[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8)

Memorie van toelichting

Nummer: 2025D04080, datum: 2025-01-30, bijgewerkt: 2025-02-05 08:34, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36690-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36690 -3 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8).

Onderdeel van zaak 2025Z01783:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 690 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemene inleiding

1.1. De Europese Unie en Maleisië

De diplomatieke samenwerking tussen de Europese Unie (hierna: «de EU» of «de Unie») en Maleisië begon al bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1957 en is in de loop der jaren verder geïntensiveerd met de opening van een EU-delegatie in Kuala Lumpur in 2003. Tot op heden bestaat er een diepgaand samenwerkingsverband met Maleisië, dat onder meer voortvloeit uit het op 24 februari 1976 te Denpasar tot stand gekomen Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië (Trb. 2021, 12), dat op 12 juli 2012 voor de EU in werking is getreden, en op 2 augustus 2022 voor Nederland. Met de komst van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8) (hierna: «de PSO» of «de overeenkomst») zullen de verhoudingen met Maleisië worden geactualiseerd.

1.2. Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst

In 2004 besloot de EU de relatie met de landen van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (hierna: «ASEAN») landen te intensiveren door onderhandelingen over één regionale partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst te starten. In 2007 liepen de onderhandelingen hieromtrent vast, en werd besloten met specifieke individuele landen van de ASEAN-regio aparte akkoorden te sluiten, waaronder Maleisië. Hiervoor had de Raad van de EU reeds in november 2004 een onderhandelingsmandaat verleend aan de Europese Commissie. De onderhandelingen met Maleisië gingen van start in februari 2011, en werden op 12 december 2015 afgerond. De PSO is op 6 april 2016 door partijen geparafeerd.1

Op 5 augustus 2016 legden de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie de voorstellen voor ondertekening en sluiting van de PSO tussen de EU en Maleisië voor aan de Raad in de vorm van een zogeheten EU-only overeenkomst, waarbij alleen de EU en Maleisië partij zouden worden. Alhoewel de Raad kon instemmen met de inhoud, heeft hij uiteindelijk op politiek niveau verzocht om de juridische aard van de overeenkomst te wijzigen naar een gemengde overeenkomst, waarbij zowel de EU als de lidstaten van de EU partij worden.

Het besluit tot ondertekening van deze gemengde overeenkomst is, met als rechtsgrondslag artikelen 209 en 218, vijfde lid, van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: «VWEU»), uiteindelijk op 13 oktober 2022 in de Raad vastgesteld, waarop de PSO op 14 december 2022 door de EU-lidstaten, waaronder Nederland, de EU en Maleisië is ondertekend. Naar de wens van Maleisië is besloten om niet de mogelijkheid tot voorlopige toepassing van het verdrag op te nemen in de verdragstekst.

Maleisië is het vijfde land in de ASEAN-regio waarmee de onderhandelingen over een PSO nu afgerond zijn. Hiervoor werden al 4 soortgelijke overeenkomsten gesloten, te weten: de op 9 november 2009 te Jakarta tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds (Trb. 2010, 82), die voor Nederland en de EU op 1 mei 2014 in werking is getreden; de op 27 juni 2012 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds (Trb. 2012, 149), die voor Nederland en de EU op 1 oktober 2016 in werking is getreden; de op 11 juli 2012 te Phnom-Penh tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds (Trb. 2012, 152), die voor Nederland en de EU op 1 maart 2018 in werking is getreden; en de op 19 oktober 2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds (Trb. 2019, 25), die op 19 oktober 2018 door Nederland en de EU is ondertekend. Parallel aan de onderhandelingen van de PSO met Maleisië is tevens de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (Trb. 2023, 12) onderhandeld.

1.3. Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst

Met het sluiten van deze PSO willen de EU, de EU-lidstaten en Maleisië de samenwerking op uiteenlopende deelterreinen nader intensiveren, zoals ook past binnen de Indo-Pacific Strategie van de EU. Het doel van deze EU-strategie is om samenwerking met partners in Azië te versterken. Niet alleen vanwege de grote economische en handelsbelangen, maar ook vanuit geopolitieke overwegingen is het in Nederlands en Europees belang om intensiever op te trekken met landen uit de ASEAN-regio, waaronder Maleisië. De economische belangen van Nederland in en met Maleisië zijn omvangrijk, met aanzienlijke wederzijdse handels- en investeringsstromen en goede wederzijdse economische betrekkingen. Zo is de EU de op drie na grootste handelspartner van Maleisië en is Maleisië de op twee na grootste handelspartner van de EU binnen de ASEAN-regio. Voor Nederland is Maleisië daarnaast de op één na grootste handelspartner binnen de ASEAN, en behoort Nederland al jaren tot de top vijf investeerders in Maleisië.

Aan de PSO ligt een groot aantal algemene principes ten grondslag, waaronder de eerbiediging van de democratie en mensenrechten. De overeenkomst bevat dan ook een groot aantal bepalingen met (politieke) inspanningsverplichtingen voor de partijen bij het verdrag, die ook in andere, soortgelijke samenwerkingsovereenkomsten van de EU zijn opgenomen. Deze bepalingen zien toe op de bevordering van mensenrechten, het tegengaan van massavernietigingswapens, samenwerking met het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, het tegengaan van lichte wapens, samenwerken op migratie en het bevorderen van goed bestuur. Het doel van deze overeenkomst is voor partijen om een raamwerk voor een politieke dialoog op de diverse deelonderwerpen te bieden, elkaars inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling te ondersteunen en de handel en investeringen tussen de EU en Maleisië te versoepelen. Daarenboven geeft deze PSO de EU-Maleisië betrekkingen een nieuw en breder samenwerkingskader, dat beter is ingesteld op de huidige mondiale uitdagingen. Zo schept de PSO een EU-kader waarin Nederland de eigen samenwerkingsagenda met Maleisië, als goed functionerende democratie die hecht aan een open markteconomie en effectief multilateralisme, verder vorm kan geven, onder andere op het gebied van water, landbouw en cultuur. Ook zal met de PSO de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in de regio versterkt worden.

De regering ondersteunt derhalve de doelstellingen van de PSO. Deze overeenkomst zal het partnerschap tussen de EU en Maleisië versterken en de politieke en sectorale samenwerking intensiveren. De partijen zullen gezamenlijk bijdragen aan de bevordering van gedeelde waarden waarbij de nadruk onder andere ligt op democratie en de internationale rechtsorde. Maleisië is een belangrijke partner voor de EU in de aanpak van mondiale problemen. De EU en Maleisië herbevestigen middels deze PSO hun gezamenlijke inzet op het gebied van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit, waar zowel Nederland als de gehele EU baat bij heeft. Daarnaast kunnen zowel de EU als Maleisië ten aanzien van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en best practices uitwisselen op het gebied van onder andere vervoer, industrie en energie. De PSO biedt op die manier een duurzame rechtsgrondslag voor de versterking van de samenwerking tussen de EU en Maleisië.

1.4. Aard van de partnerschapsovereenkomst

De overeenkomst behandelt een grote verscheidenheid aan onderwerpen en heeft een gemengd karakter, wat betekent dat zowel de EU als haar lidstaten partij worden bij de overeenkomst. Zo bevat de PSO bepalingen die tot de parallelle bevoegdheden van de Unie en de lidstaten behoren. Parallelle bevoegdheden kunnen gelijktijdig door de Unie en de lidstaten worden uitgeoefend. Het gaat dan met name om bepalingen op het terrein van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte (artikel 4, derde lid, VWEU).

De overeenkomst bevat ook bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (hierna: «GBVB»). Voor het GBVB geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden (artikel 2, vierde lid, VWEU). Voor zover de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren.

Daarnaast bevat de overeenkomst bepalingen die tot de exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Wanneer sprake is van een exclusieve Uniebevoegdheid, mag alleen de EU optreden. Het gaat in dit geval bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 3, eerste lid, VWEU).

De overeenkomst bevat voorts bepalingen die tot de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van milieu en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (artikel 4, tweede lid, onder e en j, VWEU). Bij deze gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de EU als de lidstaten optreden. Wel geldt dat wanneer de Unie interne EU-wetgeving vaststelt op basis van een gedeelde bevoegdheid, de Unie op grond van artikel 3, tweede lid, VWEU, exclusief bevoegd wordt om internationale overeenkomsten te sluiten op deze terreinen wanneer deze overeenkomsten die interne EU-wetgeving kunnen aantasten of de strekking daarvan kunnen wijzigen. De omvang en de uitoefening van EU-bevoegdheden om extern op te treden is dus geen statisch gegeven, maar van rechtswege voortdurend in ontwikkeling.

Tot slot bevat de overeenkomst ook bepalingen die tot de ondersteunende bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van onderwijs en cultuur (artikel 6, onder c en e, VWEU).

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

De PSO bevat 60 artikelen. Hieronder volgt thematisch een toelichting met betrekking tot de betreffende artikelen.

Preambule

De preambule bevat een opsomming van intenties en waarden die voor de partijen bij de overeenkomst belangrijk zijn, en de basis vormen voor nauwere samenwerking. Zo benadrukken partijen in de preambule het belang van de eerbieding van de democratische beginselen en mensenrechten, en streven zij ernaar om hun samenwerking te verdiepen op uiteenlopende terreinen zoals duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en migratie.

Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)

In deze titel worden de grondslag en de beginselen van de samenwerking (artikel 1) uiteengezet die de partijen onderschrijven en als een «essentieel element» van de PSO beschouwen. Dit zijn de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, duurzame ontwikkeling en goed bestuur. Daarnaast benoemt artikel 2 de doelstellingen van de overeenkomst, namelijk het tot stand brengen van een versterkt partnerschap tussen de partijen en nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waarin de gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld.

Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)

De partijen verbinden zich er in artikel 3 toe samen te werken en standpunten uit te wisselen binnen de Verenigde Naties en andere internationale en regionale fora, als de Internationale Arbeidsorganisatie («IAO»), de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN («ARF»), de bijeenkomst Azië-Europa («ASEM») en de Wereldhandelsorganisatie. De partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, wetenschappers, niet-gouvernementele organisaties en de media op gebieden die door deze overeenkomst worden bestreken.

Partijen spreken bovendien in artikel 4 af op elke sector waarop wordt samengewerkt of dialoog wordt gevoerd dankzij deze PSO, de mogelijkheid te bieden om de daaruit voortvloeiende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader. Hierbij doen partijen hun best om het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten.

Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot en met 9)

Partijen onderstrepen in de PSO dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden, met volledige inachtneming van de beginselen van het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties (Trb. 1945, 253), de rechtsstaat en het internationaal recht (artikel 5). Ook bevestigen zij dat ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan niet ongestraft mogen blijven en moeten worden aangepakt (artikel 6), en dat zij streven naar versterking van internationale regelingen inzake massavernietigingswapens (artikel 7). Ook willen partijen samenwerken in het tegengaan van illegale productie, handel en overdracht van conventionele- en handvuurwapens (artikel 8) en betrachten zij gematigdheid in hun dialogen over vraagstukken van gemeenschappelijk belang (artikel 9).

Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)

Op het gebied van handel en investeringen voeren partijen een dialoog over handels- en investeringsgerelateerde aangelegenheden met het oog op de versterking en de bevordering van het multilaterale handelssysteem en hun bilaterale handelsbetrekkingen (artikel 10). Dit uit zich door het voeren van een dialoog over bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde vraagstukken en het gezamenlijke streven naar een vrijhandelsovereenkomst.

Ten behoeve van een intensievere samenwerking op het gebied van handel en investeringen, zijn door partijen in de afspraken gemaakt over het oplossen van de, onder meer, in artikelen 11 tot en met 17 genoemde handelsproblemen, te weten: sanitaire en fytosanitaire vraagstukken (artikel 11), technische handelsbelemmeringen in het kader van de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235) (artikel 12) en problematiek betreffende douaneprocedures (artikel 13). Verder sporen de partijen aan tot een grotere investeringsstroom (artikel 14) en bevorderen partijen de doeltreffende toepassing van mededingingsregels (artikel 15). Verder voeren partijen een consistente dialoog om de handel in diensten tussen de partijen en in de markten van derde landen te stimuleren (artikel 16). Tot slot wisselen partijen tevens informatie en ervaringen, ook bekend als best practices, uit op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten (artikel 17).

Intensievere samenwerking inzake handel en investeringen is volgens partijen wenselijk vanwege het belang van Maleisië als partner voor het bevorderen van internationale handel en het vergroten van de slagkracht van de Wereldhandelsorganisatie.

Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)

In artikelen 18 tot en met 24 wordt de samenwerking tussen partijen op het thema justitie en veiligheid geregeld. Artikel 18 bepaalt dat partijen bijzonder belang hechten aan de versterking van de rechtsstaat en dat zij samenwerken aan de versterking van alle relevante instellingen, inclusief het justitiële apparaat. De daaropvolgende bepalingen betreffen de bevordering van samenwerking tussen partijen op de volgende deelterreinen: de bescherming van persoonsgegevens (artikel 19), migratie (artikel 20), consulaire bescherming (artikel 21), illegale drugs (artikel 22), georganiseerde misdaad en corruptie (artikel 23) en het witwassen van geld en terrorismefinanciering (artikel 24).

In het bijzonder regelt artikel 20, tweede lid, dat de samenwerking tussen partijen wordt gebaseerd op de behoeften en plaatsvindt via een overleg, dat gericht is op, onder meer, de hoofdoorzaken van migratie, de humane en waardige terugkeer van irregulier verblijvende personen en kwesties van wederzijds belang op het gebied van grensbeheer.

Krachtens artikel 20, derde lid, van de PSO neemt Maleisië, op het verzoek van een EU-lidstaat en zodra de nationaliteit is vastgesteld, EU-onderdanen over die irregulier op hun grondgebied verblijven, met inachtneming van de voorwaarden uit het vierde lid van dat artikel. In het vierde lid spreken partijen onder meer af dat zij hun onderdanen onverwijld de nodige reisdocumenten verstrekken. Daarop wordt de EU-lidstaten gehouden om, onder die voorwaarden, hetzelfde te doen voor de op hun grondgebied irreguliere verblijvende onderdanen van Maleisië. Artikel 20, vijfde lid, regelt verder dat partijen, indien dit noodzakelijk geacht wordt, een overeenkomst tussen de EU en Maleisië kunnen onderhandelen met daarin specifieke overnameverplichtingen. Hiertoe zou dan ook een verplichting behoren die strekt tot de overname van personen die geen eigen onderdanen zijn, maar die over een geldige verblijfsvergunning beschikken die is afgegeven door een van de partijen of die het grondgebied van een partij rechtstreeks vanuit het grondgebied van een van de andere partijen zijn binnengekomen. Een dergelijke EU-overnameovereenkomst staat ook wel bekend als een EU Readmission Agreement («EURA»).

Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie (artikelen 25 tot en met 46)

In artikelen 25 tot en met 33 komen verscheidene deelterreinen aan bod waarop partijen hebben besloten hun samenwerking te intensiveren. Zo specificeert artikel 25 de samenwerkingsvormen die partijen aangaan op het gebied van de bevordering en het beschermen van de mensenrechten door middel van, onder meer, een mensenrechtendialoog, onderwijs inzake mensenrechten en samenwerking met de relevante VN-organen op het gebied van de mensenrechten. Partijen committeren zich niet alleen aan een nauwere samenwerking op het gebied van mensenrechten, maar ook aan een hechtere samenwerking op de volgende deelterreinen: financiële diensten (artikel 26), economisch beleid (artikel 27), goed bestuur op het gebied van belastingen (artikel 28), industriebeleid en MKB (artikel 29), toerisme (artikel 30), de informatiemaatschappij (artikel 31), cyberveiligheid (artikel 32) en de audiovisuele sector en media (artikel 33).

Daaropvolgend spreken partijen in artikelen 34 tot en met 46 af samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang en voordeel te stimuleren, te ontwikkelen en te faciliteren. Hierbij wordt gedacht aan betere samenwerking door middel van informatie-uitwisseling, het bevorderen van strategische onderzoekspartnerschappen en de bevordering van opleiding en uitwisseling van onderzoekers (artikel 34). De deelgebieden waar deze versterkte samenwerking voor wordt voorzien betreft onder meer: groene technologieën (artikel 35), energie (artikel 36), vervoer (artikel 37), onderwijs en cultuur (artikel 38), milieu en natuurlijke hulpbronnen (artikel 39), landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling (artikel 40), volksgezondheid (artikel 41), werkgelegenheid en sociale zaken (artikel 42), statistiek (artikel 43), het maatschappelijk middenveld (artikel 44), openbaar bestuur (artikel 45) en rampenbeheer (artikel 46).

Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)

Om de samenwerkingsdoelstellingen van de overeenkomst te bereiken maken partijen, voor zover mogelijk, de passende middelen vrij, waaronder financiële middelen (artikel 47). Eventuele financiële steun van de EU uit hoofde van de PSO wordt door de partijen uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer (artikel 48). Daarnaast worden de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen uit hoofde van de PSO beschermd en gehandhaafd volgens de respectieve wet- en regelgeving van elke partij en volgens eventuele internationale verdragen waarbij zij partij zijn (artikel 49).

Institutioneel kader (artikel 50)

Met de komst van de PSO wordt ook een gemengd comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen op een passend hoog niveau (artikel 50). Dit gemengd comité heeft niet alleen als taak om te zorgen voor een goede werking en uitvoering van de overeenkomst, maar zal ook prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen die uit de PSO voortvloeien en aanbevelingen hieromtrent doen. Bij eventuele geschillen rondom de interpretatie, uitvoering of toepassing van de PSO overeenkomstig artikel 53 zal dit comité tevens als taak hebben om onderzoek en overleg te plegen en om tot een minnelijke oplossing te komen die voor partijen aanvaardbaar is. Daarnaast kan dit comité gespecialiseerde werkgroepen instellen ter ondersteuning van de uitvoering van zijn taken en stelt het comité zijn eigen reglement van orde vaststellen. Het gemengd comité komt in beginsel ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Maleisië en in Brussel, waarbij de datum in onderling overleg wordt vastgesteld.

Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)

In artikelen 51 tot en met 60 zijn de voor PSO’s gebruikelijke slotbepalingen opgenomen. Het betreft, onder andere, regels omtrent: de openbaarmaking van informatie (artikel 51), de verhouding van deze overeenkomst met andere verdragen die de partijen zijn aangegaan (artikel 52), nakoming van de verplichtingen die uit deze PSO voortvloeien (artikel 53), de facilitering van de samenwerking uit de PSO (artikel 54), het territoriaal toepassingsgebied van de PSO (artikel 55) en de definitie van de partijen (artikel 56). Ook staan in dit hoofdstuk regels vervat omtrent de eventuele toekomstige ontwikkelingen en wijzigingen van het verdrag (artikel 57), de inwerkingtreding en duur van de overeenkomst (artikel 58), kennisgevingen (artikel 59) en de authentieke tekst (artikel 60).

3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN

Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.

4. KONINKRIJKSPOSITIE

De PSO zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. De geografische reikwijdte van de PSO is vastgelegd in artikel 55, dat de reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «de grondgebieden waar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden toegepast» en «onder de in die verdragen gestelde voorwaarden.». Op grond van artikel 52, tweede lid, van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74) en artikel 355, tweede lid, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp


  1. Besluit (EU) 2022/1987 van de Raad van 13 oktober 2022 betreffende de ondertekening namens de Unie van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (PbEU 2022, L 273/1).↩︎