, het is ook gevaarlijk. Gewone mensen worden steeds meer
als verdachten behandeld, terwijl de echte criminelen veel slimmere
manieren hebben om buiten beeld te blijven. Bij een eerder bezoek aan de
bank heeft de bank ervoor gepleit met elkaar zwarte lijsten te kunnen
delen. Wat ons betreft zou dat alleen maar mogen als dan ook helder is
dat bedrijven of personen die op die zwarte lijst dreigen te komen,
daartegen in beroep kunnen gaan en echt de mogelijkheid hebben om daaraf
te komen. Het moet niet zo zijn dat niet duidelijk is hoe mensen op die
lijstjes zijn gekomen — zulke lijstjes hebben we eerder weleens bij de
Douane gezien — maar dat zij dan toch apart gezet worden.
Voorzitter. De heer Ergin meldde vorig jaar al op X — ik weet niet of
hij daar nu nog op zit, maar toen meldde hij dat in ieder geval — dat
hij problemen had met het doen van een pensioenstorting en dat hij er
als PEP gewoon uit gegooid werd. Ik heb op 31 december een dappere
poging gedaan om een klein steentje in mijn pensioengatkrater te gooien.
De behandeling zou vijf dagen duren. Het is nu 22 januari, maar ik zit
nog steeds in de molen. Dus ik vrees het ergste. Maar mocht ik daaruit
gekickt worden alleen maar omdat ik een PEP ben, dan zal ik mij hier
weer melden. Waar het geld vandaan komt, is te traceren. Het komt
overigens van Binnenlandse Zaken.
Voorzitter. De privacy van onschuldige Nederlanders is geen wisselgeld
in de strijd tegen witwassen. Witwasregels mogen niet leiden tot een
samenleving waarin iedereen continu gecontroleerd wordt, zoals ook
mevrouw Van Dijk al aangaf. De administratieve lasten van Europese
regels stapelen zich sowieso al op, vooral voor kleinere ondernemers —
ik heb het dan niet alleen over allerlei duurzaamheidsrapportages, maar
ook over complexe eisen — terwijl de echte witwassers buiten schot
blijven. Dit is niet proportioneel en niet effectief. BBB wil een
veilige samenleving, maar niet ten koste van de vrijheid en privacy van
onze burgers. Wij mogen niet toestaan dat regels die bedoeld zijn om
tegen criminelen op te treden — misschien nog geen 1% van onze
samenleving — de vrijheid van de andere 99%, onschuldige mensen,
inperken. Nederland moet op dit vlak een voorbeeld stellen. Regels
moeten proportioneel en rechtvaardig zijn.
Voorzitter, ik sluit af. Nederland moet zelf aan het roer kunnen blijven
staan met beleid dat werkt voor ondernemers en burgers. BBB verwacht dat
de minister onze soevereiniteit verdedigt, de privacy van mensen
beschermt en de bureaucratie tegengaat. Veiligheid en vrijheid moeten in
balans blijven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. Ook de heer Flach is inmiddels aangeschoven.
Hij zal zo meteen een bijdrage leveren namens de SGP. Maar eerst gaan we
vol spanning luisteren naar de heer Dekker, die spreekt namens Forum
voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. In mijn vorige leven werkte ik lange tijd bij
een Nederlandse grootbank. In de laatste fase van mijn carrière was ik
in de raad van bestuur van die bank onder meer verantwoordelijk voor
KYC, Know Your Customer. De afdelingen die dit onderwerp verzorgden, heb
ik deels zelfs opgericht. Al snel moesten we delen van gebouwen en zelfs
hele gebouwen vrijmaken voor het huisvesten van deze afdelingen. Het was
veruit het snelst groeiende onderdeel van de gehele organisatie. De
uitdaging was om alle klanten en de transacties die zij aangingen,
voortdurend en systematisch tegen het licht te houden om te bezien of er
reden was voor nader onderzoek in het kader van de Wwft, de wet tegen
witwassen en terrorismefinanciering.
Aan de accountant en vooral aan De Nederlandsche Bank moest voortdurend
bewezen kunnen worden dat alle transacties en gedragingen die in het
kader van de Wwft als verdacht zouden kunnen worden aangemerkt,
procedureel op de juiste en voorgeschreven manier werden behandeld.
"Evidencing" heette dat. Als dat niet in alle gevallen kon worden
bewezen, volgden zware sancties: van zeer grote boetes voor de bank tot
een hertoetsing van de verantwoordelijke bestuurders aan toe.
"Hertoetsing" betekent in de meeste gevallen "einde carrière".
Een zeer omvangrijk complex aan procedures, systemen en controles werd
ingericht. Geld noch middelen werden gespaard. Bij de andere grootbanken
was de situatie precies eender. In ons geval slaagden we er ondanks
enorme inspanningen niet in om tijdig alle procedures, systemen en
controleslagen helemaal dicht te hebben. Dat kwam de voltallige raad van
bestuur op een persoonlijke aantekening van De Nederlandsche Bank te
staan. Het leidde nog net niet tot een ontslag, maar wel tot een
belemmering van hun verdere carrière in het bankwezen. Maar het is niet
zo dat we door onze KYC-systemen ooit een grote witwasser of
terrorismefinancierder op het spoor kwamen.
Toen ik, twee jaar na mijn eervol vertrek, als ex-lid van de raad van
bestuur een zakelijke rekening wilde openen bij deze bank, moest ik
eerst goedgekeurd worden door de KYC-afdeling. De
hoogst-verantwoordelijke van deze afdeling had ik zelf nog aangenomen.
Maar mijn rekening kon niet worden geopend; ik kwam niet door de
beoordeling. Ik was een PEP, een politically exposed person. U weet het
wel; dat is te moeilijk. Dan zijn te veel compliance-risico's voor de
bank.
Voorzitter. Voor de banken, maar vooral ook voor de bankklanten, schiet
de Wwft zijn doel ver voorbij. Miljoenen klanten worden opgezadeld met
allerlei impertinente vragen en controles, worden op diverse manieren
beperkt wat betreft hun financiële zaken en worden behandeld als
criminelen, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen. Dit alles gebeurt
vanuit een ongebreidelde controle- en regelzucht, die alleen maar
ballast en schijnzekerheid over de veiligheid van het financiële systeem
oplevert.
De banken in Nederland willen al jaren samenwerken, zodat ze de
Wwft-behandeling samen kunnen doen, en zo kosten kunnen besparen. Dat is
heel begrijpelijk, want deze tak van sport kost per bank honderden
miljoenen euro's per jaar. Toch zou ik hier, net als de heer Ergin, niet
meteen vóór zijn. Wanneer er één goedkeurings- en verwerkingsloket zou
komen voor alle banken tezamen, zou de bankklant volledig de gevangene
van het almachtige systeem worden. Dan is Kafka compleet. Ikzelf had dan
waarschijnlijk helemaal geen zakelijke rekening kunnen openen.
Voorzitter. Dit is de wereld op z'n kop. Ik roep de minister dan ook op
om al het mogelijke te doen om deze gekte te keren en luid en duidelijk
te laten horen dat deze situatie voor het grote publiek, maar ook voor
de banken zelf, niet vol te houden is. Het enige wat erop zit, is om
alles op alles te zetten om deze hele verstikkende regelgeving volledig
te ontmantelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar de een-na-laatste spreker van vandaag, de heer
Flach van de fractie van de SGP. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Dank, voorzitter. Eind vorig jaar hadden we een goed debat over de
financiële markten, herinner ik me nog. Destijds heeft de minister
toegezegd om met een beleidsagenda voor de financiële sector te komen.
Het is heel fijn dat die er al zo snel is, zodat we daar nu een gesprek
over kunnen voeren. Want dat is wel nodig. Dat gaf de minister in het
vorige debat zelf ook duidelijk aan. Lage kosten, hoge rentes, veel
privacy en weinig administratieve lasten: dat gaat allemaal maar
moeizaam samen. Daar moeten we inderdaad het debat over voeren. De brief
van de minister helpt daarbij.
In dit debat wil ik ingaan op het tweede en het derde thema dat hij
noemde: regeldruk en toezicht en toegankelijk betalingsverkeer. De
minister zet onder andere sterk in op betere gegevensdeling. Daardoor
komt de privacy mogelijk nog verder in het nauw. Maar ik mis vooral de
inzet op een meer gerichte aanpak van witwassen. In de brief wordt
genoemd dat de risicomijdende cultuur doorbroken moet worden. Maar
volgens de SGP moet de witwasaanpak veel risicogerichter worden
vormgegeven. Dat is iets anders dan het mijden van risico's door
poortwachters.
Goede doelen, stichtingen en verenigingen waarvan de risico's laag zijn,
kunnen prima onder een beperkter regime geplaatst worden. Dat geldt ook
voor bonafide ondernemers en het gros van de natuurlijke personen. Er is
zo veel data beschikbaar dat de hoogrisicogroepen volgens mij goed in
beeld zijn. Hoe gaat de minister dit aspect ook meenemen in de brief die
hierover in april komt? Hoe staat het kabinet tegenover een meer
gedifferentieerde aanpak van witwassen?
Wat ook kan helpen om de witwasaanpak te verlichten, is om niet alle
ongebruikelijke transacties te melden, maar transacties pas te melden
als die verdacht zijn. Ik begreep dat dit punt ook al door collega's is
genoemd. Dit wordt ook aanbevolen in het DNB-rapport Van herstel naar
balans. Klopt het dat dit mogelijk is? Is de minister bereid om deze
handschoen op te pakken?
Voorzitter. De nieuwste AML-verordening werkt een behoedzame aanpak van
witwassen op bepaalde punten tegen. Ik krijg signalen van banken dat de
nieuwe verordening meer vraagt van hun klanten. Zowel zakelijke als
particuliere klanten, dus ook ondernemersverenigingen en stichtingen,
zouden nog meer informatie moeten aandragen. Dit leidt uiteraard tot nog
meer weerstand. We kunnen van alles in de steigers gaan zetten om te
komen tot een afgewogen witwasaanpak, maar zo'n verordening werkt die
dan wel tegen. Hoe ziet de Europese aanpak van de minister eruit? Ik
begrijp ook dat er wordt gewerkt aan een inventarisatie van nationale
koppen in de financiële sector. Hoe staat het daarmee? Wanneer komt die
lijst onze kant op?
Voorzitter. Ook in de verzekeringswereld liggen er volgens mij kansen
voor een meer risicogebaseerde aanpak, bijvoorbeeld als het gaat om de
toepassing van de Sanctiewet 1977. Die wet wordt momenteel herzien. Is
de minister bereid om hierin een meer risicogebaseerde aanpak te borgen?
Zo ja, welke maatregelen worden er dan genomen?
Voorzitter. Over het andere thema, toegankelijk betalingsverkeer, kan ik
korter zijn. Daar hebben we het eind december uitgebreid over gehad. De
minister heeft destijds aangegeven dat hij met voorstellen komt om de
toegang tot het betalingsverkeer te verbeteren. Ik vind de teksten in de
visie die de minister deze week presenteerde, nog wel wat mager. Het
blijft toch vooral dreigen en afwachten. Natuurlijk moeten banken de
tijd krijgen om hun zaakjes op orde te krijgen en te verbeteren, maar ik
hoor wel graag van de minister wat hij zelf concreet gaat doen op dit
thema, bijvoorbeeld als het gaat om de toegang tot een betaalrekening of
om de eindeloze stroom aan informatie die stichtingen en ondernemers
moeten aanleveren. Volgens mij kunnen we daarvoor niet alleen maar naar
de sector zelf kijken, maar moeten wijzelf ook met elkaar aan de
slag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach van de SGP. Dan doe ik tot slot mijn eigen
inbreng. Daarom zou ik het voorzitterschap graag tijdelijk even aan de
heer De Vree willen overdragen.
Voorzitter: De Vree
De voorzitter:
Dank u, ex-voorzitter. Ik geef het woord aan meneer Idsinga.
De heer Idsinga (NSC):
Dank u wel, tijdelijke voorzitter. Vandaag bespreken wij het onderwerp
witwassen. Er liggen niet alleen drie evaluaties op tafel vanuit Europa
over de vierde antiwitwasrichtlijn; de minister heeft ons ook blij
gemaakt met een visie op de financiële sector. Daar zijn wij hem zeer
dankbaar voor. Een visie hebben, is namelijk goed. Het is belangrijk dat
toegang tot het financiële systeem gegarandeerd wordt, want dat is voor
heel veel mensen, eigenlijk voor iedereen, een belangrijk onderdeel van
bestaanszekerheid; zonder bankrekening kun je tegenwoordig niet zo veel
meer.
Banken doen honderdduizenden meldingen van ongebruikelijke transacties.
13.000 bankmedewerkers zijn hier dagelijks mee bezig. Dat kost naar
schatting 1,4 miljard euro. Een op de vijf bankmedewerkers is bezig met
deze poortwachtersfunctie; dat is al gezegd. Dit gebeurt naast de vele
interne controles waar bankmedewerkers zich al mee bezig houden. Toch
vond de toezichthouder dit nog niet streng genoeg. ING kreeg in 2018 een
megaboete van 775 miljoen euro. Later volgde ABN AMRO, met 480 miljoen
euro, en de Rabobank met 1 miljoen euro, plus een strafrechtelijk
onderzoek. De voormalige baas van ING is vier jaar lang verdacht geweest
van medewerking aan witwassen. Zijn zaak is pas sinds kort
geseponeerd.
Tegelijkertijd zijn er aanhoudende meldingen van discriminatie. Mensen
worden geconfronteerd met, zoals de minister het noemt, impertinente
ondervragingen. Als deze vragen naar de mening van de bank niet goed en
snel genoeg worden beantwoord, kan dit leiden tot het acuut opheffen van
de bankrekening. Ik zei net al dat dit totaal haaks staat op de visie
van NSC op bestaanszekerheid. Zonder bankrekening kun je namelijk niet
deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.
Daarnaast doen banken aan buitensluiting van hele sectoren van
financiële dienstverlening, bijvoorbeeld van de autohandel. Klopt het
dat de Rabobank iedere maand afscheid neemt — en dit gebeurt tegen hun
zin — van zo'n 10.000 klanten? Deze klanten moeten beter beschermd
worden. Wanneer kan de minister met wetgeving komen waarmee bankklanten
beter beschermd worden tegen onvrijwillige opheffing van hun
bankrekening? Kan de minister ook regelen dat iedere burger van
Nederland recht krijgt op een betaalrekening? In zijn visiedocument was
hij daar zeer hoopvol over; hij heeft het daarin opgeschreven.
Dan leg ik daar nog een wens bovenop. Ik zou dan namelijk ook graag zien
— dat heb ik ook al eerder in het debat gezegd — dat tenminste één van
die bankrekeningen voor de consument kosteloos moet zijn. Dat brengt me
dan ook bij de vraag of er sprake is van wederkerigheid richting de
banken. Aan de ene kant denkt de minister goed mee over oplossingen voor
de financiële sector. Maar wat vraagt de minister dan terug van
diezelfde financiële sector? Dan noem ik zaken als spaarrente, kosteloze
betaalrekeningen, et cetera et cetera. Voor wat hoort wat, zou ik bijna
willen zeggen.
Verder vind ik het nog opvallend dat de enorme hoeveelheid meldingen die
de 13.000 medewerkers bij de banken doen, slechts terechtkomt bij een
relatief kleine groep medewerkers van de FIU. Ik las dat het om 34 fte
aan personeel gaat. Die kunnen maar een klein aantal zaken oppakken, en
nog minder zaken doorgeleiden naar het OM. Is de minister voornemens om
te investeren in het aantal fte's binnen de FIU?
De voorzitter:
Ik onderbreek u voor een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben het zeer eens met het punt dat de heer Idsinga zojuist op tafel
legde. Maar investeren betekent natuurlijk ook dat je hier geld voor
vrijmaakt. Is de fractie van NSC daar ook toe bereid?
De heer Idsinga (NSC):
Natuurlijk moet alles gedekt worden. Dat ben ik met mevrouw Van Dijk
eens. Maar ik ben benieuwd wat de plannen van de minister op dit punt
zijn. Want door het systeem anders en, hopelijk, efficiënter in te
richten, worden er mogelijkerwijs ook weer middelen vrijgespeeld. Ik
hoor daar dus graag een antwoord op van de minister.
DNB heeft in 2022 al aangegeven dat er — en dit is al eerder gezegd
vandaag — van een systeem van "ongebruikelijke" transacties, over zou
moeten worden gegaan op een systeem van "verdachte" transacties, zoals
in andere landen al gebeurt en zoals de EU vanaf 2027 voorschrijft. Dit
zou het aantal transacties fors kunnen terugbrengen, van 2 miljoen naar
45.000. Aanhakend op wat andere collega's hebben gevraagd: "Kan dit ook
eerder? Kunnen we met elkaar regelen dat dit eerder kan worden
ingevoerd? Wat is daarvoor nodig? Wat is de minister bereid om op dit
punt te leveren?" Dan gaat het natuurlijk ook over de balans. Welke
waarborgen voor privacybescherming neemt de minister mee in zijn
plannen? Zoals u weet, is de bescherming van privacy voor NSC een
belangrijk punt.
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord weer aan u, als voorzitter.
Voorzitter: Idsinga
De voorzitter:
Nou, daar ben ik weer! Dank u wel, voorzitter. Ik kijk even naar de
minister, want die heeft ongetwijfeld een paar minuten nodig om zijn
vragen te kunnen beantwoorden. Ik hoor dat hij een halfuurtje nodig
heeft. Zullen we dan om 14.40 uur de draad weer oppakken? Ik hoor een
"ja". Dan schors ik deze vergadering tot 14.40 uur. Dank u wel.
De vergadering wordt van 14.11 uur tot 14.44 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is zover. Het is 14.40 uur, zoals afgesproken. Welkom terug. Ik
heropen de vergadering. Het woord is aan de minister voor zijn eerste
termijn.
Minister Heinen:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamer voor alle vragen. Ik zal de
vragen beantwoorden aan de hand van een aantal onderwerpen, namelijk de
lastendruk, de gegevensdeling en -uitwisseling, de toegang tot
betaalrekeningen en overig, waarbij ik ook zal ingaan op het punt van de
heer Ergin over discriminatie. Laat mij eerst een aantal algemene punten
maken voordat we naar de beantwoording van de vragen gaan. Ik denk dat
het goed is om uiteen te zetten waarvoor we hier nu zitten en waarover
ik vandaag met u het debat probeer te voeren, en waarover we in april
het debat kunnen voeren. Nogmaals, laat me eerst een paar algemene
opmerkingen maken.
In de eerste plaats benadruk ik dat ik erken dat de witwascontrole is
vastgelopen, met name bij de banken. We kennen allemaal de voorbeelden
hiervan in de praktijk. Ook vandaag zijn er weer voorbeelden
aangedragen. Ondernemers, vrijwilligersorganisaties en burgers hebben
allemaal moeite met het openen van een betaalrekening of kunnen helemaal
geen rekening openen. We kennen ook voorbeelden van impertinente
ondervragingen en belemmeringen bij toegang tot betalingsverkeer of
zelfs van discriminatie. Uit onderzoek blijkt ook dat ondernemers en ook
verenigingen — we hebben vandaag de voorbeelden weer gehoord — moeite
hebben met het openen en openhouden van een betaalrekening. Daarom vind
ik dat er een nieuwe belangenafweging nodig is om uit de huidige impasse
te komen, want zo zie ik de huidige situatie wel.
Binnen de antiwitwasaanpak concurreren in mijn visie grofweg drie
belangen met elkaar. In de eerste plaats is dat het voorkomen van
witwassen en het bestrijden van criminaliteit. In de tweede plaats is
dat de grote regeldruk, die we hier ook regelmatig aan de orde hebben.
Anderzijds is er het vraagstuk van de privacy, waar we ook allemaal
terechte zorgen bij hebben. Laat vooropstaan dat niemand hier oproept
tot minder privacy, maar het staat allemaal op gespannen voet met
elkaar. Ook heb ik geprobeerd op papier te zetten dat we die belangen
met elkaar moeten wegen, want streng zijn voor criminelen, alle
privacybezwaren oplossen en tegelijkertijd minder regeldruk kunnen
gewoon niet allemaal tegelijk. Ik denk dat het wel begint met de
erkenning daarvan. Ik wil samen met de Kamer op zoek naar die nieuwe
balans. Hierbij moeten we eerlijk zijn over de uitruil tussen deze
belangen. We moeten ook kritisch op elkaar zijn, want we spreken elkaar
ook vaak tegen. In het verleden hebben we voorbeelden gehad van contante
betalingen, waarbij het bedrijfsleven en ondernemers opriepen om met een
grens te komen omdat dat zou schelen in de controles en regeldruk.
Vanuit de Kamer was er juist tegendruk en vond men dat er geen verbod
moest komen op contanten tot een bepaald bedrag, wat leidde tot een
hogere regeldruk. Dat is een concreet voorbeeld van dat we soms onszelf
in de weg zitten bij bepaalde thema's.
Voorzitter. De antiwitwasaanpak moet naar mijn mening echt op de schop,
want dit gaat zo niet langer. Samen met de minister van Justitie en
Veiligheid kom ik daarom in april met een nieuwe aanpak voor het
voorkomen van witwassen en van terrorismefinanciering. Twee hoofddoelen
zijn daarbij voor mij leidend. In de eerste plaats is dat barrières
verhogen om het criminelen lastiger te maken om misbruik te maken van
het financiële stelsel. Dat moet echt vooropstaan: het bestrijden van
criminaliteit. In de tweede plaats is dat minder lasten voor ondernemers
en burgers. Daarom wil ik het debat met de Kamer aangaan over de vraag
hoe we vervolgens de poortwachters de mogelijkheden kunnen geven om deze
taak uit te voeren.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding van mijn inleidende woorden, maar
laat mij nog een paar opmerkingen maken. Het AML-pakket dat eraan komt
vanuit Brussel is een belangrijk onderdeel. Een belangrijk onderdeel van
de nieuwe aanpak is de antiwitwaswetgeving, de Anti-Money Laundering
Authority. Het AML-pakket gaat in 2027 gelden. Hiermee wordt het
criminelen overal binnen de Europese Unie moeilijk gemaakt om geld wit
te wassen en terrorisme te financieren. Dat steun ik ook van harte. De
verzwaring van het AML-pakket — want het is wel een verzwaring —
vergroot ook het belang van een goede uitvoering van
antiwitwasregelingen. Daarom wil ik dit debat voeren.
Ik maak even mijn zin af, voorzitter. Juist in die uitvoering is de
afgelopen jaren een cultuur van risicomijding ontstaan. Daarin loopt
Nederland echt uit de pas. Ik zal daar straks een voorbeeld van geven.
Ik vind dat poortwachters, toezichthouders en politici in dit debat te
veel naar elkaar hebben gewezen. Dan komen we er gewoon niet uit met
elkaar. De minister van Justitie en Veiligheid en ik gaan daarom met de
banken, de toezichthouders en de privacyautoriteiten om de tafel om deze
vraagstukken met elkaar te bespreken en om te kijken wat nodig is om de
risicomijdende cultuur te doorbreken en vervolgens met concrete
maatregelen te komen. Ik denk dat we die allemaal nog op het netvlies
hebben. Er was een goede rondetafel met alle vertegenwoordigers en alle
key players, maar zelfs de spelers in het veld discussieerden voor onze
ogen met elkaar over de vraag of er wel of niet sprake was van
privacyschending. Dan moeten wij de wetgeving nog beoordelen. Dat gaat
niet. Dat gesprek moet je vooraf voeren. Dan komt wetgeving en dan
hebben we hier het politieke debat. Dat gaat vaak in de verkeerde
volgorde.
Nog twee …
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw De Vries.
Minister Heinen:
Maar het lijkt me goed dat ik heel even mijn zin afmaak, voorzitter. Ik
ben gisteren en eergisteren in Brussel geweest om dit op de agenda te
zetten. Ik heb gesproken met de Eurocommissaris voor Financiële Diensten
en heb specifiek aandacht gevraagd voor deze Nederlandse situatie, ook
voor concrete zaken als het recht op een zakelijke betaalrekening. Ik
heb in de Ecofin, de raad van ministers van Financiën, gisteren voor
alle collega-ministers van Financiën in Europa de Nederlandse
voorbeelden aangehaald. Dat waren de voorbeelden die we hier met elkaar
delen, maar ook de regeldruk en alle gevolgen die dat heeft, niet alleen
voor de sector maar ook voor mensen zelf. Zowel de Europese Commissie
als de Raad van Ministers viel echt van zijn stoel. Hun ogen gingen wijd
open en ze zeiden: bij ons speelt dit echt niet. Dit lijkt wel echt een
uniek Nederlands probleem te zijn. Dat is voor mij wel een signaal dat
wij hier het debat moeten aangaan over de risicomijdende cultuur en hoe
wij belangen met elkaar wegen. De Eurocommissaris voor Financiële
Diensten zei: "Wij horen vaak dat het ligt aan Brussel, maar het gaat er
vaak ook om hoe regelgeving wordt geïmplementeerd. Doe als Nederland dus
alsjeblieft ook je huiswerk om te kijken wat jullie zelf doen. Als het
in de regelgeving zit, moeten we erover praten, want dit kan nooit de
bedoeling zijn." Die gesprekken lopen dus. De collega-ministers van
Financiën gaven het signaal dat regeldruk een probleem is in Europa. Dat
erkent iedereen. Dat moet minder. Dat staat ook in de
rapportageverplichtingen et cetera. Zij herkennen echter niet in deze
orde van grootte wat er in onze financiële sector gebeurt. Daarom is het
zo belangrijk dat we dit debat nationaal voeren.
Ik zet een punt, voorzitter. Ik vind het ten eerste winst dat we het
eens zijn over het probleem. Dat is, denk ik, al heel goed. Ik hoor
niemand ertoe oproepen om criminelen hiermee weg te laten komen. Dat
staat voor ons allemaal op één. We maken ons allemaal zorgen om de
regeldruk. We weten dan ook welk type debat we met elkaar moeten voeren.
Ik ben blij dat het nu met een andere toonzetting wordt gevoerd dan in
het verleden. Laat dat de inleiding zijn, waarna we verder het debat
voeren en ik uw vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dat was een hele lange zin met heel veel puntkomma's en weinig punten,
maar mevrouw De Vries was geduldig. In de tussentijd heeft meneer Flach
zich ook gemeld, maar we beginnen bij mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Een echte politicus, hè? Die zet nooit een punt, maar altijd een komma.
Dank aan de minister dat hij dit zo voortvarend oppakt. Ik denk dat het
belangrijk is dat we ook van andere landen leren. Aan het begin van zijn
algemene inleiding dacht ik toch wel een beetje: het gaat niet alleen
over banken. De poortwachters zijn echt veel breder; het zijn
verzekeraars, financieel dienstverleners, financieel adviseurs,
notarissen et cetera. Het is echt veel breder, dus ik hoop dat daar ook
aandacht voor is. Daarnaast hoop ik dat we aandacht houden voor degenen
die al die informatie moeten aanleveren — ik heb het over bijvoorbeeld
verenigingen, stichtingen en mkb'ers — en dat we met hen in goed overleg
zijn, zodat we de goede dingen kunnen doen en kunnen aansluiten bij de
problemen die zij ervaren. Ik hoop dat dat in die volle breedte wordt
meegenomen. Kan de minister dat bevestigen?
Minister Heinen:
Zeker. De poortwachters zijn inderdaad breder, zoals mevrouw De Vries
zegt. Tegelijkertijd raken de voorbeelden die in het debat naar voren
worden gebracht altijd de banken. Daarom ga ik hierover in gesprek. Ik
noem dit ook omdat er in het spel van vingerwijzen altijd wordt gezegd
dat de banken iets verkeerd doen. Dat probeer ik te doorbreken. Ik zeg
niet dat iedereen heilig is en dat er geen fouten worden gemaakt, maar
ik wil voorkomen dat we met z'n allen één schuldige aanwijzen, want dan
komen we hier met elkaar nooit uit. Omdat de banken hier vaak worden
genoemd, wil ik ook aangeven dat we moeten kijken hoe we die
instellingen de ruimte kunnen geven om de poortwachtersfunctie in te
vullen. Maar als daarmee de suggestie is gewekt dat de
poortwachtersfunctie beperkt is tot de banken, dan maakt mevrouw De
Vries een terechte opmerking, want die is natuurlijk veel breder.
Sterker nog: het AML-pakket wijst ook meerdere poortwachters aan. Dat
wordt zelfs nog verbreed in de komende verordening.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Flach, en daarna naar de heer Dekker.
De heer Flach (SGP):
Het aanwijzen van een schuldige is voor velen misschien een favoriete
bezigheid, maar het lost niks op. Ik vind de houding van de minister
veel belangrijker. Die stelt mij gerust, in die zin dat dit de koers is
die de SGP ook graag ziet. Ik ga die koers niet herhalen, want die is
goed samengevat door de minister.
Ik heb ook vragen gesteld over de AML-verordening, die een verzwaring
betekent. Tegelijkertijd hoor ik de minister zeggen dat deze signalen
nergens in Europa, buiten Nederland, worden herkend. Kunnen we dan met
elkaar concluderen dat wij, als de AML-verordening wordt ingevoerd,
tegelijkertijd werk maken van het snoeien in nationale implementatie of
regels die we erop hebben gezet, zodanig dat we in de pas komen te lopen
met andere Europese landen? Ik ben ook wel benieuwd of de minister
binnen Europa een favoriet voorbeeldland heeft waarvan hij zegt: dat is
nou een land waarvan ik denk dat het in Nederland ook zo zou moeten
zijn. Dan hebben we ook een beetje een referentiekader.
De voorzitter:
We horen graag wat het favoriete land van de minister is.
Minister Heinen:
Dat hangt nogal af van de reden waarom je naar een land gaat: vakantie
of witwassen? Laten we proberen ernaar te streven dat Nederland het
voorbeeldland wordt voor Europa als het erom gaat hoe je dit effectief
doet. Dat is mijn streven. Ik kan niet concreet een land noemen waar het
beter gaat, want dit zijn in elk land de drie belangen die gewogen
worden. Het kan ook zijn dat er in sommige landen minder regeldruk is,
maar dat er wel meer sprake is van witwassen. Dat kan natuurlijk nooit
het goede voorbeeld zijn. Ik wil de indruk wegnemen dat ik hier alleen
zit voor deregulering; ik zit hier om criminelen aan te pakken. Maar als
we heel veel regeldruk hebben en goedwillende mensen en ondernemers
dwarszitten en als tegelijkertijd de opsporing niet toeneemt, dan moeten
we met elkaar het debat aangaan over wat hier anders moet.
Als het gaat over de AML: het kan ook de andere kant op werken. Het kan
ook zo zijn dat andere Europese landen hier na invoering van de
verordening ook mee te maken gaan krijgen. Het zou dus zo kunnen zijn
dat Nederland nu al heel erg vooroploopt in het bestrijden van witwassen
en dat andere landen hierin achterlopen en nog een been moeten
bijtrekken. Dat vind ik lastig te beoordelen. Wel betreft het AML-pakket
ook verzwaringen. Dat zit in de poortwachtersfunctie. Het PEP-begrip
wordt uitgebreid. Daar zitten heel veel zaken in; het is echt een
verzwaring. Ik zie dat aankomen. Het is een verordening, dus wij hebben
die gewoon te implementeren. De nationale beleidsvrijheid is beperkter.
Daarom is het van belang dat wij dit debat nu voeren. Want als die
verzwaring er komt, wil je met elkaar dat die enorme risicomijding ...
Die vloeit altijd toe naar goedwillende mensen; die zijn de klos. Dat
wil je nu voorkomen, vooruitlopend op die zwaardere wetgeving. Maar het
is niet zo dat er vanuit Europa verlichting komt.
Misschien mag ik nog één haakje slaan, en dan zet ik toch een komma, als
het gaat om de ongebruikelijke en verdachte transacties. We moeten niet
onderschatten dat de drempel om iets door te geven wordt verhoogd:
wanneer is iets verdacht? Dat kan dus ook leiden tot meer regeldruk.
Daarom is het zo belangrijk dat wij dit nu goed in kaart brengen. We
zitten daar nu nog middenin, dus ik kan er nu niet verder inhoudelijk op
ingaan. Maar het idee "o, we gaan naar een ander type transacties, de
heilige vrede breekt uit" wil ik ook voorkomen; die indruk wil ik
wegnemen. Het vergt echt nog wel wat van ons.
De heer Flach (SGP):
Dank voor het antwoord. Ik heb een korte vervolgvraag. Ik zou het
geruststellend vinden als de minister zegt: er komt een verzwaring aan
vanuit die Europese richtlijn, maar ik streef ernaar om per saldo in
ieder geval geen stijging van de lastendruk hier in Nederland te hebben.
Het is dus even heel simplistisch "regel erin, regel eruit" om per saldo
te komen tot verlichting. Neem bijvoorbeeld de PEP-regelgeving. Als die
verzwaard wordt, moet je misschien goed gaan nadenken op wie je die dan
richt en niet meer op het hele woud aan mensen die daar nu mee belast
worden.
Minister Heinen:
Het gaat dan ook om de interpretatie van de regels en de instrumenten
die je meegeeft om de regels na te leven. Daarom was ik ook blij met de
reactie van de Autoriteit Persoonsgegevens. Die zei: wij denken dat er
veel meer mogelijk is met het waarborgen van privacy; je hoeft het dus
niet eens ter discussie te stellen, want er is heel veel mogelijk. Daar
was ik zeer blij mee. Ik zie dat als een uitgestoken hand, dus ik betrek
hen graag bij dit traject. We moeten vooral kijken wat wel kan en
vertrouwen in elkaar hebben. Dat vergt ook iets van ons, namelijk dat
als er een keer een fout wordt gemaakt we niet gelijk iedereen ophangen
aan de hoogste boom. Dat is moeilijk, want als er fouten worden gemaakt,
zijn ze heftig en wil je iemand ter verantwoording roepen. Maar dit is
wel de cultuur die ik ga proberen te doorbreken.
De voorzitter:
Dan gaan we naar meneer Dekker voor een interruptie.
De heer Dekker (FVD):
De minister zegt: het is duidelijk dat de bestrijding van witwassen en
terrorismefinanciering bovenaan staat. Dat is nou juist precies het
probleem. Als je dat echt bovenaan zet, kan je bij wijze van spreken
gewoon verbieden om transacties uit te voeren. Je kunt altijd iets
verzinnen waarbij de maatschappij totaal bevriest en vervolgens
witwassen niet meer kan, maar dat wilt u natuurlijk ook niet. Het is dus
altijd een afweging. Ik vind dat je niet zomaar kunt zeggen — ik ben
benieuwd naar de reactie van de minister daarop — dat
criminaliteitsbestrijding altijd bovenaan staat. Ook dat is een
afweging. Ik vind dat miljoenen mensen het leven lastig maken niet
zonder meer het onderspit moet delven in de afweging tegen het
bestrijden van de allerlaatste witwasser.
Minister Heinen:
Om te voorkomen dat we hetzelfde bedoelen en onbedoeld toch langs elkaar
heen praten het volgende. Die miljoenen mensen lastig vallen, dat taxeer
ik als de regeldruk die we moeten proberen te verminderen. Dat betekent
dat we iedereen de instrumenten moeten geven om de criminelen op een
effectievere manier op te sporen. Als ik kijk op welke punten wij onze
zaklantaarn moeten schijnen, dan proef ik breed in de Kamer dat niemand
zegt: maak het leven van criminelen maar gemakkelijker. Dat betekent dat
we de poortwachters heel kritisch zullen benaderen om de
antiwitwascontroles goed op orde te hebben. Dat betekent dat als
financiële instellingen het niet op orde hebben, ze nog steeds boetes
boven het hoofd hangen. Dit is dus geen oproep aan banken: u kunt het
rustiger aan doen; als u eens een keer een crimineel mist, dat hoort nou
eenmaal bij het leven. Wij blijven dus streng op het voorkomen van
witwassen en het aanpakken van criminelen. Dat leidt dan tot een hogere
regeldruk. Als we dat niet willen, dan moeten we het debat aangaan over
hoe je de samenwerking tussen instellingen effectiever inricht. Dit is
hoe ik de belangen weeg. Het kan zijn dat je een andere afweging maakt.
Dat is je goed recht, maar ik proef toch dat de meerderheid hier in de
Kamer zegt: criminaliteitsbestrijding staat bij ons nog op één. Dat neem
ik wel mee in het beleid zoals ik het straks naar de Kamer ga
sturen.
De heer Dekker (FVD):
Een ander punt ging over risicovermijding, risicomijdend gedrag. Ik heb
in mijn betoog geprobeerd aan te geven hoe het bij banken functioneert.
Die zijn inderdaad risicomijdend. Die kijken eigenlijk helemaal niet
eens meer naar klantrisico's. Die kijken alleen maar naar
compliancerisico's, want dat zijn de allergrootste risico's. Waar banken
in het begin bang waren dat leningen niet werden terugbetaald, is dat
nou een minor problem geworden, vergeleken bij het aanlopen tegen een
boete van een miljard. Het is een hele andere afweging geworden. Het
streng zijn op die poortwachter werkt in de hand dat die banken
nauwelijks meer functioneren en alleen maar een compliancefabriek
worden. Die afweging moeten we ook maken, want dat is gewoon slecht voor
het financiële verkeer.
Minister Heinen:
Hier ben ik het mee eens. Die compliancerisico's worden vooral
gemanaged. Dat erken ik ook. Daarom is het zo belangrijk dat je kijkt
hoe je meer risicogebaseerd toezicht kan toepassen en risicogebaseerde
controles. Daar kom ik straks in de beantwoording specifiek op terug,
want ik wil ook voorkomen dat het elders tot excessen leidt. Hier zijn
wel al veel stappen gezet. De toezichthouder is hier in de Kamer
geweest, maar ook in de gesprekken die ik met hen voer, zien we dat het
naar een meer risicogebaseerd stelsel moet. We werken nu aan tools en
zijn in gesprek met de financiële instellingen over hoe dat vorm te
geven, bijvoorbeeld door sectoren aan te wijzen: daar kan het in een
light regime en daar zult u echt verder op moeten inzoomen. Er worden
dus wel stappen gezet; het is niet zo dat er niks gebeurt. Ik denk wel
dat we allemaal het ongeduld voelen, omdat we elke dag de voorbeelden
krijgen waar het helemaal uit de hand loopt.
De voorzitter:
Gaat u door.
Minister Heinen:
Voorzitter, ik stel voor dat ik naar de beantwoording van de vragen ga.
Ik denk dat dat ook aanleiding gaat geven, of niet, tot veel doorvragen
van de zijde van de Kamer.
Laat ik beginnen met de lastendruk. Daar vraagt iedereen toch het meest
aandacht voor, omdat dat, nogmaals, de goedwillende mensen het meest
raakt. Ik ga er kriskras doorheen. Als ik een vraag mis, dan hoor ik dat
uiteraard.
Allereerst een vraag van de heer Van de Vree. Hij vroeg wanneer ik de
Kamer ga informeren over de implementatie ...
De heer De Vree (PVV):
Een huishoudelijke opmerking: het is nog steeds De Vree, niet Van. U
heeft dat al eerder gedaan, dus ik wil toch even onderstrepen dat mijn
... Ja, het is bijna van adel, maar ik heb toch liever dat Van blijvend
verdwijnt.
De voorzitter:
Ik had u nog niet het woord gegeven, meneer De Vree. Maar ik maak van de
gelegenheid gebruik om nog een keer uw naam goed uit te spreken: de heer
De Vree. Het is genoteerd.
Minister Heinen:
Ik schrijf het even op: know your customer. Het gaat ook aan de zijde
van het kabinet nog steeds mis.
De heer De Vree heeft gevraagd wanneer ik de Kamer ga informeren over de
implementatie van het AML-pakket. Samen met de minister van Justitie en
Veiligheid bereid ik wetgeving voor. We zullen het eerste concept in
april openbaar consulteren en in het tweede kwartaal gaat het naar de
Raad van State voor advies. Ik verwacht dat het wetsvoorstel begin 2026
bij de Kamer te kunnen indienen. Ik noem april, omdat ik dan de
speerpunten met de minister van Justitie presenteer. Dan kan ik ook
specifieker ingaan op het beleid, zoals de keuzes die wij maken. De
minister van Justitie zal dan ook hier aanwezig zijn om het debat breed
met u te kunnen aangaan.
De voorzitter:
Dan een interruptie van mijn kant.
Voorzitter: De Vree
De voorzitter:
Ik geef het woord aan meneer Idsinga.
De heer Idsinga (NSC):
Ik hoor natuurlijk terecht de Raad van State, et cetera, et cetera, het
normale wetgevingsproces. Is de minister ook bereid om op het gebied van
privacy het voorstel te laten toetsen bij de Autoriteit
Persoonsgegevens, zodat ook de goede waarborgen voor privacy en
dergelijke meegenomen worden?
De voorzitter:
Ik geef het woord terug aan de voorzitter.
Minister Heinen:
Ik ben daar niet alleen toe bereid; ik acht het ook voorwaardelijk om
iets naar de Kamer te sturen. Als er wetgeving naar de Kamer komt, kan
de Kamer uiteraard weer hoorzittingen en rondetafels organiseren. Maar
ik wil voorkomen dat we dan pas horen van de Autoriteit Persoonsgegevens
dat ze vinden dat het te ver gaat. Ik wil dat echt in het voortraject
meenemen en ook alle zorgen van de Kamer daarin meenemen, zodat we het
wetgevingstraject kunnen bewandelen. Ik wil ook voorkomen dat beelden
weer groot worden en dat we daardoor de hele wetgeving afschieten. Ik
heb in het verleden ook gezien dat beeldvorming soms feitelijkheden
overheerste en dat goede wetgeving werd afgeschoten. Het is ook mijn
inzet om dat te voorkomen. Daarom is het korte antwoord: ja, daar ben ik
toe bereid.
De voorzitter:
Ik was iets te snel met het teruggeven van het woord aan de voorzitter,
maar dat doe ik nu alsnog.
Voorzitter: Idsinga
De voorzitter:
Dank voor het antwoord en we gaan verder. Gaat u verder. Excuus, een
vraag van de heer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Ja, voordat ik het vergeet. De minister gaf als voorbeeld dat hij in de
Ecofin-Raad had toegelicht hoe de situatie in Nederland erbij ligt en
dat men van verbazing van zijn stoel viel. Ik vraag me dan toch af
waarin het verschil zit, want volgens mij zijn de structuren overal
hetzelfde.
Minister Heinen:
Dit is dus het vraagstuk dat we moeten oplossen. Ik bespreek dat met
mijn collega's. We hebben in de Ecofin lang gesproken over regeldruk in
den brede, dus voor onze economie. Dat zit ook in de sustainability
accounting en allerlei zaken. Ik heb onder andere aangegeven, ook
vooruitlopend op dit debat, waar wij tegenaan lopen in onze financiële
sector. Dat wordt als zodanig niet herkend, wat voor mij een signaal is
dat we ook goed moeten kijken hoe wij hier samenwerken met de
autoriteiten, het OM, de toezichthouder en de privacywaakhond. In dat
traject zitten we nu. Ik vind het belangrijk om het debat met uw Kamer
te voeren over hoe wij de belangen wegen, vervolgens de gesprekken met
de hoofdrolspelers te voeren en dan aanpassingen in het beleid door te
voeren.
De voorzitter:
De heer Dekker voor zijn laatste interruptie.
De heer Dekker (FVD):
Kan de minister iets specifieker zijn over wat er dan niet herkend
wordt? Nogmaals, de structuren zijn in al die landen toch hetzelfde:
Wwft-achtige wetgeving, banken die die niet graag willen uitvoeren,
burgers die een hekel hebben aan al die rimram? Ik begrijp dus niet goed
waar u op doelt.
Minister Heinen:
Twee simpele voorbeelden. Ik heb aangegeven dat nu bijna een op de vijf
medewerkers in de financiële sector bezig is met compliance en dus
voornamelijk met witwascontroles. Ik heb aangegeven hoeveel kosten
daarmee gemoeid zijn. In andere landen vindt dat in een veel mindere
omvang plaats. Ik heb ook aangegeven hoe moeilijk het in Nederland voor
een ondernemer is om een bankrekening te openen. Je ziet nu voor
ondernemers twee grote problemen: een aansluiting op het energienet en
het openen van een bankrekening. Dat is natuurlijk van de zotte. Dit
zijn twee voorwaarden om te ondernemen en bij te dragen aan de
samenleving. Er wordt naar Nederland gekeken als het land waar je kan
ondernemen en groeien en iedereen is jaloers op Nederland hoe goed onze
economie functioneert. Als ik dan zeg dat ondernemers soms een halfjaar
wachten op een bankrekening, zeggen andere landen: dat kost bij ons een
halve dag; je doet het tussen het boodschappen doen door. Ik zeg dan:
bij ons zet je sneller een kind op de wereld. Dit zijn de voorbeelden
waar we echt tegenaan lopen. Als meerdere landen dit herkennen, dan wil
ik naar Europese regelgeving kijken. Als je hierin alleen staat, dan
moet je echt zelf hier het debat met elkaar aangaan.
De voorzitter:
De minister gaat door. We hebben nog een uur, merk ik even op, en we
hebben helaas geen mogelijkheid tot uitlopen.
Minister Heinen:
U betrapt me hier op mijn tactiek van de beantwoording van de
vragen.
Ik ga verder met de heren De Vree en Ergin. Die hadden gevraagd naar het
verschil tussen ongebruikelijke en verdachte transacties en ook naar wat
dan objectief en subjectief is. Die discussie werd breder gevoerd. Even
puur feitelijk. Een ongebruikelijke transactie is een transactie die
opvalt omdat deze niet past binnen het normale patroon van transacties,
omdat er signalen zijn die wijzen op een mogelijk risico van witwassen.
Deze moeten dan gemeld worden aan de FIU. Het kan bijvoorbeeld gaan over
een overboeking naar een land dat op een internationale lijst staat of
een overboeking van een uitzonderlijk groot bedrag. Een verdachte
transactie is een transactie die na beoordeling door de FIU onder de
huidige wet- en regelgeving — dat moet ik wel erbij zeggen — wordt
gezien als een verdachte transactie van witwassen of het financieren van
terrorisme, bijvoorbeeld omdat een organisatie of een partij genoemd is
in de melding en er ook andere meldingen van poortwachters over komen.
Dit gaat dus puur om de transacties die je doorgeeft.
Een andere discussie is welke controlemechanismen daaraan voorafgaan.
Dat loopt hier in het debat ook door elkaar. Ja, we gaan naar verdachte
transacties om die enorme meldingen te voorkomen. Tegelijkertijd ben ik
met de minister van Justitie in kaart aan het brengen: wat is nou de
definitie van die verdachte transactie, welke controles gaan daaraan
vooraf en kan je ook criteria, dus objectief en subjectief, in de wet
zetten? Deze worden straks onder andere ook gedefinieerd door de
Europese autoriteiten. Dit is het streven. Tegelijkertijd moeten we wel
beseffen dat er ook meer checks zijn wanneer je verdachte transacties
meldt. Maar de oproep die wij hier met z'n allen voelen, is: laten we
kijken of we die controledrift naar beneden kunnen krijgen. We gaan naar
die verdachte transacties. Ik ga de Kamer echt nog informeren over de
precieze definities in de wetgeving, want de zoektocht is wel hoe we dit
netjes gaan doen.
De voorzitter:
Ik heb een vraag van de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Ik luister nu al langer dan twintig minuten naar de minister. Op sommige
onderwerpen heb ik zoiets van: we gaan de goede kant op. Maar ik mis
iets in de aanpak van de minister, gezien alle voorbeelden die ik al in
meerdere debatten aan de orde stel. Ik weet nog niet wat de minister
precies gaat doen voor Ali, die iedere maand €100 naar zijn moeder
overmaakt en die op basis van die ene overboeking een waslijst aan
vragen krijgt. Wat gaat de minister precies voor die mensen doen?
Minister Heinen:
Ik snap het ongeduld heel goed. De heer Ergin brengt dit punt elke keer
naar voren en terecht. Ik ben ook blij dat hij dit doet, ook om te
voorkomen dat er blinde vlekken ontstaan. Tegelijkertijd heb ik hier een
stapel van 150 pagina's met vragen die zijn gesteld, en ik ben pas bij
pagina twee. Ik kom hier dus op. Deze vragen vallen onder het blokje
discriminatie. Ik zit nu bij het blokje regelgeving en ik kom straks bij
het onderdeel discriminatie. Ik zal dan specifiek hierop ingaan en ook
aangeven wat er al gebeurt op dit terrein. Laten we niet vergeten dat
het niet zo is dat er niks gebeurt in de sector.
De voorzitter:
De minister gaat door. Excuus, meneer Ergin van DENK heeft nog een
vraag.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb deze vraag natuurlijk gesteld omdat een groot deel van de
oplossing, even los van alle rondetafels ... Volgens mij komt er een
code of conduct. Er zijn sectorstandaarden. Maar de grootste oplossing
of de quick win is juist die definitie van "verdacht" in plaats van
"ongebruikelijk". Dit weten we al vanaf 2022. DNB heeft ook aangegeven:
het is goed voor de kwaliteit van het systeem als wij overstappen van
"ongebruikelijk" naar "verdacht". We hebben ook de cijfers, op basis
waarvan we zien dat heel veel, een half miljoen van de als
ongebruikelijk vermelde transacties afvallen. Eigenlijk is de vraag of
de minister in heel zijn aanpak gaat wachten tot 2027 om in het systeem
gebruik te maken van verdachte transacties. Of zegt hij: ik ga mijn
stinkende best doen om de Kamer al in april te informeren over een datum
voor 2027 om af te stappen van ongebruikelijke transacties?
De voorzitter:
Ik denk dat de vraag helder is. Hij is in het debat al een paar keer
gesteld. De minister.
Minister Heinen:
Laat ik vooropstellen dat ik niet meer wil dat als je €50 overmaakt, je
gelijk iedereen aan je broek hebt hangen. We moeten er alles aan doen om
te zorgen dat dat straks goed in de wet zit, want daar moet je vanaf. Ik
denk dat we dat met elkaar eens zijn. De oplossing wordt deels gezocht
in het aantal transacties. Ik heb daar wat nuances bij geplaatst, maar
dit is wel de route die we gaan lopen met elkaar. Het AML-pakket moet
geïmplementeerd zijn in 2027. Er wordt aan wetgeving gewerkt om dat te
implementeren. Ik wil het niet bureaucratisch laten klinken, maar een
wetgevingstraject duurt lang. De wet moet gemaakt worden en we moeten
naar de Raad van State. Ik heb net het hele traject geschetst met de
stappen waarlangs we dat gaan doen. Je bent zo anderhalf jaar verder. Ik
wil niet een soort van noodwet; ik wil de implementatiewet behandelen,
zodat het geïmplementeerd is. Ik snap het ongeduld, maar tegelijkertijd
moet ik nu aan de slag voor die implementatiewet, alle stappen goed
doorlopen en het debat met de Kamer voeren, zodat het in 2027 is
geïmplementeerd. Ik vrees dat het niet sneller kan. In de voorbereiding
had ik ook heel goed door dat ik hiermee het geduld van de Kamer toets,
maar zoals u weet kost zorgvuldige wetgeving veel tijd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Wat ik eigenlijk niet begrijp van de aanpak van de minister, is het
volgende. De minister geeft nu aan: het moet zorgvuldig met een
implementatiewet in een keer en waarschijnlijk vanaf 2027. Maar als het
bijvoorbeeld gaat om gegevensdeling, zegt de minister in zijn brief dat
hij ruimte ziet om het AML-pakket voor 2027 te implementeren. Waarom
zoekt hij wel die ruimte op als het gaat om gegevensdeling en niet als
het gaat om het beschermen van burgers tegen al het vragenvuur en de
waslijst aan vragen die ze moeten beantwoorden bij een transactie van
€100 of €50?
Minister Heinen:
Dit is natuurlijk een terecht punt. Als je dagelijks hiermee wordt
geconfronteerd en de minister zegt dat het in 2027 is opgelost, dan snap
ik dat ik te veel vraag. Tegelijkertijd lopen wetgevingstrajecten wel
langs deze route: consultatie, Raad van State, et cetera. Laat mij in de
reactie in april precies onder elkaar zetten wat er mogelijk is op korte
termijn en op langere termijn. U krijgt dan dat overzicht.
Tegelijkertijd is deze discussie niet klaar met wetgeving, want
poortwachters moeten hun systemen natuurlijk ook weer aanpassen. Alle
systemen zijn nu ingericht op de wetgeving die wij hebben. Het aanpassen
van die systemen kost tijd. Ik besef heel goed dat dit een
macrodiscussie over systemen is, maar het is wel de werkelijkheid. Die
systemen zijn ook niet in een maand aangepast. Als ik snel wetgeving
repareer ... Iedereen die weleens in het bedrijfsleven heeft gewerkt —
we hebben net een mooi voorbeeld gehoord — weet dat het wel een paar
jaar kost voordat je iets hebt opgezet. We doen dit samen. Als wij
wetgeving veranderen, moeten de poortwachters natuurlijk de tijd hebben
om hun systemen daarop voor te bereiden en hun protocollen en noem het
allemaal maar op goed te implementeren. Helaas kost dat tijd. We hebben
in het verleden, denk ik, te veel tijd verloren in deze discussie.
De voorzitter:
We hebben een aantal vragen. Eerst mevrouw De Vries, dan de heer Dekker,
maar die is door zijn interrupties heen, en vervolgens de heer Vermeer.
We beginnen dus bij mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik wil graag toch nog wel even weten wat bedoeld wordt met "verdacht en
ongebruikelijk"? Klopt het dat er nu eigenlijk een soort verschuiving
plaatsvindt van de beoordeling van de FIU naar de banken zelf en naar de
andere poortwachters, zeg maar? Voor mij zou het heel belangrijk zijn
dat we kijken naar de uitvoerbaarheid en dat we niet weer in dezelfde
rare situatie komen met nog weer een keer dezelfde doorgeslagen reacties
tussen de verschillende aanwezige partijen, zoals de toezichthouder, de
betrokken partijen en de ondernemers. Anders zijn we volgens mij nog
geen stap verder en dat zou ik echt willen voorkomen. Graag een
bevestiging van de minister daarop.
Minister Heinen:
Ik moet heel erg oppassen met wat ik bevestig, als er een interruptie is
met heel veel stellingnames, vragen en toezeggingen. "Altijd ja zeggen",
zegt mevrouw De Vries. De zorg van mevrouw De Vries is zeer terecht. Als
we namelijk naar een andere systematiek gaan, willen we voorkomen dat
die systematiek juist leidt tot meer controle, omdat de drempel om iets
te melden omhooggaat. Precies hiermee zijn we bezig. Ik moet dit doen
met de minister van Justitie, want dit raakt vooral zijn beleidsterrein.
Daarom heb ik ook gezegd dat we hier in april met zijn tweeën zitten met
een inhoudelijker stuk hierover. We zitten hier dan echt ook om te
kijken of we er al een nader debat over kunnen voeren. Dan wil ik met
alle betrokken partners in het veld, zoals de poortwachters, de
Autoriteit Persoonsgegevens, de toezichthouder et cetera samen bekijken
of het een werkbaar pakket is en of het ook tot minder regeldruk leidt.
Die vraag moet eerst beantwoord worden.
De heer Vermeer (BBB):
Er werd net al gezegd dat de compliancerisico's toch vaak leidend zijn.
De minister geeft nu aan dat het aanpassen van de systemen wel even gaat
duren. Zit de belangrijkste uitdaging bij de vraag waarom er zo veel
overlast ervaren wordt en zo veel kosten gemaakt worden, niet in wat de
banken denken dat de toezichthouder van ze eist en wenst? Wat kan de
Kamer of de minister — ik weet niet bij wie dat precies ligt — doen om
ervoor te zorgen dat die toezichthouders gewoon een heel ander signaal
af gaan geven en wat meer ruimte geven, omdat zij misschien ook een
andere opdracht moeten hebben?
Minister Heinen:
Ik geef de toezichthouder geen opdrachten; die is onafhankelijk. Ik voer
wel regelmatig overleg met de toezichthouder en wijs hem op het feit dat
ik vind dat dit zo niet langer gaat. Zo voeren we het debat. De
toezichthouder erkent dit ook. De toezichthouder geeft aan de Kamer
telkens twee zaken terug. Enerzijds ziet de toezichthouder instellingen
die het antiwitwasbeleid en het voorkomen van het financieren van
terrorisme gewoon nog niet op de orde hebben. Ik denk dat we dat ook
moeten beseffen. Er zijn echt nog poortwachtersinstellingen die stappen
te zetten hebben. Anderzijds ziet de toezichthouder een enorme toename
van regeldruk. Het moet dus anders worden vormgegeven. Daarom wil De
Nederlandsche Bank ook de ruimte bieden voor meer risicogebaseerd
toezicht. Daarover is DNB in overleg met de instellingen. Dat gaat
buiten ons om. Hoe je risicogebaseerd toezicht kunt vormen, is echt iets
tussen de toezichthouder en de instellingen. Dan heb je ook vertrouwen
in elkaar. Ik constateer dat we nooit met z'n allen aan tafel zitten en
daarom ga ik dat wel organiseren: nu met z'n allen in een hok en nu
elkaar begrijpen; zijn we het dan ook eens? Ik wil dat doen om te
voorkomen dat we allemaal hearsay krijgen. Ik heb het gevoel dat dat nu
wel het geval is.
De heer Vermeer (BBB):
Wellicht ten overvloede: wanneer ik zeg "opdracht", dan bedoel ik
eigenlijk de kaders die wij stellen, waarbinnen de toezichthouder
toezicht gaat houden op wet- en regelgeving. Zij verzinnen niet zelf
waar zij toezicht op houden. Als ze dat wel doen, dan hoor ik dat
graag.
Minister Heinen:
Het komt natuurlijk voor dat wij zeggen: wij willen de criminaliteit
bestrijden en daarvoor is het belangrijk dat we witwassen voorkomen en
dat we criminele geldstromen in kaart brengen. Daar maken wij wetten
voor en die moeten de poortwachters uitvoeren. Dat hoef ik de heer
Vermeer niet uit te leggen. Maar, helder! In het verleden hebben wij
hier een hoorzitting gehad met iedereen rond de tafel. Dat was goed. Ik
denk dat het tijdens die hoorzitting heel helder was dat ook de spelers
in het veld het nog niet eens zijn, maar dat de wetgeving er wel al is.
Dan gaat het gewoon mis. Ik vind het belangrijk dat we het eens zijn
over de wetgeving die met elkaar hebben. Dan kunnen wij het politieke
debat daarover voeren. Natuurlijk heeft iedereen dan andere smaken en
zal er ook kritiek zijn, maar ik hoop dat we dan wel vooraf een
fundamentele discussie met elkaar gevoerd hebben.
De voorzitter:
De heer Vermeer knikt tevreden. Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben heel erg voor "met elkaar in een hok". Ik vroeg me af of het ook
bij de uitvoering en de implementatie mogelijk is om daarover na te
denken. We weten dat de implementatie tijd gaat kosten. Kunnen we daar
aan de voorkant slim met elkaar over nadenken, zodat we aan de
achterkant niet constateren dat het nog drie jaar extra gaat
kosten?
Minister Heinen:
Helemaal eens. Die zitten daar wat mij betreft bij, want zij zijn
uiteindelijk degenen die het werk moeten doen. Ik denk dat het debat
zich hier uiteindelijk op concentreert. Ik loop vooruit op de
beantwoording van vragen die zijn gesteld. In mijn visie sturen we een
poortwachter nu blind, doof en half verlamd de wedstrijd in. Als je het
niet kunt controleren, bouw je heel veel muren op. Het zit 'm in die
samenwerking. Ik verwijt het mezelf alleen dat het ongelukkig is geweest
dat het beeld is ontstaan dat we de privacy overboord gaan gooien om
andere zaken wel goed te regelen. Dat mag natuurlijk nooit. Privacy is
een grondrecht. We moeten dat altijd bewaken, want daar zijn zeer
terecht zorgen over. Tegelijk moeten we ook zoeken naar wat wel
kan.
Ik heb eerder het voorbeeld genoemd van de grens van €3.000 aan contante
betaling. Dat verzoek werd gesteund door MKB Nederland. Waarom? Zij
zeiden: we moeten nu ontzettend veel klantonderzoek doen, dus stel een
grens en dan kunnen we daarna dat klantonderzoek achterwege laten. In
alle eerlijkheid zeg ik erbij dat hier bijna een Kamermeerderheid was
die zei: nee, schande, want we zitten in een groot complot dat niemand
meer mag betalen. Als we op die manier het debat voeren, dan doet dat
het goed in de retoriek, maar verlagen we daarmee niet de
regeldruk.
TMNL was een poging van instellingen om te bekijken hoe we het zouden
kunnen doen. Ik denk dat wij onszelf onvoldoende de ruimte hebben gegund
om ons te laten informeren over dit initiatief, omdat er heel veel
energie in had gezeten om gegevens te anonimiseren en omdat er überhaupt
geen klantgegevens werden uitgewisseld, maar gegevens op geanonimiseerd
niveau werden uitgewisseld. De sector zelf heeft hele mooie actieplannen
aangegeven met het idee om mee te denken: geef ons nou toegang tot
bepaalde gegevens of een zwarte lijst. Dan moet terecht de discussie
gevoerd worden over hoe je bijvoorbeeld weer van die lijst af komt, als
je er onterecht op staat. Als we het hebben over regeldruk, dan kan het
zo zijn dat één instelling iemand helemaal door de mangel haalt en zegt
"dit kan niet", terwijl zo iemand vervolgens doodleuk bij een andere
instelling kan aankloppen die het hele onderzoek opnieuw moet doen. Wat
zijn we dan aan het doen? Dan zeg ik: laten we die gegevens delen en
laten we proberen om open met elkaar een discussie hierover te voeren.
Als de Kamer dit niet wil, dan is het helder, maar dan moeten we ook
accepteren dat er hoge regeldruk is. Dit is hoe ik het debat probeer te
voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn nu heel veel vragen beantwoord. Van de 115
bladzijden kan de helft nu weg.
Minister Heinen:
Ja. Ik kijk even of ik het nu wel allemaal goed heb. Gevraagd werd ook
of ik ervoor kan zorgen dat de poortwachters op het UBO-register kunnen
vertrouwen. Ik werk er doorlopend aan om de informatie in het register
toereikend, accuraat en actueel te houden. Als onderdeel van de
implementatie van het nieuwe AML-pakket kom ik met maatregelen om de
betrouwbaarheid van de informatie in het register te verbeteren. De
poortwachters blijven verplicht om de UBO-registratie van hun klanten te
verifiëren bij de uitvoering van het cliëntonderzoek. Die verificatie
moet risicogebaseerd gebeuren. Bij een laag risico mag de verificatie
beperkt zijn. Dit is even het formele antwoord. De onderliggende vraag
was helder en daar werk ik natuurlijk aan.
Voorzitter. Dan vroegen mevrouw Van Dijk en de heer Grinwis, die helaas
bij een ander debat moest zijn, of ik erken dat de problemen van de
kosten van compliance drukken op de mkb-financiering. Ja, dat erken ik,
want banken maken kosten en die worden doorberekend. Het is dus
uiteindelijk de klant of de ondernemer die dat betaalt.
Voorzitter. De implementatie van het AML-pakket hebben we al uitvoerig
besproken.
De voorzitter:
Er is een klein, kort vraagje van mevrouw Inge van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Kort. Ja, ik ben meestal vrij kort. Als we hier met elkaar succesvol in
zijn, betekent dit dus ook dat de minister zich hard zal maken om
bepaalde kosten naar beneden te krijgen?
Minister Heinen:
Dit moet het doel zijn. Het moet dus niet "erop inzetten" zijn, maar dit
moet het doel zijn. We willen de kosten naar beneden krijgen en we
willen dat de klant hier uiteindelijk beter van wordt. Die wil die
regeldruk, de impertinente vragen en de signalen van discriminatie niet
meer. Dat moeten we met elkaar niet meer hebben, althans, ik wil de
signalen wel horen, maar het mag niet plaatsvinden. Uiteindelijk doen we
dit niet om de winsten van de banken te vergroten, maar om de klanten en
de ondernemers te helpen. Daarom doe ik dit. Dat is ons gezamenlijk doel
hier.
Voorzitter. Over privacy hebben we gesproken.
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw De Vries. Mag ik mevrouw De Vries
complimenteren met het doen van concrete voorstellen? Ik ben erg blij
dat er vanuit de sector eerder al concrete voorstellen zijn gedaan om
mee te denken. Zo zie ik het echt graag. Ik wil niet dat poortwachters
zeggen "doe mij maar minder regels", maar dat zij zeggen "we hebben de
regels en hoe kunnen we dit effectiever doen?" Mevrouw De Vries heeft
ook een motie ingediend om specifiek met een reactie daarop te komen.
Dat zit in die aprilbrief. Ik kan alles punt voor punt langslopen, want
ik vind het allemaal mooie punten. Aan een aantal daarvan wordt ook
gewerkt, bijvoorbeeld aan het toezicht op de risicogerichte uitvoering;
het eerste punt, het goede UBO-register. Daar gaan we goed naar kijken.
Mevrouw De Vries roept op om gegevensuitwisseling toe te staan. Ook daar
ben ik uiteraard voor. Over het element van banken toegang geven tot de
Basisregistratie Personen moeten we in de privacydiscussie goed spreken.
Ik ben dus ook blij met de oproep om wat dat betreft met voorstellen te
komen. Ik pak dat op en ga daarover graag in april de discussie met de
Kamer aan. Ik kan de punten zo langslopen, maar laat me dat straks even
specifiek in de brief doen.
De voorzitter:
U continueert. Tegen de heer Ergin zeg ik dat hij nog één interruptie
heeft.
Minister Heinen:
De heer Ergin zit op het puntje van zijn stoel, maar bewaart zijn
interruptie natuurlijk voor het punt discriminatie. Dat begrijp ik goed.
Ik denk dat de voorzitter ook wel bereid zou zijn om nog een extra
interruptie toe te staan, als ik tempo maak.
(Hilariteit)
De heer Vermeer (BBB):
Mogen we even markeren dat dit de eerste keer is dat de minister iets
weggeeft?
De voorzitter:
Dat was een extra interruptie voor de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Prima.
Minister Heinen:
Voorzitter, ik ga door. Gevraagd werd of ik bereid ben om een overzicht
op te stellen van waar er strikter dan nodig wordt opgetreden. Dat gaan
we gewoon doen, dus dat komt naar de Kamer.
De vraag over ongebruikelijke en verdachte transacties heb ik al
beantwoord.
De heer Grinwis vroeg specifiek wat ik vind van vragen van banken aan
klanten over contant geld. Hier zit natuurlijk een spanningsveld. Ik
vind het belangrijk dat contant geld gebruikt kan worden. Dat is een
ander debat. Dat we nu niet gaan voeren. Ik kom ook met wetgeving
daarover. Tegelijkertijd kan contant geld natuurlijk een indicator zijn
voor witwassen. Daar moeten we ook niet naïef in zijn. Daarmee wil ik
niet zeggen dat iedereen die op een terrasje of in de supermarkt zijn
boodschappen contant betaalt, gelijk verdacht is. Maar met grote sommen
contant geld betalen, kan een vorm van witwassen zijn, dus daar moet wel
naar doorgevraagd worden. Ik verwijs naar wat ik hier eerder over zei,
namelijk: waar trek je grenzen om klantcontroles te voorkomen? Ik wijs
er weer op dat de Kamer daarop zei: dat vinden we niet fijn. Zo komen we
er niet.
De heer Flach had een vraag over het beperkt regime. Hij vroeg of goede
doelen, stichtingen en verenigingen waarbij het risico laag is, onder
het beperkt regime mogen vallen. Dit neem ik mee in de aprilbrief, want
dit is eigenlijk de risicogebaseerde manier van werken die we willen. Er
werden voorbeelden van vve's of stichtingen aangehaald. We moeten ervan
uitgaan dat de meerderheid van goede wil is. In Nederland zijn er nette
mensen. Iedereen doet netjes mee. Ik wil niet dat iedereen op voorhand
verdacht is en gelijk met problemen zit. Dit moet het uitgangspunt
worden bij hoe we hier samenwerken. Iedereen deugt, maar er zijn
excessen en die moeten we aanpakken. De vraag is hoe we dat op een
manier zonder regeldruk gaan doen.
Voorzitter. Dat was het grootste blok. Ik ga nu naar gegevensdeling.
Daar hebben we het deels al een beetje over gehad. Daar waren natuurlijk
terechte vragen over, omdat ik ook enigszins provocerend een steen in de
vijver had gegooid om de discussie los te maken. Het zat inderdaad op de
gegevensdeling. Daarbij kan de suggestie gewekt zijn dat het nu een
grote big brother wordt, in de woorden van de heer Ergin. Dat willen we
natuurlijk niet. Laten we dat vooropstellen.
De heren De Vree en Van der Lee vroegen welke gegevens de minister
precies wil laten delen en hoe hij wil voorkomen dat er een sleepnet
ontstaat. Dat laatste wil niemand. Ik denk dat dit ook de onderliggende
zorg bij de TMNL-discussie was. Dat traject is niet goed gegaan en dat
heeft de sector ook erkend. Tegelijkertijd moeten we het idee over beter
en efficiënter samenwerken niet weggooien. Het AML-pakket biedt ruimte,
maar die moet wel goed gemotiveerd, beperkt in de omvang et cetera zijn,
precies om dit te voorkomen. Laten we in de aprilbrief ook terugkomen op
hoe je dit vorm zou kunnen geven. Door mijn oogharen heen zie ik in de
Kamer geen massale weerstand op dit punt. Ik proef vooral zorgen. Hoe
zorgen we ervoor dat het wel netjes gebeurt? Dat vind ik wel winst in
dit debat.
De voorzitter:
De heer De Vree heeft een vraag.
De heer De Vree (PVV):
Ik vraag me het volgende af. We hebben TMNL gehad. Dat is een private
onderneming. Zouden we dat niet onder kunnen brengen bij bijvoorbeeld
een instantie als de Belastingdienst? Zouden we niet een register bij
kunnen houden en daar vandaan dingen opvragen richting dat centraal
orgaan en alleen een "oké" of "niet oké" afgeven? Dat is heel goed voor
de privacy.
De voorzitter:
De minister.
De heer De Vree (PVV):
Ik zie een enigszins afwijzende houding van de minister. Zou hij niet
bereid zijn om dat in ieder geval te onderzoeken?
De voorzitter:
De heer De Vree smokkelt er nog een vraag tussendoor. Vooruit dan.
Minister Heinen:
Ik ben niet direct enthousiast. Maar ik vraag aan de Kamer om dit debat
te voeren en dan moet ik dat ook doen. Ik zal hierop terugkomen in de
brief en de voor- en nadelen neerzetten. De kern van het systeem is wel
dat wij poortwachters aanwijzen om die controles te doen en dat we daar
de verantwoordelijkheid leggen. Ik zou die systematiek willen
vasthouden. Maar nogmaals, ook ik moet open in deze discussie zitten. Ik
kom daarop terug.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Flach een vraag.
De heer Flach (SGP):
Ook op dit punt, een betere gegevensdeling. Natuurlijk tast dat op z'n
minst het gevoel van privacy bij mensen aan. Ik zou nog willen
benadrukken dat we dus zo goed mogelijk moeten proberen te voorkomen dat
dat daadwerkelijk leidt tot privacyaantasting. Ik wil aan de minister
vragen hoe we voorkomen dat betere gegevensdeling de oplossing wordt
voor zware lastendruk, terwijl je daarmee eigenlijk niet minder regels
oplegt, maar je het alleen efficiënter doet. Laat ik het maar wat
simpeler zeggen. Het mag niet de vervanger zijn van het risicogericht
controleren.
Minister Heinen:
Dat is een terechte vraag. In de eerste plaats kan het dubbelingen
voorkomen. Dat is al winst. Als je weet dat iemand al ergens door de
mangel is gehaald, hoeft een ander het niet opnieuw te doen. Dat scheelt
al. Maar het is een terechte vraag. Het eerlijke antwoord is dat we dat
goed moeten gaan vormgeven en het debat met elkaar moeten voeren. Ik heb
hier geprobeerd het debat op principeniveau te voeren. Omdat er hier nu
geen concrete wetsvoorstellen, criteria en indicatoren liggen, is er het
risico dat we in vaagheden gaan praten. Ik neem dit wel mee. In de
eerste plaats probeer je dubbelingen te voorkomen. Je probeert
effectiever toezicht te krijgen, pakkansen te vergroten en daardoor meer
vertrouwen aan te brengen in de hele witwasaanpak. Als je gerichter kunt
zoeken — dat zit in de risicogebaseerde benadering maar ook in de
toolset om te zoeken — voorkomt dat misschien dat je impertinente vragen
gaat stellen. Ik denk dat we daar de oplossingen moeten zoeken. Maar
nogmaals, om te voorkomen dat we in algemeenheden gaan praten, wil ik
dit heel graag weer oppakken als we straks concrete voorstellen
hebben.
Mevrouw De Vries vroeg naar de toegang tot betalingsverkeer en vroeg of
we niet direct kunnen regelen dat bijvoorbeeld zakelijke klanten direct
toegang krijgen. Ik denk dat mevrouw De Vries terecht wees op het recht
op een zakelijke betaalrekening. Wat ik doe in Europa … Ik zet twee
stappen. Ik signaleer dat dit niet goed gaat, omdat ondernemers veel te
lang moeten wachten. Ik wil eerst met de bank bespreken waar dit in zit
en hoe we het beter kunnen regelen. Dat ga ik niet jaren
vooruitschuiven. Dat duurt veel te lang. Ik vind wel dat ik die stap
altijd moet doen als je naar wetgeving gaat, maar als dat tot niets
leidt, moet er wetgeving komen of een recht op zo'n betaalrekening. Het
liefst doe ik dit Europees. Ik heb ook dit besproken met de
Eurocommissaris van financiële diensten. De beste Eurocommissaris is
zelf ooit ondernemer geweest. Zij zei: waar ik vandaan kom, was het echt
in een middag geregeld, en dat gun ik iedereen. Als het heel erg
vastloopt, is zij bereid om dat op Europees niveau te regelen. Maar zij
wees er ook op dat het een specifiek Nederlands probleem lijkt te zijn.
Rechtvaardigt dat dan Europese regelgeving? Ik loop ze dus wel af,
zonder hiermee de indruk te wekken dat men nog twee jaar moet wachten en
dat er niks gebeurt. Er zit urgentie op. Ondernemers moeten snel een
bankrekening kunnen krijgen en als dat niet vrijwillig gebeurt, gaan we
dat afdwingen via wetgeving.
De voorzitter:
Mevrouw De Vries heeft een vraag.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank daarvoor. Wat mij wel zorgen baart, is dat heel veel banken om hele
andere redenen dan de Wwft en het witwassen een rekening weigeren, zoals
reputatieschade, commerciële redenen of milieugerelateerde factoren. Ik
kan me daar van alles bij voorstellen, maar ik vind dat geen wenselijke
ontwikkeling. Ik zou graag zien dat er op heel korte termijn afgesproken
wordt dat banken daarmee stoppen. Als iemand toevallig een bedrijf in de
oliesector heeft, zeggen ze: daar wil ik niet aan beginnen, want dat is
een milieurisico. Ik denk dat we ook ondernemers nodig hebben die in die
sector actief zijn. Kan de minister die afspraken per direct met de
banken maken?
Minister Heinen:
Ja. Ik ben dit heel zorgvuldig aan het doorlopen, omdat er ook
contractvrijheid is. Een privaat bedrijf mag zelf bepalen met wie het
zaken doet. Dat recht moeten we uiteraard respecteren. Tegelijkertijd
zie ik ook waar mevrouw De Vries op wijst. We hebben denk ik ook met
elkaar geconstateerd hoe belangrijk het is dat je in de samenleving
meedoet met het betalingsverkeer. Wat ik een aantal leden van de Kamer
heb horen noemen, namelijk dat dit eigenlijk een publiek goed is, staat
daar deels op gespannen voet mee. Hierin probeer ik op een zorgvuldige
manier stappen te zetten. Daarom kijk ik dus naar de sector zelf met de
vraag: erkennen jullie dit, wat kunnen jullie zelf doen en wat is er
Europees mogelijk om eventueel iets af te dwingen? Ik vind echter dat de
contractvrijheid een belangrijk recht is. Zo probeer ik deze discussie
wel in balans te voeren. Nogmaals, ik ben het zeer eens met de oproep
van mevrouw De Vries: ondernemers moeten makkelijker en sneller een
rekening kunnen krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vries heeft nog een …
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik gooi hier dan toch nog maar mijn laatste interruptie tegenaan.
Natuurlijk, contractvrijheid moet je respecteren. Zonder een
betaalrekening kun je als bedrijf echter niet starten, kun je als
organisatie niet functioneren en kun je als vereniging van eigenaren
niet functioneren. Ik vind dat er dan wel een soort terugvaloptie moet
zijn zodat een betaalrekening wel geleverd kan worden. Daar zit
eigenlijk wel mijn frustratie. Ik denk eigenlijk: dat moet toch niet
kunnen. Ik kan het niet uitleggen aan mensen dat zo'n vereniging van
eigenaren gewoon geen betaalrekening kan krijgen.
Minister Heinen:
Dit erken ik zeer. Die zakelijke basisbetaalrekening moet er gewoon zijn
zodat al die verenigingen en stichtingen, die eigenlijk de lijm van de
samenleving vormen, hier geen last van hebben.
De voorzitter:
Ik voel consensus. Meneer De Vree.
De heer De Vree (PVV):
Absoluut. Maar hoe denkt de minister dat af te dwingen? Op het moment
dat de sector zegt "toch maar niet; ons hangen torenhoge boetes boven
het hoofd", hoe wilt u dan garanderen dat een ieder van ons mee kan doen
in het maatschappelijk verkeer en kan beschikken over een bankrekening?
Dat is namelijk nou net de inzet: iedereen moet kunnen beschikken over
een bankrekening.
De voorzitter:
Dank u, de vraag is helder.
Minister Heinen:
Daarvan heb ik net gezegd dat ik op dit punt wet- en regelgeving niet
uitsluit. Ik weet ook dat de heer de Vree voorbeelden heeft aangedragen
over schrijnende situaties waarin heel goedwillende ondernemers ineens
niet eens een rekening konden krijgen of direct in het verdachtenbankje
zaten. Zo'n samenleving wil ik in ieder geval absoluut niet. Dank ook
voor het in vertrouwelijkheid delen van die voorbeelden.
Voorzitter. Dan ga ik door naar mevrouw Van Dijk, want zij had ook nog
een vraag in het kader van gegevensdeling, namelijk of de minister kan
toelichten welke alternatieven voor TMNL hij laat onderzoeken. Ik heb
hier nu geen specifieke voorbeelden. Ik wijs erop dat er binnen de AML
Directive wel mogelijkheden zijn, in beperktere zin dan bij TMNL. Ik
proef dat er in de Kamer niet direct een meerderheid daartegen is. Er
wordt dus heel voorzichtig gedacht: misschien moeten we daar wel naar
kijken. Ik vind dat echt winst en ik ga dus met concrete voorstellen
komen. Die ga ik naar de Kamer sturen met oog voor het belang van
privacy — dat is hier ook genoemd — en de waarborgen daarvoor, zodat we
daarover het debat kunnen voeren.
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk heeft een vraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het was eigenlijk nog over het vorige punt, over die vve's, waar we het
kort over hebben gehad. Juist omdat dat zo'n mooi afgebakend clubje is,
wil ik vragen: kunnen we niet nu iets simpels bedenken om in ieder geval
die hele kleine blokkade alvast opgelost te hebben?
Minister Heinen:
Als ik de oplossing had gehad, had ik die hier nu genoemd. Dat is het
eerlijke antwoord. Ik snap echter wel de oproep. We zitten nu in januari
en in april kom ik met die brief. Laat ik dit punt daar dan in
meenemen.
De voorzitter:
De heer De Vree neemt het voorzitterschap tijdelijk van mij over omdat
ik zelf nog een vraag had. Die ging ook over het vorige blokje, het punt
van mevrouw Van Dijk.
Voorzitter: De Vree
De heer Idsinga (NSC):
Het recht op een bankrekening is goed, dat is mooi. Daar moeten we denk
ik naar streven. Mijn fractie staat daar ook achter. Ik had de minister
ook gevraagd of hij bereid is … Je hoort vaak van banken dat ze vanwege
hun hoge kosten ook hoge kosten aan consumenten in rekening moeten
brengen, bijvoorbeeld voor het hebben van een bankrekening. Vroeger was
dat niet zo; toen was een bankrekening kosteloos. Is de minister nu
bereid, aangezien er hopelijk toch een deel van het probleem opgelost
gaat worden, om volgens het voor-wat-hoort-watprincipe met de banken de
discussie aan te gaan? Wil hij zeggen dat we eigenlijk vinden dat de
kosten van een bankrekening voor de consument omlaag zouden moeten, of
dat een rekening misschien wel helemaal kosteloos zou moeten zijn? Wordt
die discussie gevoerd?
Minister Heinen:
Ik heb hierop al een voorschotje genomen in de visiebrief en gezegd dat
ik vind dat het tegen lage kosten moet. Tegelijkertijd zal een bedrijf,
een onderneming, altijd zeggen: gratis bestaat niet, dus de kosten gaan
altijd ergens heen. Kosten kunnen aan de ene kant natuurlijk omlaag,
maar een econoom zal altijd zeggen: when you move one variable, you move
another variable. Dat betekent dat als je er als Kamer toe oproept om de
zakelijke dienstenrekening gratis te maken, je dat zult terugzien,
misschien in rentestanden of in pin-kosten. Een onderneming moet die
kosten ergens in rekening brengen. We moeten onszelf dus niet rijk
rekenen op dit punt. Ik snap wel goed het punt dat de heer Idsinga
maakt, dus dat neem ik mee.
De heer Idsinga (NSC):
Nou ja, die kosten …
De voorzitter:
Meneer Idsinga, graag via de voorzitter.
De heer Idsinga (NSC):
Excuus, voorzitter. Dat is een logische redenering. Tegelijkertijd zijn
er 1,4 miljard aan kosten die op de een of andere manier verhaald zullen
moeten worden. Als de plannen werken, zullen die kosten aanzienlijk
dalen. Dan is de vraag vervolgens: verdwijnt dat geld in de winst van de
bank? Dat kan. Of gaan we met elkaar de discussie aan om ervoor te
zorgen dat dat geld op de een of andere manier wordt teruggegeven aan de
consument? In dat kader stelde ik mijn vraag. Het feit dat er kosten
zijn, begrijp ik, maar durft de minister die discussie met de banken aan
te gaan? Dat is mijn vraag.
Minister Heinen:
Ik durf de discussie met de Kamer aan te gaan! Ik heb iets heel
impopulairs gedaan. Ik ben als minister van Financiën over marktwerking
begonnen. Ik wist dus dat ik de bal op de stip legde. En toch vind ik
dit belangrijk. Als je het over marktwerking hebt, heb je het over het
belang van de consument. In een goed functionerende markt, met goede
mededinging en een goede toezichthouder, wint uiteindelijk de consument,
want die heeft goede producten tegen lage kosten. Ik ben hier
gepassioneerd over omdat we hier 200 jaar economische wetenschappen aan
onze zijde hebben. Wij hebben een goede markt. In Nederland hebben wij
een ongelofelijk innovatief betalingssysteem met betalingsverkeer tegen
hele lage kosten. Daar mogen we ook een beetje trots op zijn. Als je
wilt dat, populair gesteld, winsten niet verdwijnen, maar teruggaan naar
de mensen, moet je een voorvechter zijn van marktwerking. Instellingen
moeten elkaar binnen de kaders van de wet het leven zuur maken om de
klant voor zich te winnen, om de kosten laag te houden en de mooiste
producten te bieden. Dan staat de consument op één.
De voorzitter:
De heer Idsinga, een vervolgvraag.
De heer Idsinga (NSC):
Dat is een begrijpelijk betoog. Tegelijkertijd weten we, zoals onlangs
is gezegd door de ACM, dat de Nederlandse bancaire markt niet helemaal
voldoende aanbieders kent om de markt echt concurrerend te laten zijn.
Er werd zelfs gezegd dat de markt in zekere zin … Ik meen dat het woord
"oligopolie" in de mond werd genomen. Dat betekent dat de markt het in
zekere zin wel rechtvaardigt dat de minister of de overheid als
marktmeester ervoor zorgt dat de markt goed werkt. Is de minister dat
met mij eens en, zo ja, hoe vertaalt dat zich in zijn beleid? Op zich
zijn we allemaal voor vrije markten, want dat levert uiteindelijk de
grootste voordelen voor de consument op. Maar als de markt niet helemaal
vrij is, rechtvaardigt dat een zekere mate van ingrijpen. Waar ligt
precies die balans?
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk. De minister.
Minister Heinen:
We dwalen een beetje af, maar ik vind het wel een leuk debat. Als je
marktwerking wilt en meer toetreders, moet je instellingen die in
overheidshanden zijn, privatiseren en ook bereid zijn om misschien
buitenlandse spelers op de markt toe te laten die de boel openbreken. Ik
wijs er wel op dat mijn streven om de markt beter te laten functioneren
en om bijvoorbeeld instellingen die nu in publieke handen zijn naar de
markt te brengen, op weerstand stuit bij een meerderheid van de Kamer.
Dan wijs ik weer op de belangenafweging. We willen hoge spaarrentes,
lage kosten en meer marktwerking, maar dan moet u mij ook toestaan om
die privatisering door te zetten. Als de Kamer oproept om alles in
publieke handen te hebben, moet zij niet heel veel marktwerking
verwachten. Je weet ook dat, als het in publieke handen is, de kosten
omhooggaan en de dienstverlening naar beneden. Ook dat weten we uit veel
voorbeelden in de geschiedenis. Laten we dat debat over marktwerking en
financiële markten in een ander debat voeren. We hebben het nu over
witwassen. We dwalen af. Het raakt wel een gepassioneerd element van het
debat, maar misschien moet ik met het oog op de klok hier een punt
zetten.
De voorzitter:
Zeker, het oog op de klok is inderdaad heel belangrijk. Meneer Idsinga,
wilt u het kort houden?
De heer Idsinga (NSC):
Nee, ik neem het weer over.
De voorzitter:
Ik geef het woord terug aan de heer Idsinga als voorzitter.
Voorzitter: Idsinga
Minister Heinen:
Ja, u ziet het mapje overige dichterbij komen. Laten we daarnaartoe
gaan. Er was een vraag van mevrouw Van Dijk. Zij vroeg of ik bereid ben
om samen op te trekken met de minister van BZK voor toegang van banken
tot de Basisregistratie Personen. Daar ben ik zeer toe bereid. Ik denk
dat dit een belangrijk element is. Dank voor die oproep. We maken echt
winst in dit debat, want we voeren het op een ontspannen manier. Het is
een serieuze zaak, maar ik zie hier ook openingen om te kijken hoe we
dit effectiever kunnen doen. Dank daarvoor. Dit is één voorbeeld dat in
het verleden op verzet stuitte en waar ik nu een opening zie. Daar ben
ik blij mee.
Voorzitter. Ik ga naar de toegang tot betaalrekeningen. Eigenlijk heb ik
al veel vragen daarover beantwoord. Ik kijk even kort of ik deze vragen
al heb beantwoord. Ja, ik heb al deze vragen net al uitgebreid
beantwoord. Ik kijk even naar de zijde van de Kamer om te zien of er nog
vragen zijn over de toegang tot betaalrekeningen. Zo niet, dan gaan we
door.
De voorzitter:
We gaan gewoon lekker door.
Minister Heinen:
Ja, we gaan door.
De heer Ergin mag weer van het puntje van zijn stoel af, want we gaan
het hebben over discriminatie. Daar zijn een aantal terechte vragen over
gesteld. Het is niet aan mij om te treden in het debat tussen
Kamerleden, maar wat ik hoorde, klopt. De heer Ergin wees op een bericht
over zaken die in het verleden zijn misgegaan. Dat klopt. Dat heeft
plaatsgevonden. Ik wil de heer Ergin bijvallen, want wat hij zei, leek
net weggezet te worden als onzin, maar dat is niet het geval.
Tegelijkertijd werd het debat met een bepaalde scherpte gevoerd, waar ik
mij niet helemaal in herken. Er wordt gedaan alsof de overheid allerlei
religieuze lijsten bijhoudt. Ik herken mij niet in de scherpte waarmee
dat debat werd gevoerd, maar dat neemt niet weg dat het punt dat de heer
Ergin maakte, wel klopt. Maar wij houden geen lijstjes bij op basis van
religieuze achtergrond. Ik zou het echt verafschuwen als we dat zouden
doen. Zo'n overheid zouden we nooit kunnen zijn. Laten we het daarbij
houden.
Voorzitter. De heer Ergin had ook nog een vraag over de wijziging van de
Wwft: is de minister bereid om in de Wwft expliciet op te nemen dat
discriminatie niet is toegestaan? We hebben dit debat eerder gevoerd. Ik
wil dat er geen discriminatie plaatsvindt. Die mag niet plaatsvinden.
Daarvoor hebben we artikel 1 van de Grondwet. We mogen niet
discrimineren. Ik zit hier dus even naar te zoeken. We kunnen het
opnemen in de Wwft, maar het staat al in artikel 1 van de Grondwet. Dus
hoe wil je nog meer verankeren in je wetgeving dat discriminatie niet
mag plaatsvinden? In die zin ben ik dus niet bereid om het op te nemen
in de Wwft, maar ik hecht er wel aan om dit te benoemen, want de
suggestie werd gewekt dat ik dit niet belangrijk vind. Als we het hebben
over excessen in de huidige wet, dan vind ik discriminatie net zo erg,
zo niet erger, dan een ondernemer die geen rekening kan openen. Dit is
een serieus punt, maar ik vraag me af of je het voorkomt door het op te
nemen in de wet. Het staat al in de wet, namelijk in de Grondwet.
We moeten goed kijken hoe we discriminatie kunnen voorkomen. We werken
al aan een code of conduct. Daar hebben we al eerder over gesproken. Die
wordt uitgewerkt. De NVB, de Nederlandse Vereniging van Banken, is samen
met de financiële instellingen aan het kijken hoe ze kunnen voorkomen
dat de suggestie van discriminatie wordt gewekt of dat discriminatie
impliciet plaatsvindt, zonder dat het zo bedoeld is. De NVB is met alle
instellingen bezig om de klantcommunicatie te verbeteren. We hebben
daarnaast het meldpunt discriminatie, als het onverhoopt toch
plaatsvindt. Als mensen het gevoel hebben dat er gediscrimineerd wordt,
dan moeten ze dat altijd kunnen melden. Dat kan via discriminatie.nl. De
NVB ontwikkelt ook een standaard met handvatten voor banken om
discriminatie te voorkomen. We moeten daarnaast kijken naar trainingen
en inclusiviteitsawareness op de werkvloer. Degene die de vraag stelt,
moet zich hier heel bewust van zijn. Aan wie vraag je het, hoe vraag je
het en hoe zet je het uit? Dat zijn allemaal zaken die in gang worden
gezet. Nog los van het morele aspect, namelijk dat discriminatie gewoon
fout en verwerpelijk is, is er geen enkele instelling die dit wil,
alleen al vanuit reputatieoogpunt. Een instelling wil zijn reputatie
hooghouden en dit dus voorkomen. Er wordt dus echt aan gewerkt om dit te
verbeteren. Ik ben de heer Ergin zeer erkentelijk voor het feit dat hij
dit punt elke keer benoemt en mij voorbeelden laten zien. Daar schrik ik
van, dus die neem ik mee naar het ministerie. Dit kan gewoon niet, dus
dit moet echt plaatsvinden.
Maar nogmaals, specifiek wat betreft de vraag over een verbod op
discriminatie: dat staat al in de wet, dus ik weet niet of we het ook in
de Wwft moeten opnemen. Ik weet niet of dat iets toevoegt; dat is het
eerlijke antwoord. Maar ik kijk even naar de heer Ergin om te zien of ik
hiermee zijn vraag heb beantwoord.
De voorzitter:
De heer Ergin heeft een vraag.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb echt een heleboel vragen, maar ik moet één vraag kiezen. Ik kom
in mijn tweede termijn terug op het punt dat de minister aan het begin
van zijn blokje maakte. In het document van NextGen Poortwachters staat
dat er mogelijk een nationaal coördinator antiwitwassen benoemd gaat
worden. Alle voorbeelden die de minister aanhaalt om discriminatie tegen
te gaan, steun ik. Daar staan wij achter. Die zijn belangrijk, maar het
effect is nog onvoldoende zichtbaar. We zien in de stukken dat die
nationaal coördinator ook een nationale prioriteitenlijst gaat
vaststellen. Mijn vraag aan de minister is of het geen goed idee is om
op die lijst van nationale prioriteiten ook antidiscriminatie te
plaatsen.
Minister Heinen:
Dit moet op ieders prioriteitenlijstje staan. Het antwoord daarop is dus
ja. Er zit nog wel één vraag voor: moeten we dan een nationaal
coördinator met elkaar willen? Ik heb het voorstel gezien van de sector
dat daartoe oproept. De reden waarom ik daar wat terughoudender in ben,
is dat we als we er in het politieke debat zoals wij dat voeren zelf
niet helemaal uitkomen, vaak een coördinator, een meldpunt of een
commissie in het leven roepen om het een beetje van ons weg te managen.
Daarmee wil ik de serieusheid van het voorstel niet tenietdoen. Ik ga de
voor- en nadelen ook serieus bekijken. Dat zal ik ook in die
aprilbrieven zetten. Tegelijkertijd wil ik onszelf dwingen om het zelf
te gaan oplossen en het niet weg te managen met elkaar. Want nogmaals,
het aantal meldpunten, coördinatoren et cetera dat wij hebben, daar word
ik soms helemaal gek van. Dat zeg ik even. Het is niet ministeriabel,
maar dat is wel een gevoel dat ik hierbij heb.
De voorzitter:
Ja, we gaan door.
Minister Heinen:
Nogmaals, als ik van de zijde van de Kamer een open houding vraag, zal
ik die ook hanteren. Ik ga dus in kaart brengen wat de voor- en nadelen
zijn en dan besluiten we het met elkaar. Als een meerderheid van de
Kamer dit wil, gaan we dit doen. Dat is de toezegging die ik hier kan
doen. Zo werkt ook de democratie, overigens.
De voorzitter:
Dan het laatste blokje?
Minister Heinen:
Ja, overig.
De voorzitter:
Ja. Nee, u heeft geen interruptie, meneer Ergin. De minister gaat niet
over de interrupties, helaas.
Minister Heinen:
Ik kan de heer Ergin natuurlijk helpen door te vragen of hij het met mij
eens is. Dan moet hij wel reageren.
De voorzitter:
Nee, we hebben nog een kwartier en eigenlijk zelfs minder dan een
kwartier. We moeten dus echt even door.
Minister Heinen:
Voor de tweede termijn hoeven we niet heel lang te schorsen, wat mij
betreft.
De heer Ergin (DENK):
Ik bewaar het dan voor de tweede termijn.
Minister Heinen:
Dan nog een paar vragen. Mevrouw Van Dijk had een vraag over de
capaciteit van de FIU en het OM, over hoe ik kijk naar de versterking
van de capaciteit. Ik heb het onder elkaar laten zetten. Op Prinsjesdag
2021 — die credits vallen dus niet mij toe, maar het vorige kabinet —
zijn extra middelen toegekend aan het hele JenV-domein. Er is ook extra
geïnvesteerd in FIU Nederland. Er is dus al extra geïnvesteerd. Dat was
in 2023. Laat mij ook in die aprilbrief heel nauwkeurig onder elkaar
zetten welke bedragen het zijn. Ik denk dat we ergens wel een grens
moeten stellen, omdat het verzoek om capaciteit altijd oneindig zal
zijn. Ik denk dat we ergens ook de bureaucratie moeten inperken. Daar
moeten we een balans in zoeken. Laat mij in kaart brengen hoe het zich
door de tijd heeft ontwikkeld en waar we nu staan. Dan kunnen we dat
debat verder voeren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Prima om het in kaart te brengen, maar dan kijken we naar het verleden
en we gaan nou natuurlijk toewerken naar een toekomstig scenario. Ik zou
dan ook wel graag willen zien wat de minister denkt nodig te hebben in
een toekomstig scenario om dit goed met elkaar te kunnen doen.
Minister Heinen:
Ik zal dan ook aan de FIU zelf vragen hoe zij dit zien. Ik ben de
strenge rekenmeester en ik zal zeggen: dat zal nul euro zijn. Laat me
het dan in alle eerlijkheid ook aan de FIU vragen. Daarbij moeten we ook
beseffen dat als je vraagt "heeft u geld nodig?", het antwoord altijd ja
zal zijn. Daarin moeten we balans zoeken met elkaar. Laat me daarop
terugkomen.
De ongebruikelijke transacties hebben we gehad, denk ik. Ik kijk even.
Ja.
Nog een paar vragen. Ik kom nu op een aantal vragen die op het terrein
van collega's liggen, dus ik ga nu een paar doorverwijzingen doen. De
heer Grinwis vroeg naar de hypotheekfraude en de omvang daarvan en welke
maatregelen worden getroffen om hypotheekfraude tegen te gaan. Daar moet
ik verwijzen naar het ministerie van Justitie, want dat beziet momenteel
met de Belastingdienst hoe de informatieverstrekking aan poortwachters
kan worden verbeterd. Dat ministerie zal de Kamer hier nog over
informeren, kreeg ik door. Ze zijn ermee bezig. De Kamer wordt nog
geïnformeerd. Het project dat loopt van het Financieel Expertise
Centrum, zal naar verwachting eind dit jaar worden afgerond en de
uitkomsten daarvan zullen daar ook in worden meegenomen. Er zijn ook
veel Kamervragen gesteld op dit thema — dit loopt al langer — en ook al
veel antwoorden gekomen. Die komen vanuit het ministerie van Justitie en
Veiligheid. Vandaar dat ik u doorverwijs naar mijn collega. Nogmaals, in
april voeren wij het debat samen.
Er was ook een vraag van de heer Grinwis over een beroepsverbod voor
makelaars, of we daaraan mee kunnen werken. Dit valt onder de
bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Ik wijs er wel op
dat sinds 2022 brancheorganisaties al een gezamenlijk tuchtrecht hebben
ingevoerd voor makelaars en taxateurs. Met deze tuchtrechtspraak worden
aangesloten makelaars gehouden aan al bestaande beroeps- en
gedragscodes. Maar nogmaals, dat debat moet echt met de minister van
Binnenlandse Zaken gevoerd worden.
Dan vroeg de heer Idsinga nog of het klopt dat de Rabobank elke maand
afscheid neemt van 10.000 klanten. Ik heb de mediaberichten gezien, maar
ik heb geen toegang tot de gegevens van de Rabobank. Dat moet u dus echt
aan de Rabobank zelf vragen.
Dan een vraag over sanctiewetgeving van de heer Flach. Hij heeft
inmiddels de zaal moeten verlaten. Hij vroeg of ik bereid ben om bij de
nieuwe sanctiewet een meer risicogebaseerde aanpak te borgen. Dit valt
weer onder de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken. Die is
wel bezig met nieuwe sanctiewetgeving, dus ik zal dit verzoek
doorgeleiden.
Voorzitter. De laatste vraag van de heer Flach — dat is ook de laatste
vraag die ik hier beantwoord — is wanneer de Kamer een inventarisatie
ontvangt van nationale koppen in de financiële sector. Dat zijn we nu
aan het inventariseren. Laat me dat zo snel mogelijk naar de Kamer
sturen. Nogmaals, we zijn het nu aan het inventariseren. Ik wil er wel
op wijzen dat er vaak meerderheden zijn voor in algemene zin minder
nationale koppen op Europese regelgeving, maar dat, als ik laat zien
waar ze zitten, iedereen weer heel snel in het holletje kruipt, omdat
het maatregelen zijn die niet altijd even populair zijn. Ik zou heel
graag alles wat bij Europese regelgeving wordt gevoegd eraf halen, maar
"be careful what you wish for" zou ik in die zin zeggen.
Voorzitter, daarmee sluit ik af.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik kijk even
rond om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie geknik,
dus we beginnen bij de heer De Vree.
De heer De Vree (PVV):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik ben blij dat de
minister de problemen erkent. Er is evenwel nog een flinke weg te gaan
en tot dat moment blijven we met het huidige Wwft-gedrocht zitten. Dat
houdt in dat er nog geruime tijd geen garantie is dat organisaties en
particulieren aan een bankrekening kunnen komen; en verder, want het
probleem strekt zich ook uit tot betalingsverwerkers. Is daar van de
kant van de minister niet eerder wat aan te doen? Want als we echt tot
iets van 2027 moeten wachten, blijven die mensen in de problemen.
Dat was mijn bijdrage voor de tweede termijn.
De voorzitter:
Kort maar krachtig. Dank u wel. De heer Ergin, DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Even terugkomend op de inleidende opmerking van de minister
over de lijsten waar ik het over had: de minister zegt dat het niet aan
de orde is, maar ik ben wel blij dat de minister zegt dat het aan de
orde is geweest. Daar heeft het kabinet, de regering, excuses voor
aangeboden. Ik ben blij dat de minister dat hier heel duidelijk
markeert.
Voorzitter. Even over de discussie over de discriminatieaanpak. Ik kan
tegen de minister zeggen: u verwijst naar de Grondwet, maar er is ook
een toetsingsverbod op de Grondwet. De rechter toetst in principe niet
op de Grondwet en juist het opnemen in de wet zou ervoor kunnen zorgen
dat ook de toezichthouders daar extra scherp op kunnen zijn. Ik zou
graag een reflectie van de minister daarop willen.
Voorzitter. Ik wil ook graag een tweeminutendebat aanvragen, ook omdat
ik de discussie met meerdere ministers van Financiën eigenlijk helemaal
beu ben. In 2020 werd dit voor het eerst aangekaart. Toen was de
discussie: bestaat dit probleem wel? In 2022 kwam er voor het eerst een
resultaat van een onderzoek, waarop DNB heel duidelijk zei: ga nou van
"ongebruikelijk" naar "verdacht", want dat is ook goed voor de kwaliteit
van het systeem. Nu hebben we een minister die zegt: we hebben te lang
naar elkaar gekeken. Ik zou dus graag een gefaseerde aanpak willen:
eentje gericht op 2027 en tegelijkertijd een parallelle aanpak, waarbij
we de korte termijn, de quick wins, meenemen. Die zullen per partij
verschillen. Ik wil dat graag in een tweeminutendebat aan de orde
brengen.
De voorzitter:
Wilt u dat tweeminutendebat op korte termijn?
De heer Ergin (DENK):
Ja, graag.
De voorzitter:
Dat nemen we mee. Dank u wel. Mevrouw Inge van Dijk, CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We zien natuurlijk erg uit naar de brief in
april en ook om daar snel met elkaar over van gedachten te kunnen
wisselen. Ik ben erg getriggerd door wat de minister aangeeft. Het lijkt
een uniek Nederlands probleem. Dat geeft volgens mij echt veel ruimte om
op korte termijn al iets te gaan doen. Ik verwacht dat dan ook in de
brief terug te zien.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vries, VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Een drietal korte punten nog. De verordening is
nog niet in werking getreden, maar ik zou het wel goed vinden als er
redelijk vlot nadat die in werking is getreden een soort evaluatie komt,
een soort invoeringstoets, zoals wij dat hier ook wel doen, om te kijken
hoe het in de praktijk uitwerkt en of we niet met dezelfde problemen
komen te zitten.
De minister is nog niet ingegaan op eventuele koppelingen met de KVK. Je
moet het vaak bij heel veel instanties aangeven en vaak dezelfde
gegevens aanleveren. Ziet hij daar nog mogelijkheden? Daar mag hij ook
nog op terugkomen in de brief.
Dan het laatste punt. De rekening voor verenigingen van eigenaren,
vve's, is natuurlijk een voorbeeld, maar er zijn meer organisaties die
daarmee te maken hebben. Als die mensen, zoals wij zien, dan een
privérekening moeten openen om daar het geld op te storten, denk ik dat
de Belastingdienst dat dan als eigen vermogen gaat beschouwen. Ik vind
dat dus wel zorgelijk. Ik zou graag zien dat de minister daar op korte
termijn naar kijkt om daar een oplossing voor te vinden. Het geldt niet
alleen voor vve's, maar wat breder, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Voorzitter. De ervaringen van de minister in de Ecofin-Raad intrigeren
mij nog steeds. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken — ik hoor graag
het commentaar van de minister daarop — dat wij in Nederland blijkbaar
het beste jongetje in de klas willen zijn bij het controleren van al die
regelgeving, waar andere landen daar blijkbaar toch wat ontspannener mee
omgaan. Dat is eigenlijk de enige verklaring die ik kan verzinnen voor
waarom wij hier 100 miljoen aan uitgeven en wij alle ondernemers en
particulieren het leven moeilijk maken terwijl andere landen dat
blijkbaar niet doen. Ik zou de minister dus willen oproepen om vooral
ook met die blik te kijken naar hoe we de situatie in Nederland kunnen
verbeteren.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel. We gaan gelijk door. Ik geef het woord aan de
minister.
Minister Heinen:
Voorzitter. Ik loop iedereen even een voor een langs. De heer De Vree
roept nogmaals op: kijk wat eerder kan. Dat neem ik dan ook echt mee in
die aprilbrief. Zonder het debat weer helemaal opnieuw te doen, zeg ik:
alles wat mogelijk is, zullen we in kaart brengen.
De heer Ergin heeft al een tweeminutendebat aangevraagd. Ik kan het ook
toezeggen, maar het is dan aan hem of hij de motie wil indienen. Als de
Kamer wil dat in de wet genoemd wordt dat discriminatie niet mag, kan
dat gewoon. De vraag is: heeft het zin? Maar als de Kamer meent dat
dingen misgaan als we het niet in de wet zetten, moeten we dat
voorkomen, als dat de Kamer comfort biedt. Laat me daar dus ook op
terugkomen. Maar uiteindelijk kan de Kamer ook amendementen indienen,
zeg ik daarbij.
We nemen alle punten mee die genoemd werden door mevrouw De Vries. We
kunnen de evaluatiebepaling uiteraard in de wet zetten, maar nogmaals:
het duurt nog even voor die wetgeving naar de Kamer gaat.
De heer Dekker zei: dit is de enige verklaring. Ik zou daar nog een
andere verklaring aan willen toevoegen, namelijk dat andere landen meer
witwaspraktijken kennen en een minder schoon financieel systeem hebben.
Dat kan natuurlijk ook. We zeggen vaak dat we het braafste jongetje van
de klas zijn, maar het schoonhouden van het financiële systeem, het
bestrijden van criminaliteit en het voorkomen van witwassen hebben echt
prioriteit in dit land. Daar zou ik heel graag mee voorop willen blijven
lopen.
Met die stichtelijke woorden ben ik bij het einde gekomen van mijn
termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat ging vlot. We gaan 16.00 uur nog halen ook. We kunnen
dus nog even wat rustiger aan doen als we willen — we hebben nog drie
minuten — maar dat gaan we niet doen. Ik heb genoteerd dat de heer Ergin
van DENK een verzoek heeft gedaan voor een tweeminutendebat. Gaat de
minister in april met een brief komen?
Minister Heinen:
Die brief was al toegezegd. Dat mag genoteerd worden als toezegging,
maar die was al aangekondigd.
De voorzitter:
Oké. De enige toezegging die ik heb staan, is de volgende.
De minister betrekt de AP bij de nieuwe aanpak, die nog met de Kamer zal worden gedeeld. De Kamer wordt daar nauw bij betrokken. Deze toezegging is gedaan aan de heer Idsinga.
Dank. We zijn aan het einde gekomen van dit commissiedebat. Ik bedank de minister, de ambtenaren, de Kamerleden en de ondersteuning, maar uiteraard ook de mensen op de publieke tribune en thuis. Ik sluit deze vergadering. Dank u wel.
Sluiting 15.59 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|