Memorie van toelichting
Goedkeuring van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25)
Memorie van toelichting
Nummer: 2025D04058, datum: 2025-01-30, bijgewerkt: 2025-02-05 08:18, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36689-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36689 -3 Goedkeuring van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25).
Onderdeel van zaak 2025Z01775:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-02-04 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-06 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-02-19 14:00: Goedkeuring van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 689 Goedkeuring van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemene inleiding
1.1. De Europese Unie en Singapore
De diplomatieke samenwerking tussen de Europese Unie (hierna: «de EU» of «de Unie») en de Republiek Singapore begon na de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1957 en het ontstaan van de Republiek Singapore in 1965, en is in de loop der jaren verder geïntensiveerd met de opening van een EU-delegatie in Singapore op 30 juni 2004. Tot op heden bestaat er een diepgaand samenwerkingsverband met Singapore, dat onder meer voortvloeit uit het op 24 februari 1976 te Denpasar tot stand gekomen Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië (Trb. 2021, 12), dat op 21 juni 1976 voor Singapore, 12 juli 2012 voor de EU, en 3 augustus 2022 voor Nederland in werking is getreden. Met de komst van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek van Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25) (hierna: «de PSO» of «de overeenkomst») zullen de verhoudingen met Singapore worden geactualiseerd.
1.2. Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
In 2004 besloot de EU de relatie met de landen van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (hierna: «ASEAN») landen te intensiveren door onderhandelingen over één regionale partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst te starten. In 2007 liepen de onderhandelingen hieromtrent vast, en werd besloten met specifieke individuele landen van de ASEAN-regio aparte akkoorden te sluiten, waaronder Singapore. Hiervoor had de Raad van de EU reeds in oktober 2005 een onderhandelingsmandaat verleend aan de Europese Commissie. De onderhandelingen met Singapore werden in mei 2013 afgerond. In navolging van de aanname van het Raadsbesluit1 van 16 juli 2018 voor ondertekening van de PSO, dat als rechtsgrondslag artikelen 207, 212 en 218, vijfde lid, van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: «VWEU») had, is de PSO op 19 oktober 2018 door de EU-lidstaten, waaronder Nederland, de EU en Singapore ondertekend.
Singapore was het vierde land in de ASEAN-regio waarmee de onderhandelingen over een PSO zijn afgerond. Hiervoor werden al 3 soortgelijke overeenkomsten gesloten, te weten: de op 9 november 2009 te Jakarta tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds (Trb. 2010, 82), die voor Nederland en de EU op 1 mei 2014 in werking is getreden; de op 27 juni 2012 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds (Trb. 2012, 149), die voor Nederland en de EU op 1 oktober 2016 in werking is getreden; de op 11 juli 2012 te Phnom-Penh tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds (Trb. 2012, 152), die voor Nederland en de EU op 1 maart 2018 in werking is getreden. Na de PSO met Singapore zijn tevens de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8), en de Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (Trb. 2023, 12), onderhandeld.
1.3. Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
Met het sluiten van deze PSO willen de EU, de EU-lidstaten en Singapore de samenwerking op uiteenlopende deelterreinen nader intensiveren, zoals ook past binnen de Indo-Pacific Strategie van de EU. Het doel van deze EU-strategie is om samenwerking met partners in Azië te versterken. Niet alleen vanwege de grote economische en handelsbelangen, maar ook vanuit geopolitieke overwegingen is het in Nederlands en Europees belang om intensiever op te trekken met landen uit de ASEAN-regio, waaronder Singapore. De economische belangen van Nederland in en met Singapore zijn namelijk omvangrijk, met aanzienlijke wederzijdse handels- en investeringsstromen en goede wederzijdse economische betrekkingen. Zo is Singapore de belangrijkste handelspartner van de EU binnen de ASEAN-regio. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat er meer dan 10.000 EU-bedrijven in Singapore zijn gevestigd. Voor Nederland is Singapore daarnaast de grootste handelspartner binnen ASEAN, en behoort Nederland al jaren tot een van de top zes investeerders in Singapore, de grootste investeerder uit de EU.
Aan de PSO ligt een groot aantal algemene principes ten grondslag, waaronder de eerbiediging van de democratie en mensenrechten. De overeenkomst bevat dan ook een groot aantal bepalingen met (politieke) inspanningsverplichtingen voor de partijen bij het verdrag, die ook in andere, soortgelijke samenwerkingsovereenkomsten van de EU zijn opgenomen. Deze bepalingen zien toe op de bevordering van mensenrechten, het tegengaan van massavernietigingswapens, samenwerking met het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, het tegengaan van lichte wapens, samenwerken op migratie en het bevorderen van goed bestuur. Het doel van deze overeenkomst is voor partijen om een raamwerk voor een politieke dialoog op de diverse deelonderwerpen te bieden, elkaars inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling te ondersteunen en de handel en investeringen tussen de EU en Singapore te versoepelen. Daarenboven geeft deze PSO de EU-Singapore betrekkingen een nieuw en breder samenwerkingskader, dat beter is ingesteld op de huidige mondiale uitdagingen. Zo schept de PSO een EU-kader waarin Nederland de eigen samenwerkingsagenda met Singapore, als democratie die hecht aan een open markteconomie, internationale rechtsorde en effectief multilateralisme, verder vorm kan geven, onder andere op het gebied van landbouw, water en tech. Ook zal met de PSO de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in Singapore en de bredere regio versterkt worden.
De regering ondersteunt derhalve de doelstellingen van de PSO. Deze overeenkomst zal het partnerschap tussen de EU en Singapore versterken en de politieke en sectorale samenwerking intensiveren. De partijen zullen gezamenlijk bijdragen aan de bevordering van gedeelde waarden waarbij de nadruk onder andere ligt op internationale rechtsorde, multilateralisme en vrije handel. Singapore is een belangrijke partner voor de EU in de aanpak van mondiale problemen. De EU en Singapore herbevestigen middels deze PSO hun gezamenlijke inzet op het gebied van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit, waar zowel Nederland als de gehele EU baat bij heeft. Daarnaast kunnen zowel de EU als Singapore ten aanzien van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en best practices uitwisselen op het gebied van onder andere water, landbouw en halfgeleiders. De PSO biedt op die manier een duurzame rechtsgrondslag voor de versterking van de samenwerking tussen de EU en Singapore.
1.4 Aard van de partnerschapsovereenkomst
De overeenkomst behandelt een grote verscheidenheid aan onderwerpen en heeft een gemengd karakter, wat betekent dat zowel de EU als haar lidstaten partij zijn bij de overeenkomst. Zo bevat de PSO bepalingen die tot de parallelle bevoegdheden van de Unie en de lidstaten behoren. Parallelle bevoegdheden kunnen gelijktijdig door de Unie en de lidstaten worden uitgeoefend. Het gaat dan met name om bepalingen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking (artikel 4, vierde lid, VWEU) en bepalingen op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling (artikel 4, derde lid, VWEU).
De overeenkomst bevat ook bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (hierna: «GBVB»). Voor het GBVB geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden (artikel 2, vierde lid, VWEU). Voor zover de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren.
Daarnaast bevat de overeenkomst bepalingen die tot de exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Wanneer sprake is van een exclusieve Uniebevoegdheid, mag alleen de EU optreden. Het gaat in dit geval bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 3, eerste lid, VWEU).
De overeenkomst bevat voorts bepalingen die tot de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van milieu en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (artikel 4, tweede lid, onder e en j, VWEU). Bij deze gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de EU als de lidstaten optreden. Wel geldt dat wanneer de Unie interne EU-wetgeving vaststelt op basis van een gedeelde bevoegdheid, de Unie op grond van artikel 3, tweede lid, VWEU, exclusief bevoegd wordt om internationale overeenkomsten te sluiten op deze terreinen wanneer deze overeenkomsten die interne EU-wetgeving kunnen aantasten of de strekking daarvan kunnen wijzigen. De omvang en de uitoefening van EU-bevoegdheden om extern op te treden is dus geen statisch gegeven, maar van rechtswege voortdurend in ontwikkeling.
Tot slot bevat de overeenkomst ook bepalingen die tot de ondersteunende bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van onderwijs en cultuur (artikel 6, onder c en e, VWEU).
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De PSO bevat 52 artikelen. Hieronder volgt thematisch een toelichting met betrekking tot de betreffende artikelen.
Preambule
De preambule bevat een opsomming van intenties en waarden die voor de partijen bij de overeenkomst belangrijk zijn, en de basis vormen voor nauwere samenwerking. Zo benadrukken partijen in de preambule het belang van de eerbieding van de democratische beginselen en mensenrechten, en streven zij hun samenwerking te verdiepen op uiteenlopende terreinen zoals duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en migratie.
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 en 2)
In deze titel worden de grondslag en de beginselen van de samenwerking (artikel 1) uiteengezet die de partijen onderschrijven en als een «essentieel element» van de PSO beschouwen. Dit zijn de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, duurzame ontwikkeling en goed bestuur. Daarnaast benoemt artikel 2 het doel van de samenwerking, namelijk het versterken van de relaties tussen partijen door middel van een brede dialoog en stimulering van verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang.
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
De partijen verbinden zich er in artikel 3 toe samen te werken en standpunten uit te wisselen binnen de Verenigde Naties en andere internationale en regionale fora, de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN («ARF»), de bijeenkomst Azië-Europa («ASEM») en de Wereldhandelsorganisatie. De partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, wetenschappers, niet-gouvernementele organisaties en de media op gebieden die door deze Overeenkomst worden bestreken.
Partijen spreken bovendien in artikel 4 af op elke sector waarop wordt samengewerkt of dialoog wordt gevoerd dankzij deze PSO, de mogelijkheid te bieden om de daaruit voortvloeiende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader. Hierbij doen partijen hun best om de hierbij komende voordelen voor en de betrokkenheid van de EU en ASEAN-partners te optimaliseren.
Samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, justitie, veiligheid en ontwikkeling (artikelen 5 tot en met 8)
Partijen onderstrepen in de PSO dat terrorisme moet worden bestreden, met volledige inachtneming van de beginselen van het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties (Trb. 1945, 253), de rechtsstaat en het internationaal recht (artikel 5), met inbegrip van de geldende wetgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen en het internationaal humanitair recht. Ook bevestigen zij dat ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan niet ongestraft mogen blijven en moeten worden aangepakt (artikel 6), en dat zij streven naar de bestrijding van de verspreiding massavernietigingswapens (artikel 7). Ook willen partijen samenwerken in het tegengaan van illegale productie en handel van handvuurwapens en lichte wapens en munitie (artikel 8).
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 9 tot en met 16)
Op het gebied van handel en investeringen streven partijen naar een versterking en bevordering van het multilaterale handelsverkeer (artikel 9). Dit uit zich door het voeren van een dialoog op het vlak van handels- en investeringsgerelateerde kwesties waardoor een wederzijdse samenwerking op gang moet komen, onder meer door middel van de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore (PbEU 2019 L 294, blz. 3–755). Ten behoeve van een verbeterde samenwerking op het gebied van handel en investeringen, zijn door partijen in de afspraken gemaakt over het oplossen van de in artikelen 10 tot en met 16 genoemde handelsproblemen, te weten: sanitaire en fytosanitaire vraagstukken (artikel 10), kwesties die verband houden met technische handelsbelemmeringen en dan met name in het kader van de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235) (artikel 11) en de vereenvoudiging van douaneprocedures (artikel 12). Verder stimuleren partijen de totstandkoming van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat (artikel 13) en een doeltreffende vaststelling en toepassing van mededingingsregels (artikel 14). Ook gaan zij een consistente dialoog aan om de handel in diensten tussen beide regio’s en op de markten van derde landen te stimuleren (artikel 15) en wisselen zij informatie en ervaringen uit op het gebied van intellectuele eigendomsrechten (artikel 16).
Intensievere samenwerking op het gebied van handel en investering acht de regering wenselijk vanwege het belang van Singapore als partner voor het bevorderen van internationale handel en het vergroten van de slagkracht van de Wereldhandelsorganisatie.
Samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid (artikelen 17 tot en met 22)
In artikelen 17 tot en met 22 wordt de samenwerking tussen partijen op de thema’s justitie, vrijheid en veiligheid geregeld. Artikel 17 bepaalt dat partijen bijzonder belang hechten aan de bevordering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus. De daaropvolgende bepalingen betreffen de bevordering van samenwerking op deelterreinen zoals de bescherming van persoonsgegevens (artikel 18), migratie (artikel 19), bestrijding van georganiseerde misdaad (artikel 20), bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (artikel 21) en samenwerking op het gebied van de bestrijding van illegale drugs (artikel 22).
In het bijzonder regelt artikel 19, tweede lid, dat de partijen samen zullen werken middels een overlegmechanisme voor dialoog over kwesties in verband met migratie, waaronder legale en illegale migratie, mensensmokkel en -handel en aangelegenheden met betrekking tot internationale bescherming voor wie die nodig heeft.
In artikel 19, vijfde lid, komen partijen overeen dat Singapore, op het verzoek van een EU-lidstaat, haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van een EU-lidstaat, op verzoek van deze lidstaat en zonder verdere formaliteiten, overneemt zodra de nationaliteit is vastgesteld. Daarop wordt elke EU-lidstaat tevens gehouden om, op verzoek van Singapore, haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van de Republiek Singapore op verzoek en zonder verdere formaliteiten over te nemen zodra de nationaliteit is vastgesteld. Artikel 19, zesde lid, bepaalt voorts dat partijen overeenkomen, op verzoek van een van de partijen, onderhandelingen te voeren met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore ter regeling van de overname van onderdanen van de Republiek Singapore en van de lidstaten, onderdanen van andere landen en stateloze personen. Dit zou in dat geval naar alle waarschijnlijkheid dan de vorm aannemen van een EU-overnameovereenkomst, ook bekend als EU Readmission Agreement («EURA»).
Samenwerking in andere sectoren (artikelen 23 tot en met 38)
In artikelen 23 tot en met 38 komen verscheidene deelterreinen aan bod waarop partijen hebben besloten hun samenwerking te intensiveren. Zo specificeert artikel 23 de samenwerkingsvormen die partijen aangaan op het gebied van de bevordering en het beschermen van de mensenrechten door, onder andere, de uitvoering van toepasselijke internationale instrumenten op het gebied van de mensenrechten. Partijen committeren zich niet alleen aan een verbeterde samenwerking op het gebied van mensenrechten, maar ook voor de volgende deelterreinen: financiële diensten (artikel 24), economisch beleid (artikel 25), fiscaal beleid (artikel 26), industriebeleid en MKB (artikel 27), de informatiemaatschappij (artikel 28), de audiovisuele sector en media (artikel 29), wetenschap en technologie (artikel 30) en energie (artikel 31). De wens om meer samen te werken ziet ook toe op deelterreinen als vervoer (artikel 32), onderwijs en cultuur (artikel 33), milieu en natuurlijke hulpbronnen (artikel 34), werkgelegenheid en sociale zaken (artikel 35), gezondheid (artikel 36), statistische samenwerkingsactiviteiten (artikel 37) en het maatschappelijk middenveld (artikel 38).
Vormen van samenwerking (artikelen 39 en 40)
Om de samenwerkingsdoelstellingen van de overeenkomst te bereiken stellen partijen voor zover mogelijk de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar (artikel 39). Hierbij moedigen de partijen tevens de Europese Investeringsbank aan om haar activiteiten in Singapore voort te zetten, overeenkomstig de geldende procedures en financieringscriteria.
Wat betreft ontwikkelingssamenwerking komen partijen in artikel 40 overeen dat zij informatie uit zullen wisselen over hun beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het doel hiervan is om een regelmatige dialoog op te zetten over de doelstellingen van het beleid omtrent ontwikkelingssamenwerking en over de respectieve ontwikkelingsprogramma's ten behoeve van derde landen. Hiernaast komen zij overeen samen te werken aan gezamenlijke acties die gericht zijn op het verlenen van bijstand en de bevordering van menselijk potentieel in de minder ontwikkelde landen in Zuidoost-Azië en daarbuiten.
Institutioneel kader (artikel 41)
Met de komst van de PSO wordt ook een Gemengd Comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen op een passend hoog niveau (artikel 41). Dit comité heeft niet alleen als taak om te zorgen voor een goede werking en uitvoering van de overeenkomst, maar zal ook prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen die uit de PSO voortvloeien en aanbevelingen hieromtrent doen. Het comité bespreekt daarnaast, indien onderling overeengekomen en in voorkomend geval, over de werking en uitvoering van elke specifieke overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 43, derde lid, van de PSO. Ook kan dit Gemend Comité gespecialiseerde subcommissies instellen ter ondersteuning van de uitvoering van haar taken en zal het comité een eigen reglement van orde vaststellen. Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Singapore en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld.
Slotbepalingen (artikelen 42 tot en met 52)
In artikelen 42 tot en met 52 zijn de voor PSO’s gebruikelijke slotbepalingen opgenomen. Het betreft, onder andere, regels omtrent: de regels omtrent aanpassing van de overeenkomst (artikel 42), de verhouding van deze overeenkomst met andere verdragen die de partijen zijn aangegaan (artikel 43), niet-uitvoering van de verplichtingen die uit deze PSO voortvloeien (artikel 44), faciliteiten (artikel 45), het territoriaal toepassingsgebied van de PSO (artikel 46), de definitie van partijen (artikel 47), bekendmaking van informatie (artikel 48) en de inwerkingtreding en duur van de overeenkomst (artikel 49). Ook staan hierin regels vervat omtrent verklaringen en begeleidend schrijven (artikel 50), kennisgevingen door partijen (artikel 51) en de authentieke teksten (artikel 52).
Gezamenlijke verklaringen en begeleidend schrijven
Bij de totstandkoming van het verdrag zijn door partijen twee gezamenlijke verklaringen en een begeleidend schrijven opgesteld en als bijlage bij de overeenkomst gevoegd. Krachtens artikel 50 maken de gezamenlijke verklaringen en het begeleidend schrijven een integrerend deel uit van de PSO. De verklaringen zien toe op artikel 44 (niet-uitvoering van de overeenkomst) en artikel 52 (authentieke tekst). Het begeleidend schrijven gaat ook over artikel 44 van de PSO.
In de verklaring betreffende artikel 44 onderschrijven partijen dat zij «schending van een essentieel element van de overeenkomst», als bedoeld in artikel 44, vierde lid, onderdeel b, betrekking heeft op zeer uitzonderlijke gevallen van systematische, ernstige en wezenlijke niet-nakoming van de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 1, eerste lid, en artikel 7, tweede lid, van de PSO. In het begeleidend schrijven over dit artikel bevestigen partijen dat zij het erover eens zijn dat zij op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, op basis van objectief beschikbare informatie geen kennis hebben gehad van elkaars nationale wetten of hun toepassing, die zou kunnen leiden tot de inroeping van artikel 44 van de PSO.
In de verklaring betreffende artikel 52 geven partijen aan dat, in geval van een geschil dat verband houdt met de interpretatie van de PSO, rekening gehouden dient te worden met het dat de PSO tot stand is gekomen na onderhandelingen in het Engels.
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
4. KONINKRIJKSPOSITIE
De PSO zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. De geografische reikwijdte van de PSO is vastgelegd in artikel 46, dat de reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in deze verdragen neergelegde voorwaarden». Op grond van artikel 52, tweede lid, van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74) en artikel 355, tweede lid, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Besluit (EU) 2018/1047 van de Raad van 16 juli 2018 betreffende de ondertekening namens de Unie van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (PbEU 2018, L 189/2).↩︎