Tweeminutendebat Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (31293-779) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D03466, datum: 2025-01-29, bijgewerkt: 2025-01-30 09:27, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-01-29 10:45: Tweeminutendebat Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (31293-779) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Subsidieregeling School en omgeving 2025-2028
Subsidieregeling School en omgeving 2025-2028
Aan de orde is het tweeminutendebat Subsidieregeling School en
omgeving 2025-2028 (31293, nr. 779).
De voorzitter:
We gaan gelijk door met een ander onderwijsdebatje. Dit is ook een
tweeminutendebat en gaat over de subsidieregeling School en omgeving.
Daarbij krijgt als eerste spreker van de zijde van Kamer mevrouw
Westerveld van GroenLinks-PvdA het woord. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het vorige tweeminutendebat ging over de grote
crisis in het onderwijs, over het enorme lerarentekort en alle problemen
die er zijn. Ik had ook een verzuchting dat we daar met de Kamer in
ieder geval al acht jaar — en zelfs al langer, maar ik zit acht jaar in
de Kamer — over praten. In al die tijd komt een heel aantal onderwerpen
weer terug omdat er gewoon te weinig is veranderd.
Er zijn ook onderwerpen waarbij we echt stappen achteruitzetten. Dan heb
ik het bijvoorbeeld over de rijke schooldag. We weten hoe belangrijk het
is dat leerlingen in een veilige omgeving naar school kunnen en dat er
breed wordt gekeken naar hun welzijn. Als je kijkt naar programma's die
de afgelopen jaren met grote zorgvuldigheid zijn opgebouwd, zie je dat
daar voor een deel van de scholen een streep door wordt getrokken. Dat
vinden wij kwalijk. Daar willen wij tegen ingaan. Daarom dien ik mede
namens mevrouw Pijpelink de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het programma School en omgeving buitenschoolse
activiteiten zoals bijlessen, sportlessen en muzieklessen mogelijk
maakte voor 140.000 kinderen;
constaterende dat door te bezuinigingen op dit programma er nu veel
deelnemende scholen buiten de boot vallen, en er 35.000 kinderen minder
gebruik kunnen maken van deze verrijkte schooldag;
overwegende dat het opbouwen van het programma onder School en omgeving
het meest kostbare en intensieve deel is, en dat scholen hun reeds
opgebouwde programma weer moeten afbreken;
overwegende dat dit geldt voor de meeste scholen die bereikt worden in
de provincies Limburg, Flevoland, Groningen, Drenthe en Friesland;
verzoekt de regering om met een plan van aanpak te komen over hoe toch
doorgang kan worden gegeven aan reeds opgebouwde programma's van extra
aanbod om desinvestering te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Pijpelink.
Zij krijgt nr. 781 (31293).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de Kamer echt vragen om, als we het welzijn van kinderen in de
brede zin van het woord belangrijk vinden, heel goed naar deze motie te
kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Rooderkerk heeft nog een vraag. O, mevrouw
Rooderkerk vraagt om toestemming om nog te mogen spreken.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Dat aanbod geldt ook alle andere Kamerleden die deze motie willen
meeondertekenen.
De voorzitter:
Oké. Dat is helder. Dank voor uw inbreng. Ik geef gelijk het woord aan
mevrouw Rooderkerk. Zij is de enige die nog wil spreken.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
O, dan ga ik wel achter het spreekgestoelte staan!
De voorzitter:
Ja, dat is ook de bedoeling. Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Er is een schriftelijk overleg geweest over de rijke
schooldag. Kinderen door het hele land, van Heerlen-Noord tot
Oost-Groningen, krijgen een aanvullend aanbod met extra lessen in de
basisvaardigheden, ruimte voor talentontwikkeling en aandacht voor het
welzijn van leerlingen. Eerste onderzoeken tonen aan dat het goed is
voor de basisvaardigheden. Dat blijkt ook uit de resultaten van
onderzoeken. Dit kabinet kiest er echter voor om daarin te snijden.
Daarom een aantal vragen.
Weet het kabinet hoeveel minder kinderen straks een minder rijke
schooldag krijgen? Weet het kabinet hoeveel convenanten met lokale
verenigingen, welzijnsorganisaties, de politie enzovoorts opgezegd
moeten worden? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de Specifieke
Uitkering Kansrijke Wijk en de extra bezuiniging op de specifieke
uitkeringen? Kan het kabinet reflecteren op de positieve resultaten in
Rotterdam-Zuid die bereikt worden en het eerste lokale onderzoek waaruit
blijkt dat de extra inzet op basisvaardigheden meer effect heeft dankzij
de rijke schooldag, in het bijzonder in verhouding tot het herstelplan
kwaliteit waar het kabinet mee wil komen? Het zijn veel vragen. Wat mij
betreft mogen de antwoorden ook in een briefje komen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Daarmee hebben we de enige termijn van de Kamer gehad. Ik kijk
even naar de minister. Een schorsing van een paar minuten? O ja, het is
de staatssecretaris. De minister is weg. Ik dank hem nog voor zijn
bijdrage in het vorige debat. We zijn een paar minuten geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het vervolg van het
tweeminutendebat Subsidieregeling School en omgeving. Ik geef het woord
aan de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw Rooderkerk. Ik wil daar
graag op terugkomen in een brief. Die brief sturen we sowieso
voorafgaand aan het debat op 26 maart over kansen in het onderwijs. Daar
passen deze vragen goed in. Een deel van de vragen is overigens wel
degelijk aan bod gekomen in het schriftelijk overleg, maar ik zal in die
brief heel specifiek ingaan op de punten die nu zijn aangehaald.
De motie van mevrouw Westerveld, op stuk nr. 781, moet ik ontraden. Dat
heeft er alles mee te maken dat dit kabinet andere keuzes maakt en
andere prioriteiten stelt. Ik kan me voorstellen dat we daarover van
mening verschillen, maar ik kan het daarmee niet mooier maken dan het
is. We zetten in de nieuwe constellatie in op het in ieder geval
bereiken van de 5% scholen met de grootste onderwijsachterstanden. Maar
we weten ook dat niet alle scholen die tot die groep behoren, een beroep
doen op deze regeling. Dat is soms omdat ze ook andere geldstromen,
bijvoorbeeld vanuit de gemeente, krijgen. Dus het zou best kunnen dat
scholen breder een beroep kunnen doen op het beschikbare geld, maar dat
is inderdaad substantieel minder dan in de vorige periode. Daarmee moet
ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ja, dat had u al gedaan.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik dank de staatssecretaris voor haar eerlijke antwoord. Het is
inderdaad zo dat dit kabinet andere keuzes maakt. Maar ik wil daarbij
nog wel even voor de Handelingen gezegd hebben dat dat dus betekent dat
een heel aantal kinderen — 35.000, zoals we in de motie hebben staan —
hierdoor minder gebruik kunnen maken van een heel aantal zaken die
ontzettend belangrijk zijn voor hen. Dit raakt heel duidelijk aan de
kansengelijkheid, maar ook aan het welzijn van deze kinderen. Dan zeg ik
als woordvoerder Jeugdzorg daarbij dat ik daar ook iets van vind. We
merken gewoon dat veel kinderen in armoede opgroeien, in een omgeving
opgroeien waarin ze niet veilig zijn en waarin ze veel zaken niet kunnen
doen. Dat raakt hen in de rest van hun leven. Ik vind het heel triest
dat deze keuzes worden gemaakt.
Staatssecretaris Paul:
Dat zijn vaak ook pijnlijke keuzes. Ik vind het belangrijk om te zeggen
dat er nog steeds een belangrijke groep kinderen bereikt gaat worden
door de middelen die we beschikbaar hebben voor school en omgeving. Dat
zijn middelen die bovendien structureel zijn gemaakt, net als de
middelen die we structureel hebben gemaakt voor de schoolmaaltijden en
de brugfunctionaris. Daarmee kom ik niet tegemoet aan de wensen die
mevrouw Westerveld heeft geuit, maar hebben we wel ontzettend ons best
gedaan om in ieder geval de kinderen die het het hardst nodig hebben te
bereiken. Tot zover.
De voorzitter:
Dank. Dat is het einde van dit tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties stemmen we dinsdag 4 februari aanstaande.