Vragenuur (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D03226, datum: 2025-01-28, bijgewerkt: 2025-01-29 08:50, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-28 14:00: Vragenuur (Vragenuur), TK
Preview document (🔗 origineel)
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig
artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Ellian
Vragen van het lid Ellian aan de staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid over het bericht "Ontsnapte patiënt uit
kliniek Den Dolder aangehouden na massale zoekactie".
De voorzitter:
Ik geef in ons vragenuurtje graag als eerste het woord aan het lid
Ellian van de fractie van de VVD. Het woord is aan hem.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zaterdagnacht werd een grote
politieactie op touw gezet om een patiënt van de kliniek van Fivoor in
Den Dolder, die zich had onttrokken aan het verlof, weer op te sporen.
Gelukkig is dat vrij snel gelukt. Ik denk dat de we politie daar ook
dankbaar voor mogen zijn. Ik lees de reactie van de kliniek voor: "De
sfeer in het dorp en alle media-aandacht zorgen voor spanning. Daardoor
kunnen patiënten soms onverwacht gedrag tonen." De sfeer in het dorp.
Het gaat hier om het dorp dat een trauma heeft van de verschrikkelijke
moord op Anne Faber zeven jaar geleden. Het gaat hier om het dorp dat
afgelopen 2 januari werd opgeschrikt door de moord op klaarlichte dag op
een vrouw van 76 die boodschappen aan het doen was. Dat is het dorp dat
afgelopen weekend weer werd opgeschrikt door een ontsnapte persoon, die
zich nota bene verzette tegen de aanhouding.
Voorzitter. Dit dorp, Den Dolder, en Bilthoven mochten er ook nog eens
van uitgaan dat die kliniek al weg zou zijn. Mijn vragen spreken dus
voor zich. Wat gaat de staatssecretaris doen om de rust en veiligheid
terug te brengen in Den Dolder en omgeving? Wat gaat de staatssecretaris
doen om de belofte die de ambtsvoorganger van de staatssecretaris heeft
gedaan — dat is de belofte dat de kliniek weggaat — na te komen?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter. Ik ben net als de heer Ellian geschokt en bezorgd over de
situatie rondom de kliniek in Den Dolder, met name door de twee
incidenten in zo'n korte tijd. Dit soort incidenten hebben een enorm
grote impact op alle betrokkenen. Dat zijn de nabestaanden, de
omwonenden, maar ook de mensen die werkzaam zijn in de kliniek, die hard
werken voor een veilig Nederland. Ik snap dat dit juist in Den Dolder,
dat getekend is door de moord op Anne Faber, leidt tot extra ophef. Door
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd wordt onderzocht wat er precies is
gebeurd rond het dodelijke steekincident van 2 januari. Naar aanleiding
van de onttrekking van afgelopen weekend ben ik geïnformeerd door het
Leger des Heils, dat toezicht houdt op de betrokken persoon. Deze
persoon verbleef in de kliniek met tbs met voorwaarden. Toen bleek dat
de betrokkene niet op tijd terugkeerde van zijn begeleid verlof, heeft
de politie inderdaad snel gehandeld en hem weer opgepakt. De persoon is
in totaal enkele uren weg geweest. Ik heb hierover contact gezocht met
de Inspectie Justitie en Veiligheid. Op basis van de huidige informatie
ziet zij op dit moment geen noodzaak om aanvullend op het onderzoek van
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een eigen onderzoek te
starten.
Ik heb besloten om mijn gesprekken met de forensische kliniek in Den
Dolder te intensiveren. Even voor de verduidelijking: DJI heeft op dit
moment vier keer per jaar, oftewel periodiek, kwaliteitsgesprekken. Dit
zullen wij verhogen naar elke maand. In deze klinieken verblijven ook
reguliere ggz-patiënten. Daarom trek ik in dit dossier samen op met mijn
collega van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Fivoor
heeft naar aanleiding van de verschrikkelijke gebeurtenis op 2 januari
de verlofmogelijkheden van de cliënten direct ingeperkt. Aangezien het
verlof alleen onder bijzondere omstandigheden tijdelijk kan worden
beperkt, is na 20 januari jongstleden het verlof weer toegestaan.
Daarnaast is naar aanleiding van het incident van 2 januari besloten om
de inzet van buurtcoaches uit te breiden, te verdubbelen. Er zijn dus
meer buurtcoaches actief. Zij komen meer in het dorp en zijn nu ook door
de week en in het weekend volop aanwezig.
Ten aanzien van de onveiligheidsgevoelens van de inwoners van Den Dolder
heb ik al na 2 januari een gesprek ingepland met de burgemeester van
Zeist en de commissaris van de Koning. Ik zal hierbij ook bespreken wat
ik kan betekenen in het kader van de veiligheidssituatie in Den Dolder.
Het verlenen van forensische zorg in ons land is van groot belang voor
de veiligheid van onze samenleving. Om die reden zet ik me uiteraard
volop in op dit dossier.
De heer Ellian (VVD):
De staatssecretaris gaat nog niet in op misschien wel het meest
prangende en ook wel aangrijpende punt van de bewoners. Het is mooi dat
de staatssecretaris gaat praten. Ik ben er op 18 januari geweest. Ik heb
gesproken met de burgemeester en de omwonenden. Ik heb ook rondgelopen
over het terrein van de kliniek. Een bewoner daar, de buurman van de
mevrouw die vermoord is op 2 januari, zei tegen mij: "Ik loop met een
schaar buiten. Ik ben bang." Een moeder die daar woont — het is
overigens een prachtig gebied, een mooie woonwijk — zei: "Alle moeders
hebben hier ogen in hun achterhoofd." Wat zegt de staatssecretaris nou
tegen deze mensen, die ervan uit zouden mogen gaan dat de kliniek
weggaat? Wat gaat de staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat de
kliniek die belofte ook daadwerkelijk nakomt? Want dat is waar deze
mensen op rekenen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik snap de vraag. Het enige wat ik daarover kan zeggen is dat ik
volgende week al het gesprek aanga met de burgemeester en de commissaris
van de Koning. Dat gesprek is ingepland na 2 januari van dit jaar.
Daarbij gaan we ten eerste praten over de veiligheidsgevoelens van de
mensen in Den Dolder en ten tweede over de plannen die men heeft om uit
Den Dolder te vertrekken. Meer kan ik daar niet over zeggen. Ik wil echt
eerst dat gesprek aangaan en naar hen luisteren. In die volgorde wil ik
kijken wat ik daarin kan betekenen.
De heer Ellian (VVD):
Ik constateer dat de staatssecretaris niet ingaat op mijn punt. De
staatssecretaris kan er in haar hoedanigheid niet zo veel aan doen, maar
er ligt een belofte van een ambtsvoorganger. Het zou gewoon volstrekt
onbehoorlijk zijn om nu terug te komen op die belofte. Ik zou toch graag
van de staatssecretaris horen dat het uitgangspunt tijdens die
gesprekken wel is: we gaan een andere plek zoeken voor deze kliniek.
Iedereen begrijpt dat een andere plek niet een-twee-drie gevonden is,
maar dat zou de intentie moeten zijn. Kan de staatssecretaris dat dus
bevestigen?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik kan er niets anders van maken dan wat ik zonet heb aangegeven. Ik heb
de intentie om een goed gesprek te voeren. Daarin neem ik alles mee, dus
ook de signalen vanuit de inwoners van Den Dolder. Dat is precies de
reden waarom ik graag dit gesprek inga met de burgemeester en de
commissaris van de Koning. Het gesprek is dus al enige tijd geleden
ingepland en zal volgende week plaatsvinden. Daarin ga ik luisteren en
kijken wat we kunnen doen. Ik neem daarin ook de belofte mee die in het
verleden is gedaan, maar meer dan wat ik nu zeg, kan ik hierop gewoon
nog niet toezeggen.
De heer Ellian (VVD):
Dat vind ik op zich jammer. Ik denk dat bij de mensen in Den Dolder,
Bilthoven en Zeist die nu kijken, de gevoelens van onrust eerder zullen
toenemen dan afnemen. Maar ik ga het gesprek afwachten. Ik hoop dat we
daarvan snel een terugkoppeling krijgen.
Ik zou de staatssecretaris nog het volgende op het hart willen drukken.
Kliniek en gemeente moeten constructief met elkaar in gesprek zijn.
Volgens mij is het aan de staatssecretaris — ik vraag haar dat ook — om
dat ook tegen de kliniek te zeggen. Ze hebben een verantwoordelijkheid
voor de omgeving. De gemeente voelt zich in de steek gelaten.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik neem alles mee.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel vast dat er geen vervolgvragen zijn. Nee, er is toch
een vraag, van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We hebben het allemaal meegekregen in de media destijds: die
verschrikkelijke moord op Anne Faber. En onlangs was er het dodelijke
steekincident met die 76-jarige mevrouw. Daar was iets minder
media-aandacht voor, maar het was niet minder erg. En nu konden we lezen
dat er iemand op verlof was en vervolgens ontsnapt is. Dat brengt enorme
gevoelens van onveiligheid met zich mee voor de omgeving. Ik heb zojuist
naar de beantwoording door de staatssecretaris geluisterd, maar ik ben
er toch nog niet helemaal gerust op. Ik ben heel benieuwd wat er
eigenlijk nog moet gebeuren voordat we nog harder gaan ingrijpen op deze
situatie en we de rust en de veiligheid in Den Dolder gaan
terugbrengen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik heb volgens mij zojuist een aantal maatregelen benoemd. Ik heb
aangegeven dat ik direct contact heb gezocht met de inspectie en dat er
volgens de inspectie niet direct een aanvullend onderzoek nodig is,
omdat er een lopend onderzoek is vanuit de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd. Overigens krijgen we in de zomer van dit jaar de uitkomsten
daarvan. Tot die tijd zitten we natuurlijk niet stil. We zijn direct
overgegaan tot de inzet van meer buurtcoaches, om ook wat te doen met
het veiligheidsgevoel van de mensen in Den Dolder. Ook gaan we het
aantal periodieke kwaliteitsgesprekken verdrievoudigen. We doen dus echt
een aantal zaken, los van het feit dat ik volgende week met de
burgemeester en de commissaris van de Koning in gesprek ga over hoe nu
verder. Hierover is het laatste woord dus uiteraard niet gezegd, maar
dit is op dit moment wel wat ik allemaal inzet, omdat we dit uiterst
serieus nemen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris van
Justitie.
Vragen Veltman
Vragen van het lid Veltman aan de staatssecretaris
Openbaar Vervoer en Milieu, bij afwezigheid van de minister van
Infrastructuur en Waterstaat, over het bericht "Tientallen
viaducten slijten sneller door ontwerpfout: 'Direct drama voor het
vrachtverkeer".
De voorzitter:
Wij heten nu van harte welkom de staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat. Ik geef graag het woord aan mevrouw Veltman van de VVD voor
het stellen van haar vraag aan de staatssecretaris. Het woord is aan
haar.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. We willen veilig over onze wegen kunnen rijden. In het
antwoord op mijn schriftelijke vragen konden we eind vorige week
allemaal in De Telegraaf lezen dat niet alleen de viaducten op de A12
bij Velperbroek problemen hebben, waardoor er hinder is voor
vrachtverkeer omdat de wapening van het beton sneller verouderd dan was
voorzien, maar dat ook bij nog tientallen andere viaducten in Nederland
dit probleem speelt. Dit speelt op stuk voor stuk belangrijke
verkeersaders, waar veel mensen langs moeten om naar hun werk te gaan,
bijvoorbeeld bij alle acht viaducten van het Prins Clausplein in Den
Haag. Maar ook de A6 en de A1 moeten eraan geloven.
De VVD is zich rot geschrokken van dit nieuws. Iedereen moet veilig over
onze wegen kunnen rijden. Ik wil daarom van de staatssecretaris weten
wat de plannen zijn om ervoor te zorgen dat de viaducten die deze
constructie hebben, veilig gebruikt kunnen blijven worden. Waarom heeft
het zo lang geduurd om de viaducten en bruggen met de grootste risico's
in beeld te brengen, terwijl al in 2021 bij een eerste inspectie
problemen zijn geconstateerd? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen
dat mensen zich geen zorgen hoeven te maken over Italiaanse toestanden
hier in Nederland, nu en in de toekomst? Kan de Kamer een concrete
planning krijgen van het aanpakken van de veiligheid van de viaducten en
de mogelijke budgettaire gevolgen die dit gaat hebben voor de
begroting?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank ook aan mevrouw Veltman van de VVD voor de
gestelde vragen. Dit is, denk ik, een terecht punt. We zijn allemaal
geschrokken van de situatie zoals die op dit moment op ons af is
gekomen. Maar de situatie is niet onverwacht. Eigenlijk zijn er sinds
een aantal jaren, al sinds 2022, meerdere acties vanuit Rijkswaterstaat
geweest om onderzoek te doen naar deze tand-nokconstructies, die binnen
Nederland veelvuldig zijn gebruikt in de jaren zestig en zeventig van de
vorige eeuw. Dan praten we over in totaal ongeveer 100 viaducten. Bij
nadere inspectie in de afgelopen jaren is bij ongeveer 90 viaducten
ontdekt dat de constructie met de huidige kennis eigenlijk verkeerd is
geweest. Bij 17 bruggen hebben we nader onderzoek gedaan en hebben we
vastgesteld dat ze acuut moeten worden aangepakt. Mevrouw Veltman noemde
al een aantal voorbeelden: de A1, Velperbroek, de A12 en het Prins
Clausplein. Het gaat in totaal om 17 bruggen op zes locaties waar we
eigenlijk met noodconstructies aan de gang moeten gaan om ervoor te
zorgen dat het verkeer er gewoon gebruik van kan blijven maken.
Laten we heel wel wezen: het verkeer kan op dit moment op veilige wijze
over deze viaducten zijn weg blijven vervolgen. Het enige wat wij hebben
gedaan, is bij Velperbroek zwaar transport, dus zwaar vrachtverkeer, van
de weg af leiden. Dat moet beneden als het ware de rotonde rechtdoor
nemen en vervolgens de snelweg weer op gaan. Dat is de maatregel die
genomen is om te voorkomen dat de belasting van het viaduct gevaarlijke
situaties kan opleveren. Tegelijkertijd wordt er conform de planning in
april een constructie aangebracht om te voorkomen dat het verder gevaar
kan opleveren. Dat antwoord is ook schriftelijk gegeven aan de heer Van
Dijk van NSC. We moeten alleen wel bekijken of dat voldoende is om
vrachtverkeer weer over dat viaduct te kunnen laten rijden of dat het
door moet blijven rijden volgens de constructie die nu gekozen is.
Waarom heeft het zo lang geduurd? Nou, zoals ik al zei, gaat het om 100
viaducten. We hebben ze allemaal middels nadere inspectie in kaart
gebracht om te bekijken welke consequenties er zijn en hoe die
ondervangen kunnen worden. Daarbij staat de veiligheid altijd voorop. We
hebben gelukkig ook gezien dat dit kabinet in het hooflijnenakkoord de
afspraak heeft gemaakt dat de instandhoudingsopgave op nummer één staat,
zowel op het spoor als op de weg. Voor het onderhoud op de weg is tot
2040 20 miljard uitgetrokken, juist om ervoor te zorgen dat de
infrastructuur op orde blijft.
De zorgen over Italië snap ik. We hebben allemaal die verschrikkelijke
beelden gezien. Maar juist de maatregel die we bij Velperbroek hebben
genomen, is bedoeld om te voorkomen dat zo'n constructie kan instorten,
zoals in Italië inderdaad is gebeurd. Dat is niet iets wat je moet
willen. Afgelopen vrijdag was er een item bij Nieuwsuur, waarin een
hoogleraar van de Technische Universiteit Delft hierover sprak. Ook de
heer Louis — ik ben zijn achternaam even kwijt — van Rijkswaterstaat is
in dat programma aan het woord geweest. Wij proberen te voorkomen dat
dit gaat gebeuren in Nederland. Dat is juist de reden dat we nadere
inspectie naar deze 17 viaducten hebben laten uitvoeren en dat we zeggen
dat we maatregelen moeten nemen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank voor de antwoorden. Ik begrijp dat eraan gewerkt wordt, maar waar
we natuurlijk naar op zoek zijn, is echt een diepgevoeld gevoel van
urgentie. Ik vraag de minister en de staatssecretaris dus om daadkracht
te tonen en tempo te maken. Het gaat om 100 viaducten. Ieder viaduct is
weer een viaduct waar mensen overheen gaan. Ik vraag dus om hier tempo
mee te maken.
Wij willen niet alleen veilig, maar ook vlot over onze wegen kunnen
rijden. De problemen met de constructie van de viaducten zorgen er ook
voor dat we in Nederland meer vast komen te staan, doordat de viaducten
worden afgesloten omdat ze niet veilig genoeg zijn voor het verkeer, te
beginnen met het vrachtverkeer, maar bij een beetje tegenslag ook voor
het gewone verkeer. Transport en mobiliteit is een belangrijke pijler
van onze economie. Omdat veel van onze infrastructuur aan het einde van
haar levensduur is, worden er steeds meer beperkingen opgeworpen. Die
beperkingen zorgen ervoor dat we steeds meer vast komen te staan, dat
alternatieve routes steeds drukker worden voor de gewone automobilist en
dat ondernemers steeds meer kosten moeten maken. In het licht van deze
economische gevolgen vraagt de VVD zich af hoe de staatssecretaris
ervoor gaat zorgen dat onze wegen ook in de toekomst berijdbaar blijven,
zodat de economie kan blijven draaien en groeien.
Staatssecretaris Jansen:
Dank ook voor deze tweede vraag over het tempo bij het onderzoek. Ja,
natuurlijk voelen wij de urgentie. Dat is juist de reden waarom wij hier
op deze manier mee omgaan. Wij zullen u zeker op de hoogte houden van de
ontwikkelingen in dit dossier.
Daarnaast werd gesteld dat het verkeer vlot moet kunnen doorrijden, om
te voorkomen dat particulieren, maar zeker ook zakelijke gebruikers,
hier hinder van ondervinden, wat een nadelige invloed heeft op hun
commerciële activiteiten. Wij hebben de instandhoudingsopgave op de weg,
maar ook op het spoor. Dit kabinet heeft gezegd dat het daar fors geld
voor uit gaat trekken. Dat betekent dat je op korte termijn af en toe
overlast hebt, maar het zijn wel noodzakelijke investeringen om er op
lange termijn voor te zorgen dat de infrastructuur op orde blijft en dat
mensen op een veilige, snelle en vlotte manier van A naar B kunnen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank voor de antwoorden. Ik ben ook blij dat het vorige kabinet daar al
dappere stappen in heeft gezet. Een groot deel van onze infrastructuur
is in het beheer van gemeenten en provincies. Ook daar zijn er bruggen
en viaducten die aan het einde van hun levensduur zijn. Bekend is dat
bij de meeste gemeenten en provincies geen goed beeld bestaat van wat
precies de staat van het onderhoud van bruggen en viaducten is. Wat de
VVD betreft is het startpunt van het oplossen van het probleem dat je
weet wat je exact te doen hebt en waar de problemen zitten. Het beeld
moet dus helder worden. De vragen aan de staatssecretaris zijn: hoe
verloopt het contact hierover met de gemeenten op dit moment en bent u
bereid het contact te intensiveren en ervoor te zorgen dat er een goed
beeld komt van de staat van het onderhoud van alle bruggen en viaducten
in Nederland?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is ook een hele goede vraag van mevrouw Veltman. Wat er in 2022
gebeurde met de Mandelabrug in Zoetermeer, ligt ons allemaal nog vers in
het geheugen. Ik denk dat wij de lessen die wij nu met Rijkswaterstaat
trekken, over welke constructies in het hoofdwegennet welke gevolgen
ondervinden van lekwater en erosieschade, heel duidelijk gaan delen met
gemeenten en provincies. Je moet namelijk willen voorkomen dat ze daar
toevallig tegen aanlopen. Wij weten nu van deze situatie. We hebben er
kennis over. Die gaan we delen met deze bestuurslagen.
De heer Heutink (PVV):
We hebben als Nederland de Deltawerken aangelegd. Nu hebben we niet
alleen bij de hsl 10 bruggen die verkeerd zijn ontworpen. Nee, we hebben
er nu nog 90. Ik herhaal het nog maar een keer: we hebben 90 bruggen die
verkeerd zijn ontworpen. Ik heb de volgende vragen aan de
staatssecretaris. Hoe kan dat? Kunnen wij in Nederland geen bruggen meer
ontwerpen? Wat gaat de staatssecretaris doen om dit in de toekomst te
allen tijde te voorkomen? Hoe kan dit?
Staatssecretaris Jansen:
Dit is een gevolg van de manier van bouwen in de zestiger en zeventiger
jaren. Met de huidige kennis en door de huidige stand van zaken zijn we
tot de conclusie gekomen dat dit niet meer kan. Dat is ook de reden
waarom twee jaar geleden is besloten om deze constructie niet meer te
hanteren bij de aanleg van viaducten.
De heer Heutink (PVV):
Vorig jaar hebben we miljarden die waren bedoeld voor wegaanlegprojecten
omgebogen naar onderhoud. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of
het klopt dat dit nog bovenop de instandhoudingsopgave komt die we al
hadden. Die was al enorm. Mijn vraag is wat dat voor consequenties heeft
voor de wegaanlegprojecten die op pauze zijn gezet. Die moeten toch
haast wel immens zijn, vraag ik aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Het bedrag van 20 miljard tot 2040 dat ik net noemde, is eigenlijk ook
voor onderhoud en vernieuwing. Daarbij is op dit moment niet specifiek
met deze opgave rekening gehouden. Hij zat wel in de planning omdat die
viaducten hoe dan ook de komende jaren toe waren aan vernieuwing. Het
feit dat dit nu versneld aan het licht is gekomen, betekent alleen dat
we niet kunnen garanderen dat we met die 20 miljard uit gaan komen. Het
is wel heel belangrijk; de veiligheid blijft voor ons vooropstaan. Dat
is in elk geval de prioriteit.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
We weten natuurlijk al heel lang dat bruggen en wegen zo meteen echt
onderhoud nodig hebben. In de jaren zestig hebben we tijdens de
wederopbouw fantastische infrastructuur opgebouwd in Nederland, maar we
hebben dat allemaal op hetzelfde moment gedaan. Op een gegeven moment
krijgt al die infrastructuur dan ook ongeveer op hetzelfde moment
kwalen. Toch heeft dit kabinet veel te weinig geld uitgetrokken voor de
instandhouding van de infrastructuur. Ik vraag de staatssecretaris nu:
gaat het kabinet na dit bericht dan ook al bij de Voorjaarsnota op zoek
naar meer financiën om die instandhoudingsopgave met elkaar te klaren?
We kunnen op deze manier namelijk hele grote problemen krijgen in het
wegverkeer.
Staatssecretaris Jansen:
Dank aan de heer De Hoop voor deze vraag. Natuurlijk kijken we of de
middelen die we op dit moment gereserveerd hebben, 20 miljard tot 2040,
afdoende zijn. Op het moment dat er een nadere behoefte is, komen we
natuurlijk naar de Kamer met een verzoek daartoe. We hebben dat alleen
op dit moment nog niet goed in beeld. Daar is dus nader onderzoek voor
nodig en dat gaat plaatsvinden. Als er een behoefte is, komen we daarmee
zeker naar de Kamer terug.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik zag dat 17 van de 90 viaducten worden geprioriteerd. Dat betekent
automatisch ook dat er 73 zijn die niet in dat prioritaire deel vallen.
Daarbij vermoed ik dat het leeuwendeel onder het beheer van gemeentes
zal vallen. Wetende dat middelen waarschijnlijk ook een knelpunt gaan
zijn, kan ik me voorstellen dat gemeentes graag op korte termijn willen
weten hoe de tijdlijn er ongeveer uitziet, niet alleen voor die 17, maar
voor de bredere scope van alle 90 werken. Kan de staatssecretaris
toezeggen dat daar een brief over komt?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij zijn er ruim 3.000 viaducten die onder de
verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat vallen. Deze 90 die in beeld
zijn gekomen, vallen allemaal onder die verantwoordelijkheid. Dat wil
niet zeggen ... Laat ik dat beeld ook direct rechtzetten. Deze 17 zijn
geprioriteerd, maar die andere 73 worden ook continu gemonitord om te
kijken wat daar gebeurt en of daar op een gegeven moment ook extra
prioritering nodig is. We hebben ze allemaal in beeld en we kijken bij
allemaal wat de noodzakelijke stappen zijn, maar deze zeventien komen
qua prioriteit als eerste in de rij.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Het is een belangrijke zaak om over te spreken. Daarom heeft Nieuw
Sociaal Contract hier, net als mevrouw Veltman, vorige week vragen over
gesteld. Naar aanleiding van de beantwoording heb ik een aanvullende
vraag over de handhaving. Er zijn maatregelen ingesteld bij Velperbroek.
Ik lees in de beantwoording dat er gekeken wordt of er naast de
ondersteuningsconstructie ook een weegsysteem kan worden aangebracht,
zodat daaropvolgend kan worden geconcludeerd of het vrachtverkeer zich
aan de beperkingen houdt en de ILT dan wel de politie kan gaan
handhaven. Mijn vraag is heel simpel. Kan de staatssecretaris toezeggen
dat er nu ook al gekeken wordt of men zich houdt aan de beperkingen en
dat ook nu al, voordat die weegconstructie er is, politie en ILT kunnen
worden opgeroepen om te handhaven en te zorgen dat die beperkingen echt
worden opgevolgd?
Staatssecretaris Jansen:
Er wordt heel goed gemonitord wat daar gebeurt, of mensen zich houden
aan het voorschrift dat zwaar verkeer van de weg af moet en via de
rotonde uiteindelijk weer de weg op kan. Op de A7 bij Purmerend is dat
in het verleden ook fout gegaan. Daar hebben we van geleerd. Dat is
precies de reden waarom wij een weegpunt willen. In eerste instantie is
de prioriteit het viaduct en in tweede instantie het monitoren wat er
gebeurt in de komende periode. Als dat betekent dat het weegpunt er
eerder moet komen omdat men zich niet aan de beperkingen houdt, dan gaat
dat gebeuren. Daarnaast is er natuurlijk de handhaving. U noemt zelf de
politie en de ILT. Ja, absoluut, want het kan niet zo zijn dat wij iets
afspreken met elkaar en dat de weggebruikers besluiten daar zelf een
andere draai aan te geven.
De voorzitter:
Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer
en Milieu voor zijn aanwezigheid hedenmiddag.
Vragen Rooderkerk
Vragen van het lid Rooderkerk aan de staatssecretaris
Funderend Onderwijs en Emancipatie over het bericht
"Doorstroomtoets moest voor gelijke kansen in het onderwijs zorgen, maar
bereikt vaak juist het tegenovergestelde".
De voorzitter:
Dan heet ik de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van
harte welkom. Ik geef graag het woord aan mevrouw Rooderkerk van de
fractie van D66 voor het stellen van een vraag aan de staatssecretaris
van Onderwijs. Het woord is aan haar.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Deze week maken duizenden kinderen de doorstroomtoets. Deze
toets is helaas ontzettend belangrijk gemaakt voor de kansen van
kinderen. Maar de doorstroomtoets deugt niet. Het is er namelijk niet
één; er zijn maar liefst acht verschillende toetsen, die allemaal niet
leiden tot een uniforme meetlat. Ik sprak laatst een schooldirecteur die
bezig was om de resultaten van de school te verbeteren. Die
schooldirecteur besloot te wisselen van doorstroomtoets. Daarmee schoten
de toetsresultaten omhoog. Voor leerlingen maakt de keuze voor een
bepaalde toets dus uit voor de kansen die ze krijgen in het leven. Dat
mag niet zo zijn. Gisteren werd dan ook bekend dat scholen weigeren de
toets aan te bieden. Eerder al heeft de Kamer mijn motie aangenomen om
naar één doorstroomtoets te gaan. Mijn vraag is dan ook: waarom doet de
staatssecretaris hier niets aan?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter, dank u wel. Dank aan mevrouw Rooderkerk, die direct een
boute aanname doet, namelijk dat ik daar niets aan zou doen. Ik vind
twee dingen belangrijk. In de eerste plaats is die doorstroomtoets er
gekomen omdat we naast het schooladvies van de leraar een objectieve
second opinion wilde hebben. Uit verschillende onderzoeken van een
aantal jaar geleden is gebleken dat bepaalde kinderen structureel
onderschat worden en daardoor niet terechtkomen op de plek in het
voortgezet onderwijs die het best bij hen past. Zo zijn we begonnen met
die doorstroomtoets. De wens van de Kamer en van het onderwijsveld om te
kunnen kiezen uit verschillende varianten die passen bij hun
onderwijskundige visie en bij hun leerlingenpopulatie, is de reden
waarom we meerdere versies hebben.
Dan naar de concrete vraag over wat ik aan het doen ben met de motie van
mevrouw Rooderkerk. Op dit moment zijn we samen met het College voor
Toetsen en Examens de verschillende scenario's rond de verschillende
toetsen in beeld aan het brengen, inclusief de financiële gevolgen, de
juridische implicaties, het tijdpad en andere uitvoeringsvragen. Die
punten licht ik verder toe in een Kamerbrief die u in april gaat
ontvangen. In het najaar van 2025 ontvangt u uitgewerkte scenario's. Het
klinkt natuurlijk allemaal weer heel simpel: laten we naar één toets
gaan. Maar we wegen verschillende dingen af. We kijken naar de vorm van
die stroomstroomtoets. Moet die op papier, digitaal of allebei? Wie
ontwikkelt de toets? Wat doet de overheid? Wat doet de markt? Wat zijn
de gevolgen voor kansengelijkheid en toegankelijkheid voor leerlingen
met een ondersteuningsbehoefte? We hebben bijvoorbeeld op dit moment ook
toetsen die in braille worden gemaakt. Zo zijn er heel veel implicaties
die we niet met één druk op de knop kunnen adresseren. Maar ik ben volop
bezig met het ten uitvoer brengen van de motie van mevrouw
Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor deze beantwoording. In de krant lazen wij steeds reacties van
de staatssecretaris waarin zij aangaf het er niet mee eens te zijn dat
we naar één doorstroomtoets terug moeten. Komt ze daar nu dan op
terug?
Staatssecretaris Paul:
De grap is: ik heb die artikelen ook gelezen. Ik vind dat er een
bijzonder vrije interpretatie wordt gegeven. Ik heb overigens ook goed
opgelet, want sommige dingen staan daar weergegeven en andere dingen
staan in quotes. In mijn quotes heb ik niet gezegd dat ik getrouwd ben
met al die toetsen. Dat ben ik oprecht niet. Ik wil dat leerlingen een
passend schooladvies krijgen. Nu we hier toch staan, wil ik een andere
misvatting wegnemen, namelijk dat het advies van de school niet leidend
zou zijn, dat de school gekoeioneerd wordt door die doorstroomtoets. Dat
is totaal niet het geval. Uiteindelijk bepaalt de school samen met de
leerling en de ouders, met het advies van de doorstroomtoets erbij, wat
de meest passende plek is. Ik vind dat we hier redelijk voortvarend mee
aan de slag zijn gegaan. Er staat ergens dat de motie van mevrouw
Rooderkerk vorig jaar is ingediend. Ja, dat was in december, vlak voor
het reces. Het is nu januari en we zijn echt stappen aan het zetten,
omdat ik dit serieus neem en omdat ik luister naar het onderwijsveld en
naar de Kamer. Dat neem ik ter harte en daar zijn we dus mee aan de
slag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik vind het goed om te horen dat de staatssecretaris er nu toch voor
kiest om onze motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan.
Ik denk dat dat belangrijk is. Scholen blijven namelijk aangeven dat zij
zich zorgen maken over de kansen die dit kinderen geeft. Deelt de
staatssecretaris deze zorgen?
Staatssecretaris Paul:
Naar aanleiding van het invoeren van de doorstroomtoets en de wettelijke
verplichting om het advies bij te stellen wanneer de toetsresultaten
laten zien dat een kind meer aankan en meer in zijn mars heeft, hebben
we gezien dat leerlingen uiteindelijk terechtkomen op de plek die het
best bij hen past. Overigens vind ik het ook belangrijk om te zeggen dat
dat niet betekent — zo zit ik namelijk niet in de race — dat elke
leerling naar een theoretische vorm van onderwijs moet. Nee, het gaat
erom dat leerlingen terechtkomen op een plek op de middelbare school die
het best bij hen past.
Ik ben op dit moment bezig om te kijken wat de implicaties zijn als we
terug zouden willen naar één toets: welke juridische gevolgen zijn er,
welke praktische gevolgen zijn er en welke uitvoeringsaspecten zijn er?
Want we moeten het op een goede manier doen. Als we teruggaan naar één
toets betekent dat namelijk ook — ik zeg het er maar bij — dat er vormen
van standaardisatie komen. We hebben die verschillende toetsen omdat het
onderwijsveld heeft aangegeven ... Kijk, ik heb dat niet verzonnen. In
mijn wereld zou het misschien wel vele malen gemakkelijker zijn om
inderdaad één toets te hebben, maar uiteindelijk heeft het onderwijsveld
aangegeven — de Tweede Kamer heeft dat indertijd ook gedaan — een
keuzemogelijkheid te willen bieden, zodat scholen kunnen kiezen voor een
toets die past bij hun onderwijskundige visie en hun populatie. Maar
goed.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris verwijst hier steeds naar een wens van de Kamer van
tien jaar geleden, een wens uit 2015. Daarbij is toen ook de belofte
gedaan dat de die toetsen onderling vergelijkbaar moesten zijn. Klopt
het dat deze belofte niet is nagekomen?
Staatssecretaris Paul:
Nee, dat klopt niet. In 2019 hebben we inderdaad de eindtoets
geëvalueerd in de aanloop naar het ontwikkelen van die doorstroomtoets.
Dat is, geef ik toe, ook alweer zes jaar geleden. Maar toen is wel door
het onderwijsveld bevestigd dat het die keuzemogelijkheid wil hebben.
Dat is dus iets wat ik ook serieus meeneem. Wanneer ik nu kijk naar de
overgang naar één toets, wil ik toch ook die wensen vanuit het veld
meenemen. Ik vergat misschien net te zeggen dat wanneer we in 2026 nog
een keer terugkomen, we ook onderzoek hebben gedaan naar de behoefte van
het onderwijsveld, dus naar wat zij willen. Dat kunnen we dan meenemen
in de verdere verkenningen die we met het CvTE doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris noemt 2026. Dat is pas ergens volgend jaar. Ik zou
haar willen vragen om het tijdpad van wat er nu nodig is even te
schetsen. Zij zegt dan te horen wat er vanuit het veld nodig is, maar
dat is heel duidelijk. De PO-Raad, vertegenwoordiger van alle scholen,
zegt dat die doorstroomtoets een eigen leven is gaan leiden en dat we
daarvan af moeten. Scholen zeggen dit. Experts zeggen dit. Die hebben
gekeken naar de resultaten. De staatssecretaris gaf aan dat de
vergelijkbaarheid goed zou zijn. De experts zeggen dat het feit dat er
meerdere toetsen zijn onherroepelijk leidt tot meetfouten en variatie.
Dus dat klopt dan toch niet? Kan de staatssecretaris schetsen op welke
termijn we nou echt verandering kunnen zien voor kinderen? Die lopen
namelijk nu de kans dat ze met deze toets niet de kans krijgen die zij
nodig hebben.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het echt heel kwalijk om dat op die manier te zeggen. Het
College voor Toetsen en Examens zit hier bovenop. Het heeft allerlei
exercities uitgevoerd, die mij eerlijk gezegd bijna mijn pet te boven
gaan, om ervoor te zorgen dat die toetsen vergelijkbaar zijn en dat er
in al die verschillende toetsen ankervragen zijn opgenomen, die op
dezelfde manier genormeerd worden. Hierdoor krijgen kinderen
uiteindelijk gelijke kansen wanneer ze op dezelfde manier scoren op een
toets.
Ik ga nog heel even terug naar het proces. In de Kamerbrief die in april
naar de Kamer komt, licht ik de verschillende stappen toe die ik op
korte termijn ga zetten. In het najaar van dit jaar ontvangt u de
uitgewerkte scenario's, waarbij ik al die uitvoeringsaspecten,
juridische aspecten en financiële aspecten meeneem, zodat we een
afgewogen oordeel kunnen vormen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris brengt toch weer verwarring in het debat over die
onderlinge vergelijkbaarheid. Ik neem toch aan dat haar besluit om onze
motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan ermee te maken
heeft dat scholen zeggen: op dit moment werkt het systeem met acht
toetsen niet. Ik wil haar ook vragen wat zij dan vindt van de vier
scholen die nu besloten hebben om geen toets meer te gaan doen.
Staatssecretaris Paul:
Dat vind ik een heel slechte zaak. Ik vind dat ze daarmee hun leerlingen
tekortdoen, omdat die toets een objectieve second opinion is naast het
oordeel van de school, niet meer en niet minder. Ik vind dat leerlingen
daar recht op hebben. Daarnaast, maar dat is nog weer een ander verhaal,
is dit een van de weinige toetsen die wettelijk verplicht zijn. Ik vind
dat we ons aan de wet te houden hebben en ik vind het heel vreemd om dat
op deze manier te doen. Maar mijn eerste argument, het belang van de
leerlingen, staat voor mij voorop.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Die scholen voelen zich hier natuurlijk toe genoodzaakt omdat zij het
gevoel hebben dat ze die kansen op deze manier niet aan hun kinderen
kunnen geven. Ze vragen om actie en snelheid. Dit zijn 4 scholen, en 30
andere scholen hebben aangegeven dit te overwegen. Gaat de
staatssecretaris hen dan een onvoldoende en minder geld geven of zorgt
ze gewoon dat we zo snel mogelijk naar die ene doorstroomtoets gaan?
Staatssecretaris Paul:
Ik ga zo snel mogelijk met de verkenning verder en kom daar bij de Kamer
op terug, maar ik vind dat we niet over één nacht ijs moeten gaan. Ik
blijf erbij dat die doorstroomtoets een functie heeft. Ik zie dat er in
de discussie die op dit moment plaatsvindt en die ik in allerlei
krantenartikelen teruglees, allerlei zaken door elkaar lopen. Er zijn
mensen die fundamenteel tegen toetsen zijn en er zijn mensen die tegen
dat bijstellen zijn, terwijl dat is ontstaan vanuit de wens om aan
kansengelijkheid te werken. Als we terugkijken naar de afgelopen
periode, zien we dat er inderdaad is bijgesteld. Je ziet tegelijkertijd
dat er ook scholen zijn die ervoor kiezen om dat niet te doen, omdat zij
vinden dat het beste voor de leerling is om te blijven bij het
oorspronkelijke schooladvies. Dus ik zie dat scholen, binnen de kaders
die we hebben, zich vrij voelen om te doen wat hun goeddunkt in het
belang van de leerling. Daarom vind ik het heel vreemd dat er scholen
zijn die zeggen: we laten die leerlingen überhaupt niet aan die toets
meedoen. Dat vind ik heel raar. Ze doen dat ondanks de vrijheid die ze
dus gewoon hebben om ook na die toetsadviezen te zeggen: het is niet in
het belang van de leerling om het advies bij te stellen. Ze hebben dus
alle vrijheid om dat te doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Zouden we deze scholen niet juist moeten gedogen en van hen moeten leren
voor de wetswijziging?
Staatssecretaris Paul:
Nee. Ik heb net uitgelegd waarom niet. Ik geloof namelijk in die toets
als objectieve second opinion naast het oordeel van de school en de
leraar. Scholen hebben juist de ruimte om onderbouwd te zeggen: wij
vinden dat de leerling naar schooltype x moet, omdat dat het beste bij
hem of haar past en omdat zijn talenten daar het best tot zijn recht
komen. Die vrijheid is er. Ik denk dat er gewoon verschillende
discussies door elkaar spelen, maar ik vind het heel kwalijk dat het
gedaan wordt, wat mij betreft, over de ruggen van de leerlingen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik denk juist dat deze scholen heel erg voor ogen hebben dat zij
kinderen kansen willen bieden. De doorstroomtoets bevestigt wat D66
betreft dat we veel te vroeg, op 12-jarige leeftijd al, kinderen in
hokjes stoppen, waardoor kinderen elkaar ook zelden later nog
tegenkomen. Als het aan ons ligt, stappen we hier vanaf en gaan we later
selecteren. Als zij de kansen van kinderen werkelijk zo belangrijk
vindt, waarom doet de staatssecretaris hier dan niks aan en schaft zij
zelfs de brede brugklas af?
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter. Wij hebben eerder gesproken over de brede brugklas, ook in
andere debatten. Het is een maatregel die we hebben geschrapt in het
kader van bezuinigingen. Ik vind het belangrijk dat we werken aan een
goede basis voor alle leerlingen. Dat begint met het fundament op orde
brengen. Dat begint met de focus op de basisvaardigheden. En dat begint
er ook mee — daar speelt deze doorstroomtoets ook een rol in — dat je
ervoor zorgt dat leerlingen die een bepaald schooltype en een bepaald
niveau aankunnen de kans krijgen om op die plek op de middelbare school
hun schoolcarrière te vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Tot slot dan. Dat zijn we natuurlijk met elkaar eens, maar mijn vraag is
concreet: wat gaat de staatssecretaris doen om deze toets minder
belangrijk te maken, leraren leidend te laten zijn in het advies, of,
veel beter nog, later te selecteren?
Staatssecretaris Paul:
In antwoord op de eerste twee vragen: het enige wat ik hieraan kan doen,
is misschien nog duidelijker en meer daarover communiceren. Blijkbaar
heb ik niet duidelijk genoeg kunnen maken dat de leraren en de school
leidend blijven. Uiteindelijk ziet een school de leerling in een soort
film. Daarnaast heb je de foto van de doorstroomtoets. Die twee zaken
naast elkaar zorgen voor een gedegen schooladvies, waarbij het
uitgangspunt is dat elke leerling terechtkomt op de best passende
plek.
De heer Soepboer (NSC):
Ik hoor de staatssecretaris een aantal keren zeggen: het is een
objectieve second opinion. Die zou natuurlijk per definitie betrouwbaar
en uniform moeten zijn, vindt Nieuw Sociaal Contract. Nu zijn er
verschillen, omdat er veel verschillende toetsen zijn. Ik heb gelezen
dat de staatssecretaris dit eerder lijkt te wijten aan de verschillen
tussen scholen dan aan de verschillen tussen toetsen. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is: hoe kunt u dat met zekerheid stellen als er acht
verschillende toetsen zijn?
Staatssecretaris Paul:
Het is belangrijk dat in alle toetsen zogenaamde ankervragen zijn
opgenomen, die vergelijkbaar zijn en waar het CvTE heel kritisch naar
kijkt, zodat je die op dezelfde manier kunt wegen en normeren. De
verschillen in toetsen zijn ontstaan omdat scholen nou eenmaal
verschillen, op een andere manier lesgeven en een andere
onderwijskundige visie hebben. Zo zijn die toetsen en de keuzevrijheid
voor scholen om te kiezen voor een toets ontstaan. Nog los van het
praktische aspect of je die digitaal of papier afneemt, gaat het ook om
de keuze voor een toets die past bij hun leerlingenpopulatie en
onderwijskundige visie. Met al het technische werk achter de schermen en
de analyses van het college, van het CvTE, zorgen we ervoor dat die
toetsen vergelijkbaar zijn.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Voor heel veel leerlingen en leerkrachten in het basisonderwijs is deze
fase waarin de doorstroomtoets wordt afgenomen, een hele spannende
periode. Dat is het ook voor de ouders van de leerlingen. Ik snap dat
wel. Onze fractie snapt dat, als je één ijkmoment in je leven hebt dat
zo belangrijk is voor de rest van je loopbaan, je schoolloopbaan, maar
ook daarna. Daar hangt vreselijk veel van af. Ik ben heel blij dat ik
deze staatssecretaris een paar keer het woord "kansengelijkheid" hoor
noemen. Ik ken haar inmiddels ook als iemand die dat belangrijk vind.
Maar onze fractie maakt zich wel zorgen om het volgende, en daar zou ik
de staatssecretaris toch nog over willen horen. Is deze staatssecretaris
bereid om als dat dan op je 11de of 12de gebeurt — soms gebeurt het al
op je 10de — ook heel erg naar het instrument van late selectie te
kijken, juist omdat ...
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja, ja. Helder, helder, helder.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
... er nu zo veel te doen is rondom de doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een vraag die geregeld terugkomt. Ik heb de adviezen van de
Onderwijsraad gelezen en bijvoorbeeld ook de opvattingen van de PO-Raad.
Een van de dingen die ik aanvullend uit onderzoek van KBA en Kohnstamm
heb gehaald, is dat vroeger selecteren zo'n grote wijziging en ook zo'n
grote verandering van het stelsel is, dat eigenlijk wordt geadviseerd:
ga daar gezien alle grote uitdagingen die we op dit moment in het
onderwijs hebben nou niet ook nog aan sleutelen. Dat heb ik dus ter
harte genomen. Tegelijkertijd is mijn uitdaging wel om aan maatregelen
te werken die de nadelige effecten van vroege selectie ondervangen en om
ondertussen ook meer kennis op te bouwen over de inrichting van de
onderbouw van het vo, zodat leerlingen op een soepelere manier over
kunnen. Daar hebben we overigens op dit moment ook veel initiatieven
voor. Het gaat erom dat die overdracht warmer verloopt en dat de
begeleiding ook op de middelbare school goed geborgd wordt, zodat
leerlingen op de plek waar ze terechtkomen echt tot volle bloei kunnen
komen.
De heer Ergin (DENK):
De doorstroomtoetsen zijn niet voor niets ingevoerd. Het is een middel
om onderadvisering tegen te gaan. Ik vind de strijd tegen
onderadvisering heel belangrijk. Tegelijkertijd zien we dat een aantal
scholen nu zeggen daar niet aan mee te doen en zelfs zo ver gaan dat ze
de wet aan hun laars lappen. Ik vraag me af wat dat met de
staatssecretaris doet.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het niet goed dat scholen de wet aan hun laars lappen; dat heb
ik net gezegd. De inspectie zit hier ook bovenop, omdat het net te
gemakkelijk zou zijn om te zeggen: dit komt me even niet uit, dus ik ga
me niet aan de wet houden. Voor mij blijft vooropstaan dat die
doorstroomtoets bijdraagt aan kansengelijkheid. Het bijstellen van het
schooladvies ligt me heel na aan het hart. Ik zat een tijd terug aan de
andere kant in de bankjes en heb toen gewerkt aan het amendement om dat
voor elkaar te krijgen. Waarom? Het deed me gewoon pijn om te lezen dat
er kinderen waren, meisjes, kinderen op het platteland, kinderen met een
migratieachtergrond en kinderen uit sociaal-economisch kwetsbare
gezinnen, die de capaciteiten hadden om op een bepaalde plek in het
onderwijs terecht te komen, maar bij wie dat niet gebeurde, niet omdat
de leraar het slecht met ze voor had, maar omdat er vanuit bepaalde
aannames werd gezegd: joh, weet je, doe maar rustig aan; dat is
misschien beter voor jou. Dat gebeurde terwijl we allemaal weten dat je
kinderen zelfvertrouwen geeft op het moment dat je hoge verwachtingen
van ze hebt; dat doet wat met hen. Daarom geloof ik daarin en blijf ik
daarvoor strijden, ook vanaf deze plek.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Ergin, nogmaals.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb altijd te horen gekregen dat ik iets met mijn handen moest doen,
terwijl ik twee linkerhanden heb. Ik ben blij dat deze doorstroomtoetsen
er zijn. Natuurlijk is het een ontwikkeling die verder doorontwikkeld
moet worden, maar tegelijkertijd mag het niet het enige instrument zijn
om kansengelijkheid mee te bevorderen. Mijn laatste vragen — ik heb maar
twee vragen — aan de staatssecretaris is wat zij nou precies gaat doen
om de kansengelijkheid te bevorderen en of zij bereid is om alle plannen
en maatregelen die zij wenst in te voeren, op te nemen in het
Herstelplan kwaliteit onderwijs.
Staatssecretaris Paul:
Ik realiseer me dat sommige Kamerleden denken: o, daar komt ze weer met
haar mantra. Maar voor mij begint kansengelijkheid echt bij het op orde
hebben van de basis. Goed kunnen lezen, schrijven en rekenen is de basis
om jezelf te kunnen redden in de samenleving, om volwaardig mee te
kunnen doen. Dat is wat ik elk kind gun: volwaardig meedoen en een mooi
leven voor zichzelf opbouwen.
Daarnaast ben ik niet blind voor het feit dat sommige kinderen al
beginnen met een achterstand. Voor mij is het dus ontzettend belangrijk
om zwaar in te zetten op voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast wil
ik het een en ander heel kritisch bekijken, ondanks de bezuinigingen die
ik moet doorvoeren. Kijk naar het programma School en Omgeving. Dan zien
we dat we heel hard bezig zijn en zwaar in blijven zetten op de scholen
die dat het hardst nodig hebben, zodat de kinderen op die scholen extra
lessen krijgen, of het nou gaat om taal of andere zaken, zodat zij het
beste uit zichzelf kunnen halen. Ook dat heeft dus mijn volle
aandacht.
De heer Kisteman (VVD):
Aanvullend op de vraag van mijn collega: zou de staatssecretaris kunnen
schetsen welke gevolgen het wegvallen van de doorstroomtoets heeft op
het zicht op de kwaliteit van het onderwijs?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een interessante vraag, die nog niet is belicht. De gegevens die
we uit de doorstroomtoets halen, helpen de Inspectie van het Onderwijs
en mij uiteindelijk ook om beleid te kunnen vormen en op de juiste zaken
te kunnen sturen. Ik heb dat bewust niet genoemd, omdat het best wel
iets technisch is. Daarvan kan de Kamer zeggen: doe je best en zoek een
andere manier om het inzichtelijk te maken. Maar mij gaat het er vooral
om dat die toets helpt om de leerling te krijgen op de plek waar die het
beste past.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik hoorde de staatssecretaris eerder iets zeggen over een objectieve
second opinion, waar collega Soepboer het ook al over had. We lazen
echter in de opgevraagde correspondentie van de Volkskrant dat
aanbieders van deze doorstroomtoets zelf al veel eerder aan de bel
hebben getrokken en hun twijfels hebben uitgesproken over de
verschillende uitkomst ervan. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dat dit
al veel eerder is gezegd door nota bene de aanbieders zelf?
Staatssecretaris Paul:
Uiteindelijk zijn de bevindingen van de aanbieders en de resultaten door
het College voor Toetsen en Examens verder onder de loep genomen,
onderzocht en geanalyseerd. Daar zijn ze echt heel scherp in gedoken,
juist omdat dit de eerste doorstroomtoets was die we afnamen. Op basis
daarvan hebben zij mij ervan verzekerd dat de toetsen gelijkwaardig zijn
en dat er geen gekke dingen aan de hand zijn, om het zo maar te zeggen.
Ik vind het belangrijk om daar strak bovenop te zitten, en dat blijven
we ook doen. We gaan nu de tweede periode in en ik wil gewoon weten hoe
het zit. Het College voor Toetsen en Examens gaat ook deze afnameperiode
heel scherp in de gaten houden.
De voorzitter:
30 seconden voor de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de doorstroomtoets mede bedoeld is om kansengelijkheid te
bevorderen. Maar uit adviezen blijkt dat de beste manier is om later te
selecteren. Denk ook aan een drempelloze overgang. Ik begrijp dat de
staatssecretaris zegt dat zij nu geen stelselwijziging wil, maar die
adviezen liggen er wel. Mijn vraag is of de staatssecretaris in ieder
geval een stip op de horizon wil zetten. Wij als Kamer schetsen namelijk
de kaders. Ik bedoel dat we deze rapporten niet in de prullenbak gooien
maar dat er wordt gezegd: daar moeten we iets mee; misschien hoeft het
niet nu, maar ik ga wel bouwstenen leggen. Is de staatssecretaris
daarmee bezig? Wat is haar visie daarop?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik ook in antwoord op een vraag van mevrouw Pijpelink aangaf, is dat
het onderwijs er volgens mij niet op zit te wachten als er nu een
stelselwijziging plaatsvindt. Maar ik zie het wel als mijn taak om
verder te werken aan concrete maatregelen om die nadelige effecten van
vroege selectie, te ondervangen, zodat leerlingen meer tijd krijgen om
een passende plek te vinden. Het afgelopen najaar heb ik uw Kamer laten
weten dat ik de aanbevelingen overneem uit het rapport waar ik aan
refereerde. Ik moet even spieken, want ik heb het niet scherp.
Binnenkort reageer ik met een Kamerbrief — ik weet niet wat de precieze
timing is; ik kijk even of ik daarin gesouffleerd kan worden — op de
laatste brief van de Onderwijsraad over dit thema, waarin we ook zullen
aangeven welke stappen ... Eigenlijk kan ik de vraag die de heer Ceder
mij nu stelt, niet heel concreet beantwoorden. Dat zal ik in die brief
doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind het fijn dat dat in die brief komt, dat we duidelijkheid krijgen
over welke bouwstenen klaargelegd gaan worden als we nu niet overgaan
tot een stelselwijziging. Een ander punt is dat kansengelijkheid beoogd
zou zijn, maar we lezen nu verhalen dat juist de kinderen van ouders die
het zich kunnen veroorloven om de kinderen te trainen of bijles te
geven, beter presteren. Daardoor wordt de kansengelijkheid eigenlijk
tenietgedaan door ouders die het geld hebben om hun kind te trainen voor
specifiek deze doorstroomtoetsen. Wat wil de staatssecretaris daaraan
doen, om ervoor te zorgen dat dit instrument geen wassen neus wordt waar
met name de meest bevoorrechte kinderen zich op kunnen voorbereiden?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik weet is ... Aan de ene kant kan ik niemand verbieden om te
trainen. Daar begint het mee. Dat staat nog los van de vraag of iemand
daar een commercieel bureau voor inzet. Sommige kinderen hebben de
bevoorrechte omstandigheden dat ze in hun nabijheid mensen hebben, zoals
vaders, moeders, ooms of tantes, die hen daarbij kunnen helpen. Die
verschillen kan ik niet ongedaan maken. Maar het belangrijke is: als je
op school hebt opgelet en hebt geluisterd naar de juf of meester, dan
heb je alles meegekregen om die toets te kunnen maken. Het is feitelijk
niet nodig om te trainen, te oefenen of whatever. Als ik richting de
leerlingen mag spreken: je hebt alles meegekregen van je juf en meester
om die toets te kunnen maken, dus vertrouw op jezelf. Het zit in de
leerlingen zelf.
De voorzitter:
En die kijken allemaal naar het vragenuurtje elke week. Dat weten
we.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Er blijkt dus dat de toetsen niet vergelijkbaar zijn. Dat zeg ik niet
alleen; dat zeggen ook mijn collega's hier, scholen en experts. Zelfs de
toetsaanbieders zelf geven aan dat ze zich daar zorgen om maken. Nu hoor
ik de staatssecretaris toch zeggen dat zij scholen gaat controleren die
nu zeggen: wij gaan niet die doorstroomtoets afnemen. Sterker nog, zij
hebben al een brief van vijf kantjes ontvangen van de inspectie. Gaat de
staatssecretaris concreet korten op het budget van deze scholen of hen
een onvoldoende geven?
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het veel te vroeg om daarop vooruit te lopen. Ik wil vooral het
gesprek aangaan. Zoals ik eerder zei: ik ben ervan overtuigd dat het in
het belang van de leerling is om dit te doen. Ik zie het dan ook als
mijn taak om scholen daarin mee te nemen. Dat staat los van het feit dat
ik vind dat je je aan de wet hebt te houden.
Als het mag, voorzitter, wil ik nog heel kort antwoord geven op de vraag
wanneer die brief gaat komen. Volgens mij was dat een vraag van de heer
Ceder. Die brief komt in februari. Dat is dus al heel snel.
De voorzitter:
Ten slotte.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris geeft aan in gesprek te gaan met deze scholen, maar
in de brief van de inspectie staat dat zij een onderzoek kunnen
instellen wanneer scholen hiermee doorgaan. Er zijn 30 scholen die ook
overwegen om deze doorstroomtoets niet af te nemen. Kan de
staatssecretaris de inzet van de inspectie niet beter richten op het
vierjaarlijks controleren van scholen — dat is een andere wens van de
Kamer, die niet wordt uitgevoerd — dan op onderzoeken instellen naar
scholen die gaan doen wat de staatssecretaris wil gaan doen, namelijk
één doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Op dit moment is de doorstroomtoets een wettelijke verplichting. Ik vind
dat scholen zich daaraan hebben te houden. Ik vind het dus ook heel
terecht dat de inspectie daar haar taak pakt.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover het vragenuurtje. Dank aan de staatssecretaris
Funderend Onderwijs en Emancipatie voor haar aanwezigheid en de
beantwoording van de vragen. Ik schors een enkel minuutje en dan gaan
wij stemmen.
De vergadering wordt van 14.58 uur tot 15.06 uur geschorst.