Gewijzigd amendement van de leden Van Vroonhoven en Mohandis ter vervanging van nr. 16 over het bij de rijksarchivaris beleggen van de bevoegdheid ontheffing van de overbrengingsverplichting te verlenen
Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2025D03521, datum: 2025-01-30, bijgewerkt: 2025-01-30 12:13, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N. van Vroonhoven, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: M. Mohandis, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 35968 -23 Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..).
Onderdeel van zaak 2025Z01579:
- Indiener: J.N. van Vroonhoven, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. Mohandis, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2023-2024 | ||
35 968 | Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..) | |
Nr. 23 | gewijzigd AMENDEMENT VAN de leden Van Vroonhoven en mohandis ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 16 | |
Ontvangen 30 januari 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
Het voorgestelde artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de dubbele punt aan het slot vervangen door āde rijksarchivaris.ā en vervallen de onderdelen a en b.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt āgedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Ministerā vervangen door āde rijksarchivarisā.
b. Aan onderdeel c wordt toegevoegd āwaarmee naar het oordeel van de rijksarchivaris de blijvende bewaring en beschikbaarstelling op een gelijkwaardig niveau geborgd zijn als bij overgebrachte documentenā.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Het verantwoordelijke overheidsorgaan zorgt ervoor dat:
a. de documenten waarvoor ontheffing is verleend, tenzij enig wettelijk voorschrift zich hiertegen verzet, voor eenieder kosteloos zijn te raadplegen en dat het eenieder is toegestaan om van deze documenten kopieƫn, afschriften, uittreksels of bewerkingen te maken;
b. een overzicht van de documenten waarvoor ontheffing is verleend, openbaar beschikbaar wordt gesteld; en
c. adequate informatie beschikbaar is over de wijze waarop de documenten waarvoor ontheffing is verleend geraadpleegd kunnen worden.
4. In het derde lid wordt āgedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Ministerā vervangen door āde rijksarchivarisā.
Toelichting
De voorgestelde modernisering van de Archiefwet was volgens de voormalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media nodig om Ā«te waarborgen dat overheidsinformatie nu en ook voor de toekomst veilig wordt gesteld en beter toegankelijk isĀ»1. Helaas lijkt het tegendeel waar. De nieuw voorgestelde Archiefwet geeft de Overheid juist meer gelegenheden en beperkingsgronden om informatie niet of nauwelijks beschikbaar te maken. Hiervoor waarschuwde de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland (hierna: KVAN) al in een brandbrief2. Zij schrijven: Ā«KVAN is, net als diverse experts, van mening dat de nieuwe wet juist niĆ©t leidt tot meer openbaarheid en transparantieĀ». Dit amendement beoogt daarom de informatiepositie van de burger te verbeteren.
Overbrenging
Een van de problemen die de KVAN aanhaalt is dat het verantwoordelijke overheidsorgaan ontheffing kan krijgen voor de verplichting tot overbrenging (artikel 5.6). De documenten worden dan nooit overgebracht naar het archief en blijven bewaard bij de het overheidsorgaan (bewaard bij de bron). Hierdoor is het mogelijk dat overheidsarchieven langdurig of zelfs permanent buiten het openbaarmakingsregime van de Archiefwet vallen. Het beperktere openbaarheidsregime van de Wet Open Overheid (Woo) zal dan van toepassing blijven op de overheidsarchieven. Experts concluderen dat dit de informatiepositie van burgers langdurig verzwakt.
De verschillen tussen de openbaarheidsregimes van de Woo en die van de Archiefwet kunnen immers aanzienlijk zijn. Het belangrijkste verschil is dat de verzoeker onder de Woo afhankelijk is van het verantwoordelijke bestuursorgaan, terwijl onder de Archiefwet de verzoeker zelf de documenten mag inzien en bestuderen. Verder wordt volgens de Woo alleen de door het bestuursorgaan gevonden informatie openbaar gemaakt, terwijl volgens de Archiefwet deze documenten al openbaar zijn.
Bovendien bestaat er altijd het gevaar dat deze ontheffingsgrond sluipenderwijs wordt uitgebreid. De KVAN constateert dat het voor overheidsorganen zeer aantrekkelijk is om gebruik te maken van de ontheffingsgrond.3 Het is immers vele malen makkelijker voor overheidsorganen om deze documenten bij de bron te bewaren dan aan alle zwaardere vereisten van de Archiefwet te voldoen en een heel proces van datamigratie op te tuigen. Gelet op de aanzienlijke achterstanden bij overheidsorganen die er momenteel al bestaan, biedt deze ontheffingsgrond een makkelijke vluchtweg om de overbrenging van de documenten en al het werk daaromheen uit te stellen.
De indieners kiezen er daarom voor om de ontheffingsgrond te laten bestaan onder de voorwaarde dat naar het oordeel van de rijksarchivaris de blijvende bewaring en beschikbaarstelling op een gelijkwaardig niveau geborgd zijn als overgebrachte documenten. Voor sommige overheidsorganisaties kan het een praktische meerwaarde kan hebben als de documenten lokaal raadpleegbaar blijven, zoals het Kadaster, de Kamer van Koophandel, het Handelsregister en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit geeft het Nationaal Archief zelf ook aan.4 De indieners zijn echter van mening dat dit niet de informatiepositie van de burger mag verzwakken. Zeker nu de informatie digitaal is opgeslagen en dus gebruikt kan worden voor meerdere doeleinden, is het nodig dat de blijvende bewaring en beschikbaarstelling op een gelijkwaardig niveau geborgd zijn als overgebrachte documenten.
Daarnaast stellen de indieners voor om de bevoegdheid tot het geven van de ontheffing neer te leggen bij de rijksarchivaris. Ontheffing kan in het huidig wetsvoorstel verleend worden als informatie deel uitmaakt van Ā«een omvangrijke en samenhangende verzamelingĀ» (artikel 5.6, lid 2, onderdeel a) en het overdragen van deze documenten Ā«ernstig afbreuk zou doen aan de integriteit van de verzameling dan wel aan de uitvoering van de wettelijke taak van het betreffende overheidsorgaan.Ā» (artikel 5.6, lid 2, onderdeel b). De rijksarchivaris is bij uitstek deskundig en ervaren genoeg om deze technische beoordeling van de documenten te verrichten. Het gaat hier immers niet om een politiek-maatschappelijk oordeel dat bij de minister of gedupeerde staten hoort te liggen. Bovendien wordt zodoende ook het risico vermeden dat het ontheffingsoordeel op politieke gronden wordt genomen, althans die schijn kan hebben.
Kortom, met deze wijzingen wordt beoogd dat de documenten waarop een ontheffing op rust binnen de reikwijdte van de Archiefwet vallen en de ontheffingsbevoegdheid wordt neergelegd bij de autoriteit op het gebied van archivering: de rijksarchivaris
Van Vroonhoven
Mohandis