Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2025D04271, datum: 2025-02-03, bijgewerkt: 2025-02-05 15:22, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Preview document (š origineel)
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake de verlenging van de categorie-2-status onder auspiciƫn van UNESCO van het IHE Delft Institute for Water Education in Nederland; Parijs, 25 juli 2024 (Trb. 2024, 96 en 143)
TOELICHTENDE NOTA
Algemeen
Het IHE Delft Institute for Water Education (hierna: IHE Delft of het instituut) is een kennis- en opleidingsinstituut voor water dat is verbonden aan de waterprogrammaās van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO). Het instituut biedt internationale masteropleidingen en ā in samenwerking met Nederlandse universiteiten ā doctoraten aan en doet onderzoek op het gebied van water en hiermee verbonden vakgebieden. Daarnaast richt het instituut zich op capaciteitsopbouw en institutionele versterking van maatschappelijke organisaties, de private sector en overheden in ontwikkelingslanden en landen in transitie. Dit doet het instituut door kennisoverdracht en door het uitvoeren van specifieke projecten in de genoemde gebieden.
Het instituut is opgericht in 1957 met een internationale opleiding in hydraulic engineering. Sindsdien heeft het instituut een internationale reputatie opgebouwd op het gebied van onderwijs en onderzoek naar water en watergerelateerde vraagstukken. De verbinding met UNESCO is in november 2001 vastgesteld tijdens de 31e Algemene Conferentie van UNESCO. De Algemene Conferentie heeft er toen mee ingestemd om IHE Delft institutioneel deel uit te laten maken van UNESCO door middel van het verlenen van een categorie-1-status.
Na overleg tussen UNESCO en Nederland is volgend op een evaluatie, in gezamenlijkheid besloten om het instituut onder auspiciĆ«n te brengen van UNESCO als instituut met een categorie-2-status. Dit is vastgelegd in het op 15 december 2017 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake het IHE Delft Institute for Water Education in Nederland als een instituut onder auspiciĆ«n van UNESCO (categorie 2) (Trb. 2018, 9 en Trb. 2018, 46) (hierna: het verdrag van 2017), dat op 26 juli 2018 in werking is getreden. Hierin is onder meer bepaald dat IHE Delft gebruik mocht blijven maken van de naam, het logo en de netwerken van UNESCO. Ook behield IHE Delft het recht om het logo van UNESCO te vermelden op de door het instituut afgegeven diplomaās. Dit was van belang omdat in de praktijk gebleken was dat de verbinding van het instituut aan UNESCO met zich meebrengt dat (internationale) partners eerder een samenwerking overwegen. Middels het verdrag van 2017 heeft UNESCO de categorie-2-status verleend aan IHE Delft voor een periode van zes jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dat verdrag. Dit betekent dat de looptijd eindigt op 25 juli 2024.
Voor het verlengen van de status van IHE Delft als categorie-2 instituut na 25 juli 2024, is een positieve evaluatie door UNESCO noodzakelijk. Deze positieve evaluatie is recent afgerond en daarmee komt IHE Delft in aanmerking voor verlenging van de categorie-2-status. Hiervoor moet het onderhavige verdrag (hierna: het Verdrag) worden gesloten tussen het Koninkrijk en UNESCO.
Sinds 2013 hanteert UNESCO, op verzoek van de lidstaten, een standaardmodel voor afspraken met betrekking tot nieuwe categorie-2-instituten, om meer eenheid in de aansturing van deze centra te brengen. De bepalingen in het Verdrag zijn in lijn met dit standaardmodel. Het Verdrag regelt de rechten en plichten ten aanzien van IHE Delft, vastgelegd tussen Nederland en UNESCO.
Een ieder verbindende bepalingen
Het Verdrag bevat naar de mening van de regering geen eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet die aan rechtssubjecten rechten toekennen of plichten opleggen, aangezien het afspraken over samenwerking tussen UNESCO en Nederland betreft.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 omschrijft drie begrippen die in het Verdrag worden gebruikt. Met het instituut wordt stichting IHE Delft bedoeld. Het instituut is een categorie-2-instituut.
In artikel 2 wordt verwezen naar maatregelen die nodig zijn voor het voortzetten van de categorie-2-status van het instituut. Daaronder worden in ieder geval de door de regering te nemen maatregelen verstaan, die het instituut in staat stellen om de activiteiten uit te voeren waarmee de doelen van het instituut kunnen worden bereikt.
Artikel 3 omschrijft het doel van het Verdrag. Dit betreft de omschrijving van de voorwaarden voor de samenwerking tussen Nederland en UNESCO, alsmede de rechten en plichten van de verdragspartijen.
In artikel 4 wordt de juridische status van IHE Delft benoemd. Het instituut functioneert onafhankelijk van UNESCO en opereert onder Nederlands recht als een onafhankelijke stichting. De Nederlandse regering garandeert dat het instituut de benodigde functionele autonomie heeft voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden en beschikt over de rechtsbevoegdheid om onder andere contracten te sluiten.
In artikel 5 wordt een aantal punten met betrekking tot de inhoud van de statuten van het instituut genoemd. Zo bevatten de statuten bepalingen inzake de bevoegdheid om handelingen te verrichten die nodig voor zijn het functioneren van de stichting, zoals het ontvangen van gelden, het ontvangen van betalingen voor geleverde diensten en het verkrijgen van alle voor het functioneren noodzakelijke middelen. Het instituut heeft een Raad van Commissarissen waarin UNESCO vertegenwoordigd is.
Volgens artikel 6 is de missie van IHE Delft het vergroten van de kennis en expertise op het terrein van water, met name gericht op ontwikkelingslanden en landen in transitie, door middel van het aanbieden van onderwijs en training. Hiertoe biedt het instituut in Nederland geaccrediteerd hoger onderwijs aan in de vorm van masteropleidingen en ā in samenwerking met Nederlandse universiteiten ā doctoraten en wordt er wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Het instituut heeft overigens geen winstoogmerk.
Op grond van artikel 7 functioneert het instituut onder toezicht van een Raad van Commissarissen. De leden van de Raad van Commissarissen worden benoemd voor een periode van maximaal drie jaar. In het eerste lid wordt de samenstelling van de Raad van Commissarissen omschreven. De Raad van Commissarissen bestaat onder andere uit een door de Nederlandse overheid aangewezen vertegenwoordiger. Hiertoe doet IHE Delft een voorstel dat voor akkoord wordt voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Naast de afgevaardigde van UNESCO, kunnen maximaal twee vertegenwoordigers van lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO deel uitmaken van de Raad van Commissarissen. Het tweede lid stelt de taken van de Raad van Commissarissen vast. De Raad van Commissarissen geeft onder andere goedkeuring op strategische programmaās, het jaarlijkse werkplan en het personeelsplan. Ingevolge het derde lid komt de Raad van Commissarissen tenminste eenmaal per jaar bijeen. De Raad van Commissarissen kan bijeenkomen voor een buitengewone vergadering op verzoek van de voorzitter, of de Directeur-Generaal van UNESCO. Volgens het vierde lid stelt de Raad van Commissarissen een eigen reglement van orde vast.
Artikel 8 gaat in op de Nederlandse bijdrage. Bepaald is dat de regering een jaarlijkse basisfinanciering ter beschikking stelt aan het instituut vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen worden beschikbaar gesteld voor het verzorgen van onderwijs en onderzoek en de instandhouding van het instituut. Daarnaast kan het instituut participeren in specifieke financieringsprogrammaās van de Nederlandse overheid, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van projecten in ontwikkelingslanden en landen in transitie.
De bijdrage van UNESCO kan volgens artikel 9 onder andere bestaan uit het verlenen van
technische assistentie, bijvoorbeeld door het uitlenen van experts voor programma-activiteiten van
het instituut passend bij de gezamenlijke doelen van UNESCO en IHE Delft, het uitwisselen van personeel of door een tijdelijke detachering van UNESCO-personeel bij IHE Delft.
Ingevolge artikel 10 stimuleert het instituut deelname van de lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO aan de activiteiten van het instituut.
Artikel 11 bepaalt dat het instituut onafhankelijk opereert van UNESCO. UNESCO is juridisch niet aansprakelijk voor het handelen van het instituut.
Op grond van artikel 12 heeft UNESCO het recht om een evaluatie van de activiteiten van het instituut uit te voeren. Op grond van de uitkomst van de evaluatie, kunnen zowel UNESCO als Nederland verzoeken het Verdrag te wijzigen of zelfs het Verdrag opzeggen, met als gevolg de opheffing van de door UNESCO verleende status aan het instituut.
In artikel 13 is vastgelegd dat IHE Delft gebruik kan maken van de naam, het logo en de netwerken van UNESCO. Het logo van UNESCO mag tevens worden vermeld op de door het instituut uitgegeven diplomaās.
In artikel 14 is vastgelegd dat het Verdrag voor wat het Koninkrijk betreft alleen zal gelden voor het Europese deel van het Nederland.
Artikel 15 regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Er is daarnaast voorzien in voorlopige toepassing, voor het geval dat dit verdrag nog niet in werking is getreden voor het buiten werking treden van het verdrag van 2017. Dat verdrag treedt buiten werking op 26 juli 2024.
Artikel 16 bepaalt dat de gelding van het Verdrag zal aflopen acht jaar na inwerkingtreding van het Verdrag. Hierna kan het Verdrag worden verlengd, mits de status van het instituut is herbevestigd door de Uitvoerende Raad van UNESCO.
In artikel 17 is beschreven dat het Verdrag te allen tijde door een van de verdragspartijen kan worden opgezegd, waarop het Verdrag dertig dagen na de opzegging buiten werking treedt. In een voorkomend geval worden de afspraken tussen UNESCO en IHE Delft (opgenomen in het Memorandum of Understanding) dan eveneens beƫindigd.
In artikel 18 is geregeld dat het Verdrag gewijzigd kan worden indien de partijen dat overeenkomen.
Artikel 19 behandelt de geschillenbeslechting. Geschillen worden beslecht door middel van onderhandeling of een andere door de verdragspartijen geschikt bevonden methode.
Artikel 20 regelt ten slotte dat UNESCO via het Verdrag geen afstand doet van bestaande privileges en immuniteiten van UNESCO.
Koninkrijkspositie
Ingevolge artikel 14 zal het Verdrag, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het
Europese deel van Nederland gelden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Buitenlandse Zaken,